Schoolveiligheidsgids Olympia College Integrale versie 2011 - 2013
Versie 15 mei 2012 Deze informatie wordt niet als geheel verspreid maar de inhoud wordt toegankelijk gemaakt voor leerlingen, ouders en medewerkers op de nieuw in te richten website
De School Bevoegd gezag Olympia College behoort bij de scholen voor openbaar voortgezet onderwijs die vallen onder de stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR), Calandstraat 41, Postbus 23058, 3001 KB Rotterdam. Contactgegevens G. Millenkamp Rector a.i. M. Helling Directeur Olympiaweg M.A.N. Verbij Afdelingsleider onderbouw S. Scheffers Afdelingsleider bovenbouw Locatiegegevens Bezoekadres Telefoonnummer Faxnummer Postadres
E-mail Website
Olympiaweg 395 3078 HT Rotterdam 010-4835311 010-2921098 Olympia College Postbus 9472 3007al Rotterdam
[email protected] www.nieuw-zuid.nl
2
1. Inleiding Het beleid omtrent grensoverschrijdend gedrag is een onderdeel van het te voeren Arbobeleid en de Kwaliteitswet. Het beleidsplan betreft een integraal schoolveiligheidsplan. Het schoolveiligheidsplan besteedt aandacht aan het beschermen van werknemers en leerlingen tegen grensoverschrijdend gedrag, die binnen of in de directe omgeving van de school kan voorkomen. Agressie en geweld kunnen zich op verschillende wijzen manifesteren. seksueel misbruik seksuele intimidatie fysiek geweld psychisch geweld discriminatie radicalisering vandalisme Het veiligheidbeleidsplan bestaat uit drie onderdelen: preventief beleid, ter voorkoming van incidenten curatief beleid, ter voorkoming van verdere escalatie in geval van incidenten registratie en evaluatie 1.1 Voorwoord In deze schoolveiligheidsgids van het jaar 2011-2012 staan alle belangrijke schoolzaken ten aanzien van de schoolveiligheid in samenvatting vermeld. Er kan in dit boekje worden gevonden wat het Olympia College vraagt aan collega’s, ouder(s)/verzorger(s) en leerlingen ten aanzien van het schoolveiligheid beleid. Het Olympia College is voor alle betrokkenen een goede school. Het bestuur van het Olympia College is verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid. Het bestuur streeft naar een optimaal veiligheidsbeleid voor haar personeel en leerlingen. Het veiligheidsbeleid is gericht op het waarborgen van de veiligheid en welzijn van haar medewerkers en leerlingen. Grensoverschrijdend gedrag wordt actief bestreden. Voor een uitgebreide versie wordt verwezen naar het integraal schoolveiligheidsplan van het Olympia College. Het schoolveiligheidsplan bevat een omschrijving van het beleid waarmee de hoofddoelstellingen worden verwezenlijkt. Uitgangspunten van het schoolveiligheidsplan zijn: Schoolcultuur Aantrekkelijk onderwijs Fysieke omgeving Externe samenwerking
3
De eventuele hieruit voortvloeiende taken en activiteiten worden vastgelegd in een actieplan voor de komende 4 jaar.
4
2 Integrale Visie Missie Het Olympia College1 is een brede, kleurrijke Rotterdamse school met een openbare identiteit. Het Olympia College biedt intensief- en kwaliteitsonderwijs, waarin talenten, communicatie, respect en zelfstandigheid centraal staan, zodat de leerling naar een kansrijke toekomst schakelt en daarmee een zelfstandige plaats in de maatschappij verovert. Visie Het Olympia College valt onder de Stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (Stichting BOOR). De scholen van BOOR werken vanuit de volgende vijf kernwaarden: Maximale talentontplooiing Leerlingen worden aangespoord het maximale uit zichzelf te halen. De basis hiervoor wordt gelegd dooreffectief taal-, lees- en rekenonderwijs en onderwijs in sociale vaardigheden. Actieve pluriformiteit Het openbaar onderwijs is toegankelijk voor iedereen. De identiteit en de kernwaarden van BOOR stellen grenzen aan het gedrag van de leerling en diens ouders. Kenmerkend voor het openbaar onderwijs is bijvoorbeeld het respect en de betrokkenheid ten opzichte van verschillende levensbeschouwingen en overige verschillen tussen mensen. Alle medewerkers van BOOR onderschrijven dit. Nieuwsgierig, betrokken en toekomstgericht Leerlingen van BOOR worden opgeleid tot nieuwsgierige en betrokken mensen die zijn gericht op de toekomst. Deze nieuwsgierigheid en betrokkenheid strekt zich uit naar medeleerlingen maar ook naar de stad, het land, de wereld waarin zij leven en de ontwikkelingen die daarin plaatsvinden. Naleving van kinderrechten De kinderrechten afkomstig uit het Verdrag voor de Rechten van het Kind, de Nederlandse grondwet en de Verklaring van de Rechten van de Mens zijn verankerd in de doelstellingen van BOOR. De scholen zijn erop gericht leerlingen hiervan bewust te maken. Sterke binding met de samenleving Het openbaar onderwijs wil zich verbinden met de maatschappelijke omgeving waarin zij zich bevindt. Onze scholen zijn sterk gericht op hun omgeving, de wijk en de stad, en gedragen zich daarin als maatschappelijk ondernemer. Leerlingen ontwikkelen zich daardoor tot zelfbewuste en participerende burgers.
1 Per schooljaar 2012-2013 krijgt Nieuw Zuid, locatie Olympiaweg een nieuwe naam: Olympia College
5
6
2.2 Veiligheidsvisie Op Olympia College onderschrijven wij de volgende Vijf Gouden Regels: 1. We respecteren elkaar 2. We houden onze school veilig en netjes 3. We helpen elkaar 4. We zijn actief in de les 5. We spreken Nederlands met elkaar De bovenstaande regels zijn kapstokregels en worden hieronder nader uitgewerkt: Algemeen
Wij willen op school respectvol omgaan met elkaar, d.w.z. aanvaarding van een ander geloof, overtuiging, uiterlijk, enzovoorts. Wij respecteren de eigendommen van anderen Wij verwachten respectvol taalgebruik (dus zonder vloeken, schelden, enzovoorts) Kleding mag geen aanstoot geven Het dragen van hoofddeksels (petten of andere hoofdbedekkingen) is in het gebouw niet toegestaan tenzij anders is/wordt beslist door directie/bestuur. Wij verwachten dat aanwijzingen van personeel te allen tijden wordt opgevolgd. Wij verwachten dat een ieder aanspreekbaar is en blijft. Wij verwachten in geval van ziekte of afwezigheid, tijdig telefonisch bericht van ouders/verzorgers, zowel op schooldagen als stagedagen. Wij verwachten dat iedereen op tijd op school is. Te laat komen zonder geldige reden betekend altijd: verloren tijd inhalen en melding in het leerlingvolgsysteem. Indien een leerling spijbelt, wordt dit als ongeoorloofd verzuim gemeld bij de leerplichtambtenaar. Bij herhaling is deze gemachtigd een sanctie voor de leerling en of ouders/verzorgers op te leggen. Gemiste lestijd moet worden ingehaald. Indien een leerling de orde verstoort of zich op enigerlei wijze niet aan de schoolregels houdt, kan de leerling voor een periode uit de les gehouden worden. Deze lestijd dient zo spoedig mogelijk weer ingehaald te worden.
Lessen
Slechts met toestemming van de leerkracht mag de leerling de klas betreden of verlaten. Wij verwachten van de leerling dat deze zorg draagt voor specifieke benodigdheden (leskleding, veiligheidsmiddelen, schoolspullen, enzovoorts)
7
Ouderbetrokkenheid Samen optrekken De leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn nog niet meerderjarig en zodoende zijn en blijven ouders/verzorgers verantwoordelijk voor hun opvoeding. De school kan daarbij helpen. We benaderen de ouders als klanten die een gedeelte van de opvoeding delegeren aan de school, waarin een duidelijke verhouding ontstaat. Ouders hebben recht op eerlijke en actuele informatie. De gouden driehoek leerling, ouders en school is van wezenlijk belang. Alleen wanneer school en ouders voldoende op één lijn zitten kan de schoolloopbaan tot succes leiden. De leerling staat in dit proces centraal en wordt omringd door ouders, docenten en mentor, waarbij de laatste een centrale rol speelt. We maken ouders duidelijk wat ze van ons kunnen verwachten en wat wij van hen verwachten wat betreft de begeleiding van hun kind. De rol van de ouders en hun betrokkenheid bij school vinden we van belang. We onderscheiden vier rollen van ouders: 1. De ouder als klant 2. De ouder als opvoeder 3. De ouder als vrijwilliger (meewerken) 4. De ouder als belanghebbende (meedenken) Met de uitvoering van dit ouderbeleidsplan is het belangrijk aandacht te besteden aan alle vier de rollen. We streven naar educatief partnerschap, maar ook ouderbetrokkenheid in de meest elementaire betekenis, begint met de erkenning dat de belangen van ouders en school in veel gevallen parallel lopen, maar dat ze ook ieder hun eigen deskundigheid meebrengen. Ouders dragen het meest bij aan het schoolsucces van hun kind als zij hun kind thuis begeleiden in de schoolloopbaan. We verwachten van ouders dat zij een ondersteunende rol oppakken. Hierbij kan je denken aan: - Thuis met hun kind praten over school; - Hoge verwachtingen hebben over het schoolsucces en de schoolloopbaan van hun kind; ambities van het kind aanmoedigen en een realistisch pas voor ogen hebben; - Aandacht hebben voor het ontwikkelen van interesses van hun kind: stimuleren van hobby’s, enzovoorts; - Een bemoedigende houding naar en een goede relatie met hun kind hebben; - Communiceren en samenwerken met school over de schoolloopbaan van hun kind. De meeste ouders kunnen dit ondersteunende gedrag goed uitvoeren en doen dat ook. Als school willen we ouders hierbij nadrukkelijk ondersteunen.
8
Doel en opbrengst van het ouderbeleidsplan Het doel is vooral om de betrokkenheid van ouders bij hun kind te vergroten en om te voorkomen dat leerlingen vroegtijdig de school verlaten. De beoogde opbrengst is om in het schooljaar 2012-2013 het volgende te realiseren: - Te werken met een verbeterd oudercontract m.i.v. schooljaar 2013; - De opkomst op de ouderavonden te meten en te vervolgens te verhogen; - Ouders te betrekken bij activiteiten in en om de school (schoolreisjes, excursies, etc); - De informatie aan ouders over de voortgang van hun kind proactief vorm te geven (dus niet alleen bij problemen). In het werkplan zal concreet gemaakt worden op welke wijze we dit gaan invullen; - Op de nieuwe website de ouderpagina te vullen met informatie waar ouders behoefte aan hebben; - Minimaal één nieuw lid te werven voor de Medezeggenschapsraad; - Het uitvoeren van huisbezoeken bij specifieke situaties en/of leerlingen (bijv. bij leerlingen met hoog verzuim). Ook dit doel zal geconcretiseerd worden in het werkplan; - Met minimaal 3 ouders een vrijwilligersovereenkomst aan te gaan. Per leerjaar worden de volgende instrumenten (uit de menukaart ouderbetrokkenheid) worden binnen het werkplan ingezet: · - intakegesprek met ouders van alle leerlingen (niet probleem gerelateerd) - schoolouderovereenkomst - periodieke oudergesprekken (zoals bijvoorbeeld 10 minutengesprekken) - ondersteuning van leerling en ouders door het schoolmaatschappelijk werk - voor ouders via internet inzicht in: - actueel rooster - huiswerk - verzuimgedrag - huisbezoek - Informatiekaart voor leerlingen en ouders - informatieavonden gericht op educatief partnerschap - voorlichting aan ouders over: - vervolgopleidingen - passend onderwijs - beroepskeuze De taakomschrijving van de medewerker ouderbetrokkenheid wordt uitgewerkt. De activiteiten worden beschreven in een werkplan (met daarin: doelstellingen, resultaten, activiteiten, planning en benodigde menskracht en budget) De medewerker ouderbetrokkenheid heeft een rol bij: - ondersteunen en faciliteren leerkrachten/docenten en mentoren bij het vormgeven van ouderbetrokkenheid - stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag van ouders - onderhouden individuele contacten met ouders op verzoek van de mentor - organisator van ouderavonden en voorlichtingsbijeenkomsten i.s.m. de mentor
9
In een werkplan (plan van aanpak) wordt per schooljaar alle doelstellingen en resultaten concreet uitgewerkt. Dit werkplan wordt opgesteld door de oudercontactpersoon en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de directeur. In het werkplan wordt ook opgenomen op welke wijze de evaluatie wordt uitgevoerd.
Gebouw
In de school en tijdens de les c.q. leswisseling wordt de rust gehandhaafd In het gebouw dienen mobiele telefoons altijd uitgeschakeld te zijn Voor het opruimen van persoonlijke eigendommen is voor elke leerling een kluisje beschikbaar Jassen behoren altijd aan de kapstok te worden gehangen Afval dient altijd in de daarover bestemde afvalbakken te worden gedeponeerd Alleen met toestemming van leerkracht/directie mag een leerling gebruik maken van apparaten of gereedschap. Dit geldt ook voor het openen/sluiten van ramen en/of zonwering In het gebouw is het niet toegestaan te roken In het gebouw wordt nergens gegeten, gedronken of gesnoept met uitzondering van de kantines De kantines zijn dagelijks geopend tijdens de pauzes
In onze school vinden we veiligheid erg belangrijk. Zowel voor leerlingen als personeel. Tevens hanteren wij een gangpassenbeleid zodat snel duidelijk is wanneer er iemand niet thuishoort op de school. Cameratoezicht Om de veiligheid op school te vergroten is op onze locatie gekozen om een cameratoezichtsysteem te plaatsen. De beelden worden opgeslagen en kunnen teruggekeken worden. Het systeem wordt gebruikt om bij een incident (bijvoorbeeld diefstal, ongewenste aanwezigheid) achteraf vast te stellen wie de daders waren en worden gebruikt voor toegangscontrole. Kluisjescontrole Wanneer daar aanleiding toe is, kunnen kluisjes door de schoolleiding worden gecontroleerd. Op verzoek van de school kan de politie overgang tot zogeheten preventieve kluisjescontrole. Schoolplein
Het is verboden om op de stoep voor de school en op het schoolplein op een (brom)fiets te rijden Leerlingen die hun bromfiets willen stallen, moeten altijd in het bezit zijn van ene bromfietscertificaat (Brom-)fietsen mogen alleen worden gestald op de aangewezen plaatsen Roken is ook op het schoolplein niet toegestaan
10
2.3 Preventieve gedragscodes Mobiele telefoon Veel leerlingen zijn in het bezit van een mobiele telefoon en geluidsapparatuur (mp3 enz.). Op school geldt dat de leerlingen de mobiele telefoons en geluidsapparatuur niet mogen gebruiken. Tijdens de lessen mogen de mobiele telefoons alleen met nadrukkelijke toestemming van de docent worden gebruikt. Bij gebruik van de mobiele telefoon zonder toestemming kan leiding tot in beslag name. De school kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het kwijtraken en/of verlies van de mobiele telefoon. Beeld- en geluidsopnamen Beeld- en geluidsopnamen mogen op de terreinen van de school alleen met instemming van de betrokkene(n) worden gemaakt. Beeld- en geluidsmateriaal dat onder schooltijd of tijdens schoolactiviteiten is opgenomen, mag niet worden vertoond aan derden, tenzij hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verleend door de schoolleiding. Overtreding hiervan kan tot verwijdering van school leiden. Rookbeleid Uitgangspunten
De gezondheid van onze leerlingen en ons personeel staat voorop. Onze leerlingen zijn niet in staat de gevolgen te overzien als ze starten met roken. Personeel wordt gestimuleerd om niet te roken en zo een goed voorbeeld te zijn. Roken wordt maatschappelijk gezien als steeds minder gewenst en daar sluiten wij graag bij aan. We willen blijven voldoen aan de regels van een rookvrije school. In het gebouw mag niet worden gerookt Er is een rookplek aanwezig bij de Zuidvleugel op andere plaatsen mag niet worden gerookt. Indien er op andere plaatsen wordt gerookt, volgen er maatregelen. Het besluit dat we nemen moet handhaafbaar zijn.
Bezoekers Een bezoeker meldt zich bij de receptie. De receptie overhandigt de bezoekerpas.
11
3 Afspraken met betrekking tot gedrag en gedragsregels Algemeen Deze omgangs- en integriteitscode is van toepassing op alle medewerkers van het Olympia College, op relaties tussen personeelsleden en leerlingen, personeelsleden en ouders c.q. verzorgers, voogden of andere begeleiders van leerlingen. Gelijke behandeling (Seksuele geaardheid, geslacht, godsdienst, ras, nationaliteit, levensovertuiging, handicaps c.q. chronisch zieken, politieke voorkeur, leeftijd, burgerlijke staat). Een ieder binnen het Olympia College bevordert het bewustzijn van gelijkwaardigheid van mensen en vermijdt het uiten van vooroordelen, racistische of discriminerende opmerkingen of incorrecte bejegening van anderen op grond van geslacht, uiterlijk, seksuele geaardheid, culturele of religieuze achtergrond, politieke voorkeur of welk persoonlijk kenmerk dan ook; we bevorderen de gelijke behandeling van elk mens en verzetten ons tegen de achterstelling van minderheden. Wanneer een medewerker bekend is met een situatie waarin zich seksuele intimidatie en/of uitingen van racisme en geweld voordoen en hij maatregelen kan treffen om de situatie te verbeteren, mogen deze niet worden nagelaten. Het centraal management geeft bekendheid aan deze algemene zorgplicht. Gelijke Behandeling ongeacht overtuiging Expliciet noemt het Olympia College de gelijke behandeling ongeacht enig persoonlijk kenmerk zoals bijvoorbeeld seksuele geaardheid en sexe; Daar waar politieke, religieuze of andere overtuigingen ongelijke behandeling van mensen die verschillen qua persoonlijke kenmerken, mogelijk maken of rechtvaardigen, accepteren we die ongelijke behandeling niet omdat we alle mensen gelijk willen behandelen.
Informatievoorziening naar leerlingen en ouders/verzorgers Ieder doet recht aan de verantwoordelijkheden die hij voor zijn eigen gedrag heeft en aan de verantwoordelijkheid die ouders, verzorgers, voogden of andere begeleiders hebben voor de leerlingen. Dit gebeurt door de genoemden op de hoogte te stellen van buitengewone gebeurtenissen op school betreffende: het gedrag dat sterk afwijkt van de regels en de normen die we stellen schoolactiviteiten buiten de reguliere schooltijden de leervorderingen van leerlingen Zo werken we met elkaar aan een professionele organisatie.
12
Verwijzing en informatieverstrekking De medewerkers verwijzen in principe geen leerlingen naar - en geven geen informatie aan externe begeleidingsinstituten, laten hen geen bijzondere programma’s doorlopen en we laten geen lichamelijke of psychische onderzoeken op hen verrichten zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van ouders, verzorgers of voogden of andere begeleiders. NB. Als een leerling 18 jaar of ouder is, is de school niet meer verplicht de ouders of verantwoordelijken op de hoogte te stelen. Normen en waarden We respecteren ieders persoonlijke levenssfeer en overtuiging door ons, op school en daarbuiten, van ongewenste inmenging te onthouden zolang waarden en normen uit de persoonlijke, culturele en religieuze achtergronden niet indruisen tegen het Nederlands recht.
Onenigheid / ruzies / vechtpartijen / pesten Het Olympia college stimuleert dat meningsverschillen worden uitgepraat en dat ruzies worden bijgelegd. Wanneer blijkt dat er gepest is, of dat een meningsverschil anderszins uit de hand is gelopen, wordt geprobeerd dit op te lossen. Alcohol en drugs We zijn tijdens werkuren niet onder invloed van alcohol of drugs. We bewaren geen open flessen met alcoholhoudende dranken of drugs in klaslokalen of kantoren. We nuttigen geen alcohol en we gebruiken geen drugs tijdens werkuren. De schoolleiding kan bepalen dat op specifieke momenten gebruik van alcohol is toegestaan. Integriteit We beschermen en respecteren ieders lichamelijke en geestelijke integriteit en bevorderen dat leerlingen en ouders en verzorgers dat ook doen. We vermijden voor anderen bedreigende, vernederende of nodeloos onaangename situaties en plegen geen geestelijke en lichamelijke agressie en/of geweld. Omgang met seksualiteit We bevorderen een bewuste en verantwoordelijke omgang met seksualiteit, waarbij negatieve gevoelens en negatieve gevolgen voor anderen vermeden worden. We vermijden seksueel getinte aandacht of aanrakingen en het maken van grappen of toespelingen die de ander in verlegenheid zouden kunnen brengen of zouden kunnen kwetsen.
Relaties Een intieme relatie met een leerling is onacceptabel. We vermijden intieme relaties met ouders van leerlingen en voogden of andere begeleiders om ervoor te zorgen dat de begeleiding van leerlingen zonder belangenverstrengeling kan verlopen. Personeelsleden zijn zich ervan bewust dat de aan hun zorg toevertrouwde leerlingen zich in een afhankelijkheidsrelatie bevinden en dat daarvan alleen gewetensvol gebruik gemaakt mag worden. We zorgen ervoor dat we door ons gedrag ook elke schijn daartoe vermijden.
13
14
Belangenverstrengeling Vertrouwen is een belangrijke waarde binnen de openbare identiteit van het Olympia College. We laten resultaten en opbrengsten zien; de stichting en de scholen verantwoorden zich over wat zij doen, waarom ze dat zó doen en wat zij bereiken. Zo bouwen we met elkaar aan een professionele organisatie Daar waar belangenverstrengeling tussen individuele werknemers onderling of de medewerker en de school c.q. het Olympia College dreigt op te treden, bijvoorbeeld in hiërarchische relaties, meldt de medewerker dit aan zijn direct leidinggevende. Die toetst of de belangenverstrengeling van dien aard is, dat er maatregelen genomen moeten worden. De directeur van de school treedt, indien nodig in overleg met het College van Bestuur. De directeur of het College van bestuur maakt afspraken en treft maatregelen, die belangenverstrengeling uitsluiten Eigendommen We respecteren andermans eigendommen en we bevorderen het respectvol omgaan met gemeenschappelijke voorzieningen en andermans eigendommen. Het is dan ook niet toegestaan voor medewerkers om bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen zonder toestemming van de afdelingsleider voor eigen rekening of voor rekening van derden met behulp van eigendommen van het Olympia College.
15
4 Uitgangspunten van het schoolveiligheidsplan zijn Schoolcultuur Het Olympia College is een openbare school voor praktijkonderwijs, AKA en LWOO. Jongeren van 12 tot en met 18 jaar die ondersteuning nodig hebben bij het leren, die op onze school een opleiding volgen. De school bereidt de leerlingen voor om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de maatschappij. De uitstroom is voor iedere leerling anders. Sommige leerlingen bereiden we voor om een baan te kunnen hebben, andere behalen een MBO-diploma en weer anderen vervolgen hun opleiding op het VMBO. Het Olympia College is een school die zowel regels stelt als ondersteuning biedt waarin leerlingen, medewerkers en ouders participeren. Dit draagt bij aan een leerwerk- en leefgemeenschap waar mensen prettig met elkaar omgaan. De school is voornemens medio 2013 de ouderbetrokkenheid te vergroten middels het uitvoeren van een actieve ouderbeleid met ingang Van schooljaar 2012-2013. Aantrekkelijk onderwijs Op het Olympia College gaan we ervan uit dat iedere leerling kwaliteiten en talenten bezit en het de uitdaging van zowel leerling als docent is om deze maximaal te ontplooien. Leerlingen worden in hun leren gestimuleerd om het optimale uit zichzelf te halen, mede door ontwikkelen van zelfinzicht denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen is hierbij het uitgangspunt. Ieder die werkt op het Olympia College levert een bijdrage aan een veilige leeromgeving, waarin de leerling tot zijn recht kan komen. Uitdagende lessen en lesmaterialen zullen dit zeker bevorderen. Fysieke omgeving De school bezit een aantrekkelijke fysieke omgeving met veel leerwerkplekken. De verschillende uitstroom mogelijkheden qua sectoren zijn duidelijk zichtbaar in het gebouw. Verder zal er ook een nieuwe buitenomgeving gerealiseerd in samenwerking met Deelgemeente Ijselmonde en Stichting BOOR en de leerlingenraad ten aanzien van een aantrekkelijke en veilige buitenomgeving. Medio 2011 is met medewerking van Citysteward en Sport & event security een 0-meting uitgevoerd ten aanzien van de veiligheid met betrekking tot de fysieke omgeving. Met behulp van dit onderzoek is er inzicht gekomen ten aanzien van actiepunten met betrekking tot de fysieke omgeving. Deze verbeterpunten zijn medio 2012 alle uitgevoerd.
16
Externe samenwerking Het Olympia College heeft externe samenwerkingsverbanden verschillende externe partners, waarvan momenteel deze samenwerkingsverbanden worden geborgd. De school is voornemens (indien de mogelijkheid daartoe bestaat) dit medio 2013 vast te leggen.
Deelgemeente IJselmonde Jeugd Onderwijs en Samenwerking (JOS) Winkelcentrum Keizerswaard Wijkagent / Politie IJselmonde Stadwacht IJselmonde Jeugdzorg GGD (schoolarts) Leerplichtambtenaar Brandweer ZAT VOS-overleg (Veilig Op School) Hogeschool Rotterdam Citysteward Sport & Event Security
17
5 Coördinatie, uitvoering en handhaving Schoolleiding en medezeggenschapsraad De schoolleiding heeft de plicht zaken op het terrein van sociale en fysieke veiligheid van personeelsleden en leerlingen goed te organiseren en zorgvuldig in te bedden in de school. De schoolleiding legt de praktische uitvoering van de Arbo-wet en het Arbo-besluit in handen van een Preventiemedewerker, die weer gesteund wordt door de werkgroep veilige school en de veiligheidscommissie. De school heeft een schoolleider die verantwoordelijk is voor Arbo-zaken en schoolveiligheid in de brede zijn. De medezeggenschapsraad (MR) van de school oefent controle uit op de uitvoering van het Arbo-jaarplan en is in alle voorkomende gevallen bevoegd de Arbeidsinspectie en andere deskundigen hierbij in te schakelen. Omgekeerd wordt de medezeggenschapsraad bij Arbo-zaken altijd door de Arbeidsinspectie (en door de werkgever) rechtstreeks ingeschakeld en geïnformeerd. Aanspreekbare personen binnen de school Preventiemedewerker en BHV Er is een preventiemedewerker aangesteld. Daarbij beschikt de school over een goed functionerend systeem van bedrijfshulpverlening (BHV). De schoolleiding heeft de praktische uitvoering van de Arbo-wet en het Arbo-besluit in handen gelegd van een Preventiemedewerker, die op zijn of haar beurt weer gesteund wordt door de werkgroep veilige school en de veiligheidscommissie. Een Preventiemedewerker heeft volgens de Arbowet als belangrijkste taak het “bijstaan van de werkgever ten aanzien van zijn verplichtingen op grond van de Arbowet”. Dit betekent: Het adviseren aan, nauw samenwerken met de medezeggenschapsraad, inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op het arbeidsomstandighedenbeleid. De uivoering van de maatregelen gericht op het arbeidsomstandighedenbeleid dan wel medewerking. Medewerking verlenen aan het verrichten en opstellen van een risico-inventarisatie en – evaluatie (RI&E). Medewerking verlenen aan het verrichten en opstellen van een ontruimingsplan,
18
Bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverlening (BHV) is de organisatie die optreedt bij calamiteiten in de school (de locatie) en bestaat uit getrainde docenten en getrainde onderwijsondersteunende personeelsleden. Het hoofd bedrijfshulpverlening is verantwoordelijk voor het ontruimingsplan en geeft leiding aan de ploegleiders BHV en de bedrijfshulpverleners.
Veiligheidscoördinator Er is een veiligheidscoördinator aangesteld.
Veiligheidscommissie De veiligheidscommissie stelt het integraal schoolveiligheidsplan vast. Werkgroep veilige school Er is een werkgroep veilige school aangesteld. Deze bestaat uit coördinatoren, docenten, onderwijsondersteunend personeel en een vertegenwoordiger uit de leerling-raad. De werkgroep signaleert vanuit de werkvloer en bewaken het ontwikkelingsproces. De werkgroep heeft twee maandelijks een overleg en indien nodig komen zij vaker bijeen. Leerlingenraad Er is medio 2012 een actieve leerlingenraad die betrokken is en meedenkt op visie niveau bij het opstellen van dit integraal schoolveiligheidsplan. Ouderraad De school is voornemens de ouderbetrokkenheid te vergroten.
19
De (externe) vertrouwenspersoon De taken van de (externe) vertrouwenspersoon zijn: de vertrouwenspersoon is onafhankelijk van bevoegd gezag; de vertrouwenspersoon heeft een geheimhoudingsplicht; de vertrouwenspersoon bemiddelt en/of begeleidt klager bij klachtprocedure en eventuele aangifte; de vertrouwenspersoon geeft het bevoegd gezag gevraagd en ongevraagd advies over te nemen besluiten; de vertrouwenspersoon is duidelijk over eigen rol; de vertrouwenspersoon kan alleen of klager of aangeklaagde bijstaan (niet allebei). De vertrouwenspersoon gaat met de melder of klager na of een gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht bij het bevoegd gezag of de klachtencommissie.
20
Veiligheid Preventief beleid In het kader van goed en veilig onderwijs worden er maatregelen genomen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Uitgangspunten die voor het preventieve beleid zijn opgesteld: prioriteit voor de ontwikkeling van cultuur gebaseerd op veiligheid, respect, tolerantie, gelijke mogelijkheden, samenwerking en kwaliteit van het onderwijsproces;duidelijke veiligheidsnormen, breed gedragen binnen de organisatie; een garantie van het bevoegde gezag dat geen enkele vorm van geweld wordt getolereerd; iedere medewerker spant zich in om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen; elke medewerker heeft een meldplicht hij het vermoeden of de wetenschap heeft dat een medewerker of vrijwilliger zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag jegens leerlingen. Zij moeten dit direct melden bij hun direct leidinggevende; er wordt een klachtenregeling gehanteerd; de werkgever doet, in overleg met de vertrouwenspersoon, in geval van strafbare feiten altijd aangifte bij de politie. Registratie en evaluatie Incidenten worden geregistreerd op een centraal punt binnen de school. In het geval van het Olympia College zal dit gebeuren in het schoolregistratie systeem magister. Er wordt gebruik gemaakt van een intern meldingsformulier en een ongevallenmeldingsformulier arbeidsinspectie (zie bijlage). De feitelijke gegevens worden minimaal 4maal per schooljaar verwerkt en besproken in diverse overlegvormen. Tevens worden de gegevens ter beschikking gesteld aan de MR ter bespreking van het plan van aanpak. Inventarisatie Een maal per vier jaar vindt een onderzoek (de Risico Inventarisatie en Evaluatie) plaats onder alle personeelsleden, waarbij de incidenten worden geïnventariseerd, de Schoolveiligheidsplan Olympia College bekendheid en handhaving van het beleid worden onderzocht en onveilige plekken/situaties kunnen worden aangegeven. De school is voornemens het RI&E onderzoek medio 2013 opnieuw uit te laten voeren. Medio mei 2012 is de uitslag bekend van een veiligheidsmeting, waarbij onder het personeel en leerlingen de veiligheid is getoetst door middel van een enquête. Verbetervoorstellen Verbetervoorstellen kunnen door eenieder worden gemeld aan de werkgroep veilige school of de veiligheidscoördinator. Het veiligheidbeleidsplan wordt 1 keer per jaar geëvalueerd. Klachten Er is een klachtenregeling binnen de instelling aanwezig. Deze regeling is Gepubliceerd op de website van de school, in het schoolveiligheidsplan en op te vragen bij de schooladministratie.
21
Protocollen Concrete protocollen waaraan iedereen zich dient te houden en algemene regels op het voorkomen van geweld en agressie. Deze regels zijn uitgewerkt in protocollen die zijn toegevoegd aan dit schoolveiligheidsplan: Schorsing of verwijdering Afspraken omtrent verwijdering uit de klas Protocol verzuim Stappenplan bij een schorsing ICT Pestprotocol Protocol omgaan met agressie en geweld Protocol ongewenst bezoek in- en rond de school Calamiteitenplan Sterfgeval Protocol privacy gescheiden ouders Meldcode kindermishandeling Klachtenregeling (BOOR) Melding, registratie en onderzoek ongevallen en incidenten
22
Schorsing of verwijdering Sanctieprotocol Op het Olympia Collegewerken wij met een sanctieprotocol. Hierdoor is er naar alle partijen duidelijkheid over welke de sanctie de directie van het Olympia College kan nemen wanneer een leerling de schoolregels overtreedt. Op het Olympia College garanderen wij de veiligheid van iedere leerling en van ieder personeelslid. Wij werken in principe met de vijf gouden schoolregels. Op iedere school komt het voor dat de directie soms moet optreden omdat de regels worden overtreden. De directie van het Olympia College hanteert inzake de hieronder genoemde delicten de daarbij vermelde sancties.
DELICT
SANCTIE
BEVOEGD VOOR SANCTIE
Fysiek geweld tegen personeel.
Verwijdering /aangifte
Directeur
Fysiek geweld tegen medeleerlingen.
De ernst van het delict bepaalt of er sprake is van verwijdering of van schorsing + aangifte
Schorsing: Directeur/afdelingsleiders. Verwijdering: directeur
Intimidatie/bedreigen met fysiek geweld tegen personeel. Bij serieuze dreiging: verwijdering + aangifte.
Directeur.Bij dreiging: schorsing
Intimidatie/bedreigen met fysiek De ernst van het delict bepaalt geweld tegen medeleerling. of er sprake is van verwijdering of van schorsing of lesverbod
Directeur/afdelingsleiders
Pesten/ treiteren van medeleerlingen zodat zij zich niet veilig voelen in de school.
Schorsing
Afdelingsleider
Wapenbezit. (alle categorieën)
Aangifte + verwijdering
Directeur
Bezit en/of gebruik van drugs of alcohol.
Schorsing /verwijdering
Directeur/afdelingsleiders
Discriminatie/racisme tegen personeel.
Schorsing /aangifte
Directeur/afdelingsleiders
Discriminatie/racisme tegen medeleerlingen.
Schorsing
Directeur/afdelingsleiders
23
Seksueel misbruik, seksuele Intimidatie, ongewenst seksueel getint gedrag tegen personeel & medeleerlingen:
Schorsing /verwijdering
Directeur/afdelingsleiders
Misbruik Aangifte + verwijdering Intimidatie Aangifte + verwijdering Ongewenst seksueel getint gedrag Aangifte + verwijdering
Directeur Directeur Directeur
Diefstal & heling
Directeur/afdelingleiders
Vernieling
Bezit en/of gebruik van vuurwerk Het binnenloodsen van personen die niet op onze school horen
Schorsing/verwijdering Afhankelijk van het soort Diefstal Schorsing + vergoeding v.d. schade + aangifte
Directeur/afdelingsleiders
Schorsing + aangifte
Directeur/afdelingsleiders
Schorsing + aangifte Afhankelijk van de gevolgen kan ook tot verwijdering van de leerling worden overgegaan.
Directeur/afdelingsleiders
24
Afspraken omtrent verwijdering uit de klas De hieronder beschreven stappen worden vanaf punt 1 doorlopen bij het niet herhaaldelijk nakomen van afspraken met de mentor/vakdocent onderbouw: 1. Leerling komt aan een time-out tafel in de klas te zitten (Dit is een tafeltje achterin de klas, apart van andere leerlingen). Werkt dit niet? stap 2 2. De leerling krijgt van de docent een gele kaart en een incidentenregistratieformulier mee. Dit formulier moet de leerling bij de andere collega invullen. Leerling wordt na de les weer teruggestuurd naar de docent om afspraken te maken om het probleem op te lossen. Werkt dit niet? stap 3 De hieronder beschreven stappen worden vanaf punt 1 doorlopen bij het niet herhaaldelijk nakomen van afspraken met de mentor/vakdocent bovenbouw: 1. Leerling komt aan een time-out tafel in de klas te zitten (Dit is een tafeltje achterin de klas, apart van andere leerlingen). Werkt dit niet? stap 2 2. De leerling krijgt van de docent werk en wordt bij een collega in de les geplaatst. Leerling wordt na de les weer teruggestuurd naar de docent om afspraken te maken om het probleem op te lossen. Werkt dit niet? stap 3
Maak altijd gebruik van stap 1 en 2. Dit geeft de mentor/vakdocent de mogelijkheid om het incident direct binnen of net na lestijd te kunnen oplossen! 3. Leerling wordt eruit gestuurd naar de coördinator/afdelingsleider zowel in de onderals bovenbouw. In de onderbouw met de gele kaart en het incidentenregistratieformulier (zie rooster beschikbaarheid coördinatoren) De docent bepaalt de sanctie. De docent die betrokken is bij stap 1 is verantwoordelijk voor de uitvoering van de sanctie! 4. De docent maakt een notitie in Magister van het incident, de sanctie en de naleving van de sanctie 5. Bij 3 x een gele kaart kan een schorsing volgen en worden ouders middels een brief uitgenodigd voor een gesprek op school. Hiervan wordt verslag gemaakt in magister. Tevens zal er een melding plaatsvinden bij leerplicht en de onderwijsinspectie.
25
7.3 Protocol verzuim Overzicht van de schoolregels betreffende te laat komen, huiswerk/spullen niet in orde, ongeoorloofd en geoorloofd en verzuim. Procedure te laat komen Te laat in de les, leerling haalt briefje bij de receptie om de les te mogen betreden Te laat in de les is de volgende dag om 8 uur melden Niet gemeld voor 8.00 uur dan blijft de leerling dezelfde dag één uur na. Schoolmaatregelen bij te laat komen van leerlingen 3-6-12 regeling 3 keer te laat Brief naar de ouders/voogd, ondertekend door de ouders terug naar school en bewaard in het dossier. Mentor bespreekt dit met de leerling. 6 keer te laat Ouders/voogd en leerling worden per brief uitgenodigd voor een gesprek op school met de mentor 12 keer te laat Melding bij de leerplichtambtenaar als ongeoorloofd verzuim Schoolmaatregelen betreft spullen niet in orde en huiswerk niet gemaakt Het herhaaldelijk niet bij zich hebben van het juiste materiaal / huiswerk niet in orde kan leiden tot plaatsing in het sanctielokaal. De docent maakt een notitie in Magister van het incident. De mentor nodigt ouders/voogd per brief uit op school voor een gesprek.
26
Melding / procedure ziekmelden, afwezigheid en verlof Het is belangrijk dat afspraken met de tandarts, de dokter en dergelijke van te voren worden aangevraagd/doorgegeven. Als een leerling ziek is of om andere dringende reden de les niet kan volgen wordt dit op de ochtend voor 8.30 uur direct telefonisch doorgegeven aan school met achteraf een briefje van de ouders/voogd, met daarin de data van het verzuim, reden en handtekening ouders/voogd. Als een leerling ziek is of om een andere dringende reden niet naar zijn/haar stage kan gaan wordt dit op de ochtend direct telefonisch doorgegeven aan het stagebedrijf en de school voor 8.30 uur met achteraf een briefje van de ouders/voogd, met daarin de data van het verzuim, reden en handtekening ouders/voogd. Verlof Een verlof aanvraag van 10 dagen of minder van een leerling wordt ingediend bij de desbetreffende afdelingsleider. Stappenplan 1. Ouders/verzorgers vullen aanvraagformulier in 2. Formulier gaat naar afdelingsleider ter goedkeuring/afkeuring 3. Formulier gaat retour naar ouders 4. Kopie van formulier gaat naar mentor; deze zorgt voor registratie in Magister en zorg ervoor dat kopie in het leerlingdossier gaat
Een verlof aanvraag van meer dan 10 dagen wordt ingediend bij leerplicht.
27
Schoolmaatregelen bij ongeoorloofd verzuim van leerlingen Indien een leerling 16 lesuren in 2 weken ongeoorloofd verzuimt wordt er een melding geplaatst in het Digitaal Verzuimloket. Meldingen in het verzuimloket worden bij voortdurend verzuim herhaald. Bureau Leerplicht of Jongerenloket( bij 18+) neemt maatregelen. Tevens verstuurd de zorgcoördinator een brief naar ouders inclusief een uitdraai van het verzuimrapport waarin wordt verzocht contact op te nemen met de mentor Schoolmaatregelen bij geoorloofd verzuim Het is aan de school om verzuim als geoorloofd verzuim te kwalificeren. Bij meer dan 15 uur geoorloofd verzuim volgt een bespreking met ouders/voogd, leerling en zorgcoördinator. Voogdijinstelling ontvangt een kopie van deze uitnodiging. Dit gesprek wordt aangetekend in het dossier. Bij meer dan 30 uur geoorloofd verzuim wordt het verzuim besproken in het wekelijks overleg met de zorgcoördinator. Het resultaat van dit overleg kan een bespreking in het Zorg Advies Team zijn. Ouders ontvangen een brief van kennisgeving van dit voornemen. De afspraken worden met ouders besproken en aangetekend in het dossier. De huisarts van een leerling met zorgelijk geoorloofd verzuim wordt schriftelijk in kennis gesteld van dit verzuim. Ouders ontvangen een kopie van deze melding Leerlingen die door ziekte afwezig zijn bij een schoolexamen worden geacht een doktersverklaring te overleggen aan de afdelingsleider. Bij ongeoorloofd verzuim tijdens een schoolexamen worden de examenkosten verhaald op de ouders/verzorgers. Afwijking van deze regel kan alleen met goedkeuring van de directeur na schriftelijk verzoek met redenen omkleed. Dit verzoek moet uiterlijk een week na het laatste schoolexamen bij de directeur bekend zijn.
28
7.4 Stappenplan bij een schorsing 1. Leerling kan alleen worden geschorst door de directeur of afdelingsleider 2. Leerling en ouders worden middels brief uitgenodigd voor een gesprek op school 3. Leerling mag het schoolterrein en de school niet meer betreden tijdens de schorsing 4. Iedere schorsing en schorsingsgesprek wordt vastgelegd in magister 5. Er wordt een melding van de schorsing gemaakt bij leerplicht en de onderwijsinspectie 6. Na 3 schorsingen zal er via de zorgcoördinator een OOVR plaatsing worden aangevraagd Definitieve verwijdering van school kan alleen worden uitgevoerd door de directeur
29
Gedragscode ICT Inzake het gebruik van informatievoorzieningsfaciliteiten bij de BOOR-scholen. In deze gedragscode geeft het CvB aan wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van de PC, ter beschikking gestelde applicaties en faciliteiten als e-mail en internet. PC-gebruik. 1. Het is niet toegestaan om eigenmachtig software op de PC te installeren. De schoolleiding geeft toestemming. 2. Het gebruik van freeware, shareware of béta-versies (voor een omschreven periode gratis te gebruiken programmatuur) is alleen toegestaan na toestemming van de schoolleiding. De gebruiker is volledige verantwoordelijk en derhalve aansprakelijk, voor het nakomen van de voorwaarden. 3. Het is nimmer toegestaan om maatschappelijk afkeurenswaardige zaken zoals porno, bloederige en/of gewelddadige beelden, intimiderende, opruiende of discriminerende zaken, oproepen tot geweld, enzovoorts op de PC te laden of op te slaan. 4. De op de PC geregistreerde toepassingen zijn gebruikerseigendom van de school en zijn uitsluitend bedoeld om zakelijke werkzaamheden te verrichten. Ook de databestanden zijn eigendom van de school. 5. Het is voor niemand toegestaan om zonder toestemming van de gebruiker of de schoolleiding zich toegang te verschaffen tot applicaties en/of databestanden waartoe men niet geautoriseerd is. 6. De schoolleiding heeft de bevoegdheid om de gebruiker te verplichten hem toegang te geven tot alle informatie die relevant is voor de controle op het gebruik. 7. Controles vinden uitsluitend plaats indien een vermoeden van misbruik of overmatig gebruik door één of meerdere medewerkers van de Internet- of e-mailvoorziening bestaat. 8. Privétoepassingen zijn niet toegestaan. Oneigenlijk gebruik kan leiden tot het nemen van disciplinaire maatregelen.
30
E-mail gebruik. 1. Het e-mailgebruik is bedoeld voor zakelijk gebruik. 2. Het is nimmer toegestaan om maatschappelijk afkeurenswaardige zaken zoals porno, bloederige en/of gewelddadige beelden, intimiderende, opruiende of discriminerende zaken, oproepen tot geweld enzovoorts via e-mail te verzenden. 3. Het gebruik maken van de e-mail tijdens de middagpauze en voor/na werktijd voor privédoeleinden is, met inachtneming van deze gedragscode, toegestaan. 4. E-mail is niet bedoeld voor het verzenden van zogenaamd “joke-mail”, kettingbrieven, oproepen, vraag en aanbod, enz. 5. Een ‘everyone’ (een e-mail aan alle personeel) wordt alléén verzonden via het secretariaat van de verschillende vestigingen of via het directiesecretariaat wanneer het de scholengroep als geheel betreft. Oneigenlijk e-mailgebruik kan leiden tot het nemen van disciplinaire maatregelen.
31
Internetgebruik. 1. De internetverbinding is bedoeld voor zakelijk gebruik. 2. Het is nimmer toegestaan om maatschappelijk afkeurenswaardige zaken zoals porno, bloederige en/of gewelddadige beelden, intimiderende, opruiende of discriminerende zaken, oproepen tot geweld enzovoorts te kijken en/of downloaden. 3. Het gebruik maken van internet tijdens de middagpauze en voor/na werktijd voor privédoeleinden is, met inachtneming van deze gedragscode, toegestaan. Oneigenlijk gebruik van de internetverbinding kan aanleiding zijn voor het nemen van disciplinaire maatregelen. Social Media Protocol Onderwijs Social Media zijn niet meer weg te denken in onze maatschappij en dus ook niet bij iedereen die betrokken is bij scholen. Social media kunnen een goede bijdrage leveren aan de professionaliteit van onderwijspersoneel en de kwaliteit van het onderwijs. Net zoals bij de introductie van internet en e-mail eind vorige eeuw levert het gebruik van social media vragen op over het gebruik van deze individuele en meestal openbare communicatiekanalen. Uitgangspunt is dat professionals zelf weten hoe zij hiermee verstandig omgaan. Het digitale gedrag op social media wijkt niet af van het real life gedrag binnen de school. Eigenlijk heel eenvoudig. Toch zijn er in scholen verschillen in kennis en ervaringen met, en meer of minder enthousiasme over social media. Dit protocol heeft als doel de dialoog over het gebruik ervan op gang te brengen en handreiking te bieden voor meer duidelijkheid in het grijze gebied tussen binnen- en buitenschools mediagebruik. Onder social media wordt verstaan: Twitter, Hyves, Facebook, LinkedIn en Youtube en de wat minder bekende varianten daarop.
32
Richtlijnen gebruik social media 1. Medewerkers van delen kennis en andere waardevolle informatie. 2. Bij onderwijsonderwerpen maken medewerkers duidelijk of zij op persoonlijke titel of namens de scholengroep publiceren. 3. Medewerkers van de scholengroep publiceren geen vertrouwelijke informatie op social media. 4. Ga niet in discussie met een leerling of ouder op social media. 5. Schoolbestuurders, schoolleiders en leidinggevenden zijn altijd vertegenwoordiger van de scholengroep - ook als zij een privémening verkondigen. Bij twijfel niet publiceren. 6. Medewerkers van de scholengroep zijn persoonlijk verantwoordelijk voor wat zij publiceren. 7. Medewerkers van de scholengroep weten dat publicaties op social media altijd vindbaar zijn. 8. Bij twijfel over een publicatie of over de raakvlakken met de scholengroep zoeken medewerkers contact hun leidinggevende. 9. De scholengroep zorgt ook digitaal voor een veilig klimaat en communiceert, via de schoolgids en de website, met medewerkers, leerlingen en ouders hoe zij dit doet. 10. De scholengroep legt vast welke maatregelen zij neemt bij digitale overtredingen van medewerkers, leerlingen en ouders en communiceert dit met deze doelgroepen.
33
Praktische voorbeelden Kennisdeling Via Twitter of in LinkedIn-groepen (bijvoorbeeld Schooljournaal of Onderwijs 2.0) kan onderwijs-personeel zich mengen in discussies over onderwijszaken. Dit kan op basis van persoonlijke ervaringen. Als een standpunt van de scholengroep of organisatie gepubliceerd wordt, vermeldt de schrijver dit. Een voorbeeld van een discussie uit een LinkedIn-groep: Adviseur onderwijskwaliteit opent discussie: Selectie aan de poort bij de lerarenopleidingen en m.n. bij de pabo’s?: Ja, natuurlijk ook op vooropleiding en op cijfers. En een zorgvuldige intake. Wat vindt het onderwijsveld daarvan? Reactie leraar: Jaren zestig Rotterdam, drie grote parallelklassen. Voorwaarde om geplaatst te worden: ruim voldoende staan voor het vak wiskunde (6.8 of 7 dat weet ik niet precies meer)… Reactie adviseur: Ik wil een strenge selectie aan de poort van pabo’s. Vooral de motivatie en leerhouding van aspirant studenten zijn belangrijk… Verantwoordelijkheid Hoofdregel: het gedrag van leraren op Hyves, Facebook, Youtube en Twitter wijkt niet af van wat in de klas of op school gebruikelijk is. Don’ts: Foto’s of filmpjes van leraren op vakantie of in beschonken toestand op een feest. Tweets van leraren die eindigen met ‘…en nu wel aan je huiswerk. Laterzz XXX… Te populair taalgebruik en schuttingtaal. Veiligheid De scholengroep heeft een verantwoordelijkheid als het gaat om de veiligheid van onderwijspersoneel en leerlingen. Dat begint met duidelijke en gecommuniceerde normen en waarden en de handhaving daarvan, ook digitaal. Scholen moeten zich niet laten verrassen door incidenten. Zorg voor duidelijke regels over: welke mediadragers zijn in de klas en op school toegestaan? Ben je als school betrokken in het grijze gebied tussen privé en school? Wanneer schakel je ouders in en wanneer politie? Welke sancties hanteer je bij welke overtreding? Hoe ga je om met slachtoffers en hoe met pers? Er is al veel materiaal op dit gebied. Bijvoorbeeld op www.arboportaal.nl, www.schoolenveiligheid.nl en scholen kunnen natuurlijk informatie en kennis delen over deze onderwerpen. Communiceer de regels en afspraken duidelijk met onderwijspersoneel, leerlingen en ouders. Voorbeelden die voor onveiligheid kunnen zorgen: Kleineren van leraren of leerlingen via Youtube filmpjes Dreig-tweets van leerlingen Digitale seksuele intimidatie of beschuldiging ervan. Achtergrondinformatie Bedenk dat…
Het gebruik van social media ‘real time’ gebeurt. Een druk op de knop en jouw bericht staat direct online.
34
Online informatie misschien wel eeuwig online staat. Het is niet altijd gemakkelijk om informatie naderhand te (laten) verwijderen. Bedenk dus goed hoe je wilt overkomen in tekst, beeld en geluid - en niet alleen voor dat ene moment. Werkgevers, leerlingen en ouders zoeken soms op Google naar meer informatie. Het een ongeschreven regel is om eenmaal geplaatste berichten niet te verwijderen. Met een druk op de knop (real time) worden ook foute berichten online geplaatst. Probeer de eerste te zijn om je eigen fouten te corrigeren, zonder eerdere berichten per definitie te wijzigen of te verwijderen. Vermeld daarbij dat jij degene bent die het bericht wijzigt. Geef bij verwijdering een goede reden. Je ook rekening dient te houden met het wettelijk vastgelegde auteurs-, beeld- en citaatrecht. Het is verboden om zonder toestemming van de maker andermans werk te publiceren. Schending van deze wet levert je een boete op van honderden euro’s. Sociale omgangsvormen online net zo goed gelden als offline. Respecteer degene tot wie je je richt. Laster, beledigingen en obsceniteit zijn niet geoorloofd. De privacy van anderen wordt gerespecteerd. Dit geldt voor zowel schoolbesturen, directies, onderwijspersoneel als voor leerlingen. Je zoveel mogelijk inhoudelijk dient te reageren op stukken van anderen. Alleen je mening geven, zonder onderbouwing daarvan, vervuilt de discussie en zegt meer over de schrijver van de reactie dan over het stuk. Onthoud dat dit soort reacties ook in Google naar boven kunnen komen. Social media soms als gevolg hebben dat er een grijs gebied ontstaat tussen privé en werkgerelateerde zaken. Wanneer je op een persoonlijke blog over je werk schrijft, kun je een disclaimer (zie voorbeeld onderaan het protocol) opnemen waarin staat dat dit blog jouw persoonlijke standpunt weergeeft en dat dit niet overeen hoeft te komen met het standpunt van de school.
35
PESTPROTOCOL In dit protocol wordt beschreven wat we onder pesten verstaan en de verschillende rollen die hierbij worden onderscheiden. In hoofdstuk twee staat het pestprotocol beschreven, waarbij aandacht is voor de voorwaarden, de aanpak en preventieve maatregelen. Hoofdstuk drie bevat „het stappenplan na een melding van pesten‟, waarbij wordt ingegaan op de rollen van de verschillende actoren binnen de school. Hoofdstuk vier sluit af met adviezen voor docenten en ouders, en een lijst met materialen waarvan gebruik gemaakt kan worden. In de bijlagen is aanvullende achtergrondinformatie te vinden, zoals het contract “Veilige School” en een leidraad voor een gesprek met zowel een gepeste als een pestende leerling.
36
PESTEN Wat is pesten? We spreken van pestgedrag als dezelfde leerling regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten is een vorm van geestelijk en/of lichamelijk geweld en daarmee grensoverschrijdend en (zeer) bedreigend. Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waar gepest wordt, kunnen alle leerlingen slachtoffer worden. Pestgedrag moet dan ook door iedereen serieus worden genomen. Het lastige is dat veel pestgedrag zich in het verborgene afspeelt, zodat het moeilijk is om er grip op te krijgen. En zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt, weten docenten en anderen niet altijd hoe ze ermee om kunnen gaan. Docenten en onderwijsondersteunend personeel hebben echter een taak (samen met de ouders en de leerlingen zelf) bij het tegengaan van pesten. Leerlingen moeten weten dat ze hulp kunnen krijgen van volwassenen in de school en hierom durven vragen. Volwassenen dienen oog te hebben voor de signalen van leerlingen. Ze dienen interesse te tonen en te luisteren naar wat de leerlingen te vertellen hebben. Voor docenten en mentoren betekent het dat ze aandacht hebben voor de groepssfeer en het functioneren van individuele leerlingen in de groep. Voor mentoren betekent het daarnaast dat ze groepsgesprekken houden in de klas. Ze maken afspraken met de klas en zorgen ervoor dat deze afspraken nagekomen worden. Hoe wordt er gepest? Op iedere school volgen dagelijks honderden leerlingen Onderwijs. Dit betekent dat scholen soms te maken krijgen met pesten. Op Olympia College wordt tegen iedere vorm van pesten opgetreden. Echter, er wordt niet in ieder geval op een zelfde manier opgetreden tegen het pesten. Zo zal de directie van Olympia College in enkele gevallen er voor kiezen om aangifte te doen bij de politie. Leidinggevend hierin is of het vergrijp onder de Nederlandse wetgeving strafbaar is, denk hierbij aan „verboden wapenbezit‟. In dit opzicht is er sprake van gradatie binnen ons sanctioneringsysteem. Met woorden: - vernederen, belachelijk maken • schelden • dreigen • met bijnamen aanspreken • gemene briefjes, mailtjes, sms-jes schrijven Lichamelijk: - trekken aan kleding, duwen en sjorren • schoppen en slaan • krabben en aan haren trekken • wapens gebruiken Achtervolgen: - opjagen en achterna lopen • in de val laten lopen, klem zetten of rijden • opsluiten Uitsluiting: - doodzwijgen en negeren • uitsluiten van feestjes
37
• bij groepsopdrachten Stelen en vernielen: - afpakken van kledingstukken, schooltas, schoolspullen • kliederen op boeken • banden lek prikken, fiets beschadigen Afpersing: - dwingen om geld of spullen af te geven • het afdwingen om iets voor de pestende leerling te doen Digitaal: - anonieme berichten versturen via MSN, SMS, Facebook, Hyves en Twitter • schelden, roddelen, bedreigen • foto‟s van mobieltjes en webcam op internet plaatsen • privégegevens op een site plaatsen • wachtwoorden en credits stelen/misbruiken • haatprofielen aanmaken • virussen sturen • happy slapping • het versturen van een e-mailbom. De gepeste leerling Sommige leerlingen lopen meer kans gepest te worden dan anderen. Dat kan met hun uiterlijk, gedrag, gevoelens en sociale uitingsvormen te maken hebben. Bovendien worden kinderen pas gepest in situaties, waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen of hebben iets wat anders is dan de meeste van hun leeftijdgenoten: ze bespelen een ander instrument, doen een andere sport, zijn heel goed in bepaalde vakken of juist niet, ze praten ABN in plaats van Rotterdams, etc. Een kind dat wordt gepest, praat er thuis niet altijd over. Redenen hiervoor kunnen zijn: schaamte; angst dat de ouders met de school of met de pester gaan praten en dat het pesten dan nog erger wordt; het probleem lijkt onoplosbaar; het idee dat hij/zij niet mag klikken. De pester Pesters zijn vaak de sterkeren in hun groep. Zij zijn of lijken populair, maar zijn dat uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en onkwetsbaar gedrag. Ze kunnen bijvoorbeeld onzeker zijn en proberen zichzelf groter te maken door een ander te kleineren. Pesters krijgen vaak andere kinderen mee, want wie meedoet, loopt zelf de minste kans om slachtoffer te worden. Doorgaans voelen pesters zich niet schuldig, want het slachtoffer vraagt er immers om gepest te worden.
38
Pestgedrag kan een aantal dieper liggende oorzaken hebben: Een problematische thuissituatie. Een vaak gevoelde anonimiteit (ik besta niet); als een pester zich verloren. voelt binnen een grote groep, kan hij zich belangrijker maken door een ander omlaag te drukken. Het moeten spelen van een niet-passende rol. Een voortdurende strijd om de macht in de klas. Een niet-democratisch leefmilieu binnen de school; een docent is autoritair en laat op een onprettige wijze blijken dat hij de baas is. Dergelijke spanningen kunnen op een zondebok worden afgereageerd. Een gevoel van incompetentie op school (slechte cijfers of een laag niveau). Een zwak gevoel van autonomie (te weinig zelfstandigheid en verantwoordelijkheid). De meelopers en andere leerlingen Meelopers zijn leerlingen die incidenteel meedoen met het pesten. Dit gebeurt meestal uit angst om zelf in de slachtofferrol terecht te komen. Ook kunnen ze het pesten ook wel interessant vinden en denken in populariteit mee te liften met de pester. Verder kunnen leerlingen meelopen uit angst vrienden of vriendinnen te verliezen. De meeste leerlingen houden zich afzijdig als er wordt gepest en kunnen we stille getuigen noemen. Ze voelen zich wel vaak schuldig over het feit dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of hulp inschakelen. Het aanpakken van pesten Pesten is onacceptabel en vraagt om een duidelijke en krachtige reactie vanuit de school. De grote vraag is hoe dat het beste kan en vooral ook hoe we dat als team het beste kunnen aanpakken. Hiervoor is dit pestprotocol als basis ontwikkeld.
39
HET PESTPROTOCOL Het pestprotocol vormt de verklaring van de vertegenwoordiging van de school, waarin is vastgelegd dat we pestgedrag op school niet accepteren en volgens een vooraf bepaalde handelwijze aanpakken. Voorwaarden Een dergelijk protocol kan alleen functioneren als aan bepaalde voorwaarden is voldaan: 1. Pesten moet als een probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen; docenten, onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen. 2. De school is actief in het scheppen van een veilig, pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als onacceptabel gedrag wordt ervaren. 3. Docenten en onderwijsondersteunend personeel moeten pesten kunnen signaleren en vervolgens duidelijk stelling nemen tegen het pesten. 4. De school dient te beschikken over een directe aanpak wanneer het pesten de kop opsteekt (het pestprotocol). 5. De school ontplooit preventieve (les)activiteiten. De vijfsporenaanpak De school maakt gebruik van het zogenaamde vijfsporenaanpak. Dit houdt in: Spoor 1: De algemene verantwoordelijkheid van de school De directie zorgt dat het voltallige personeel voldoende informatie heeft over pesten in het algemeen en het aanpakken van pesten. De school werkt aan een goed beleid rond pesten, zodat de veiligheid van leerlingen binnen de school zo optimaal mogelijk is. Spoor 2: Het bieden van steun aan de jongere die gepest wordt Het probleem wordt serieus genomen. Er wordt uitgezocht wat er precies is gebeurd. Er wordt overlegd over mogelijke oplossingen. Zo nodig wordt hulp aangeboden door schoolmaatschappelijk werk/een training. Spoor 3: Het bieden van begeleiding aan de pester De jongere wordt geconfronteerd met zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de pester.De jongere wordt gewezen op mogelijk gebrek aan empathisch vermogen wanneer dit zichtbaar wordt. Achterliggende oorzaken van het gedrag worden onderzocht /in kaart gebracht. Het aanbieden van hulp door de schoolmaatschappelijk werker. Spoor 4: Het betrekken van de middengroep bij het probleem De mentor bespreekt het pesten met de klas en benoemt de rol van alle leerlingen hierin. Er wordt gesproken over mogelijke oplossingen en wat de klas kan bijdragen aan een verbetering van de situatie. De mentor komt hier in de toekomst op terug. Spoor 5: Het bieden van steun aan de ouders Ouders die zich zorgen maken over pesten worden serieus genomen. De school werkt samen met de ouders om het pesten aan te pakken. De school geeft adviezen aan de ouders in het omgaan met hun gepeste of pestende kind. De school verwijst de ouders zo nodig naar deskundige hulpverleners. Ouders van leerlingen die gepest worden, hebben er soms moeite mee, dat hun kind aan zichzelf zou moeten werken. Hun kind wordt gepest en dat moet gewoon stoppen. Dat klopt, het pesten moet stoppen. Echter een gepest kind wil zich niet alleen veilig voelen op school, het wil ook geaccepteerd worden. Het verlangt ernaar om zich prettig en zelfverzekerder te voelen. Daar kan begeleiding of een training aan bijdragen. Preventieve maatregelen
40
1. Elke mentor bespreekt ergens aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels in de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. Tevens bespreekt de mentor in zijn klas het pestprotocol. Ook wordt duidelijk gesteld dat pesten altijd gemeld moet worden en niet als klikken maar als hulp bieden of vragen wordt beschouwd. 2. In de leerjaren 1 t/m 3 wordt aandacht besteed aan pesten in één of meerdere studielessen. De leerlingen ondertekenen aan het eind van deze les(sen) het contract “Veilig in school” 3. Indien een mentor of docent daartoe aanleiding ziet, besteedt hij expliciet aandacht aan pestgedrag in een groepsgesprek. Hierbij worden de rol van de pester, het slachtoffer, de meelopers en de stille getuigen benoemd. 4. Van de gesprekken rond pesten worden aantekeningen gemaakt, die door de mentor worden bewaard in het leerlingvolgsysteem van zowel de pester als het slachtoffer.
STAPPENPLAN NA EEN MELDING VAN PESTEN De vakdocenten De vakdocenten hebben vooral een signalerende rol. Wanneer zij pesten waarnemen of redenen hebben om pesten te vermoeden, wordt er van hen verwacht dat zij hierop adequaat reageren en een melding doen om hulp en overleg in gang te zetten. De mentor 1. Wanneer het pesten in klassenverband plaatsvindt, praat de mentor eerst met de gepeste en later met de pester apart. Een leidraad voor deze gesprekken is te vinden in bijlage IV en V. 2. Vervolgens organiseert de mentor een gesprek tussen beide leerlingen. Dit gesprek kan gevoerd worden door de leerlingbemiddelaars óf door de mentor. De mentor kan de leerlingbemiddelaars (via de zorgcoördinator) inschakelen. Zij proberen samen met de leerlingen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. 3. De mentor óf de leerlingbemiddelaars bespreken direct het vervolgtraject indien het pesten zich herhaalt. 4. De mentor praat met de klas. Dit is belangrijk in verband met het herstellen van de groepssfeer en om te benadrukken welke verantwoordelijkheid ieder groepslid heeft. 5. Indien het probleem zich herhaalt, meldt de mentor het gedrag aan de ouders en aan de afdelingsleider van de leerling(en). Hij overhandigt de afdelingsleider het dossier met daarin de gebeurtenissen en de afspraken die zijn gemaakt.
41
De afdelingsleider 1. De afdelingsleider neemt de rol van de mentor over, bij herhaling van het pestgedrag en wanneer het pesten, het klassenverband overstijgt. 2. Hij heeft zo nodig een gesprek met de gepeste en de pester apart of organiseert direct een gesprek tussen beiden en maakt verplichtende afspraken. Tevens informeert hij de ouders van de betrokken leerlingen van het voorval. 3. In het contact met de pester is het doel drieledig, namelijk: • confronteren • mogelijke achterliggende problematiek op tafel krijgen • helderheid geven over het vervolgtraject bij herhaling van pesten. 4. In het contact met de gepeste wordt gekeken of welk gedrag vertoont, waardoor hij een gemakkelijk doelwit vormt voor pesters. 5. Hij adviseert zo nodig, zowel aan de pester als de gepeste, hulp op vrijwillige basis door de schoolmaatschappelijk werker. 6. Wanneer geen verbetering in het gedrag van de pester optreedt, worden sancties op gelegd 7. Hij stelt de betrokken ouders op de hoogte wanneer er sprake is van recidief gedrag, verzoekt hen om met hun kind te praten en stelt hen op de hoogte van het vervolgtraject, inclusief de verplichtende afspraken en sancties. 8. Hij bespreekt de mogelijkheden tot hulp met de ouders. 9. Hij koppelt alle informatie weer terug naar de mentor, zorgcoördinator en schoolmaatschappelijk werker. De zorgcoördinator en/of schoolmaatschappelijk werker 1. Zij ondersteunt waar nodig mentoren en afdelingsleider tijdens de verschillende fasen in het proces 2. Zij biedt op vrijwillige basis individuele begeleiding aan de pester en de gepeste. 3. Zij verwijst de leerling door voor een (sociale vaardigheid) training. 4. Zij kan waar nodig een inbreng hebben tijdens de mentorlessen. 5. Zij vraagt regelmatig aandacht voor de problematiek via de nieuwsbrief aan de ouders en via de schoolkrant.
42
Schorsing Wanneer ook de verplichtende afspraken geen blijvende vruchten afwerpen, komt de pestende leerling in een schorsingstraject terecht. Schoolverwijdering Wanneer de leerling ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen koppig blijft volharden in het ongewenste pestgedrag liggen er geen perspectieven meer tot verandering. De school kan en wil geen verantwoordelijkheid meer nemen voor de veiligheid van de overige leerlingen. Er rest de school niets anders dan de leerling van school te verwijderen. ADVIEZEN Adviezen voor docenten Stelregels om pesten bespreekbaar te maken Regel 1 Een belangrijke stelregel is dat het inschakelen van de docent niet wordt opgevat als klikken. Dit wordt kinderen al vanaf de basisschool bijgebracht: • je mag niet klikken, maar als je wordt gepest of als je ruzie met een ander hebt en je komt je er zelf niet uit dan mag je hulp aan de docent vragen. Dit wordt niet gezien als klikken. Regel 2 Een tweede stelregel is dat een medeleerling ook de verantwoordelijkheid heeft om het pestprobleem bij de docent aan te kaarten. Alle leerlingen zijn immers verantwoordelijk voor een goede sfeer in de groep. Regel 3 Samenwerken zonder bemoeienissen. School en gezin halen voordeel uit een goede samenwerking en communicatie. Dit neemt niet weg dat iedere partij moet waken over haar eigen grenzen. Het is bijvoorbeeld verboden dat familieleden of kennissen naar school komen om eigenhandig een probleem voor het kind op te komen lossen. Bij problemen van pesten zullen de directie en de docenten hun verantwoordelijkheid (moeten) nemen en indien nodig overleg voeren met de ouders. De inbreng van de ouders richt zich vooral op het aanreiken van informatie, het geven van suggesties en het ondersteunen van de aanpak van de school. Begeleiding van de groep waarin gepest wordt
Meld het aan je collega‟s Maak het probleem bespreekbaar. Neem daarbij alle kinderen even serieus. Maak gebruik van de materialen die we op school hebben! Bij het SMW/CJG zijn verschillende projecten beschikbaar.
Begeleiding van de gepeste leerling
Medeleven tonen, luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest. Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/zij voor, tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie, b.v. je niet afzonderen. Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossing het kind zelf wil. Sterke kanten van de leerling benadrukken. 43
Belonen (schouderklopjes) als de leerling zich anders/beter opstelt. Praten met de ouders van de gepeste leerling en de ouders van de pester(s). Het gepeste kind niet overbeschermen, b.v. naar school brengen of ík zal het de pesters wel eens gaan vertellen‟. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs kan toenemen.
Begeleiding van de pester
Praten; zoeken naar de reden van het ruzie maken/pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen) Laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor de gepeste. Excuses laten aanbieden. In laten zien welke sterke (leuke) kanten de gepeste heeft. Pesten is verboden in en om de school: wij houden ons aan deze regel; straffen als het kind wel pest – belonen (schouderklopjes) als kind zich aan de regels houdt. Jongere leren niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, de „stop-eerstnadenken-houding‟ of een andere manier van gedrag aanleren. Contact tussen ouders en school; elkaar informeren en overleggen. Inleven in het kind; wat is de oorzaak van het pesten? * Zoeken van een sport of club; waar kan het kind ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn. Inschakelen hulp; sociale vaardigheidstrainingen, Rots en Water training huisarts, SMW, CJG.
Oorzaken van pestgedrag kunnen zijn: Een problematische thuissituatie. Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen). Voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt. Voortdurend met elkaar de competitie aan gaan. Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt
44
Hoe kun je digiaal pesten aanpakken? Leerlingen bewust maken van de gevaren van internet, de effecten van digitaal pesten en de strafbare feiten. Pesten bespreekbaar maken in de klas en leerlingen elkaar daar op laten aanspreken. Voor leerlingen: www.pestweb.nl: Tips tegen digitaal pesten. Luister naar een gepeste leerling, toon begrip en veroordeel niet Spreek de pester(s) aan. Breng de ouders op de hoogte. Adviseer het slachtoffer en ouders om bewijslast op te slaan en te verzamelen. Bij het plaatsen van een foto op internet: meld dit bij de provider met verzoek tot verwijdering van de foto. Zet jouw provider in dit emailadres:
[email protected] Adviseer de ouders aangifte te doen bij de politie. Probeer de dader te achterhalen via de systeembeheerder en slachtoffer. Voer maatregelen richting de dader uit. Er zijn verschillende vormen van digitaal pesten die strafbaar zijn. Hierover kun je meer lezen op www.pestweb.nl Ook kun je op deze website meer informatie vinden ten aanzien van het blokkeren van afzenders en de mogelijkheden voor het opsporen van daders. Adviezen voor ouders Ouders van gepeste kinderen:
Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans gepest te worden. Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken. Niet zelf de „pesters‟ aanspreken. Pesten op school kunt u het beste direct met de mentor bespreken Door positieve stimulering en zgn. schouderklopjes kan het zelfrespect vergroot worden of weer terug komen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt. Leer het kind niet te gaan slaan, maar geef het tips om te vertellen dat het moet stoppen en dat hij/zij het niet leuk vindt wat er gebeurt.
Ouders van pesters:
Neem het probleem van uw kind serieus. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed extra aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. Maak uw kind duidelijk dat u achter het beleid van school staat.
45
Alle andere ouders:
Neem de ouders van het gepeste kind serieus. Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. Geef zelf het goede voorbeeld. Leer uw kind voor anderen op te komen. Leer uw kind voor zichzelf op te komen.
Lijst met te gebruiken materialen Naast dat je natuurlijk altijd bij je collega‟s terecht kan, kun je informatie over pesten vinden op: www.pestweb.nl 13 - www.pesten.net Over pesten is ook literatuur te vinden: Pesten op school, leersuggesties voor leerkrachten. Bob van der Meer. Pesten, gedaan ermee! Hoe omgaan met pesterijen? Gie Deboutte. Treiteren op school. Dan Olweus. In de klas kun je in mentorlessen gebruik maken van gerichte gesprekken en oefeningen. Hierbij kun je o.a. gebruik maken van materiaal dat op school voor handen is. Ook kan ingezet worden op het lezen van jeugdliteratuur over het omgaan met gevoelens, zoals: Spijt. Carry Slee Kruisgang. Marianne en Theo Hoogstraaten Stuk. Judith Visser Ook kan gebruik gemaakt worden van het vertonen van een film, zoals Blue Bird. Over digitaal pesten zijn er een aantal informatieve websites: www.mijnleerlingonline.nl www.dekinderconsument.nl www.iksurfveilig.nl www.i-respect.nl
46
Protocol omgaan met agressie en geweld Protocol voor melding (dreigen met) grensoverschrijdend gedrag zoals agressie en/of geweld (verbaal en fysiek) of seksuele intimidatie Uitgangspunt is dat op het schoolterrein en binnen de schoolpoorten van Olympia College iedere vorm van verbaal en fysiek geweld/agressie en seksuele intimidatie, door ouders, personeel, leerlingen, vrijwilligers, stagiaires, e.d. niet getolereerd wordt. Hieronder worden tevens verstaan aanhoudend pesten, diefstal, vernieling, vuurwerkbezit en/of wapenbezit, alsmede het in diskrediet brengen van personen met gebruikmaking van digitale (hulp)middelen zoals internet valt onder dit protocol. Grensoverschrijdend gedrag door personeel richting leerling Fysieke correcties of geweld als straf door een medewerker wordt niet getolereerd. Mocht het toch voorkomen, dan deelt de medewerker dit onmiddellijk mee aan de directie. Verder neemt de docent in overleg met de directie zo snel mogelijk contact op met de ouders om het gebeurde te melden en uit te leggen. Als de ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt een gesprek geregeld tussen de ouders en de directie. De directie houdt van elk voorval een dossier bij. Ondanks het feit dat valt uit te leggen dat er sprake was van een emotionele reactie, houden ouders het recht aangifte te doen bij de politie en gebruik te maken van de officiële klachtenprocedure ‘Regeling ten aanzien van ongewenste intimiteiten en seksuele intimidatie’. De klachtenregeling staat op de website van de school en is op te vragen bij de schooladministratie. (Dreigen met) grensoverschrijdend gedrag door lid personeel Het klager, getuige meldt het incident bij een personeelslid of vertrouwenspersoon. Het personeelslid meldt het incident zo spoedig mogelijk bij de directeur. Een klager zal vooraf goed moeten weten wat hij met zijn gevoelens van onvrede wil bereiken. Het kan nuttig zijn dit vooraf met anderen te bespreken. Dit kunnen mensen zijn uit de eigen omgeving zijn maar het kan ook een leidinggevende, de contactpersoon of de vertrouwenspersoon. Alle meldingen welke een grensoverschrijdend karakter kunnen hebben worden door de leidinggevende en de contactpersoon gemeld bij het bestuur. Het bestuur is wettelijk verplicht op haar beurt het bestuur en de vertrouwensinspecteur te informeren. De klacht wordt schriftelijk ingediend en bevat de datum, de naam en het adres van de klager, een zo concreet mogelijke omschrijving van de bewuste gedraging, uitlating of beslissing. Het bevat de naam van degene tegen wie de klacht wordt ingediend. De klacht wordt ingediend bij de leidinggevende van de aangeklaagde. De klager kan zich bij (ernstige) klachten laten bijstaan door de vertrouwenspersoon. Die is daar speciaal voor aangesteld en is op de hoogte van de procedure. Als een leerling als klager of als aangeklaagde wordt aangemerkt, wordt/worden - ingeval de leerling minderjarig is - de ouder(s), voogd (en) of verzorger(s) daarvan onverwijld op de hoogte gesteld door de
47
leidinggevende. Een ingediende klacht wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 5 werkdagen in behandeling genomen. • Zodra een klacht is ingediend, wordt de aangeklaagde hiervan onverwijld op de hoogte gesteld door diens leidinggevende. Alle klachten welke een grensoverschrijdend karakter kunnen hebben worden door de leidinggevende en de contactpersoon gemeld bij de schoolleiding en het bestuur. Het bestuur zal op zijn beurt ten alle tijden de vertrouwensinspecteur informeren. Indien klachten tegen een medewerker een (ernstig) grensoverschrijdend karakter hebben, dan wordt de aangeklaagde medewerker – zo nodig - in het belang van de instelling en de veiligheid en het kader van het onderzoek door het Bestuur per ommegaande vrijgesteld van arbeid middels een ordemaatregel conform de CAO-VO. De reden van de ordemaatregel is dat het belang van een veilige school voor het individuele belang van de medewerker gaat.De leidinggevende gaat, nadat de klacht op papier is gezet, in het kader van het onderzoek zo spoedig mogelijk hoor- en wederhoor toepassen. De leidinggevende neemt in deze een neutrale attitude in acht (niet beschuldigend of empathisch). Dit is nodig om te voorkomen dat partijen de leidinggevende gaan beschuldigen van vooringenomenheid. Daarnaast kan het zijn dat de leidinggevende bepaalde maatregelen kan/moet nemen tegen degene die om begrip vraagt. Een te begripvolle houding dan in een later stadium tegen de leidinggevende werken. Naar de aangeklaagde mag niet bij voorbaat de houding worden aangenomen dat hij schuldig is. Het horen door de leidinggevende gebeurt in het kader van de zorgvuldigheid in de aanwezigheid van een derde. Dit is om te voorkomen dat er achteraf onduidelijkheid bestaat over hetgeen wel en niet naar voren is gebracht. De aangeklaagde wordt in de gelegenheid gesteld zich mondeling of schriftelijk te verweren. Zowel de klager als de aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan door een raadsman- of vrouw. Van een mondeling verweer wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Het staat leidinggevenden in het kader van het onderzoek vrij om getuigen en /of derden en / of deskundigen te horen of in te schakelen. De klager en aangeklaagde worden hiervan vooraf op de hoogte gesteld. De klachten worden na het onderzoek door de schoolleiding op de volgende wijze beoordeeld: De klacht wordt gegrond verklaard. De klacht wordt ongegrond verklaard wegens gebrek aan bewijs. De klacht wordt ongegrond verklaard. De klacht wordt ongegrond verklaard op valse gronden (dit betreft valse klachten). De klacht wordt niet in behandeling genomen indien de Landelijke Klachtencommissie of de politie de klacht in behandeling hebben. Schoolveiligheidsplan Christiaan Huygens College Olympia 30 De uitspraak van de schoolleiding wordt naar beide partijen schriftelijk bevestigd. De uitspraak en conclusie ‘ongegrond wegens gebrek aan bewijs’ leidt niet tot in het gelijk stellen van een van beide partijen, daarom is rehabilitatie van een partij -de aangeklaagde-, in dat geval niet aan de orde. Rehabilitatie van een aangeklaagde is uitsluitend van toepassing bij de uitspraken ‘ongegrond’ en ‘op valse gronden’. 48
De directeur stelt – voor zover van toepassing – de direct leidinggevende op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Indien een klager het niet eens is met de beoordeling en conclusies van de klacht door het bevoegd gezag, dan kan hij zich wenden tot de Landelijke Klachtencommissie. Van alle gesprekken die gevoerd worden in de uitvoering van de procedure, wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt door de partij(en) getekend voor gezien. Bij vermoeden van strafbare- en/of zedendelicten moet het bevoegd gezag melding bij de politie doen. De Politie en / of de Officier van Justitie bepalen of het gemelde gedrag strafbaar is. Bij strafbare- en / of zedendelicten welke bewezen zijn (lees: heterdaad of bewezen strafbare gedragingen) moet het bevoegd gezag aangifte doen. Het bevoegd gezag zal in deze situatie het onderzoek van de klacht aan de politie overlaten. Dit geldt ook voor klachten waarbij een onderzoek is ingesteld door de Landelijke Klachtencommissie. Klachten welke door deze instanties in behandeling zijn genomen worden door het bevoegd gezag niet in behandeling genomen. Klachten worden door het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk bij de voorzitter van de MR gemeld. Bij personele aangelegenheden hebben MR leden een geheimhoudingsplicht. De directeur houdt van elk voorval een dossier bij. De directeur kan gebruik maken van zijn bevoegdheid een schorsingsmaatregel op te leggen. Door de directeur wordt tenslotte aan het personeelslid medegedeeld, dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directeur onmiddellijk melding gedaan bij de algemeen directeur, die vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. (Dreigen met) geweld e.d. door leerlingen, ouders of derden Het slachtoffer meldt het incident bij een personeelslid of vertrouwenspersoon. Het personeelslid meldt het incidenten bij de (adjunct-) directeur. Het personeelslid (klager ) wordt door de directeur onmiddellijk uitgenodigd voor een gesprek. De ernst van het voorval wordt door de directeur gewogen en besproken met betrokkenen. Indien nodig wordt de interne klachtenregeling inzake grensoverschrijdend gedrag opgestart (zoals hiervoor onder 6.1 genoemd). Ingeval van daadwerkelijk grensoverschrijdend gedrag wordt door de directeur onmiddellijk melding gedaan bij de algemeen directeur, die Schoolveiligheidsplan Christiaan Huygens College Olympia 31 vervolgens samen met de directeur bepaalt of, en zo ja welke, ordemaatregelen worden genomen. De directeur houdt van elk voorval een dossier bij. De directeur kan gebruik maken van haar bevoegdheid een schorsingsmaatregel op te leggen. Door de directeur wordt tenslotte aan het personeelslid medegedeeld, dat er een brief volgt met daarin de maatregelen. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing.De directeur stelt – voor zover van toepassing – de direct leidinggevende op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. 49
De school behoudt het recht voor om ingeval van wetsovertreding aangifte te doen of melding te maken bij de politie.
Administratieve procedure naar aanleiding van een melding De betrokken medewerker/leerling/ouder: Vult het meldingsformulier in. Overhandigt het formulier aan de directie. De leidinggevende: Bewaakt het invullen van het meldingsformulier. Ondertekent het meldingsformulier en stuurt per omgaande een exemplaar naar de veiligheidscoördinator. Meldt mondeling de gebeurtenis bij de directie. De directie kan – afgezien van de wettelijke verplichtingen ter zake – besluiten om de arbeidsinspectie in te schakelen. Melding bij de Arbeidsinspectie is wettelijk verplicht ingeval van een ernstig ongeval. (definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen die binnen 24 uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; Artikel 9 Arbowet). De veiligheidscoördinator: Administreert elke melding en verwerkt dit anoniem in een sociaal jaarverslag. Het sociaal jaarverslag wordt besproken met de algemeen directeur, bestuur en de medezeggenschapsraad.
50
Protocol voor de intermenselijke opvang bij ernstige incidenten Op het moment dat een ernstig incident van grensoverschrijdend gedrag met een personeelslid of leerling als slachtoffer heeft plaatsgevonden, wordt onmiddellijk de directeur geïnformeerd. Deze meldt de gebeurtenis bij de rector en neemt passende maatregelen. Personeel De schoolleiding neemt contact op met de mogelijk betrokken benadeelden om, indien gewenst, een afspraak te maken. Tevens wordt door de betrokken slachtoffer(s) het meldingsformulier ingevuld. Leerlingen De teamleider neemt contact op met de betrokkenen om een afspraak te maken. Tevens wordt door de betrokkenen of de veiligheidscoördinator het meldingsformulier ingevuld. Taken en verantwoordelijkheden bij de intermenselijke opvang Van de schoolleiding mag verwacht worden, dat zij: een luisterend oor bieden; advies geven over symptomen die kunnen optreden na een schokkende gebeurtenis; informatie geven over opvangmogelijkheden; de eigen grenzen aangeven wat betreft de mogelijkheden voor hulpverlening en mee zoeken naar oplossingen (eventueel doorverwijzen naar professionele instanties); aan belanghebbenden informatie geven m.b.t. het omgaan met schokkende gebeurtenissen; vertrouwelijk omgaan met de informatie die zij krijgen.
51
Taken en verantwoordelijkheden na een ingrijpende gebeurtenis De directie is verantwoordelijk voor een goede eerste opvang. De afdelingsleiders en de directie zijn verantwoordelijk voor de voorlichting binnen de organisatie en de contacten met externe instanties als slachtofferhulp, e.d. De afdelingsleiders en de directie bewaken de voortgang van de hulpverlening aan de betrokkenen. De veiligheidscoördinator is verantwoordelijk voor het organiseren van de continuïteit in de school (onder andere opvang klas). De directie is verantwoordelijk voor een adequaat vervolg van de opvang van de betrokkenen. De directie neemt, naast het hoor- en wederhoor, zo spoedig mogelijk contact op met de betrokkenen. Bij leerlingen wordt contact opgenomen met de ouders van de leerling. Medewerkers: De arbo-arts heeft een signalerende functie. Hij/zij informeert de werkgever als er signalen binnen komen die wijzen op het gepasseerd zijn van ingrijpende gebeurtenissen en/of problemen die daarmee samenhangen en leiden tot mogelijke uitval van medewerkers. De opvangprocedure Als een medewerker of een leerling een ingrijpende gebeurtenis meemaakt, wordt de volgende procedure gevolgd: iedereen is verplicht de betrokkenen uit de situatie te helpen en de eerste opvang te verzorgen; de hulpdiensten worden zo snel mogelijk geïnformeerd; de direct betrokkenen melden de ingrijpende gebeurtenis zo snel mogelijk bij de schoolleiding.
Personeel De directie zorgt voor de eerste begeleiding van de betrokkenen. Leerlingen De afdelingsleider zorgt samen met de mentor voor de eerste begeleiding van de betrokkenen. De afdelingsleider neemt contact op met de betrokkenen. De directie onderhoudt contact met de betrokkenen en zorgt ervoor, dat hij/zij op een verantwoorde wijze kan terugkeren op het werk of in de klas.
52
Contact met slachtoffer Het is de taak van de directie (bij personeelsleden) en de teamleider, in overleg met e mentor (bij leerlingen) om (eventueel via ouders) contact te houden met de etrokkene(n) en de medewerkers en de leerlingen te (blijven) informeren over de ituatie. Op deze manier verliest (verliezen) de betrokkene(n) niet het contact met et werk of de klas. Binnen drie dagen na het incident heeft de schoolleiding een gesprek met de betrokkene(n). Tijdens dit gesprek wordt ondermeer bezien of hulp aan betrokkene(n) gewenst is. Binnen drie weken vindt een vervolggesprek plaats, waarin de schoolleiding ondermeer informeert of de opvang naar tevredenheid verloopt. Na ongeveer twee maanden vindt een afsluitend gesprek plaats. In veel situaties kan het wenselijk zijn, dat het slachtoffer informatie krijgt over de ader en de manier waarop deze zijn daad verwerkt. Terugkeer op het werk en school Personeel De directie heeft de verantwoordelijkheid de betrokkene(n) bij de terugkeer te begeleiden. Na een schokkende gebeurtenis komt er een moment van confrontatie et de plaats waar - of de persoon met wie de schokkende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit kan een moeilijk moment zijn afhankelijk van de aard en oorzaak van de gebeurtenis. Soms zal er weer een basis moeten worden gelegd voor en werkbare relatie met de leerling of collega, in ieder geval zal het vertrouwen in zichzelf en de omgeving weer opgebouwd moeten worden. Extra aandacht van collega’s kan ondersteunend werken. Twee weken na terugkeer moet door de directie orden onderzocht of betrokkene zich weer voldoende veilig voelt. Als dit niet zo is, dan worden initiatieven ontwikkeld om tot een oplossing te komen. Zo nodig moet oor de directie in overleg met de veiligheidscoördinator maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen en aanvullende preventieve maatregelen te nemen. Ziekmelding Afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis, waarbij wordt uitgegaan van de beleving van de betrokkene, wordt hij/zij in de gelegenheid gesteld om naar huis te aan. Hoewel de situatie dit bemoeilijkt, dient in verband met de praktische consequenties de betrokkene ziek te worden gemeld (waarbij aangegeven wordt dat e aard van de ziekte ten gevolge van een incident op het werk is). Leerlingen De teamleider en de mentor hebben de verantwoordelijkheid de leerling bij de terugkeer te begeleiden. Na een schokkende gebeurtenis komt er een moment van confrontatie met de plaats waar - of de persoon met wie de schokkende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit kan een moeilijk moment zijn afhankelijk van de aard en oorzaak van de gebeurtenis. Soms zal er weer een basis moeten worden gelegd voor een werkbare relatie, in ieder geval zal het vertrouwen in zichzelf en de omgeving weer opgebouwd moeten worden. Twee weken na terugkeer moet door de teamleider worden onderzocht of betrokkene zich weer voldoende veilig voelt. Als dit niet zo is, dan worden initiatieven ontwikkeld om tot een oplossing te komen. De mentor kan hierin een rol krijgen. De mentor volgt het proces in ieder geval conform de gemaakte afspraken. Zo nodig moeten door de teamleider in overleg met de
53
veiligheidscoördinator maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen en aanvullende preventieve maatregelen te nemen. Ziekmelding Afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis, waarbij wordt uitgegaan van de beleving van de leerling, wordt hij/zij in de gelegenheid gesteld om naar huis te gaan. De leerling wordt conform de hiervoor geldende procedure ziek gemeld. Materiële schade De school heeft ten behoeve van medewerkers en leerlingen een ongevallen verzekering afgesloten. Deze verzekering is aanvullend op de eigen verzekering van de medewerkers en leerlingen. De school is geen partij bij eventuele schadegevallen waar de school niet bij is betrokken. De directie heeft wel de taak om het slachtoffer te ondersteunen bij een schadeclaim bij de verzekering. Hiertoe verstrekt de directie een schadeformulier en op verzoek van de slachtoffers wordt ondersteuning verleend bij een schadegeval. De afwikkeling van de schademeldingen is een zaak tussen de verzekeringsmaatschappij en de ouders. Melding bij de politie De directie wijst (de ouders van) het slachtoffer op de mogelijkheid om ingeval van wetsovertreding aangifte bij de politie te doen. De school behoudt het recht voor om ingeval van wetsovertreding zelf aangifte te doen of melding te maken bij de politie. Arbeidsinspectie De directie kan, afgezien van de wettelijke verplichtingen ter zake, besluiten om de arbeidsinspectie in te schakelen. Melding bij Arbeidsinspectie vindt in ieder geval plaats indien sprake is van ernstig ongeval (definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen die binnen 24 uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; Artikel 9 Arbowet). Interne melding In geval van een ernstig ongeval meldt de directie direct aan de bedrijfshulpverleners en aan de MR, dat een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden (Artikel 9.2 Arbo-wet).
54
Omgaan met agressie en geweld Op school is een beleidsplan Machtsmisbruik. In dit plan staat beschreven hoe wij als school invulling geven aan het beleid m.b.t. seksuele intimidatie en geweld. In een protocol zijn de stappen uiteengezet, die wij willen gaan als er zich op dat gebied iets voordoet. Hieronder wordt e.a. concreet uitgewerkt. Wat te doen als een leerling verbaal agressief of handtastelijk tegen een personeelslid wordt? 1. Ga nooit in discussie. Dat kost tijd en geeft de klas gelegenheid mee te doen. Zeg 2. duidelijk dat je wilt dat dit gedrag stopt. Blijf dit herhalen. Zorg voor oogcontact. 3. (Zeg niet wat je niet wilt: “Ik wil niet dat jij....” Meestal helpt dat toch niet. Humor helpt wel vaak, spot of cynisme niet.) 4. Blijf rustig en reageer niet op emotionele uitspraken, ook niet als ze tegen jou als 5. persoon gericht (beledigend) zijn. Bedenk: ”De leerling heeft een probleem, jij niet!” 6. Ga niet in op dreigementen. Negeer ze en blijf zelf correct. Word niet zelf handtastelijk. 7. Dat versterkt de agressie juist en kan tot ongewenste gevolgen leiden. 8. Gebruik zelf geen fysiek geweld, tenzij uit zelfverdediging. Beheers je. Jij bent de volwassene die kan zorgen dat de zaak niet escaleert. Als je dat lukt, verdien je het respect van de leerlingen. 9. Laat de leerling zo nodig eerst stoom afblazen. Herhaal daarna rustig wat je wilt dat hijdoet (nablijven na de les, het lokaal verlaten om af te koelen, melden bij de directie). 10. Laat een leerling altijd in zijn waarde, val hem nooit persoonlijk aan. Bedenk: “Verbaal geweld is een teken van onmacht en zwakte”. Doe daar dus niet aan mee. 11. Als alles achter de rug is, geef dan jezelf een compliment voor je aanpak. Lukt dat niet, zoek dan na de les contact met iemand waarbij je kunt afreageren. 12. Controleer of de leerling de gemaakte ‘afspraken’ is nagekomen. Kies zorgvuldig de straf die je oplegt. Zie straf als een pedagogisch middel, niet als uiting van je frustratie. 13. Bereid je voor op de volgende keer dat de leerling weer in je les komt. Hoe reageer je (als je reageert)? Schep voor de leerling en voor jezelf een veilig klimaat. 14. Ga na wat je een volgende keer in zo’n situatie misschien anders zou doen en waarom. 15. Hoe had je het misschien kunnen voorkomen? 16. Denk ook eens aan de zogenaamde uitgestelde reactie. Dit is zoals de naam al zegt niet op agressief gedrag reageren en er later op terugkomen.
55
Dit heeft alleen maar zin als: het uitdrukkelijk de bedoeling is er in een later stadium op terug te komen de context daarbij wordt teruggehaald het gedrag wordt benoemd en de uitwerking ervan op jou de onderliggende hulpvraag of de behoefte wordt benoemd of onderzocht. Bij jonge kinderen heeft dit weinig effect, die zijn het voorval dan al deels vergeten 17.Maak een verslag van het voorval in magister en meld het. In het geval een ouder verbaal agressief of handtastelijk tegen een personeelslid wordt, is het zaak om zo snel mogelijk hulp van anderen in te schakelen. Wat als de situatie uit de hand gelopen is?
Alarmeer zo nodig in de buurt zijnde collega’s en vraag gerust om assistentie. Vorm een buffer tussen de partijen! Blijf rustig, reageer nergens op. Kies geen partij. Beperk je tot het herstellen van de orde. Bedenk: “Het is wel bij jou gebeurd, maar het is niet jouw schuld!” Als je daartoe niet in staat bent, laat dit dan door een collega doen. Isoleer de probleemleerling(en) van de groep. Breng hem/hen onder geleide naar een opvangplek. Houd de groep bij elkaar. Geef ze de gelegenheid om zich erover te uiten, rustig te worden. Verwijt elkaar niets, geef de kans om emoties als woede en angst te verwoorden. Laat de leerlingen vertellen of in een ernstig geval (anoniem) opschrijven wat ze gezien of gehoord hebben. Probeer een duidelijk beeld te krijgen van wat er gebeurd is. Check bij de betrokkenen of dit klopt. Overleg daarna (met collega’s of afdelingsleider) over te nemen maatregelen. Ga niet impulsief te werk. Probeer emoties niet teveel invloed te geven. Vertel de groep duidelijk welke maatregelen genomen zijn en waarom. Ga wel in op vragen om toelichting, maar stel de maatregelen zelf niet ter discussie! Ga na wat je een volgende keer in zo’n situatie misschien anders zou doen en waarom. Hoe had je het misschien kunnen voorkomen? Maak een verslag in magister + meld het voorval. Ouders worden geïnformeerd.
56
Time-out, schorsing en verwijdering van leerlingen Dit protocol treedt in werking als er sprake is van ernstig ongewenst gedrag door een leerling, waarbij psychisch en of lichamelijk letsel aan derden is toegebracht. Er worden 3 vormen van maatregelen genomen: 1. Time-out 2. Schorsing 3. Verwijdering Er wordt altijd een verslag gemaakt in magister inzake time-out, schorsing en/of verwijdering van leerlingen. Dit wordt opgenomen in Magister.
57
Protocol Ongewenst bezoek in en rond de school Algemene definitie Bij ongewenst bezoek kan bijvoorbeeld gedacht worden aan personen in of rond de school die met criminele activiteiten (dealen, heling) problemen veroorzaken of personen die komen om iemand te intimideren/mishandelen, bijvoorbeeld ouders die verhaal komen halen bij leerlingen, personeel, directie. Juridische definitie Zich bevinden op verboden grond (artikel 138 WvS). Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevindt,wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie. Lokaalvredebreuk (artikel 139 WvS) Hij die in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt,of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Hij die zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, of die zonder voorkennis van de bevoegde ambtenaar en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar wordt aangetroffen in de voor de nachtrust bestemde tijd, wordt geacht te zijn binnengedrongen. Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie. De in het eerste en derde lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen. Toelichting Bovenstaande wordt als bedreigend of erg onprettig ervaren. Zeker als daadwerkelijk sprake is van bedreigingen of als er fysiek of verbaal geweld wordt gebruikt heeft dit een negatief effect op het veiligheidsgevoel in en rond de school. Wanneer de persoon in kwestie ondanks deze waarschuwing toch terugkomt, dan heeft elke burger in Nederland het recht om een verdachte op heterdaad aan te houden. De directie kan dit recht dus gebruiken om jongeren, ouders of andere lieden aan te spreken als zij ondanks waarschuwingen toch zonder toestemming de school of het schoolplein betreden. Hetzelfde geldt in geval van lokaalvredebreuk. Stappenplan ongewenst bezoek 1. Personeel van de school kan mensen wegsturen die in en rond de school lopen en daar niets te zoeken hebben en het personeel geeft hierbij drie keer een waarschuwing. Na drie keer waarschuwen is er sprake van lokaalvredebreuk. 2. Personeel gaat nooit en te nimmer alleen mensen wegsturen en doet dit minstens in tweetal. De schoolleiding wordt ten alle tijden geïnformeerd. 3. De sluisdeuren dicht houden.
58
4. Tijdens constatering wordt er direct melding gedaan bij de receptie, welke de afdelingsleider / politie / wijkagent informeert na inschatting van de situatie. 5. Bij een bedreigende of onprettige situatie wordt ten aller tijden melding gedaan bij de politie middels 112. 6. Personeel van de school kan de betreffende persoon staande houden (zorg voor getuigen) (LET OP: staande houden is niet hetzelfde als vasthouden of opsluiten)
59
Calamiteitenplan Definitie Bij een ramp of calamiteit is er sprake van een onverwachte en acute situatie die levensbedreigend is of zou kunnen zijn, waarbij een grote groep personen betrokken is, waarbij de dagelijkse gang van zaken ontwricht wordt en die een meer dan buitengewone inspanning van docenten en schoolleiding vraagt. Draaiboek bij Calamiteiten Het bericht komt binnen, de directeur of diens vervanger maakt een inschatting van de ernst en de omvang van de calamiteit. Zo nodig mensen in veiligheid brengen. Eventueel politie en/of hulpverlening waarschuwen Het crisisteam wordt ingelicht. Geheimhouding tot nader order om dingen te kunnen verifiëren en eerste acties te plannen. Opvang van melder en getuigen. Afspreken wie moet ingelicht worden en in welke volgorde. Hoe gaat de boodschap naar buiten: persoonlijk, per telefoon, per brief? Geheimhouding opheffen. Taken van het crisisteam
Zorgt voor een goede bereikbaarheid van haar teamleden. In geval van calamiteit is het team of een van de teamleden ook buiten schooltijd bereikbaar. Verzamelt informatie. Controleert de melding. Neemt snelle en slagvaardige beslissingen. Onderhoudt externe contacten, zoals politie, justitie en hulpverlening. Instrueert het personeel. Brieft het personeel. Communiceert en/ of regelt de communicatie met leerlingen en ouders. Is alert op psychische gevolgen en adequaat doorverwijzen. Delegeert taken aan de juiste mensen
Communicatie medewerkers Aandachtspunten ter voorbereiding van een bijeenkomst met personeel: Wie zit voor, wie geeft de informatie. Wat wordt exact verteld. Nagaan wie direct betrokken is (ouders/broers/zussen/naaste vrienden) en beslissen door wie zij geïnformeerd en opgevangen worden. Nagaan voor wie het bericht extra zwaar kan zijn en beslissen welke extra acties voor hen genomen moeten worden.
60
Inventariseren afwezige personeelsleden en beslissen wie en zij worden geïnformeerd. Beslissen wie de leerlingen informeert, waar, wanneer en op welke manier. Inventariseren afwezige leerlingen en beslissen hoe en door wie zij worden geïnformeerd. Stel een tekst op ter ondersteuning van informatie aan leerlingen. Maak afspraken over de wijze waarop leerlingen verder worden opgevangen. Wanneer, waar en op welke wijze worden ouders geïnformeerd en door wie. Welke mensen buiten de school moeten geïnformeerd worden en door wie doet dat. Stel de persvoorlichter voor en benadruk dat uitsluitend hij/zij degene is die de contacten met de pers onderhoudt. Stel een persbericht op. Wie organiseert eventuele vervolgbijeenkomsten, eventueel met deskundigen / hulpverleners / politie. Zorg dat een lijst met mogelijke namen en telefoonnummers van externe deskundigen aanwezig is. Maak een brief voor de ouders van de leerlingen.
Bijeenkomst personeel
Geef de informatie zonder omtrekkende bewegingen: “ik moet u iets zeer ernstigs vertellen…” geef de belangrijkste informatie, niet verliezen in details. Geef ruimte voor emotionele reacties en informatieve vragen. Maak afspraken hoe de leerlingen worden ingelicht en door wie. Deel een communiqué uit waarop essentiële informatie staat. Vertel over mogelijk te verwachten reacties van leerlingen en hoe deze zijn op te vangen. Leerlingen moeten geïnstrueerd worden om niet met de pers te praten. De leerlingen krijgen een brief mee naar huis voor de ouders. Geef informatie over opvangmogelijkheden van leerlingen (individueel, in de groep, in een aparte ruimte). Geef informatie over opvang voor de meest betrokken leerlingen. Plan een vervolgbijeenkomst voor het personeel of een dagelijkse briefing op een vast moment.
Communicatie leerlingen en ouders
Direct na de bijeenkomst met het personeel worden leerlingen ingelicht. Directe betrokkenen worden apart geïnformeerd door de mentor of een lid van de directie. Voor de leerlingen naar huis gaan wordt een brief voor de ouders uitgedeeld. Op de website van de school wordt de laatste informatie gezet.
Ondersteuning bieden bij verwerking
Mentoren of docenten ondersteunen leerlingen in de klas. Ook in een
61
eventuele nazorgruimte zijn ondersteuners aanwezig. Afhankelijk van de behoefte van de leerlingen worden verschillende werkvormen gebruikt. Dit kan uiteenlopen van samen praten in grote of kleine groepjes, creatieve werkvormen, uitrazen in de gymzaal, een boswandeling of muziek draaien. Samen naar nieuwsuitzendingen kijken of informatie opzoeken op het internet, informatieve vragenronden of een deskundige (bijvoorbeeld politie) in de klas om vragen te kunnen stellen. Als leerlingen naar huis zijn, met collega’s napraten en kijken welke ideeën er zijn voor werkvormen voor de volgende dag. Nazorg
Wat kan er in de klas nog gedaan worden na een bepaalde gebeurtenis. Extra zorg voor risicoleerlingen. Eventueel een ouderavond waarin de gebeurtenis centraat staat. Informatie gegeven wordt over de achtergronden en de school de ouders informeert over hoe er gehandeld is en waarom. Nagesprek met betrokken ouders. Debriefing voor medewerkers.
Nazorg op langere termijn Opvang medewerkers
In een periode van drie maanden ongeveer vier gesprekken volgens een bepaalde structuur. Collegiale steun, intervisie. Zo nodig inschakelen van een bedrijfsarts voor (preventieve) gesprekken. Extra scholing of ondersteuning aanbieden aan medewerkers die leerlingen of collega’s opvangen. Opvang van leerlingenIndividuele opvang door mentor of vertrouwenspersoon. Groepsopvang creëren waarbij leerlingen onder begeleiding een aantal bijeenkomsten bijwonen.
De berichtgeving Als er sprake is van een langdurige kritieke situatie waarin er nog geen sprakvan overlijden is, moet er een continue berichtgeving zijn, in handen van één persoon uit het groepje. Gedacht kan worden aan een beknopte samenvatting van de stand van zaken. Docenten weten zo wat er bij vragen wel (of niet) aan de leerlingen doorgegeven kan worden. Het is aan te bevelen berichtgeving van overlijden te verdelen over het begeleidingsgroepje. Er zijn vier belangrijke partijen die geïnformeerd moeten worden: 1. Bericht komt binnen bij schoolleiding. 2. Berichtgeving aan collega’s. 3. Berichtgeving aan leerlingen. 4. Berichtgeving aan derden.
62
Sterfgeval Informatie aan de directeur, verificatie van het bericht en contact met de familie. Het bericht van overlijden komt rechtstreeks binnen bij de schoolleiding. Indien dit niet het geval is, bijvoorbeeld omdat het bericht binnenkomt bij de conciërge, moet toegezegd worden dat er op korte termijn wordt teruggebeld naar de betrokkenen. De locatiedirecteur of het afdelingshoofd neemt dan contact op met de familie van de overledene ter verificatie; om nadere informatie te verkrijgen en welke informatie over het overlijden aan de leerlingen op school verteld mag worden; om afspraken te maken over verspreiding van het bericht en om af te spreken wie contactpersoon namens de school is; om, als de familie dit verzoekt– samen met afgevaardigden (teamleider/mentor) - een bezoek af te leggen bij de familie van de overledene;om te vragen wat de school kan betekenen voor de ouders. Informatie aan het personeel. De schoolleiding deelt het feit tijdens de eerstvolgende leswissel mee aan het personeel. Aan het personeel wordt verder medegedeeld: 1. welk lokaal beschikbaar is waar leerlingen (van eigen klas en nauw betrokkenen) terecht kunnen; 2. tips hoe het slechte bericht in de klas meegedeeld zou kunnen worden en hoe om te gaan met emoties. Leerlingen en docenten in gymzaal inlichten. Informatie ook zwart op wit voor die collega’s die de berichtgeving toevallig gemist hebben. Als de leerling in een weekend of schoolvakantie overlijdt, dan kunnen collega’s middels het personeelsoverzicht in Magister op de hoogte gesteld worden. Tijdens een vakantie zal er tevens een brief uitgaan per post om zeker te weten dat het bericht alle collega’s bereikt heeft. Informatie aan en opvang van klasgenoten en overige leerlingen. 1. Indien mogelijk deelt de mentor van de overleden leerling het bericht van overlijden mee aan de eigen klas. Bij afwezigheid van de mentor doet een lid van de schoolleiding of een van de andere collega’s dit. 2. De overige docenten delen het overlijden mee aan de klas die ze het volgende uur hebben waarbij ze gebruik kunnen maken van de informatie op schrift. Indien gewenst kunnen zij assistentie vragen aan de leden van het begeleidingsgroepje. Ze melden tevens dat er een ruimte (aula, een lokaal) en enkele docenten beschikbaar zijn waar niet-klasgenoten hun emoties kwijt kunnen. Indien familieleden (broer, zus, neef, nicht) op school zitten dan extra aandacht aan die klas(sen). 3. In de aula worden eigen klas en alle betrokkenen opgevangen. Er zijn verschillende opties. Gedacht kan worden aan:
63
De mentor kan een stuk tekst of een gedicht voorlezen Een moment van stilte Klas met mentor vlag halfstok hangen (van tevoren checken of de vlag in orde is!) Leerlingen kunnen een kaarsje aansteken en bij een foto plaatsen Gedachte opschrijven in een boek/schrift Leerlingen ruim de tijd geven hun gedachten en gevoelens te uiten en te delen (begeleidingsgroepje speelt hierin een belangrijke rol) Verder op de hoogte brengen: 1. docenten die niet aanwezig zijn; 2. ouders van de klasgenoten bellen i.v.m. opvang van hun zoon of dochter bij thuiskomst. Indien de administratie de ouders van een leerling niet heeft kunnen bereiken wordt de leerling op school gehouden of hij/zij gaat met een vriend of vriendin mee; In geval van een langslepende situatie de ouders op cruciale punten middels een brief informeren; _ andere locaties en algemeen directeur; _ bestuur en ouderraad; _ schoolmaatschappelijk werkster, schoolarts; 3. alle leerlingen een brief mee naar huis geven met mededeling en mogelijkheden van opvang op school; 4. klasgenoten krijgen een brief mee naar huis met mededeling en mogelijkheden van opvang op school (voor conceptbrief zie bijlage); 5. met organisatoren van activiteiten op school (klassenfeesten, diplomauitreiking, etc.) overleggen over uitstel of eventueel zelfs afstel van activiteiten. Begeleiding tussen overlijden en uitvaart Het onderhouden van contacten. 1. Begeleidingsgroepje houdt onderling contact over de gang van zaken. 2. Contactpersoon onderhoudt contact met de familie o.a. over: bezoekmogelijkheid voor leerlingen; afscheid nemen van overleden klasgenoot; Bij eventuele mogelijkheid tot afscheid nemen kunnen mensen uit het begeleidingsgroepje meegaan ter ondersteuning, zij verdelen de taken van tevoren. Gedacht kan worden aan leerlingen buiten opvangen, opvangen bij terugkomst en bij het mee naar binnen gaan; het bijwonen van een eventueel te houden herdenkingsdienst op school; bijwonen van en bijdrage aan de uitvaart advertentie, bloemen, e.d. 3. Een (tweede) brief naar alle ouders over organisatorische maatregelen, zoals: contactpersoon op school, regels over aanwezigheid, opvanglokaal en begeleiders, herdenkingsdienst op school, dag en tijdstip van de uitvaart, op de dag van de uitvaart vanaf een bepaald tijdstip geen lessen meer, opvang op school na de uitvaart voor leerlingen die daar behoefte aan hebben.
64
De herdenking op school Alle leerlingen krijgen een uitnodiging om bij de herdenking aanwezig te zijn. Dit is niet verplicht. Voor de herdenking zullen de mensen uit het begeleidingsgroepje moeten zorgen voor een programma, een verdeling van de taken, uitnodiging/programmaboekje voor familie die eventueel aanwezig zal zijn en de muziek. Collega’s moeten zich verspreiden onder de menigte en in de gaten houden of emoties bij sommigen te hoog oplopen. Zij kunnen dan steun bieden of naar buiten begeleiden. Ook moet er iemand aanwezig zijn met kennis van EHBO en op een vast punt staan, zodat hij/zij makkelijk te vinden is. De administratieve afwerking 1. De leerling wordt uitgeschreven. 2. De financiële afwikkeling vindt plaats (ouderbijdrage, boekenfonds, e.d.). 3. De persoonlijke bezittingen, zoals werkstukken, proefwerken, spullen uit het kluisjes, worden teruggegeven aan de familie. Bezittingen van school, zoals boeken van de bibliotheek e.d. worden bij de familie opgehaald. Draaiboek bij het overlijden van een collega Samenstellen van een begeleidingsgroep In een dergelijke situatie kan er een aantal partijen begeleiding nodig hebben. Het is belangrijk dat alle collega’s en leerlingen die met de situatie zitten met zorg omringd worden. Als het een collega betreft die mentor is, behoeft de mentorklas extra zorg. De begeleiding in dit soort situaties mag niet op de schouders van één persoon komen. Daarom een begeleidingsgroep samenstellen van directielid, teamleiders vertrouwenspersonen en bij voorkeur nog twee extra personen uit het betreffende team. Die houden zich voornamelijk bezig met de opvang van de mentorklas. Directielid en teamleiders nemen taken betreffende uitroosteren en organisatie op zich De vertrouwenspersonen bieden zorg daar waar nodig, voor zowel leerlingen als collega’s.
65
De berichtgeving Als er sprake is van een langdurige kritieke situatie waarin er nog geen sprake van overlijden is, moet een continue berichtgeving zijn, in handen van één persoon uit het groepje. Gedacht kan worden aan een beknopte samenvattin van de stand van zaken. Docenten weten zo wat bij vragen wel (of niet) aan de leerlingen doorgegeven kan worden. Het is aan te bevelen berichtgeving van overlijden te verdelen over het begeleidingsgroepje. Er zijn vier belangrijke partijen die geïnformeerd moeten worden: 1. bericht komt binnen bij de schoolleiding; 2. berichtgeving aan collega’s; 3. berichtgeving aan leerlingen; 4. berichtgeving aan derden. 1. Informatie aan de locatiedirecteur, verificatie van het bericht en contact met de familie. Het bericht van overlijden komt rechtstreeks binnen bij de schoolleiding. Indien dit niet het geval is, bijvoorbeeld omdat het bericht binnenkomt bij de conciërge, moet toegezegd worden dat er op korte termijn wordt teruggebeld naar de betrokkenen. De locatiedirecteur of andere directielid neemt dan contact op met de familie van overledene: ter verificatie; om nadere informatie te verkrijgen en welk informatie over het overlijden aan de leerlingen op school verteld mag worden; om afspraken te maken over verspreiding van het bericht en om af te spreken wie contactpersoon namens de school is; om, als de familie dit verzoekt – samen met afgevaardigden (teamleider/vertrouwenspersonen) – een bezoek af te leggen bij de familie van de overledene;om te vragen wat de school kan betekenen voor de familie van de overledene. Informatie aan en opvang van leerlingen Opvang in de klas: In principe delen mentoren het bericht van overlijden mee aan de eigen klas.
66
Bij afwezigheid van de mentor doet een lid van de schoolleiding of een van de andere collega’s dit Indien gewenst kunnen zij assistentie vragen aan de leden van het begeleidingsgroepje. Ze melden tevens dat er een ruimte (aula, lokaal) en enkele docenten beschikbaar zijn waar iedereen zijn emoties kwijt kan en een kaarsje op kan steken. Indien familieleden van de overledene collega op school zitten dan extra aandacht die leerlingen/collega. Er zijn verschillende opties voor opvang: de mentor kan een stuk tekst of een gedicht voorlezen; een moment van stilte; gedachten op laten schrijven in een boek/schrift. Opvang in de aula: Leerlingen en collega’s ruim de tijd geven hun gedachten en gevoelens te uiten en te delen (begeleidingsgroepje speelt hierin een belangrijke rol) Ter voorbereiding: foto regelen (tweevoud, mogelijk uit schoolbestand op A5); lijstjes voor de foto’s; kaarsen en waxinelichtjes; plakboeken/schriften voor in de lokalen; bos bloemen/vaas (bij onvoldoende vazen: aanschaffen); emmers/vazen waar kinderen een roos in kunnen zetten. Veel leerlingen hebben behoefte om na de eerste schok iets te doen. Initiatieven komen vanzelf uit de groep. Er kan gedacht worden aan: blanco kaartjes om een boodschap op te maken; geld in te zamelen voor een attentie; herinneringsboek maken; het uitkiezen van een symbool; nadenken over de herdenkingsdienst (gedicht, tekst, lied). Het begeleidingsgroepje wordt vrij geroosterd in de periode tot aan de uitvaart (roostermaker), tenzij zij zelf anders aangeven. Er is continu een ruimte ter beschikking tot en met de dag van de uitvaart (aula of lokaal) waar foto, kaarsen, bloemen etc. kunnen blijven staan. Informatie aan derden (verzorgd door de administratie) Verder op de hoogte brengen: andere locaties en algemeen directeur; personeelszaken; bestuur en ouderraad; schoolmaatschappelijk werkster, schoolarts; alle leerlingen en brief mee naar huis met mededelingen en mogelijkheden van opvang op school; met organisatoren van activiteiten op school (klassenfeesten, diplomauitreiking, etc.) overleggen over uitstel of eventueel zelfs afstel van activiteiten.
67
Begeleiden tussen overlijden en uitvaart Het onderhouden van contacten: 1. het begeleidingsgroepje houdt onderling contact over de gang van zaken; 2. de contactpersoon onderhoudt contact met de familie o.a. over: bezoekmogelijkheid voor collega’s en leerlingen; afscheid nemen, bij eventuele mogelijkheid tot afscheid nemen kunnen mensen uit het begeleidingsgroepje meegaan ter ondersteuning, zij verdelen de taken van tevoren. Gedracht kan worden aan ter plaatse opvangen, opvangen bij terugkomst en bij het mee naar binnen gaan; het bijwonen van een eventueel te houden herdenkingsdienst op school; bijwonen van en bijdrage aan de uitvaart; advertentie, bloemen, eventueel melden op website e.d. De herdenking op school Alle collega’s krijgen een uitnodiging om bij de herdenking aanwezig te zijn. Dit is dus niet verplicht. Voor de herdenking zullen de mensen uit het begeleidingsgroepje moeten zorgen voor een programma, een verdeling van de taken, uitnodiging/programmaboekje voor familie die eventueel aanwezig zal zijn en de muziek. Collega’ moeten zich verspreiden onder de menigte en in de gaten houden of emoties bij sommigen te hoog oplopen Zij kunnen dan steun bieden of naar buiten begeleiden. Ook moet er iemand aanwezig zijn met kennis van EHBO en op een vast punt staan zodat hij/zij makkelijk te vinden is. De uitvaart Alle mensen die deelnemen aan de uitvaart kunnen volgens afspraak met de familie daarin hun bijdrage leveren. Na afloop van de uitvaart hebben leerlingen en docenten de gelegenheid om op school na te praten. Hierbij moet ook voor wat te drinken gezorgd worden.
68
Protocol rond privacy bij gescheiden ouders. • In situaties waarbij ouders gescheiden zijn, wordt op verzoek van de niet met de zorg belaste ouder, door de leerkracht informatie verstrekt, die alleen het functioneren van het kind op school betreft, waaronder de leerprestaties van het kind, het gedrag van het kind op school. De verzorgende ouders wordt hiervan op de hoogte gesteld. • Voor het geven van de informatie, bedoeld in het vorige aandachtsstreepje, is het mogelijk de niet met de zorg belaste ouder te ontvangen op een ouderavond. • Informatie aan de niet met de zorg belaste ouders wordt niet verstrekt als er zwaarwegende belangen van het kind zijn, die zich daar tegen verzetten. Dit moet blijken uit aangevoerde feiten en omstandigheden. Afspraken rond het verstrekken van informatie aan een voogd of gezinsvoogd. Als de ouderlijke macht over een kind wordt uitgeoefend door een (gezins-)voogd wordt daar waarin deze gedragscode ouders staat ook (gezins-)voogd gelezen. Het is belangrijk de ouders op de hoogte te stellen van de contacten die er zijn met de (gezins-)voogd en in de driehoeksrelatie ouders – (gezins-)voogd – school een open communicatie na te streven.
69
Meldcode kindermishandeling Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Onder huiselijk geweld wordt het volgende verstaan: ‘Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Geweld betekent in dit verband aantasting van de persoonlijke integriteit. Onderscheid wordt gemaakt tussen geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld)’. In dit protocol gaat het om huiselijk geweld en mishandeling, waarbij jongeren betrokken zijn. Dit betekent, dat de meest voorkomende signalen betrekking zullen hebben op het getuige zijn van geweld, het slachtoffer zijn van mishandeling, loverboys en verkeringsgeweld. Jongeren die opgroeien in een gewelddadig gezin voelen de spanning, horen de kreten, zien de verwondingen, willen tussenbeide springen en kunnen daardoor ernstige psychische schade oplopen. Naast het getuige zijn van geweld in de thuissituatie kunnen jongeren ook zelf het slachtoffer zijn van het geweld. Het slachtoffer worden van loverboys bestaat eruit dat de jongere (meestal een meisje) door haar “vriend” (loverboy) wordt versierd met als doel haar te dwingen zich te prostitueren. De term verkeringsgeweld spreekt voor zich, waarbij het goed is op te merken dat de pleger van verkeringsgeweld tevens slachtoffer kan zijn van huiselijk geweld. Vormen van mishandeling - lichamelijke mishandeling: de jongere wordt geslagen, geschopt, geknepen, gebrand en dergelijke; -
psychische mishandeling: de jongere wordt afgewezen, geterroriseerd, aangezet tot afwijkend en/of anti-sociaal gedrag, gepest, getreiterd, gekleineerd; aan het kind worden extreem hoge eisen gesteld, een juiste vorm van onderwijs wordt onthouden;
-
seksuele mishandeling: de jongere wordt gedwongen seksuele handelingen te ondergaan, seksuele handelingen uit te voeren, getuige te zijn van seksuele handelingen van anderen of wordt gedwongen te kijken naar pornografisch materiaal;
-
lichamelijke verwaarlozing: de jongere wordt (medische) verzorging en/of veiligheid onthouden, het kind krijgt onvoldoende voedsel en kleding;
-
psychische verwaarlozing: de jongere wordt geestelijk verwaarloosd, geïsoleerd, genegeerd; koestering wordt onthouden en er is nooit aandacht of tijd voor de jongere.
Vaak komen verschillende vormen van kindermishandeling tegelijkertijd voor.
70
Kindermishandeling is: - elke vorm van, voor de minderjarige, bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, - die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen - waardoor ernstige schade wordt of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek psychisch letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs. (Wetsontwerp Wet op de jeugdzorg 2004)
71
Route bij een vermoeden van huiselijk geweld/ kindermishandeling Fase 1: vermoeden VERMOEDEN
OVERLEG
signalen inventariseren intern overleg (bijv. vertrouwenspersoon, jeugdarts, mentor) evt. leerling extra observeren evt. gesprek met leerling (beloof geen geheimhouding) observeer de omgeving van de school (loverboys)
Fase 2: overleg
UITVOERING
plan van aanpak maken in (bestaand) overleg(groep) gegevens inventariseren en bespreken van de informatie aan de vertrouwensrelatie met leerling blijven werken advies vragen bij het AMK
Fase 3: uitvoering uitvoering plan van aanpak evt met ouders praten (na instemming van de leerling) advies vragen bij de politie bespreking van de resultaten in de overleggroep inschakelen van jeugdarts/ sociaal verpleegkundige van de GGD, schoolmaatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg (BJZ)
BESLISSING
Fase 4: beslissing EVALUATIE
bij bevestiging vermoeden/ blijvend vermoeden hulp op gang brengen/ verwijzen (in overleg met leerling) melden bij AMK bespreek met leerling elke volgende stap, eventueel het doen van aangifte
Fase 5: evaluatie NAZORG
in de overleggroep de gang van zaken evalueren
72
Fase 6: nazorg blijf contact met de leerling houden eventueel leerling opnieuw inbrengen in de overleggroep
Stroomdiagram 1
Docent heeft een vermoeden
Inventariseren gegevens
vermoeden ongegrond
2
- uitzoeken wat er aan de hand is - alert blijven houden met leerling
3
- observeren - noteren - intern overleg -vertrouwensrelatie opbouwen - evt. gesprek leerling
twijfel of bevestiging van vermoeden
-plan van aanpak maken: -coördinator aanstellen -advies vragen AMK, overleg (incest)consultatieteam - - - contact -evt. met ouders praten -evt. externen inschakelen, zoals huisarts, jeugdzorg, politie uitvoering plan van aanpak
-bespreken van de resultaten
4
beslissing
vermoeden onterecht
twijfel
vermoeden gegrond
-andere reden voor gedrag - extra observatieperiode hulp aan melding AMK -alert blijven - leerling bespreken in ouders/leerling evt. melding -contact houden overleggroep politie, RvdK
5
evalueren
evalueren
evalueren
6
nazorg
nazorg
nazorg
bij blijvende twijfel melden bij AMK
-contact houden -indien aanleiding -overleggroep
73
Fase 1: de docent heeft een vermoeden De bron van het vermoeden van huiselijk geweld/ kindermishandeling kan zijn: a gedrags- en/ of andere signalen die de leerling laat zien (zie bijlage 2: signalenlijst); b iemand (bv. een andere leerling) vertelt u een zorgwekkend verhaal over een leerling; c een leerling neemt u in vertrouwen over de eigen situatie; d loverboys in de omgeving van de school. Ad a/b Als u een vermoeden heeft, of een ander vertelt u een zorgwekkend verhaal over een leerling, dan: -
observeert u of de leerling opvallend gedrag vertoont of onverklaarbare lichamelijke afwijkingen heeft, zoals blauwe plekken, schaaf- of brandwonden, herhaalde botbreuken, ander letsel zoals doofheid, mank of moeizaam lopen, hoge spierspanning. Kijk ook goed naar de ouder-kind relatie (zie bijlage 2: signalenlijst); - noteert u wat u aan opvallend gedrag bij de leerling opmerkt. Inventariseer de signalen: welke, hoe lang en hoe vaak, is er sprake van een plotselinge of geleidelijke gedragsverandering. Dit worden uw persoonlijke aantekeningen (zie observatiepunten bijlage 1). - overlegt u met mensen die u informatie kunnen geven, zoals de mentor, de leerlingbegeleider, de interne vertrouwenspersoon, de jeugdarts van de GGD. Houd in dit stadium het aantal mensen met wie u de vermoedens bespreekt beperkt. - blijft u aan de vertrouwensrelatie met de leerling bouwen. U kunt eventueel een gesprek met de leerling voeren over uw zorgen (zie aanbevelingen). - bepaalt u een tijdslimiet voor deze fase (maximaal één maand).
Ad c
-
Als een leerling u in vertrouwen neemt, dan: luistert u rustig naar hetgeen de leerling u te vertellen heeft en u probeert niet te emotioneel te reageren. U neemt de leerling serieus en spreekt u zorgen uit. noteert u wat de leerling verteld heeft. Dit worden uw persoonlijke aantekeningen. houdt u contact met de leerling en vraagt ook wat de jongere zelf zou willen; zie verder onder a/b.
Ad d
Als er loverboys in de omgeving van de school gesignaleerd zijn: - observeert u of de leerling opvallend gedrag vertoont, bijvoorbeeld geobsedeerd door sex, heeft dure spullen (zie bijlage 2); - gaat u in gesprek met de leerling; - overlegt u met mensen die u informatie kunnen geven, bijvoorbeeld de politie, de Stichting prostitutie projecten; - zie verder ad a/b.
Aan het einde van deze fase besluit u: Het vermoeden is onterecht/ ongegrond Er is een andere reden voor het gesignaleerde gedrag. Zoek uit wat er wel aan de
74
hand is. Blijf contact houden met de leerling en blijf alert. Er is twijfel over/ geen bevestiging van het vermoeden Blijf nauwkeurig registreren wat u bij de leerling opvalt of wat u verteld wordt. Bekijk na twee maanden uw aantekeningen en bespreek de leerling opnieuw. Het vermoeden wordt bevestigd of versterkt Dit wordt ingebracht in de overleggroep (fase 2). Aanbevelingen fase 1: de docent heeft een vermoeden
-
het gesprek de leerling ondersteunen en eventueel aanvullingen en verduidelijkingen geven. Ga na of de situatie op school veilig is Vertrouw op uw intuïtie en houd dat niet voor uzelf: praat erover.. Probeer helder te krijgen hoe het komt dat u een ‘niet-pluis gevoel’ heeft. Ga niet overhaast te werk. Wie iets wil bereiken moet zorgvuldig handelen. Betrek anderen tijdig en niet pas dan, wanneer het voor u ‘zo niet langer kan’: dan bent u te lang zelf bezig geweest en geeft u anderen niet de tijd rustig aan het werk te gaan. Accepteer huiselijk geweld/ kindermishandeling als één van de vele mogelijke oorzaken van onverklaarbaar/ opvallend gedrag van een leerling. Probeer in deze fase het beeld completer te krijgen. Het is niet de taak van de school om het bewijs van de mishandeling te leveren! Een goed onderbouwd vermoeden is voldoende om in actie te kunnen komen. Ga niet zelf een hulpverlenerrol vervullen, maar zorg ervoor dat de leerling tijdig anoniem in de overleggroep besproken wordt. Formeer een overleggroep rondom de jongere. Ga zorgvuldig om met de privacy van de leerling en van de ouders (Wet Persoonsbescherming). Zorg ervoor dat uw persoonlijke werkaantekeningen niet bij het leerling-dossier opgeborgen worden. Bedenk bij signalen van huiselijk geweld/ kindermishandeling dat: de meeste signalen stressindicatoren zijn, die ook op iets anders kunnen wijzen. hoe meer signalen, hoe groter de kans is dat er inderdaad sprake is van kindermishandeling. Zie verder de signalenlijst (bijlage 2). Aandachtspunten bij gesprekken met leerlingen (NB dit is geen ‘checklist’ of ‘recept’, het gaat hierbij om zaken waar u alert op kunt zijn in het gesprek met de leerling): - Als de leerling u in vertrouwen neemt, beloof dan nooit absolute geheimhouding. Leg uit dat u hem of haar niet kan helpen als u het niet met anderen kunt bespreken. U kunt wel beloven geen stappen te zullen zetten zonder dat met hem of haar te bespreken. Steun de leerling in het feit dat hij of zij zijn geheim aan u heeft verteld. Vertel dat de leerling niet de enige is die dit overkomt en dat hij/zij zelf geen schuld heeft aan de ontstane situatie.
75
-
-
Probeer een zo duidelijk mogelijk beeld van de situatie te krijgen, zonder de leerling uit te horen. Accepteer in eerste instantie als de leerling nog niet meteen alles durft te vertellen, maar kom daar later wel op terug. Vraag wie hier nog meer van op de hoogte zijn en van wie de leerling steun krijgt. Sommige leerlingen vinden het prettig als een vriend(in) bij het gesprek aanwezig is. Vaak weet die al wat er aan de hand is en kan tijdens voor de leerling. Zeg dat u wilt helpen, maar kom niet meteen met oplossingen. Ga zoveel mogelijk uit van wat de leerling zelf wil en zelf aangeeft. Probeer steeds in te schatten hoe ver de leerling is en wat hij of zij al aankan. Als u merkt dat de leerling u niet in vertrouwen durft te nemen, vraag dan of hij of zij liever met iemand anders binnen de school zou willen praten. Spreek een volgend gesprek af met de leerling. Voorkom een te grote uitzonderingspositie voor de leerling.
Fase 2: overleg Degene die het eerst een vermoeden van kindermishandeling heeft gesignaleerd, meldt dit de interne vertrouwenspersoon. Deze formeert een overleggroep. Aan de overleggroep kunnen bv. deelnemen: de docent, directie, vertrouwenspersoon, de zorgcoördinator, jeugdarts, maatschappelijk werker. In dit overleg wordt een plan van aanpak gemaakt. Er wordt een strategie bepaald, een taakverdeling gemaakt en iemand aangewezen die de verdere stappen gaat coördineren (In de meeste gevallen zal dit de vertrouwenspersoon zijn). Deze zal ook de externe contacten onderhouden. De coördinator let ook op de tijd en stelt een tijdslimiet voor deze fase vast. Het doel van deze fase is nog steeds zoveel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de situatie. Het verschil met fase 1 is dat er nu meer mensen bij betrokken zijn, waardoor meer informatie beschikbaar kan komen en de verantwoordelijkheid gedeeld wordt. De overleggroep maakt een plan van aanpak. Afhankelijk van de situatie zijn er een aantal mogelijkheden die in het overleg besproken kunnen worden: a. de docent of de vertrouwenspersoon bouwt een vertrouwensrelatie op met de leerling, voor zover dat nog niet is gebeurd (zie aanbevelingen). b. -
-
c.
advies vragen bij: het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit kan anoniem, dat wil zeggen dat de naam van de betrokken leerling niet genoemd wordt (zie bijlage 2); het consultatieteam (ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg); het incestconsultatie-team (bij vermoedens van seksueel misbruik). Dit kan bestaan uit algemeen maatschappelijk werk (amw), AMK, jeugdgezondheidszorg (JGZ), politie etc. Steunpunt Huiselijk Geweld. Hier kan advies verkregen worden over de manier waarop meer helderheid kan worden verkregen over vermoedens en informatie over het hulpaanbod dat binnen de regio beschikbaar is. eventueel met de ouders praten, na instemming van de leerling (zie aanbevelingen).
76
d.
bekijken welke bijdrage er eventueel nog meer geleverd kan worden door de verschillende deelnemers aan het overleg, bijvoorbeeld jeugdarts of eventueel maatschappelijk werker. Ook kan aan collega’s die broers of zussen in de klas hebben informatie gevraagd worden.
e.
afhankelijk van de contacten die de school heeft, kan het zinvol zijn om andere personen/instanties in te schakelen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de huisarts, jeugdzorg, politie of GGZ. Het kan ook zijn dat deze instanties pas in een latere fase in beeld komen.
Aan het eind van deze fase besluit u: Als de overleggroep geen bevestiging van het vermoeden heeft, maar het gedrag heeft bijvoorbeeld een andere oorzaak, dan: - blijft u alert; - blijft u bouwen aan de vertrouwensrelatie met de leerling; - overlegt u na een bepaalde periode nog eens samen over het gedrag of lichamelijke gesteldheid van de leerling. •
Indien u twijfelt of er bestaat een redelijk vermoeden van huiselijk geweld/ kindermishandeling, dan maakt de overleggroep een plan van aanpak (zie voor mogelijke stappen fase 3). Aanbevelingen fase 2: overleg
De docent neemt bij een vermoeden van kindermishandeling contact op met de vertrouwenspersoon. Die is verantwoordelijk voor het nemen van vervolgstappen en bewaakt het proces. Het is aan te bevelen dat de vertrouwenspersoon de zaak coördineert. Het is belangrijk om goed af te spreken wie met de leerling verder gaat praten. Dat kan degene zijn aan wie de leerling zijn verhaal verteld heeft, maar er kan ook besloten worden (in overleg met de leerling) dat een ander dat gaat doen (bijvoorbeeld de vertrouwenspersoon). Bekijk ook in de overleggroep of degene die de gesprekken met de leerling voert behoefte heeft aan emotionele ondersteuning. Spreek in de overleggroep af dat één persoon de vaste contactpersoon wordt voor het AMK. Dit is zowel voor de school als voor het AMK het meest werkbaar. Het verdient aanbeveling om al in fase 2. advies te vragen bij het AMK (zie verder fase 3). Specifieke aandachtspunten loverboys: Let op de omgeving van de school, zijn er loverboys die meisjes aan het ronselen zijn. Noteer eventueel een kenteken en informeer bij de politie. Zorg ervoor dat het meisje niet geïsoleerd raakt, dat is precies wat de loverboy wil. Hij is dan de enige die ze nog heeft. Het kan ook zo zijn dat meisjes die al in de prostitutie zitten, anderen aanzetten dat ook te doen. Uit: Eerste kamer der Staten-Generaal, 2001-2002. Wijziging van de wet op de jeugdhulpverlening in verband met de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling, artikel 34e : “Wanneer u het vermoeden heeft dat de mishandeling mogelijk gebeurt door een iemand van de eigen school, dan heeft u een meldplicht. U bent (wettelijk) verplicht dit 77
vermoeden te melden bij het bevoegd gezag (bv. de directeur). Het bevoegd gezag stelt onverwijld het AMK op de hoogte, naast de eigen stappen die er worden ondernomen”. Fase 3: de uitvoering van het plan van aanpak In fase 2 is besloten tot een plan van aanpak. Mogelijke stappen zijn: A Advies/ consultatie bij het AMK
iemand van de overleggroep spreekt met het AMK. (De Jeugdgezondheidszorg heeft een structureel overleg met het AMK); deze geeft advies over de verdere stappen die genomen kunnen worden; de resultaten van het gesprek met het AMK worden doorgesproken in de overleggroep. Naar aanleiding hiervan wordt het plan van aanpak eventueel bijgesteld.
B Een gesprek met de ouders
overleg binnen de overleggroep, welke persoon het beste met de ouders kan spreken. Uit ervaring blijkt dat bij allochtone ouders, degene die de leerling het beste kent, de beste ingang heeft; bereid het gesprek goed voor in de overleggroep (zie aanbevelingen); voer het gesprek bij voorkeur nooit alleen; overleg na afloop van het gesprek in de overleggroep over verdere stappen.
C De jeugdgezondheidszorg GGD roept de leerling op voor onderzoek - de jeugdarts/ sociaal verpleegkundige kan een leerling oproepen voor onderzoek, nadat de school de zorgen heeft besproken met de ouders; - de jeugdarts/ sociaal verpleegkundige onderzoekt de leerling en kijkt naar de lichamelijke en sociale en emotionele ontwikkeling en spreekt met de ouders; - de resultaten worden in de overleggroep ingebracht voor zover ze betrekking hebben op het vermoeden van huiselijk geweld/ kindermishandeling, rekening houdend met de privacy van de leerling en de ouders.
D Inschakelen van een (incest) consultatieteam - er kan specifiek advies ingewonnen worden bij een vermoeden van seksueel misbruik bij het incest consultatieteam (ook wel consultatieteam seksueel misbruik)
E Inschakelen van de politie
zodra er een redelijk sterk vermoeden van misbruik is, neem zo spoedig mogelijk contact op met de regiopolitie (zedenrechercheur) en stem daarmee een strategie af. U kunt hiermee voorkomen dat er zich later bij een eventuele strafzaak problemen voordoen o.a. in verband met de bewijsvoering. indien u geconfronteerd wordt met het feit dat naakte en/of pornografisch getinte afbeeldingen van leerlingen op het internet zijn geplaatst, neem zo spoedig mogelijk contact op met de regiopolitie (zedenrechercheur). Noteer indien mogelijk de naam van
78
de betrokken internetsite. In deze situaties is het van groot belang om zo snel mogelijk te handelen, aangezien deze sites soms binnen een dag weer van het internet verdwijnen.
F Bespreken in het zorgoverleg - in dit zorgoverleg worden probleemleerlingen besproken met toestemming van de ouders. Hieraan nemen deel: school, JGZ, leerplichtambtenaar, consultatieteam.
G Resultaten bespreken in overleggroep - analyse van de waarnemingen; - verzamelen van feitelijke informatie; - beeld van de verzorgingssituatie van het kind; - draaglast/ draagkracht van de ouders. De beoordeling van deze resultaten zal tot een beslissing moeten leiden (fase 4). Aanbevelingen fase 3: de uitvoering van het plan van aanpak
Adviezen van het AMK kunnen bijvoorbeeld liggen op het gebied van: inschatting van de situatie. welke stappen er verder gezet kunnen worden om meer duidelijkheid te krijgen. of het raadzaam is om in deze situatie met ouders of leerling te gaan praten. tips voor gespreksvoering met ouders of leerling. of en in welke fase het raadzaam is om een melding te gaan doen of aangifte bij de politie. Aandachtspunten voor gesprekken met ouders: Een gesprek met de ouders kan vele gevolgen hebben. Zo kan blijken dat de vermoedens onterecht waren. Sommige ouders voelen zich al geholpen als u hun zorg deelt en u de problemen bespreekbaar maakt. Aan de andere kant kunnen ouders het gesprek ook zien als bewijs van de loslippigheid van hun kind en van uw bemoeizucht en kan een gesprek averechts werken. Een goede afweging van de mogelijke gevolgen van een gesprek is dan ook heel belangrijk. Bepaal van tevoren wat het doel is van het gesprek. Vaak is uw zorg delen met de ouders de beste ingang. De termen huiselijk geweld en kindermishandeling gebruikt u natuurlijk niet. Als ouders zeggen ook bezorgd te zijn dan kunt u samen kijken welke ondersteuning ouders kunnen gebruiken. U zult kunnen merken aan het gedrag en/ of schoolprestaties van de leerling dat de situatie thuis veranderd. Ziet u geen verbeteringen, merkt u dat ouders het contact uit de weg gaan of problemen die er duidelijk zijn ontkennen, dan kunt u dit beschouwen als een extra signaal. Ga niet met de ouders praten als de leerling dit niet wil. Vertel geen dingen aan de ouders waarvan de leerling niet wil dat de ouders dat weten. Het voeren van het gesprek:
79
Ga ouders niet beschuldigen en probeer ook niet het ‘bewijs’ van mishandeling boven tafel te krijgen. Bespreek niet uw vermoedens, maar uw zorgen en geef aan dat u hierbij allebei een verantwoordelijkheid kent. Zeg dat u samen met de ouders op zoek wilt naar de oorzaak van de problemen. Vertel ouders wat u heeft waargenomen, dus niet uw interpretaties. Stel open vragen en vraag aan de ouders of zij zich zorgen maken over de leerling. Hoe pakken ouders dat thuis aan, helpt dat ook? Zo nee, zijn ze bereid het op een andere manier te proberen? Vraag welke verklaring zij hebben voor de problemen, welke oplossing zij zelf in gedachten hebben en vraag of ze nog hulp daarbij nodig hebben. Verwijs ze eventueel door naar de huisarts, de hulpverlening of de politie. Vaak zal één gesprek niet voldoende zijn. Spreek dan na het eerste gesprek meteen een vervolg af. Zorg ervoor dat ouders met slechts 1 of hooguit 2 personen uit uw school te maken krijgen gezien de vertrouwensrelatie die tot stand dient te komen. Vanzelfsprekend heeft de betreffende leerling behoefte aan steun en hulp. Bekijk wie de leerling het beste ondersteuning kan bieden. Het kan zijn dat het plan van aanpak bijgesteld moet worden naar aanleiding van de uitkomsten van de activiteiten. Dit wordt besproken in de overleggroep. Belangrijk is dus om de jongere te blijven volgen en zorg te dragen voor het evalueren en terugkoppelen van de resultaten.
Fase 4: beslissing Na beoordeling van de resultaten uit fase 3 zal een beslissing genomen moeten worden. 1 * * -
Het vermoeden is onterecht er is een andere reden voor het gesignaleerde gedrag: zoek uit wat er dan wel aan de hand is; blijf alert; blijf contact houden met de leerling; bespreek eventueel de leerling opnieuw in de overleggroep er is geen sprake van huiselijk geweld/ kindermishandeling; er vindt geen verdere actie plaats (zie fase 6); sluit het traject af met fase 5 evaluatie,
2 Er bestaat twijfel over (het vermoeden van) huiselijk geweld/ kindermishandeling: er kan nu tot een extra observatie periode besloten worden, het verdient de voorkeur af te spreken wat er geobserveerd gaat worden, door wie en hoe lang (zie fase 6); 3 Er bestaat een gegrond vermoeden van huiselijk geweld/ kindermishandeling: zie hier onder.
80
Ad 3 Er bestaat een gegrond vermoeden van huiselijk geweld/ kindermishandeling: het vermoeden is bevestigd. hulp aan ouders en/of leerling aanbieden, in overleg met de leerling en eventueel na overleg met het AMK. als ouders geen hulp willen, of het is niet mogelijk om met hen daarover te praten, kan een melding bij het AMK gedaan worden. in crisissituaties, acute of (levens)bedreigende situaties kan via het AMK en Bureau Jeugdzorg een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming of aangifte bij de politie gedaan worden. Hulp aan ouders: Als ouders het probleem onderkennen en mee willen werken aan verandering van hun situatie, kan de overleggroep adviezen geven en doorverwijzen naar instanties voor hulpverlening. Melding bij Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Als het vermoeden gegrond is en de zorg over het kind blijft bestaan, dan is de enige mogelijkheid een melding te doen bij het AMK, ook voor registratiedoeleinden en dossiervorming. Dat kan de directeur, de leerkracht, de intern begeleider, de jeugdarts of de jeugdverpleegkundige van de JGZ doen. Bespreek in de overleggroep wie gaat melden. Na de melding ligt de verantwoordelijkheid voor het op gang brengen van hulpverlening mede bij het AMK. Het gaat hier om vrijwillige hulpverlening. Als dat niet lukt, terwijl de situatie ernstig blijft, dan zal het AMK de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen. De melder wordt hiervan op de hoogte gesteld. Crisissituaties Uitsluitend in een crisissituatie/ levensbedreigende situatie voor het kind kan men direct melden bij de politie en via het AMK of BJZ bij de Raad voor de Kinderbescherming. Een melding bij de Raad kan niet anoniem. -
Aanbevelingen fase 4: beslissing
Om ouders goed door te kunnen verwijzen naar de hulpverlening, is het noodzakelijk dat de school over een actuele sociale kaart beschikt. Goede contacten tussen school en hulpverlening kunnen het gemakkelijker maken om goed te verwijzen. Een structureel overleg tussen school en hulpverleners kan dit bevorderen. Degene die door de overleggroep is aangewezen om contact met het AMK te onderhouden, kan met het AMK overleggen wanneer het moment is aangebroken om een melding te doen en of deze melding open dan wel anoniem gedaan zal worden. Het AMK kan ook zelf besluiten om de zaak over te dragen aan de Raad, bijvoorbeeld als de ouders niet te motiveren zijn voor vrijwillige hulpverlening. De melder wordt hiervan op de hoogte gesteld. Wanneer een vermoeden van kindermishandeling gemeld wordt bij het AMK, moet men rekening houden met de tijd die het AMK nodig heeft om informatie te verzamelen en mensen te mobiliseren.
81
Soms moet men bij een zaak wachten op een gunstig moment om in te kunnen grijpen of om iets in beweging te kunnen zetten. Melden bij het AMK maakt de kans dat dit lukt groter. In ernstige situaties kan ook bij de politie (afdeling Jeugd- en Zedenzaken) advies gevraagd worden of aangifte gedaan worden. Als de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek gaat instellen, kunt u niet anoniem blijven.
Fase 5: evaluatie
De overleggroep evalueert datgene wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. Zonodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen, zoals interne en externe betrokkenen. Zonodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Besluit welke informatie in het leerling-dossier wordt vastgelegd. Ouders hebben recht op inzage in het dossier van hun kinderen (bij 12-16 jaar).
Fase 6: nazorg Leerling/ouders: Los van de gekozen weg, blijft de leerkracht contact onderhouden met de leerling (vertrouwensfiguur); Blijf de leerling steunen en breng zo nodig hulp op gang; Indien er aanleiding toe is, komt de overleggroep weer bij elkaar (fase 2); Bij blijvende twijfel wordt bij het AMK gemeld; Als gebleken is dat het vermoeden niet gegrond was, kunnen de werkaantekeningen worden vernietigd en kan het dossier met betrekking tot deze leerling afgesloten worden.
Betrokken leerkracht/overleggroep: De zorgen rondom een leerling kunnen bij de leerkracht/overleggroep allerlei twijfels en gevoelens losgemaakt hebben. Het is van belang dat er ook nazorg voor hen beschikbaar is. Aanbevelingen fase 5: evaluatie
Leg op schrift vast hoe er gewerkt is. (stappen, acties, besluiten). Het is van belang om op van tevoren vastgestelde tijdstippen met direct betrokkenen een (tussentijdse) evaluatiebijeenkomst te plannen. Als er een verbetering in de procedure moet worden aangebracht, verdient het aanbeveling om dat in dit protocol op te nemen.
82
Als bij de evaluatie (of in een eerder stadium), blijkt dat er op school onvoldoende kennis aanwezig is over kindermishandeling, kan besloten worden om bijscholing daarover te gaan volgen (zie adreslijst). In de evaluatiefase kan ook bekeken worden of de school voldoende aandacht besteedt aan weerbaarheid van de leerlingen tegen kindermishandeling en seksueel geweld. Als daar behoefte aan is, kan de school eventueel een weerbaarheidsprogramma met de leerlingen gaan volgen (zie adreslijst). Het bieden van permanente educatie en het regelmatig opfrissen van kennis, kunde en houding is van groot belang en noodzakelijk om goed om te gaan met signalen van huiselijk geweld.
Aanbevelingen fase 6: nazorg
Het belang van het bieden van ondersteuning aan de leerling moet niet onderschat worden. Veel mensen die in hun jeugd mishandeld of misbruikt zijn, hebben het gered doordat andere volwassenen zich om hen bekommerden. Het kan gebeuren dat de hulpverlening anders loopt dan de school had verwacht. Het is belangrijk dat de leden van de overleggroep elkaar ondersteunen in het omgaan met gevoelens van machteloosheid en teleurstelling die hiermee gepaard kunnen gaan. Nazorg is bij huiselijk geweld/ kindermishandeling essentieel. Na de melding begint het vaak pas voor de leerling: het verhaal moet soms nog worden herhaald bij de politie, bij de Raad, bij Jeugdzorg, etc. De vertrouwensfiguur moet samen met de leerling ‘de reis maken’ en als steunpunt blijven fungeren (soms maandenlang). Nazorg kan niet alleen voor de leerling, maar ook voor andere betrokkenen binnen de school nodig zijn. Denk hierbij, behalve aan bijvoorbeeld degene die gesprekken met de leerling heeft gevoerd, ook aan vrienden of vriendinnen van de leerling die van de situatie op de hoogte zijn.
83
Bijlage 1: Observatiepunten
Vragen over ‘opvallend gedrag van een leerling’ Nummer leerling(e): ________________________________________________
jongen/
meisje Leeftijd:
_____________________________________________________
School:
_____________________________________________________
Groep:
_____________________________________________________
JGZ-medewerker:
_____________________________________________________
1. 2. 3. 4. 5.
Sinds wanneer vertoont de leerling opvallend gedrag? Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van de leerling veranderd? Het opvallende gedrag bestaat uit (zie signalenlijst): Hoe is de verhouding tot de medeleerlingen? (vrienden, wat voor groep, een vriend (in)) Hoe is de uiterlijke verzorging van de leerling, zoals kleding en dergelijke? (draagt de leerling plotseling dure kleding, sieraden)? 6. Hoe is de verhouding tot vrouwelijke docenten? 7. Hoe is de verhouding tot mannelijke docenten? 8. Hoe is het contact tussen de school en de ouders? 9. Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Indien mogelijk ook de bron vermelden. 10. Wat is er bij u bekend over eventuele broertjes en zusjes? 11. Zijn er opvallende veranderingen in de schoolresultaten? 12. Wat zijn volgens u de problemen?
Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.
84
Bijlage 2: Signalenlijst huiselijk geweld/ kindermishandeling (12-18 jaar) Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stress-indicatoren, die aangeven dat er iets met de leerling aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (andere gezinsproblemen, puberteitsproblematiek, overlijden van een familielid, enz.) Hoe meer signalen van deze lijst een leerling te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van huiselijk geweld/ kindermishandeling. De signalen die op deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling (lichamelijke en psychische mishandeling, lichamelijke en psychische verwaarlozing en seksueel misbruik). Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. 1. Lichamelijke signalen - blauwe plekken - krab-, bijt- of brandwonden - botbreuken - littekens - wit gezicht (slaap tekort) - hoofdpijn, (onder)buikpijn - slecht verzorgd er uit zien - vermageren of dikker worden - verwondingen aan genitaliën - vaginale infecties en afscheiding - jeuk of infectie bij vagina en/of anus - problemen bij het plassen - terugkerende urineweginfecties - pijn in de bovenbenen, samengeknepen bovenbenen - pijn bij lopen en/of zitten - seksueel overdraagbare ziekten - zwangerschap, abortus Overige medische signalen - klein voor leeftijd - vertraagd intreden van de puberteit - matige algehele gezondheidstoestand 2. -
Gedragssignalen in zichzelf gekeerd, depressief extreem verantwoordelijkheidsgevoel passief, meegaand, apathisch, lusteloos labiel, nerveus, gespannen angstig zelfverwondend gedrag suïcidaal gedrag plotselinge gedragsverandering (stiller, extra druk, stoer, agressief) niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn 85
-
slaapstoornissen vermoeidheid, lusteloosheid schuld- en schaamtegevoelens bedplassen negatief zelfbeeld anorexia of boulimia regressief gedrag ouwelijk gedrag totale onderwerping aan de wensen van de ouder sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouder angst voor ouder bevriezing bij lichamelijk contact van andere volwassenen allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend is niet geliefd bij leeftijdsgenoten weglopen.van huis crimineel gedrag agressief gedrag alcohol- en/of drugsmisbruik plotselinge achteruitgang in schoolprestaties vaak absent spijbelen geheugen- en/of concentratieproblemen faalangst niet willen uitkleden voor de gymles
Specifieke signalen bij seksueel misbruik - angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of in het bijzonder - sterk verzorgend gedrag (parentificatie) - excessief en/of dwangmatig masturberen - seksueel agressief en dwingend gedrag ten opzichte van anderen - promiscuïteit/prostitutie - seksualiseren van alle relaties - extreem teruggetrokken en geremd seksueel gedrag - angst voor mogelijke homoseksualiteit - angst voor zwangerschap - negatief lichaamsbeeld: ontevreden over, boos op of schaamte voor eigen lichaam - schrikken bij aangeraakt worden - houterige motoriek (onderlichaam ‘op slot’) 3. Kenmerken ouders/gezin - ouder heeft irreële verwachtingen ten aanzien van de jongere - ouder toont weinig belangstelling voor de jongere - ouder ervaring met geweld uit eigen verleden - ouder is apathisch en (schijnbaar) onverschillig
86
-
ouder is onzeker, nerveus en gespannen ouder is onderkoeld in het brengen van eigen emoties ouder heeft negatief zelfbeeld ouder gaat steeds naar andere artsen/ ziekenhuizen (‘shopping’) ouder komt afspraken niet na ouder geeft aan het niet meer aan te kunnen, draaglast gezin groter dan draagkracht ‘multi-problem’ gezin ouder die er alleen voorstaat regelmatig wisselende samenstelling van gezin isolement vaak verhuizen sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etc veel ziekte in het gezin geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
4. Signalen die specifiek zijn voor jongeren die getuige zijn van huiselijk geweld - agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige jongeren, m.n. jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/ zusjes of verkering te slaan), agressie naar medeleerlingen, leeftijdgenoten, agressie en wreedheid naar dieren - alcohol- of drugsgebruik - opstandigheid, angst, depressie - negatief zelfbeeld - passiviteit en teruggetrokkenheid, verlegenheid - gebrek aan energie voor schoolactiviteiten - zichzelf beschuldigen - suïcidaliteit - sociaal isolement: proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten (zonder ze mee naar huis te nemen) - wantrouwen ten aanzien van de omgeving - gebrek aan sociale vaardigheden - schooluitval - moeite met concentreren - overcompenseren (opvallend extra inzet op school) - ‘dating violence’: sommige jongeren, zowel jongens als meisjes, lopen een verhoogde kans om slachtoffer te worden van geweld tijdens de verkering. Jongens lopen over het algemeen meer kans pleger te worden 5. Signalen die specifiek zijn voor slachtoffers van Loverboys - plotselinge afwijkende normen en een plotselinge obsessie met seks - plotselinge belangstelling voor bepaalde jongens, veel nieuwe contacten, gaat om met ‘ouderen’ - extra sociaal wenselijk opstellen (om toch maar niet te veel op te vallen) - weinig of steeds minder binding met thuis - wisselt snel van emoties, is weinig flexibel, ziet niet hoe situaties kunnen veranderen - vermoeid en vermagerd (vaak vaak ’s avonds en ’s nachts hard werken) - verandering qua kleding, make-up; vaak heel verzorgd en erg uitdagend uiterlijk - psychosomatische klachten (schreeuw om aandacht)
87
-
zelfverwonding (verbergen of er mee te koop lopen) lage zelfwaardering, weinig realistisch zelfbeeld makkelijk beïnvloedbaar, durft/kan geen grenzen aangeven depressief drinkt, blowt, eet slecht veel geld of dure spullen (via loverboy) extreem uitgaansgedrag (in werkelijkheid haar werkplek) veel op straat rondhangen: daar zijn vrienden die de leemte van thuis opvullen overdreven vrolijk (maskeren wat er werkelijk speelt) veel terugtrekken, plotselinge huilbuien, woede-uitbarstingen overdreven verhalen vertellen: stoer doen, zoeken naar aandacht op verschillende plekken totaal ander gedrag vertonen (verschillende werelden) onregelmatig schoolbezoek: andere bezigheden, is te moe na werkzaamheden thuis veel problemen vertoont wegloopgedrag vermijdt het onderwerp prostitutie of projecteert op anderen
Het is opmerkelijk dat meisjes die door de jongens geronseld zijn en al in de prostitutie zitten, nieuwe meisjes vaak op weg helpen, ze uitleggen hoe ze moeten werken etc.
88
Klachtenregeling BOOR Klachtenregeling BOOR 2 HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN ARTIKEL 1: IN DEZE REGELING GEHANTEERDE BEGRIPPEN 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. bevoegd gezag: de stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam of de directeur of rector van een school voor zover het zijn of haar eigen school betreft en met inbegrip van de bij zijn afwezigheid of ontstentenis optredende plaatsvervanger, hierna te noemen ‘de directeur’; b. school: een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs, die valt onder het bevoegd gezag; c. klager: degene die een klacht heeft ingediend en zoals die nader omschreven is in artikel 2; d. klacht: klacht over gedragingen en beslissingen van de aangeklaagde dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde, zoals nader omschreven in artikel 3; e. contactpersoon: de persoon als bedoeld in artikel 4; f. vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 6; g. klachtencommissie: de landelijke klachtencommissie als bedoeld in artikel 9; h. vertrouwensinspecteur: de van de Rijksinspectie voor het onderwijs deel uitmakende vertrouwensinspecteur als bedoeld in artikel 4a van de Wet op het primair onderwijs, in artikel 4a van de Wet op de expertisecentra en artikel 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs; i. zedenmisdrijf: een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in titel XIV van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht; k. aangeklaagde: degene tegen wie een klacht is ingediend en die een (ex-)leerling, een ouder, voogd of verzorger van een (ex-)leerling, (een lid van) het personeel van een school, (een lid van) de directie van een school, (een lid van) het Bestuur, dan wel een persoon, die anderszins met taken is belast ten behoeve van één of meerdere scholen, is. 2. Waar in deze regeling de mannelijke vorm van personen wordt gebruikt, wordt daaronder tevens de vrouwelijke vorm begrepen, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel blijkt. ARTIKEL 2: DE KLAGER 1. Het recht om een klacht in te dienen hebben de navolgende personen: a. een (ex-)leerling van een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, die de leeftijd van 13 jaar heeft bereikt;
89
b. een (ex-)leerling van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, die de leeftijd van 13 jaar heeft bereikt; c. een (ex-)leerling van een school voor voortgezet speciaal onderwijs, ongeacht zijn leeftijd; d. een (ex-)leerling van een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs, ongeacht zijn leeftijd; e. een ouder, voogd of verzorger van een (ex-)leerling; f. een directeur van een school; g. een ander personeelslid van een school; h. een lid van het College van bestuur; i. een persoon, die anderszins met taken is belast ten behoeve van één of meerdere scholen; j. een lid van het Bestuur; Klachtenregeling BOOR 3 2. Leerlingen van een school voor basisonderwijs en van een speciale school voor basisonderwijs hebben niet het zelfstandige recht tot het indienen van een klacht; zij worden bij het indienen en de behandeling van een klacht vertegenwoordigd door hun ouders, voogden of verzorgers. 3. De in het eerste lid bedoelde personen kunnen zich desgewenst te allen tijde doen bijstaan door een door hen zelf verkozen raadsman. ARTIKEL 3: DE KLACHT 1. Klachten kunnen onder meer betrekking hebben op de begeleiding van leerlingen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van leerlingen, de inrichting van de schoolorganisatie, seksuele intimidatie, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten. 2. Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: al dan niet opzettelijke, seksueel getinte aandacht, a. die tot uiting komt in verbaal, fysiek en/of non-verbaal gedrag, en b. die door degene die dat gedrag ondergaat, ongeacht leeftijd, sekse en/of seksuele voorkeur, als ongewenst wordt ervaren. Indien degene die dat gedrag ondergaat een minderjarige leerling is, wordt onder het begrip ‘seksuele intimidatie’ tevens begrepen het gedrag dat door de ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van de desbetreffende leerling als ongewenst wordt aangemerkt, ongeacht hoe dit door de leerling zelf wordt ervaren. Hetzelfde geldt voor leerlingen op ZMLK-niveau ongeacht de leeftijd. 3. Onder discriminerend gedrag wordt verstaan: elke vorm van het maken van bedoeld of onbedoeld, maar ongerechtvaardigd onderscheid, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet gelijke behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van
90
de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven teniet wordt gedaan of wordt aangetast. 4. Onder agressie, geweld en pesten wordt verstaan: gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen, waarbij bedoeld of onbedoeld sprake is van geestelijke en/of lichamelijke mishandeling van een persoon of groep van personen. 5. Als klachten in de zin van deze regeling worden niet aangemerkt die klachten waarvoor op grond van een wettelijke regeling een andere voorziening openstaat. Onder de klachten bedoeld in de vorige volzin worden onder meer begrepen: a. die klachten die betrekking hebben op besluiten van of het weigeren van besluiten door het bevoegd gezag, waartegen een voorziening op grond van de Algemene wet bestuursrecht of de Ambtenarenwet mogelijk is, zoals het aantekenen van bezwaar bij het bevoegd gezag, het instellen van beroep bij de sectie Bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank, het verzoek om een voorlopige voorziening bij die rechtbank en het instellen van hoger beroep bij de Centrale raad van Beroep; b. die klachten waarbij een beroep kan worden gedaan op de commissie van beroep examens, de geschillencommissie medezeggenschap en de geschillencommissie functiewaardering; c. die klachten die betrekking hebben op de schorsing en verwijdering van een leerling alsmede de weigering van toelating van een kandidaat-leerling. Voor deze klachten staan voorzieningen open op grond van de Algemene wet bestuursrecht. HOOFDSTUK 2 DE CONTACTPERSOON, VERTROUWENSPERSOON EN KLACHTENCOMMISSIE ARTIKEL 4: DE CONTACTPERSOON; VEREISTEN EN PROCEDURELE ASPECTEN 1. Er is op iedere school tenminste één contactpersoon. 2. De contactpersoon is een personeelslid werkzaam op de desbetreffende school. Klachtenregeling BOOR 4 3. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin kan slechts in het bijzondere geval dat geen van de desbetreffende personeelsleden bereid is contactpersoon te zijn een ander persoon die bij voorkeur deel uitmaakt van de desbetreffende schoolgemeenschap contactpersoon zijn. 4. De directeur wijst een contactpersoon aan. De aanwijzing geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd. Ten aanzien van de keuze wie wordt aangewezen, heeft de desbetreffende medezeggenschapsraad instemmingsrecht. De aanwijzing behoeft tevens de uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de aan te wijzen persoon zelf. 5. Indien daartoe gegronde redenen bestaan, kan de directeur een aanwijzing tot contactpersoon tijdelijk schorsen. 6. De directeur trekt de aanwijzing in:
91
a. op verzoek van de contactpersoon zelf; b. indien daartoe, gehoord de directeur en de betrokken contactpersoon, gegronde redenen bestaan. 7. De aanwijzing vervalt van rechtswege: a. bij een aanwijzing voor bepaalde tijd, na ommekomst van die tijd; b. op het moment dat de contactpersoon, zijnde personeelslid, ophoudt werkzaam te zijn op de desbetreffende school. ARTIKEL 5: DE CONTACTPERSOON; TAKEN EN WIJZE VAN TAAKVERVULLING 1. De contactpersoon fungeert als een eerste aanspreekpunt bij klachten of mogelijke klachten, verstrekt desgevraagd de nodige informatie in dat kader en verwijst de betrokkene naar de vertrouwenspersoon, dan wel een andere daarvoor in aanmerking komende persoon of instantie. De contactpersoon is toegankelijk voor alle betrokkenen bij de desbetreffende school. Hij neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. 2. De contactpersoon is in principe verplicht tot geheimhouding van al die zaken, die hij in de hoedanigheid van contactpersoon verneemt. Deze verplichting geldt niet: a. indien en voor zover een behoorlijke taakvervulling redelijkerwijs met zich brengt dat een andere persoon of instantie van bepaalde informatie in kennis gesteld moet worden; b. gevraagd en ongevraagd ten opzichte van de vertrouwenspersoon; c. ten opzichte van de klachtencommissie in het kader van een procedure voor die commissie; d. ten opzichte van het bevoegd gezag, de vertrouwensinspecteur, politie- en justitieambtenaren en de rechter in geval van een zedenmisdrijf, met inbegrip van aanwijzingen voor alsmede een redelijk vermoeden van een dergelijk misdrijf. 3. In het geval bedoeld in het tweede lid onder d. geldt ook voor de contactpersoon de wettelijke meldingsplicht naar het bevoegd gezag. 4. In alle gevallen waarin de verplichting tot geheimhouding niet geldt, doet de contactpersoon hiervan uitdrukkelijk mededeling aan degene die met de contactpersoon uit dien hoofde contact heeft gezocht, onder vermelding van wat en aan wie hij informatie zal verstrekken. ARTIKEL 6: DE VERTROUWENSPERSOON; VEREISTEN EN PROCEDURELE ASPECTEN 1. Voor de scholen zijn er tenminste twee vertrouwenspersonen, bij voorkeur een vrouw en een man. 2. Een personeelslid werkzaam op één of meer scholen onder het Bestuur kan geen vertrouwenspersoon zijn, net zo min als een lid van het Bestuur. 3. Het College van Bestuur bepaalt hoeveel – twee of meer – personen als vertrouwenspersonen aangewezen zullen worden, of voor hen een gelijke dan wel verschillende taakomschrijving zal gelden en wat voor de desbetreffende persoon de taakomschrijving zal zijn. Indien er een
92
verschillende taakomschrijving gaat gelden kan deze variëren naar de onderwijssoort en/of naar de soort klachten. 4. Het College van Bestuur wijst een vertrouwenspersoon aan. De aanwijzing geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd. Ten aanzien van de keuze wie wordt aangewezen hebben de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en bij het afwezig zijn van zo’n raad de Klachtenregeling BOOR 5 medezeggenschapsraden adviesrecht. De aanwijzing behoeft tevens de uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de aan te wijzen persoon zelf. 5. Het College van Bestuur ziet er bij zijn voorstellen en zijn aanwijzingen op toe dat de aan te wijzen personen: a. zicht hebben op het onderwijs en de participanten daarin; d. kundig zijn op het terrein van opvang en verwijzing; e. zoveel mogelijk het vertrouwen geniet van alle bij de scholen betrokken partijen; f. over de vaardigheden beschikken om begeleidingsgesprekken te leiden. 6. Indien daartoe gegronde redenen bestaan, kan het College van Bestuur een aanwijzing tot vertrouwenspersoon tijdelijk schorsen. 7. Het College van Bestuur trekt de aanwijzing in: a. op verzoek van de vertrouwenspersoon zelf; b. indien daartoe, gehoord de betrokken vertrouwenspersoon, gegronde redenen bestaan. 8. Een aanwijzing voor bepaalde tijd, vervalt van rechtswege na ommekomst van die tijd. ARTIKEL 7: DE VERTROUWENSPERSOON; TAKEN EN WIJZE VAN TAAKVERVULLING 1. De vertrouwenspersoon fungeert – veelal door tussenkomst of op verwijzing van een contactpersoon - als aanspreekpunt bij klachten of mogelijke klachten. Hij neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. 2. De vertrouwenspersoon gaat in eerste instantie na of degene, die zich tot hem heeft gewend omdat hij indiening van een klacht overweegt, getracht heeft zijn problemen met degene, tegen wie hij zijn bedenkingen heeft, dan wel met de directeur van de desbetreffende school op te lossen. Indien dit niet het geval is gaat hij na of dit redelijkerwijs alsnog mogelijk is. Zo ja, dan verwijst hij de betrokkene naar degene tegen wie hij zijn bedenkingen heeft en / of naar de desbetreffende directeur en bemiddelt zo nodig daarbij. 3. Indien een terugverwijzing als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is kan de vertrouwenspersoon een betrokkene in overweging geven, gelet op de ernst van de zaak, geen klacht in te dienen, een klacht in te dienen bij de daarvoor in aanmerking komende functionaris van het bevoegd gezag of bij de klachtencommissie, contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur, dan wel aangifte te doen bij de politie of justitie. 4. Indien voor de bedenkingen die betrokkene heeft, kennelijk een andere procedure openstaat
93
dan een procedure op grond van deze klachtenregeling, verwijst de vertrouwenspersoon de betrokkene nadrukkelijk naar die andere procedure. 5. De vertrouwenspersoon draagt er bij het uitbrengen van zijn adviezen zorg voor dat het risico voor betrokkene dat hij bij de opvolging van die adviezen repercussies ondervindt, zo gering mogelijk is. Indien een dergelijk risico redelijkerwijs niet is te vermijden, wijst de vertrouwenspersoon betrokkene nadrukkelijk op dat risico. 6. De vertrouwenspersoon begeleidt voor zoveel nodig en voor zover mogelijk degene die zich tot hem heeft gewend met bedenkingen en / of klachten. Tot deze begeleiding behoort onder meer: a. het betrokkene voorzien van de nodige informatie in geval van een verdere procedure; b. het ondersteunen van de klager bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie of bij het bevoegd gezag; c. het betrokkene desgewenst bijstand verlenen bij het doen van aangifte bij politie of justitie; d. het betrokkene, indien en voor zover noodzakelijk en wenselijk, verwijzen naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg; e. het er zich van vergewissen, dat de aanleiding tot het uiten van bedenkingen dan wel tot de klacht zoveel mogelijk daadwerkelijk is weggenomen. 7. Indien de klager dan wel degene die bedenkingen heeft geuit tegenover de vertrouwenspersoon een minderjarige leerling is, worden met medeweten van die leerling, zijn ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) hiervan door de vertrouwenspersoon in kennis gesteld, tenzij naar het oordeel van de vertrouwenspersoon het belang van de desbetreffende leerling zich daartegen verzet. 8. Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij deze ter kennis brengen van het College van Bestuur en / of de directeur, al dan niet voorzien van een nadere aanbeveling. Klachtenregeling BOOR 6 9. De vertrouwenspersoon geeft gevraagd en ongevraagd advies over de door het bevoegd gezag te nemen maatregelen of besluiten. 10. De vertrouwenspersoon is in principe verplicht tot geheimhouding van al die zaken, die hij in de hoedanigheid van vertrouwenspersoon verneemt. Deze verplichting geldt niet: a. indien en voor zover een behoorlijke taakvervulling redelijkerwijs met zich brengt dat een andere persoon of instantie van bepaalde informatie in kennis gesteld moet worden; b. ten opzichte van de klachtencommissie in het kader van een procedure voor die commissie; c. ten opzichte van het bevoegd gezag, de vertrouwensinspecteur, politie- en justitieambtenaren en de rechter in geval van een zedenmisdrijf, met inbegrip van aanwijzingen voor alsmede een redelijk vermoeden van een dergelijk misdrijf. 11. In het geval bedoeld in het tiende lid onder c. geldt ook voor de vertrouwenspersoon de
94
wettelijke meldingsplicht naar het bevoegd gezag. 12. In alle gevallen waarin de verplichting tot geheimhouding niet geldt, doet de vertrouwenspersoon hiervan uitdrukkelijk mededeling aan degene die met de vertrouwenspersoon uit dien hoofde contact heeft gezocht, onder vermelding van wat en aan wie hij informatie zal verstrekken. 13. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden aan het Bestuur. ARTIKEL 8: MOGELIJKE TAKEN VAN DE VERTROUWENSPERSOON IN GEVAL AANWIJZINGEN OF VERMOEDEN VAN EEN ZEDENMISDRIJF 1. Het College van Bestuur kan besluiten de vertrouwenspersoon met één of meer van de navolgende taken te belasten: a. het namens het bevoegd gezag in ontvangst nemen van meldingen van aanwijzingen, dan wel redelijke vermoedens van een zedenmisdrijf als bedoeld in Hoofdstuk 4 van deze regeling; b. het namens het bevoegd gezag in overleg treden met de vertrouwensinspecteur; c. het namens het bevoegd gezag informeren van de ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van het vermoedelijke slachtoffer en de vermoedelijke dader van het feit dat aangifte zal worden gedaan; d. het namens het bevoegd gezag aangifte doen bij politie of justitie van het vermoeden van een zedenmisdrijf; e. het namens het bevoegd gezag informeren van de vertrouwensinspecteur, een en ander overeenkomstig de desbetreffende wettelijke bepalingen. 2. Indien het College van Bestuur een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen heeft de vertrouwenspersoon de verplichting van iedere stap die hij in dat kader heeft genomen onverwijld mededeling te doen aan het College van Bestuur. 3. Het College van Bestuur bepaalt of, wanneer en op welke wijze de desbetreffende directeur geïnformeerd wordt. ARTIKEL 9: AANSLUITING BIJ LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE Het bevoegd gezag is voor de scholen aangesloten bij de landelijke klachtencommissie voor het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs. Het reglement en de brochure van de landelijke klachtencommissie maken deel uit van deze regeling en zijn toegevoegd als bijlage. ARTIKEL 10: TAAK LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE De klachtencommissie geeft gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over: a. de gegrondheid of ongegrondheid van een klacht; b. het nemen van maatregelen;
95
c. overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. Klachtenregeling BOOR 7 HOOFDSTUK 3 DE KLACHTENBEHANDELING ARTIKEL 11: INDIENING VAN EEN KLACHT 1. Een klacht wordt pas ingediend nadat de klager in redelijkheid heeft geprobeerd de klacht of bedenking met de betrokkene of diens leidinggevende op te lossen. 2. De klager dient een klacht in bij: a. het bevoegd gezag, of b. de landelijke klachtencommissie. 3. Een klacht dient in beginsel ingediend te worden binnen een jaar nadat het feit of de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de klacht zich hebben voorgedaan. Indien daartoe gegronde, door de klachtencommissie bij haar oordeel uitdrukkelijk aan te geven redenen bestaan, kan de klachtencommissie een later ingediende klacht eveneens in behandeling nemen. 4. Indien een klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de vertrouwenspersoon of naar de klachtencommissie, tenzij het bevoegd gezag besluit de klacht zelf af te handelen, op de wijze en onder de waarborgen zoals vermeld in artikel 13 van deze regeling. 5. Indien de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan het in het eerste lid genoemde, verwijst de ontvanger de klager aanstonds naar de klachtencommissie of naar het bevoegd gezag. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht. ARTIKEL 12: INHOUD VAN EEN KLACHT 1. Een klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend door de klager dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger, of zijn raadsman of gemachtigde. 2. Van een mondeling ingediende klacht wordt terstond door de ontvanger als bedoeld in artikel 11 een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt getekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. 3. Een klacht bevat ten minste: a. de naam en het adres van de klager; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de klacht. 4. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard, tenzij er gegronde uitdrukkelijk aan te geven redenen bestaan om een nietontvankelijk-verklaring achterwege te laten.
96
ARTIKEL 13: BEHANDELING VAN EEN KLACHT DOOR HET BEVOEGD GEZAG 1. Indien een klacht is ingediend bij het bevoegd gezag kan het besluiten de klacht zelf af te handelen indien hij van mening is dat de klacht op eenvoudige wijze kan worden afgehandeld. 2. Het bevoegd gezag bevestigt de ontvangst van de klacht schriftelijk. 3. Het bevoegd gezag stelt de klager en de aangeklaagde(n) op wiens gedrag de klacht betrekking heeft in de gelegenheid te worden gehoord. 4. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is, dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 5. Van het horen wordt een verslag gemaakt. 6. Het bevoegd gezag handelt de klacht binnen 6 weken af. Het bevoegd gezag kan de afhandeling voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan de aangeklaagde(n) op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. 7. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen en bepaalt daarbij tevens tot welk moment deze voorlopige voorziening duurt. Klachtenregeling BOOR 8 8. Het bevoegd gezag stelt de klager, de aangeklaagde en de directeur van de desbetreffende school schriftelijk in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. 9. Indien vervolgens nog een klacht kan worden ingediend bij een persoon of college, aangewezen om klachten van het bevoegd gezag te behandelen, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt. 10. Indien een klager niet tevreden is over de wijze waarop het bevoegd gezag de klacht heeft afgehandeld is de klager te allen tijde bevoegd alsnog na die afhandeling een klacht in te dienen bij de klachtencommissie. 11. Het bevoegd gezag neemt bij de behandeling van de klacht de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. ARTIKEL 14: In alle gevallen waarin de landelijke klachtencommissie de klacht behandelt, is het geldende reglement van de landelijke klachtencommissie van toepassing. ARTIKEL 15: BESLUITVORMING BEVOEGD GEZAG NA ONTVANGST ADVIES
97
KLACHTENCOMMISSIE 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie informeert het bevoegd gezag de klager, de aangeklaagde, de directeur van de desbetreffende school en de klachtencommissie schriftelijk over de inhoud van het advies van de landelijke klachtencommissie en eventueel welke gevolgen het daaraan geeft. De mededeling gaat vergezeld van afschriften van het advies van de klachtencommissie en van het verslag van de hoorzitting, indien en voor zover zwaarwegende belangen van klager en/of aangeklaagde zich niet verzetten. 2. De in het eerste lid bedoelde termijn van vier weken kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde, de klachtencommissie en de betrokken directeur. 3. Uitsluitend voor zover het bevoegd gezag een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit neemt, als bedoeld in het eerste lid, wordt de aangeklaagde op behoorlijke wijze in de gelegenheid gesteld: a. zich tegen het door het bevoegd gezag voorgenomen besluit mondeling en/of schriftelijk te verweren indien dat voorgenomen besluit een nadelige strekking of elementen heeft ten aanzien van de aangeklaagde; b. over het door het bevoegd gezag voorgenomen besluit mondeling en/of schriftelijk zijn gevoelens kenbaar te maken indien dat voorgenomen besluit een positieve strekking of elementen heeft ten aanzien van de aangeklaagde. 4. Bij een besluit als bedoeld onder b. van het derde lid draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat voor zoveel nodig en zoveel mogelijk in overleg met de aangeklaagde – maatregelen bevat die de aangeklaagde zo goed mogelijk en op passende wijze rehabiliteren indien daar een gerede aanleiding toe is. ARTIKEL 16: DE (GEMEENSCHAPPELIJKE) MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Het bevoegd gezag verschaft de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 14, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 23 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen, een en ander met inachtneming van de regelingen, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, onderdeel m, 13, onderdeel i en 14, tweede lid, onderdeel f en derde lid, onderdeel d van de Wet medezeggenschap op scholen. Klachtenregeling BOOR 9 ARTIKEL 17: REHABILITATIE
98
1. Indien een klacht ten onrechte bij de vertrouwenspersoon, de landelijke klachtencommissie of het bevoegd gezag blijkt te zijn ingediend, kan het bevoegd gezag, voor zover zij meent dat dit noodzakelijk is, in een passende rehabilitatie voorzien. 2. Bij een valse beschuldiging treft het bevoegd gezag maatregelen tegen degene die de valse beschuldiging geuit heeft om enerzijds recht te doen aan het beschuldigde personeelslid en anderzijds duidelijk te maken aan de leden van de schoolgemeenschap dat valse beschuldigingen niet worden getolereerd op school. 3. Maatregelen die in het kader van dit artikel kunnen worden genomen zijn bijschreven in de bijlage bij dit reglement. HOOFDSTUK 4 DE MELDINGS-, OVERLEG- EN AANGIFTEPLICHT INZAKE ZEDENMISDRIJVEN ARTIKEL 18: MELDINGSPLICHT Indien een personeelslid van een school op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon, zijnde al dan niet lid van het personeel, zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf jegens een (minderjarige) leerling van de school, is het personeelslid wettelijk verplicht het bevoegd gezag, dan wel, indien het bevoegd gezag toepassing heeft gegeven aan artikel 8, lid 1, sub a., de vertrouwenspersoon daarvan onverwijld in kennis te stellen. ARTIKEL 19: OVERLEGPLICHT Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf jegens een (minderjarige) leerling van een school, is het bevoegd gezag, dan wel, indien het bevoegd gezag toepassing heeft gegeven aan artikel 8, lid 1, sub b., de vertrouwenspersoon wettelijk verplicht onverwijld in overleg te treden met de vertrouwensinspecteur. ARTIKEL 20: AANGIFTEPLICHT 1. Indien uit het overleg, bedoeld in artikel 18 moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf jegens een minderjarige leerling van een school is het bevoegd gezag dan wel, indien het bevoegd gezag toepassing heeft gegeven aan artikel 8, lid 1 sub d., de
99
vertrouwenspersoon, wettelijk verplicht hiervan onverwijld aangifte te doen bij de politie of de justitie. 2. Van zo’n aangifte als bedoeld in het eerste lid is het bevoegd gezag dan wel, indien het bevoegd gezag toepassing heeft gegeven aan artikel 8, lid 1 sub e., de vertrouwenspersoon, wettelijk verplicht onverwijld mededeling te doen aan de vertrouwensinspecteur. 3. Alvorens over te gaan tot het doen van aangifte is het bevoegd gezag dan wel, indien het bevoegd gezag toepassing heeft gegeven aan artikel 8, lid 1 sub c., de vertrouwenspersoon, wettelijk verplicht de ouders van de betrokken leerling en de desbetreffende persoon tegen wie aangifte gedaan zal worden van het voornemen tot het doen van aangifte op de hoogte te stellen. Klachtenregeling BOOR 10 HOOFDSTUK 5 DE VERTROUWENSINSPECTEUR ARTIKEL 21: DE VERTROUWENSINSPECTEUR 1. Op grond van de desbetreffende wettelijke bepalingen is de vertrouwensinspecteur werkzaam ten behoeve van: a. leerlingen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van een school met taken belast persoon of een leerling van de school; b. ten behoeve van een school met taken belaste personen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school; c. leerlingen, ten behoeve van een school met taken belaste personen, bevoegde gezagsorganen, ouders, voor scholen ingestelde klachtencommissies, vertrouwenspersonen en contactpersonen, die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of seksuele intimidatie als bedoeld onder a of b. 2. Naast zijn taken, voortvloeiend uit artikel 18, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve de in het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken: a. het fungeren als aanspreekpunt; b. het adviseren over eventueel te nemen stappen; c. het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing; d. het desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. 3. De vertrouwensinspecteur is, voor zover het betreft een zedenmisdrijf jegens een al dan niet minderjarige leerling of jegens een ten behoeve van een school met taken belast persoon, vrijgesteld van wettelijke verplichting tot het doen van aangifte. 4. De vertrouwensinspecteur is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een leerling, de ouders, voogden of verzorgers van een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon. HOOFDSTUK 6 INFORMATIEVOORZIENING BELANGHEBBENDEN ARTIKEL 22: PUBLICATIE REGELING 100
1. Het bevoegd gezag draagt zorg dat deze regeling voor een ieder ter inzage wordt gelegd op iedere school. 2. Deze regeling wordt in iedere schoolgids van iedere school opgenomen, dan wel als afzonderlijk document uitgereikt aan iedere belanghebbende aan wie ook de schoolgids uitgereikt moet worden. 3. Het bevoegd gezag draagt zorg dat aan iedere belanghebbende die daarom verzoekt informatie uit of over deze regeling dan wel nadere toelichting op deze regeling wordt verstrekt. ARTIKEL 23: VERSTREKKING VAN OVERIGE INFORMATIE Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat aan iedere belanghebbende kenbaar wordt gemaakt: a. de adressen van het bevoegd gezag; b. de namen en telefoonnummers van de vertrouwenspersonen; c. de namen en telefoonnummers van de klachtenbehandelaars. De scholen van het bevoegd gezag dragen er zorg voor dat aan iedere belanghebbende kenbaar wordt gemaakt: a. de namen en telefoonnummers van de contactpersonen; b. de taakverdeling van de contactpersonen. Klachtenregeling BOOR 11 HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 24: ONVOORZIENE GEVALLEN In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. ARTIKEL 25: De algemene toelichting en de brochure en het reglement van de landelijke klachtencommissie maken deel uit van de klachtenregeling ARTIKEL 26: INTREKKING OUDE REGELING De “Klachtenregeling openbaar onderwijs Rotterdam’, in werking getreden op 1 januari 2007 vervalt bij inwerkingtreding van deze regeling. ARTIKEL 27: CITEERTITEL Deze regeling kan worden aangehaald als “Klachtenregeling en regeling meldings-, overlegen aangifteplicht zedenmisdrijven Openbaar Onderwijs Rotterdam’. ARTIKEL 28: INWERKINGTREDING Deze regeling treedt in werking op de eerste dag volgend op de dag dat deze is vastgesteld. Aldus vastgesteld door het Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam,
101
te Rotterdam op Namens voornoemd bestuur, voorzitter College van Bestuur lid College van Bestuur W.H. Blok…………………………………….. J.C. Rath……………………………………. Klachtenregeling BOOR 12 Bijlage bij artikel 17 Het rehabilitatietraject kan, afhankelijk van de specifieke situatie, de volgende maatregelen bevatten. a. gesprekken Het bevoegd gezag/de schoolleiding voert een of meerdere gesprekken met het ten Onrechte beschuldigde personeelslid waarin: stilgestaan wordt bij het gebeurde; begrip wordt getoond voor de positie van het beschuldigde personeelslid; geïnformeerd wordt wat het beschuldigde personeelslid als genoegdoening beschouwt; de maatregelen worden voorgelegd welke het bevoegd gezag/de schoolleiding voornemens is te treffen inzake rehabilitatie; het plan wordt voorgesteld tot re-integratie van het ten onrechte beschuldigde personeelslid in het arbeidsproces, indien nodig; of er wat in het personeelsdossier wordt opgenomen; besproken wordt of persoonlijke begeleiding wenselijk geacht wordt door het beschuldigde personeelslid. In onderling overleg stellen het ten onrechte beschuldigde personeelslid en het bevoegd gezag een rehabilitatietraject op, waarvan de hierna genoemde maatregelen onderdeel kunnen, maar niet noodzakelijk hoeven uit te maken; bevoegd gezag en schoolleiding spreken mondeling/schriftelijk hun vertrouwen uit in het ten onrechte beschuldigde personeelslid; een teamgesprek waarin het ten onrechte beschuldigde personeelslid en teamleden hun ervaringen kunnen delen; een brief vanuit het bevoegd gezag/de schoolleiding naar de ouders waarin het vertrouwen in het ten onrechte beschuldigde personeelslid wordt uitgesproken; een bijeenkomst voor de leerlingen waarin het vertrouwen in het beschuldigde personeelslid wordt uitgesproken al dan niet in het bijzijn van het beschuldigde personeelslid; vergoeding van de kosten gemaakt voor, tijdens en na het klachtenonderzoek voor: telefoon, porti, rechtsbijstand, gederfde inkomsten; andere tussen het bevoegd gezag en het ten onrechte beschuldigde personeelslid, overeengekomen maatregelen. Het is mogelijk dat het ten onrechte beschuldigde personeelslid niet toe is aan rehabilitatie. De betrokkene kan in eerste instantie behoefte hebben aan een vorm van professionele hulpverlening bij de verwerking van de ervaringen. Het personeelslid kan in dit geval een beroep doen op: bedrijfsmaatschappelijk werk in de regio; algemeen maatschappelijk werk in de regio; het Landelijk Orgaan Slachtofferhulp; Korrelatie; eigen onderwijsvakorganisatie; 102
een andere vorm van hulpverlening die het bevoegd gezag en het ten onrechte beschuldigde personeelslid zijn overeengekomen. Het bevoegd gezag neemt de kosten gemoeid met de persoonlijke begeleiding van het beschuldigde personeelslid voor zijn rekening. b. informatie naar het team Het bevoegd gezag/de schoolleiding schrijft een team-/personeelsvergadering uit waarin hij: het personeel informeert over de uitspraak van de klachtencommissie of het bevoegd gezag; Klachtenregeling BOOR 13 het personeel informeert over welke maatregelen het bevoegd gezag/de schoolleiding zal treffen/getroffen heeft inzake de re-integratie van het beschuldigde personeelslid; het personeel, voor zover bekend, informatie geeft over hoe en op welke termijn het beschuldigde personeelslid het werk hervat, indien van toepassing; wensen doorgeeft van het beschuldigde personeelslid, indien niet zelf aanwezig, over wel/geen persoonlijke contacten met collega’s; de tijd neemt voor vragen van personeelsleden; het personeel een brief uitreikt die alle ouders zullen ontvangen; het personeel instrueert dat ouders met vragen moeten worden doorverwezen naar de schoolleiding/bevoegd gezag; het personeel informeert over de informatiebijeenkomst met direct betrokken leerlingen. Het bevoegd gezag/de schoolleiding informeert het beschuldigde personeelslid over de voorgenomen inhoud van de vergadering. Het beschuldigde personeelslid wordt in de gelegenheid gesteld om te reageren op de voorgenomen inhoud en in de gelegenheid gesteld om aanwezig te zijn. De vergadering blijft onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag/de schoolleiding. c. informatie naar alle ouders Het bevoegd gezag stelt een brief op gericht aan alle ouders/verzorgers van de leerlingen waarin: ouders worden geïnformeerd over de beschuldiging en de uitslag van het onderzoek van de klachtencommissie/het bevoegd gezag; ouders worden geïnformeerd over welke maatregelen het bevoegd gezag/de schoolleiding zal treffen/heeft getroffen inzake de re-integratie van het beschuldigde personeelslid; ouders worden geïnformeerd over hoe en op welke termijn het beschuldigde personeelslid et werk hervat. De schoolleiding informeert het beschuldigde personeelslid over de conceptinhoud van de brief en hij wordt in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De brief blijft onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. d. informatiebijeenkomst direct betrokken leerlingen De leerlingen die les hebben van het beschuldigde personeelslid worden in de klas mondeling geïnformeerd. In het voortgezet onderwijs ontvangen de leerlingen de informatie van hun mentor. de leerlingen worden geïnformeerd over de maatregelen welke het bevoegd 103
gezag/de schoolleiding zal treffen/heeft getroffen inzake de re-integratie van het beschuldigde personeelslid; de leerlingen worden geïnformeerd over hoe en op welke termijn het beschuldigde personeelslid het werk hervat; de leerlingen krijgen de gelegenheid tot vragen stelen. Het bevoegd gezag/de schoolleiding informeert het beschuldigde personeelslid over de voorgenomen inhoud van de bijenkomsten en hij wordt in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. De bijeenkomsten blijven onder de verantwoordelijkheid van de schoolleiding/bevoegd gezag. Het beschuldigde personeelslid wordt in de gelegenheid gesteld om bij de bijeenkomsten aanwezig te zijn. e. informatie naar alle leerlingen Het bevoegd gezag stelt een brief op gericht aan alle leerlingen. In deze brief worden de leerlingen geïnformeerd over: welke maatregelen het bevoegd gezag/de schoolleiding zal treffen/heeft getroffen inzake de re-integratie van het beschuldigde personeelslid; Klachtenregeling BOOR 14 hoe en op welke termijn het beschuldigde personeelslid het werk hervat, indien van toepassing. De schoolleiding informeert het beschuldigde personeelslid over de concept-inhoud van de brief en hij wordt in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. De brief blijft onder verantwoordelijkheid van de schoolleiding/bevoegd gezag. 2. Naast de genoemde mogelijkheden tot rehabilitatie bestaan voorts nog de hieronder genoemde mogelijkheden bij een klacht die is ingediend op valse gronden. Maatregelen tegen de klager zijn afhankelijk van de zwaarte van de beschuldiging en de toegebrachte schade. Mogelijke maatregelen tegen diegene die een valse beschuldiging geuit heeft: mondelinge excuses in besloten kring; schriftelijke excuses; mondelinge excuses in openbare bijeenkomst voor leerlingen en personeel; schorsing van 1 – 3 dagen; verwijdering van school, mits overeenkomst is bereikt met een collega-school in de regio; disciplinaire maatregelen met inachtneming van de geldende wettelijke procedures.
104
Procedure ongevallen registratie. Algemeen
De hoogste in functie aanwezig op de betreffende afdeling draagt zorg voor het binnen 24 uur melden van het ongeval bij de arbo coördinator via ……. De hoogste in functie is tevens verantwoordelijk dat het registratieformulier ongevallen, eventueel in samenwerking met de bedrijfshulpverlening ter plaatse en/of het hoofd Arbo wordt ingevuld. Deze functionaris verstuurt ook de kopieën (zie registratieformulier ongevallen). De administratie beheert het (bedrijfs)register.
De arbo Coördinator beoordeelt op grond van de inhoud van de melding of een nader onderzoek nodig is. Zo nodig organiseert deze dat onderzoek. Nader onderzoek en de verplichte melding, door de arbo coördinator aan de Arbeidsinspectie (AI) is in ieder geval nodig bij ongevallen met:
dodelijk afloop. ongevallen met blijvend letsel. opname in het ziekenhuis (anders dan poliklinisch/EHBO).
Het vaststellen van BLIJVEND lestel dient uitgevoerd te worden door een hiertoe bevoegde arts. De hoogste in functie van de afdeling waar het ongeval heeft plaatsgevonden dient er op toe te zien dat, indien er sprake is van lichamelijk letsel de beoordeling of er sprake is van blijvend letsel plaatsvindt. Onderzoek en melding aan de AI is ook van toepassing indien opname in het ziekenhuis, dit naar aanleiding van het ongeval, plaatsvindt op een (later) tijdstip/dag dan waarop het ongeval heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer van een bedrijfsongeval kan als hij of zij daartoe aanleiding ziet, een schadeclaim indienen via de administratie. Deze zorgt voor verdere behandeling.
105
Melding, registratie en onderzoek ongevallen en incidenten. Doel Melding, registratie en onderzoek van ongevallen, bijna ongevallen en onveilige situaties hebben tot doel:
door analyse herhaling te voorkomen; het opstellen of bijstellen van voorschriften (richtlijnen) ter verbetering van de preventie; het inzicht te verkrijgen in de resultaten van toegepaste veiligheidsmaatregelen; het verkrijgen van een juist beeld van o.a. de toedracht van het ongeval i.v.m. claimafhandeling; het voldoen aan wettelijke verplichtingen.
Definities. Ongeval Een ongeval is een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis die:
“schade aan de gezondheid” of de dood vrijwel onmiddellijk tot gevolg heeft gehad en ertoe heeft geleid, dat de werknemer tijdens de werktijd de arbeid heeft gestaakt en niet meer heeft hervat, dan wel met de arbeid geen aanvang heeft gemaakt. Toelichting: Hierbij moet het dus gaan om een gebeurtenis die schade aan de gezondheid (lichamelijk dan wel geestelijk letsel) of de dood tot gevolg heeft (gehad). Bovendien moet de gebeurtenis ertoe hebben geleid dat de werknemer tijdens de werktijd de arbeid heeft gestaakt en niet meer hervat of niet met de arbeid is begonnen. Heeft de werknemer de arbeid na de gebeurtenis op de eerstvolgende werkdag weer hervat dan is er geen sprake van een ongeval. Hetzelfde geldt als de werknemer slechts gedurende een zaterdag, zondag of feestdag ziek is geweest. Dit laatste uiteraard alleen als deze niet als werkdag zijn te beschouwen. N.B. Het aantal te registreren ongevalverletdagen is dus gelijk aan het aantal dagen waarop, normaal gesproken, arbeid van de werknemer wordt verwacht.
106
Ernstig lichamelijk letsel Onder ernstig lichamelijk letsel wordt verstaan: schade aan de gezondheid, die na het tijdstip van de gebeurtenis leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn. Toelichting: Bij blijvende gezondheidsschade die niet leidt tot ziekenhuisopname (maar wel als ernstig letsel moet worden aangemerkt) kan bijvoorbeeld gedacht worden aan blijvende gehoorschade als gevolg van een explosie, een blijvende geestelijke stoornis of aan poliklinisch behandelde amputaties. Grote materiële schade Onder grote materiële schade wordt verstaan: schade aan gebouwen, materieel, grondstoffen of producten, die een rechtstreeks gevolg van een ongewenste gebeurtenis is, ten bedrage van tenminste €50.000,=. Toelichting: Hiermee wordt niet bedoeld de schade die voortvloeit uit eventueel daarmee samenhangende storing en verlies aan productiecapaciteit. Voorts wordt slechts die grote materiële schade bedoeld waarbij tevens gevaar bestond voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Situatie die gevaar oplevert voor de gezondheid Een situatie die heeft geleid tot aan een persoon vast te stellen gezondheidseffecten. Toelichting: Essentieel is hier dat het moet gaan om een situatie waarin redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat de gezondheid in verband met de arbeid niet is gewaarborgd. Incident (bijna-ongeval) Hoewel ongevallen natuurlijk altijd ongewenste incidenten zijn wordt de term “incident” hier gereserveerd voor:
die ontstane ongewenste situaties die (onmiddellijk) gevaar voor veiligheid en/of gezondheid van medewerkers opleveren. die incidenten die onder ongunstige omstandigheden een ongeval hadden opgeleverd. materiële schade van beperkte omvang. “Beperkte omvang” is een relatief begrip, voor de beeldvorming kan aan een schade van maximaal € 5.000,= worden gedacht.
107
Tot deze incidenten horen de zogenaamde bijna-ongevallen. In de Engelse literatuur ook wel met “near misses” aangeduid. Onveilige situatie Een situatie waaruit een ongeval, bijna-ongeval of beroepsziekte kan ontstaan. Meldingsplicht. Medewerker Iedere medewerker heeft de plicht ongevallen, bijna ongevallen en onveilige situaties te melden aan zijn/haar leidinggevende. De leidinggevende heeft de plicht deze meldingen door te geven aan de preventiemedewerker van zijn of haar afdeling/beheerseenheid. Iedere melding hoe gering de consequenties ook zijn, kan preventief werken ten aanzien van ernstige ongevallen. De hoogste in functie binnen de betreffende eenheid dient er op toe te zien dat ongevallen binnen 24 uur gemeld worden aan de arbo coördinator. Voor de meldingen dienen het registratieformulier (bijna) ongevallen gebruikt te worden. Werkgever De werkgever heeft meldingsplicht richting het districtshoofd van de Arbeidsinspectie indien:
een werknemer een ongeval overkomt hetwelk een ernstig lichamelijk dan wel geestelijk letsel of de dood tot gevolg heeft Onder en ernstig lichamelijk letsel en/of geestelijk letsel wordt verstaan: opname in een ziekenhuis voor behandeling of observatie (geen poliklinische behandeling) of; (vermoeden van) blijvend lichamelijk letsel of; (vermoeden van) blijvend geestelijk letstel.
Meldingen over gebeurtenissen zoals vermeld dienen binnen 24 uur te geschieden. Gebeurtenissen zoals hierboven genoemd worden door de arbo coördinator per omgaande gemeld aan de administratie en directie.
108
Registratie Bedrijfsregister. Melding en registratie van ongevallen, bijna ongevallen en onveilige situaties gelden zowel voor het eigen personeel als voor ingehuurd personeel (uitzendkrachten, stagiaires, etc.). Deze verplichtingen gelden niet voor personeel dat werkzaam is onder gezag van een andere organisatie. Voor die melding en registratie zorgt die andere organisatie. Dit register moet de gegevens bevatten van het lopende kalenderjaar en het kalenderjaar daaraan voorafgaand. In het bedrijfsregister moeten vermeld staan:
de dodelijke ongevallen. de ongevallen met lichamelijk of geestelijk letsel. de ongevallen met ziekenhuisopname als gevolg hiervan.. de gebeurtenissen met grote materiële schade waarbij geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van werknemers heeft bestaan.
Naast deze wettelijke verplichtingen is door de beheerseenheden besloten ook incidenten te registreren. Vermelding in de RI&E. Bij het opmaken van een RI&E hetzij hieruit voortkomend voortgangsverslag wordt (tenminste) een lijst van ongevallen opgenomen waarop de aard van het ongeval en de datum waarop het ongeval heeft plaatsgevonden is geregistreerd. Hiernaast verdient het aanbeveling tevens in de RI&E en/of voortgangsverslag te vermelden, de incidenten die in het verslagjaar hebben plaatsgevonden. In het verslag dient minimaal te worden vermeld:
een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van ongevallen en incidenten. een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van gebeurtenissen met grote materiële schade. een overzicht van door de werknemers gemelde gevaren. een cijfermatig overzicht van de ongevallen die in het bedrijf hebben plaatsgevonden en het arbeidsverzuim als gevolg van ongevallen.
109
Bijlagen
LEERLINGENSTATUUT NIEUW ZUID
Nieuw Zuid Postbus 9472 3007 AL Rotterdam 010-4835311 W:proc/leerlingenstatuut 23062005/mb
110
LEERLINGENSTATUUT OSG NIEUW ZUID Het leerlingenstatuut geldt als officieel document en is als zodanig in de Schoolgids opgenomen. I. ALGEMEEN 1. Betekenis Dit leerlingenstatuut legt de rechten en de verplichtingen vast van de leerlingen, die staan ingeschreven op de osg Nieuw Zuid en bevat tevens de daaruit voortvloeiende opdrachten aan de andere geledingen en aan het bevoegd gezag. Iedereen in de school wordt geacht te handelen naar hetgeen in het leerlingenstatuut staat vermeld. 2. Begrippen In dit statuut wordt bedoeld met: school: osg Nieuw Zuid; leerlingen: alle leerlingen die op de school staan ingeschreven; ouders: ouders, voogden, feitelijke verzorgers; personeelslid: onderwijsondersteunend personeel: docenten:
3.
personeelsleden met een andere taak dan lesgeven; personeelsleden met een onderwijstaak;
teamleider: lid van het managementteam met een lesgevende taak; kerndirectie: de algemeen directeur (rector) samen met de sectordirecteuren en ter ondersteuning de directeur stafbureau; managementteam: kerndirectie, sectordirecteuren, adjunct-directeuren en teamleiders schoolbestuur:Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam; geleding:alle leerlingen, alle ouders, kerndirectie, teamleiders, alle docenten of al het onderwijsondersteunend personeel, als onderdeel van de schoolgemeenschap; leerlingenraad: een uit en door de leerlingen gekozen groep (artikel 26 van de Wet medezeggenschap onderwijs, 1992), of een soortgelijke organisatie die belangen van leerlingen behartigt; medezeggenschapsraad: het vertegenwoordigend orgaan van de hele school (artikel 3 van de Wet medezeggenschap onderwijs, 1992); ouderraad: een uit en door de ouders gekozen groep die belangen van ouders en leerlingen behartigt; inspectie:de rijksinspecteur die belast is met het toezicht op het VO; Commissie van Beroep: orgaan dat klachten aangaande vermeende onjuiste of onzorgvuldige toepassing van het leerlingenstatuut in behandeling kan nemen en hierover bindende uitspraken doet. Toepassing
111
Het leerlingenstatuut is van toepassing op alle aan de osg Nieuw Zuid ingeschreven leerlingen. 4. Vaststelling Het schoolbestuur stelt elke twee jaar het leerlingenstatuut vast. Het schoolbestuur gaat niet tot vaststelling over voordat de medezeggenschapsraad en de leerlingenraad instemming hebben gegeven. 5. Wijzigingen Het leerlingenstatuut kan tussentijds worden gewijzigd op voorstel van hetzij: de medezeggenschapsraad de leerlingenraad een van de geledingen de kerndirectie Een voorstel tot wijziging van schoolspecifieke afspraken wordt aan de medezeggenschapsraad voorgelegd. Een voorstel tot wijziging van algemeen geldende afspraken wordt aan de kerndirectie aangeboden. De kerndirectie kan het leerlingenstatuut wijzigen nadat het al dan niet daartoe een voorstel heeft ontvangen. De kerndirectie gaat niet tot wijziging van het leerlingenstatuut over voordat de medezeggenschapsraad en de leerlingenraad instemming hebben gegeven. 6. Publicatie Het leerlingenstatuut wordt door de kerndirectie gepubliceerd en aan alle leerlingen die voor de eerste maal aan de school zijn ingeschreven, uitgereikt. Wijzigingen worden aan alle geledingen bekend gemaakt. Het leerlingenstatuut ligt voorts ter inzage op de administratie en bij de teamleiders. II.
REGELS OVER HET ONDERWIJS
7. Het geven van onderwijs door docenten 7.1 De leerlingen hebben er recht op dat de docenten zich inspannen om behoorlijk onderwijs te geven. Het gaat hierbij om zaken als: op tijd aanwezig zijn; redelijke verdeling van de lesstof over de lessen; goede presentatie en duidelijke uitleg van de stof; kiezen van geschikte schoolboeken; aansluiting van het opgegeven huiswerk bij de behandelde lesstof; die zaken die elders in dit statuut geregeld zijn. 7.2 Als een docent naar het oordeel van een leerling of een groep leerlingen zijn taak niet op een behoorlijke wijze vervult, dan kan dat door de leerling(en) aan de orde worden gesteld bij de mentor/teamleider. Deze kan na het verrichten van onderzoek de kwestie onder de aandacht van de kerndirectie brengen. 8. Het volgen van onderwijs door leerlingen 8.1. De leerlingen zijn verplicht zich in te spannen om een goed onderwijsproces mogelijk te maken. Het gaat hierbij om zaken als: 112
op tijd aanwezig zijn; het nakomen van afspraken als huiswerk en huisregels; het bij zich hebben van onderwijsmateriaal als boeken e.d.; die zaken die elders in dit statuut geregeld zijn.
9. Huiswerk 9.1. Het maken en leren van huiswerk behoort tot de normale dagelijkse taken. De docenten die lesgeven aan een bepaalde klas zorgen voor een redelijke totale belasting aan huiswerk. Hierbij wordt ook rekening gehouden met het maken van werkstukken. 9.2. De leerling die niet in de gelegenheid is geweest het huiswerk te maken, meldt dit bij de aanvang van de les aan de docent. Indien de docent van de leerling de opgegeven reden niet aanvaardbaar acht, wordt dit via de mentor/teamleider aan de sectordirecteur voorgelegd. 10. Onderwijstoetsing 10.1. Toetsing van de leerstof gebeurt door middel van: a) toetsen, repetities, werkstukken,spreekbeurten etc., die tevoren zijn aangekondigd. Een toets is een repetitie die met dezelfde of vergelijkbare vragen in meerdere klassen wordt afgenomen. Een repetitie betreft de leerstof van een afgerond onderwerp. b) andere toetsen, die zowel aangekondigd als onaangekondigd gegeven kunnen worden. Een schriftelijke/mondelinge overhoring betreft de lesstof van het vorige lesuur. 10.2. Van elke vorm van toetsing (schriftelijke overhoring,toets, repetitie e.d.) moet van tevoren duidelijk zijn hoe het cijfer geteld wordt bij het vaststellen van een rapportcijfer. 10.3. Een toets, repetitie mag alleen de lesstof bevatten die is afgerond. Er dient een redelijke verhouding te bestaan tussen de leerstof en het werk. 10.4. Een toets, repetitie, werkstuk of spreekbeurt wordt ten minste een week van tevoren opgegeven (het liefst via een PTA aan het begin van het schooljaar). 10.5. De rooster voor de dossiertoetsen moet ten minste 10 schooldagen (twee weken) van tevoren worden bekendgemaakt. 10.6. Onder de rooster van dossiertoetsen worden verstaan de datum, het tijdstip en het lokaal. Eventuele wijzigingen dienen ruim van tevoren te worden aangekondigd. 10.7. Een leerling mag één repetitie en max. 2 (dossier)toetsen per lesdag krijgen. Bij herkansing en inhaalwerk mag van deze regel afgeweken worden. In de bovenbouw bij de clusters kan hiervan ook worden afgeweken. 10.8 De docent moet de uitslag van een toetsing binnen tien schooldagen bekend maken. Voor werkstukken c.q. scripties wordt van tevoren door de docent duidelijk gemaakt binnen welke termijn die nagekeken zijn. 10.9 Een leerling heeft recht op inzage in en bespreking van een gemaakte toets en wel binnen tien schooldagen nadat de beoordeling van de toets bekend gemaakt is. 10.10 Een volgende toets over dezelfde leerstof kan niet worden afgenomen, voordat een nog te bespreken toets is afgehandeld. 10.11 De normen van de beoordeling van een toetsing en de weegfactor worden door de vakgroep vastgelegd in een programma van toetsing en afsluiting (PTA) dat aan de leerlingen bekend wordt gemaakt. In het PTA staat ondermeer vermeld hoe
113
het rapportcijfer tot stand komt. Ook werkstukken, praktische opdrachten e.d. maken deel uit van het PTA. 10.12 Het aantal toetsen en repetities wordt per vak zo veel mogelijk gelijkmatig over het schooljaar verdeeld. Het minimumaantal hangt af van het aantal uren per vak: 1-uurs vak ten minste 3 repetities per jaar, 2-uurs vak ten minste 6 per jaar, overige ten minste 9 per jaar. 11. Rapporten 11.1 Ten minste drie maal per schooljaar krijgen de leerling en de ouders een overzicht met cijfers van de leerlingenprestaties over een bepaalde periode. Het rapport is gericht aan de ouders. 11.2 De examenkandidaten (3/4 VMBO, Tweede Fase) horen vóór 1 oktober hoe de cijfers van het eindrapport berekend worden (PTA). 11.3 Het rapportcijfer mag niet op grond van slechts één prestatie worden vastgesteld. 12. Overgaan en zittenblijven 12.1 Tevoren dient duidelijk te worden aangegeven aan welke normen een leerling moet voldoen om toegelaten te worden tot een hoger leerjaar. Deze richtlijnen worden in de schoolgids gepubliceerd. 12.2 Voorwaardelijke toelating tot een hoger leerjaar is mogelijk. Duidelijk moet zijn op grond waarvan een leerling teruggezet kan worden en wanneer uiterlijk. 13. Examens De examenkandidaten ontvangen vóór 1 oktober een voor de school geldend exemplaar van de regeling voor het schoolexamen. Hierin is het BOORexamenreglement opgenomen. 14. Verwijdering op grond van leerprestatie Na twee keer zittenblijven in eenzelfde leerjaar dan wel het overschrijden van de wettelijk toegestane verblijfsduur krijgt de leerling advies over het vervolg van de schoolloopbaan. Een leerling mag niet driemaal hetzelfde leerjaar doen, tenzij er speciale omstandigheden zijn. 15. Kwaliteit van het onderwijs 15.1 De school stelt een schoolplan op. Dit document geeft een overzicht van de organisatie en de inhoud van het onderwijs. Het ligt ter inzage op de administratie. 15.2 De school stelt een jaarverslag op waarin in elk geval belangrijke gegevens over de onderwijsvoortgang worden opgenomen. Het ligt ter inzage op de centrale administratie. 15.3 Het schoolplan wordt jaarlijks geëvalueerd, waarvan een weerslag in het jaarverslag te vinden is. De school wordt op kwaliteit getoetst door de Rijksinspectie door middel van een tweejaarlijks Periodiek Kwaliteitsonderzoek. Daarnaast worden om de twee jaar tevreden-
114
heidsonderzoeken uitgevoerd onder leerlingen, ouders en personeel. Al deze zaken maken deel uit van een BOOR-cyclus “Kwaliteit”. III. REGELS OVER DE SCHOOL ALS ORGANISATIE EN GEBOUW 16. Toelating 16.1 De school is toegankelijk voor alle leerlingen. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht en op welke grond dan ook is niet toegestaan. 16.2 De toelating van leerlingen geschiedt met inachtneming van de regels van OC&W. 16.3 In geval van een niveau bepalend onderzoek zorgt de school voor de voorbereiding en de bekendmaking van de uitslag van dit onderzoek aan de betrokken leerling en ouders. 17. Recht op informatie 17.1 De kerndirectie draagt er zorg voor, dat voorafgaande aan de inschrijving aan de leerling en de ouders algemene informatie wordt verstrekt over de doelstelling, het onderwijsaanbod en de werkwijze van de school, de onderwijskundige toelatingseisen, de cursusduur en de mogelijkheden voor vervolgonderwijs dan wel het beroepenveld waarvoor wordt opgeleid; alsmede over de aan de toelating verbonden kosten en andere zaken die van direct belang zijn voor de aspirant-leerling. 18. Vrijheid van meningsuiting 18.1 De vrijheid van meningsuiting wordt door ieder gerespecteerd. 18.2 Wie zich door een ander beledigd voelt, kan handelen volgens de in art. 38/39 aangegeven procedure. 19 Vrijheid van uiterlijk 19.1 Een ieder heeft het recht op vrijheid van uiterlijk. De school kan alleen bepaalde kleding verplichten of verbieden wanneer er doelmatigheidseisen, fysieke en sociale veiligheidseisen en/of algemene fatsoenseisen in het geding zijn. 20. Mededelingenblad/schoolkrant 20.1 De leerlingen hebben het recht onder eigen verantwoordelijkheid een leerlingenblad uit te brengen. 20.2 De inhoud van de hierboven genoemde bladen mag niet kwetsend voor anderen zijn. (toetsing achteraf is mogelijk) 21. Mededelingen 21.1 Er is een mededelingenbord waarop de leerlingenraad en de redactie van het mededelingenblad zonder toestemming vooraf mededelingen kunnen plaatsen, mits deze niet kwetsend zijn voor anderen. 21.2 Er is een mededelingenbord/monitor waarop door de school informatie wordt doorgegeven over de dagelijkse gang van zaken. 22. Posters en posterborden
115
Alleen met toestemming vooraf van de kerndirectie kunnen mededelingen, affiches e.d. opgehangen worden. 23. Bijeenkomsten 23.1 De vrijheid van vergadering wordt door ieder gerespecteerd. 23.2 De leerlingen hebben het recht te vergaderen over zaken aangaande het schoolgebeuren en daarbij gebruik te maken van de faciliteiten van de school. 23.3 Bijeenkomsten van leerlingen onder schooltijd worden in overleg met de kerndirectie gepland. 23.4 Anderen dan leerlingen worden alleen toegelaten op een vergadering van leerlingen, als de leerlingen dat toestaan en de adjunctdirecteur op de hoogte is gesteld. 23.5 Voor deze buitenstaanders geldt een meldingsplicht bij de conciërge. 23.6 De kerndirectie is verplicht voor een vergadering van leerlingen een ruimte ter beschikking te stellen, een en ander binnen de feitelijke mogelijkheden van de school. 23.7 De gebruikers zijn verplicht een ter beschikking gestelde ruimte op een behoorlijke wijze achter te laten. 23.8 De gebruikers zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor eventuele schade. 24. Schoolfeesten 24.1 Er is sprake van een schoolfeest als dat feest onder verantwoordelijkheid en conform de regels van de school wordt georganiseerd. Voor andere georganiseerde feesten heeft de school geen verantwoordelijkheid. 25. Leerlingenraad 25.1 Aan een eventuele leerlingenraad wordt zo mogelijk een vaste ruimte, maar in ieder geval een afsluitbare kast ter beschikking gesteld. 25.2 Voor activiteiten van de eventuele leerlingenraad worden door de kerndirectie drukfaciliteiten, apparatuur en andere materialen in beperkte mate gratis ter beschikking gesteld. 26. Medezeggenschap 26.1 Medezeggenschap is wettelijk geregeld op basis van een medezeggenschapsreglement. 26.2 De eventuele leerlingenraad is bevoegd, gevraagd of ongevraagd advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad, de kerndirectie en het schoolbestuur. 26.3. Het medezeggenschapsreglement ligt voor een ieder ter inzage op de centrale administratie. 27. Leerlingenregistratie en privacybescherming 27.1 Op school is een leerlingenregister aanwezig met daarin gegevens m.b.t. persoon, vooropleiding, studieverloop, datum in- en uitschrijving, uitslag examen, gegevens over de lichamelijke constitutie en (mogelijke) 116
leerstoornissen van de leerling en overige gegevens, die voor het functioneren van de school en verkrijgen van faciliteiten onmisbaar zijn. Het leerlingenregister staat onder verantwoordelijkheid van de kerndirectie. 27.2 Een leerling en zijn ouders hebben recht op inzage in de gegevens die over hem en/of zijn ouders genoteerd zijn en tot het doen van voorstellen aan de kerndirectie om correcties aan te brengen. 27.3 Het leerlingenregister is toegankelijk voor alle door de kerndirectie geautoriseerde personeelsleden, het schoolbestuur, de inspectie en voor door het rijk aangewezen personen met het oog op de financiële controle en voor die instanties die in het belang van de school gegevens moeten verwerken. Voor de laatste groep geldt dat dit alleen met toestemming van de kerndirectie mag geschieden. 27.4 Verder heeft niemand toegang tot het leerlingenregister, behoudens uitdrukkelijke en gezamenlijke toestemming van de kerndirectie en de leerling/de ouders. 27.5 De leden van de Commissie van Beroep hebben recht van inzage in de betreffende genoteerde gegevens gedurende de behandeling van de klacht. 27.6 Behoudens wettelijke voorschriften worden de gegevens over een leerling vernietigd, nadat de leerling de school heeft verlaten. Indien het gaat om de veiligheid van de school, het personeel en/of de leerling(en), bestaat de mogelijkheid dat de schoolleiding gegevens van leerlingen aan derden, zoals politie, en andere scholen, verschaft. Hierbij wordt de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen. 27.7 Voor opname van andere dan in 27.1. genoemde gegevens wordt in overleg met de medezeggenschapsraad door het bevoegd gezag een procedure bepaald. 28. Ongewenste intimiteiten 28.1 Leerlingen raken elkaar niet ongevraagd aan, maar gedragen zich volgens de gangbare omgangsvormen. 28.2 Indien een leerling zich onveilig of gekwetst voelt door een benadering of intimiteit (van de kant van medeleerlingen of schoolpersoneel of anderen in de school), die de leerling niet wenst, dan kan hij zich wenden tot de mentor, de vertrouwenspersoon op school of de vertrouwenspersoon voor het openbaar onderwijs. De namen van deze personen worden in het informatieboekje per schooljaar gepubliceerd. 28.3 De klachtenregeling van het BOOR ligt ter inzage bij de centrale administratie. 29. Orde 29.1 Alle geledingen van de school dragen zorg voor een ordelijk en veilig schoolklimaat. 29.2
Roken is binnen de school niet toegestaan.
117
29.3 Binnen de school is het dragen/gebruik van een walkman/discman alleen toegestaan in de overblijfruimte(s)/kantine. 29.4 Het bezit en of gebruik van wapens, alcohol en/of drugs is niet toegestaan. 29.5 Het gebruik van communicatiemiddelen als mobiele telefoons e.d. is in school niet toegestaan. 30. Taal 30.1 Op school, in de les en tijdens buitenlesactiviteiten wordt Nederlands gesproken. 30.2 Het taalgebruik dient niet kwetsend te zijn. 31. Aanwezigheid 31.1 Leerlingen zijn verplicht de lessen volgens het voor hen geldende rooster te volgen, tenzij er door de kerndirectie een andere regeling is getroffen. 31.2 Leerlingen die om een dringende reden de school tussentijds moeten verlaten, melden zich af bij de mentor / conciërge / administratie / teamleider.
118
32. Absentie 32 Bij het begin van absentie wordt de school telefonisch vóór aanvang van het 1 e lesuur op de hoogte gesteld. Bij een schoolexamen voor aanvang van het examen. 32.1 Als een leerling na verzuim op school terugkomt, wordt op die eerste keer een door de ouder(s) ondertekende absentiekaart ingeleverd bij de conciërge/administratie. 32.3 Zelfstandig wonenden/leerlingen van 18 jaar en ouder tekenen hun eigen kaart. 32.4 Wie de absentiekaart niet op tijd inlevert, wordt als onreglementair afwezig beschouwd. In dat geval volgt het onder 36.1 gestelde. 33. Te laat komen 33 Wie te laat komt, meldt zich bij de administratie/conciërge die een briefje/ stempelkaart afgeeft dat/die toegang geeft tot de les. 33.1 Leerlingen die te laat zijn, behoeven niet te worden toegelaten tot de les. Uitsluitend tijdens het eerste lesuur worden leerlingen toegelaten die minder dan 10 minuten te laat zijn, tenzij bijzondere redenen daartoe wel aanleiding geven, hetgeen door middel van een schriftelijk akkoord door de schoolleiding wordt bevestigd. 34.
Verwijdering uit de les 34.1 Een leerling die de goede voortgang van de les verstoort of verhindert, kan door de docent verplicht worden deze les te verlaten. 34.2 Wie uit de les wordt verwijderd, meldt zich bij de betreffende functionaris (mentor/teamleider). 34.3 De docent die een leerling heeft verwijderd, meldt zich dezelfde dag bij de teamleider of zijn waarnemer. 34.4 De teamleider/directie bepaalt de te nemen maatregel.
35. Straf: bevoegdheden en beroep 35.1 De bevoegdheid een straf aan een leerling op te leggen, komt alleen toe aan de kerndirectie, teamleider, docenten en het schoolbestuur. 35.2 Een administratief of technisch medewerker is niet bevoegd een straf op te leggen, maar wel bevoegd het gedrag van een leerling vanwege een overtreding aan de orde te stellen, resp. in overleg met de bevoegde de straf ten uitvoer te laten brengen. In veel voorkomende gevallen kan een ander dan de onder 35.1 genoemden een mandaat worden gegeven tot het opleggen van een straf. 35.3 Tegen een door een docent opgelegde straf kan een leerling binnen 24 uur (weekeinden/vakanties niet meegerekend) bezwaar aantekenen bij de sectordirecteur. De straf wordt in afwachting van de beslissing opgeschort. 36. Disciplinaire maatregelen: schorsen en verwijderen Tegen een leerling die handelt in strijd met algemeen geldende fatsoensregels of met de in de school geldende regels (waaronder uitdrukkelijk ook wordt verstaan het niet of niet correct opvolgen van richtlijnen van het personeel) worden maatregelen 119
genomen, die kunnen liggen op leerstof, op huishoudelijk en algemeen opvoedkundig gebied. In een uiterste geval kan worden besloten tot schorsing of verwijdering, volgens de regels die de wet daaraan heeft gesteld. De ouders/verzorgers van de leerling worden op de hoogte gesteld. 36.1 Disciplinaire maatregelen 36.1.1 De leerling die de in de school geldende regels niet nakomt kan een disciplinaire maatregel worden opgelegd. De bevoegdheid een straf aan een leerling op te leggen, komt alleen toe aan de schoolleiding, teamleider, docenten en het schoolbestuur. 36.1.2 Een administratief of technisch medewerker is niet bevoegd een straf op te leggen, maar wel bevoegd het gedrag van een leerling vanwege een overtreding aan de orde te stellen, resp. in overleg met de bevoegde de straf ten uitvoer te laten brengen. 36.1.3 Indien een leerling meent dat hem ten onrechte een maatregel is opgelegd, kan hij dit aan zijn mentor, studiebegeleider, onderwijsteamleider, aan de schoolleiding of aan de vertrouwensdocent/contactpersoon ter beoordeling voorleggen. Ook kan de leerling een klacht indienen volgens de op school geldende klachtenregeling. 36.1.4 Disciplinaire maatregelen kunnen onder andere zijn: - maken van strafwerk - tijdelijk uit de les verwijderd worden - vroeger naar school komen en/of nablijven - gemiste lessen inhalen - opruimen van gemaakte rommel - corveewerkzaamheden uitvoeren - strafwerkzaamheden uitvoeren - waarschuwing/berisping - geschorst worden - definitief van de school verwijderd worden. 36.1.5.Voor het opleggen van een disciplinaire maatregel moet er sprake zijn van een redelijke verhouding tussen enerzijds de ernst van de aanleiding tot het opleggen ervan en anderzijds de zwaarte van de maatregel. Dit is ter beoordeling aan de schoolleiding. 36.1.6 Een leerling die de goede voortgang van de les verstoort of verhindert, kan door de docent verplicht worden deze les te verlaten. Wie uit de les wordt verwijderd, meldt zich bij de betreffende functionaris (leerlingbegeleider, mentor, teamleider of schoolleiding) aangegeven door de docent. De docent die een leerling uit de klas heeft verwijderd, maakt diezelfde dag bij de leerlingbegeleider, mentor, teamleider of schoolleiding, melding van deze verwijdering. 36.2 Schorsing en verwijdering Een leerling komt in aanmerking voor schorsing of verwijdering als zij/hij in schoolverband: 36.2.1 een bedreiging vormt voor de veiligheid van medeleerlingen en/of personeel van de school. 36.2.2 zich intimiderend, discriminerend of beledigend gedraagt. 36.2.3 andermans eigendommen ontvreemdt e.d.
120
36.2.4 36.2.5 36.2.6 36.2.7
andermans eigendommen beschadigt of vernielt. alcohol, drugs e.d. gebruikt of bij zich heeft. vuurwerk afsteekt of bij zich heeft (geldt ook voor de omgeving van de school). wapens bij zich heeft en/of gebruikt.
36.3 Procedure schorsing 36.3.1 Bij ernstige overtreding van de regels of bij het herhalen van het overtreden van de regels kan de rector een leerling met opgave van redenen voor een periode van ten hoogste één week (vijf schooldagen) schorsen en dus de toegang tot de school (met inbegrip van alle door de school gebruikte locaties en terreinen) ontzeggen. 36.3.2 Het besluit tot schorsing wordt schriftelijk aan de betrokkene, en indien deze jonger dan 21 jaar is ook aan de ouders/verzorgers van de betrokkene, meegedeeld. 36.3.3 Bij schorsing voor een periode langer dan één dag, stelt de rector de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen van dit feit in kennis. 36.3.4 De rector kan besluiten tot het treffen van de disciplinaire maatregel schorsing van een leerling voor de duur van maximaal één week overeenkomstig artikel 13 van het Inrichtingsbesluit. Een besluit tot schorsing als bovenbedoeld, wordt door de rector op de dag waarop het besluit genomen is schriftelijk meegedeeld aan het bestuur. 36.4 Procedure verwijdering 36.4.1 Bij zodanige overtreding van de regels, dat verdere deelname van de leerling aan het door de school geboden onderwijs niet gewenst of uitgesloten wordt geacht, kan de algemeen directeur, op voordracht van de rector, besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling. 36.4.2 De algemeen directeur besluit slechts tot definitieve verwijdering van een leerling, nadat deze, en indien deze jonger dan 18 jaar is, ook de ouders/verzorgers van de leerling, in de gelegenheid is/zijn gesteld hierover te worden gehoord. Van het bovenvermelde advies worden de leerling, en indien deze minderjarig is, ook de ouders/verzorgers van de leerling schriftelijk in kennis gesteld. 36.4.3 Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie en indien een andere school tot toelating van de leerling bereid is gevonden. 36.4.4 Hangende dit overleg kan de betreffende leerling worden geschorst. Het bestuur stelt de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen van een definitieve verwijdering in kennis. Ook de afdeling Leerplicht wordt onverwijld schriftelijk op de hoogte gebracht van de verwijdering. 36.4.5 Een besluit tot definitieve verwijdering wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de betrokkene, en indien deze jonger dan 18 jaar is, ook aan de ouders/verzorgers van de betrokkene, meegedeeld. Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift. 36.4.6 Binnen zes weken na dagtekening van de mededeling betreffende definitieve verwijdering, kan door de leerling en, wanneer deze jonger dan 18 jaar is, ook door de ouders/ verzorgers van de betrokkene, een bezwaarschrift worden ingediend. 36.4.7 Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 4 weken (wettelijke beslistermijn) na ontvangst van het bezwaarschrift, neemt de algemeen directeur een beslissing. 36.4.8 Daarbij geldt de eis dat eerst de leerling, en wanneer deze jonger dan 18 jaar is, ook de ouders/verzorgers van de betrokkene, in de gelegenheid is/ zijn gesteld te worden
121
gehoord en kennis heeft/hebben kunnen nemen van de op het besluit betrekking hebbende adviezen of rapporten. 36.4.9 Gedurende de behandeling van het bezwaarschrift tegen het besluit tot definitieve verwijdering kan het bestuur de betrokken leerling de toegang tot de school ontzeggen. IV HANDHAVING VAN HET LEERLINGENSTATUUT 37. Klachtrecht Klachtrecht bij de kerndirectie 37.1 De leerling, die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door handelingen of besluiten van een medeleerling of een lid van het personeel, heeft het recht de kerndirectie te verzoeken een voorziening terzake te treffen. 37.2 Het verzoek, bedoeld in het vorige lid, wordt schriftelijk en met redenen omkleed bij de kerndirectie ingediend, binnen een termijn van zeven schooldagen, te rekenen vanaf het moment waarop de handeling is verricht of het besluit is genomen. 37.3 Voordat de kerndirectie een beslissing neemt over het verzoek, worden de betrokkenen gehoord. 37.4 De kerndirectie neemt binnen veertien schooldagen na ontvangst van het verzoek een beslissing. Als het onmogelijk is binnen die termijn een beslissing te nemen, stelt de kerndirectie de betrokkenen hiervan, met redenen omkleed, schriftelijk in kennis. 37.5 De betrokkenen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing op het verzoek en de eventuele voorziening. De beslissing is met redenen omkleed. Klachtrecht bij het bevoegd gezag 37.6 De leerling die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door handelingen of besluiten van de kerndirectie, heeft het recht het bevoegd gezag te verzoeken een voorziening terzake te treffen. Opschortende werking 37.7 Een leerling kan een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, in spoedeisende gevallen vergezeld doen gaan van een verzoek tot opschorting van de uitvoering van een besluit, tot het moment waarop de beslissing van de kerndirectie is genomen. 37.8 De kerndirectie bepaalt of dit verzoek redelijk is en deelt de beslissing hierover zo spoedig mogelijk en met redenen omkleed aan de betrokkenen mede. 38. Beroepsrecht Een leerling die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door besluiten van het personeel, de kerndirectie of het schoolbestuur met betrekking tot inhoudelijk bij of krachtens dit leerlingenstatuut geregelde aangelegenheden,
122
kan hiertegen bezwaar aantekenen bij de interne klachtencommissie, eventueel daarna bij de Commissie van Beroep, per adres: Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam, Postbus 23058, 3001 KB Rotterdam SLOTBEPALING 39. In die gevallen waarin dit statuut niet voorziet, beslist de kerndirectie. De betrokkene kan bezwaar aantekenen bij het bevoegd gezag.
123
MELDING VAN ONGEVALLEN, (MILIEU)INCIDENTEN EN GEVAARLIJKE SITUATIES Dit formulier wordt ingevuld door de betrokkene (alléén Deel 1) én de locale arbofunctionaris (Deel 2). Invullen met blokletters s.v.p. en zo volledig mogelijk. Eventuele bijlagen uitsluitend toevoegen bij het onderdeel ‘Omschrijving van de gebeurtenis of gevaarlijke situatie’. DEEL 1 in te vullen door de betrokkene (indien mogelijk) DEEL 1 VAN DIT FORMULIER WORDT INGEVULD DOOR:
❑ de betrokkene zelf ❑ de lokale arbofunctionaris, namelijk ............................................................................................................................ ❑ een bedrijfshulpverlener, namelijk ............................................................................................................................. ❑ iemand anders, naam ............................................................functie ..................................................�................. DE BETROKKENE
Naam: ...........................................................................................................................m / v nationaliteit...................... Adres (privé):.............................................................................................................................................�. ................ Datum indiensttreding:.................................................................................................................................. .................. ❑ medewerk(st)er ❑ student ( ❑ van de universiteit) ❑ stagiair(e) ❑ gastmedewerk(st)er ❑ bezoeker ❑ uitzendkracht; naam uitzendburo: ............................................................................................................................... ❑ (ingehuurd) bedrijf, naam bedrijf: ............................................................................................................................... Werkzaam bij faculteit en sectie/ dienst ....................................................................................................�................. Naam sectieleider/ diensthoofd .................................................................................................................�................. Naam wetenschappelijk of onderwijs-directeur .........................................................................................�................. Zijn er andere personen betrokken bij het ongeval/ incident? ❑ Nee ❑ Ja, naam: .....................................................................................................sectie/ dienst............................. HET ARBEIDSONGEVAL, (MILIEU)INCIDENT OF GEVAARLIJKE SITUATIE
Het betreft hier een: ❑ arbeidsongeval met (één of meer mogelijkheden zijn mogelijk): ❑ de dood tot gevolg ❑ (mogelijk) blijvend letsel (het letsel:................................................................ plaats letsel:............................) ❑ verzuim (het werk werd de volgende dag of in een later stadium niet hervat ) ❑ ziekenhuisopname (een geregistreerde opname waarbij de patiënt een bed krijgt toegewezen) ❑ incident (gevaarlijke gebeurtenis die bijna tot een arbeidsongeval leidde) ❑ gevaarlijke situatie (situatie die tot een arbeidsongeval of incident kan leiden) 124
❑ milieuincident (overschrijding van de Wet milieubeheer of van de vergunning) Actie(s) dírect na de gebeurtenis: ❑ eerste hulp BHV ❑ Eerste Hulp, ziekenhuis............................... ❑ geen actie ondernomen ❑ anders, namelijk .......................................... MATERIËLE SCHADE (uitsluitend m.b.t. het betreffende arbeidsongeval of incident!) ❑ schade aan persoonlijke goederen betreft: .......................................................................................................... ❑ grote schade aan goederen van de universiteit, betreft ............................................................................................... ❑ schade door brand, betreft ........................................................................................................................................ ❑ besmetting van:..............................................................................met:............................................................... ........ ❑ milieuschade, betreft ...........................................................................................................door: ............................... ............................................................................................................................................................ ....................... ❑ anders, namelijk ........................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ................Geschatte kosten van de schade: ❑ n.v.t. € .................................................................................................................. OMSTANDIGHEDEN
Plaats: gebouw/ terrein ..........................................................ruimte......................................................................... Naam practicum: ❑ n.v.t ............................................................................................................................... Practicumleid(st)er(s) ❑ n.v.t ............................................................................................................................... Datum en tijdstip: ..........................................................Welk alarmnummer is gebruikt? ❑ geen � ................ Waren er op dat tijdstip andere personen in de betreffende ruimte aanwezig? ❑ nee ❑ ja Hebben andere personen de gebeurtenis of gevaarlijke situatie gezien? ❑ nee ❑ ja, namen ............................................................................................................................................................ ................ Wat waren de werkzaamheden op het moment van de gebeurtenis of gevaarlijke situatie?: .................................... ………………………………………………………………………………………………….. ............................................................................................................................................................ ................
125
............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ Omschrijving/ schets van de gebeurtenis of gevaarlijke situatie (alléén voor dit onderdeel kan eventueel een bijlage in dit formulier worden gesloten) ............................................................................................................................................................ ............... ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................
126
Wat was de directe oorzaak van de gebeurtenis of gevaarlijke situatie? ............................................................................................................................................................ ............... ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ Welke arbeidsmiddelen of stoffen waren hierbij betrokken? ❑ geen, ............................................................................................................................................................ ............... ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ Werd een geschikt persoonlijk beschermingsmiddel gebruikt? ❑ n.v.t. ❑ ja, namelijk ............................................................................................................................................................ ............... ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ............................................................................................................................................................ ................ ❑ nee, omdat........................................................................................................ ……………………………… Welke acties zijn ondernomen om deze gebeurtenis of gevaarlijke situatie vanaf nu te voorkomen c.q. op te heffen? ❑ geen, ..................................................................................................................................................... Heeft een soortgelijke gebeurtenis of situatie vaker plaatsgevonden of zich voorgedaan? ❑ nee, ❑ ja, hoe vaak? ....................................................................................................................................................... Heeft u een voorstel voor een verbetering van de situatie? ❑ nee ❑ ja, namelijk ............................................................................................................................................................ ................
127
Zijn de reeds genomen verbeteringen volgens u een structurele oplossing van het probleem? ❑ n.v.t. ❑ ja ❑ nee, want .................................................................................................................................................... OPMERKINGEN
............................................................................................................................................................ ..... ............................................................................................................................................................ ............................ ............................................................................................................................................................ ............................ � Overhandig na dit Deel 1 het formulier aan de lokale arbofunctionaris/ medewerker arbo- en milieudienst
128
DEEL 2 in te vullen door de lokale arbo- en milieufunctionaris
Bij een arbeidsongeval, milieuincident of grote schade zo spoedig mogelijk een kopie opsturen naar: hoofd BHV DEEL 2 VAN DIT FORMULIER WORDT INGEVULD DOOR:
❑ de lokale arbofunctionaris, namelijk ............................................................................................................................ ❑ iemand anders, naam ............................................................functie ..................................................�................. Is de Interne Arbodienst (� 8080) ingelicht? (Relevant bij arbeidsongevallen, milieuincidenten en grote schade) ❑ ja, datum/ tijdstip............................................................................................................. ❑ nee ❑ n.v.t. Staat het betreffende knelpunt beschreven in de risico-inventarisatie en -evaluatie? ❑ ja ❑ nee Kopieën van het ingevulde formulier zijn of worden gegeven aan (meerdere mogelijkheden): ❑ betrokkene (❑ getekend voor ‘gezien’) ❑ Faculteitsbestuur/ directeur (beheerder) ❑ diensthoofd ❑ P&O (HRM) ❑ sectieleider ❑ bedrijfshulpverlener(s) ❑ wetenschappelijk directeur ❑ werknemersvertegenwoordiging ❑ onderwijs-directeur ❑ verzekeringsdeskundige
129
8.2 Registratie incidenten Algemene gegevens Naam getroffene:………………………………. Klas:…………………………………………….. Getroffene is:…………………………………… Naam dader:……………………………………. Klas:……………………………………………… Dader is:…………………………………………. Datum en tijdstip incident:…………………….. Plaats incident:…………………………………… Vorm van agressie :……………………………… Anders, namelijk:…………………………………. Schade (aanvinken en toelichten) o Materieel namelijk: o Fysiek letsel namelijk: o Psychisch letsel namelijk: o Anders namelijk:………………………………
Behandeling (aanvinken) o Geen o Behandeling in ziekenhuis o Opname in ziekenhuis o Ziekteverzuim o Anders, namelijk:…………………………………
Afhandeling (aanvinken en selecteren) o Politie ingeschakeld Aangifte gedaan ja/nee o Melding arbeidsinspectie Ernstig ongeval ja/nee o Psychische opvang Nazorg ja/nee
Korte beschrijving incident ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
Ondertekening Plaats Datum
Naam:…………………
Functie:…………………………
Handtekening …………………………….
130
8. 3 Aanspreekbare personen binnen de school Hoofd bedrijfshulpverlening (BHV) M. Helling
[email protected] Preventiemedewerker Bedrijfshulpverleners (BHV) M. Axer M. Biesbroek F. van Dam O. Ishwardat D. Roobol S. Mohan R. Tellings A. Qualm EHBO D. Roobol S. Mohan Veiligheidscoördinator M. de Groot
[email protected] Veiligheidscommissie M. Biesbroek M. de Groot S. Scheffers M. Verbij Werkgroep veilige school M. de groot D. Roobol S. Scheffers M. Biesbroek M. Verbij B. Verkade G. Kooijman Vertrouwenspersoon M. Klebach Externe vertrouwenspersonen (BOOR) Mevrouw C.W. (Carolien) Polderman-de Vries,
[email protected] De heer A.A.F. (Nol) van der Drift,
[email protected]
131
8.4 Magister De aanwezigheidsmodule in Magister bevat de onderstaande mogelijkheden t = Te laat t* = Te laat met reden a =absent o = Ongeoorloofd z = Ziek z* =Ziek gemeld door ouder/verzorger s = Schorsing s* = Schorsing afgehandeld v = Verlof v* = Verlof afgehandeld VR = Vrijstelling St = Stage d = Detachering a* = wordt niet gebruikt o* = wordt niet gebruikt Verantwoordelijkheden We spreken onderstaande verantwoordelijkheden af met betrekking tot het invullen van de aanwezigheidsmodule in Magister AVO/Vakdocent Een AVO / vakdocent mag alleen een a (absent) of een u (uitgestuurd) invullen. Mentor Een mentor mag tijdens lessen alleen een a (absent) of een u (uitgestuurd) invullen. Overige invulmogelijkheden en veranderingen worden besproken met de verzuimcoordinator. Receptie De receptie vult na telefonisch contact een z (ziek) in met een medling in Magister. De receptie registreerd alle t (te laat) meldingen Verzuimcoördinator De verzuimcoordinator heeft indien mogelijk telefonisch contact met het thuisfront. Aan de hand daarvan wordt bepaald wat de a (absent) melding uiteindelijk wordt.
132
133
9 Maatregelen schoolveiligheidsbeleid 2011-2012 Doelstellingen Streven naar afname audit RVC einde schooljaar 2011-2012 Een veilige school waar de leerlingen en personeel trots op kunnen zijn Nr
Actiepunt
Maatregel
Doel
Eindsituatie
Eindverantwoordelijken en intern/extern betrokkenen
Termijn
Middelen/ Instrument
Deadline
Borging
Evaluatie
Status
1
0 meting gebouw
Inzicht actiepunten t.a.v. Gebouw
Verbetering veiligheid gebouw
Werkgroep veilige school
Voor jaar 2012
+
- Vernieuwen
Citysteward, sport & event security Nihil Rondgang door Preventiemedewerker en BHV-team
juli 2011
Fysieke omgeving /Brandveiligheid/Arbo
Locatiedirectie Afdelingleiders Veiligheidsco. Arbo-contactpersoon, locatiedirectie, brandweer, preventiemedewerker
Schooljaar 2011/2012
2
Verbetering gebouw t.a.v. veiligheid Bevordering veiligheid van het gebouw/ verbetering informatie bij een calamiteit
Voorjaar 2012
Ontruimingsplan
Voor zomervakantie 2012
+/-
Toetsen van de veiligheid
Inzicht in veiligheid
Studente Iranka
Schooljaar 2011/2012
Enquête analyse
Najaar 2011
Kwaliteitszorgplan
Voorjaar 2012
+/-
Inzicht in incidenten op locatie Olympiaweg Duidelijke situatie creëren in wat wel en niet geaccepteerd wordt op school
Beeld van overgrote deel van incidenten
Veiligheids co., locatiedirectie, Afdelingleiders, Werkgroep veilige school Veiligheidscommisie, locatiedirectie, coördinatoren, (team,leerlingen)
Schooljaar 2001/2012
Magister
School veiligheidsplan
Oktober 2011 April 2012
+
Schooljaar 2011/2012
Schoolveiligheidsplan + boekje regels en protocollen + Website
4 jaarlijks 2011/2012 2012/2013 2013/2014 Mei 2012
Algemeen reglement / protocollen
Mei/Juni 2012
+/-
noodplannen
- Jaarlijkse controle van de gebouwen
Mensen weten wat te doen in geval van een calamiteit.
Schooljaar 2011/2012
Nihil Inzicht in de gebouwveiligheid
- Jaarlijkse interne 3
Veiligheids-meting
4
Incidenten registratie
5
Protocollen
oefeningen Uitvoeren veiligheidsmeting onder docenten, leerlingen Bevordering van registratie in Magister Opstellen/bijstellen en verspreiden van protocollen
Heldere protocollen voor een ieder
134
6
Klachtenregeling
Communiceren van de bestaande klachtenregelingen Inzicht ouderbetrokkenheid
Openheid in klachtenregelingen
Openheid in klachtenregelingen
Locatiedirectie, preventiemedewerker
Schooljaar 2011/2012
Schoolgids / Website
Mei 2012
Klachten regeling
Mei 2012
+/-
7
Visie ouders
Inizcht ouder betrokkenheid
Verbetering ouderbetrokkenheid
Schooljaar 2011/2012
Enquête
Voorjaar 2012
….
Mei 2012
+/-
Externe partners
Inzicht externe partners
Borgen externe partners
Borgen externe partners
Hogeschool Rotterdam Veiligheidsco. Afdelingleiders Locatiedirectie Veiligheidscommisie Veiligheidsco. Afdelingsleiders Locatiedirectie
8
Schooljaar 2011/2012
Schoolveiligheidsplan
Januari 2012
Schoolveiligheidsplan
Begin 2012
+
9
Veiligheidscommisie
Komt 4 jaarlijks bijeen
2012
+
Schooljaar 2011/2012
Januari 2012 Februari 2012 Maart 2012 April 2012
135