Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Olympia College
Inhoudsopgave Procesevaluatie proeftuin Onderwijs & Zorg Olympia college 2012-2013
1.
Samenvatting
3
Projectbeschrijving
5
1.1. Aanleiding
5
1.2. Beschrijving van de school
5
1.3. De proeftuin
6
1.4. Hoofddoelstelling van de proeftuin
7
1.5. Samenhang met andere projecten / programma’s en lijnactiviteiten
8
2.
Het onderzoek
9
2.1. Type onderzoek
9
2.2. Doelstelling en scope van het onderzoek
9
2.3. Onderzoeksmethoden
10
2.4. De Onderzoeksvragen
11
3.
12
Resultaten
3.1. Hoe vindt de uitvoering, sturing en samenwerking plaats?
12
3.2. Wat was de aard/omvang van de hulpvragen/problematiek op deze school, voordat de nieuwe aanpak was ingevoerd?
15
3.3. Beschikt de school over voldoende tools om de diverse problematiek te signaleren en aan de zorgvraag van zoveel leerlingen met deze problematiek te voldoen?
16
3.4. Wat is het aantal casussen, wat is de doorlooptijd, en hoe verloopt de route naar zorg
16
3.5. Is er volgens de diverse actoren sprake van verandering in de driehoek leerling/ouders/school?
18
3.6. Kunnen betrokkenen concrete activiteiten benoemen om de ouderbetrokkenheid te vergroten, bijvoorbeeld themabijeenkomsten
20
3.7. Is er volgens de diverse actoren sprake van een verandering in doorverwijzing naar gespecialiseerde ‘zware’ zorg, is dit kwantificeerbaar?
21
3.8. Wat is de inschatting van de betrokken actoren van de kwalitatieve meerwaarde en de kostenbesparing van deze werkwijze op basis van eerste ervaringen
22
3.9. Welke successen en verbeterpunten noemen betrokkenen
23
4.
Conclusies
25
5.
Aanbevelingen
26
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
2
Samenvatting De hoofddoelstelling van de proeftuin “Zorg en Onderwijs” op het Olympia College is het experimenteren met een integrale benadering van jeugdproblematiek, gericht op ouders, school en zorg. Het vernieuwende in deze proeftuin is de inzet op drie deelprojecten: 1: het verbeteren van de ouderbetrokkenheid 2: professionaliseren medewerkers school 3: integrale aanpak zorgleerlingen. De procesevaluatie heeft zich voornamelijk gericht op de derde pijler. De eerste twee genoemde pijlers komen globaal aan bod. De integrale aanpak zorgleerlingen werd gedurende de proeftuin door een speciaal met dit doel geformeerd analyseteam uitgewerkt. Er werd een zorgstructuur ontwikkeld waarin voorstellen werden verwerkt die knelpunten moesten doen verminderen. Deze zorgstructuur diende als leidraad om tijdig integrale zorg volgens een eenduidige werkwijze te bewerkstelligen. De nieuwe werkwijze resulteerde in het organiseren van ronde tafel gesprekken, het werken met gezinsplannen en het inzetten van MEE consulenten en gezinscoaches van FJP. Op basis van de eerste ervaringen vinden alle betrokkenen dat de nieuwe werkwijze zeker kwalitatieve meerwaarde heeft. Waar vroeger eerst in eigen kring naar oplossingen werd gezocht, wordt nu, omdat men van elkaar beter weet wat de mogelijkheden zijn, eerder doorgezet. Daardoor worden leerlingen sneller naar de juiste zorg toe geleid. Er is meer tijd om de zorgleerlingen te bespreken, omdat er een monitorlijst wordt bijgehouden en de voorzitter er consequent op toe ziet dat acties rond deze leerlingen telkens worden bijgehouden, zodat het aantal casussen dat wordt doorgezet naar het zorgadviesteam (ZAT) werd verkleind. Zodra een leerling in de 2e lijn terecht komt wordt er vaker en sneller een samenwerkingsverband gezocht tussen leerling/ouders en school. Er is hierbij door alle geïnterviewde personen aangegeven dat het betrekken van ouders (vaak alleenstaande moeders) leidt tot een vertrouwensrelatie waardoor ouders meer gemotiveerd zijn om mee te denken en hulp te aanvaarden. De regie blijkt idealiter niet in handen te moeten liggen van een schoolmaatschappelijk werker maar bij een professional die dichter bij het gezin staat, zodat niet alleen de problemen op school maar ook in het gezin als geheel kunnen worden meegenomen. In een aantal casusbeschrijvingen lijkt doorverwijzing richting zwaardere zorg te zijn voorkomen of wordt in elk geval de wachttijd zinvol overbrugd zodat de motivatie om gebruik te maken van hulp blijft bestaan. Doorverwijzing richting GGZ is nog moeilijk, omdat men tegen wachtlijsten aanloopt. De vernieuwde samenwerking met Lucertis en de Paladijn lijkt wel zijn vruchten af te werpen. De ambitie van de samenwerkingspartners is dat voor de toekomst quotumafspraken worden gemaakt zodat de samenwerking structureel blijft als de proeftuin is afgelopen. In enkele van de ingediende casussen zijn ouders over de streep getrokken doordat zij direct werden geïnformeerd over en betrokken werden bij de gang van zaken. Daardoor hebben zij de hulp die hun kind echt nodig had beter kunnen accepteren. .
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
3
De complexiteit van de problematiek is vaak zwaar. De verschillende partijen hadden veel tijd nodig om elkaar te leren kennen en soms was het nog moeilijk zaken aan elkaar over te laten en los te laten. Een heldere instructie over de nieuwe werkwijze, taakverdeling en sturing zal daarom blijvend aandacht behoeven. Hierbij zou de nadruk kunnen liggen op: - Verbinding tussen de drie deelprojecten omdat het signaleren van problemen bij jongeren en het onderhouden van contact met ouders juist aan de basis liggen van de ontwikkelde zorgstructuur. Hiervoor is betrokkenheid van alle partijen, ook op uitvoerend niveau noodzakelijk. - Versterken van sociaal emotionele vaardigheden van deze doelgroep door middel van preventief en collectief inzetten van interventies. - Deskundigheidsbevordering van docenten niet alleen gericht op didactische vaardigheden maar ook op het versterken van emotionele vaardigheden. - Goed bijhouden hoeveel casussen volgens de nieuwe werkwijze worden behandeld, wat de doorlooptijd is en hoe verantwoordelijkheden (casusregie) worden gedefinieerd. Dan wordt het transparanter waar de hulpverlening eventueel te kort schiet en of extra capaciteit moet worden ingeroepen om de slagkracht te verbeteren. Als voorwaarde voor het goed functioneren van de nieuwe werkwijze heeft het management team gesteld dat de samenwerking tussen de verschillende partners aan de voorkant, dus in de school moet blijven voortbestaan. Op deze zorglocatie, waar men te maken heeft met zware problematiek van leerlingen die uit diverse wijken komen, zijn korte lijnen met gespecialiseerde zorgaanbieders noodzakelijk. Op beleidsniveau lijkt men het erover eens te zijn dat de gewenste werkwijze op het Olympia College al bijna gerealiseerd is. De komst van wijkteams kan in de toekomst de schakel naar de thuissituatie nog beter vormgeven. Op uitvoerend niveau is men wat afwachtender als het gaat om de toekomstige samenwerking met de wijkteams. De jongeren van het Olympia College komen uit zoveel verschillende wijken, dat men bang is, straks de korte lijntjes weer kwijt te raken en per jongere te moeten zoeken naar de juiste hulpverlener in de verschillende wijkteams.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
4
1. Projectbeschrijving 1.1.
Aanleiding
Het Olympia College is onderdeel van de Openbare Scholengemeenschap Nieuw Zuid. Sinds september 2012 heeft de locatie de nieuwe naam (voorheen Nieuw Zuid, locatie Olympiaweg). Het Olympia College heeft in korte tijd drie schooldirecteuren gehad. De school wordt in begin 2012 als volgt beschreven1: Een school die zoekende was met veel incidenten, ontevreden medewerkers en een hoog ziekteverzuim. Er ontbrak regie en een visie. Ondanks het feit dat het één van de drie zorglocaties van Rotterdam is, kon je stellen dat op deze locatie veel meer leerlingen zitten met gedragsproblemen en zware tekorten op het lees- reken- en taalgebied dan op de andere zorglocaties. Belangrijke aandachtspunten: 1. Het Nieuw Zuid had een slecht imago bij externe relaties, in het bijzonder bij de basisscholen. 2. Klassenmanagement: Mentoraat en zorgsysteem en docenten moeten beter. De interne sturing en de interne kwaliteitsslag zijn ook aandachtspunten. 3. Geen sluitende begroting; dalend leerlingaantal, overformatie (wel nodig om het hoge ziekteverzuim op te vangen). Onder leiding van de huidige directeur is sindsdien het klimaat op school verbeterd, maar naast bovenstaande problemen is de populatie van leerlingen een punt van zorg. 1.2.
Beschrijving van de school
Het Olympia College staat in Rotterdam Zuid en heeft in het schooljaar 2012-2013 ruim 300 leerlingen. Bijna 50% van de leerlingen komt uit één van de focuswijken. Bijna 10% van de leerlingen komt uit omliggende gemeenten (Capelle, Ridderkerk, Barendrecht of Hoogvliet). De leerlingen op het Olympia College kenmerken zich doordat zij veelal een specifieke zorgvraag hebben op didactisch en sociaal emotioneel gebied. Tijdens de toelating wordt bekeken in hoeverre een leerling op zijn plek is op het Olympia College en in hoeverre de sociaal emotionele problematiek een belemmerende factor is bij het volgen van onderwijs. Vanaf schooljaar 2014-2015 gaan alle scholen werken met een ontwikkelingsperspectief (OPP) voor leerlingen met een onderwijsondersteuningsbehoefte. Dat zijn nu nog de leerlingen met een indicatie voor een cluster, praktijkonderwijs en leerwegondersteuning. Uitgangspunt is dat er wordt gekeken naar leerbelemmerende en leerbevorderende factoren op school, thuis en in de omgeving. Het Olympia College loopt hier op vooruit, ze werkt op dit ogenblik al met het ontwikkelingsperspectief. Het Olympia College bereidt leerlingen voor om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Voor iedere leerling wordt, op basis van een gedegen intake, een apart leertraject samengesteld. Dit is noodzakelijk, want elke leerling is anders, heeft andere vaardigheden en andere talenten. Sommige leerlingen bereidt de school voor om een baan te kunnen hebben, anderen behalen een VMBO-diploma en weer anderen vervolgen hun opleiding op het MBO. Veel leerlingen hebben behalve met onderwijskundige vraagstukken ook met andere vraagstukken te maken, zowel rondom de thuissituatie als meer jeugdzorg gerelateerd.
1
de notulen MR vergadering 18-01-2012
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
5
De volgende leerlingen met een zorgbehoefte kunnen op dit moment op het Olympia College het juiste onderwijs geboden worden: 1. Leerlingen met ADHD of een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) die moeten wennen aan het VO. 2. Leerlingen waarbij nog niet is vastgesteld wat de oorzaak van het gedrag of het leerprobleem is en waarbij onderzoek noodzakelijk is. 3. Leerlingen die door externe condities belemmerd worden in hun leerproces, waarbij hulp is ingezet of ingezet dient te worden. 4. Leerlingen die door internaliserende problematiek belemmerd worden in hun leerproces. 1.3.
De proeftuin
Schooljaar 2012-2013 is op het Olympia College geëxperimenteerd met een integrale benadering van jeugdproblematiek binnen de school. Deze proeftuin was gericht op drie aspecten: • Het versterken van de ouderbetrokkenheid (relatie school – ouder). • Het versterken van begeleidingsvaardigheid van de docent (relatie docent – leerling). • Het versterken van de integrale aanpak van (ernstige) zorgleerlingen of diegenen die dreigen dat te worden (relatie school - zorg). De vernieuwing van de proeftuin zit in de realisatie van een goede aansluiting zorg op onderwijs, goede signalering van en toeleiding naar hulp waarbij door vroegtijdigheid en snelheid preventiever kan worden gewerkt. Zo komen we tot de volgende focus: • De verbinding met de thuissituatie: de driehoek leerling/school/thuis. Deze zit in de vergroting van de ouderbetrokkenheid maar ook in de realisatie van één gezin, één plan, één regisseur, zodat niet alleen een leerling, maar het hele gezin gevolgd en ondersteund kan worden. In de nabije toekomst zal hier ook de verbinding worden gelegd met de op te zetten wijkteams jeugd, waar laagdrempelige hulp in de wijk -dus dichtbij het gezin- kan worden gerealiseerd. • Expertise aan de voorkant: inbreng van de expertise van Jeugd-GGZ, Jeugd LVB en geïndiceerde jeugdzorg BJZ. De betrokkenheid aan de voorkant van deze partijen dient te bewerkstelligen dat er scherper kan worden toegeleid waardoor preventiever kan worden gewerkt. Ook hier is het van belang dat partijen breed kijken (werken vanuit de genoemde driehoek). • Het vastleggen van een nieuwe werkwijze alleen is niet voldoende. Het moet ook gedragen worden door de uitvoerders. Tevens moeten de ervaringen gedeeld worden met de regio en de resultaten dienen op overdraagbaarheid te worden getoetst.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
6
1.4.
Hoofddoelstelling van de proeftuin
Het experimenteren met een integrale benadering van jeugdproblematiek, gericht op ouders, school en zorg. Hierbij wordt kennis en ondersteuning over jeugd-GGZ en jeugd - LVB zoveel mogelijk aan de voorkant en in de eigen omgeving van de jeugdige ingezet. De hulpverlening zit in huis (school): er is directe snelle hulp, er zijn korte lijnen en er is wanneer nodig efficiënte doorverwijzing naar zwaardere hulp. De functie van het CJG wordt versterkt, er wordt meer gebruik gemaakt van de functie jeugdverpleegkundige. Bij deze proeftuin zijn de volgende organisaties betrokken: Olympia College, Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), MEE – Rotterdam, Lucertis (Parnassia Groep), FlexusJeugdplein (FJP), Stichting De Meeuw en Bureau Jeugdzorg, Gemeente Rotterdam.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
7
1.5.
Samenhang met andere projecten / programma’s / lijnactiviteiten
De proeftuin is verbonden met de Kwaliteitssprong Zuid. Dit is een nationaal programma dat zich richt op het verbeteren van achterstanden van de bewoners in zeven focuswijken op Zuid. De Kwaliteitssprong is gebouwd op 3 pijlers; economie (werk), fysieke kwaliteitsverbetering (woonruimte) en talentontwikkeling (scholing). Deze proeftuin sluit aan bij de laatste pijler. Om jong talent te ontwikkelen wordt stevig ingezet op scholing, vakmanschap en doorleren en het voorkomen van schooluitval. Zoveel mogelijk jongeren moeten met minimaal een startkwalificatie de arbeidsmarkt op. De jeugd op Zuid krijgt ook te maken met een aanpak die gebaseerd is op de Harlem Children Zone. Deze aanpak, ontwikkeld in New York, kenmerkt zich door een sterk en gemotiveerd docententeam op scholen, een effectieve samenwerking met jeugd- en gezinsondersteuning en een intensieve betrokkenheid van ouders. Deze kenmerken komen overeen met de drie deelprojecten uit de proeftuin. Enigszins parallel aan de proeftuin heeft de afronding van ontwikkeling van het veiligheidsplan op het Olympia College plaatsgevonden. Ook dit betreft een integrale aanpak (volgens de S.A.F.E. methodiek) die er op neerkomt dat een veilige school een optelsom is van een prettige Schoolcultuur, Aantrekkelijk onderwijs, een uitdagende Fysieke omgeving en goede Externe samenwerking. Het Olympia College zette de afgelopen jaren flinke stappen in het verbeteren van het leer- en leefklimaat op de school. De regels werden aangescherpt, het onderwerp veiligheid werd bespreekbaar gemaakt en er werden stevigere sancties opgelegd, maar bovenal werden de banden met de omgeving aangetrokken en werd de betrokkenheid van leerlingen vergroot: “Onze school heeft een historie van incidenten weten om te draaien naar een situatie waarin een wijkagent op de koffie komt. Er is rust en ruimte. Een prettigere onderlinge omgang en minder stress. Leerlingen en personeel zetten zich met plezier in voor de school.” (MH in nieuwsbericht KPC groep). Dit resulteerde in minder vechtpartijen, minder opstootjes, minder pestgevallen en een betere sfeer. Deze inspanningen werden in 2012 beloond met één van de eerste Rotterdamse Veilig Op School Certificaten.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
8
2. Het onderzoek In overleg met de schoolleiding is aan de start van de procesevaluatie besloten dat de nadruk in het onderzoek gelegd zou worden op het derde aspect, integrale zorg aan zorgleerlingen. Gedurende de interviews werd ook duidelijk dat de meeste geïnterviewde personen ook niet op de hoogte waren van de activiteiten die rondom de aspecten ouderbetrokkenheid en deskundigheidsbevordering waren ingezet. 2.1.
Type onderzoek
Het onderzoek is een procesevaluatie. Een procesevaluatie beschrijft vooral de manier waarop het project gerealiseerd is, hoe afspraken zijn gemaakt, hoe de samenwerking is, in welke mate de verschillende actoren tevreden zijn met de wijze waarop het project is gerealiseerd, etc. Een procesevaluatie geeft nog geen antwoord op vragen over doelen en/of effecten. Wel kan met de eerste praktijkervaringen een inschatting gegeven worden over de mogelijke resultaten en faal- en succesfactoren. Het onderzoek moet inzicht geven in de aard en omvang van de problematiek waar deze school met een hoge populatie LVB-leerlingen mee te maken heeft en in de werkwijze van de gezamenlijke partijen (succes- en verbeterpunten) en welke aanvullende afspraken of instrumenten er nodig zijn voor om die samenwerking verder te optimaliseren. 2.2. • •
•
2
Doelstelling en scope van het onderzoek
Inzicht in aard en omvang van de problematiek waar deze school mee te maken heeft. Meer inzicht in de werkwijze van de gezamenlijke partijen (succes- en verbeterpunten) en welke aanvullende afspraken of instrumenten er nodig zijn om die samenwerking verder te optimaliseren. Inzicht verkrijgen in de mate waarin de in de proeftuin gehanteerde werkwijze overdraagbaar is in de regio.2
In overleg met de projectleider is halverwege de procesevaluatie besloten deze laatste vraag te beantwoorden in de
Eindnotitie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Olympia College, daar de meeste geïnterviewde personen deze vraag niet konden beantwoorden.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
9
2.3.
Onderzoeksmethoden
Voor de gegevensverzameling zijn beleidsdocumenten en projectbeschrijvingen geraadpleegd. Diverse teamvergaderingen zijn bijgewoond, casusbeschrijvingen zijn bestudeerd en er zijn 16 semi-gestructureerde interviews afgenomen. De casusbeschrijvingen De bedoeling was casussen at random te kiezen uit het totaal aantal casusbeschrijvingen dat in het Zorg Advies Team (ZAT) volgens de nieuwe werkwijze is opgepakt. Er waren echter onvoldoende casusbeschrijvingen om tot een willekeurige keuze te komen. Daarom zijn uiteindelijk alle aangeleverde beschrijvingen (één door de schoolmaatschappelijk werker van FJP en vier door die van MEE) gebruikt. De interviews Voor de uiteindelijke procesevaluatie, met een beschrijving van faal- en succesfactoren, zijn de interviews het meest leidend geweest. Alle interviews zijn opgenomen op band en vervolgens integraal uitgewerkt. De volgende respondenten zijn gesproken: MEE MEE CJG St. de meeuw FJP Jeugdplein FJP Jeugdplein FJP Jeugdplein Olympia College Olympia College Olympia College Olympia College Olympia College Olympia College Bureau Leerpicht Koers VO Bureau Jeugdzorg Managementteam proeftuin Analyseteam ZAT
Accountmanager School maatschappelijk werker CJG -regisseur Trainer Gebiedsmanager FJP Gezinscoach School maatschappelijk werker Directeur Zorgcoördinator Medewerker ouderbetrokkenheid Mentor Mentor Orthopedagoog Leerplichtambtenaar Consulent / directeur Teammanager toegang / voorpostmedewerker Deelname aan evaluatieve vergadering Deelname aan evaluatieve vergadering
Tabel 1: interviews en vergaderingen
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
10
2.4.
Onderzoeksvragen
De rapportage van de procesevaluatie volgt de onderzoeksvragen zoals deze vooraf besproken zijn met de stuurgroep:
1)
Hoe vindt de uitvoering, sturing en samenwerking plaats?
2)
Wat was de aard/omvang van de hulpvragen/problematiek op deze school, voordat de nieuwe aanpak was ingevoerd?
3)
Beschikt de school over voldoende tools om de diverse problematiek te signaleren en aan de zorgvraag van zoveel leerlingen met deze problematiek te voldoen
4)
Wat is het aantal casussen, wat is de doorlooptijd en wat is de zorgroute?
5)
Is er volgens de diverse actoren sprake van verandering in de driehoek leerling/ouders/school?
6)
Kunnen betrokkenen concrete activiteiten benoemen om de ouderbetrokkenheid te vergroten, bijvoorbeeld themabijeenkomsten.
7)
Is er volgens de diverse actoren sprake van een verandering in doorverwijzing naar gespecialiseerde ‘zware’ zorg. Is dit kwantificeerbaar?
8)
Wat is de inschatting van de betrokken actoren van de kwalitatieve meerwaarde en kostenbesparing met deze werkwijze op basis van eerste ervaringen.
9)
Welke successen en verbeterpunten noemen betrokkenen?
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
11
3. Resultaten
3.1.
Hoe vindt de uitvoering, sturing en samenwerking plaats?
3.1.1
De uitvoering: (Bron: Eindnotitie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Olympia College)
Aspect 1: Ouderbetrokkenheid Op het thema ouderbetrokkenheid ging een medewerker aan de slag om de ouderbetrokkenheid te verbeteren. Dit resulteerde in de volgende activiteiten: Er werd, in samenwerking met Youz, een voorlichting voor ouders en leerlingen gegeven over alcohol en drugs. Het Olympia College heeft ouders drie opvoedingscursussen aangeboden. Hoewel er wel enkele ouders positief gereageerd hebben, zijn de cursussen i.v.m. te weinig aanmeldingen niet doorgegaan. Met de geïnteresseerde ouders zijn individuele gesprekken gevoerd. Er werd een enquête uitgezet onder eerste en derde jaars leerlingen. De vragen gingen o.a. over de communicatie tussen ouders en kinderen thuis, het ondersteunend gedrag van ouders en de faciliteiten om het huiswerk te maken. Stichting De Meeuw bood een drietal workshops voor ouders met verschillende opvoedondersteunende thema’s aan. Deze vonden geen doorgang vanwege geringe belangstelling. Wel hebben met individuele ouders gesprekken plaatsgevonden. Aspect 2: Professionaliseren medewerkers school Met betrekking tot het versterken van de begeleidingsvaardigheden van docenten werd een programma gemaakt voor de training van leerkrachten, alsmede een intervisiegroep. Het versterken van de docentvaardigheden en het mentoraat werd vorm gegeven door: Een scholing op het vlak van groepsdynamica en pedagogisch klimaat voor de docenten en onderwijsassistenten. Deze werd gegeven door het Seminarium voor Orthopedagogiek van de Hogeschool Utrecht. Gedurende het schooljaar 2012-2013 is er een intervisiegroep geweest voor docenten. De collega’s wisselden daarin ervaringen uit en leerden op een laagdrempelige manier van elkaar. De intervisiegroep werd begeleid door het Seminarium voor Orthopedagogiek. Daarnaast verzorgde Stichting de Meeuw een training “omgaan met agressie”voor onderwijsassistenten. De ondersteuningsstructuur voor het begeleiden van leerlingen is verder uitgewerkt en verbeterd. Voor alle eerstejaars leerlingen is op basis van een gedegen intake de startsituatie van de leerling in kaart gebracht. Samen met de leerling en zijn of haar ouders worden de kind-, gezins- en schoolfactoren in kaart gebracht. In het ontwikkelingsperspectief (OPP) is vervolgens per leerling beschreven welke belemmerende en bevorderende factoren spelen waar rekening mee gehouden moet worden in het afstemmen van het onderwijsaanbod. Elke leerling maakt op basis van het OPP een individueel ontwikkelplan (IOP). In het ontwikkelplan staan de persoonlijke leerdoelen van de leerling beschreven. De leerling en de ouders bespreken het IOP met de mentor tijdens de ouderavond in september. De ouders worden op deze wijze op een intensieve manier gedurende het gehele schooljaar betrokken bij het onderwijs.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
12
Aspect 3: Integrale aanpak zorgleerlingen Het versterken van de integrale aanpak van zorgleerlingen vormde een belangrijke voorbereiding binnen de voor de gemeente nieuwe taken op het terrein van jeugd-GGZ en LVB. Het gaat immers niet alleen om de overheveling van verantwoordelijkheid, maar ook om een inhoudelijke vernieuwingsslag. De inzet van zorg diende binnen de proeftuin dan ook nadrukkelijk naar de voorkant te gaan, conform de doelstellingen die de invoering van het nieuwe jeugdstelsel met zich mee brengt. De aanname was dat door het tijdig inzetten van cruciale partijen en specifieke GGZ, LVB-en BJZ expertise kon worden voorkomen dat zwaardere hulp op een later tijdstip noodzakelijk is. Om dit vorm te geven werd in deze proeftuin een analyseteam geformeerd dat in een aantal bijeenkomsten aan de opdracht van de proeftuin werkte. Dit analyseteam bestond uit: • Twee zorgcoördinatoren en een orthopedagoog van het Olympia College; • Twee SMW-ers van MEE; • Gezinscoach en SMW-er van FJP; • Voorpostfunctionaris van BJZ; • Twee jeugdverpleegkundigen; • CJG-regisseur. Door het analyseteam werden onder voorzitterschap van de CJG regisseur selectiecriteria geformuleerd. Met deze selectiecriteria werden daarna in samenspraak met de zorgcoördinatoren uit de workload van het SMW casussen geselecteerd. Van deze leerlingen werden de zorgvragen beschreven, in combinatie met wat werkt en wat niet werkt in de realisatie van een integrale zorgaanpak. Ook werd benoemd wat werd gemist aan expertise, capaciteit, logistiek, bereidwilligheid, financiële speelruimte, etc.. Op basis van de ervaringen van het analyseteam werd gedurende de proeftuin een opzet voor zorgstructuur ontwikkeld waarin voorstellen werden verwerkt die knelpunten moesten doen verminderen en tijdig integrale zorg volgens een eenduidige werkwijze te bewerkstelligen. Om de ontwikkelde zorgstructuur schematisch weer te geven werd gekozen voor een eenvoudig overzicht3. Dit schema maakt de volgende zorglijnen inzichtelijk: 1. Klas/teamniveau (mentorzorg); 2. Interne zorg; 3. ZAT; 4. Externe zorg.
3
Zie overzicht Zorglijnen Olympia College dat als bijlage bij de eindnotitie werd gevoegd.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
13
3.1.2
De sturing
De sturing door de hieronder beschreven teams richt zich met name op het deelproject integrale zorg en minder op de andere twee deelprojecten ouderbetrokkenheid en deskundigheidsbevordering. In het managementteam zitten de CJG regisseur en de beleidsadviseur van het CJG, de gebieds-manager en de programmaleider van FJP, een teammanager van Bureau Jeugdzorg, een medewerker van Koers VO, de projectmanager van st MEE en de directeur van het Olympia College en de gemeente Rotterdam. In de stuurgroep zitten de directeur van het Olympia College, de bestuurder van FJP, de Programmamanager van Decentralisatie Jeugdzorg / Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel van de Gemeente Rotterdam, de directeur-bestuurder van MEE, de rector van het osg Nieuw Zuid, de beleidsadviseur van het CJG en voorheen zat hier ook de directeur van de st. de Meeuw in. In het analyseteam zitten de CJG regisseur, zorgcoördinator(en), schoolmaatschappelijk werker(s), de jeugdverpleegkundige(n), een gezinscoach, de voorpostmedewerker van Bureau Jeugdzorg en een orthopedagoog. In het ZAT zitten zorgcoördinator(en), schoolmaatschappelijk werker(s), de jeugdverpleegkundige, een leerplichtambtenaar en een orthopedagoog. 3.1.3
De samenwerking
Door het analyseteam werd onder voorzitterschap van de CJG regisseur gezocht naar mogelijkheden om de samenwerking vorm te geven. De zorgvragen werden beschreven en er werd geanalyseerd wat werkt en wat niet werkt in de realisatie van een integrale zorgaanpak. Zo werd gezamenlijk duidelijk wat werd gemist aan expertise, capaciteit, logistiek, bereidwilligheid, financiële speelruimte, etc.. De partners integrale zorg zijn het er over eens dat nu men elkaar intussen heeft leren kennen en beter weet wat men van elkaar kan verwachten. Zij beschouwen de samenwerking als toekomstbestendig. Aangegeven is wel dat het een wat moeizaam proces is geweest om zover te komen. Zo zijn de samenwerkingspartners voortvarend van start gegaan, maar kwam men er gaande weg achter dat school en hulpverlening elkaar niet goed kenden en niet goed wisten hoe de lijnen liepen en wat men van elkaar kon verwachten. Er zijn te veel dingen aangepakt zoals ze altijd werden aangepakt; er werd, met name in de aanvangsperiode, niet snel doorgezet naar de samenwerkende partijen en er werd weinig buiten de gebaande paden gewerkt. Terwijl dat in het kader van de proeftuin wel mogelijk was. Hierdoor heeft de proeftuin een lange aanloop gehad. De slagkracht ontbrak soms omdat er nog geen duidelijke instructies voor handen waren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de casusregie, dit leidde soms tot lange en zoekende discussies in het ZAT. Over de samenwerking met partijen in de wijk zoals bijvoorbeeld PIT010, Huiselijk Geweld coaches, Makelaars vrijwilligerswerk en HomeStart, zeggen de vertegenwoordigers van de samenwerkingspartners (zoals MEE, FJP, BJZ en CJG) over het algemeen, dat deze partijen goed werk doen maar iets sneller de weg naar de hulpverlening zouden moeten zoeken. Bij zware problematiek wordt, net als op de scholen zelf, iets te lang zelf geprobeerd, terwijl als ze eerder zouden doorverwijzen de hulp sneller ingezet kan worden.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
14
Beleidsmedewerkers bij de diverse partner organisaties vestigen hun hoop op de wijkteams waaraan deze partijen ook zouden moeten deelnemen. De onderlinge lijntjes zouden daarmee kort gehouden moeten worden. Uitvoerders op school maken zich zorgen over de komst van wijkteams, net nu ze gewend zijn geraakt aan de korte lijnen, die middels het analyseteam, met de verschillende partners in de school zijn gecreëerd. Zij vragen zich af of zij straks met leerlingen uit zoveel verschillende wijken, via alle verschillende wijkteams weer van het kastje naar de muur worden gestuurd in hun zoektocht naar de juiste personen en/of hulpverleningsinstanties die ondersteuning kunnen bieden. 3.2. Wat was de aard/omvang van de hulpvragen/problematiek op deze school, voordat de nieuwe aanpak was ingevoerd? Kwantitatieve gegevens over de problematiek van de leerlingen konden niet beschikbaar gesteld worden omdat de school niet beschikt over gecumuleerde gegevens van bijvoorbeeld het aantal leerlingen met ADHD, vormen van Autisme of andere gediagnosticeerde stoornissen. In de interviews geven alle respondenten aan dat de problematiek van de leerlingen op school zwaar is. Een greep uit de termen die in de beschrijving worden gebruikt: Complexe kinderen uit complexe gezinnen, problemen houden niet op bij school, instabiele thuissituatie, zwakke ouderzorg, weinig structuur thuis, kinderen ervaren weinig steun, schulden, psychiatrische problematiek, criminaliteit, (gedrags)stoornissen, ADHD, autisme enz.
Het Olympia College ontfermt zich als enige school in de omgeving over leerlingen met dusdanige problematiek die elders niet meer terecht kunnen.
Iedereen is het er over eens dat het klimaat op en rond de school is verbeterd, in vergelijking met de jaren daarvoor; gedragsregels worden beter nageleefd, het is een stuk rustiger in de gangen en de sfeer tussen leerlingen onderling is verbeterd. Daarentegen is de aard en omvang van de problematiek de afgelopen jaren volgens de geïnterviewde personen wel zwaarder geworden.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
15
3.3. Beschikt de school over voldoende tools om de diverse problematiek te signaleren en aan de zorgvraag van zoveel leerlingen met deze problematiek te voldoen? In de bijlage “Overzicht Zorglijnen Olympia College” worden de zorglijnen van het Olympia College weergegeven. In het analyseteam is de doorstroming naar de vierde zorglijn onderzocht. Deze is vooral van belang voor de casusregisseurs en de zorgcoördinatoren. Een doel van de proeftuin is beter en sneller signaleren. Dit werkt alleen als wat wordt gesignaleerd ook wordt gecommuniceerd. Dat kan bijvoorbeeld door middel van logboeken, zoals door sommige respondenten werd gesuggereerd. Een mentor heeft input van (vak)docenten nodig. Mentoren en docenten zouden beter getraind kunnen worden in het gebruik van de logboeken. Bijna alle respondenten die op de school zelf werkzaam zijn, geven aan dat hier winst in te behalen is. In het overzicht zorglijnen staat bij onderwijsondersteuning op het gebied van gedrag in de eerste lijn, naast het volgen en registreren van gedrag in Magister het volgende: inspanning gericht op sociale veiligheid en voorkomen van gedragsproblemen inspanning gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling en de algemene leerlingenvergadering. In de eindnotitie wordt beschreven wat er op het punt van de ondersteuningsstructuur voor het begeleiden van leerlingen en versterking van het mentoraat is gebeurd (zie ook paragraaf 4.1). Tevens wordt daarin aangegeven dat bepaalde zaken in het komend schoolwerkplan verder worden uitgewerkt. De eindnotitie concludeert onder andere dat nog meer afstemming nodig is tussen mentoren en de zorgcoördinator over taken en verantwoordelijkheden. 3.4. 3.4.1
Wat is het aantal casussen, wat is de doorlooptijd en hoe is de zorgroute? Aantal casussen en doorlooptijd
Er heeft geen nulmeting plaatsgevonden en de registratie is nog niet op orde. Daardoor is het voor alle geïnterviewde betrokkenen moeilijk een juist beeld te geven van het aantal casussen dat op de ‘standaard’ wijze is behandeld en dat is behandeld volgens de nieuwe werkwijze. In de nieuwe werkwijze komt de integrale samenwerking tot uiting in het sneller organiseren van ronde tafel gesprekken met zo veel mogelijk betrokkenen en het inzetten van MEE-consulenten of gezinscoaches van FJP. De SMW-er van FJP heeft 15 casussen in behandeling waarvan er 1 of 2 in het ZAT zijn besproken. Bij 5 casussen is gezinscoaching ingezet. Hiervan is er 1 beschreven. Uit de 40 casussen van MEE werden volgens de afspraak 10 casussen geselecteerd. 2 casussen waarbij één gezin één plan is gebruikt en 8 casussen waarbij de drie pijlers van de proeftuin aantoonbaar zijn ingezet. Van deze 10 zijn er uiteindelijk 4 beschreven. Leerlingen die op de monitorlijst komen en waar 1e of 2e lijns zorg op school kan worden ingezet hebben volgens de respondenten duidelijk een kortere zorg looptijd. Ook als iets zwaardere zorg nodig is bijvoorbeeld van een gezinscoach of een MEE consulente. Minder duidelijk zijn de resultaten voor de casussen die in het ZAT terecht komen. Hier gaat het vaak om moeilijke dossiers.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
16
Tijdens een teamoverleg wordt benadrukt dat: Het SMW beter in kaart moet brengen hoeveel aanmeldingen ze hebben en hoeveel ze in behandeling hebben kunnen nemen. Pas dan wordt inzichtelijk welke capaciteit moet worden ingezet (dat verschilt per school) Beter in kaart gebracht moet worden voor welke problematiek en bij welke instantie er sprake is van wachttijden. Dat kan een belangrijk signaal zijn. De problemen van de leerlingen die in het ZAT terecht komen zijn hardnekkig. Er is sprake van zware (GGZ) problematiek. Deze zaken lopen nog steeds stroef vanwege formele schotten en procedures. 3.4.2
De zorgroute
Ten opzichte van de uitgangssituatie is het grootste verschil dat er een scheiding wordt gemaakt tussen leerlingen die eerste zorgsignalen laten zien (zie de 2e lijn in de bijlage “Overzicht Zorglijnen Olympia College”) en leerlingen die in het ZAT worden ingebracht. Leerlingen waar mentoren zich zorgen over maken worden gemeld bij de zorgcoördinator en worden op de monitorlijst gezet. Hiervoor is een tweewekelijks overleg waarin die leerlingen besproken worden. In dit team zitten de zorgcoördinatoren, de orthopedagogen en schoolmaatschappelijk werkers. Een jeugdverpleegkundige van het CJG kan voor consult bij dit overleg uitgenodigd worden. Het gaat dan om leerlingen met psychosociale problematiek. Een schoolmaatschappelijk werker heeft gemiddeld de mogelijkheid om 5 gesprekken te houden met leerlingen en hun ouders. Wanneer dit niet voldoende is kan de schoolmaatschappelijk werker een leerling inbrengen in het ZAT om door te verwijzen naar andere vormen van hulpverlening. Voor die doorverwijzing kan het zijn dat een SMW-er een diagnostisch beeld moet schrijven. Vervolgens wordt er een casusregisseur aangewezen die het hulpverleningsplan gaat schrijven. Dit moet 1 plan zijn waar alle doelen van alle partijen die met de leerling/het gezin werken in opgenomen zijn. De richtlijn die gehanteerd wordt is dat de gezinsvoogd casusregisseur is als er sprake is van gedwongen hulp. In een vrijwillig traject wordt gekeken welke discipline al betrokken is bij het gezin (zorgcoördinator, SMW of jeugdverpleegkundige) en deze kan dan de casusregie op zich nemen, of in ieder geval het eerste keukentafelgesprek initiëren. De werkwijze van de maatschappelijk werkers van MEE en van FJP verschillen van elkaar. FJP lijkt op het standpunt te staan dat zij beter geen casusregisseur kunnen zijn omdat SMW-ers weinig tijd hebben voor een cliënt en in het algemeen ook niet bij de cliënt thuis komen. De inzet van de gezinscoaches komt tot uitdrukking in deze visie. De SMW-ers van MEE hebben juist de opdracht om bij elke case gelijk de regie op zich te nemen, een plan te schrijven en een ronde tafelgesprek te regelen. Een taak van het analyseteam kan zijn om de route te verhelderen en eenduidig naar het team binnen de school te communiceren. Wanneer duidelijk is welke taken een SMW-er heeft, wordt ook duidelijk dat er eerder doorgezet moet worden. Op dit moment is dit doorzetten nog naar het casuïstiekoverleg van het CJG (door SMW of door de jeugdverpleegkundige) of wanneer de hulpverlening stagneert, naar het DOSA overleg (door leerplicht of de zorgcoördinator) en bij de zwaardere casuïstiek het Jeugdbeschermingsplein. In de toekomst zal een gezin eerder doorgezet worden naar het wijkteam jeugd, in de wijk waar het gezin woont. School (de zorgcoördinator, SMW en/of jeugdverpleegkundige) kan dan wel betrokken blijven bij het gezin en door de casusregisseur van het wijkteam uitgenodigd worden voor keukentafelgesprekken. Zo wordt de voortgang in het wijkteam door school bewaakt.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
17
3.5.
Is er volgens de diverse actoren sprake van verandering in de driehoek leerling/ouders/school?
Zodra een leerling in de 2e lijn is terecht gekomen wordt er vaker en sneller een samenwerkingsverband gezocht tussen leerling/ouders en school. Er is hierbij door alle respondenten aangegeven dat het betrekken van ouders (vaak alleenstaande moeders) kan leiden tot een vertrouwensrelatie waardoor ouders meer gemotiveerd zijn om mee te denken en hulp voor de leerling te aanvaarden. De verbinding met de thuissituatie zit echter ook in de realisatie van de methode: één gezin, één plan, één regisseur, zodat niet alleen één leerling, maar het hele gezin gevolgd en ondersteund kan worden. In de casussen van MEE, waarbij de SMW-ers regisseur zijn, staan deze professionals minder dicht bij het gezin staan en kunnen dus minder goed zicht hebben op wat er zich in het gezin verder afspeelt. De keuze voor een regisseur die dichter bij het gezin staat, lijkt daarom meer voor de hand te liggen. In de toekomst kunnen de wijkteams jeugd deze verbinding leggen. Op basis van opmerkingen van respondenten en de activiteiten beschrijvingen in de eindnotitie, lijkt het erop dat een veelheid aan pogingen zijn ondernomen om de verbinding te leggen tussen de integrale aanpak van zorgleerlingen met de deelprojecten ouderbetrokkenheid en deskundigheidsbevordering van mentoren, maar dat deze nog niet goed uit de verf is gekomen. , De mentor vervult voor de verbinding een spilfunctie, waarbij een goed contact met het thuisfront (deelproject 1, ouderbetrokkenheid) onontbeerlijk is. Sterke begeleidingsvaardigheden (deelproject 2) zijn dus essentieel. Pas dan kan de toeleiding naar zorg optimaal plaatsvinden (deelproject 3). 3.5.1 Door respondenten genoemde suggesties ter verbetering hiervan 1. een snellere en betere signalering van problemen Wat uit de interviews steeds weer naar voren komt, is dat de school voor deze doelgroep veel meer preventief zou kunnen inzetten. Nu worden slechts enkele leerlingen curatief naar een door de school zelf georganiseerde verkorte faalangstreductie- of sociale vaardigheden training gestuurd. Geopperd wordt dat de hele populatie op deze school gebaad is bij een professioneel aanbod van dit soort trainingen. Het nut van preventieve interventies is niet alleen door de professionals op school genoemd, maar ook door een aantal personen die vanuit het management van de instellingen die bij de proeftuin betrokken zijn. 2. het toerusten van de hiervoor benodigde vaardigheden bij met name mentoren Een van de resultaatafspraken van het deelproject docentenvaardigheden is als volgt beschreven: “professionalisering van het mentoraat en de zorg (zorgcoördinatie, SMW en orthopedagoog) om toenemende zwaarte in problematiek van de leerlingen adequaat te begeleiden, aansluitend bij passend onderwijs en hun rol als adviseur/expert via gezamenlijke training, individuele coaching en begeleide intervisie”. Iedereen is het er over eens dat mentoren en docenten beter geoutilleerd zouden kunnen worden. Een eenduidige instructie over hoe zaken aan te pakken is er wellicht wel, maar lang niet iedereen houdt zich hieraan, geven de respondenten aan. Hierdoor is er kans dat de juiste informatie ontbreekt. Vanwege de steeds zwaarder wordende problematiek geeft men aan dat meer scholing wenselijk is. Een mentor zou idealiter dagelijks met zijn of haar eigen klas moeten starten. Indien dat roostertechnisch niet mogelijk is, lukt het wellicht wel de uren zo in te delen dat een mentor zijn of
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
18
haar leerlingen dagelijks ziet en spreekt. Niet alleen zou de mentor dan zien hoe goed gemutst een leerling binnenkomt, ook kan gevraagd worden hoe het weekend was, hoe het thuis gaat, etc. Dit kan een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan goed contact tussen mentor en leerling. Naast de communicatie met leerlingen is de communicatie óver leerlingen ook erg belangrijk: een resultaatafspraak van het deelproject deskundigheidsbevordering leerkrachten is het beter benutten van de mogelijkheden van Magister waarbij docenten meer en beter gebruik kunnen maken van het logboek. Hoewel de algemene leerlingenvergadering in de 2e lijn van de zorglijnen (zie bijlage) staat, komt uit de interviews geen eenduidige instructie voor het bespreken van gedrag of verandering in prestaties van leerlingen naar voren. 3. verbetering van het contact met ouders De schoolleiding geeft aan vol in te zetten op ouderbetrokkenheid. De spil hierin is de mentor. Er wordt gewerkt met kleine klassen (max 16) en de mentor heeft veel contact met ouders. Hij/zij heeft 120 uur per jaar, is 3 uur per week, om mentoraat vorm te geven (op andere scholen is dat 50 uur per jaar). De schoolleiding zelf geeft een voorbeeld van wat de gevolgen kunnen zijn indien de relatie met de ouders niet al vanaf het begin is opgebouwd en kennelijk het vertrouwen van ouders nog niet is gewonnen. Over een geval van schorsing waarbij de school verplicht is de ouders te informeren zegt zij: Soms ben je met een leerling al een stap verder, maar zodra de ouders dan aanschuiven ga je 6 stappen achteruit. Veel ouders hebben niet de competenties om te luisteren, om dingen te snappen, ze hebben regels van communicatie niet geleerd, doen verwensingen naar de school en zijn agressief.
Uit meerdere interviews komt naar voren dat men het jammer vindt dat men niet op de hoogte wordt gehouden over de andere deelprojecten, zoals ouderbetrokkenheid. Een voorbeeld daarvan is dat de SMW-ers aangaven niet op de hoogte te zijn dat er een medewerker ouderbetrokkenheid was en dat die ouders zocht om deel te nemen aan bepaalde cursussen. De SMW-ers zeggen daar zeker een bijdrage aan te hebben kunnen leveren. De gezinscoach vertelt dat zij namens FJP heeft aangegeven wat FJP m.b.t. tot ouderbetrokkenheid en deskundigheidsbevordering zou kunnen betekenen. Daarnaast heeft FJP aangeboden op school aan leerkrachten te vertellen wat zij te bieden hebben en wie de contactpersoon voor de school is. Volgens de schoolleiding en de orthopedagoog zijn de intakegesprekken de laatste tijd uitvoeriger en wordt de thuissituatie meer meegenomen. Dit lijkt haaks te staan op de opmerking van de zorgcoördinator die juist aangeeft dat zij minder ruimte voelt om naar de thuissituatie te kijken en het vertrouwen te winnen. Dat komt volgens haar omdat er nu meer aandacht uitgaat naar de didactische dan de sociaal emotionele aspecten.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
19
3.6. Kunnen betrokkenen concrete activiteiten benoemen om de ouderbetrokkenheid te vergroten? De schoolleiding geeft aan vol in te zetten op ouderbetrokkenheid. De spil hierin is de mentor. Er wordt gewerkt met kleine klassen (max 16) en de mentor heeft veel contact met ouders. Hij/zij heeft 120 uur per jaar, is 3 uur per week, om mentoraat vorm te geven (op andere scholen is dat 50 uur per jaar). Kijkend naar de doelstellingen op het thema ouderbetrokkenheid zoals in de eindnotitie geformuleerd wordt duidelijk dat de basisrelatie tussen ouders en school is verbeterd. Dit komt door inzet op verschillende vlakken, onder andere de manier waarop de school veel strakker op verzuim inzet, ouders ondersteunt in hun onderwijsondersteunend gedrag, betrokkenheid bij de MR heeft weten te bewerkstelligen en in de communicatie een manier heeft gevonden die voor ouders aansprekend is. 4 Toch blijkt uit sommige interviews dat niet iedereen geïnformeerd was over deze activiteiten en dat wordt jammer gevonden. Een voorbeeld daarvan is dat de SMW-ers aangaven niet op de hoogte te zijn dat er een medewerker ouderbetrokkenheid was en dat die ouders zocht om deel te nemen aan bepaalde cursussen. De SMW-ers zeggen daar zeker een bijdrage aan te hebben kunnen leveren. De gezinscoach vertelt dat zij namens FJP heeft aangegeven wat FJP m.b.t. tot ouderbetrokkenheid en deskundigheidsbevordering zou kunnen betekenen. Daarnaast heeft FJP aangeboden op school aan leerkrachten te vertellen wat zij te bieden hebben en wie de contactpersoon voor de school is. Volgens de schoolleiding en de orthopedagoog zijn de intakegesprekken de laatste tijd uitvoeriger en wordt de thuissituatie meer meegenomen. Dit lijkt haaks te staan op de opmerking van de zorgcoördinator die juist aangeeft dat zij minder ruimte voelt om naar de thuissituatie te kijken en het vertrouwen te winnen. Dat komt volgens haar omdat er nu meer aandacht uitgaat naar de didactische dan de sociaal emotionele aspecten. In de eindnotitie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Olympia College wordt uitvoeriger ingegaan op alle pogingen om ouders te betrekken. Aangeven wordt dat dit een blijvend punt van aandacht zal zijn.
4
Zie Bijlage “Projectactiviteiten- en resultaten”.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
20
3.7. Is er volgens de diverse actoren sprake van een verandering in doorverwijzing naar gespecialiseerde ‘zware’ zorg? Alle actoren zijn het erover eens dat er nu sneller wordt doorgezet. Het heeft wel een lange aanlooptijd nodig gehad, maar nu mensen elkaars gezicht kennen gaat het sneller. De bij het analyseteam betrokken medewerkers weten beter wat de verantwoordelijkheid is van een ieder waardoor het makkelijk is zaken los te laten. In een aantal casusbeschrijvingen lijkt doorverwijzing richting zwaardere zorg te zijn voorkomen of wordt in elk geval de wachttijd overbrugd zodat de motivatie om gebruik te maken van hulp blijft bestaan (door het inzetten van bijvoorbeeld een gezinscoach, MEE-consulent of opvoedings-ondersteuning). Een veel gehoorde klacht was dat het traject niet duidelijk werd aangegeven aan de leerlingen, en dat er zoveel schakels waren, dat als ze eindelijk aan de beurt zijn, ze niet meer gemotiveerd waren. Sinds de invoering van de nieuwe werkwijze gaan er minder cases naar het ZAT. De ZAT lijst is veel kleiner dan voorgaande jaren, er wordt beter gemonitord. De lijnen zijn helder en hulpverleningsplannen worden goed uitgezet. Ook met de inzet van gezinscoaches en MEE consulenten is de doorverwijzing naar zwaardere zorg waarschijnlijk voorkomen of werd voorkomen dat zaken escaleerden. Toch wordt er nog vaak genoemd dat niet alle mogelijkheden worden benut. Eind mei is daarom besloten om incidenteel een voorpostmedewerker van BJZ aan te laten schuiven bij het ZAT team en zijn er leerlingen doorverwezen naar het jeugdbeschermingsplein. Ook wordt er weinig ter consult voorgelegd bij het AMK (dit kan ook zonder gelijk een melding te doen), het CJG of DOSA. Doorverwijzing richting GGZ is moeilijker, hier loopt men toch nog tegen wachtlijsten aan, maar ook hier lijkt de vernieuwde samenwerking met Lucertis en de Paladijn vruchten af te werpen. In enkele van de ingediende casussen, zijn ouders over de streep getrokken doordat zij direct zijn geïnformeerd over en betrokken bij de gang van zaken, waardoor zij de hulp die hun kind echt nodig heeft ook hebben geaccepteerd. Door betere afstemming tussen de verschillende organisaties werden wachtlijsten van instanties waar naar toe werd doorverwezen en andere stagnaties inzichtelijk en daar waar mogelijk opgelost. Er zijn casusbeschrijvingen die daarop wijzen. Is dit kwantificeerbaar? Het is niet duidelijk hoeveel leerlingen op de monitorlijst zijn terecht gekomen en ook niet hoeveel daarvan direct of later naar het ZAT zijn doorgezet. In 3 van de 5 aangereikte casusbeschrijvingen is doorverwijzing naar zwaardere gespecialiseerde zorg wellicht voorkomen, in de andere 2 is overbruggingshulp ingezet terwijl er werd gewacht op psychodiagnostisch onderzoek. De registratie kan worden verbeterd.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
21
3.8. Wat is de inschatting van de betrokken actoren van de kwalitatieve meerwaarde en kostenbesparing met deze werkwijze op basis van eerste ervaringen? Op basis van de eerste ervaringen vinden alle geïnterviewden dat de nieuwe werkwijze zeker kwalitatieve meerwaarde heeft. Leerlingen worden eerder en sneller naar de juiste zorg toe geleid. Ouders worden sneller betrokken en ook voor lichtere gevallen die op de monitorlijst staan is het mogelijk snel een ronde tafelgesprek te regelen en een gezinsplan op te stellen. Op beleidsniveau (gebiedsmanager FJP, CJG regisseur, accountmanager MEE) lijkt men het erover eens dat de nieuwe werkwijze op het Olympia College bijna gerealiseerd is. Samenwerkingspartners weten elkaar sneller te vinden en verwijzen eerder naar elkaar door, zodat hulp daadwerkelijk sneller kan worden ingezet. Op uitvoerend niveau (SMW, zorgcoördinator, orthopedagoog) is onduidelijkheid over hoe straks de samenwerking gaat verlopen met het wijkteam. Men vraagt zich af of straks niet meer in plaats van minder zorgverleners met een gezin zich gaan bemoeien. Ook wil men graag uitbreiding van het aantal partners in de school (William Schrikker Stichting wordt vaak genoemd als mogelijke deelnemer). Over een duidelijke kostenbesparing is men voorzichtig in de uitspraken; doordat men meer signaleert, wordt ook meer zorg ingezet, dit kost geld, maar uiteindelijk zou dit wel tot een kostenbesparing moeten leiden omdat zwaardere intensieve (en dus duurdere) zorg hiermee wellicht wordt voorkomen. Op uitvoerend niveau geeft men aan dat collectieve preventieve trainingen voor de leerlingen en docenten tot een echte kostenbesparing kunnen leiden. De zorgcoördinator noemt bijvoorbeeld het standaard inzetten van een ‘rots en water training’ en geeft aan dat zij van mening is dat indien kinderen op het sociaal emotionele vlak problemen hebben, zij zich minder sterk op het cognitieve vlak kunnen ontwikkelen. Ook Bureau Jeugdzorg geeft aan dat docenten beter kunnen worden toegerust zodat ze beter kunnen signaleren, normaal pubergedrag kunnen onderscheiden van afwijkend gedrag en gesprekstechnieken beter kunnen inzetten. BJZ geeft aan daar ondersteuning in te kunnen bieden.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
22
3.9.
Welke successen en verbeterpunten noemen betrokkenen?
Successen • Alleen al door elkaar te kennen en van elkaar te weten wat je aan elkaar hebt, is het makkelijker om hulp in te zetten, je belt met een persoon in plaats van met een instantie. • Hierdoor zijn de lijntjes korter, men kent elkaars taken en verantwoordelijkheden, waardoor men sneller doorverwijst en er worden sneller dingen worden ingezet. • De nieuwe werkwijze, met name de scheiding tussen de monitorlijst en de leerlingen die doorgezet worden naar het Zorg Advies Team, wordt als prettig ervaren • Hierdoor kwamen zorgleerlingen beter in beeld, werd effectiever gewerkt en kon de tijd die werd besteed aan het ZAT worden teruggebracht. • De expertise van de samenwerkende partijen werd sneller ingezet waardoor passende zorg eerder werd geleverd. Verbeterpunten Deskundigheidsbevordering leerkrachten • Er is behoefte geuit naar meer training en informatie, niet alleen over het signaleren van en omgaan met problematiek, maar ook hoe je daar als team mee omgaat en elkaar erover informeert. • Iedereen is het er over eens dat mentoren en docenten beter geoutilleerd zouden kunnen worden. Een eenduidige instructie over hoe zaken aan te pakken is er wellicht wel, maar lang niet iedereen houdt zich hieraan, geven de geïnterviewden aan. Hierdoor is er kans dat de juiste informatie ontbreekt. Vanwege de steeds zwaarder wordende problematiek geeft men aan dat meer scholing wenselijk is. • Een mentor zou idealiter dagelijks met zijn of haar eigen klas moeten starten. Indien dat roostertechnisch niet mogelijk is, lukt het wellicht wel de uren zo in te delen dat een mentor zijn of haar leerlingen dagelijks ziet en spreekt. Niet alleen zou de mentor dan zien hoe goed gemutst een leerling binnenkomt, ook kan gevraagd worden hoe het weekend was, hoe het thuis gaat, etc. Dit kan een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan goed contact tussen mentor en leerling. • Naast de communicatie met leerlingen is de communicatie óver leerlingen ook erg belangrijk: een resultaatafspraak van het deelproject deskundigheidsbevordering leerkrachten is het beter benutten van de mogelijkheden van Magister waarbij docenten meer en beter gebruik kunnen maken van het logboek. • Hoewel de algemene leerlingenvergadering in de 2e lijn van de zorglijnen (zie bijlage) staat, komt uit de interviews geen eenduidige instructie voor het bespreken van gedrag of verandering in prestaties van leerlingen naar voren.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
23
Ouderbetrokkenheid • Ouders zouden vooraf beter geïnformeerd moeten worden over, of wellicht zelfs moeten tekenen voor, de samenwerking van school met zorgaanbieders, maatschappelijk werk e.d. “deze school werkt samen met…, mochten wij denken dat het inzetten van … hulp uw kind ten goede zou komen, dan …”, enz Integrale zorg • “Uiteindelijk loop je nog steeds tegen de wachtlijsten aan”; er is gesproken over de mogelijkheid van een soort quotumafspraak: vooraf duidelijke afspraken maken met zorgaanbieders, bijvoorbeeld afspraak maken over inzet vijf gezinscoaches, of 3 onderzoeken. Dit is natuurlijk van te voren moeilijk in te schatten, maar je kunt ook bijvoorbeeld af spreken dat je op 1 oktober evalueert en kijkt of bijstelling nodig is. • Het gezinsplan en de regie hiervan werkt nog niet optimaal (bureau leerplicht geeft bijvoorbeeld aan dat zij nog alle betrokken hulpverleners zelf af moeten gaan om alle informatie te krijgen). • Verdere vermindering van het aantal hulpverleners en de verschillende werkwijzen e.d. rondom 1 gezin. Veel hulpverleners hebben nog elk hun eigen intakeprocedures, regels, wachtlijsten. • Waarborgen inbouwen om terugval naar oud gedrag (zelf doen en niet opschalen) te voorkomen. • Meer/beter gebruik maken van het al beschikbare instrumentarium door diverse hulpverleners. • Daar waar mogelijk een sterkere inzet van de ‘backoffice’ van de direct betrokken hulpverleners (niet alleen cursussen en trainingen, maar ook inzetten van gezinscoach of in het momentum van een probleem (casus jongen die gepest zou worden) een interventie in de klas en het informeren van het docententeam). • Helderheid verschaffen over de invoering van de meldcode: wat zijn de stappen van de meldcode: wie moet melding doen, hoe, wanneer? • Wat uit de interviews steeds weer naar voren komt, is dat de school voor deze doelgroep veel meer preventief zou kunnen inzetten. Nu worden slechts enkele leerlingen curatief naar een door de school zelf georganiseerde verkorte faalangstreductie- of sociale vaardigheden training gestuurd. Geopperd wordt dat de hele populatie op deze school gebaat is bij een professioneel aanbod van dit soort trainingen. Het nut van preventieve interventies is niet alleen door de professionals op school genoemd, maar ook door een aantal personen die vanuit het management van de instellingen die bij de proeftuin betrokken zijn.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
24
4. Conclusies •
•
•
•
• •
•
•
•
•
Hoewel de problematiek van de leerlingen de afgelopen jaren steeds zwaarder is geworden, is het klimaat op en rond de school veel rustiger en veiliger geworden. Dit is mede te verklaren vanuit eerder ingezette acties, zoals in het kader van schoolveiligheidsplan en andere projecten. De front office is verbeterd; leerlingen worden eerder besproken in het interne overleg op school (2e lijn), zodat zaken ook sneller kunnen worden doorgezet (SMW, MEE, CJG, verpleegkundige en FJP). In de eerste lijn is winst te behalen, het eerder signaleren en het sneller inzetten van preventieve en collectieve maatregelen zou kunnen voorkomen dat leerlingen later zwaardere zorg nodig hebben. De kennis die op school aanwezig is over mogelijkheden die zorgaanbieders en instellingen bieden is verbeterd en wordt steeds beter benut. In de casussen waarbij een ronde tafelgesprek is ingezet en er een casusregisseur is aangewezen, waarbij met name de samenwerking tussen ouder, school en SMW werd geborgd, is een basis gelegd voor het zoeken naar passende hulp. In enkele gevallen lijkt het erop dat door snel signaleren en ingrijpen, zwaardere zorg werd voorkomen. In het ZAT zijn flinke slagen gemaakt; betrokken medewerkers weten nu beter wat elkaars verantwoordelijkheden zijn, waardoor aan zorgleerlingen sneller de juiste hulp wordt geboden. De slagkracht van de hulpverlening ontbreekt echter vaak nog om daadwerkelijk in het momentum van een probleem, iets meer buiten de gebaande paden, tot een oplossing te komen. Ook ontbreekt een duidelijke instructie over wie de regie neemt, waardoor de hulp die wordt geboden soms nog te ver van het gezin staat en het iets van school blijft waardoor ouders zich wellicht buiten spel gezet voelen. Het valt niet mee om ouders er dan weer bij te trekken. Daarnaast loopt men nog te vaak tegen wachtlijsten bij de GGZ aan, waardoor school in de overbruggingsperiode veel moet blijven investeren om de leerling en de ouders gemotiveerd te houden om te wachten op de juiste hulpverlening. Met de komst van de wijkteams en wijknetwerken moet in de toekomst een betere verbinding gelegd worden met het gezin en gebruik gemaakt worden van de inzet van vrijwilligersorganisaties, sportclubs en welzijnsinstellingen en andere mogelijkheden in de buurt.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
25
5. Aanbevelingen •
•
•
•
•
•
•
Het ZAT dient goed bij te houden hoeveel casussen, volgens welke route en met welke doorlooptijd worden behandeld. Alleen dan weet je waar de hulpverlening te kort komt of tegen wachtlijsten aanloopt en kan capaciteit eventueel worden aangepast of hulp worden ingeroepen bij de aangesloten hulpverleningsinstanties. Indien er wordt gewerkt met een gezinsplan volgens het idee van 1 kind, 1 plan, 1 regisseur, geeft dit voor alle betrokkenen houvast en duidelijkheid omtrent afspraken en verantwoordelijkheden. De regisseur dient dicht bij het gezin te staan en hulp dient ook dicht bij het gezin te worden geboden. Dit is in de meeste gevallen niet de SMW-er. Mentoren en docenten kunnen baat hebben bij trainingen gesprekstechnieken en in het signaleren van de problematiek waar leerlingen met bijvoorbeeld autisme of leerproblemen mee kampen. Informatieavonden zouden kunnen worden opgeluisterd met een voorlichting van bijvoorbeeld Sense, Bouman of het autisme informatiecentrum met een gratis lezing over hun deskundigheid en mogelijkheden. Dit kan zowel voor het docententeam als ouders waardevol zijn. Daarnaast is de website een goed middel om informatie over bijvoorbeeld “omgaan met je puber”, “alcohol en drugs” enz. te delen met het schoolteam, ouders en leerlingen, het actueel houden hiervan verdiend aandacht.. Ouderbetrokkenheid dient blijvend aandacht te behouden; investeringen in de relatie met ouders betalen zich uit in de concrete zorgsituaties. Doel is het vertrouwen van ouders te versterken in het feit dat de school, indien er wat voor problemen dan ook ontstaan, sámen met leerling én ouders naar passende zorg zullen zoeken. Dit kan voorkomen worden dat ouders in een later stadium de hakken in het zand zetten. De verbinding tussen de drie deelprojecten is belangrijk, zeker bij de ambitie om meer preventief en collectief te handelen. Een goede relatie met leerling en ouders is hierbij essentieel, net als adequate signalering en begeleiding van leerlingen met multiproblematiek op het sociaal emotionele vlak door docenten/mentoren. In het managementteam in juli 2013 werd geconcludeerd dat de mindset ook zonder proeftuin kan worden voortgezet. Een proeftuin is een proces waarin je elkaar weer eens recht in de ogen kijkt, je opeens weer over de leerlingen praat, en waar rollen en verantwoordelijkheden weer duidelijk worden neergezet. Het strekt wel aanbeveling om ook in de toekomst een vinger aan de pols te houden.
Procesevaluatie Proeftuin Onderwijs en Jeugdzorg Zorg Olympia College
26