Datum:8-12-2008
PILOTS MINERALENCONCENTRAAT Projectopdracht
Pagina 1
Datum:8-12-2008
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING ................................................................................................................................. 3
2
DE PROJECTDEFINITIE ............................................................................................................... 3 2.1 PROBLEEMSTELLING C.Q. UITDAGING ............................................................................ 3 2.2 AANLEIDING .................................................................................................................... 3 2.3 DE DOELSTELLING ........................................................................................................... 4 2.4 PROJECTRESULTAAT ........................................................................................................ 4 2.5 AFBAKENING ................................................................................................................... 5 2.6 EFFECTEN ......................................................................................................................... 6 2.7 GEBRUIKERS VAN HET RESULTAAT ................................................................................. 6 2.8 RANDVOORWAARDEN..................................................................................................... 7 2.9 SAMENHANG MET ANDERE PROGRAMMA'S ................................................................... 7
3
DE STRUCTUUR VAN HET PROJECT, DE WBS ........................................................................... 8
4
TIJDBEHEERSING ....................................................................................................................... 9
5
GELDBEHEERSING ..................................................................................................................... 9
6
KWALITEITSBEHEERSING ........................................................................................................ 10
7
DE PROJECTORGANISATIE ...................................................................................................... 11
8
INFORMATIEBEHEERSING ....................................................................................................... 13
9
COMMUNICATIE ..................................................................................................................... 13
10
RISICOANALYSE ...................................................................................................................... 14
BIJLAGE 1: NOTA VAN DE NEDERLANDSE OVERHEID ................................................................... 15 BIJLAGE 2: PLANNING .................................................................................................................... 18 BIJLAGE 3: SAMENSTELLING PROJECTORGANISATIE ..................................................................... 19
Pagina 2
Datum:8-12-2008
1
INLEIDING
Sinds de jaren zestig is de (intensieve)veehouderij in Nederland flink gegroeid. Met deze groei ontstond een productie aan dierlijke mest die qua aard en samenstelling onvoldoende aansloot bij de vraag naar mest waardoor een overschot ontstond. Door aanscherping van de mestwetgeving in de loop der tijd werd dit overschot aan dierlijke mest steeds meer voelbaar op de mestmarkt, met hoge afzetkosten als gevolg. Mestbe- en verwerking kwamen steeds meer in beeld om dit overschot binnen andere landbouwsectoren of buiten de landbouw verantwoord te kunnen plaatsen. Onder de huidige gebruiksnormen voor dierlijke mest wordt de mineralenbehoefte (vooral N) van gewassen veelal gedekt door naast deze dierlijke mest kunstmest in te zetten tot aan de grenzen die door de Nitraatrichtlijn gesteld worden. Uit mestbe- en verwerking komen producten voort die gelijkwaardig zijn aan kunstmeststoffen, maar die niet als zodanig aangemerkt worden. De Nitraatrichtlijn definieert dierlijke mest namelijk als: ‘excrementen van vee of een mengsel van strooisel en excrementen van vee, alsook producten daarvan’. Dit betekent dat elk bewerkt of verwerkt product voortkomend uit mest valt binnen de werkingssfeer van de eerder genoemde gebruiksnorm voor dierlijke mest. Landbouwbedrijfsleven en LNV/VROM willen een traject bewandelen om mineralenconcentraat uit dierlijke mest opgewaardeerd te krijgen tot kunstmeststof. Dit past niet alleen in het streven om tot een verantwoorde afzet van dierlijke meststoffen te komen, maar is ook ingestoken vanuit het streven om mineralenkringlopen verder te sluiten en bij te dragen aan de klimaatproblematiek (reductie broeikasgassen).
2 2.1
DE PROJECTDEFINITIE PROBLEEMSTELLING C.Q. UITDAGING
Onder de huidige wetgeving (Nitraatrichtlijn) valt mineralenconcentraat uit mestbe- en verwerking onder de gebruiksnormen voor dierlijke mest. Aanvullend worden kunstmeststoffen toegepast om gewassen te voorzien met de juiste hoeveelheid mineralen. De uitdaging is om dit mineralenconcentraat opgewaardeerd te krijgen tot kunstmeststof met de status EG-meststof ( Vo. EG nr. 2003/2003), kunstmestvervanger en/of stof die als meststof verhandeld mag worden in NL (bijlage AA Uitvoeringsregeling MW).
2.2
AANLEIDING
In 2004 heeft de Minister van LNV in antwoord op de motie van Van der Vlies (Kamerstukken II 2003/04, 28385, nr. 31) toegezegd te verkennen of en zo ja op welke wijze andere lidstaten het gebruik van kunstmestvervangers uit dierlijke mest hebben toegestaan met instemming van de Europese Commissie. Recentelijk is overeenstemming met de EC bereikt over de uitvoering van mestpilots. Deze pilots moeten de basis vormen waarop de EC een besluit kan nemen om ook voor Nederland mineralenconcentraten uit mestbe- en verwerking de status als EG-meststof (Vo. EG nr. 2003/2003), kunstmestvervanger en/of stof die als meststof verhandeld mag worden in NL (bijlage AA Uitvoeringsregeling MW).
Pagina 3
Datum:8-12-2008
2.3
DE DOELSTELLING
Naar een duurzame veehouderij in Nederland. Onder dit motto zal o.a. de milieubelasting (mest en mineralen) vanuit de veehouderij tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau teruggebracht moeten worden. Geproduceerde mest zal, al dan niet naar be- en/of verwerking, verantwoord in Nederland of daarbuiten afgezet moeten worden. Opwaardering van dierlijke mest naar vloeibare kunstmest (een mineralenmeststof die meer aansluit bij de vraag naar bemestingsproducten uit de Landbouw) vergroot de afzetmarkt van dierlijke mest. De druk op de markt voor dierlijke mest neemt hierdoor af. Daarnaast draagt het bij aan het streven om mineralenkringlopen verder te sluiten en aan het oplossen van de klimaatproblematiek (reductie broeikasgassen). In deze context is het doel van de binnen dit project uit te voeren pilotprojecten het onderzoeken van de economische en milieutechnische mogelijkheden voor grootschalige productie en gebruik van stikstofkaliconcentraat uit dierlijke mest onder de randvoorwaarden zoals geschetst door de EC (zie bijlage 1).
2.4
PROJECTRESULTAAT
Dit project levert als resultaat een totaalrapportage met de informatie voor de EC, zoals omschreven in ‘Note of the Dutch Government’ (zie bijlage 1). Dit document wordt verder aangeduid als het ‘protocol’. Deze informatie stelt de EC en/of de Nederlandse overheid in staat een besluit te nemen over de erkenning van mineralenconcentraat, zoals bedoeld in het ‘protocol’, als kunstmeststof in Europese dan wel Nederlandse context. Op basis van de inhoud van het ‘protocol’ worden pilots uitgevoerd om inzicht te krijgen in: - de landbouwkundige en milieukundige effecten van het mineralenconcentraat; - de vergelijkbaarheid van deze effecten met die van kunstmest; - de chemische samenstelling en karakteristieken van het mineralenconcentraat; - het marktperspectief voor mineralenconcentraat. Om dit in beeld te krijgen worden parallel aan deze pilots een viertal onderzoeken uitgevoerd waarvan de resultaten vastgelegd worden in deelrapportages: 1. Monitoring mestverwerking: dit onderzoek levert een rapport op met daarin een procesbeschrijving van de deelnemende mestverwerkingsinstallaties en de verzamelde meetgegevens (mineralenconcentraat uit omgekeerde osmose en de samenstelling van alle andere eindproducten, zoals de dikke fractie). Tevens wordt per verwerkingsinstallatie een massabalans van nutriënten en zware metalen gepresenteerd. 2. Toetsing landbouwkundige en milieukundige effecten van het gebruik van mineralenconcentraten. In dit onderzoek wordt de stikstof-, fosfaat- en kaliumwerking van het mineralenconcentraat op verschillende gewassen en grondsoorten onderzocht. Tevens wordt de nitraatuitspoeling, gasvormige N-emissies en N-mineralisatie in beeld gebracht. 3. Marktonderzoek naar alle eindproducten, inclusief de vaste fractie, waarbij wordt gekeken naar de ervaringen van vervoerders, intermediairs en eindgebruikers (agrariërs) en de economische haalbaarheid op de ondernemingen die de mineralenconcentraten produceren. 4. Life Cycle Analysis. Voor iedere pilot wordt een Life Cycle Analysis (LCA) uitgevoerd ten aanzien van alle eindproducten, waaronder de vaste fractie. De LCA vergelijkt onder andere het productieproces van het concentraat met het productieproces van kunstmest. Deze vier deelonderzoeken worden uiteindelijk in een totaalrapportage samengevat. Op basis van additionele besluitvorming tijdens de loop van het project kan hieraan nog een onderzoek toegevoegd worden om inzicht in de emissies van de verschillende mestbe- en verwerkingsinstallaties (i.v.m. vergunningverlening) in beeld te brengen. De projectleider heeft aan zijn opdracht voldaan indien: - genoemde totaalrapportage en specifieke tussenrapportages, zoals genoemd in het ‘proPagina 4
Datum:8-12-2008
-
tocol’ tijdig aan de EC zijn aangeleverd; het proces vanaf de start van de pilots tot aan de afronding van de rapportages in goede samenwerking tussen rijk, landbouwbedrijfsleven, onderzoekers, producenten en gebruikers is verlopen.
Opdrachtgevers zijn tevreden (politiek, beleidsmatig, bestuurlijk) indien de informatie uit de pilots ook leidt tot een positieve besluitvorming over de inzet van het mineralenconcentraat door de EC als kunstmest in Europese context of door de Nederlandse overheid in de nationale context. Deze besluitvorming ligt echter buiten de invloedssfeer van de projectleider. In het op te stellen communicatieplan zullen wel acties vermeld worden om de beeldvorming t.a.v. het concentraat in positieve zin te beïnvloeden.
2.5
AFBAKENING
Algemeen Dit project eindigt met de oplevering van de objectieve meetgegevens uit een op te stellen onderzoeksprogramma dat ingaat op de vereisten van de EC. Besluitvorming (positief/negatief) door de EC over vervolg en/of verbreding van de pilots behoort niet tot de scope van dit project. Dit project biedt niet de ruimte om allerlei nieuwe/innovatieve mestbe- of verwerkingsinitiatieven, niet passend binnen de afspraken tussen Nederland en de EC, experimenteerruimte in de brede zin te bieden. Dit project is uitsluitend gericht op mineralenconcentraat uit ultrafiltratie of een andere industriële techniek met in de eindfase omgekeerde osmose. Andere mestbe- en/of verwerkingsproducten (o.a. dikke fractie) zijn niet het primaire, leidende onderwerp van onderzoek. Het “protocol” (bijlage 1) en de uitwerking van onderdelen in regelingen (o.a. producenten en gebruikersregeling) vormen het kader voor dit project. Verantwoordelijkheden Onderhavig project wordt uitgevoerd en aangestuurd onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk (LNV en VROM) en landbouwbedrijfsleven (LTO en NVV). Daarnaast zijn de zogenaamde ‘producenten’, de mestbe- en verwerkers, een belangrijke partij. Binnen de aanstuurders en producenten is sprake van verschillende verantwoordelijkheden binnen dit project die hier apart benoemd worden. Communicatie wordt gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en hiervoor wordt een gezamenlijk communicatieplan uitgewerkt. Het rijk (LNV en VROM) Facilitator van de uitvoering van dit project. Namens de lidstaat Nederland eindverantwoordelijke richting de EC. Eindverantwoordelijke richting de politiek/Tweede Kamer. Medefinancier (50% van de projectkosten excl. menskracht eigen organisaties) en verantwoordelijk voor de beleidsmatige en politieke uitvoeringsaspecten die des rijks zijn. Namens de stuurgroep opdrachtgever voor de diverse onderzoeken en uitvoerende/controlerende diensten als AID en DR. Verantwoordelijk voor het uitdragen van de besluiten van de stuurgroep naar de eigen achterban. Het landbouwbedrijfsleven (LTO en NVV) Bestuurlijk initiatiefnemer namens het landbouwbedrijfsleven van de pilots mineralenconcentraat. Verantwoordelijk voor het (kunnen) uitvoeren van dit project. Voor 50% financier van de projectkosten (excl. menskracht eigen organisaties). Verantwoordelijk voor het uitdragen van de besluiten van de stuurgroep naar de eigen achterban en de betrokken partijen in de mestverwerkingsketen. De producenten Onder de ‘producenten’ worden de mestver- en/of bewerkers verstaan die als één van de maximaal 10 pilotbedrijven deelnemen aan dit project. De producenten zijn verantwoordelijk voor Pagina 5
Datum:8-12-2008
het in bedrijf kunnen nemen, houden en goede werking van de technische installatie, alle aan de installatie en inkomende/uitgaande producten verbonden administratieve verplichtingen, de aanlevering van alle relevante informatie voor deze pilots, de kwalitatieve en kwantitatieve beschikbaarheid van mineralenconcentraat en de volledige medewerking om gegevens voor dit project beschikbaar te krijgen.
2.6
EFFECTEN
De effecten van het project zijn niet scherp in beeld. Er leven verschillende verwachtingen over de mate waarin bij een positief (goedkeuring mineralenconcentraat als kunstmeststof) resultaat de doorwerking naar de sector zal zijn. Nieuwe impulsen of slechts een oplossing van een probleem voor diegenen die al een installatie hebben. Het marktonderzoek kan bijdragen om hier meer zicht op te krijgen. Bij een positief resultaat en een positief oordeel (mineralenconcentraat als kunstmestvervanger) kan dit project aanleiding zijn voor partijen om vervolgprojecten gericht op andere producten uit mest be- en/of verwerking op te starten met een soortgelijk doel. ……EEN SCHERPE FOCUS…… Zoals geschetst onder paragraaf 2.5 ‘Algemeen’ kent dit project een scherpe afbakening. Dit om het primaire doel van dit project vooral niet uit het zicht te verliezen. ……MET EEN BREDE BLIK…. Dit project kan echter niet los gezien worden van de bredere maatschappelijke en politieke context. Successen en doorbraken in de mestbe- en verwerkingssfeer hebben gevolgen voor de vraag/aanbod verhouding op de (kunst)mestmarkt, mogelijke gevolgen in de ruimtelijke ordening (nieuwe installaties op bestaande bedrijven / grootschalige mestverwerkingsinstallaties in het landelijk gebied) en daarmee met de landschappelijke kwaliteit en vergunningverlening. Technische oplossingen waarmee de mineralenkringloop verder gesloten wordt en de druk op de mestmarkt afneemt kan leiden tot andere politieke keuzes t.a.v. dierrechten, derogatie, etc. Wellicht leiden deze successen in combinatie met andere innovatieve ontwikkelingen tot nieuwe schaalsprongen in de veehouderijsectoren. Kortom nieuwe kansen, maar ook nieuwe bedreigingen die vragen aan de afzonderlijke partijen om deze bredere context in het oog te houden, ontwikkelingen en gevolgen te blijven doordenken en indien noodzakelijk daarop activiteiten te ontplooien.
2.7
GEBRUIKERS VAN HET RESULTAAT
De gebruikers van de resultaten zijn primair het bedrijfsleven en LNV/VROM. Met de resultaten wordt immers door de gebruikers beoogd positieve besluitvorming door de EC te creëren t.a.v. de erkenning van mineralenconcentraat als kunstmeststof . Hoewel geen onderdeel van dit project zal er aansluitend en wellicht deels parallel een discussie plaats gaan vinden om mineralenconcentraat breed te erkennen als kunstmestvervanger en direct aansluitend op dit project als zodanig breed te mogen toepassen. Landbouwbedrijfsleven en overheid moeten zich hierop beraden hoe hiermee om te gaan, hoe hier invulling aan te geven. Dit ligt buiten dit project. Tijdens de looptijd van dit project zal bezien worden hoe de interne planning alsnog aangepast kan worden om maximale tijd voor deze discussie intern en met de EC te bewerkstelligen en ruimte in tijd om zaken hiervoor regelingstechnisch mogelijk te maken. Echter dit mag niet leiden tot extra risico’s voor de hoofdopdracht van dit project.
Pagina 6
Datum:8-12-2008
2.8
RANDVOORWAARDEN
De randvoorwaarden voor dit project zijn in aantal groepen te verdelen. 1. Externe randvoorwaarden. Dit zijn de randvoorwaarden (inhoudelijk, technisch, procedureel en tijdspaden) zoals afgesproken met de EC in het protocol (zie hiervoor bijlage 1). 2. Interne voorwaarden. a. Vanuit het project. Commitment over het projectplan, beschikbaarheid middelen voor de uitvoerings-/onderzoekscomponenten, menskracht in de onderliggende organisaties om deadlines te kunnen realiseren en beschikbaarheid onderzoekscapaciteit. b. Vanuit het rijk en het landbouwbedrijfsleven Gezamenlijke en evenwaardige partners in de uitvoering, met behoud van eenieders specifieke verantwoordelijkheden.
2.9
SAMENHANG MET ANDERE PROGRAMMA'S
Rondom mest be- en verwerking lopen zowel binnen het landbouwbedrijfsleven als binnen het rijk diverse projecten/activiteiten. Waar relevant zal afstemming door de projectleider of vertegenwoordigers van de verschillende betrokkenen plaats moeten vinden. Eenduidigheid in informatie is hierbij het “toverwoord”.
Pagina 7
Datum:8-12-2008
3
DE STRUCTUUR VAN HET PROJECT, DE WBS
De vertaling van projectresultaten naar activiteiten is in onderstaande WBS geschetst. Dit is concreet ingevuld voor de korte termijn en behoeft aanscherping voor latere fases.
Project: Pilots Mineralenconcentraat
Activiteiten project:
Activiteiten:
0.1: Opstellen projectplan
4.1: Communicatie
0.2: Contouren vaststellen
4.2: Informatie
0.3: Projectplan vaststellen
Resultaat: Totaalrapportage
4.3: Klankborden
Activiteiten eindrapportage: 3.1: Deelonderzoeken integreren in eindrapport 3.2: Eindrapport bespreken/ vaststellen 3.3: Eindrapportage naar EC. Activiteiten opstart: 1.1: Regeling pilots opstellen, bespreken en vaststellen 1.2: Selectie pilots en expliciete toestemming verlenen
Deelresultaten concentraat: -Inzicht in landbouw- en milieukundige effecten -Inzicht in chemische samenstelling en karakteristiek - Inzicht in vergelijkbaarheid effecten met kunstmest -Inzicht in marktperspectief -Inzicht in emissies installaties
Activiteiten onderzoek en rapportages: 2.1: Plannen opstellen, bespreken en vaststellen 2.2: Plannen naar EC 2.3: Uitvoeren plannen 2.4: Opstellen ad-interimrapportage contaminanten en zware metalen 2.5: Ad-interim naar EC 2.6: Bespreken ad-interim en opstellen voorwaarden i.o.m de EC 2.7: Interim rapport opstellen, bespreken en vaststellen 2.8: Interim naar EC 2.9: Deelrapporten opstellen, bespreken en vaststellen 2.10: Deelrapporten naar EC 2.11: PM Besluitvorming onderzoek emissies installaties
Pagina 8
Datum:8-12-2008
4
TIJDBEHEERSING
De activiteiten, zoals benoemd onder hoofdstuk 3, zijn voor de doorlooptijd van het project ingepland (zie bijlage 2). Primaire leidraad voor de planning zijn de deadlines zoals afgesproken met de EC in het protocol. Tussentijds zal aan de hand van de rapportages en vooruitzichten bezien worden of de planning en daarmee de doorlooptijd verkort kan worden. De kwaliteit van de op te leveren producten/rapportages aan de EC zijn leidend en mogen niet aan kracht inboeten. In het schema staan tevens de minimaal noodzakelijke bijeenkomsten van verschillende overleggen om aan de betreffende deadlines een goede invulling te kunnen geven. Goed wil zeggen kwalitatief hoogwaardig en goed afgestemd tussen partijen.
5
GELDBEHEERSING
De kosten verbonden aan de uitvoering van dit project (exclusief personele kosten rijk, landbouwbedrijfsleven en producenten) worden geraamd op € 2.561.000 voor de uitvoering van 10 pilots. Zie onderstaande begroting.
1 2 3 4 5 6 7
Basis bij 10 pilotinstallaties Monitoren en meten Landbouwkundige en milieukundige effecten (conform eisen EC) Marktonderzoek LCA van elke pilot Emissiemeting van elke pilot (bandbreedte € 500.000 – 800.000) Overall coördinatie vanuit onderzoek (Velthof) en eindrapportage Procesgeld (excursies, externe bijeenkomsten/zaalhuur, etc.) per jaar € 5.000 TOTAAL
Kosten in € (x 1000) 495 795 140 255 (*) 800 66 10 2561
(*) Over het al dan niet uitvoering en de financiering van onderdeel 5 wordt tijdens de looptijd van het project besloten door de stuurgroep.
De financiering vindt plaats op 50/50 basis tussen rijk en landbouwbedrijfsleven. Alle onderdelen worden uitgevoerd op basis van afzonderlijk projectplannen, die uiteindelijk in de stuurgroep worden vastgesteld en aan de EC worden toegezonden. Kosten verbonden aan de pilots zelf (investeringen, vergunningkosten, transportkosten mineralenconcentraat, boekhouding, etc.) die in het gangbare economische verkeer voor rekening van de producenten van mest zijn, worden ook nu door de ‘producenten’ gedragen. Over niet voorziene kosten en de financiering daarvan vindt separate besluitvorming in de stuurgroep plaats.
Pagina 9
Datum:8-12-2008
6
KWALITEITSBEHEERSING
Ten aanzien van de kwaliteit van dit project kan onderscheid gemaakt worden in inhoud en proces. Inhoud De inhoud wordt bepaald door de afspraken hierover in het protocol. Regelmatige toetsing hieraan vormt dan ook een belangrijk instrument om de kwaliteit te bewaken, zowel technischinhoudelijk als het voldoen aan deadlines. Daarnaast is de kwaliteit van rapportages een belangrijk kwaliteitsaspect. De normen die de (ASG)WUR hierbij intern hanteert zijn vertrekpunt. De EC heeft expliciet ingestemd met de WUR als begeleider van de verschillende onderzoeken. Toetsing van de kwaliteit vindt primair plaats in de begeleidingscommissies bij de verschillende deelonderzoeken. Proces De uitvoering van het onderzoek vormt de kern binnen dit project. Gezien het experimentele karakter moeten er specifieke voorzieningen getroffen worden (denk aan transportregistratie, afzetcontracten, controle, etc.). Een ongestoorde uitvoering is essentieel. Vroegtijdig knelpunten signaleren, deze intern pogen op te lossen, afstemming tussen verschillende partijen (producten, transporteurs, gebruikers, controleurs, etc.) en tijdens de uitvoering in de politieke en bestuurlijke luwte kunnen opereren, zijn essentieel voor een goede procesgang. De beheersmaatregelen worden verwerkt in de planning. Middelen worden verwerkt in de projectbegroting. Rollen worden verwerkt in de projectorganisatie. Nr.
Kwaliteitscriterium
Norm
1.
Voldoen aan criteria van het ‘protocol’.
100%
2. 3.
Voldoen aan ‘deadlines’ Onderzoekstechnisch verantwoord
4.
Ongestoorde procesgang
100% Voldoen aan interne norm WUR Uitvoering cf planning
Kwaliteitbeheersingsinstrument Toetsen in verschillende stadia van de uitvoering. In ieder geval expliciet in de opdrachtformulering en in de rapportages. Planning. Toets in begeleidingscommissies
Deels via “Transport, controle en handhavingsoverleg”. Deels via “elkaar aanspreken op”. Geen span“Elkaar aanspreken op”, signalering door eenieder in het ning/irritaties door onverwach- project, ruimte in agenda’s te bestuurlijke of voor discussie. politieke interventies.
Pagina 10
Datum:8-12-2008
7
DE PROJECTORGANISATIE
Projectorganisatie Stuurgroep (NVV, LTO, LNV, VROM en
projectleider) 1 partij = opdrachtgever
Projectgroep (NVV, LTO, LNV, VROM, onderzoekscoördinator en projectleider) projectleider = opdrachtnemer
Onderzoeksgroep
Producentengroep
(LNV, VROM, LTO, NVV, onderzoekscoördinator)
(initiatiefnemers pilots, onderzoeker monitoring, DR/AID,LNV, NVV, LTO)
Uitvoeringsgroep op ad hoc basis (AID, DR, JZ, CUMULA, LNV (DL),producenten)
Begeleidingscie. onderzoek "Monitoring" Begeleidingscie. onderzoek "Effecten" Begeleidingscie. onderzoek "LCA" Begeleidingscie. onderzoek "Marktonderzoek" Begeleidingscie. onderzoek (*) "Emissiemetingen"
(*) Besluitvorming over onderzoek in latere fase
In bijlage 3 staat de concrete invulling per partij. Naast genoemde partijen in bovengeschetste organisatiestructuur zijn er nog een aantal partijen die op de één of andere manier een belang hebben bij dit project. Hierbij valt met name te denken aan de Minerale Meststoffen Federatie (MMF), de Vereniging van Kunstmestproducenten (VKP) en Transport en Logistiek Nederland (TLN). Deze partijen zijn als zodanig niet direct betrokken, maar zullen wel op ad hoc basis geïnformeerd worden (apart of middels bestaande kanalen). Rollen betrokkenen Stuurgroep De stuurgroep stelt het projectplan vast en stuurt (via de opdrachtgever) de projectleider aan. De leden van de stuurgroep zijn verantwoordelijk voor het (mede) uitdragen van gezamenlijke besluiten naar de achterbannen. Binnen de stuurgroep vindt afstemming plaats over inhoudelijke en procesmatige keuzes, met behoud van eenieders verantwoordelijkheid, zoals geschetst onder paragraaf 2.5.
Pagina 11
Datum:8-12-2008
Opdrachtgever De opdrachtgever is één van de leden uit de stuurgroep en is eerstverantwoordelijke voor de aansturing van de projectleider. Projectleider De projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van voorliggend projectplan. De projectleider is secretaris van de stuurgroep en voorzitter van de projectgroep. De projectleider draagt er zorg voor dat producten tijdig worden aangeleverd en stuurt hiertoe de verschillende deelprojectgroepen aan. De projectleider is eerstverantwoordelijke voor de gehele procesgang rondom de pilots. De projectgroep De projectgroep bereidt de besluitvorming in de stuurgroep voor alsmede de daar in te brengen stukken. Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep begeleidt en stuurt de verschillende onderzoekers aan op basis van de door de stuurgroep goedgekeurde onderzoeksopdrachten. Binnen de onderzoeksgroep worden de taken verdeeld t.a.v. de verschillende begeleidingscommissies per onderzoek. De onderzoeksgroep wordt getrokken door onderzoekscoördinator. Producentengroep De productengroep fungeert als ‘klankbord’ voor de uitvoering van de pilots in de volle breedte. In de productengroep worden uitvoeringsknelpunten aan de orde gesteld en hoe hiermee om te gaan. De producentengroep wordt afwisselend voorgezeten door LTO (2009) en NVV (2010). Uitvoeringsgroep (transport, controle en handhaving) Naast de klankbordfunctie is deze groep verantwoordelijk voor het faciliteren in regelingstechnische zin van de uitvoeringsaspecten van de pilots, het transport, controle en handhavingsvraagstukken rondom het mineralenconcentraat en het gebruik bij de eindgebruikers. De uitvoeringsgroep wordt getrokken door de directie Landbouw van LNV. De volgende overlegstructuren worden georganiseerd vanuit het project. Stuurgroepoverleg Doel: Frequentie en duur: Deelnemers: Verslaglegging: Projectgroepoverleg Doel:
Frequentie en duur: Deelnemers: Verslaglegging: Onderzoeksoverleg Doel: Frequentie en duur: Deelnemers: Verslaglegging:
Bespreking voortgang van het project op hoofdlijnen. Besluitvorming over knelpunten, rapportages aan de EC en strategische koers. Eens per 2-3 maanden, met maximale koppeling naar deadlines binnen het project t.a.v. de EC. Duur: 1 ½ uur. LNV, VROM, LTO, NVV en projectleider (secretaris). Voorzitter LNV. Actie-/besluitenlijst; agenda
Afstemming lopende werkzaamheden binnen en tussen de deelprojecten. Voorbereiding besluitvorming in de stuurgroep. Signalering knelpunten en bewerkstelligen oplossingen. Eens per 2 maanden. Duur: 2 uur. Projectleider (vz), LNV, VROM, NVV, LTO en WUR (onderzoekscoördinator) Besluiten/afsprakenlijst.
Afstemming lopende werkzaamheden binnen en tussen de deelonderzoeken. Signalering knelpunten en bewerkstelligen oplossingen. Nader te bepalen LNV, VROM, NVV, LTO, WUR-onderzoekscoördinator (vz). Besluiten/afsprakenlijst.
Pagina 12
Datum:8-12-2008
Producentenoverleg Doel: Frequentie en duur: Deelnemers: Verslaglegging:
Informeren vanuit project naar producenten, signaleren van uitvoeringsknelpunten, afspraken aanpak knelpunten. Het eerste half jaar eens per 2 maanden, daarna frequentie bezien. Initiatiefnemers pilot, LNV, NVV, LTO, DR/AID en onderzoeker Monitoring. Voorzitterschap afwisselend LTO (2009) en NVV (2010). Afsprakenlijst.
Uitvoeringsoverleg (transport, controle en handhaving) Doel: Afstemming, signalering en oplossen knelpunten rondom transport, controle en handhaving van mineralenconcentraat stromen. Frequentie en duur: Ad hoc. Deelnemers: Wisselende samenstelling afhankelijk van problematiek. DR, AID, JZ, LNV-DL (vz.), CUMULA, vertegenwoordiger pilots. Verslaglegging: Afsprakenlijst.
8
INFORMATIEBEHEERSING
De algemene dossiervorming (digitaal) zal plaatsvinden door de projectleider. Dit betreft: - het projectcontract en wijzigingen daarop; - stukken en verslagen stuurgroep; - stukken en verslagen projectgroep; - stukken en verslagen producentengroep; - stukken en verslagen uitvoeringsoverleg; - alle correspondentie gedurende de loop van het project met de EC over de pilots. Achtergrondinformatie van betrekking op de verschillende deelonderzoeken blijft bij Alterra en aan het eind van het project wordt bezien hoe, waar en onder wiens beheer de informatie bewaard blijft. Financiële documenten, facturen, etc. in relatie tot dit project worden afgehandeld en gearchiveerd door LNV (Financiële afdeling DL).
9
COMMUNICATIE
Het belangrijkste aspect van de communicatie bij dit project is de interne projectcommunicatie. Door een goede koppeling tussen de ‘deelprojecten’ te leggen op personeel vlak kan dit deels ondervangen worden. Daarnaast draagt de projectleider, als spin in het web, zorg voor goede informatiedoorstroming naar de verschillende intern betrokkenen. De externe communicatie naar producten, gebruikers, kunstmestindustrie, etc. behoeft stroomleiding met als doel een eenduidige informatievoorziening. Voor zowel de interne als externe communicatie zal een gezamenlijk communicatieplan gemaakt worden.
Pagina 13
Datum:8-12-2008
10
RISICOANALYSE
In onderstaand schema geeft een overzicht van de risico’s bij de uitvoering van dit project.
Risico
Kans
Schade bij optreden
Maatregelen
Financiële dekking onderzoek
Reëel
Groot
Kwaliteit en constante samenstelling concentraat.
Reëel
Middelmatig
Voldoende participerende producenten
Reëel
Politieke/bestuurlijke wens om allerlei nieuwe technieken toe te voegen. Verwachtingen over snelle verbreding van het experiment.
Reëel
Groot, mits voldoende dekking over verschillende technieken. Middelmatig
Vooraf in stuurgroep afkaarten (partijen regelen dekking) Verantwoordelijkheid producten, indekken door voldoende pilots, alleen volledige operationele installaties doen mee. Oproep/regeling om deel te nemen.
Reëel
Middelmatig
Slecht weer voor goede resultaten veldproeven.
Reëel
Gering
Bij besluitvorming afbreukrisico steeds goed in beeld brengen. Formeel geen onderdeel van project, maar kan wel van invloed zijn op het project. Verwachtingenmanagement. Twee jarig experiment.
Pagina 14
Datum:8-12-2008
BIJLAGE 1: NOTA VAN DE NEDERLANDSE OVERHEID1 Beknopt overzicht pilotprojecten mineraalconcentraat met experimentele ruimte bovenop de gebruiksnorm voor dierlijke mest 1. Achtergrond De Nederlandse regering wil een aantal pilotprojecten faciliteren met betrekking tot de productie van een stikstofkaliconcentraat (NK) uit dierlijke mest, omdat zij verwacht dat gebruik van dit concentraat kan bijdragen aan het verminderen van de milieuproblematiek gerelateerd aan het gebruik van mest. De verwachting is dat dit product uit verwerkte dierlijke mest betere landbouwkundige kwaliteiten heeft dan onbehandelde mest en een vergelijkbare werking heeft als kunstmest. Daarom zou dit product in plaats van kunstmest of dierlijke mest kunnen worden gebruikt, zonder dat dit tot meer vervuiling leidt. Dit kan alleen worden vastgesteld met veldproeven. Hoewel het concentraat een met een industrieel proces vervaardigde meststof is, en daarom geacht wordt andere kenmerken te hebben dan dierlijke mest, valt het onder de definitie van dierlijke mest uit de Nitraatrichtlijn, zelfs na bewerking. Om die reden benaderde de Nederlandse overheid de Europese Commissie om tot nader begrip te geraken over het gebruik van het mineralenconcentraat op het land in de pilots, maar met andere grenswaarden dan voor dierlijke mest. 2. Doel van de pilots Het doel van de pilotprojecten is het onderzoeken van economische en milieutechnische mogelijkheden voor de grootschalige productie en gebruik van stikstofkaliconcentraat uit dierlijke mest door middel van ultrafiltratie of gelijkwaardige industriële technieken, in combinatie met omgekeerde osmose. Hiervoor zullen de pilots: de landbouw- en milieukundige effecten van het stikstofkaliconcentraat beoordelen; beoordelen of deze effecten vergelijkbaar of hetzelfde zijn als die van vergelijkbare kunstmest; voor 2009 en 2010 beoordelen of het stikstofkaliconcentraat voldoet aan de verwachting op het gebied van (chemische) kenmerken (zoals stabiliteit en opname door de gewassen), en of het concentraat mogelijkerwijs gebruikt kan worden met een gebruiksnorm die afwijkt van die voor dierlijke mest, zonder dat dit (extra) risico voor vervuiling (van het water) oplevert; de particuliere sector in de gelegenheid stellen de markt voor het stikstofkaliconcentraat te evalueren, voor gebruik boven de huidige norm voor dierlijke mest op grasland, akkerbouw en bepaalde tuinbouwgewassen. 3. Voorwaarden Deelname is voorbehouden aan pilots die aan de volgende voorwaarden voldoen. De overheid staat een maximum van 10 pilotprojecten toe. De pilots hebben een duur van twee jaar (2009 en 2010). Bedrijfsplan Alle pilots dienen een door de overheid goedgekeurd bedrijfsplan te hebben met een beschrijving van de installatie, het productieproces, alle eindproducten en de verwachte samenstelling hiervan, de markt voor de eindproducten (naar streek, soort gewas, enz.) plus samenwerkende partijen en de financiële basis voor de pilot. Eisen omtrent het concentraat Het concentraat dat in de pilots wordt geproduceerd en gebruikt bovenop de gebruiksnorm voor dierlijke mest dient aan de volgende eisen te voldoen: Uitsluitend concentraat verkregen door middel van ultrafiltratie of vergelijkbare industriële technieken, altijd in combinatie met omgekeerde osmose; De maximum hoeveelheid concentraat dient niet groter te zijn dan 15% van de totale hoeveelheid mest van alle deelnemers. Hierbij dienen de bedrijfsplannen als uitgangspunt. 1
Alleen de Engelstalige versie welke is verzonden aan de Europese Commissie is leidend. Pagina 15
Datum:8-12-2008
De Nederlandse overheid zal in maart 2009 een tussenevaluatie van de concentraties aan organische microverontreinigingen en zware metalen in concentraten uitvoeren; In samenwerking met de Europese Commissie worden uiterlijk eind juni 2009 specifieke eisen vastgelegd voor organische microverontreinigingen en zware metalen in concentraten; Op regelmatige basis worden monsters genomen en geanalyseerd op de hoeveelheid droge stof, organische stof, N-totaal, N-mineraal, P, K en pH. Af en toe zullen de gehalten worden bepaald van Mg, Ca, S, Cl, Na, en zware metalen (waaronder Cd, Zn, en Cu) en organische microverontreinigingen.
Maximale toepassing Het concentraat kan worden gebruikt bovenop de huidige gebruiksnorm voor dierlijke mest maar binnen de totale gebruiksnormen/ruimte voor stikstof. Maximaal oppervlak Uitgaande van tien pilots is 20.000 ha aan oppervlakte nodig voor gebruik van het concentraat. Het totale benodigde oppervlak wordt bepaald voordat de pilots van start gaan, gebaseerd op de combinatie van gewas en grondsoort zoals aangegeven in de bedrijfsplannen. Milieueffecten Indien tijdens de pilots blijkt dat het mineralenconcentraat schadelijker is voor het milieu dan de standaardcombinatie van dierlijke mest en kunstmest, bijvoorbeeld ten aanzien van zware metalen, zal de pilot onmiddellijk worden stilgelegd, zonodig onder dwang. Vanaf dat moment zal de standaard gebruiksnorm voor dierlijke mest voor die betreffende pilot worden gehandhaafd. Goedkeuring van pilots Iedere pilot dient door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd voordat het mineralenconcentraat tijdelijk kan worden gebruikt bovenop de gebruiksnorm voor dierlijke mest. Bij de selectie van de pilotprojecten garandeert de Nederlandse overheid dat alle soorten grond (loss, zand, klei, veen) en relevante teelten (grasland, akkerbouw, bepaalde tuinbouwgewassen) zijn vertegenwoordigd. 4. Controle en handhaving Bij de toepassing van het concentraat gelden alle regels voor dierlijke mest, met uitzondering van de gebruiksnorm voor dierlijke mest van 170 kg N/ha of ingeval van derogatie 250 kg N/ha. De Nederlandse overheid zal het geproduceerde concentraat in de pilots blijven beschouwen als dierlijke mest, zodat elk transport daarvan is te volgen. Het effluent dat door de osmose wordt gegenereerd wordt volgens de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd, zoals uiteengezet in de regelgeving voor afvalwaterverwijdering en dierlijke bijproducten (Verordening 1774/2002). 5. Monitoren en onderzoek Instituten van de Wageningen Universiteit en Researchcentrum zullen de verschillende pilots wetenschappelijk begeleiden. Het onderzoek bestaat uit vier onderdelen: 1. Toezicht op, en het meten van pilots met betrekking tot de productie van de eindproducten (o.a. een massabalans op diverse onderdelen, inclusief zware metalen); 2. Beoordeling van de landbouw- en milieukundige effecten van gebruik van alle eindproducten (veldproeven op grasland, akkerbouw- en tuinbouwgrond, op zand, klei, veen- en leemgronden; het uitspoelen van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater en accumulatie en uitspoelen van zware metalen); 3. Marktonderzoek naar alle eindproducten, inclusief de vaste fractie, waarbij wordt gekeken naar de ervaringen van vervoerders, intermediairs en eindgebruikers (agrariërs) en de economische haalbaarheid van de ondernemingen die de mineralenconcentraten produceren; 4. Voor iedere pilot wordt een Life Cycle Analysis (LCA) uitgevoerd ten aanzien van alle eindproducten, waaronder de vaste fractie. De LCA vergelijkt onder andere het productieproces van het concentraat met het productieproces van kunstmest.
Pagina 16
Datum:8-12-2008
Voor de verschillende onderdelen wordt een uitgebreid onderzoeksvoorstel opgesteld, met daarin de doelen en hypotheses. De voorstellen worden uiterlijk eind oktober 2008 gepresenteerd aan DG Environment (Europese Commissie). 6. Verslaglegging Eind 2009 wordt een voorlopig rapport opgesteld, waarin de ervaring met alle aspecten van de pilots als hierboven beschreven, aan bod komen. Dit zal worden gevolgd door een verslag begin 2011 voor elk van de vier onderzoekselementen. Het uiteindelijke verslag zal halverwege 2011 zijn afgerond. De resultaten van de milieueffecten worden vastgelegd voor bedrijven met en zonder derogatie. 7. Toekomst Afhankelijk van de uitkomst van de pilots streeft de Nederlandse overheid ernaar om met de Europese Commissie afspraken te maken voor het toekomstige gebruik van het concentraat in het kader van de Nitraatrichtlijn. De Nederlandse overheid zal, op basis van instemming ter uitvoering van de pilots, geen aanspraak maken op eventueel verdere rechten.
Pagina 17
Datum:8-12-2008
BIJLAGE 2: PLANNING
Pagina 18
Datum:8-12-2008
BIJLAGE 3: SAMENSTELLING PROJECTORGANISATIE Stuurgroep:
Munters (LNV-vz), Luitwieler (VROM), Brouwers (LTO), Bloemenkamp (NVV) en Keurentjes (projectleider-secr)
Projectgroep:
Keurentjes (projectleider-vz), Bos (LNV/DL), Sanders (VROM), Bloemenkamp (NVV), Heijmans (LTO) en Velthof (WUR-Alterra)
Onderzoeksgroep:
Bos (LNV), Sanders (VROM), Heijmans (LTO), Bloemenkamp (NVV) en Velthof (WUR-Alterra)
Producentengroep:
Bloemenkamp (NVV), Heijmans (LTO), Rooijakkers (LTO), Bos (LNV), ad hoc (DR/AID), Hoeksma (WUR-ASG), deelnemers pilots
Uitvoeringsgroep:
Brouwer-Kroeze (DR), Verkerk (CUMULA), BOS (LNV/DL), AID, JZ, en vertegenwoordiger producenten
Pagina 19