de Krimp DELER September 2013 Nummer 1
Digitale informatiekrant provincie Zuid-Holland Reacties? stuur naar:
[email protected]
Is krimp wel zo erg? De bevolking krimpt in diverse regio’s in Zuid-Holland. De opgeleide jeugd vertrekt en de grijsaards blijven achter, zoals eerder in Groningen en Limburg. De cijfers zeggen het. Maar betekent dit een rol voor de overheid? Experts gaven hun mening op verzoek van de provincie ZuidHolland tijdens een Expertmeeting op donderdag 11 juli in Spijkenisse. Het zijn zes mooie gebieden: de Rijnstreek, de Krimpenerwaard, de AlblasserwaardVijfheerenlanden, Goeree-Overflakkee, VoornePutten en de Hoeksche Waard. Ze verschillen, maar hebben ook overeenkomsten. De babyboomers van net na de Tweede Wereldoorlog woonden er of kwamen in de jaren ’70 in de gebieden wonen op zoek naar goede en betaalbare woonruimte. Die generatie, die ook nog wel even een afstand naar het werk wilde overbruggen, is met pensioen. Hun kinderen en kleinkinderen zoeken hun heil na de opleiding veelal in de grote stad. Daar is het werk en wonen dicht bij het werk, is gemakkelijker. ‘Maar is krimp wel zo erg?’ vroegen de experts zich in Spijkenisse af. Nieuwe omstandigheden kunnen ook leiden tot nieuwe initiatieven. Zo zal elk dorp straks niet meer alle voor-
zieningen hebben. Deze zullen op een centraal punt in een regio bijeenkomen en elkaars positie versterken, is de verwachting. Kleine gemeenschappen met een sterke eigen cultuur zullen zich ook langer staande houden. Bedrijven en mensen helpen elkaar en zijn ook sterker in staat om zich aan de veranderingen aan te passen. De overheid moet terug naar de basis. De overheid moet in dat proces vooral faciliteren en niet zelf willen sturen, zeker niet tegen de markt in. ‘De overheid stribbelt mee’, zei oudminister Winsemius ooit. Provincie en gemeenten moeten zich wel realiseren wat krimp doet met de sociale component van de samenleving. Dat betekent dat alle partijen in een gebied, zoals bijvoorbeeld gemeenten, verenigingen en onderwijs, met elkaar moeten worden verbonden om nu al
met oplossingen bezig te zijn. En wellicht ligt er ook nog een taak voor de grote steden. In de jaren zeventig en tachtig ‘verdreven’ zij de babyboomers naar de groeigemeenten om zelf de oude stad te kunnen opknappen. Misschien moeten die steden nu wel nadenken of zij een rol kunnen spelen in de anticipeergebieden. Vinex-wijken vullen zich niet meer ‘vanzelf’. Mensen bepalen steeds meer zelf waren ze willen wonen en werken. Nieuwe initiatieven Studenten van de Hogeschool Rotterdam en de Erasmus Universiteit geloven ook in nieuwe initiatieven. Zij zien kansen als gebieden zich onderscheiden door zich te specialiseren, gebiedsspecifiek en onderscheidend. Kansen zijn er zeker waar ook nog eens opleidingen en werk bij elkaar worden gevoegd. De basis kan zeker worden gelegd via crowdsourcing. Op die manier weten regio’s sneller wat de inwoners verwachten of wensen. Zijn jongeren naar elders vertrokken voor een opleiding, dan hoeven ze nog niet als verloren worden beschouwd. Gebieden zouden hun voormalige inwoners kunnen blijven volgen, bijvoorbeeld via sociale media. Door informatie met elkaar te delen, is het niet uitgesloten dat beide partijen elkaar uiteindelijk weer vinden, kortom binden van jonge mensen.
Feiten en Trends over anticipeergebieden Joop Buunk, onderzoeker en adviseur op het gebied van regionaal economisch beleid, deed een verkenning naar de zes gebieden. Hij maakte een analyse van het recente verleden en de huidige stand van zaken en gaf een prognose voor 2030. Bevolking
Oppervlakte De oppervlakte van de Rijnstreek, de Krimpenerwaard, de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Goeree-Overflakkee, VoornePutten en de Hoeksche Waard tezamen beslaat de helft van Zuid-Holland. Het zijn sterk agrarische gebieden waar 17% van de provinciebevolking woont. Maar ook gebieden met in verhouding tot het aandeel in de Zuid-Hollandse werkgelegenheid van 13%, opvallend veel bedrijventerreinen; namelijk 24% van het totaal in Zuid-Holland. Op deze bedrijventerreinen treffen we bedrijvigheid aan die veel ruimte per arbeidsplaats vergt.
De bevolking krimpt op VoornePutten (7%) en in de Hoeksche Waard (5%) het hardst. Die daling is ten opzichte van de groei in heel Zuid-Holland (8%) opvallend. Ook neemt de vergrijzing in die gebieden hard toe: met 70% op Voorne-Putten, in de Hoeksche Waard en in de Rijnstreek. Het meest opvallend is de sterke daling van de 20- tot 65-jarigen (de zogenaamde potentiële beroepsbevolking) van 10% in Goeree-Overflakkee tot ca. 20% in de Hoeksche Waard en VoornePutten in de periode 2010 tot 2030. Dit wordt voor een groot deel veroorzaakt door suburbanisatie uit het verleden, waardoor de baby-boomers sterk zijn oververtegenwoordigd. Vertrek van jongeren voor studie en werk speelt echter ook een rol. Deze generatie gaat de komende jaren massaal met pensioen. Ter vergelijking: in Zuid-Holland blijft de omvang van de
potentiële beroepsbevolking ongeveer constant.
Economie De anticipeergebieden hebben in kwantitatieve zin, voldoende werk voor driekwart van de beroepsbevolking. In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is de werkgelegenheidssituatie het gunstigst, afgezien van kwalitatieve aspecten is er voldoende werk voor iedereen. VoornePutten heeft de minste werkgelegenheid en wel voor slechts ruim de helft van de beroepsbevolking. Tussen landelijk en stedelijk ZuidHolland zijn grote pendelstromen. Tegenover 80.000 personen die uit de landelijke regio’s gaan werken in de stedelijke regio’s staan 45.000 personen die uit de stedelijke regio’s in de landelijke regio’s gaan werken. De werkgelegenheidsgroei in de anticipeergebieden liep de afgelopen 25 jaar in de pas met het Zuid-Hollands gemiddelde; tot ca.
1994 was deze zelfs groter. De groeiverschillen tussen de anticipeerregio’s onderling zijn echter heel groot. In Voorne-Putten en de Rijnstreek was deze groei met 50% in 25 jaar het grootst. In de regio’s Goeree-Overflakkee, de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Hoeksche Waard was deze met een groei van 20% het laagst. In heel Zuid-Holland was deze groei 30%. Handel, zakelijke dienstverlening en gezondheidszorg zijn de groeisectoren. De fysieke economie (landbouw, industrie, bouw, handel en transport) is over het algemeen oververtegenwoordigd in de anticipeergebieden; dit hangt direct samen met het grote aantal bedrijventerreinen in deze gebieden. De overige sectoren zijn gelijk of ondervertegenwoordigd. Alleen de gezondheidszorg en de horeca zijn opvallend groot in Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten.
Voor een inzicht in de rapportage van J. Buunk: klik hier
Beleid helpt niet: overheid faciliteer Overheden moet vooral niet de regie nemen als krimp zich in een gebied manifesteert. Op krimp staat geen beleid. Nieuwe situaties, zorgen voor nieuwe initiatieven. In dat proces moeten provincie en gemeenten zich niet bemoeien, maar vooral faciliteren. ‘De overheid moet vooral niets doen. Maak van de nood een deugd en ga vooral niet tegen de markt in!’ Duidelijker kon Walter Manshanden (TNO) het niet zeggen. Als expert stond hij tijdens de bijeenkomst in Spijkenisse niet alleen. Ook Fons Ripken (BRO) verwacht dat krimp juist iets doet met ondernemerschap, zoals ook Walter van Harmelen (ministerie van economische zaken, dienst landelijke gebieden) dat onderstreepte. Zijn collega Evert Kloosterboer verwacht dat bij uitdagingen, nieuwe krachten boven komen. ‘En die initiatieven moeten worden gefaciliteerd.’ Coördinatie Maar bij al die nieuwe initiatieven heeft de overheid wel een coördinerende rol, is de mening van de Nico van Buren (Kennisalliantie). ‘Anders wordt bijvoorbeeld een mooie strook langs een rivier volgebouwd met bejaardenflats, omdat op die plek even geen ruimte is voor initiatieven vanuit het bedrijfsleven. }
Maar die kunnen er wel weer komen.’ Belangrijk bij dit punt is dat gemeenten ook over de eigen grenzen durven te denken. Gezamenlijke coördinatie van private en publieke sectoren bij plannen voor een anticipeergebied is een must. Cultuur Gemeenschappen met een sterke interne band kunnen zich ook wapenen tegen krimp. Manshanden (TNO): ‘Een sterke sociaal culturele achtergrond legt een vloer in krimp. Het draagt niet alleen bij aan de diversiteit in een regio. Men is ook in staat om met elkaar zich aan de omstandigheden aan te passen. In Genemuiden draait alles niet meer om vis of riet, maar tegenwoordig om tapijt.’
Problemen Roxana Chandali (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) denkt dat mensen vanzelf in beweging komen als de overheid niets doet. ‘En dan zijn er mensen die in de problemen komen, omdat ze niet kunnen aanhaken. Daar moet oog voor zijn.’ Renate Beausoleil (provincie Zuid-Holland) onderstreepte dat: ‘Verschraling van voorzieningen betekent sociale isolatie voor niet-mobiele mensen.’ Ewoud Smit (demograaf bij provincie ZuidHolland) zegt dan ook dat krimp als feit moet worden geaccepteerd. ‘Het zal het aantal inwoners niet anders maken. Het is belangrijk om de gevolgen te verzachten en voorzieningen te concentreren.’
Sterke gemeenschappen kunnen zich ook weer neerzetten in een vorm van branding. Volgens Van Buren (Kennisalliantie) is dat ook goed voor een gevoel van trots.
Van Harmelen (EZ) sluit nuchter af: ‘De verantwoordelijkheid van de zorg is van de familie naar de staat gegaan en nu keert ze weer terug bij de familie.’
Kan je met economische impulsen het demografisch tij keren?
‘Richt je op wat je wel hebt’ De bevolking krimpt, de werkgelegenheid daalt. Dat is het toekomstperspectief voor de anticipeerregio’s in Zuid-Holland. Experts staan voor de vraag welke handelingen de regio’s kunnen ondernemen om er iets aan te doen. Algemeen is de conclusie dat de krimp een onomkeerbaar begrip is, maar dat je er wel het beste van kan maken. “Probeer niet de concurrentie met de grote steden aan te gaan”, is het pleidooi van Piet Jansen van de gemeente Amsterdam. “Maar richt je op economische activiteiten die toch wel komen. Bijvoorbeeld thuiswerken en zorg voor ouderen zijn economische omstandigheden die toch op je afkomen. Let wel, er zijn miljoenen mensen die niet in de stad willen wonen.” Wethouder Jacob Bruintjes van de kleine Drentse gemeente Borger-Odoorn kan zich daarbij aansluiten. “Wij zijn trots op onze rust en kwaliteit van wonen en richten ons daar ook op. Wij gaan als gemeente met 5.000 inwoners dan ook geen theater bouwen.” Femke Verwest van het planbureau voor de leefomgeving vindt eveneens dat gemeenten
zich moeten richten op hun eigen inwoners en bedrijven en niet moeten proberen bedrijven van buiten aan te trekken. “Bedrijven verplaatsen zich gering. Het is dus niet zinvol om je te richten op het aantrekken van buiten. Faciliteer liever wat je hebt.” Samenwerken Kenmerk van de gemeenten in de anticipeerregio’s is dat ze veel oppervlakte aan bedrijfsterrein hebben en dat daar in verhouding met de steden weinig arbeidsplaatsen zijn. “We moeten af van het oude groeidenken”, stelt Evert Jan de Kort van STEC. “Er moeten andere vormen van bedrijvigheid komen. Je kan niet tien locaties in de lucht houden, maar je moet keuzes maken.” Piet Jansen ziet inderdaad dat
gemeenten nu nog te veel met elkaar de concurrentie aangaan op het gebied van bedrijventerreinen, terwijl ze beter kunnen samenwerken.” Hoewel de ene expert somber is, ziet de ander toch lichtpuntjes. Frits Oevering, economisch onderzoeker voor de Rabobank, schetst dat de basis voor de stedelijke ontwikkeling in deze gebieden weg is. “Een container lost zichzelf en de landbouw wordt met een computer bedreven. Die dynamiek is hier niet meer aanwezig. Die vindt ergens ander plaats. Daar trek je geen mensen meer mee aan.” Anderen zijn minder somber en spreken over een tijdelijke dip die zijn eigen dynamische processen wel weer oproept.
Intermezzo Jacob Bruintjes:
‘Krimp is een ontwikkeling en maak geen generiek beleid!’ Als wethouder van de kleine Drentse gemeente Borger-Odoorn is Jacob Bruintjes wel bekend met het onderwerp krimp. Sterker nog, toen hij wethouder werd kreeg hij het beleidsterrein Krimp in zijn portefeuille. Inmiddels is dat omgezet naar demografische ontwikkeling. “Logisch, want krimp is een ontwikkeling.” Op zijn eigen luchtige wijze hield Bruintjes een presentatie over zijn ervaringen met krimp. “Je moet je niet druk maken over de daling, het gaat om de verandering die je doormaakt.” “Eerst zie je dat er een verschuiving is van minder jongeren naar meer ouderen. Dit betekent in onze gemeente de sluiting van scholen die we vroeger hebben gebouwd. Bij de sluiting van de vijfde school zit de publieke tribune bij de vergadering lang zo vol niet meer met tegenstanders, omdat de mensen zien dat die voorzieningen niet behouden kunnen blijven. Die ontwikkeling gaat zich ook doorzetten met betrekking tot ouderen. We hebben nu veel ouderen en zorgen dat de zorgvoorziening op de rit staat. Maar ouderen overlijden en dan zijn er minder voorzieningen nodig.” Zijn tip is om op tijd met de samenleving in gesprek te gaan. Leg uit waarom er een herschikking van de voorzieningen nodig is.
Zoek de samenwerking met de markt en bekijk alles op individueel niveau en maak vooral geen generiek beleid. “Als je een voetbalveld wil als maatschappij, dan gaat de maatschappij zich ook inzetten voor het onderhoud van het voetbalveld.” Workshop De verwachting dat de economie in de anticipeergebieden de regio’s niet uit het dal zal trekken maar ook de problemen niet sterk zal vergroten werd op de expertmeeting door geen van de experts tegengesproken. Alle instrumenten inzetten om het tij van krimp van de bevolking en de economie te keren, werd door de experts als verspilde moeite afgedaan. Vooral de economie van Rotterdam en uitlopers van het Haven Industrieel Complex hebben niet de potenties een grote groei van de werkgelegenheid te
realiseren en elke vorm van goed-bedoelde stimulering is al gauw verspilling. Ook leidt de veel grotere participatie aan het hoger onderwijs onvermijdelijk tot meer trek van de jeugd naar de grootstedelijke gebieden en is de voorkeur voor hooggeschoolde tweeverdieners om te wonen in deze regio’s ook moeilijk om te buigen. Arbeidsmarktmaatregelen gericht op de bevolking in de anticipeergebieden om knelpunten op de arbeidsmarkt te verzachten, werden wel door een ieder omarmd. Al met al hebben we na deze expertmeeting een wat beter zicht gekregen op de kansen en bedreigingen van de economie in de anticipeergebieden in Zuid-Holland. Dit maakt de weg vrij voor het gezamenlijk ontwikkelen van een realistisch krimpbeleid.
Studenten Erasmus Universiteit en Hogeschool Rotterdam:
specialiseren per regio Anticipeergebieden kunnen zich onderscheiden door zich te specialiseren op bijvoorbeeld technische opleidingen. Als opleiding en werk dicht bij elkaar worden georganiseerd, is de kans groter dat jongeren ook na hun studie in hun thuisgebied blijven wonen.
Studenten van de Erasmus School of Economisch en de Hogeschool Rotterdam waren door de provincie Zuid-Holland uitgenodigd om hun kijk te geven op anticipeergebieden. De jongeren uit die gebieden komen vaak na hun opleiding niet meer terug, is de verwachting. ‘Maar wat doen gemeenten en gebieden om de jeugd aan zich te binden?’ vroegen de studenten zich hardop af. ‘Volgen ze de jongeren nog als ze weg zijn? Zijn ze nog met elkaar in contact?’
Informatie Gemeenten zouden bijvoorbeeld door middel van crowdsourcing veel meer informatie kunnen verkrijgen over hoe de band met de jonge inwoners behouden kan blijven. Wonen en bereikbaarheid zijn belangrijke onderwerpen voor de jeugd. Tegen korte afstanden (goed en vooral toegesneden openbaar vervoer) en dus snel reizen ziet niemand op. Het concentreren en het centraliseren van opleiding en werk kan hier op inspelen. Opleidingen zouden ook veel meer moeten of kunnen inspelen op de vraag vanuit markt. Als die vooral behoefte heeft aan techniek dan ligt daar de kans. En waarom zou die vakschool in de grote stad moeten zitten als al gebleken is dat de jeugd in anticipeergebieden meer heeft met techniek? En waarom zou onderwijs alleen op school kunnen worden gegeven. Waarom niet flexibeler en bijvoorbeeld door middel van technische ondersteuning leren vanuit huis?
Regelingen Ook zouden bedrijven kunnen worden gestimuleerd met regelingen. Als een bedrijf wordt beloond voor het in dienst nemen en houden van pas opgeleide jonge mensen, dan heeft dat voor alle partijen voordeel.
Van de redactie Waarom deze expertmeeting, wat is de aanleiding, wat is het doel en wat wordt met de resultaten gedaan? Niet alleen voor regio’s aan de rand van Nederland wordt krimp van de bevolking verwacht, maar ook in de landelijke regio’s van Zuid-Holland. De regio’s worden als anticipeergebieden aangeduid om aan te geven dat deze gebieden zich op deze ontwikkeling moeten voorbereiden. De Provincie Zuid-Holland is samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken begonnen om in deze regio’s beleid te ontwikkelen om de gevolgen van deze krimp te verzachten. Een terugkerende vraag hierbij is wat de economie in de landelijke regio’s gaat doen? Als de bevolking gaat dalen en daarnaast ook de economie in de regio afneemt, kan dat een groot probleem voor die regio betekenen. Met als gevolg voor jonge werkende om de regio te verlaten, omdat er minder werk is. Dit kan de daling van de bevolking groter maken dan voorzien. Of zal de economie kunnen opleven en het probleem van de bevolkingsveranderingen verzachten? Aan regionaal economisch adviseur Joop Buunk is gevraagd onderzoek te doen naar de facts, figures en trends van de economie in de anticipeergebieden van Zuid-Holland en een voorzet te geven op de expertmeeting voor het beantwoording van deze vragen. Op 11 juli 2013 zijn de vragen en facts, figures en trends voorgelegd aan deskundigen uit de overheidshoek, het bankwezen en het particuliere bedrijfsleven. Onder dagvoorzitterschap
van Alex Veldhof, hoofd afdeling RuimteWonenBodem PZH, zijn ook de vragen besproken en beantwoord door de experts.1 Tegelijkertijd is door een groep studenten van de Hogeschool Rotterdam en de Erasmusuniversiteit Rotterdam ook aan het onderwerp gewerkt in een parrallel sessie waarbij vanuit een meer persoonlijk perspectief is gedacht als huidige en toekomstige bewoner.
handelingsmogelijkheden kunnen zijn in de anticipeerregio’s. In workshop 1 is gedacht vanuit de situatie waarbij er niets werd gedaan tegen bevolkingsveranderingen en met de vraag wat dat zou betekenen voor de regionale economie. In workshop 2 is er vanuit gegaan om met economische impulsen de demografische ontwikkelingen te stoppen: kan dat en met welke gevolgen?
In de expertmeeting zijn de deskundigen in twee workshops gevraagd te reageren op de studie van Joop Buunk en na te gaan wat de
Tot slot zijn in workshop 3 de resultaten uit de eerdere workshops met elkaar vergeleken en zijn er conclusies en aanbevelingen opgesteld.
Het vervolg In Zuid-Holland staan we pas aan het begin van het besef dat er niet altijd sprake is van groei. Niet alleen zal in delen van de provincie de bevolking niet meer groeien maar het lijkt er ook op dat in die gebieden de groei van de economie even eens tot stilstand lijkt te komen. Vandaar dat ook in Zuid-Holland een begin wordt gemaakt met een anticipeerprogramma. Er is weliswaar morgen nog geen sprake van grote achteruitgang van bevolking en, nog erger, daling van het aantal huishoudens maar heel veel trends en ontwikkelingen maken het noodzakelijk dat regio’s zich voorbereiden op dergelijke vooruitzichten. Daarom hebben de provincie en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de handen in een geslagen en bieden de landelijke regio’s een programma aan dat
hen kan helpen bij het anticiperen op de demografische veranderingen. De uitkomsten van deze economische expertmeeting zullen een plaats krijgen in de discussie met de landelijke regio’s in ZuidHolland die de komende 1,5 jaar zullen gaan plaatsvinden. Deze eerste verkenning van de verhouding tussen de demografische perspectieven en de economische omstandigheden, zal bijdragen aan het inzicht dat in elke regio weer specifiek uitgewerkt zal worden. De aanwezige experts kunnen en zullen desgevraagd hun input daaraan leveren.
Voor reacties op deze Krimp Deler, stuur deze naar: M. Reede, Provincie Zuid-Holland,
[email protected], telefoon 070 - 441 6845
1: Aanwezig waren: N. van Buren, Kennisalliantie ZuidHolland; F.J. Oevering, Rabobank; A. de Vries, minbzk; E de Kort, Stec adviseurs; W.van Harmelen, min E , L en I; T.vander Wijst, SER; A. Hoogsteen, FNV; I.Goedhart, Denkwerken; R. van de Linden, KvK-Rotterdam; P. Jansen, Amsterdam; F. Verwest, PBL; E. Kloosterboer, W. van Harmelen, Min E,L en I DLG; P. Louter, bureau Louter; G. Rienstra, Ecorys; W. Manshanden, TNO; A van Bochove, bureau Blaauwberg; J. Buunk Daarnaast waren er vertegenwoordigers van Min. BiZa: R. Chandali, R van Zwet. Provincie ZH: P. Verbon, M. Verwaal, E. Smit, R. Beausoleil, R. Brans, J. Smits, C. Boots, M. Reede.
Van onze onderzoeksredactie Achter de demografische ontwikkelingen liggen trends verscholen waarvan de hoofdlijnen bekend zijn. Jongeren vertrekken naar de stad vanwege opleidingen, de voorzieningen en het perspectief op werk. Waar in het verleden deze trek naar de stad gecompenseerd werd door vestiging van gezinnen met kinderen op het platteland, is dat nu niet meer het geval.
De gezinnen die uit de stad vertrekken bestaan veel uit twee verdieners die vanuit de woonplek naar het werk gaan. Naast werk wordt er tijd besteed aan de kinderen en het huishouden. Lange reistijden bemoeilijkt het vervullen van deze taken. De Vinex wijken, die afgelopen decennia zijn gebouwd, bieden daarvoor het betere alternatief. De bereikbaarheid is goed, zowel met het Openbaar Vervoer als de auto. Daarmee zijn de Vinex wijken de vervanger geworden voor de trek naar het platteland. De gevolgen hiervan voor de economie van het landelijke gebied zijn een bevolking die daalt, ontgroent en vergrijst. Zijn er dan nog voldoende mensen om het werk te doen als beroepsbevolking afneemt? Wordt daardoor
Vraag 1) Wordt de economie door de krimp van de bevolking in zijn groei belemmerd? En gaat hierdoor de bevolking nog verder krimpen? Joop Buunk gaf als voorzet voor de discussie het volgende antwoord: “De bestedingen zullen afnemen door een afname van het actieve deel van de beroepsbevolking. De zorgsector wordt geconfronteerd met minder klanten, omdat de toestroom naar verzorgingshuizen en thuiszorg zal afnemen. Het aantal klanten ouder dan 65-jaar neemt toe en deze vragen relatief veel zorg vragen. Per saldo zal dit de afname van het werk in de zorgsector beperken. De kleiner wordende beroepsbevolking kan ook knelpunten veroorzaken op de arbeidsmarkt. Verwacht wordt dat door een toename van het aantal mensen dat in de anticipeer regio’s gaat werken vanuit de verstedelijkte gebieden deze afname van de beroepsbevolking zal compenseren. Momenteel is dit al een groot aantal. In de ouderenzorg kan de vermindering van beroepsbevolking wel voor een probleem gaan zorgen. Omdat in heel Zuid-Holland de vraag naar ouderenzorg zal toenemen en omdat het personeel betreft met lagere opleidingen. Een groep met als kenmerk dat zij niet graag pendelen over grote afstanden. De zuidelijke anticipeerregio’s in Zuid-Holland kunnen wel problemen krijgen met personeels tekorten. Deze tekorten zijn niet op te lossen met personeel uit aangrenzende stedelijke regio’s. In deze stedelijke regio’s vertoont de bevolking nu al krimp (Dordrecht) of minimale groei (Rotterdam). Vooral het Haven Industrieel Complex, de bagger- en scheepsbouwcluster van Schiedam tot Dordrecht, kan wel eens te maken krijgen met schaarste aan vakmensen.”
Vraag 2) Heeft het zin om extra economische impulsen te ontwikkelen om daarmee de demografische neergang te keren? Kan je daarmee de jongeren meer vasthouden en extra mensen van buiten aantrekken? Volgens Joop Buunk: “In de jaren zeventig en tachtig groeide de economie in Zuid-Holland door de suburbanisatiegolf buiten de grote stedelijke agglomeraties
Voor de beantwoording van deze vragen is regionaal econoom Joop Buunk gevraagd de belangrijkste trends en ontwikkelingen van de economie in de landelijke regio’s van ZuidHolland in beeld te brengen. Klik hier voor zijn rapport Met behulp van dit rapport zijn twee kernvragen geformuleerd die op de expertmeeting van 11 juli centraal hebben gestaan in de dialoog met economische experts en de studenten.
sneller. De landelijke regio’s profiteerden vooral van het ruime aanbod aan congestievrije bedrijfsterreinen. Op deze bedrijfsterreinen heeft zich vooral fysieke economie gevestigd. Deze vorm van economie is dan ook sterk vertegenwoordigd in de anticipeer-gebieden. Eind jaren tachtig en begin jaren negentig groeit de economie in deze gebieden sneller dan in de rest van Zuid-Holland. Daarna zakt deze groei af tot het Zuid-Hollands gemiddelde. De oorzaak hiervan ligt in bevolkingsgroei in de anticipeergebieden. Deze groei houdt de economie op pijl door het groter worden van de zorgsector. De verwachting is dat de groei van de bevolking in de anticipeergebieden zal achterblijven bij de rest van Zuid-Holland en dat daarmee de groei van de economie onder het Zuid-Hollandse gemiddelde zal dalen. Aangezien de suburbanisatiegolf is omgezet in een revival van de grote steden is het stimuleren van de economie met enkel aanbieden van goed ontsloten en ruime bedrijventerreinen kansloos. Retourmigratie van de aanwezige fysieke economie hoeft niet gevreesd te worden. De revival van de grootstedelijke economie heeft alles te maken met diensten die tot de kennis- en creatieve economie behoren en niet tot de fysieke economie die uitstekend is gelocaliseerd in de anticipeergebieden.Voor de anticipeergebieden in het Groene Hart blijven er kansen voor toelevering aan de Randstad van goederen en zakelijke diensten. Kortom de kansen op een dubbeldip kunnen beperkt gehouden worden als veel aandacht besteed wordt aan het inzetten van het arbeidsmarktinstrument scholing en het bevorderen van arbeidsmarktmobiliteit. De kansen op een economische opleving zijn echter ook gering. Een wat achterblijvende groei ligt het meest voor de hand. Onduidelijk is hoe groot de kansen van de anticipeerregio’s in het Groene Hart zijn om hun groei in de zakelijke diensten te continueren. Het is afwachten of de grote conjuncturele problemen die het Groene Hart ondervindt sinds de kredietcrisis onder meer in de bouwsector, niet structureel zullen blijken te zijn. Over het algemeen is het plaatje van kansen en bedreigingen voor de economie in de zuidelijke anticipeergebieden in Zuid-Holland minder gunstig dan in de Groene Hart anticipeergebieden.”
Colofon Dit is een uitgave van provincie Zuid-Holland, September 2013. Provincie Zuid-Holland, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag. www.zuid-holland.nl Samenstelling en redactie: Martin Polder en Sjoerd Bootsma Fotografie: Gerard Niks Ontwerp en productiebegeleiding: Bureau Mediadiensten, provincie Zuid-Holland
240246
de economie negatief beïnvloed, of gaat alleen de regionale werkeloosheid dalen en komt er een extra pendel vanuit de stad? Omgekeerd, kan extra economische ontwikkelingen de bevolkingsdaling tegengaan in het landelijke gebied, of de gevolgen ervan verminderen?
Voor reacties op deze Krimp Deler, stuur deze naar: M. Reede, Provincie Zuid-Holland
[email protected] telefoon 070 - 441 6845