Provincie Gelderland Regio Noord-Veluwe & Regio Nijmegen
Procesevaluatie pilots ‘jeugdzorg dichtbij’ Ambulante jeugdzorg zonder indicatie van BJz
Dock4 & Organisatieadvies in Zorg Lotte Vermeer / Ewoud Jonker Definitieve versie, 11 oktober 2011
Samenvatting In april 2011 zijn in de regio Noord-Veluwe en in de regio Nijmegen twee pilots gestart met de inzet van vormen van ambulante jeugdzorg zonder indicatie. De pilots richten zich op het creëren van meer samenhang tussen de hulp- en zorgverlening vanuit het gemeentelijke voorliggend veld en de ambulante jeugdzorg die wordt geboden door jeugdzorgaanbieders. Dock4 heeft een procesevaluatie uitgevoerd in de zomermaanden van 2011. Omdat het evaluatiemoment kort na de start van de pilots plaats vond, is gekozen voor een onderzoek naar voorwaarden die moeten zijn geregeld om de nieuwe werkwijze goed uit te kunnen voeren. Voor de procesevaluatie is een model opgesteld met zes verschillende aspecten, die gezamenlijk het succes van de pilot beïnvloeden: • • • • • •
Eenduidige visie en behalen van doelstellingen Samenwerking Kwaliteit & Veiligheid Aanbod Deskundigheid van professionals Werkprocessen
Er zijn semi-gestructureerde interviews gehouden waarin ongeveer 50 respondenten zijn bevraagd op de verschillende aspecten uit het conceptueel model. Bestuurders, managers en professionals zijn geïnterviewd. Per aspect zijn in dit rapport de resultaten, conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
Visie & doelstellingen De pilot draagt in de huidige opzet in beide regio’s niet bij aan het bewerk stelligen van een afremmende werking op zware vormen van jeugdzorg door nieuw aanbod op het snijvlak van jeugdbeleid en jeugdzorg. De prikkels om te werken aan deze doelen ontbreken. De pilot leidt wel tot een snellere inzet van ambulante jeugdzorg, dankzij het achterwege laten van de indicatiestelling door BJz. Partijen geven aan een heldere visie van gemeenten op jeugdzorg te missen in de pilot en vinden dat doelstellingen niet voldoende helder zijn gecommuniceerd. De pilot draagt bij aan het verkleinen van de afstand tussen
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
1
het voorliggend veld en de jeugdzorg. Enkele belangrijke succesfactoren zijn: duidelijke communicatie van haalbare doelstellingen en een heldere visie van gemeenten. Aanbevolen wordt dat samenwerkende gemeenten gezamenlijk een heldere visie op de pilot (en in het verlengde daarvan: de transformatie van de jeugdzorg) uitwerken als kader voor de pilot. Daarnaast moeten ze SMART-doelstellingen voor de pilot formuleren en communiceren.
Samenwerking In beide regio’s is er een goede basis voor samenwerking. De pilot draagt bij aan een effectieve samenwerking, onder andere omdat de lijnen tussen professionals korter worden. In de regio Noord-Veluwe liggen kansen om te komen tot effectiever projectmanagement. In beide regio’s wordt de aanpak van ‘gewoon starten en dan zien wat er gebeurt’ gewaardeerd. De project-/ werkgroep bestaat uit managers en beleidsmakers. In beide regio’s wordt in de projectorganisatie de link met de dagelijkse praktijk gemist. In de pilot wordt de samenwerking tussen het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders belemmerd door een conflict tussen het instellingsbelang van partijen (vraag creëren, bezetting op orde) en het maatschappelijk belang (zo min mogelijk jeugdigen in zware vormen van jeugdzorg). Partijen hebben verschillende voorwaarden genoemd die nodig zijn voor effectieve samenwerking. Voorwaarden zijn bijvoorbeeld een stevige lokale CJG structuur met een heldere visie als basis en ruimte om te experimenteren door verantwoording achteraf. Succesfactoren zijn: effectief projectmanagement, ruimte en vertrouwen vanuit gemeenten en gezamenlijk het maatschappelijk belang plaatsen voor het instellingsbelang. Aanbevolen wordt om in het projectmanagement veel aandacht te hebben voor communicatie, ook over het hogere doel van de pilot: minder jeugdigen in zware vormen van jeugdzorg. Daarnaast moeten resultaten in lijn met andere projecten in de regio worden geëvalueerd en moeten op afroep professionals uit de praktijk worden betrokken in de projectgroep. Gemeenten moeten meer aandacht hebben voor het maatschappelijk belang in hun eigen beleid en in gesprek gaan hoe dit binnen instellingen kan worden gestimuleerd.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
2
Kwaliteit & veiligheid De veiligheid van jeugdigen in de pilot is voldoende geborgd. In beide regio’s moeten verwijzers een CJG-collega consulteren. In de regio Nijmegen is de afspraak dat dit een maatschappelijk werker of een medewerker van Entrea moet zijn. In de regio Noord-Veluwe denken alle respondenten dat dit altijd een medewerker van BJz moet zijn, terwijl dit niet zo staat geformuleerd in de werkafspraken. Onvoldoende expertise in het voorliggend veld leidt tot een klein risico voor de veiligheid. Het risico is beperkt omdat de werkwijze in de pilot zich richt op het in zorg nemen van relatief eenvoudige vragen naar ambulante jeugdhulp. In beide regio´s verwachten professionals dat cliënten (ouders en jeugdigen) tevreden zijn over de nieuwe werkwijze. Succesfactoren zijn onder andere voldoende deskundigheid van het voorliggend veld, gebruik maken van risicotaxatie-instrumenten en betrekken van BJz in situaties waarin er zorgen zijn over veiligheid. Aanbevolen wordt om met behulp van training te werken aan bewustwording van veiligheidsrisico’s, bijbehorende verantwoordelijkheden en handelingsverlegenheid in het voorliggend veld. Ook moet het gebruik van effectieve tools worden gestimuleerd om professionals goed toe te rusten.
Aanbod In beide regio’s leidt de pilot nauwelijks tot ontwikkeling van nieuw of vernieuwend intersectoraal aanbod. Instellingsbelangen en financieringsstromen zijn daarbij belemmerend. Daarnaast is er geen prikkel om zoveel mogelijk hulpvragen zo snel en licht mogelijk in het voorliggend veld af te handelen. Vernieuwend aanbod kan ontstaan als instellingen voor maatschappelijk werk en jeugdzorgaanbieders beter met elkaar samenwerken. Hiaten in het aanbod zijn: onbekendheid van het aanbod van jeugdzorgaanbieders in het voorliggend veld, onvoldoende generalisten die naar behoefte flexibel kunnen worden ingezet en bestaande wachtlijsten bij jeugdzorgaanbieders waardoor de juiste hulp niet snel kan worden ingezet. Er bestaat overlap in het aanbod, omdat ambulante hulp wordt aangeboden vanuit het voorliggend veld en door de jeugdzorgaanbieders. Succesfactoren zijn het stimuleren van versterking van preventie en de ontwikkeling van vernieuwend aanbod, dat leidt tot » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
3
minder druk op zware vormen van jeugdzorg. Ook is een duidelijke taakver deling tussen voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders een succesfactor. Aanbevolen wordt dat gemeenten starten met het in kaart brengen en analyseren van het huidige aanbod en concrete vervolgacties benoemen, daarbij rekening houdend met het feit dat de ontwikkeling van nieuw aanbod geen doel op zich is. Daarnaast kunnen gemeenten experimenteren met het bieden van meer ruimte in het voorliggend veld om langer lichte hulp te bieden.
Deskundigheid van professionals In beide regio’s wordt de werkwijze en expertise van BJz onvoldoende overgedragen aan het voorliggend veld en aan de jeugdzorgaanbieders. Partijen vinden dat professionals (met uitzondering van maatschappelijk werkers in de regio Nijmegen) in het voorliggend veld nog niet voldoende zijn toegerust om de inschatting van toewijzing van ambulante jeugdzorgtrajecten te kunnen maken. In de regio Noord-Veluwe heeft men een scholingsplan opgesteld. Op het moment van de evaluatie was onduidelijk wat van het plan kan worden verwacht. In de regio Nijmegen is geen scholingsplan opgesteld. Men heeft daar met name behoefte aan samenwerken met BJz aan concrete casuïstiek. Bij een aantal professionals in het voorliggend veld is sprake van enige handelingsverlegenheid. Succesfactoren voor het bevorderen van deskundigheid zijn effectieve overdracht van expertise van BJz, een gedegen scholingsplan en de facilitering van communicatie en samenwerking tussen professionals. Aanbevolen wordt om een scholingsplan te ontwikkelen met een duidelijke planning, rollen en verantwoordelijkheden. Het plan moet aandacht hebben voor het benutten van de expertise van BJz, zonder dat er sprake is van een situatie waarin het voorliggend veld alsnog samen met BJz een indicatie stelt (maar dan zonder papier). Onderzocht moet worden of hulpverleners van BJz in het voorliggend veld aangesteld kunnen worden om hun expertise, betrokkenheid en capaciteit te benutten.
Werkprocessen In de regio Noord-Veluwe zijn op hoofdlijnen de werkprocessen voldoende helder, maar is er tijd nodig om de stappen verder uit te werken. Het risico bestaat dat de werkwijze en bureaucratie van BJz wordt overgedragen » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
4
aan het voorliggend veld. In de regio Nijmegen zijn de werkprocessen veelvuldig gecommuniceerd, maar het is onduidelijk of professionals de digitale informatie echt hebben gelezen en die kennen. In de Regio NoordVeluwe zijn 8 van de 100 afgesproken trajecten ingezet. In de regio Nijmegen gaat het om 22 trajecten van de 901. Niet alle partijen zijn tevreden over het aanmeldingsformulier en de routes voor consultatie en aanmelden. Ook bestaat er in beide regio’s onduidelijkheid over het intakeproces en over de wachtlijst. Een aantal partijen verkeert in de veronderstelling dat aanmeldingen uit de pilot met voorrang worden behandeld. De afspraak is dat er wordt geritst vanaf de datum van aanmelding. Dit vertroebelt het zicht op doorlooptijden en snelheid die wordt gerealiseerd in de pilot. Succesfactoren voor werkprocessen zijn eenduidige routes voor consultatie, aanmelden & intake van cliënten, effectieve consultatie en een goede taakverdeling en coördinatie tussen het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieders. Aanbevolen wordt om een procesanalyse te maken van de oude situatie en de nieuwe situatie om de gevolgen voor verschillende professionals scherp te krijgen. De processen moeten worden ontworpen vanuit het belang van de cliënt. Het procesontwerp dient niet statisch te zijn, maar moet achteraf iteratief worden aangepast op basis van geleerde lessen in de praktijk. Ook wordt aanbevolen dat partijen de routes en taakverdeling helder beschrijven, daarbij moeten worden gewaakt voor een specialistisch consultatiecentrum (met het risico op een ‘tweede BJz’ ). Tot slot moet geanalyseerd worden waarom in de regio Nijmegen significant meer is aangemeld dan in de regio Noord-Veluwe.
1
Peildatum juli 2011 •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
5
Inhoudsopgave 1 Inleiding
7
2 De pilotregio’s
9
2.1 Geografische ligging
9
2.2 Partners in de pilot
2.3 Centrum voor Jeugd en Gezin
9 10
3 Conceptueel model & aanpak
12
3.1 Conceptueel model procesevaluatie
12
3.2 Aanpak procesevaluatie
14
4 Resultaten
4.1 Doelstellingen
4.1.1 Realisatie doelstellingen regio Nijmegen
4.2 Samenwerking
15 15 18 19
4.2.1 Effectiviteit samenwerking
20
4.2.2 Communicatie en projectmanagement
20
4.2.3 Belangen binnen samenwerking
22
4.2.4 Voorwaarden voor effectieve samenwerking
23
4.2.5 Rol Bureau Jeugdzorg
24
4.3 Veiligheid & kwaliteit
26
4.3.1 Veiligheid
26
4.3.2 Cliënttevredenheid
27
4.4 Aanbod
29
4.4.1 Doel intersectoraal aanbod
30
4.4.2 Analyse aanbod: hiaten en overlap
31
4.5 Deskundigheid professionals
36
4.5.1 Competenties
37
4.5.2 Verbeteren van het deskundigheidsniveau
38
4.6 Werkprocessen
38
4.6.1 Huidige en nieuwe werkwijze
39
4.6.2 Signaleren en consulteren
41
4.6.3 Aanmelden bij jeugdzorgaanbieders
43
4.6.4 Intake door jeugdzorgaanbieders
45
4.6.5 Inzet ambulante hulp door jeugdzorgaanbieder
47
5 Conclusies & aanbevelingen
49
5.1 Doel pilot
49
5.2 Samenwerking
50
5.3 Veiligheid & kwaliteit
53
5.4 Aanbod
54
5.5 Deskundigheid van professionals
56
5.6 Werkprocessen
57
Bijlage 1
Definities en afkortingen
62
Bijlage 2
Respondenten
63
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
7
1
Inleiding De gezamenlijke provincies (IPO) en het Rijk hebben in het afsprakenkader Jeugdzorg 2010-2011 vastgelegd dat er experimenteerruimte moet komen voor het bieden van ambulante jeugdzorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg. De Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Gelderland hebben besloten deze experimenteerruimte gezamenlijk in te vullen met de regio Noord-Veluwe en de regio Nijmegen (gemeenten Nijmegen en Wijchen). In 2011 zijn twee pilots gestart die zich richten op het creëren van meer samenhang tussen de hulp- en zorgverlening vanuit het gemeentelijke voorliggend veld en de ambulante jeugdzorg die wordt geboden door jeugdzorgaanbieders. Op het moment van opstarten van de pilot had de politiek nog geen besluit genomen over de decentralisatie van de jeugdzorg van provincie naar gemeenten. De pilots moeten daarom los worden gezien van de aanstaande ‘transitie jeugdzorg’. Tegelijkertijd hebben ze veel met elkaar te maken en kunnen de pilots inmiddels worden beschouwd als een initiatief ter voorbereiding op de transitie van de jeugdzorg. De provincie wil de pilots op twee momenten evalueren: een tussenevaluatie in het derde kwartaal van 2011 en een eindevaluatie in het eerste kwartaal van 2012. Naast een cijfermatige evaluatie wil de provincie zicht krijgen op het proces van uitvoeren van de pilot. Dit rapport beschrijft de resultaten van de procesevaluatie die is uitgevoerd in de zomermaanden van 2011 (de eerste tussenevaluatie). Het moment van evalueren bevindt zich erg kort op de start van de pilot. De evaluatie heeft daarom met name het karakter van een nulmeting: een onderzoek naar voorwaarden die moeten zijn geregeld om de nieuwe werkwijze goed uit te kunnen voeren.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
8
2
De pilotregio’s 2.1 Geografische ligging De regio Noord-Veluwe wordt gevormd door het samenwerkingsverband van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Onder de regio Nijmegen worden de gemeenten Nijmegen en Wijchen verstaan. Figuur 1 duidt de geografische ligging van beide regio’s. De rode cirkel geeft de regio Noord-Veluwe aan en de groene cirkel de regio Nijmegen.
Figuur 1: Provincie Gelderland
2.2 Partners in de pilot In beide regio’s doen de partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en jeugdzorgaanbieders mee aan de pilot, zie tabel 1. In beide regio’s zijn daarnaast alle gemeenten en de interne begeleiders en zorgcoördinatoren van de scholen betrokken. Vaak zijn zij voorzitter van het ZAT. Een verschil tussen de regio’s betreft het aantal betrokken partijen. De regio Noord-Veluwe heeft met meer organisaties te maken dan de gemeenten Nijmegen en Wijchen.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
9
HOOFDSTUK 2 – De pilotregio’s
Regio Noord-Veluwe
Regio Nijmegen
Partners CJG Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe (MD Veluwe)
NIM Maatschappelijk Werk
Stichting MEE Veluwe Bureau Jeugdzorg Gelderland (BJz)
Bureau Jeugdzorg Gelderland
Stichting Icare Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar
GGD Nijmegen, jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar
GGD Gelre-IJssel, jeugdgezondheidszorg 4-19 jaar Stichting leerlingenzorg NW-Veluwe
Jeugdzorgaanbieders Stichting Pactum jeugd- en opvoedhulp (Pactum)
Entrea
Lijn 5 Nové, onderdeel van stichting de Opbouw (Lijn 5) JOOZT, onderdeel van Leo stichting groep Leger des Heils, onderdeel Tien voor Toekomst Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn (SGJ) Tabel 1: Overzicht met betrokken organisaties in de pilots
In de regio Noord-Veluwe zijn alle organisaties vertegenwoordigd in de projectgroep. Uit de projectgroep is een kerngroep samen gesteld. In de kerngroep is van elk type organisatie één persoon vertegenwoordigd (dus bijvoorbeeld één gemeente en één jeugdzorgaanbieder). In de regio Nijmegen is een werkgroep actief die bestaat uit vertegenwoordigers van NIM, BJz, Entrea en de gemeenten Nijmegen en Wijchen.
2.3 Centrum voor Jeugd en Gezin In de regio Noord-Veluwe zijn Icare Jeugdgezondheidszorg, GGD GelreIJssel, MD Veluwe, MEE en BJz kernpartner van het CJG. Deze partijen zijn vertegenwoordigd in een regionale stuurgroep. De stuurgroep heeft gezamenlijk de CJG’s ontwikkeld in de zes gemeenten. Elk CJG heeft een CJG coördinator en de balie wordt bemenst door HBO geschoolde medewerkers van de vijf kernpartners. Er is een dekkende structuur van Zorgadviesteams (ZAT’s) 0-4 jaar, 4-12 jaar en 12+ ontwikkeld. Daarnaast bestaan er lokale netwerken 12+ (casusoverleggen) in verschillende gemeenten, die grotendeels gericht zijn op overlast. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
10
De gemeente Wijchen heeft een operationeel CJG met een CJG-coördinator. In de gemeente Nijmegen beschikken twee stadsdelen over een geopend CJG en een CJG-coördinator als aanjager van de samenwerking. In de overige stadsdelen van Nijmegen is er (nog) geen CJG, maar zijn er wel een dekkende ZAT structuur (0-4jr, 4-12jr, 12+, ROC) en wijkteams actief.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
11
3
Conceptueel model & aanpak 3.1 Conceptueel model procesevaluatie De procesevaluatie heeft betrekking op de verschillende aspecten van de pilot die gezamenlijk het succes van de pilot beïnvloeden:
Samenwerking
Kwaliteit & veiligheid
Werkprocessen Doel & Visie
Deskundigheid professionals
Intersectoraal aanbod
Figuur 2: conceptueel model procesevaluatie
Doel & Visie Dr. Patrick Kenis (2007) stelt dat effectiviteit van samenwerking afhangt van de mate waarin er sprake is van een gemeenschappelijk doel, een eenduidige visie en duidelijke focus. De kwaliteit van de samenwerking tussen partijen in het gemeentelijk voor liggend veld2 en de jeugdzorgaanbieders bepaalt de mate waarin de gestelde doelen worden behaald.
2
Onder voorliggend veld wordt verstaan: gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin (inclusief instellingen voor jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk), zorgadviesteams (ZATs), lokale wijkteams, scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
12
HOOFDSTUK 3 – Conceptueel model & aanpak
Samenwerking Kenmerken van een effectieve samenwerking zijn volgens dr. Patrick Kenis (2007): • gelijkwaardigheid en wederzijdse afhankelijkheid; • vertrouwen, respect, bevlieging en energie; • optimale facilitering van deelnemers; • periodiek evaluatie ‘of men nog goed bezig is’. Kwaliteit & veiligheid De vraag staat centraal hoe een verantwoord kwaliteitsniveau en de veiligheid van jeugdigen zijn geborgd in de nieuwe situatie waarin ambulante jeugdzorg zonder indicatie wordt ingezet. BJz moet volgens haar wettelijke taakstelling worden betrokken bij situaties waarin sprake is van een complexe hulpvraag, motivatieproblemen of een onveilige opvoedsituatie. Intersectoraal aanbod aan pedagogische hulpverlening en jeugdzorg De pilot moet leiden tot een vernieuwend en laagdrempelig intersectoraal aanbod waarin opvoedondersteuning en jeugdzorg snel, dichtbij (lokaal) en zo licht mogelijk wordt ingezet. Vernieuwend en laagdrempelig aanbod is geen doel op zichzelf, maar moet bijdragen aan het verlagen van de druk op zware vormen van jeugdzorg. Deskundigheid professionals Het is van groot belang dat betrokken professionals in het voorliggend veld en in de ambulante jeugdzorg voldoende bekwaam en deskundig zijn om de nieuwe werkwijze uit te kunnen voeren. Werkprocessen Het aansluiten van het gemeentelijke voorliggend veld op de ambulante jeugdzorg is in feite een logistieke transitie. De schakel van indicatiestelling door BJz wordt uit het primaire proces gehaald.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
13
HOOFDSTUK 3 – Conceptueel model & aanpak
3.2 Aanpak procesevaluatie De onderdelen die zijn beschreven in het conceptueel model vormen de basis voor het uitvoeren van de procesevaluatie. Er is voor semigestructureerd interviews gekozen, omdat hierbij de mogelijkheid bestaat om als interviewer dieper op bepaalde onderwerpen en antwoorden in te gaan. Het biedt voor de respondent de mogelijkheid om andere relevante zaken te benoemen die niet in de vragenlijst van de interviewer staan. De respondenten zijn bevraagd op de verschillende aspecten uit het conceptueel model. Bestuurders, managers en professionals zijn geïnterviewd. In de regio Noord-Veluwe zijn 29 respondenten geïnterviewd en in de regio Nijmegen 17. In bijlage 2 is een overzicht van respondenten opgenomen.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
14
4
Resultaten Dit hoofdstuk beschrijft de inhoudelijke resultaten van de procesevaluatie, geordend volgens het conceptuele model dat is beschreven in hoofdstuk 3. Veel resultaten komen voor beide regio’s overeen. Daar waar resultaten verschillen, wordt de betreffende regio benoemd.
4.1
Doelstellingen
4.1.1 Realisatie doelstellingen regio Noord-Veluwe
“Een goed geformuleerde doelstelling is al voor de helft behaald.” (Zig Ziglar, Amerikaanse spreker)
In het projectplan en het afsprakenkader zijn de onderstaande doelstellingen van de pilot in de regio Noord-Veluwe benoemd (zie kader).
A. Doel van het experiment 1. Vermindering van instroom in de zwaardere vormen van jeugdzorg. 2. Het verlenen van ambulante jeugdhulp zonder voorafgaand indicatiebesluit door tussenkomst van BJZ. Uit: Afsprakenkader regio Noord-Veluwe, 3 december 2010
Uit de interviews blijkt dat de pilot minimaal bijdraagt aan een afname van de druk op geïndiceerde jeugdzorg. Het overhevelen van ambulante jeugdhulptrajecten (die voorheen werden geïndiceerd) naar het indicatievrije domein leidt logischerwijs tot minder indicaties, maar dat is niet wat deze doelstelling beoogt.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
15
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
In het afsprakenkader staan de volgende beoogde effecten van de pilot:
B. Effecten 1. De kwaliteit van de 1e lijn (lees: CJG en ZAT) vergroten. 2. De afstand tussen de 1e en 2e lijn (lees: de provinciaal gefinancierde ambulante jeugdzorg) verkleinen. 3. Het proces van toeleiding naar de juiste vorm van jeugdzorg korter en effectiever maken. 4. De kracht van het gezin en zijn sociale context meer gaan benutten, waardoor de cliënt de hulpverlening krijgt die hij/zij nodig heeft, zo dichtbij en tijdig als mogelijk is. 5. Vernieuwend aanbod op het snijvlak van jeugdbeleid en jeugdzorg creëren, daar waar nodig. Uit: Afsprakenkader regio Noord-Veluwe, 3 december 2010
B1: De meerderheid van de respondenten geeft aan dat op het moment van de evaluatie de kwaliteit van de eerste lijn (het voorliggend veld) niet voldoende wordt vergroot, met name omdat het scholingsplan niet is uitgevoerd. Medewerkers in het voorliggend veld geven aan dat zij al doende leren en kennis opbouwen, ook dankzij de consultatiefunctie van BJz. Paragraaf 4.5 gaat nader in op de benodigde deskundigheid voor de nieuwe werkwijze. B2: Wat betreft de werkwijze tussen het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders geven alle partijen aan dat directe lijnen tussen het voorliggend veld en jeugdzorg worden gewaardeerd. Elkaar kennen helpt bij het elkaar snel opzoeken, waarmee de lijnen korter worden. B3: Vrijwel alle partijen verwachten dat de pilot bijdraagt aan een snellere inzet van ambulante jeugdzorg, dankzij het achterwege laten van de indicatiestelling door BJz. De meerderheid van de respondenten vindt dat het werkproces om verschillende redenen nog niet efficiënt is. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 4.6.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
16
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
B4/ Volgens de partijen voorziet de opzet van de pilot niet in een aanpak die B5: leidt tot minder vraag naar zware vormen van jeugdzorg (achter in de keten). Het feit dat volgens de meeste respondenten de prikkel ontbreekt om nieuw of vernieuwend (intersectoraal) aanbod te ontwikkelen heeft hiermee te maken. Nieuw of vernieuwend aanbod kan helpen bij het versterken van de zelfredzaamheid en de eigen kracht van gezinnen en kan op die manier bijdragen aan een remmende werking op zware vormen van jeugdzorg. De respondenten noemen ook het belang van het werken met generalisten in het voorliggend veld3. Paragraaf 4.4 beschrijft de analyse en ontwikkeling van het aanbod.
K. Beoogde resultaten van de samenwerking in relatie tot de doelgroepen 1. Aan het einde van de experimentperiode zijn CJG en ZAT medewerkers in staat te beoordelen welke aanvragen om hulp / zorg in aanmerking komen voor ambulante jeugdhulp en te verwijzen naar de juiste zorginstelling. 2. De doelgroep ontvangt die hulp die hen binnen een zo kort mogelijke tijd weer in staat stelt zo zelfstandig mogelijk te leven. L. In relatie tot organisatorische samenwerking tussen en met partijen 1. De gemeenten in regio Noord-Veluwe hebben de regie over de inzet van partijen met betrekking tot dit experiment. 2. De CJG en ZAT medewerkers hebben een optimale werkwijze gevonden in het consulteren van de zorgaanbieder(s), zodat er snelle, adequate en zo goedkoop mogelijke zorg/ondersteuning geboden wordt aan de doelgroep. 3. De zorgaanbieder of BJZ is op afroep beschikbaar voor consult op individuele basis of in een CJG/ ZAT. Uit: Afsprakenkader regio Noord-Veluwe, 3 december 2010
3
Generalisten zijn professionals die verstand hebben van problematiek op meerdere leefgebieden en meerdere opvoedmilieus. Generalisten kunnen dichtbij in de wijk hulp bieden en indien nodig betrekken zij een (jeugdzorg)specialist. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
17
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
K1: Alle respondenten geven aan dat medewerkers nog niet in staat zijn zelfstandig te beoordelen welke aanvragen in aanmerking komen voor ambulante jeugdhulp. Met behulp van consultatie van BJz leren zij deze inschatting te maken. De verwijzing naar een zorginstelling gebeurt op basis van geografische bepaling (verdeling per gemeente). K2: Zie ook B4. Door BJz wordt achteraf een steekproef uitgevoerd om te kijken of de doorgeleiding terecht gedaan is en er dus terecht zorg is geleverd. L1: De projectleiding is belegd bij een projectleider, die werkzaam is bij de RNV. Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan zich zorgen te maken over het gebrek aan visie, betrokkenheid en expertise bij de afzonderlijke gemeenten. L2: De meeste partijen vinden dat de werkprocessen op hoofdlijnen duidelijk zijn, maar dat er in de praktijk zaken vaak onduidelijk blijken te zijn. Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in. L3: De respondenten geven aan dat er veel gebruik wordt gemaakt van de consultatiefunctie van BJz. Er bestaat verwarring of BJz vaste deelnemer is in het ZAT of enkel op afroep beschikbaar is.
4.1.1 Realisatie doelstellingen regio Nijmegen In de regio Nijmegen zijn twee doelstellingen geformuleerd.
Doelen 1. Vermindering van instroom in de zwaardere vormen van jeugdzorg. 2. Het verlenen van ambulante jeugdhulp zonder voorafgaand indicatiebesluit. Uit: uitwerkingsafspraken ´Experiment ambulante jeugdzorg zonder indicatie Bureau Jeugdzorg Regio Nijmegen, 21 juni 2011
Partijen in Nijmegen en Wijchen geven aan dat de pilot minimaal bijdraagt aan de eerste doelstelling: een vermindering van instroom in de zwaardere vormen van jeugdzorg. Het overhevelen van ambulante jeugdhulptrajecten » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
18
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
(die voorheen werden geindiceerd) naar het indicatievrije domein leidt leidt logischerwijs tot minder indicaties, maar dat is niet wat deze doelstelling beoogt. De opzet van de pilot voorziet niet in een aanpak die leidt tot minder vraag naar zware vormen van jeugdzorg (achter in de keten). Het feit dat er niet wordt gestuurd op nieuw of vernieuwend aanbod heeft hiermee te maken. Nieuw of vernieuwend aanbod kan helpen bij het versterken van de zelfredzaamheid en de eigen kracht van gezinnen en op die manier bijdragen aan een remmende werking op zware vormen van jeugdzorg. Het onderwerp ‘aanbod’ wordt nader uitgewerkt in paragraaf 4.4. De tweede doelstelling wordt gerealiseerd, maar betreft met name een inspanningsdoel. In de regio Nijmegen zijn op het moment van evalueren 22 aanmeldingen gerealiseerd. Vrijwel alle partijen geven aan dat de pilot bijdraagt aan een snellere inzet van ambulante jeugdzorg, dankzij het achterwege laten van de indicatiestelling door BJz. Partijen geven aan dat sommige cliënten zich niet zo snel zullen melden bij BJZ, maar het veiliger vinden om hun vragen te bespreken met het voorliggend veld en vervolgens met een jeugdzorgaanbieder. Een partij twijfelt aan het idee dat de nieuwe werkwijze leidt tot meer snelheid, omdat BJZ op verschillende plaatsen een efficiënte werkwijze heeft ontwikkeld voor indicatiestelling bij eenduidige vragen. Hier wordt al gebruik gemaakt van informatie die is verzameld door de hulpverlener die met het kind en het gezin gewerkt heeft.
4.2 Samenwerking
“Dankzij de pilot weet ik de jeugdzorgaanbieders snel te vinden, dat vind ik een voordeel. De lijnen zijn kort en de CJG´s bieden een goede basis voor samenwerking.“ “Gezichten kennen is een belangrijke voorwaarde voor samenwerken.” “BJz bevindt zich in een lastige positie, we maken nog te weinig gebruik van hun kennis en expertise.” Quotes respondenten regio Noord-Veluwe en regio Nijmegen •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
19
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.2.1 Effectiviteit samenwerking In beide regio’s zijn partijen tevreden over de samenwerking in het voorliggend veld. De ontwikkeling van de CJG’s heeft een goede basis gelegd. In de regio Noord-Veluwe geven de jeugdzorgaanbieders (Lijn5, Pactum en JOOZT) aan een goede onderlinge samenwerking te hebben in de pilot. Partijen in beide regio’s zien samenwerking als persoonsafhankelijk en gebaseerd op wederzijds vertrouwen en een gezamenlijk doel. De pilots dragen volgens respondenten bij aan een effectieve samenwerking binnen het voorliggend veld en tussen het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders. Respondenten vinden het waardevol om hun netwerk uit te breiden met partijen uit het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders. Door direct samen te werken aan signalen en aanmeldingen leert men elkaar beter kennen, kan men elkaar makkelijker vinden en worden hiaten zichtbaar. De aanjagersrol van de CJG-coördinator in de samenwerking vinden partijen belangrijk. In de regio Nijmegen geven partijen aan dat de lijnen tussen zorgpartijen en gemeente kort zijn. Het voorliggend veld pleit ervoor de coördinatie van het CJG en de ZAT’s bij de gemeente neer te leggen. De gemeente heeft een onafhankelijke positie en kan de vertaalslag van wijk naar beleid maken. Een aantal respondenten mist geen partners in de pilot, omdat het al een opgave is om effectief met de huidige partners te communiceren. Veel partijen missen de volgende partijen: • Jeugd-GGZ • Jeugd-LVG • Regio Nijmegen: lokaal jongerenwerk • Regio Noord-Veluwe: huisartsen en verloskundigen
4.2.2 Communicatie en projectmanagement De meeste partijen in beide regio’s zijn tevreden over de veranderaanpak die is gekozen. Het adagium ´gewoon starten en dan zien wat er gebeurt´ leidt enerzijds tot onzekerheid en opportunistisch gedrag, maar voorziet anderzijds - dankzij concrete ervaring - in de nodige leermomenten. Niet alles hoeft vooraf tot in details geregeld te zijn om goed te kunnen leren van een nieuwe werkwijze. Respondenten vinden experimenteren enorm belangrijk: het proces om te komen tot een nieuwe werkwijze wordt belangrijker geacht dan cijfers. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
20
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
De project-/werkgroep fungeert in beide regio’s als een onafhankelijk aansturingsinstrument. Partijen in de regio Noord-Veluwe geven aan dat de link met de dagelijkse praktijk wordt gemist in de projectorganisatie. De projectgroep bestaat uit managers en beleidsmakers. De CJG-coördinatoren zijn pas laat betrokken. Zowel managers als uitvoerenden maken zich zorgen dat de pilot onvoldoende geborgd is in de lokale setting, zoals bij de verschillende gemeenten (in plaats van bijvoorbeeld het regionale orgaan in de regio Noord-Veluwe) en bij de CJG-coördinatoren. Communicatie over - en bekendheid met de doelstellingen en werkwijze van de pilot zijn van cruciaal belang voor het succes van het experiment. Uit de interviews blijkt dat partijen eigen beelden hebben bij doelstellingen en werkwijzen. In de regio Nijmegen waarderen partijen de ´hands-on´ aanpak van de projectleider, het feit dat zij zelf aanwezig is geweest bij veel teams om een toelichting te geven op de pilot en de periodieke nieuwsbrief die verschijnt. In de regio Noord-Veluwe zeggen veel respondenten dat de aanloopperiode mogelijk te kort is geweest, waardoor er weinig tijd was om de pilot goed vorm te geven. Met name communicatie wordt genoemd als belangrijk knelpunt. In de regio Noord-Veluwe heeft de projectgroep bepaald dat communicatie een taak is van het eigen management per organisatie. Medewerkers in het voorliggend veld zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de werkprocessen. Daarnaast is de kennismaking tussen medewerkers van CJG partners en jeugdzorgaanbieders laat georganiseerd. In de regio’s en in de provincie lopen meerdere projecten en ontwikkelingen door en naast elkaar. Voor vijf respondenten in de regio Noord-Veluwe is het onduidelijk waar deze projecten wel en niet in elkaar haken. Ook is het risico benoemd dat een bepaald project niet doorgaat, omdat het beter en kritischer geëvalueerd wordt dan een willekeurig ander project. Zij benadrukken dat de evaluatiecriteria voor projecten helder moeten zijn en dat daarom de doelstellingen vooraf SMART moeten worden geformuleerd.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
21
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.2.3 Belangen binnen samenwerking Wederzijds vertrouwen en respect zijn van groot belang in de samenwerking. Uit diverse interviews in beide regio’s blijkt dat het instellingsbelang van partijen in zowel het voorliggend veld als bij de jeugdzorgaanbieder een aandachtspunt is. Er lijkt een conflict te bestaan tussen het instellingsbelang en het maatschappelijk belang in de pilot. Een instellingsbelang is gericht op continuïteit, bezetting van capaciteit en het creëren van zorgvraag. Het instellingsbelang van een jeugdzorgaanbieder kan bijvoorbeeld bestaan in het zoveel mogelijk jeugdigen in zorg krijgen. In de pilot wordt de drempel tussen het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders omlaag gebracht, waardoor de kans bestaat dat het zorgaanbod een aanzuigende werking krijgt. Het wordt immers makkelijker voor professionals om gezinnen aan te melden voor ambulante jeugdzorg. Jeugdzorgaanbieders hebben een belang bij het bedienen van de zorgvraag. Partijen in het voorliggend veld zijn bang dat jeugdzorgaanbieders meer cliënten naar zich toe zullen trekken, omdat zij straks in het voorliggend veld aan tafel zitten. De meerderheid van de respondenten vindt dat BJz een onafhankelijke rol had in de indicatiestelling. Benoemd is dat partijen in het huidige stelsel de neiging hebben zichzelf krachtig te profileren. Dat is een begrijpelijke opstelling in een onzekere omgeving. Tegenover het instellingsbelang staat het maatschappelijk belang, dat is gericht op het verlagen van de druk op zwaardere vormen van jeugdzorg, het vergroten van sociale systemen en het versterken van de eigen kracht van gezinnen. De overheid werkt aan het zo snel en zo veel mogelijk opvangen van hulpvragen in het voorliggend veld. Vanuit het maatschappelijk belang wordt gestreefd naar zo min mogelijk jeugdigen in (zware vormen van) jeugdzorg. Dit staat haaks op het instellingsbelang van het creëren van vraag.
“Mensen moeten zich realiseren dat veel overleg nodig is. Af en toe moet men zich los durven maken van de eigen organisatie omdat toch even buiten de paden moet worden durven getreden. Men moet zeggen “als wij dat samen goed organiseren, dan heeft nog ieder van ons de handen vol aan het bieden van betere hulpverlening voor hetzelfde geld”. Quote respondent regio Noord-Veluwe •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
22
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.2.4 Voorwaarden voor effectieve samenwerking Een aantal respondenten vindt dat de voorwaarden voor effectieve samenwerking binnen de pilot voldoende zijn ingevuld. Zij merken op dat het een pilot betreft waarbij gaandeweg moet blijken of de voorwaarden goed zijn gesteld. De meerderheid van de respondenten mist bepaalde voorwaarden voor effectieve samenwerking. De volgende voorwaarden zijn benoemd, zowel binnen het voorliggend veld als tussen voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders: • Managers vinden dat visie en sturing van gemeenten op de toekomst van de jeugdzorg nodig zijn om duidelijke kaders te scheppen voor organisaties en professionals. Volgens managers in de regio NoordVeluwe wordt de pilot nog teveel getrokken door het regionale platform in plaats van de afzonderlijke gemeenten. • Een goede CJG-structuur is belangrijk om goed af te kunnen stemmen tussen het voorliggend veld en de jeugdzorg. Niet alle stadsdelen van Nijmegen hebben op het moment van de evaluatie een CJG. Partijen merken in de samenwerking het verschil tussen de gemeente Wijchen en stadsdelen die een CJG hebben enerzijds, en stadsdelen zonder CJG anderzijds (ondanks het hebben van een ZAT of wijkteam). De aanjagende rol van de CJG-coördinator in de samenwerking vindt men erg belangrijk. In de regio Noord-Veluwe heeft elke gemeente een operationeel CJG. • Managers benoemden dat de regievoerder op de pilot (provincie en/of gemeente) moet durven loslaten en meer ruimte moet durven geven, vanuit vertrouwen in professionals. In het algemeen geldt dat afspraken die te veel zijn dichtgetimmerd of te weinig concreet zijn de ruimte belemmeren om fouten te maken en te leren. Alle partijen geven aan experimenteerruimte nodig te hebben en zich achteraf te willen verantwoorden. Dit sluit aan bij de steekproef die BJz gaat doen om te kijken of de juiste zorg is ingezet en de aanmelding bij de jeugdzorgaanbieder terecht was. Cijfers mogen geen primair doel zijn, men vindt het ontwikkelen van samenwerking belangrijker.
» •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
23
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
• Zowel managers als professionals vinden het bieden van financiering voor extra formatie als voorwaarde van belang. De medewerkers in het voorliggend veld moeten de nieuwe werkwijze en bijbehorende competenties zich eigen maken binnen de bestaande uren. Opgemerkt is dat de CJG ontwikkeling ook pas net in gang is gezet en extra tijd vraagt. • In de regio Nijmegen is de positieve insteek genoemd als voorwaarde; het CJG moet de positieve kanten van BJz overnemen (zoals veel expertise, eenduidige routeplannen, één toegang, breed inschatten van ondersteuningsvragen). • In de regio Noord-Veluwe is meer begrip tonen voor elkaars visie en denkkader benoemd door vijf respondenten (managers en professionals). De JGZ denkt bijvoorbeeld vanuit een medisch model en BJz vanuit een contextueel model.
4.2.5 Rol Bureau Jeugdzorg De rol van BJz in de pilot is gericht op consultatie, deskundigheidsbevordering en het uitvoeren van een steekproef of in de juiste gevallen ambulante jeugdhulp is ingezet. Paragraaf 4.5 gaat daar nader op in. Partijen noemen dit een bijzondere positie van BJz; zij werkt mee aan het overbodig maken van de eigen organisatie door haar expertise over te dragen aan het voorliggend veld. Deze situatie vraagt veel van medewerkers van BJz. Men waardeert de coöperatieve rol van BJz in de pilot. Voor hen is het een spannende situatie, waarin het risico bestaat op een onzekere toekomst. Zoals een partij het omschrijft: “BJz werkt mee aan het overbodig maken van zichzelf”. In de regio Noord-Veluwe hebben meerdere managers de lastige positie van BJz in de pilot benoemd en dat er in de projectgroep soms onenigheid is over de rol van BJz. Respondenten geven aan dat BJz bij ouders, opvoeders en jeugdigen het imago heeft dat het “kinderen uit huis plaatst”. Het imago van BJz is niet goed voor de laagdrempeligheid van aanbod aan opvoedondersteuning. Men geeft aan dat de lading van het merk ‘CJG’ of ‘jeugdzorgaanbieder’ neutraler is dan dat van BJz. Partijen geven aan dat het op zichzelf een goede zaak is dat BJZ niet meer voor alle trajecten een indicatie stelt, dat heeft niet in alle situaties meerwaarde. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
24
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Interview Peter Stam, directeur van zorgaanbieder Yorneo en lid van de Commissie Zorg om Jeugd. Gemeenten en partijen in de Centra voor Jeugd & Gezin moeten volgens Peter Stam inzetten op een positief jeugdbeleid, waarin ouders, jeugdigen en professionals op uitdagende wijze vorm kunnen geven aan het opgroeien en meedoen van jeugdigen. Gemeenten stellen de belevingswereld van de jeugd daarbij centraal. Partijen die zich bezig houden met opgroei- en opvoedondersteuning stellen hun diensten beschikbaar in het primaire leef- en opvoedmilieu van jeugdigen. Er zijn vijf leef- en opvoedmilieus te onderscheiden: 1. Gezin en omgeving 2. Kinderopvang en peuterspeelzalen 3. Primair onderwijs 4. Buitenschoolse opvang 5. Voortgezet onderwijs De kerngedachte is dat ouders/opvoeders en de maatschappij samen opvoeden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin vervult een coördinerende rol ten aanzien van de partijen die ouders en professionals ondersteunen in de opvoedtaken. Professionals van het CJG verwijzen niet door, maar betrekken specialisten in (gezins) situaties waarin generalistische programma´s niet zonder meer werken. Voor het uitvoeren van experimenten zoals ‘ambulante jeugdzorg zonder indicatie’ noemt Peter Stam een heldere visie van gemeenten van essentieel belang om richting te bepalen. De visie leidt tot het formuleren van hypotheses die vervolgens worden getoetst in afge bakende pilots. Bron: ‘Van denken naar doen, Opvoeden versterken in de praktijk’, (Stam en Doodkorte, 2011)
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
25
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.3 Veiligheid & kwaliteit
“Om veiligheid optimaal te waarborgen, is het nodig dat wij als jeugdzorgaanbieder onze kennis en expertise inzetten om het voorliggend veld zo goed mogelijk toe te rusten.” Quote Jeugdzorgaanbieder regio Nijmegen
4.3.1 Veiligheid In de pilot is een belangrijke vraag hoe de veiligheid van jeugdigen is geborgd in de nieuwe situatie waarin ambulante jeugdzorg zonder indicatie van BJz wordt ingezet. BJz moet volgens haar wettelijke taakstelling worden betrokken bij situaties waarin sprake is van een complexe hulpvraag, motivatie problemen of een onveilige opvoedsituatie. De pilots zijn gericht op licht ambulante hulpvragen. Complexe hulpvragen moeten direct worden verwezen naar BJz. De veiligheid kan in het geding zijn als er een verkeerde inschatting van de zwaarte van de hulpvraag wordt gemaakt. In beide regio’s geven de meeste respondenten aan dat de veiligheid van het kind voldoende is gewaarborgd. Partijen vinden dat BJz als expert moet worden betrokken bij situaties waarin er twijfels of zorgen bestaan over de veiligheid van jeugdigen. Deze consultatie door het voorliggend veld van een deskundige professional draagt bij aan het optimaliseren van de veiligheid. In de pilot zijn afspraken gemaakt over consultatie door een collega instelling in het voorliggend veld, indien nodig. In de regio Noord-Veluwe wordt bij elke casus BJz geconsulteerd, daarmee vinden de meeste respondenten dat in de regio Noord-Veluwe de veiligheid voldoende is geborgd. Het feit dat de respondenten denken dat bij elke casus BJz geconsulteerd moet worden is opmerkelijk, omdat in de projectgroep nadrukkelijk is afgesproken dat dit niet de bedoeling is. In de regio Nijmegen volstaat in de praktijk het bevragen van een collega binnen het voorliggend veld, waardoor het risico bestaat dat de inschatting op een te weinig deskundige basis wordt genomen. De werkwijze rond signaleren en consultatie wordt nader uitgewerkt in paragraaf 4.6.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
26
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Het aanmeldformulier bevat vragen over de veiligheid van het kind (een samenvatting van het LIRIK instrument van BJz). Bij twijfel vult de aanmelder de volledige LIRIK in en wordt BJz geconsulteerd. Door CJG-partijen en jeugdzorgaanbieders is benoemd dat er in de regio Noord-Veluwe onvoldoende wordt gewerkt wordt met risicotaxatie-instrumenten (ondanks het feit dat het aanmeldformulier voorziet in vragen over de veiligheid van het kind). De meeste managers en medewerkers vinden dat niet alle professionals in het voorliggend veld over voldoende deskundigheid beschikken om de nieuwe werkwijze uit te voeren. Dit kan volgens respondenten leiden tot een beperkt veiligheidsrisico in de inschatting van de (complexiteit van de) hulpvraag van gezinnen. Meerdere managers en professionals in het voorliggend veld benoemen dat de wachtlijsten ervoor zorgen dat het lang duurt voordat de juiste zorg kan worden inzet, dit is niet veranderd als gevolg van de pilot. Door lang te wachten op inzet van hulp kan een lichte hulpvraag verzwaren.
4.3.2 Cliënttevredenheid De meeste respondenten in zowel het voorliggend veld als bij jeugdzorg aanbieders geven aan dat, mits de hulpvraag goed is beoordeeld, het voor cliënten prettig is om maar één keer hun verhaal te hoeven vertellen. Daarnaast kunnen cliënten sneller terecht bij ambulante jeugdzorg dan voorheen. Partijen geven aan dat dit een verwachting vooraf is. Zij vinden het belangrijk dat betrokken partijen structureel aandacht hebben voor het evalueren van de tevredenheid van ouders/opvoeders en jeugdigen.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
27
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Pilot CJG en jeugdzorgaanbieders in de regio Maasland De regio Maasland is sinds 2008 bezig met een werkwijze waarin ambulante jeugdhulp vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt aangeboden. Door middel van een pilot zijn in anderhalf jaar tijd 75 trajecten ingezet. Sander van den Berk, CJG manager in Oss, geeft aan dat het CJG fungeert als centraal loket voor vragen over opvoeden en opgroeien. Daarnaast is het CJG gericht op het optimaal toerusten van functio narissen op vindplaatsen (zoals scholen en kinderdagverblijven). Professionals in deze voorzieningen moeten snel de juiste aanpak kunnen hanteren voor kinderen en gezinnen. Zij leggen samenwerkingslijnen en schatten in welke kinderen in aanmerking komen voor zwaardere vormen van hulp, zoals ambulante jeugdzorg. De pilot in de regio Maasland leidt tot de volgende resultaten: • De hulp sluit aan bij de vraag van de cliënt; zo licht mogelijk, zo snel mogelijk en waar mogelijk zonder indicatie. Hulp is op korte termijn inzetbaar waardoor verergering van problematiek kan worden voorkomen. • De cliënt heeft slechts contact met één organisatie voor organisatie van hulp. Toeleiding en casemanagement vanuit Bureau Jeugdzorg is overbodig. • 75% van de klanten wordt geholpen met het geboden niet geïndiceerde aanbod waardoor aanmelding BJZ niet nodig is; er wordt in voldoende mate de juiste hulp toegewezen. • de hulpinzet is afdoende en snel: het aanbod leidt tot cliënt tevredenheid en er is geen verdere geïndiceerde hulp nodig. »
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
28
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
» Voor het uitvoeren van een pilot waarin jeugdzorgaanbieders en lokale instellingen samenwerken is het volgens Sander van den Berk belangrijk dat gemeenten een duidelijke visie en ambitie hebben. De gemeente Oss heeft uitgesproken samen met 21 andere gemeenten te willen optrekken in de decentralisatie van de jeugdzorg. Ook geeft Sander van den Berk aan dat een stevig CJG een goede basis is voor samenwerking. De komende jaren zet het CJG Maasland in samenwerking met thuiszorg, jeugdgezondheidszorg, MEE en maatschappelijk werk een extra hulpaanbod in om het lokale jeugdbeleid te versterken. Onder de noemer ´oost west thuis best´ gaat het CJG laagdrempelige en vraaggerichte zorg bieden om ernstige(re) problemen te voorkomen. Dit kan gebeuren binnen het CJG maar ook op de vindplaatsen via medewerkers van de thuiszorg, GGD, schoolmaatschappelijk werkers etc. De besluitvorming over de inzet van het aanvullende aanbod loopt via het CJG casuïstiek overleg. Het lokale hulpaanbod zal uitgebreid worden met onder meer: sociale vaardigheidstraining (individueel en groep), groepstraining opvoedingsvaardigheden/triple P niveau 4 en gezinsbegeleiding en ambulant begeleid wonen. Scholen kunnen via hun schoolmaatschappelijk werker gebruik maken van bovenstaand aanbod, Ouders kunnen zelf een beroep doen op dit aanbod via het Centrum jeugd en Gezin Maasland.
4.4 Aanbod
“Vanwege beperkte financiën moeten we meer samenwerken en elkaars kwaliteiten combineren, om te komen tot nieuwe vormen van aanbod.” Quote respondent regio Noord-Veluwe
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
29
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Met de pilot wil de provincie stimuleren dat er samenhang komt tussen ambulante jeugdzorg en lichte vormen van pedagogische begeleiding. Zodat er een laagdrempelig, intersectoraal ambulant zorgaanbod ontstaat waarin opvoedondersteuning en jeugdzorg snel, dichtbij (lokaal) en zo licht mogelijk wordt ingezet.
4.4.1 Doel intersectoraal aanbod In beide regio’s leidt de pilot nauwelijks tot ontwikkeling van nieuw of vernieuwend intersectoraal aanbod. Instellingsbelangen en financieringsstromen zijn daarbij belemmerend. Daarnaast is er geen prikkel om zoveel mogelijk hulpvragen in het voorliggend veld af te handelen, er wordt niet op gestuurd vanuit het management van de pilot. In de pilot lijkt de prikkel te zijn om de afgesproken aantallen trajecten in te zetten. Partijen geven aan dat de ontwikkeling van nieuw aanbod geen doel op zichzelf mag zijn, maar dat het een vraag moet beantwoorden. Partijen in het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieders werken nog niet optimaal vanuit de vraag van cliënten. Nieuw aanbod kan ontstaan als instellingen in het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders meer en beter met elkaar samenwerken. Partijen onderkennen het belang van investeren in preventie en lichte ondersteuning om ‘erger te voorkomen’. Benoemd is dat nieuw of vernieuwend aanbod niet vanzelf ontstaat. De volgende redenen worden genoemd: • Nieuw of vernieuwend aanbod kan worden vormgegeven vanuit een financiële prikkel. Als er geen geld is, beperken partijen zich tot het uitvoeren van het noodzakelijke. • Ingewikkelde financieringsstromen (genoemd in de regio NoordVeluwe) belemmeren de ontwikkeling van aanbod. • De samenwerking in de pilot is primair gericht op kennismaken (genoemd in de regio Noord-Veluwe), niet op de ontwikkeling van aanbod.
Meerdere respondenten in de regio Noord-Veluwe benoemen dat als gevolg van de pilot meer en sneller ambulante jeugdhulp wordt geboden en dat de drempel voor ouders om hulp te ontvangen lager wordt. Dit zou volgens hen » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
30
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
op den duur kunnen leiden tot snellere vroegtijdige interventies, waardoor er wellicht minder beroep wordt gedaan op zwaardere, dure vormen van jeugdhulp. Door zes respondenten in de Regio Noord-Veluwe is de Triple-P4 groepsactiviteit benoemd als nieuw aanbod. Dit zou ook kansen bieden voor directe samenwerking tussen het voorliggend veld en de zorgaanbieders, door de training gezamenlijk te geven. Tegelijkertijd leidt het ook tot verwarring welke organisatie wanneer voor welke doelgroep Triple P4 kan inzetten. Een bestaande vorm van intersectoraal aanbod in de regio Noord-Veluwe is het samenwerkingsconvenant tussen Pactum, BJz en de stichting leerlingenzorg waarbij leerlingen sneller geholpen worden. Dit aanbod was al ontwikkeld voor de start van de pilot. De commissie leerlingenzorg is verantwoordelijk voor de onderwijskundige blik en BJz voor zorg. Samen met BJz en Pactum zijn twee vormen van aanbod opgezet: • Rebound: observatie en diagnose van kinderen met meervoudige problematiek. • Dagopvang: vrijwillige hulpverlening aan kinderen. Het ZAT kan rechtstreeks doorverwijzen naar Pactum, waarbij BJz achteraf indiceert. Daarnaast is Pactum bezig met de ontwikkeling van een Buitenschoolse Opvang Plus. Pactum wil daarin samenwerken met de kinderopvang en het algemeen maatschappelijk werk.
4.4.2 Analyse aanbod: hiaten en overlap Partijen in het voorliggend veld geven aan op de hoogte te zijn van elkaars aanbod aan opvoed- en opgroeiondersteuning, maar het aanbod aan ambulante hulpverlening van de jeugdzorgaanbieders niet goed te kennen. In de regio Noord-Veluwe wordt vooral verwezen op basis van geografische ligging van aanbieders. In de regio Nijmegen is één jeugdzorgaanbieder betrokken bij de pilot. De volgende hiaten zijn door respondenten benoemd in het huidige aanbod van zowel voorliggend veld als jeugdzorgaanbieders: • In beide regio’s wordt generalistisch aanbod voor gezinnen (in plaats van kindgericht aanbod) grotendeels gemist. » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
31
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
• In de regio Noord-Veluwe is door veel respondenten het nauw omschreven aanbod van zorgaanbieders benoemd als knelpunt. Professionals kunnen niet flexibel worden ingezet naar behoefte, omdat er vanuit ‘productdenken’ hulp wordt ingezet en niet vanuit de precieze behoefte van de cliënt. • Entréa geeft aan dat er wijken zijn (zoals het Waterkwartier in Nijmegen) waar de reële inschatting is dat preventie weinig effect heeft. In die wijken wonen mensen die elkaar kennen vanuit ervaringen in het hulpverleningscircuit. Daar zijn stevige hulpverleners nodig die tijd en ruimte hebben om langdurig met gezinnen aan de slag te gaan. In de jeugdzorg is de trend ingezet om meer ambulante hulp in plaats van residentiële zorg te bieden. Ambulante hulp wordt aangeboden door zowel het voorliggend veld als door de jeugdzorgaanbieders. Meerdere respon denten beschrijven een overlap in het aanbod tussen de partijen in het voorliggend veld enerzijds en de jeugdzorgaanbieders anderzijds. Er zit op het moment van evaluatie veel beweging in het veld, waarbij meerdere partijen in het gat/grensvlak tussen preventief veld en jeugdzorg springen. Aanbod op dat grensvlak kan door zowel (school)maatschappelijk werk, jeugdzorg als thuiszorg worden geboden. In beide regio´s is het voor professionals onduidelijk waarin het ambulante aanbod van de maatschappelijke dienstverlener verschilt van de jeugdzorgaanbieders. Een voorbeeld in de regio Nijmegen zijn de gezinscoaches van NIM: een relatief zware vorm van hulpverlening, gericht op dwang en drang in situaties waarin ouders niet vrijwillig meewerken. Entréa geeft aan dat NIM zich hier meer op het gebied van de jeugdzorg begeeft. Beide partijen zien dat ambulante gezinsbege leiding gelijk staat aan de inzet van een gezinscoach. Volgens Entréa is het denkbaar dat het aanbod van gezinscoaches bij Entréa hoort te liggen. NIM geeft aan de andere kant aan dat jeugdzorginstellingen ook steeds meer maatschappelijk werkers inzetten. Een goede afstemming over het aanbod vindt tussen beide partijen nog niet plaats. Respondenten geven aan dat beide partijen zich moeten focussen op waar ze echt goed in zijn (core business), vanuit een gezamenlijk belang voor gezinnen.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
32
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
De jeugdzorgaanbieders in de regio Noord-Veluwe hebben verschillende visies op de veranderende markt. De één geeft aan zich juist meer te willen specialiseren in zwaardere gevallen (“omdat het voorliggend veld ambulant aanbod goedkoper kan bieden”) en de ander geeft aan juist generalistischer te werk te willen gaan (“omdat daar marktpotentieel ligt”). Daarbij is het risico benoemd dat het voorliggend veld een casus straks mogelijk langer bij zich houdt, waardoor de zorgaanbieder buitenspel komt te staan en veiligheidsrisico’s toenemen.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
33
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
34
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Interview Erik Dannenberg, voorzitter van de subcommissie Decentralisatie Jeugdzorg van de VNG en wethouder in Zwolle Erik Dannenberg vindt dat er in de loop der jaren een constructie is ontstaan die onwerkbaar is voor hulpverleners en onoverzichtelijk is voor cliënten. Het veld is ingericht op enkelvoudige problematiek zoals de GGZ, gehandicaptenzorg en de verslavingszorg. Juist het domein van de relatief lichte zorg vindt hij te klein. Want op het moment dat er iets meer aan de hand is, zit men tegen een indicatiepoort aan. Dat is het schadelijke aan het indicatiesysteem. Het lokt uit dat een probleem eerst groter gemaakt wordt, voordat men het weer kleiner kan gaan maken. Een hulpverlener moet eerst een probleem vinden, een sticker erop kunnen plakken, en dan is een hulpverlener gelegitimeerd om iets te gaan doen. Dannenberg is van mening dat de werkwijze in pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie van BJZ eigenlijk geen pilots zouden moeten zijn, maar een structurele werkwijze. Erik Dannenberg vindt het belangrijk om met ondersteuning en hulp in vindplaatsen aanwezig te zijn. Er moeten bijvoorbeeld geen medische kinderdagverblijven meer zijn, maar men moet kinderen behandelen op de plek waar ze zijn, op bijvoorbeeld een gewoon kinderdagverblijf. Juist temidden van de groepssituatie en de leidsters kan de ondersteuning worden gegeven. Hierdoor worden de leidsters meer deskundig en zijn ze beter in staat te signaleren. Zo worden kinderen in het gewone leven gehouden en wordt gezorgd dat de trend waarin we zitten, dat het gewone steeds kleiner wordt en het bijzondere steeds groter, tot normale proporties wordt teruggebracht. Er moet meer worden ingezet op ambulante hulp door generalisten. Dannenberg vindt dat er veel meer in cirkels georganiseerd moet worden. Er is een eerstelijn, ookwel de eerste cirkel. Die blijft altijd betrokken bij een gezin. De eerste cirkel bestaat uit de jeugdgezond» •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
35
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
» heidszorg en het (school)maatschappelijk werk. Als het ingewikkeld wordt, verwijst een professional niet door maar dan haalt die er iemand bij. Zo houdt men overzicht in de eerste cirkel en naarmate het op onderdelen nodig is, worden er meer specialisten betrokken. Dannenberg noemt dit: het systeem op ‘ooghoogte’ van de klant inrichten. Er moet één vast aanspreekpunt zijn voor een gezin met vragen of een gezin dat tegen zaken aanloopt. Voorwaarde is dat deze hulpverlener zowel kennis heeft van de medische als de agogische kant. Deze generalist geeft gezinnen praktische adviezen en kan waar nodig snel (in één uurtje te regelen) gespecialiseerde hulp in zetten. Deze rol is vergelijkbaar met de pedagogische huisarts.
4.5 Deskundigheid professionals
“ We werken liever met BJz samen in de praktijk aan concrete casuïstiek, dan dat we een uitgebreid scholingsprogramma volgen.” Respondent voorliggend veld regio Nijmegen
In de afgesproken werkwijze in de pilot is gesteld dat aanmelden zonder tussenkomst van BJz alleen werkt als het voorliggend veld voldoende deskundigheid heeft om de juiste inschatting te maken van de zorgzwaarte van de hulpvraag. De veronderstelling is dat de kennis bij de BJz-medewerkers in het voorliggend veld aanwezig is. BJz is in beide regio’s verantwoordelijk voor de deskundigheidsbevordering van het voorliggend veld. Afspraken zijn gemaakt dat BJz en jeugdzorgaanbieders hun expertise overdragen aan het voorliggend veld zodat men snel en dichtbij een goede inschatting kan maken van een gezinssituatie. Ook is afgesproken dat dat BJz achteraf een steekproef uitvoert om te kijken of de juiste zorg is ingezet en of de aanmelding bij jeugdzorg terecht was. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
36
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.5.1 Competenties Vrijwel alle respondenten (in beide regio´s) geven aan dat de professionals in het voorliggend veld nog onvoldoende zijn toegerust om een goede inschatting te kunnen maken van een opvoedsituatie waarin wellicht ambulante hulp nodig is. In de regio Nijmegen maken de respondenten een uitzondering voor (school)maatschappelijk werkers van NIM die vanuit hun beroep voldoende competent zijn voor deze werkwijze. In de regio Noord-Veluwe geven respondenten aan dat het voorliggend veld vooral gesprekstechnieken mist om een goede inschatting van de hulpvraag te kunnen maken en te duiden wat te doen als de ontwikkeling van gezinssystemen vastloopt. In beide regio’s vindt men en blijkt dat professionals niet duidelijk zijn geïnformeerd over het doel: zo licht en zo snel mogelijk hulp inzetten. De kans bestaat dat professionals uit het voorliggend veld (te) snel doorverwijzen dankzij de lage drempel tussen het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders. Partijen geven aan de expertise van BJz en jeugdzorgaanbieders nodig te hebben om de werkwijze verantwoord uit te kunnen voeren. In de regio Noord-Veluwe is daarnaast een aantal aspecten benoemd die de ontwikkeling van competenties mogelijk belemmeren: • Er zijn 100 trajecten op zes gemeenten ingezet, waardoor de kans dat een professional meer dan één keer met een traject in de pilot te maken krijgt klein is. Hierdoor bestaat er binnen de pilot volgens meerdere managers onvoldoende mogelijkheid om de expertise eigen te maken. • Door meerdere respondenten (managers van CJG-partijen, managers en medewerkers van jeugdzorgaanbieders en medewerkers van BJz) is benoemd dat er sprake is van enige handelingsverlegenheid en weinig lef bij een aantal professionals in het voorliggend veld.
“...Meer dagdelen daaraan besteden is ook niet haalbaar, we willen ook geen tweede BJZ, dus het werkveld moet genoegen nemen met minder deskundigheid. Maar wat is het niveau dat we met elkaar acceptabel vinden?” Quote respondent regio Noord-Veluwe
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
37
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.5.2 Verbeteren van het deskundigheidsniveau In de regio Noord-Veluwe wordt een scholingsplan opgesteld in samenwerking met BJz. Tijdens de interviews was het voor respondenten onduidelijk wat daarvan kan worden verwacht. In de regio Nijmegen heeft BJz een verantwoordelijkheid in het bevorderen van deskundigheid, maar is geen concreet scholingsplan opgesteld. Respondenten in Nijmegen en Wijchen geven aan dat nog niet is gevraagd naar de behoeften van de diverse partijen in het voorliggend veld. Om het deskundigheidsniveau te borgen en verder te verbeteren, geven BJz en jeugdzorgaanbieders in beide regio’s aan benaderbaar te zijn voor consultatie, advies en coaching. Het voorliggend veld geeft aan behoefte te hebben aan ‘coaching on the job’: concreet samenwerken met BJz aan casuïstiek. De meeste respondenten vinden dat de expertise van BJz nog onvoldoende wordt overgedragen aan het voorliggend veld, maar ook aan de jeugdzorgaanbieders. Zo heeft BJz bijvoorbeeld standaard intake-formulieren die in de pilot niet worden gebruikt door de jeugdzorgaanbieders. Een aantal respondenten geeft aan dat er meer gebruik gemaakt zou moeten worden van sociale media, zoals Yammer (een besloten medium dat medewerkers gebruiken om elkaar snel te kunnen consulteren). De jeugdzorgaanbieders in beide regio’s vinden dat zij over een groot deel van de expertise van BJz beschikken. Zij denken dat de inzet van ambulante werkers in contact met het voorliggend veld leidt tot deskundigheidsbevordering van het voorliggend veld.
4.6 Werkprocessen
“Werkprocessen voor consulteren, toeleiden en aanmelden moeten nog verder worden uitgewerkt om voor iedereen duidelijk te maken hoe de nieuwe werkwijze verloopt.” “ We moeten nadenken over hoe generalisten en specialisten binnen één gezin op een goede manier kunnen samenwerken.” Quotes respondenten regio Nijmegen en regio Noord-Veluwe •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
38
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
4.6.1 Huidige en nieuwe werkwijze Het aansluiten van het gemeentelijke voorliggend veld op de ambulante jeugdzorg is in feite een logistieke transitie. In de oude werkwijze signaleert het gemeentelijk voorliggend veld een behoefte, stelt BJz eventueel een indicatie en verzorgt BJz de toeleiding naar de jeugdzorgaanbieder. Zie figuur 3 voor een vereenvoudigde weergave.
BJZ
Voorliggend veld (CIG, ZAT, casusoveleg)
Jeugdzorgaanbieder
ernst situatie?
Ambulante jeugdhulp passend
Signaleren Indiceren
wacht lijst Intake cliënt
Inzet ambulante hulp
Aanmelden
Andere vervolgactie nodig
Vervolgactie ondernemen Figuur 3: oud werkproces ambulante jeugdzorg
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
39
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
In de pilot wordt de indicatiestelling door BJz uit het primaire proces gehaald. Daarvoor zijn werkprocessen ontwikkeld en routes voor toeleiding en aanmelding beschreven. De afgesproken nieuwe werkwijze in de pilot is als volgt weer te geven:
Voorliggend veld (CIG, ZAT, Wijkteam)
Voorliggend veld (CIG, ZAT, Wijkteam)
Entréa
wacht lijst Ambulante jeugdhulp passend
Signaleren ernst situatie?
Intake cliënt
Inzet ambulante hulp
Aanmelden
Andere vervolgactie nodig
Vervolgactie ondernemen Figuur 4: nieuwe werkwijze
Partijen geven aan dat het proces in de nieuwe situatie een kortere doorlooptijd kent (sneller is), dankzij het achterwege laten van de tijdrovende indicatiestelling door BJZ. In de regio Noord-Veluwe benoemen meerdere respondenten (zowel een aantal professionals als managers) dat zij een aantal stappen missen die voorafgaand aan de ontwikkeling van het nieuwe proces gezet hadden moeten worden. Bijvoorbeeld: • in kaart brengen hoe het proces van BJz en de jeugdzorgaanbieders met indicatie verliep (de oude werkwijze) en hoe dat proces er zonder indicatie uit kan zien (nieuwe werkwijze). • nadenken over de situatie waarin er geen doorverwijzing nodig is. Hoe wil men dat een professional in het voorliggend veld een gesprek voert met een ouder?
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
40
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Zowel managers als verwijzers hebben benoemd dat de overheveling van taken van BJz naar het voorliggend veld leidt tot een verzwaring van het voorliggend veld. Respondenten vinden dat er daarom effectief niet veel is veranderd. Benoemd is dat de pilot wordt gezien als één schakel die wordt aangepakt en daarmee tot één probleem gereduceerd wordt, terwijl het onderdeel zou moeten zijn van een groter geheel. In de volgende paragrafen wordt stilgestaan bij de afzonderlijke proces stappen.
4.6.2 Signaleren en consulteren Professionals in het voorliggend veld maken een inschatting welke ondersteuning en welke zorg in welke situaties benodigd is. Als een professional inschat dat ambulante jeugdzorg nodig is, zijn er in de pilot in beide regio’s twee routes afgesproken om een gezin toe te leiden: 1. Via consultatie in een multidisciplinair casusoverleg, zoals het ZAT of een casusoverleg. In het overleg wordt een afweging gemaakt over de zwaarte van de hulp die nodig is. BJz heeft zitting in het ZAT en adviseert bij het beoordelen van de hulpvraag en het inschatten van een eventueel veiligheidsrisico. 2. Rechtstreeks, met zo nodig een consultatie van een CJG partner of ambulante jeugdzorg.
Ad 1: Toeleiding via ZAT Veel partijen geven aan dat het toeleiden via een ZAT een effectieve werkwijze is, omdat alle noodzakelijke disciplines daar aanwezig zijn. Een aantal managers en professionals merkt echter op dat het ZAT te weinig een preventieve functie heeft en het vertragend werkt, omdat een ZAT maar eens per 6 weken bij elkaar komt. Door inzet van schoolmaatschappelijk werk wordt beter gesignaleerd en sneller ingegrepen, waardoor er minder casussen besproken hoeven te worden in het ZAT.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
41
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Ad 2: Rechtstreekse toeleiding In de tweede route kunnen professionals uit het voorliggend veld zelf een gezin toeleiden naar ambulante jeugdzorg na consultatie van een CJGcollega of een medewerker van een jeugdzorgaanbieder. Uit interviews met partijen in de regio Noord-Veluwe blijkt dat in de praktijk is afgesproken dat BJz altijd geconsulteerd moet worden. Deze afspraak strookt niet met het beschreven werkproces in het pilotdocument. In de regio Nijmegen is de afspraak gemaakt dat consultatie door BJz en de jeugdzorgaanbieder kan worden gedaan. In de praktijk wordt volgens respondenten echter willekeurig omgegegaan met consultatie. De heersende opinie is dat consultatie alleen kan worden geboden door een partij die daar de expertise voor heeft. Men vindt daarom een consultatie door een (school) maatschappelijk werker of een jeugdhulphulpverlener noodzakelijk. Consultatie door een jeugdzorgaanbieder is precair, zo noemt een partij. Het feit dat Entréa er vroeg bij is kan leiden tot een ´aanzuigende werking´ waarbij Entréa haar eigen vraag vormt. Een andere partij geeft aan dat moet worden gewaakt voor een apart specialistisch consultatiecentrum komen, dat zou een risico op een tweede Bureau Jeugdzorg betekenen. In de regio Noord-Veluwe geven de meeste respondenten aan dat op hoofdlijnen de werkprocessen voldoende helder zijn, maar er tijd nodig is om werkafspraken uit te kristalliseren. In de regio Nijmegen geven partijen aan dat de wijze van toeleiden niet voldoende duidelijk en gestroomlijnd is. In beide regio’s is soms onduidelijk hoe aanmeldroutes lopen binnen de pilot. Men vindt dat lijnen niet voldoende zijn uitgewerkt. Verwarrend vinden partijen in het voorliggend veld bijvoorbeeld wat er gebeurt als cliënten zelf een jeugdzorgaanbieder of BJz bellen. BJz en jeugdzorgaanbieders in beide regio’s geven aan rechtstreekse aanmeldingen direct in behandeling te nemen, omdat cliënttevredenheid voorop staat. Dit is in beide regio’s een afwijking van het afgesproken werkproces. Daarnaast bestaan de volgende onduidelijkheden in deze processtap bij een aantal respondenten in de regio Noord-Veluwe: • Meerdere respondenten vinden de criteria voor verwijzing en de omschrijving van de doelgroep onvoldoende scherp. Feitelijk komt het erop neer dat verwijzers eerst BJz bellen. » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
42
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
• Veel verwijzers zijn onvoldoende op de hoogte dat zij eerst alle betrokken instanties in kaart moeten brengen en informeren en vervolgens de casus kunnen verwijzen naar de jeugdzorgaanbieder. • De jeugdartsen van de GGD lijken niet aangehaakt. Alleen jeugd verpleegkundigen zijn geïnformeerd over de nieuwe werkprocessen en worden getraind door BJz. In de gemeenten Wijchen (regio Nijmegen) en Oldebroek (regio NoordVeluwe) wordt de CJG-coördinator geconsulteerd bij toeleidingen. De coördinatoren willen niet zozeer controleren, maar zicht houden op de voortgang van het proces.
‘Het werkproces is helderder geworden naar aanleiding van het invullen van het formulier. Het helpt gewoon om met iemand van BJz over te hebben die kan kijken wat er nodig is. Dat maakt voor mij tastbaarder wanneer iemand aan de voorwaarden voldoet.’ Quote respondent regio Noord-Veluwe
4.6.3 Aanmelden bij jeugdzorgaanbieders Na consultatie in een multidisciplinair overleg of door een collega kan de professional uit het voorliggend veld de aanmelding bij één van de jeugdzorgaanbieders verzorgen. Er wordt gewerkt met een standaard aanmeldformulier van 5 A4-tjes. Een aantal respondenten is ontevreden over het aanmeldformulier, onder meer omdat men vindt dat het formulier erg uitgebreid is en lastig is om in te vullen met ouders. Een aantal managers en verwijzers noemt het reduceren van het aantal formulieren en bureaucratie als belangrijk doel van de pilot. Zij willen komen tot één integraal eenvoudig formulier. Andere partijen geven juist aan tevreden te zijn over het huidige aanmeld formulier. Zij vinden het formulier efficiënt; alle in te vullen velden zijn nodig voor een volledige aanmelding. Zoals een partij in Nijmegen zegt: “het aanmeldformulier bevat de basisset voor noodzakelijke informatie die de » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
43
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
jeugdzorgaanbieder moet hebben”. Men geeft aan dat het feitelijke gebruik van het aanmeldformulier daarmee niet verplicht is, maar dat de informatieeis staat. Aanmeldingen in Regio Noord-Veluwe Er zijn 100 unieke trajecten verdeeld over de jeugdzorgaanbieders (zie tabel). Medio juli 2011 bleek dat er 8 van de 100 trajecten vanuit de pilot zijn ingezet, die als volgt verdeeld zijn over de jeugdzorgaanbieders:
Jeugdzorgaanbieder
Aantal toegewezen
Aantal gerealiseerde
GemeentenPartners
trajecten
trajecten
CJG
Pactum 70 5
Harderwijk, Nunspeet en Ermelo
Lijn 5
20
2
Oldebroek en Elburg
JOOZT
10
1
Putten
SGJ
-
0
Leger des Heils
-
0
Tabel 3: verdeling trajecten over jeugdzorgaanbieders regio Noord-Veluwe
SGJ voert ambulante jeugdhulp uit indien ouders daar om verzoeken. Leger des Heils voert ambulante jeugdhulp uit als de zorgvraag aansluit bij de specifieke aanpak van Tien voor Toekomst. De jeugdzorgaanbieder leidt relevante casussen door naar SGJ of Leger des Heils. De meeste respondenten geven aan dat medewerkers alleen in theorie ervaring op hebben gedaan en nog niet in de praktijk. Vanuit het maatschappelijk werk is enige ervaring opgedaan met verwijzen, maar vanuit de jeugd gezondheidszorg (0-19) nog niet. Aanmeldingen in regio Nijmegen In de pilot is afgesproken dat er in de gemeente Wijchen 22 van de 90 trajecten worden ingezet en in de gemeente Nijmegen 68. In alle gevallen is Entréa de betrokken aanbieder van ambulante jeugdhulp. » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
44
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Uit de evaluatie blijkt dat er 22 aanmeldingen hebben plaatsgevonden: 16 uit Nijmegen, 4 uit Wijchen en 2 uit andere gemeenten via een school in Nijmegen of Wijchen. De volgende partijen hebben een aanmelding verzorgd:
Aanmelder
Aantal
AMW (NIM)
5
Intern begeleiders basisonderwijs
4
SMW voorgezet onderwijs
6
Zorgcoördinatoren VO
2
GGD Regio Nijmegen (JGZ 0-4)
1
KION
1
MEE
1
Stichting Kans & Kleur (directeur zorg PO Wijchen)
2
22
Tabel 4: verdeling aanmeldingen regio Nijmegen
Wat opvalt is dat met name het schoolmaatschappelijk werk en het algemeen maatschappelijk werk de jeugdzorgaanbieder weten te vinden. Volgens Entréa zijn alle aangemelde casussen in de juiste gevallen ingezet; ambulante jeugdzorg bleek volgens hen daadwerkelijk nodig. Bureau Jeugdzorg gaat een steekproef uitvoeren die duidelijk maakt of de juiste zorg is ingezet en of aanmelding bij de jeugdzorgaanbieder terecht was.
4.6.4 Intake door jeugdzorgaanbieders De intake door de jeugdzorgaanbieders verschilt in de twee regio’s. De regio’s worden onderstaand elk apart beschreven.
Regio Noord-Veluwe In de pilot is de volgende werkwijze afgesproken. De verwijzer vult samen met de ouders en jongere het formulier zo volledig mogelijk in. De verwijzer levert dit bij de vertegenwoordiger van de jeugdzorginstelling aan. De ambulante » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
45
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
hulpverlener van de betreffende jeugdzorgaanbieder neemt binnen vijf werkdagen contact op met de verwijzer en plant binnen enkele dagen met de ouders een startgesprek. Indien nodig wordt de professional die bij de toeleiding is betrokken uitgenodigd voor het gesprek. Twee medewerkers in het voorliggend veld geven aan dat niet voor alle jeugdzorgaanbieders duidelijk is dat zij contact op moeten nemen met de verwijzer. Voor de medewerkers in het voorliggend veld en medewerkers van jeugdzorginstellingen is het onduidelijk hoe wordt omgegaan met wachtlijsten. Men leeft veelal in de veronderstelling dat verwijzingen uit de pilot met voorrang worden behandeld. Een ambulant werker geeft aan dat de werkwijze voor intake voor de pilot in haar organisatie is aangepast. In de oude situatie werd er een intake op kantoor gepland met de ouders, een ambulant werker en een gedragswetenschapper. De gedragswetenschapper bepaalde welke zorg geboden werd. In de pilot doet de ambulant werker de intake bij het gezin thuis en stelt een hulpverleningsplan op, die zij vervolgens voorlegt aan de gedragswetenschapper. Zij is daarnaast in de vooronderstelling dat de ambulant werker na aanmelding een vooronderzoek uitvoert en daar extra gesprekken aan kan besteden. Een unitmanager van een andere jeugdzorgaanbieder geeft aan hun werkwijze voor de intake niet is aangepast. Zij is in de veronderstelling dat het onderzoek door het voorliggend veld wordt uitgevoerd. De medewerkers van Pactum en BJz geven dat de samenwerking tussen Pactum en BJz voor de pilot goed verliep. Zij benoemen beiden dat het prettig is om strategisch de rollen te verdelen in die zin dat de één naast de ouder staat en de ander de kritische vragen stelt. Functioneren met beide petten op, zoals in de pilot wordt verwacht, is een hele lastige opgave. Mensen motiveren én hulp te bieden vinden zij een moeilijke combinatie. Regio Nijmegen In de pilot is de volgende werkwijze afgesproken: cliënten melden zich met het ingevulde formulier aan bij Entréa. Entréa maakt een dossier aan en de ambulante hulpverlener plant binnen enkele dagen met de ouders een startgesprek. De ambulante hulpverlener nodigt indien nodig de professional die bij de toeleiding is betrokken uit voor het gesprek. Binnen zes weken wordt er een zorgovereenkomst met de ouders opgesteld. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
46
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
Uit interviews met professionals van Entréa blijkt dat het feitelijke intakeproces er als volgt uit ziet: • Aanmelding komt bij afdeling instroom en cliëntenlogistiek (CCL) binnen. • Binnen 5 dagen is duidelijk of Entréa de aanmelding kan accepteren of niet. • De afdeling CCL verwerkt de aanmelding en plant binnen 3 weken een startgesprek. Hierna kan het dossier naar de betreffende afdeling, als er ruimte en tijd is. CCL ‘ritst’ op aanmeldingsdatum tussen ‘geïndiceerde zaken’ en ‘pilot zaken’. Is die ruimte er niet, dan overbrugt de afdeling CCL met de startmodule tot het moment dat de gevraagde hulpvorm kan beginnen. NIM geeft aan dat startgesprekken binnen 14 dagen plaatsvinden. Men vindt de vigerende afspraken over termijn onduidelijk. Partijen geven aan dat Entréa een heldere intake uitvoert, waarin Entréa duidelijk aangeeft dat er een wachttijd is tussen intake en start hulp. Cliënten die binnen de pilot worden aangemeld komen op dezelfde wachtlijst als reguliere cliënten. Er wordt geritst vanaf datum aanmelding. Men vindt dat dit het zicht op doorlooptijden en snelheid vertroebelt. Net als in de regio Noord-Veluwe is het voor enkele partijen onduidelijk hoe het werkt met de wachtlijst. Men leeft soms in de veronderstelling dat er wel plekken zijn gereserveerd voor de pilot. Vanuit de CJG’s wordt aangegeven dat de interne route binnen Entréa in enige mate bureaucratisch kan worden genoemd. De intake kan Entréa achterwege worden gelaten, in het voorliggend veld wordt immers een uitgebreide inschatting gemaakt.
4.6.5 Inzet ambulante hulp door jeugdzorgaanbieder Na de intake starten de jeugdzorgaanbieders met de hulpverlening aan gezinnen. Met name de samenwerking tussen instellingen voor maatschappelijk werk en jeugdzorgaanbieders speelt hierbij een belangrijke rol. In de regio Nijmegen geeft NIM bijvoorbeeld aan in veel gevallen de casusregie te
» •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
47
HOOFDSTUK 4 – Resultaten
houden (als generalist en procesbewaker) en vindt de organisatie dit een goede wisselwerking met Entréa als opvoedspecialist. Een jeugdzorgaanbieder geeft aan ouders standaard uit te nodigen bij gesprekken en adviseert het voorliggend veld dit ook te doen. Maatschappelijk werkers van NIM geven aan dat ze zich betrokken voelen bij de werkwijze van Entréa en waarderen de directe terugkoppeling over en bevestiging van aanmeldingen door de jeugdzorgaanbieder.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
48
5
Conclusies & aanbevelingen Dit hoofdstuk presenteert per thema de conclusies, succesfactoren en aanbevelingen.
5.1 Doel pilot De pilot draagt in de huidige opzet in beide regio’s niet bij aan het realiseren van de lange termijn doelstelling: het bewerkstelligen van een afremmende werking op zware vormen van jeugdzorg. De pilot leidt tot een snellere inzet van ambulante jeugdzorg, dankzij het achterwege laten van de indicatiestelling door BJz. Het proces van toeleiding naar de juiste vorm van jeugdzorg wordt korter, omdat het indicatiebesluit van BJz ertussen uitvalt, maar verloopt niet efficiënt in de praktijk. Partijen in het voorliggend veld, BJz en jeugdzorgaanbieders missen een heldere visie van gemeenten op jeugdzorg in de pilot. De doelstellingen zijn niet voldoende helder gecommuniceerd binnen deelnemende organisaties, waardoor zowel managers als professionals eigen beelden hebben bij doelen die moeten worden behaald. De pilot draagt bij aan het verkleinen van de afstand tussen het voorliggend veld en de jeugdzorg. Partijen leren elkaar kennen en zoeken elkaar sneller op. Niet alle CJG en ZAT professionals zijn op het moment van evalueren in staat om deskundig te beoordelen welke casussen in aanmerking komen voor ambulante jeugdhulp. Succesfactoren • Duidelijk communiceren van doelstellingen die worden nagestreefd. • Formuleren van haalbare doelstellingen op lange en korte termijn. • Heldere visie van gemeenten op de pilot.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
49
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
Aanbevelingen • Gemeenten werken samen met provincie een heldere visie uit op de pilot en in het verlengde daarvan op de aanstaande transformatie van de jeugdzorg. De geformuleerde visie dient als kader voor de pilot. Men formuleert een duidelijke ‘stip op de horizon’; hoe willen de partijen met elkaar de zorg voor jeugd vormgeven? Als het eindplaatje duidelijker is, kan helder worden geschetst welke partijen welke gevolgen ondervinden en verantwoordelijkheden krijgen in de nieuwe werkprocessen. • Bij een vervolg op de huidige pilot nemen gemeenten het initiatief om haalbare doelen van de pilot te bespreken en vast te stellen met partijen in het voorliggend veld. • De projectleiding stelt SMART -doelstellingen op, zodat objectief gemeten kan worden wanneer de pilot succesvol is geweest en de resultaten in lijn met andere projecten in de regio kunnen worden beoordeeld.
5.2 Samenwerking In beide regio’s ligt er een goede basis voor samenwerking. De pilot draagt bij aan een effectieve samenwerking: lijnen zijn kort en elkaar kennen is een voorwaarde voor samenwerken. BJz heeft in de pilot een lastige rol. Door het overdragen van expertise is zij bezig ´zichzelf overbodig te maken´. De deskundige en actieve rol van BJz in de pilot wordt zeer gewaardeerd. Instellingen in de Jeugd-LVG en JeugdGGZ worden gezien als ontbrekende partners in de pilot. In de regio Noord Veluwe is het projectmanagement van de pilot een uit daging, omdat er veel organisaties bij betrokken zijn. Er liggen kansen om te komen tot effectiever projectmanagement, met name op het gebied van communicatie, benoeming van verantwoordelijkheden, borging en formuleren van duidelijke doelstellingen en resultaten. De pilot wordt onvoldoende bezien in lijn met andere projecten en ontwikkelingen in de regio. In de regio Nijmegen wordt de ´hands-on´ aanpak gewaardeerd: gewoon starten en dan zien wat er gebeurt. Niet alle professionals zijn voldoende op de hoogte van de pilot. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
50
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
In beide regio’s wordt in de projectgroep de link met de dagelijkse praktijk gemist, de projectgroep bestaat uit managers en beleidsmakers. In de huidige situatie bestaat er een conflict tussen het instellingsbelang van partijen (vraag creëren, bezetting op orde) en het maatschappelijk belang (zo min mogelijk jeugdigen in zware vormen van jeugdzorg). In een onzekere omgeving hebben partijen de neiging zich krachtig te profileren. Dit conflict belemmert de samenwerking tussen het voorliggend veld en jeugdzorg aanbieders. In de pilot wordt de drempel tussen het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders omlaag gebracht, waardoor het aanbod van de jeugdzorgaanbieders een aanzuigende werking kan krijgen. Partijen noemen de volgende voorwaarden voor effectieve samenwerking in de nieuwe werkwijze: • Stevige lokale CJG structuur als basis. • Visie en sturing van gemeenten op de toekomst van de jeugdzorg om duidelijke kaders te scheppen voor professionals. • Ruimte en vertrouwen van regievoerders op de pilot (in de huidige opzet: provincie en gemeenten). Partijen willen zich achteraf kunnen verantwoorden. Cijfers mogen geen primair doel zijn; het ontwikkelen van een effectieve samenwerking is belangrijker. • Geld en formatie zijn nodig. Partijen geven aan dat medewerkers belast worden door nieuwe ontwikkelingen die elkaar snel opvolgen. Niet alle voorwaarden voor een effectieve samenwerking zijn voldoende ingevuld. Succesfactoren • Een vervolg op de pilot wordt in samenhang bekeken met andere projecten en wordt gezien als een initiatief dat vooruitloopt op de transformatie jeugdzorg. • Er is sprake van effectief projectmanagement met goede doelstellingen, duidelijke rolverdeling, prestatie-indicatoren en een realistische tijdsplanning. Er moet voldoende aandacht zijn voor communicatie over en borging van resultaten met een bottum-up benadering: CJG coördinatoren en professionals worden vanaf het begin betrokken. » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
51
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
• Een solide basis voor samenwerking, zoals een regionaal of lokaal CJG waarin risicosignalering en coördinatie van zorg voldoende zijn geïmplementeerd. • Aan belangrijke voorwaarden wordt voldaan: ruimte en vertrouwen, begrip voor wederzijdse werelden en denkkaders, uitgaan van kwaliteiten. • Partijen plaatsen het maatschappelijk belang boven het instellings belang. • Overzichtelijk aantal partijen in de pilot. Aanbevelingen Samenwerking • Het projectmanagement van de pilots borgt in haar plannen dat de basis voor samenwerking verder wordt versterkt. In de projectgroep wordt een afvaardiging uit de praktijk uitgenodigd, bijvoorbeeld door CJG-coördinatoren op afroep uit te nodigen. • Gemeenten en provincie moeten samen de rol van BJz in de pilot helder verwoorden. • Bij het starten van nieuwe experimenten wordt onderzocht of het haalbaar is om naast jeugdzorginstellingen ook instellingen in de Jeugd-LVG en Jeugd-GGZ te betrekken in de pilot. Doel is om het volledige pakket aan ambulante zorg te beschouwen in de nieuwe werkwijze. • De projectleiding onderzoekt met welke projecten / initiatieven de pilots interfereren en stroomlijnt de verschillende initiatieven. • Gemeenten vullen belangrijke voorwaarden voor effectieve samenwerking in: - Zij geven ruimte en vertrouwen en vragen om verantwoording achteraf. - Zij benoemen de principes: begrip voor wederzijdse werelden/ denkkaders en uitgaan van kwaliteiten
» •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
52
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
• Gemeenten zetten in op het maatschappelijke belang: zo min mogelijk jeugdigen in zware vormen van jeugdzorg door het versterken van eigen kracht en zelfredzaamheid. Gemeenten buigen zich met alle partijen over de vraag hoe partijen hun instellingsbelang kunnen overstijgen, om het maatschappelijk belang te dienen. • In de communicatie richting professionals wordt aandacht besteed aan het hogere doel en de context van de pilot (zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk hulp bieden).
5.3 Veiligheid & kwaliteit Onvoldoende expertise in het voorliggend veld leidt tot een klein risico voor de veiligheid. De pilot is gericht op lichte vragen naar opvoed- en opgroei ondersteuning. De kans dat de inschatting van de (complexiteit van de) hulpvraag van gezinnen niet goed wordt gemaakt is beperkt aanwezig. BJz is de expert die moet worden betrokken bij situaties waarin er twijfels of zorgen bestaan over de veiligheid van jeugdigen. Consultatie van het voorliggend veld door een deskundige professional draagt bij aan het optimaliseren van de veiligheid. In beide regio´s is de veiligheid van jeugdigen in de pilot voldoende geborgd. In de regio Noord-Veluwe wordt BJz in alle gevallen geconsulteerd door een verwijzer die een gezin wil toeleiden naar ambulante jeugdzorg. Dit is een afwijking van het afgesproken werkproces. In de regio Nijmegen volstaat in de praktijk het bevragen van een collega binnen het voorliggend veld. Het aanmeldformulier bevat een verplichting tot het invullen van de LIRIK wanneer er signalen zijn van een onveilige situatie. In beide regio´s verwachten professionals dat cliënten (ouders en jeugdigen) tevreden zijn over de nieuwe werkwijze, zij kunnen sneller terecht bij ambulante jeugdzorg dan voorheen zonder afspraak bij BJz. Het is van belang dat partijen periodiek tevredenheid meten, om deze verwachting te toetsen.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
53
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
Succesfactoren • Het voorliggend veld is voldoende deskundig om een goede inschatting te maken van de hulpvraag van gezinnen. • Het voorliggend veld maakt gebruik van effectieve risicotaxatieinstrumenten. • BJz wordt standaard betrokken in situaties waarin er zorgen zijn over veiligheid. • Er is periodieke aandacht voor het meten van cliënttevredenheid. Aanbevelingen • Het management van de betrokken organisaties moet professionals in het voorliggend veld bewust maken van het risico op veiligheid en de verantwoordelijkheid om risico’s goed in te schatten. • Het projectmanagement van de pilot maakt intensief gebruik van effectieve tools (zoals instrumenten voor risicotaxatie) om professionals toe te rusten in het maken van een deskundige inschatting. • In de scholing van het voorliggend veld is voldoende aandacht voor de deskundigheid en bespreken van handelingsverlegenheid van het voorliggend veld. • Cliënttevredenheid is een belangrijke prestatie-indicator in het vorm geven van zorgprocessen. Er is structurele aandacht voor het meten van cliënttevredenheid.
5.4 Aanbod In beide regio’s leidt de pilot nauwelijks tot ontwikkeling van nieuw of ver nieuwend intersectoraal aanbod. Instellingsbelangen en financieringsstromen zijn daarbij belemmerend. Daarnaast is er geen prikkel om zoveel mogelijk hulpvragen in het voorliggend veld af te handelen. In de pilot lijkt de prikkel te zijn om de afgesproken aantallen trajecten in te zetten. De ontwikkeling van nieuw aanbod mag geen doel op zichzelf zijn, het moet een vraag beantwoorden. Partijen in het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieders werken nog niet optimaal vanuit de vraag van cliënten. Nieuw aanbod kan ontstaan als instellingen in het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders beter met elkaar samenwerken. •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
54
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
Hiaten in het aanbod zijn: onbekendheid van het aanbod van jeugdzorgaanbieders bij het voorliggend veld, onvoldoende generalisten die naar behoefte flexibel kunnen worden ingezet en bestaande wachtlijsten bij jeugdzorgaanbieders en maatschappelijk werk, waardoor de juiste hulp niet snel kan worden ingezet. Dit leidt mogelijk tot het verzwaren van lichte hulpvragen. In beide regio’s bestaat overlap in het aanbod, omdat ambulante hulp wordt aangeboden vanuit het voorliggend veld én door de jeugdzorgaanbieders. De jeugdzorgaanbieders vinden dat het maatschappelijk werk teveel richting de achterkant van de keten beweegt (maar juist zouden moeten ‘stutten en steunen’ in het voorliggend veld) en het maatschappelijk werk vindt andersom dat de jeugdzorgaanbieders te veel naar voren bewegen in de keten (zij zijn ‘te specialistisch’). De partijen daarom heen zien juist kansen voor samenwerking tussen maatschappelijk werk en jeugdzorgaanbieders en daarbij de ontwikkeling van andere vormen van hulpverlening. Partijen moeten zich focussen op waar ze echt goed in zijn (core business), vanuit een gezamenlijk belang voor gezinnen. Succesfactoren • Beschikken over vraaggericht vernieuwend aanbod aan opvoed- en opgroeiondersteuning, dat leidt tot minder druk op zware vormen van jeugdzorg. • Versterken van preventie en stimuleren van de ontwikkeling van nieuw en vernieuwend aanbod. • Eenduidige taakverdeling tussen voorliggend veld (met name het maatschappelijk werk) en jeugdzorgaanbieders. Aanbevelingen • Gemeenten starten met in kaart brengen van het huidige aanbod aan opvoedondersteuning en ambulante hulp. • Gemeenten en provincie bespreken de overlap en de hiaten in het aanbod met CJG partners en jeugdzorgaanbieder(s). Soms is een overlap in dienstverlening gewenst, bijvoorbeeld voor specifieke doelgroepen. » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
55
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
• Gemeenten benoemen vervolgacties. Bijvoorbeeld: na uitgevoerde hulpverleningstrajecten wordt retrospectief geanalyseerd welke dienstverlening op welk moment door de cliënt werd gemist. Deze informatie biedt input voor vernieuwend aanbod. • Gemeenten houden in het oog dat de ontwikkeling van nieuw aanbod geen doel op zichzelf is en dat de vraag van de cliënt leidend moet zijn. Partijen brengen in de pilot de vraag van de cliënt structureel in kaart. • Gemeenten experimenteren met het bieden van meer ruimte in het voorliggend veld om langer lichtere hulp te bieden. Een voorbeeld is het uitbreiden van het aantal gesprekken dat een schoolmaatschappelijk werker kan hebben met ouders. Over financiering hiervan moeten bij de start van een pilot afspraken worden gemaakt met de provincie en met gemeenten.
5.5 Deskundigheid van professionals In beide regio’s wordt de werkwijze en expertise van BJz onvoldoende overgedragen aan het voorliggend veld. Professionals in het voorliggend veld zijn nog niet voldoende toegerust om de inschatting van toewijzing van ambulante jeugdzorgtrajecten te kunnen maken. Een uitzondering wordt gemaakt in de regio Nijmegen voor (school)maatschappelijk werkers die vanuit hun beroep voldoende competent zijn voor deze werkwijze. Het voorliggend veld heeft de expertise van BJz en jeugdzorgaanbieders nodig om de werkwijze verantwoord uit te kunnen voeren. In de regio Noord-Veluwe is het voor respondenten onduidelijk wat zij van het scholingsplan (ontwikkeld door BJz) kunnen verwachten. In de regio Nijmegen heeft BJz ook een verantwoordelijkheid in de deskundigheidsbevordering van het voorliggend veld, maar is er geen concreet scholingsplan. Het voorliggend veld heeft behoefte aan ‘coaching on the job’: concreet samenwerken met BJz aan casuïstiek. Professionals in het voorliggend veld vinden het lastig om moeilijke gesprekken te voeren. Bij een aantal professionals in het voorliggend veld is sprake van enige handelingsverlegenheid.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
56
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
Succesfactoren • Een gedegen plan voor scholing, met aandacht voor inhoud en verschillende vormen. • Faciliteren van communicatie en samenwerking tussen professionals van zorgaanbieders, BJz en voorliggend veld, bijvoorbeeld door gebruik te maken van sociale media. • Lef van professionals in voorliggend veld om te interveniëren in gezinssituaties waar dat nodig is. Aanbevelingen • Het projectmanagement van de pilot ontwikkelt een scholingsplan voor Regio Nijmegen, waarbij BJz en Entréa actief worden betrokken, er aandacht is voor ‘coaching on the job’. • In scholingsplannen van beide regio’s leggen partijen expliciet vast wie op welke wijze welke professionals schoolt. Het verdient aanbeveling om te benoemen wanneer men tevreden is met het expertiseniveau van het voorliggend veld (de norm). • Er moet aandacht voor zijn dat de expertise van BJz wordt benut, maar dat er geen sprake is van een situatie waarin het voorliggend veld alsnog samen met BJz een indicatie stelt (alleen dan zonder papier). Dit vraagt om een faciliterende houding van BJz. Deze afspraak kan vorm krijgen in intervisie: samen bespreken van en werken aan casuïstiek. • Het projectmanagement van de pilots onderzoekt of hulpverleners van BJz in het voorliggend veld (bijvoorbeeld in het CJG) aangesteld kunnen worden om hun expertise, betrokkenheid en capaciteit te benutten.
5.6 Werkprocessen In de Regio Noord-Veluwe zijn op hoofdlijnen de werkprocessen voldoende helder, maar is er tijd nodig om de stappen verder uit te werken. Het risico bestaat dat de werkwijze en bureaucratie van BJz wordt overgedragen aan het voorliggend veld. In de regio Nijmegen zijn afgesproken werkprocessen » •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
57
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
veelvuldig gecommuniceerd, het is onduidelijk of professionals de digitale informatie echt hebben gelezen en die kennen. In beide regio’s zijn er twee routes afgesproken om cliënten toe te leiden naar ambulante jeugdhulp van jeugdzorgaanbieders. De eerste route, via consultatie in een multidisciplinair casusoverleg, is op zichzelf een effectieve werkwijze omdat alle noodzakelijke disciplines daar aanwezig zijn. In de rechtstreekse toeleiding moet er altijd consultatie door een deskundige partij plaatsvinden. In de Regio Noord-Veluwe wordt door het veld afgeweken van deze route in die zin dat BJz altijd geconsulteerd wordt bij een mogelijke verwijzing. Dit is niet afgesproken in de projectgroep. In de Regio Noord-Veluwe zijn 8 van de 100 afgesproken trajecten ingezet. In de regio Nijmegen gaat het om 22 van de 90 trajecten . Volgens Entréa zijn alle aangemelde casussen in de juiste gevallen ingezet. Geconcludeerd kan worden dat er in de regio Noord-Veluwe nog weinig is verwezen. In de regio Nijmegen biedt het aantal aanmeldingen een goede basis om te kunnen leren van ervaringen. In deze regio valt op dat met name het (school)maatschappelijk werk de jeugdzorgaanbieder goed weet te vinden. Over het standaard aanmeldingsformulier dat wordt gebruikt in de aanmelding van cliënten bij jeugdzorgaanbieders zijn de meningen verdeeld. Er is ontevredenheid omdat het formulier te uitgebreid en ingewikkeld is om met ouders te vullen. Anderen noemen het formulier efficiënt, omdat het niet meer dan de noodzakelijke set aan te registeren informatie bevat. Uit de interviews blijkt dat er bij de respondenten (met name professionals) verwarring bestaat over de routes voor consultatie en aanmelden. De intake van cliënten voor ambulante jeugdzorg verschilt in beide regio´s. In de Regio Noord-Veluwe is niet voor alle jeugdzorgaanbieders duidelijk dat zij na een aanmelding contact moeten opnemen met de verwijzer uit het voorliggend veld. Een jeugdzorgaanbieder in de Regio Noord-Veluwe heeft de werkwijze voor de intake voor de pilot aangepast.. Wat betreft de intake door Entréa in de regio Nijmegen bestaat er onduidelijkheid over de termijnen die worden gehanteerd. Entréa doet een heldere intake, waarin duidelijk wordt aangegeven dat er een wachttijd is tussen intake en start hulp.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
58
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
In beide regio´s is onduidelijk hoe in de praktijk wordt omgegaan met wachtlijsten. Zowel een aantal managers als professionals verkeert in de veronderstelling dat verwijzingen uit de pilot met voorrang worden behandeld. In het afsprakenkader is echter op aanwijzen van de provincie opgenomen dat cliënten die in de pilot worden aangemeld, op dezelfde wachtlijst geplaatst als reguliere cliënten. Er wordt geritst vanaf datum aanmelding. Dit vertroebelt het zicht op doorlooptijden en snelheid die wordt gerealiseerd in de nieuwe werkwijze. Onduidelijk is hoe de precieze taakverdeling is tussen het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieder bij de intake. Het risico bestaat dat activiteiten twee keer gedaan worden, bijvoorbeeld bij het verzamelen van informatie of informeren van betrokken partijen. Succesfactoren • Eenduidige routes voor consultatie, aanmelden en intake van cliënten. • Werkbaar en efficiënt aanmeldformulier. • Goede taakverdeling en coördinatie tussen het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieders, in de intake van cliënten en in het bieden van hulp. Aanbevelingen Algemeen • Het projectmanagement van de pilots maakt een heldere proces analyse van de oude situatie (BJz stelt indicatie) en de nieuwe situatie (voorliggend veld maakt inschatting) om de gevolgen voor verschillende professionals goed in beeld te hebben en te kunnen communiceren. • Partijen ontwerpen primaire (zorg)processen vanuit het belang van de cliënt (denken in waarde toevoeging), niet vanuit het belang van de instelling. • Het projectmanagement van de pilot blijft het procesontwerp van de gewenste situatie achteraf iteratief aanpassen op basis van geleerde lessen in de praktijk.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
59
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
Signaleren en consulteren • Partijen beschrijven helder de routes voor het signaleren van problematiek en het consulteren van deskundige professionals. - Het ZAT is een goed medium voor consultatie, maar partijen moeten het niet standaard benutten, vanwege de vertraging die dat op kan leveren. - In de rechtstreekse toeleiding moet er altijd consultatie plaats vinden, door een partij die daar de expertise voor heeft: (school) maatschappelijk werker of een hulpverlener van een jeugd zorgaanbieder. - Waak voor vraagvorming (´aanzuigende werking´) als de jeugdzorgaanbieder zelf consulteert. • Partijen waken in het verbeteren van consultatie-afspraken voor een specialistisch consultatiecentrum, dat zou een tweede BJz zou kunnen betekenen. Aanmelden • Projectleiders van de pilots in beide regio’s analyseren gezamenlijk hoe het kan dat in de regio Nijmegen er significant meer aangemeld is dan in de regio Noord-Veluwe. • Partijen uit het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders beschrijven en communiceren heldere routes voor het aanmelden van cliënten voor ambulante jeugdzorg en vermijden dubbelingen in de werk zaamheden. • Partijen uit het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders analyseren het aanmeldformulier (vanuit cliëntperspectief) en kijken waar dit verbeterd kan worden. Partijen maken aan alle professionals duidelijk dat het gebruik van het aanmeldformulier niet verplicht is, maar dat het om de inhoudelijke informatie-eis gaat. Bestaande dossierinformatie die de inhoud van het aanmeldformulier dekt, is ook geldig als input voor een aanmelding.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
60
HOOFDSTUK 5 – Conclusies & aanbevelingen
Intake • Jeugdzorgaanbieders bieden duidelijkheid aan partijen in het voor liggend veld en aan cliënten over realistische termijnen in de intake. • Om efficiency te verbeteren maken partijen in het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieders een scherpe taakverdeling in het intakeproces: wie doet wat? Inzet hulp voor jeugdzorgaanbieder • Instellingen in het voorliggend veld en jeugdzorgaanbieders blijven de goede onderlinge samenwerking verder versterken. Men bekijkt de haalbaarheid om generalisten in het gezin in te zetten. Opvoed specialisten worden betrokken als dat nodig is.
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
61
Bijlage 1 Definities en afkortingen
Ambulante hulpverlening hulpverlening aan jeugdigen en hun gezinnen bij opgroei- en opvoedingsproblemen in hun eigen woonomgeving BJz
Bureau Jeugdzorg
CJG Centrum voor Jeugd en Gezin MD Veluwe Stichting Maatschappelijke Dienstverlening JGZ Jeugdgezondheidszorg GGZ Geestelijke Gezondheidszorg LVG
Licht Verstandelijk Gehandicapten
SGJ Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn Voorliggend veld CJG, ZAT, wijkteam, JGZ, scholen, kinderdagverblijven etc. ZAT
Zorgadviesteam
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
62
Bijlage 2
Respondenten
Regio Noord-Veluwe Organisatie
Naam
Functie
Regio Noord-Veluwe
Maria Lauran
Projectleider pilot
Ambulante Jeugdzorg
zonder indicatie
Gemeente Harderwijk
Wethouder Harderwijk,
Pieter den Besten,
voorzitter projectgroep/
bestuurlijk trekker Jeugd
Gemeente Oldebroek
Beleidsadviseur gem.
Teun van Noorloos,
Oldebroek, vertegenwoordiger
regiogemeenten
CJG Olderbroek en Elburg
Wietse de Boer
CJG coördinator
CJG Ermelo en Putten
Tineke Knegting
CJG coördinator
CJG Harderwijk
René Siderius
CJG coördinator
Pactum jeugdzorg
Ellen Breddels
Unitmanager
MD Veluwe
Daniëlle Rap
Manager
GGD Gelre Ijssel
Henriëtte van Domselaar
Jeugdarts
GGD Gelre Ijssel
Wietske Sikkes
JGZ manager
MD Veluwe
Rico Smit
Schoolmaatschappelijk werker
College Nassau Veluwe
Janna te Brake
Voorzitter ZAT
MD Veluwe
Jeffrey Balk
Algemeen Maatschappelijk
Werker
Lijn 5
Karin Straatman
Ambulant werker
BJZ Gelderland
Rachel Kok
Jeugdhulpverlener
MEE Veluwe
Ineke ter Horst
Consulent Jeugd en gezin
Bureau Jeugdzorg
Theo Dhuyvetter
Manager BJz Oost en
Gelderland
Noord Veluwe
Pactum jeugdzorg
Jan Brinkman
Lid raad van bestuur
Lijn 5/ Nové
Karin Blokland
Regiomanager
JOOZT
Erik Smit,
Clustermanager ambulante
zorgvormen
MEE Veluwe
Erika Heerema
Manager
SGJ
Herman Schreurs
Stafmedewerker projecten
MD Veluwe
Cees Vlaming
Directeur bestuurder
» •
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
63
» Organisatie
Naam
Icare JGZ
Maurice Damen
Manager JGZ
GGD Gelre Ijssel
Saskia Laeijendecker
Manager JGZ
Functie
Leger des Heils
Jannie Jonker
Manager
Leger des Heils
Theo den Hertog
Manager
Stichting Leerlingenzorg
Arie de Ruiter
Voorzitter
Carla Compagner
Coördinator
N.Veluwe Stichting Leerlingenzorg N.Veluwe
Regio Nijmegen Organisatie
Naam
Functie
Gemeente Nijmegen
Rik Verdellen
Beleidsadviseur gemeente
Nijmegen
Gemeente Wijchen
Beleidsadviseur gemeente
Mirjam Derks
Wijchen
CJG Nijmegen
Bas Vosbeek
CJG-coördinator Nijmegen
CJG Nijmegen
Trude Ariaans
CJG-coördinator Nijmegen-
Noord
CJG Wijchen
Weynand Rommens
CJG-coördinator Wijchen
GGD Regio Nijmegen
Brigitte Vlaminckx
Projectleider pilot ‘Jeugdzorg
Dichtbij’
GGD Regio Nijmegen
Hannelore Hoogeveen
Manager Jeugdgezondheidszorg
GGD Regio Nijmegen
Ellen Brakels
Teammanager JGZ
GGD Regio Nijmegen
Rob Beumer
Teammanager JGZ
GGD Regio Nijmegen
Marian van Vilsteren
Teammanager JGZ
NIM
Annemiek Postma
Programmamanager jeugd en
gezin
NIM
Ineke Schoffelmeer
Maatschappelijk Werker
NIM
Rutger van Kordelaar
Maatschappelijk Werker
Entréa
Hans Tangena
Afdelingsmanager
Entréa
Raoul Cremers
Ambulant jeugdhulpverlener
Entréa
Esmée Karstanje
Ambulant jeugdhulpverlener
Entréa
Carla Lintsen
Coördinator cliëntenlogistiek
Bureau Jeugdzorg Gelderland
Rob Boon
Regiomanager BJz
•
Procesevaluatie pilots ‘ jeugdzorg dichtbij’ – Dock4, 11 oktober 2011
64
Organisatieadvies in de zorg