Provincie Gelderland Regio Noord-Veluwe & Regio Nijmegen
Jeugdzorg dichtbij? Evaluatie pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie Provincie Gelderland
Dock4 & Organisatieadvies in Zorg Lotte Vermeer / Ewoud Jonker Definitieve versie, december 2011
Dock4 & Organisatieadvies in Zorg Dock4 heeft in opdracht van de provincie Gelderland de evaluatie uitgevoerd van de pilots ‘ambulante jeugdzorg zonder indicatie’ in de regio’s Noord-Veluwe en Nijmegen. In dit boekje worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen genoemd. Mocht u meer willen lezen, dan kunt u het volledige evaluatierapport in digitale vorm bij ons opvragen door een e-mail te sturen naar één van onderstaande adviseurs. Het is onze ambitie gemeenten, provincies en instellingen te ondersteunen en te inspireren in de voorbereiding op de transitie van de jeugdzorg. Dock4 is een fris organisatieadviesbureau met ervaren, bevlogen & nieuwsgierige adviseurs. Zij combineren hun specifieke kennis van de sector met een praktische bedrijfskundige aanpak.
Contact Jan van Gorp, senior adviseur / vennoot
[email protected] 06 20 40 94 50 Ewoud Jonker, senior adviseur / vennoot
[email protected] 06 51 50 73 56 Lotte Vermeer, adviseur / vennoot
[email protected] 06 11 01 28 87 www.dock4advies.nl
•
Evaluatie pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie Provincie Gelderland – Dock4, december 2011
2
Introductie De koepelorganisatie van de 12 provincies (het Inter provinciaal Overleg, IPO) en het Rijk hebben in het Afsprakenkader Jeugdzorg 2010-2011 vastgelegd dat er experimenteerruimte komt voor het bieden van ambulante jeugdzorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg (BJz). Provincie Gelderland heeft in samenwerking met de regio Noord-Veluwe en de regio Nijmegen in 2011 twee pilots gestart. De pilots richten zich op het creëren van samenhang tussen het aanbod vanuit het gemeentelijke voorliggend veld en de ambulante jeugdzorg die wordt geboden door jeugdzorgaanbieders. De regio Noord-Veluwe wordt gevormd door het samenwerkingsverband van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Onder de regio Nijmegen worden de gemeenten Nijmegen en Wijchen verstaan.
naar voorwaarden voor het effectief uitvoeren van de nieuwe werkwijze. Dit rapport presenteert de uitkomsten van het evaluatieonderzoek. Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpak van de evaluatie en gaat in op het gehanteerde conceptuele model. In hoofdstuk 3 worden de conclusies en aanbevelingen van de evaluatie benoemd.
Conceptueel model evaluatie De evaluatie is opgezet en uitgevoerd volgens het volgende model.
Samenwerking
Kwaliteit & Veiligheid
Intersectoraal aanbod Doel & Visie
Werkprocessen
Deskundigheid professionals
Figuur 2: conceptueel model procesevaluatie
Figuur 1: regio Noord-Veluwe en regio Nijmegen
In beide regio’s doen de CJG1-partners (jeugdgezondheidszorg 0-19 jarigen, MEE, school en algemeen maatschappelijk werk), BJz Gelderland en aanbieders van ambulante jeugdhulp mee aan de pilot. Dock4 & Organisatieadvies in Zorg heeft in de zomermaanden van 2011 een evaluatie uitgevoerd van de pilots. Vanwege de korte tijdsspanne tussen het moment van evalueren en de start van de pilot heeft de evaluatie het karakter van een nulmeting: een onderzoek
Centrum voor Jeugd en Gezin Onder voorliggend veld wordt verstaan: gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin (inclusief instellingen voor jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk), zorgadviesteams, lokale wijkteams, scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.
1 2
Aan de hand van semigestructureerde interviews zijn ongeveer 50 bestuurders, managers en zorgprofes sionals bevraagd op de genoemde onderwerpen. Hieronder worden de verschillende onderdelen van het model nader besproken in het kader van de pilots ‘jeugdzorg dichtbij’. Visie & doelen De kwaliteit van de samenwerking tussen partijen in het gemeentelijk voorliggend veld2 en de jeugdzorgaanbieders bepaalt de mate waarin de gestelde doelen worden behaald. Effectiviteit van samenwerking hangt af van een gemeenschappelijk doel, een eenduidige visie en duidelijke focus3.
3
Keith Provan & Patrick Kenis (2007) ‘Modes of Network Governance: Structure, Management, and Effectiveness’. Journal of Public Administration Research and Theory.
•
Evaluatie pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie Provincie Gelderland – Dock4, december 2011
3
Samenwerking Kenmerken van een effectieve samenwerking zijn volgens Kenis (2007): • gelijkwaardigheid en wederzijdse afhankelijkheid • vertrouwen, respect, bevlieging en energie • optimale facilitering van deelnemers • periodieke evaluatie ‘of men nog goed bezig is’ Kwaliteit & veiligheid De vraag staat centraal hoe een verantwoord kwaliteitsniveau en de veiligheid van jeugdigen zijn geborgd in de nieuwe situatie waarin ambulante jeugdzorg zonder indicatie wordt ingezet. BJz moet volgens haar wettelijke taakstelling worden betrokken bij situaties waarin sprake is van een complexe hulpvraag, motivatieproblemen of een onveilige opvoedsituatie. Intersectoraal aanbod De pilot moet leiden tot een vernieuwend en laag drempelig intersectoraal aanbod waarin pedagogische hulpverlening en jeugdzorg snel, dichtbij (lokaal) en zo licht mogelijk wordt ingezet. Vernieuwend en laag drempelig aanbod moet bijdragen aan het verlagen van de druk op zware vormen van jeugdzorg. Deskundigheid professionals Betrokken professionals in het voorliggend veld en in de ambulante jeugdzorg moeten voldoende bekwaam en deskundig zijn om de nieuwe werkwijze uit te kunnen voeren. Werkprocessen Het aansluiten van het gemeentelijke voorliggend veld op de ambulante jeugdzorg is een logistieke transitie: de indicatiestelling door BJz wordt in het primaire proces vervangen door een inschatting in het voorliggend veld.
Conclusies en aanbevelingen Op de zes thema´s van het conceptuele model is een aantal hoofdconclusies te benoemen: 1. De pilot ´ambulante jeugdzorg zonder indicatie´ draagt in de huidige opzet nog niet bij aan het gestelde doel de druk op zware vormen van jeugdzorg te verminderen. 2. De pilot draagt wel bij aan een effectievere en prettige samenwerking tussen het voorliggend veld en de jeugdzorgaanbieders. Desondanks is
er een aantal belemmeringen. Eén daarvan is de onderlinge communicatie. Een gebrekkige communicatie over doelstellingen en werk processen leidt tot onduidelijkheid voor professionals in de praktijk. 3. De deskundigheid van het voorliggend veld voor de uitvoering van de nieuwe werkwijze is nog onvoldoende. Voor de toerusting en scholing van het voorliggend veld moeten BJz en jeugdzorgaanbieders nog inspanningen leveren. 4. Nieuw en vernieuwend aanbod komt nauwelijks tot stand. De prikkel daarvoor ontbreekt. Kansen die er liggen om nieuw aanbod te ontwikkelen worden nog te weinig gepakt. 5. In de werkwijze van de pilot is de veiligheid van kinderen voldoende gewaarborgd. De waardering door cliënten heeft nog weinig aandacht gekregen. 6. Er bestaat een groot verschil in het aantal meldingen tussen de regio’s Noord-Veluwe (8 aanmeldingen) en Nijmegen (22 aanmeldingen). 7. Werkprocessen voor consultatie van BJz en de jeugdzorgaanbieder, aanmelding door het voorliggend veld en intake door de jeugdzorgaanbieder zijn nog niet volledig uitgekristalliseerd. Hieronder volgen per thema de aanbevelingen. Deze zijn als ‘lessons learned’ gepresenteerd op de kennisbijeenkomst van de provincie Gelderland op 28 september 2011. Visie & doelen • Gemeenten en partijen zetten in de pilot in op het maatschappelijke belang: zo min mogelijk jeugdigen in zware vormen van jeugdzorg door het versterken van eigen kracht en zelfredzaamheid van gezinnen en lokaal preventief aanbod. • Projectleiders stellen SMART4-doelstellingen op, zodat objectief gemeten kan worden wanneer de pilot succesvol is. Gemeenten en partijen stellen gezamenlijk doelen vast. • Gemeenten werken (in regionaal verband) een heldere visie uit op de transformatie van de jeugdzorg met aandacht voor de samenhang tussen drie decentralisaties: Wet Werken naar Vermogen, ondersteunende begeleiding (AWBZ) en jeugdzorg. Deze visie vormt het kader voor de pilot.
SMART= Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
4
•
Evaluatie pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie Provincie Gelderland – Dock4, december 2011
4
Samenwerking • Voor de pilot vullen gemeenten belangrijke voorwaarden voor effectieve samenwerking in: - Ruimte om te experimenteren en ´gewoon te starten´, leren en ontwikkelen op basis van ervaringen. - Vertrouwen dat partijen vanuit de praktijk een goede werkwijze ontwikkelen. - Inzetten op onderling begrip voor verschillende denkwerelden, zoals die van het preventief jeugdbeleid en die van ambulante jeugdzorg. • Gemeenten onderzoeken of ze naast jeugdzorginstellingen ook instellingen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten (Jeugd-LVG) en de geestelijke gezondheidszorg (Jeugd-GGZ) in de pilot willen betrekken, om het volledige aanbod aan ambulante hulp in ogenschouw te nemen in de nieuwe werkwijze. • Projectleiders stellen in afstemming met gemeenten werkbare prestatie-indicatoren op om de pilot effectief te kunnen monitoren. • Projectleiders besteden veel aandacht aan communicatie en borging van resultaten met een bottom-up benadering: CJG coördinatoren en professionals worden als inhoudsdeskundigen vanaf het begin actief betrokken.
Veiligheid & Kwaliteit • Partijen maken in de pilot afspraken over de wijze waarop het ‘voorliggend veld’ experts van BJz en jeugdzorg-aanbieders effectief kan consulteren om de deskundigheid in het voorliggend veld te vergroten en veiligheid van kinderen te waarborgen. • Partijen ontwikkelen in de pilot effectieve tools (zoals instrumenten voor risicotaxatie) om professionals toe te rusten in het maken van een deskundige inschatting van een hulpvraag. • De nieuwe werkwijze (ambulante jeugdhulp zonder indicatie) moet leiden tot meer cliënttevredenheid. Partijen besteden periodiek aandacht aan het meten van cliënttevredenheid. Aanbod aan opvoedhulp en opgroeiondersteuning • Gemeenten starten in de pilot met het in kaart brengen en analyseren van het huidige aanbod aan opvoedondersteuning en ambulante hulp. Men maakt zoveel mogelijk gebruik van inventarisaties die in het CJG al zijn gemaakt. • Gemeenten houden voor ogen dat de ontwikkeling van nieuw aanbod geen doel op zichzelf is en dat de vraag van de cliënt leidend moet zijn. • Gemeenten kiezen in de ontwikkeling van het aanbod voor een innovatieve werkwijze, waarin partijen kritisch zijn op hun eigen bestaande aanbod. Gemeenten kunnen experimenteren met het bieden van meer ruimte in het voorliggend veld om langer lichtere hulp te bieden, bijvoorbeeld door het aantal gesprekken van het schoolmaatschappelijk werk uit te breiden. Deskundigheid professionals • Partijen stellen in de pilot gezamenlijk vroegtijdig een plan op voor scholing en consultatie, met aandacht voor inhoud en verschillende vormen van training (klassikaal, coaching on the job: samen werken aan casuïstiek). Partijen benoemen wanneer ze tevreden zijn met het expertiseniveau van het voorliggend veld (de norm). • Het projectmanagement van de pilots onderzoekt of hulpverleners van BJz in het voorliggend veld (bijvoorbeeld in het CJG) ingezet kunnen worden om hun expertise, betrokkenheid en capaciteit te benutten.
•
Evaluatie pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie Provincie Gelderland – Dock4, december 2011
5
Werkprocessen • Het projectmanagement van de pilot communiceert (schriftelijk, digitaal en mondeling) veelvuldig over doelstellingen van de pilot en de nieuwe werk processen. Er moet voor worden gewaakt dat ‘eigen beelden’ ontstaan. • Partijen maken een heldere analyse van de oude situatie (waarin BJz indiceert) en een ontwerp van de nieuwe situatie in de pilot (zonder indicatie) om de gevolgen van de nieuwe werkwijze voor verschillende professionals goed te kunnen duiden. • Partijen redeneren bij het ontwerpen van de gewenste situatie vanuit het belang van de cliënt (denken in het toevoegen van waarde), niet vanuit het belang van de instelling. • Partijen beschrijven heldere routes voor het signaleren van problematiek, het consulteren van deskundige professionals en het aanmelden van cliënten. • Consultatie: partijen zorgen ervoor dat in alle gevallen gewaarborgd is dat er een zorgvuldige inschatting van een hulpvraag wordt gemaakt. Men waakt voor vraagvorming (aanzuigende werking) als de jeugdzorgaanbieder zelf consulteert. • Opstarten van hulp: partijen maken afspraken over de samenwerking tussen het maatschap pelijk werk en de jeugdzorgaanbieders. • Gemeenten zetten in op het maatschappelijke belang: zo min mogelijk jeugdigen in zware vormen van jeugdzorg door het versterken van eigen kracht en zelfredzaamheid. Gemeenten buigen zich met alle partijen over de vraag hoe partijen hun instellingsbelang kunnen overstijgen, om het maatschappelijk belang te dienen. • In de communicatie richting professionals wordt aandacht besteed aan het hogere doel en de context van de pilot (zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk hulp bieden).
•
Evaluatie pilots ambulante jeugdzorg zonder indicatie Provincie Gelderland – Dock4, december 2011
6