MONITORING EN EVALUATIE PILOTS EPORTFOLIO
Eindrapport Uitgebracht op verzoek van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Amersfoort, 27 februari 2013
VOORWOORD In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft Bureau Bartels in de periode tussen april 2012 en januari 2013 een monitoring en evaluatie uitgevoerd van de Pilots ePortfolio. Van de uitkomsten van dit onderzoek wordt in deze rapportage verslag gedaan. Op deze plaats willen we de personen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan het onderzoek. In de eerste plaats bedanken we de sleutelpersonen die we in de eerste fase van het onderzoek gesproken hebben. Daarnaast gaat onze dank uit naar de geraadpleegde gebruikers en professionals die hun medewerking aan het onderzoek hebben verleend. Tot slot bedanken we de leden van de begeleidingscommissie – mevrouw L. Bastiaansen (Ministerie SZW), mevrouw C. Liberton (Ministerie OCW), de heer A. Owed (ministerie OCW) en mevrouw M. Zoetmulder (UWV) – voor de prettige samenwerking en het deskundig advies.
Bureau Bartels B.V. Amersfoort
INHOUD 1.
INLEIDING 1.1 Achtergrond 1.2 Aanpak van het onderzoek 1.3 Leeswijzer
1 1 1 3
2.
KENMERKEN VAN DE PILOTS EN EXTERNE INITIATIEVEN 2.1 Inleiding 2.2 STOOF 2.3 Wedeka/Emco 2.4 C3 2.5 Empower Limburg 2.6 Initiatieven in de externe omgeving
5 5 5 6 7 8 9
3.
VORMGEVING VAN EPORTFOLIO IN DE PILOTS 3.1 Inleiding 3.2 Beoogde functie en wijze van gebruik van het ePortfolio 3.3 Gekozen aanbieder ePortfolio 3.4 Inhoud en infrastructuur van de ePortfolio’s 3.5 Eigenaarschap 3.6 Uitwisselbaarheid 3.7 Werving en introductie
13 13 13 15 18 22 24 27
4.
ERVARINGEN MET HET GEBRUIK VAN HET EPORTFOLIO 4.1 Inleiding 4.2 Inzicht in mogelijkheden van het ePortfolio 4.3 Redenen voor het (niet-)gebruik van een ePortfolio 4.4 Ervaringen met het invullen en aanpassen van een ePortfolio 4.5 Ervaringen met het gebruik van het ePortfolio
31 31 31 32 35 39
5.
MEERWAARDE EN EFFECTEN VAN HET EPORTFOLIO 5.1 Inleiding 5.2 Ervaren meerwaarde/nut voor door de gebruikers 5.3 Ervaren effecten van gebruik van ePortfolio voor gebruikers 5.4 Meerwaarde en effecten voor de professionals 5.5 Het gebruik van het ePortfolio in de toekomst
43 43 43 47 51 53
6.
SAMENVATTENDE CONCLUSIES 6.1 Inleiding 6.2 Gebruik en meerwaarde 6.3 Uitwisselbaarheid 6.4 Inhoud en infrastructuur 6.5 Tot slot
55 55 55 57 59 60
BIJLAGE I GERAADPLEEGDE SLEUTELPERSONEN
63
1.
INLEIDING
1.1
Achtergrond
Medio 2011 heeft het toenmalige kabinet in het Vitaliteitspakket haar visie ontplooid op het vergroten van de arbeidsparticipatie en de duurzame inzetbaarheid van werkenden. In dit pakket zijn maatregelen langs een drietal beleidslijnen aangekondigd, namelijk het langer doorwerken, vergroting van de mobiliteit op de arbeidsmarkt en het ondersteunen van loopbaanfaciliteiten. Eén van de acties die het kabinet in dit verband in het Vitaliteitspakket aangekondigd heeft, is het stimuleren dat mensen op de arbeidsmarkt hun competenties en vaardigheden digitaal inzichtelijk maken en verder blijven bijwerken. Een instrument om individuele leer- en werkgegevens digitaal vast te leggen, is het persoonlijk elektronisch portfolio (ePortfolio). Om het instrument van ePortfolio ook binnen arbeidsbemiddelende organisaties breder en uniform(er) toe te kunnen passen, was het plan om een aantal pilots uit te voeren. Hierbij waren in eerste instantie de kernspelers uit de arbeidsbemiddeling – UWV Werkbedrijf, ABU, STOOF, OVAL (voorheen BOABOREA), Cedris, Divosa en leerwerkloketten – betrokken. De opzet van de pilots was breed. De pilots zouden verschillende domeinen moeten bestrijken, te weten ‘van werk naar werk’, arbeidsbemiddeling en ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Ook de ministeries van OCW en SZW zouden participeren, onder andere door zorg te dragen voor de monitoring en evaluatie van deze pilots. De opzet van het project is echter wat gewijzigd. Er is besloten om niet uitsluitend nieuwe pilots op te zetten, maar om een aantal reeds bestaande pilots op het gebied van ePortfolio’s te volgen. Deze keuze is gemaakt omdat verwacht werd dat het opzetten van nieuwe pilots teveel tijd zou kosten, waardoor het niet mogelijk zou zijn om binnen een jaar ook daadwerkelijk ervaringen en resultaten te kunnen optekenen. De bestaande pilots bestrijken dezelfde drie domeinen, hebben op hoofdlijnen dezelfde uitgangspunten, maar zijn vanuit andere initiatieven/achtergronden opgezet. De ministeries van OCW en SZW hebben aan Bureau Bartels gevraagd om deze pilots te monitoren en te evalueren.
1.2
Aanpak van het onderzoek
De centrale vraag bij de monitoring en evaluatie is als volgt geformuleerd: Wat is er nodig om mensen een leven lang de beschikking te geven over een ePortfolio dat niet alleen voor henzelf maar ook voor arbeidsbemiddelende organisaties en werkgevers een meerwaarde heeft? Aan de hand van het volgen van vier pilots – waarin ervaring wordt opgedaan met ePortfolio’s – zal worden vastgesteld welke kenmerken en randvoorwaarden van belang zijn voor effectieve ePortfoliosystemen. Het gaat om de projecten van de volgende vier partijen: STOOF C3
BUREAU BARTELS
1
Wedeka/Emco Empower Limburg Deze pilots zijn in de periode juni 2012 – januari 2013 gevolgd. De gekozen aanpak daarbij bestond uit twee fasen. In de eerste fase zijn de projectleiders van elk van de vier pilots geraadpleegd. Daarnaast hebben we tevens gesprekken gevoerd met de projectleiders van een aantal andere initiatieven op het gebied van ePortfolio’s, vanuit de gedachte dat de ervaringen die daar zijn opgedaan, bruikbaar kunnen zijn voor de vier genoemde pilots. De gesprekken waren met name bedoeld om de ervaringen met de ontwikkeling van de ePortfolio’s in beeld te brengen. Tevens zijn de gesprekken gebruikt om tot afspraken te komen voor inrichting van de tweede fase van de evaluatie. Van de uitkomsten van de eerste fase wordt verslag gedaan in hoofdstuk 2 en 3. De tweede fase was gericht op het in kaart brengen van de ervaringen met het gebruik van de ePortfolio in de vier pilots en de analyse van het nut en de meerwaarde van de ePortfolio’s voor de verschillende gebruikersgroepen; individuen (gebruikers), professionals en werkgevers. Van de resultaten uit deze fase wordt verslag gedaan in hoofdstuk 4 en 5. Voor elk van de groepen is een vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is op een aantal punten nader toegesneden op de specifieke kenmerken van de pilots. Zo is rekening gehouden met de eigen, specifieke onderdelen waaruit elk van ePortfoliosystemen is opgebouwd en is, waar nodig, het taalgebruik aangepast. De projectleiders van de vier pilots hebben op ons verzoek aangegeven welke mensen binnen de verschillende doelgroepen (gebruikers, professionals en werkgevers) wij konden benaderen. Bij gebruikers gaat het om mensen die een eigen ePortfolio invullen en gebruiken. De professionals zijn de mensen die de gebruikers ondersteunen bij het starten en invullen van een ePortfolio en mensen die de inhoud uit het ePortfolio gebruiken om de gebruikers te begeleiden bij het zetten van vervolgstappen, zoals het oriënteren op en het zoeken naar een nieuwe baan. Bij de pilot van Stoof gaat het daarbij om intercedenten, bij Wedeka/Emco om klantmanagers, werkervaringsconsulenten, personeelsconsulenten en accountmanagers. Bij C3 en Empower Limburg betreft het mobiliteitsadviseurs. Naast gebruikers en professionals zouden we ook zicht moeten krijgen op de ervaringen van de werkgevers met de matching aan de hand van ePortfolio’s. Echter, in geen van de pilots heeft het voorleggen van de ePortfolio’s aan werkgevers al echt vorm gekregen. Slechts in incidentele gevallen is een ePortfolio inmiddels aan een werkgever gepresenteerd ten behoeve van bemiddeling of een sollicitatie. De betrokkenen in de vier pilots hebben echter onvoldoende zicht om welke werkgevers het gaat en wat hun ervaringen met het ePortfolio zijn. We hebben de doelgroep ‘werkgevers’ dus niet kunnen betrekken in dit onderzoek. Respons De aantal aangedragen namen per doelgroep en per pilot en de bijbehorende respons is weergegeven in onderstaande tabel.
BUREAU BARTELS
2
Tabel 1.1
Berekening respons onder gebruikers en professionals STOOF
Wedeka/ Emco
C3
Empower Limburg
±40
±30
300
4
9
27
83
3
±23%
±90%
28%
75%
STOOF
Wedeka/ Emco
C3
Empower Limburg
Brutosteekproef
7
7
11
10
-
Na herhaaldelijk pogingen niet bereikt
0
0
1
4
-
Nog geen ervaring met het ePortfolio
0
0
0
4
Nettosteekproef
7
7
10
2
Respons (absoluut)
7
7
10
2
100%
100%
100%
100%
Gebruikers Brutosteekproef Respons (absoluut) Respons (relatief) Professionals
Respons (relatief)
Het aantal waarnemingen is voor een deel van de pilots erg beperkt. Dit is het gevolg van het feit dat het daadwerkelijke gebruik van het ePortfolio pas recentelijk is gestart. Het aantal mensen dat reeds ervaring heeft opgedaan met het ePortfolio is in deze pilots nog klein. Voor de raadpleging hebben we bewust gezocht naar een voor elke doelgroep passende aanpak. De raadpleging van de gebruikers van het ePortfolio heeft in drie van de pilots plaatsgevonden middels een digitale enquête. Bij Wedeka/Emco is er voor gekozen om het invullen van de schriftelijke enquête klassikaal (tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de gebruikers) te laten plaatsvinden. De raadpleging van de professionals is in alle vier de pilots gedaan aan de hand van telefonische interviews.
1.3
Leeswijzer
De verdere opbouw van dit rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 presenteren we de kenmerken van de vier pilots die in dit onderzoek worden gevolgd. Tevens besteden we kort aandacht aan een aantal andere initiatieven waarin ervaring is opgedaan met het werken met een ePortfolio. In hoofdstuk 3 gaan we nader in op de verschillende aspecten van de vormgeving bij elk van de vier pilots. In hoofdstuk 4 staan de ervaringen van de verschillende doelgroepen met het ePortfolio in de vier pilots centraal. In hoofdstuk 5 wordt in beeld gebracht wat de ervaren meerwaarde en effecten zijn van het gebruik van een ePortfolio. In hoofdstuk 6 presenteren we ten slotte de samenvattende conclusies.
BUREAU BARTELS
3
BUREAU BARTELS
4
2.
KENMERKEN VAN DE PILOTS EN EXTERNE INITIATIEVEN
2.1
Inleiding
Zoals gezegd zijn in deze monitoring en evaluatie vier pilots betrokken. Voor elk van de vier pilots beschrijven we in deze paragraaf de achtergrond, opzet en belangrijkste basiskenmerken. In de offerte hebben we aangegeven dat we naast de pilots ook een aantal andere initiatieven op het vlak van ePortfolio’s zouden consulteren en meenemen in de analyse. In de afgelopen periode hebben namelijk meer partijen ervaring opgedaan met het werken met een ePortfolio. De lessen die daarin zijn opgedaan kunnen bruikbaar zijn voor de pilots in het onderzoek. De kenmerken van deze initiatieven in de externe omgeving komen ook in dit hoofdstuk aan bod.
2.2
STOOF
De Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche (STOOF) is de initiatiefnemer van de eerste pilot. STOOF ondersteunt flexorganisaties (uitzendorganisaties) in Nederland bij het ontwikkelen en opleiden van hun flexkrachten en vaste medewerkers. De uitzendbranche was nog niet echt bezig met het ePortfolio. Vorig jaar kwamen de ministeries van SZW en OCW met de uitnodiging om een pilot te doen. STOOF zag dat als goed moment om aan de slag te gaan met het ePortfolio, zeker omdat het paste bij enkele belangrijke ontwikkelingen en behoeften in de uitzendbranche. Zo streeft de branche naar een efficiëntere bedrijfsvoering van flexorganisaties en willen ze tijdig tegemoet komen aan de verwachte personeelstekorten. Verder zien ze dat flexkrachten veel kennis en ervaring hebben waarvan op dit moment nog onvoldoende gebruik wordt gemaakt. Het ePortfolio zou deze kennis en ervaring mogelijk beter zichtbaar kunnen maken. Tabel 2.1
Kenmerken van pilot van STOOF
STOOF Doelstelling
Flexkrachten beter toerusten voor bemiddeling en komen tot een efficiëntere werkwijze van de flexorganisaties
Doelgroep
Flexkrachten en intercedenten
Opzet instrument
Breed ePortfolio met ingebouwde competentiemeting. Individuen kunnen hun eigen informatie aanvullen met feedback van anderen, foto’s en er is een link met social media (Facebook, LinkedIn, Twitter en Hyves)
Aantal deelnemers
ePortfolio’s voor 250 flexkrachten (bij 5 flexorganisaties) en 50 intercedenten
Aanbieder ePortfolio
Meurs
Status project
Loopt nog: ontwikkeling ePortfolio afgerond, vanaf november 2012 uitgezet richting intercedenten en flexkrachten
Domein
Arbeidsbemiddeling
Het project van STOOF is dus concreet als pilot opgestart. Het is een proefproject waarin ze met het toepassen van een ePortfolio inzicht willen krijgen in de volgende aspecten:
BUREAU BARTELS
5
Geschiktheid ePortfolio voor de branche. Voordelen/nadelen voor werkgevers en werknemers van ePortfolio. Meerwaarde ePortfolio voor samenwerking met derden. Geschiktheid van ePortfolio voor flexkrachten. Hoe om te gaan met opslag en privacy. Mogelijkheden tot uitwisseling van gegevens met onder andere UWV. Hoe te komen tot een bredere uitrol en implementatie. Vijf flexorganisaties hebben het ePortfolio beschikbaar gesteld aan een deel van hun flexwerkers. Het oorspronkelijk doel was minimaal 50 flexwerkers per flexorganisatie. De flexwerkers vormen daarmee de grootste doelgroep van de pilot. Daarnaast willen ze in de pilot ook een aantal intercedenten (50 à 60) een ePortfolio laten opstellen. Zij vormen de tweede doelgroep.
2.3
Wedeka/Emco
Ook het project van Wedeka is concreet als pilot opgezet en bestaat feitelijk uit twee losse pilots. Op basis van eerder opgedane ervaringen met het gebruik van ePortfolio’s heeft de projectleider van de pilot geconstateerd dat een ePortfolio ook een zinvol instrument zou kunnen zijn voor de werknemers/klanten van Wedeka en Emco, respectievelijk werknemers in de sociale werkvoorziening (SW-sector) en bijstandsgerechtigden. De verwachting is dat deze werknemers/klanten – die veelal niet of in beperkte mate over diploma’s/opleidingen beschikken – met een ePortfolio in beeld brengen welke capaciteiten ze op basis van hun werkervaring en het ‘informele leren’ hebben ontwikkeld. Op die manier kunnen ze veel duidelijker laten zien wat ze kunnen en willen en wat ze nog nodig hebben voor een bepaalde baan/functie waar ze naar toe willen groeien. Tabel 2.2
Kenmerken van pilot van Wedeka/Emco
Wedeka/Emco Doelstelling
Begeleiding en bemiddeling van klanten/bijstandsgerechtigden. Faciliteren van de klant om zelf de regie te nemen over zijn/haar ontwikkeling
Doelgroep
(Nieuwe) SW-medewerkers en bijstandsgerechtigden
Opzet instrument
Uitkomsten werkervaring monitor vormen basis voor ePortfolio. Deze wordt door klant en begeleider ingevuld (360 graden feedback). Het ePortfolio wordt verder aangevuld met diploma’s, getuigschriften, foto’s etc.
Aantal deelnemers
Pilot 1 (Wedeka): 70 ePortfolio’s, pilot 2 (Emco): 20 ePortfolio’s
Aanbieder ePortfolio
InCtrl
Status project
Pilot 1: eerste helft van 2012 (inmiddels afgerond), pilot 2: tweede helft van 2012
Domein
Onderkant arbeidsmarkt
Ze zijn gestart met het opstellen van ePortfolio’s voor de zittende SW-medewerkers van Wedeka die een opleiding gingen volgen. Daarbij kwam naar voren dat het inzetten van ePortfolio’s een hele andere manier van denken en werken vraagt. Begeleiders moeten de medewerkers ondersteunen bij het samenstellen van het instrument, maar zijn nog
BUREAU BARTELS
6
onvoldoende vertrouwd met het achterliggende gedachtegoed en de werkwijze. Dit leidde tot kwalitatief onvoldoende portfolio’s en niet optimaal gebruiken van de portfolio’s. Daarom hebben ze onder meer ESF-gelden benut om in een aantal pilots nadere ervaring op te doen met het werken met een ePortfolio. Een eerste pilot heeft gelopen van februari tot juni 2012 en was gericht op nieuwe SW-medewerkers (van binnen naar buiten) om hen (waar mogelijk) te begeleiden van een SW-baan naar een reguliere baan (Wedeka). In de zomer van 2012 is een tweede pilot van start gegaan gericht op het begeleiden van bijstandsgerechtigden naar werk (Emco). Het doel van de pilots is het ontwikkelen van een implementatieplan om te komen tot een betere begeleiding bij het samenstellen van het ePortfolio en zo meer te halen uit werkervaring van de medewerkers en door- en uitstroom naar de arbeidsmarkt te bevorderen.
2.4
C3
C3 is het mobiliteitscentrum voor de grafimedia en – breder – de creatieve industrie (grafimedia, gaming-industrie, podiumkunsten, reclame, uitgeverijen, film & tv, beeldende kunst en vormgeving). Van oorsprong is het gestart vanuit de taak om werkloos geworden of met werkloosheid bedreigde werknemers te outplacen of te begeleiden naar ander werk (binnen of buiten de sector). De activiteiten zijn inmiddels verbreed naar alle werkenden in de genoemde sectoren (loopbaan, employability, talentontwikkeling et cetera). Tabel 2.3
Kenmerken van pilot van C3
C3 Doelstelling
Op een gestructureerde manier vastleggen van gegevens van de kandidaat ten behoeve van de begeleiding van kandidaten
Doelgroep
Werkloze en met werkloosheid bedreigde werknemers in de sector
Opzet instrument
ePortfolio bevat een CV, aangevuld met beoordelingen en testresultaten (bijvoorbeeld een Employabilitycheck). Er is een verbinding gemaakt met LinkedIn, een vacaturebank, het klantvolgsysteem en een EVC-systeem
Aantal deelnemers
Alle mensen die in begeleiding zijn bij C3
Aanbieder ePortfolio
Matchcare
Status project
Afgerond (heeft gelopen in de eerste helft van 2012)
Domein
Van werk naar werk
C3 is gaan werken met een ePortfolio toen ze een instrument zochten om de gegevens van (destijds) 1.100 mensen goed te kunnen registreren en te kunnen koppelen aan een klantvolgsysteem (Da Vinci). Er is dus niet bewust gekozen voor een ePortfoliosysteem. Het ePortfoliosysteem is ‘per ongeluk’ aangekocht omdat het ook een geschikt administratiesysteem is waaraan C3 behoefte had. Het ePortfolio wordt uitsluitend gebruikt voor de begeleiding. Als de begeleiding is afgelopen en de kandidaten een baan hebben gevonden, wordt het ePortfolio niet langer gebruikt. Het is dus niet een instrument waarnaar individuen geregeld terugkeren en wat ze een leven lang onderhouden.
BUREAU BARTELS
7
Er wordt door C3 echter gewerkt aan het opzetten van een pilot om de bredere gebruiksmogelijkheden en functionaliteiten van het ePortfolio te onderzoeken. In de pilot willen ze het gebruik van het ePortfolio verbreden naar andere doelgroepen (zoals studenten en niet met ontslag bedreigde werknemers) en nagaan wat de gebruikswensen van deze nieuwe doelgroepen zijn. Op basis van die nieuwe wensen zal gekeken worden hoe het ePortfolio dat ze hanteren doorontwikkeld moet worden. Dit nieuwe ePortfolio zal dan in de pilot worden getest. Aangezien deze pilot loopt van oktober 2012 tot in de loop van 2013 valt de pilot buiten de looptijd van de monitoring en evaluatie en zal daarom niet worden meegenomen in ons onderzoek.
2.5
Empower Limburg
Empower Limburg is een netwerkorganisatie. Het netwerk bestaat uit 21 organisaties uit de zorg, de overheid, het onderwijs en de zakelijke dienstverlening in Limburg. Het doel is: samenwerken op een turbulente arbeidsmarkt, het bevorderen van duurzame inzetbaarheid en mobiliteit op de regionale arbeidsmarkt en het bevorderen van werkzekerheid voor werkgevers en werknemers. Eén van de uitgangspunten daarbij is dat het arbeidsmarktinitiatief door de werknemer overgenomen moet worden. Individuen moeten het heft in eigen hand gaan nemen. Het ePortfolio is één van de instrumenten die Empower Limburg aanbiedt om mensen te helpen die omslag naar eigen verantwoordelijkheid te laten maken. Tabel 2.4
Kenmerken van pilot van Empower Limburg
Empower Limburg Doelstelling
Mensen een instrument bieden waarmee ze zich kunnen oriënteren op de arbeidsmarkt en hun eigen wensen, mogelijkheden en ambities in beeld kunnen brengen. Faciliteren van het individu om regie te nemen over de eigen loopbaanontwikkeling
Doelgroep
Medewerkers van de 21 aangesloten organisaties
Opzet instrument
Aanbod bestaat uit twee lagen: Eerste laag: bedoeld om individuen bewust te maken en bestaat uit gratis toepassingen zoals self assessments, digitale opleidingengids, CVgenerator, banenzoeker, link met landelijke vacaturebank, koppeling met regionale arbeidspool Tweede laag: als mensen besloten hebben actief te werken aan eigen ontwikkeling kunnen ze gebruikmaken van betaalde toepassingen/diensten zoals Employabilitycheck en loopbaancoach
Aantal deelnemers
Geen doelstellingen op dit punt
Aanbieder ePortfolio
Matchcare
Status project
Lopend (er is geen afgebakend tijdpad, ePortfolio sinds medio 2012 beschikbaar)
Domein
Van werk naar werk
Het project kent geen echte ‘pilotvorm’ (in de zin dat het een proef is met een duidelijke doelstelling, aanpak en tijdspad). Het ePortfolio is beschikbaar gesteld aan alle medewerkers in de aangesloten partnerorganisaties. Empower Limburg werkt tegelijkertijd voortdurend aan de verdere verbetering van het instrument. Tevens zoekt Empower Limburg steeds naar mogelijkheden om het ePortfolio onder de aandacht te brengen van de aangesloten organisaties, in de vorm van persoonlijke gesprekken en door middel van
BUREAU BARTELS
8
het opstarten van kleinschalige pilots waarbij het ePortfolio als instrument wordt aangeboden aan loopbaan- of mobiliteitscentra van individuele organisaties.
2.6
Initiatieven in de externe omgeving
We hebben in dit onderzoek ook een aantal andere initiatieven op het gebied van ePortfolio betrokken, met name om te kijken welke lessen uit deze initiatieven te trekken zijn. We hebben vertegenwoordigers van de volgende initiatieven geraadpleegd: De Employabilitycheck van de Stichting Scholing- en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie (SSWT). Het Zorgportfolio van CAOP en drie arbeidsmarktfondsen in de zorg. Let’s Connect van Brainport Development. De drie initiatieven zullen we hieronder kort bespreken. Het eerste initiatief is het project dat de SSWT heeft opgezet in het kader van het begeleiden van werkloze en met werkloosheid bedreigde werknemers in de branche. Om de begeleiding van deze mensen/kandidaten te ondersteunen wilden de sociale partners in de branche een instrument hebben waarmee alle belangrijke informatie over de kandidaat goed in beeld gebracht en gedocumenteerd zou kunnen worden. Er is gekozen voor de Employabilitycheck van Matchcare. Het instrument geeft een beeld van de competenties, ervaringen en interesses van de kandidaat en maakt duidelijk in hoeverre dit persoonsprofiel overeenkomt met beroepen binnen of buiten het eigen vakgebied. De geselecteerde beroepen kunnen vervolgens worden gekoppeld aan actuele, met competenties verrijkte vacatures uit een aan het instrument gekoppelde vacaturebank. Tabel 2.5
Kenmerken van Employabilitycheck van SSWT
Employabilitycheck SSWT Doelstelling
Begeleiden van medewerkers in de timmerbranche van werk naar werk, zowel binnen als buiten de branche
Doelgroep
Werkloze en met werkloosheid bedreigde werknemers
Opzet instrument
De Employabilitycheck vormt basis van ePortfolio. Deze is gekoppeld aan een beroepenlijst en een vacaturebank. Bovendien is er een koppeling gemaakt met het klantvolgsysteem. Gebruik van Employabilitycheck gebeurt altijd in combinatie met begeleiding van loopbaancoach
Aantal deelnemers
In pilot 70 begeleide werknemers. Na bredere uitrol inmiddels ruim 1.000 medewerkers begeleid met behulp van ePortfolio
Aanbieder ePortfolio
Matchcare
Status project
Pilot afgerond. Vervolgens breder uitgerold
Kernwoorden
ePortfolio gehanteerd in combinatie met volgsysteem en loopbaanbegeleiding
De Employabilitycheck wordt altijd gebruikt onder begeleiding van een loopbaancoach, die de uitkomsten bespreekt en samen met de kandidaat komt tot een aanzet voor een passend loopbaanplan. Vervolgens richt de begeleiding zich op het vinden van een passende baan. Om de begeleiding goed vorm te kunnen geven en te kunnen volgen is het ePortfoliosysteem gekoppeld aan het klantvolgsysteem van de SSWT.
BUREAU BARTELS
9
In eerste instantie is in pilotvorm (70 kandidaten) ervaring opgedaan met het werken met de Employabilitycheck. Deze pilot is inmiddels afgerond. Naar aanleiding van de goede resultaten en ervaringen met het instrument is besloten om het instrument breder uit te rollen en aan te bieden aan elke kandidaat die begeleid wordt. Nadat de kandidaat geplaatst is op een nieuwe functie, behoudt deze nog een jaar lang het recht om van het ePortfolio gebruik te maken. De SSWT bekijkt nu de mogelijkheden om het ePortfolio aan alle medewerkers in de timmerbranche beschikbaar stellen, niet slechts voor een jaar, maar voor de rest van hun leven. Het tweede initiatief betreft het Zorgportfolio. Het Zorgportfolio is op initiatief van de vakbond NU’91 in 2010 ontwikkeld als instrument waarmee verpleegkundigen in de zorg bewijslast kunnen aandragen ten behoeve van herregistratie in het BIG-register1. Omdat sociale partners in de ziekenhuisbranche, de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg het belangrijk vinden dat medewerkers in de zorg hun deskundigheidsbevordering goed kunnen bijhouden, wilden ze het graag aan alle medewerkers in de zorg beschikbaar kunnen stellen. Ze hebben daarom het Zorgportfolio ‘overgenomen’ van NU’91. Ze bieden het op internet gratis aan elke geïnteresseerde aan. Tabel 2.6
Kenmerken van het Zorgportfolio
Zorgportfolio Doelstelling
Bieden van instrument waarmee verpleegkundigen bewijslast kunnen aandragen ten behoeve van herregistratie in BIG-register
Doelgroep
Verpleegkundigen (oorspronkelijk) en daarnaast andere medewerkers in de zorg, zoals verzorgenden
Opzet instrument
Eenvoudig instrument met nadruk op het weergegeven van een beschrijving van de opleidingen, werkervaring, gevolgde cursussen, kennis en vaardigheden van de eigenaar
Aantal deelnemers
Meer dan 2.000
Aanbieder ePortfolio
Connexx Webdesign
Status project
ePortfolio breed beschikbaar
Kernwoorden
Bewust gekozen voor eenvoudige opzet
Mede gezien het oorspronkelijke doel van het Zorgportfolio is er bewust gekozen voor een eenvoudige opzet van het instrument zonder ‘toeters en bellen’. Het is in de huidige vorm vooral een uitgebreid CV (zonder showcasemodule en zonder tests et cetera). In de loop van de tijd is gebleken dat het instrument voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden, bijvoorbeeld als input voor een POP-gesprek of als instrument in het kader van het levensfasebewust beleid. Ook is duidelijk geworden dat niet alleen de oorspronkelijke doelgroep (verpleegkundigen) gebruikmaken van het Zorgportfolio, maar dat ook verzorgenden en andere medewerkers de weg naar het instrument weten te vinden. Zowel de doelgroep als de toepassingswijze is dus uitgebreid. CAOP – die het Zorgportfolio beheert – is daarom van plan om in de nabije toekomst te kijken of het 1
Het BIG-register verleent duidelijkheid over de bevoegdheid van een zorgverlener. Een BIG-registratie betekent dat u mag werken binnen het beroep waarvoor u bent geregistreerd. Ook mag u de bijbehorende beroepstitel voeren. Herregistratie is een instrument om de deskundigheid van zorgverleners uit het BIGregister te waarborgen. De inschrijving in het BIG-register is steeds voor een periode van vijf jaar. Alleen zorgverleners die aan de criteria voldoen, kunnen zich herregistreren.
BUREAU BARTELS
10
instrument aangepast zal moeten/kunnen worden om beter tegemoet te komen aan de nieuwe gebruikers(eisen). Let’s Connect is het derde initiatief dat we hebben meegenomen in de analyse. Let’s Connect heeft als doelstelling het gebruik van ePortfolio’s te stimuleren om de regionale arbeidsmarkt beter te laten functioneren. Bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden in Zuid-Oost Nederland nemen deel aan het opzetten van een ePortfoliosysteem waarin competenties en loopbanen actueel gehouden worden. De afstemming van het aanbod van het onderwijs op de vraag van het bedrijfsleven kan hiermee verbeterd worden, daarnaast kan het levenslang leren gericht worden ingezet. Tabel 2.7
Kenmerken van Let’s Connect
Let’s Connect Doelstelling
Komen tot beter functionerende arbeidsmarkt door stimulering gebruik van uitwisselbare ePortfolio’s
Doelgroep
Medewerkers en studenten binnen de partnerorganisaties
Opzet project
Eerste fase van pilot: komen tot lokaal ePortfolio (t.b.v. interne mobiliteit, ontwikkelingsgesprekken, zichtbaar maken competenties eigen medewerkers) Tweede fase van pilot: komen tot kernportfolio (t.b.v. externe mobiliteit, uitwisseling met andere partijen zoals onderwijsinstellingen en andere werkgevers)
Aantal deelnemers
8 aangesloten partnerorganisaties (aantal deelnemende individuele ePortfolio gebruikers onbekend)
Aanbieder ePortfolio
Verschillende, keuze is aan deelnemende organisatie
Status project
Lopend: 1 fase gestart in mei 2012, 2 fase start eind 2012
Kernwoorden
Uitwisselbaarheid
e
e
Uitwisselbaarheid van (gegevens in) het ePortfolio met gegevens van andere bronnen en partijen is een kernwoord binnen het project van Let’s Connect. Omdat de ervaring leert dat werkgevers wat huiverig zijn voor het uitwisselen en opstellen van gegevens over (werknemers in) hun bedrijf is gekozen voor het opzetten van een pilot die uit twee fasen bestaat. De eerste fase is gericht op het ontwikkelen van en ervaring opdoen met een ePortfolio voor lokaal gebruik (in het bedrijf zelf). Dit ePortfolio kan dan gebruikt worden ten behoeve van ontwikkelingsgesprekken en het stimuleren van de interne mobiliteit. Het idee erachter is dat werkgevers op deze voor hen ‘veilige’ manier het ePortfolio leren kennen en enthousiast raken over de toepassingsmogelijkheden van het instrument. Als ze eenmaal vertrouwd zijn met het instrument gaan ze over naar de tweede fase van de pilot. Deze fase is gericht op het ontwikkelen van het ePortfolio tot een instrument waarmee uitwisseling met andere partijen mogelijk is, onder andere ten behoeve van het realiseren van externe mobiliteit (bijvoorbeeld outplacements) en afstemming met het onderwijs. De pilot is pas vrij recentelijk gestart. De eindresultaten zijn dus nog niet bekend.
BUREAU BARTELS
11
BUREAU BARTELS
12
3.
VORMGEVING VAN EPORTFOLIO IN DE PILOTS
3.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk hebben we een korte schets gegeven van de achtergronden en kenmerken van de vier betrokken pilots. In dit hoofdstuk gaan we uitgebreider in op de beoogde functie en wijze van het gebruik van het ePortfolio (paragraaf 3.2), de gekozen aanbieder (paragraaf 3.3), de inhoud en infrastructuur van de ePortfolio’s (paragraaf 3.4) eigenaarschap (3.5), uitwisselbaarheid (3.6) en werving en introductie (3.7).
3.2
Beoogde functie en wijze van gebruik van het ePortfolio
Het ePortfolio kan – zoals de opdrachtgever in het offerteverzoek aangaf – verschillende functies hebben. Afhankelijk van het doel wat het individu of organisatie voor ogen heeft met het gebruik van het ePortfolio, kan het worden ingezet als beoordelings-, ontwikkelof showcase-instrument (zie tabel 3.1). Tabel 3.1
Mogelijke functies van het ePortfolio
Functie
Ondersteunt
Toepassing
Beoordelingsportfolio
Beoordeling van competenties op basis van bewijsmateriaal
EVC, certificaten, diploma
Ontwikkelportfolio
Bewuster leren, loopbaanontwikkeling
Coaching, POP, begeleiding
Showcase portfolio
Matching
Sollicitatie, werving en selectie
Deze indeling in mogelijke functies wordt in de praktijk niet strikt gehanteerd. De projectleiders stellen hun doelen, maar kiezen niet specifiek voor één of meer van de genoemde functies. De vier betrokken pilots kunnen daarom niet zondermeer worden ingedeeld bij één of meerdere van de genoemde typen. Toch hebben we – op basis van de doelen die de pilots hebben met het inzetten van het ePortfolio – getracht in beeld te brengen welke functie het ePortfolio in elk van de pilots heeft. Het ePortfolio in de pilot van C3 wordt (nu nog) uitsluitend gebruikt als ontwikkelportfolio. Het is een administratief middel om de gegevens van kandidaten op een gestructureerde manier vast te leggen. Om in aanmerking te komen voor begeleiding vanuit C3 moeten kandidaten een ePortfolio invullen. De gegevens die zij invoeren worden gebruikt als input voor het intakegesprek. Voor de bemiddeling wordt het instrument (nog) nauwelijks gebruikt. Slechts sporadisch komt het – naar zeggen van de projectleider – voor dat kandidaten een showcase vullen en mee sturen bij een sollicitatie.
BUREAU BARTELS
13
Tabel 3.2
Beoogde doel en functie van het gebruik van het ePortfolio
Naam project
Doel van het gebruik van het ePortfolio
Functie
STOOF
Flexkrachten beter toe te rusten voor bemiddeling. Komen tot efficiëntere werkwijze flexorganisaties
Showcase portfolio
Wedeka/Emco
Begeleiding en bemiddeling van klanten/bijstandsgerechtigden. Faciliteren van klant om zelf de regie te nemen over zijn/haar ontwikkeling
Ontwikkelportfolio Showcase portfolio (Beoordelingsportfolio)
C3
Op een gestructureerde manier vastleggen van gegevens van de kandidaat ten behoeve van de begeleiding van de kandidaten
Ontwikkelportfolio
Empower Limburg
Mensen een instrument bieden waarmee ze zich kunnen oriënteren op de arbeidsmarkt en hun eigen wensen, mogelijkheden en ambities in beeld kunnen brengen. Faciliteren van individu om regie te krijgen over eigen loopbaanontwikkeling
Ontwikkelportfolio Showcase portfolio
In de pilot van STOOF is het ePortfolio in opzet vooral een bemiddelingsinstrument (showcase portfolio). Het is bedoeld om flexkrachten beter toe te rusten voor bemiddeling, door hen met behulp van een ePortfolio een mooier, beter en completer profiel te geven dan het reguliere ‘platte’ CV. Doordat de wensen, mogelijkheden en kennis beter in beeld worden gebracht zou het naar verwachting eenvoudiger moeten zijn om een goede ‘match’ te maken tussen de flexwerker en een voor hem/haar passende functie. Een snellere en betere koppeling tussen flexwerker en werkgever zou het daarnaast voor flexorganisaties mogelijk moeten maken om efficiënter te werken. Het realiseren van een efficiëntere werkwijze is dan ook een tweede doel van het gebruik van het ePortfolio. Bij de pilot van Wedeka/Emco is het ePortfolio zowel als begeleidings- als bemiddelingsinstrument bedoeld. Met het invullen van het ePortfolio kan een duidelijk beeld worden verkregen van de competenties, ervaringen, kennis, wensen en ambities van de klant, wordt duidelijk welke functies bij de klant passen en welke opleiding eventueel nog nodig is om de beoogde functie te kunnen uitvoeren. Dit kan de begeleiders helpen bij het vinden van een passende baan. Indien er voor de klant concrete mogelijkheden zijn op de reguliere arbeidsmarkt, wordt het ePortfolio ook gebruikt bij de bemiddeling en het duidelijk profileren van de kandidaten bij sollicitaties. De gegevens in het ePortfolio kunnen eventueel ook gebruikt worden wanneer klanten een EVC-traject gaan volgen. Het ePortfolio kan dan als beoordelingsinstrument worden ingezet. Daarnaast heeft Wedeka met de inzet van het ePortfolio nadrukkelijk als doel om vooral ook de klant zelf goed te faciliteren en te helpen de regie te nemen over zijn/haar eigen (loopbaan) ontwikkeling. Door het samenstellen van het ePortfolio krijgen klanten een duidelijk beeld van wat ze kunnen en worden ze – als het goed is – aangezet om zelf actief na te denken over welke kant ze op willen. Dit laatste geldt ook voor de pilot van Empower Limburg. Ook in deze pilot is het doel om het individu bewust te maken van de eigen mogelijkheden en ambities, het belang om deze duidelijk in kaart te brengen en het belang om het heft in eigen hand te nemen daar waar het gaat om de eigen loopbaan- en deskundigheidsontwikkeling. Het ePortfolio
BUREAU BARTELS
14
moet hen daarbij helpen. Het ePortfolio is daarnaast ook gericht bedoeld als instrument dat individuen kunnen gebruiken om zichzelf te presenteren aan potentiële (nieuwe) werkgevers. In de aanpalende initiatieven die we hebben meegenomen in de analyse, wordt het ePortfolio voornamelijk ingezet als ontwikkelportfolio. Mede doordat de doelen van het gebruik van het ePortfolio verschillen tussen de pilots, verschilt ook de wijze waarop het instrument in de pilots wordt ingezet (zie tabel 3.3). Tabel 3.3
Wijze waarop het ePortfolio wordt ingezet
Naam project
Wijze waarop het ePortfolio wordt ingezet
STOOF
Flexorganisaties stellen het ePortfolio beschikbaar aan flexkrachten
Wedeka/Emco
Als standaard onderdeel van het begeleidingstraject
C3
Als standaard onderdeel van het begeleidingstraject
Empower Limburg
ePortfolio wordt aangeboden op internet
In de twee pilots die het ePortfolio gebruiken als begeleidingsinstrument vormt het ePortfolio een standaard onderdeel van het begeleidingstraject. Dit zelfde geldt ook voor het project van de SSWT. Het invullen van het instrument is voor de kandidaten (C3) of klanten (Wedeka) verplicht om voor begeleiding in aanmerking te komen. Bij STOOF geldt die verplichting niet. Daar is het gebruik van een ePortfolio een mogelijkheid die intercedenten voordragen aan de flexwerkers. Bij Empower Limburg wordt het ePortfolio via internet breed aangeboden aan medewerkers van de aangesloten organisaties. Het staat de medewerkers geheel vrij om van het instrument gebruik te maken. Een zelfde opzet is overigens gekozen bij het Zorgportfolio. Daarnaast biedt Empower Limburg het ePortfolio als instrument aan de loopbaan- en mobiliteitscentra van een aantal aangesloten organisaties aan. In die gevallen komen werknemers via hun werkgever in contact met het ePortfolio.
3.3
Gekozen aanbieder ePortfolio
In tabel 3.4 is weergegeven voor welke aanbieder van ePortfolio’s in de verschillende pilots is gekozen. Ook de reden waarom speciaal voor deze aanbieder is gekozen is opgenomen in de tabel.
BUREAU BARTELS
15
Tabel 3.4
De door de pilots gekozen aanbieders van ePortfolio’s en de reden daarachter
Naam project
Gekozen aanbieder
Reden keuze
STOOF
Meurs
Op basis van ervaring (van partnerorganisatie) met Meurs
Wedeka/Emco
InCtrl
Op basis van ervaringen met InCtrl
C3
Matchcare
Door goede loopbaanwebsite en breed aanbod aan diensten (bijvoorbeeld Employabilitycheck en als enige een vacaturebank/beroepenlijst)
Empower Limburg
Matchcare
Duidelijke expertise op het gebied van loopbaaninstrumenten voor werknemers. Reeds ervaring (bij partnerorganisaties) met Matchcare. Matchcare ook de enige met een aangekoppelde beroepenlijst/vacaturebank. Filosofie Matchcare sluit aan bij filosofie van Empower Limburg
De keuze voor een bepaalde aanbieder is vaak gemaakt op basis van ervaringen die de initiatiefnemers van de pilot of hun partnerorganisaties eerder hebben opgedaan met (andere producten van) de betreffende ePortfolio-aanbieder. Er is dan niet altijd gericht gekeken naar het aanbod van andere aanbieders. Vanuit Empower Limburg is aangegeven dat zij wel een duidelijke afweging hebben gemaakt en heel bewust hebben gekozen voor Matchcare. Deze aanbieder heeft naar hun mening een uitgebreide expertise op het gebied van het ontwikkelen van loopbaaninstrumenten voor werknemers en hun filosofie sluit goed aan bij de filosofie van Empower Limburg. Andere aanbieders denken volgens Empower Limburg nog teveel vanuit de werkgever en gaan minder sterk uit van het individu als eigenaar van het ePortfolio en regievoerder op het gebied van deskundigheidsontwikkeling en mobiliteit op de arbeidsmarkt. Bovendien is Matchcare de enige aanbieder die aan het ePortfoliosysteem ook een beroepenlijst en een landelijke vacaturebank heeft gekoppeld. Dat laatste is ook als argument genoemd vanuit C3 en ook door de projectleider van het project bij de SSWT. Ze zien het als groot voordeel dat aan de hand van het persoonsprofiel direct passende vacatures kunnen worden gevonden, op basis van een match van gevraagde en ‘geboden’ competenties. Wel geeft C3 aan dat zij het ePortfolio min of meer ‘per ongeluk’ hebben aangekocht voor het administratieve proces. Pas later is hen duidelijk geworden wat voor een ‘breed’ instrument het ePortfolio eigenlijk is en welke mogelijkheden het allemaal biedt. Bij Let’s Connect – die pilots met ePortfolio’s hebben lopen in meerdere arbeidsorganisaties – worden de deelnemende organisaties vrijgelaten in hun keus voor de aanbieder van het ePortfolio. Hun ervaring leert dat er drie criteria lijken te zijn waarop de keuze voor een aanbieder wordt gebaseerd. Het gaat daarbij om a) de kosten, b) de comptabiliteit met bestaande HR-systemen in de organisatie en c) het doel (en de doelgroep) van het gebruik van het ePortfolio. Verschillende aanbieders hebben namelijk verschillende expertise en bieden daarom producten die goed aansluiten bij een specifiek doel (loopbaanontwikkeling, externe mobiliteit) of doelgroep. Zo werkt een deel van de aanbieders met gedegen, gevalideerde testen en andere aanbieders meer met laagdrempelige testen (‘Libelle-testen’). De ‘Libelle-testen’ blijken minder goed aan te sluiten bij de wensen en behoeften van hoger opgeleiden.
BUREAU BARTELS
16
Aan de projectleiders van de pilots is gevraagd of zij bij de aanbieder vooraf een eisenpakket hebben ingediend, met daarin duidelijke voorwaarden waaraan het ePortfolio(systeem) voor hen zou moeten voldoen. Vanuit zowel C3 als Wedeka is aangegeven dat er vooraf niet echt sprake was van een duidelijk eisenpakket. Wel hebben ze de aanbieder in de loop van de tijd verzocht enkele aanpassingen door te voeren. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld terminologie en functienamen, omdat deze niet bleken te passen bij de doelgroep. Zo bleken termen als ‘ambitie’ te lastig voor de doelgroep van Wedeka (medewerkers in de SW-sector). Deze zijn omgezet in termen als ‘wat wil ik’ en ‘wat kan ik’. Het op bepaalde punten aanpassen van de terminologie is ook gebeurd bij de pilot van STOOF. Vanuit STOOF is daarnaast vooraf wel een duidelijke voorwaarde gesteld aan het ontwerp van het ePortfolio. Zij hebben de aanbieder vooraf duidelijk aangegeven dat het ePortfolio een eigen ‘look and feel’ moest krijgen. Dit houdt in dat duidelijk zichtbaar moest zijn dat het ePortfolio een initiatief is van STOOF en de vijf flexorganisaties. Ook vanuit Empower Limburg zijn aan het ontwerp van het ePortfolio voorwaarden gesteld. Empower Limburg hecht vanaf de start veel belang aan een goede uitwisselbaarheid van de gegevens in een ePortfolio met andere systemen en bronnen, in het bijzonder met de gegevens in de arbeidspool (regionale vacaturebank). De opzet van de pilot is om de gegevens uit de ePortfolio’s te kunnen koppelen aan die in de arbeidspool en zo de werkzoekende te ‘matchen’ met de juiste baan en daarmee te komen tot een goede doorstroming op de arbeidsmarkt. Een eis die aan de aanbieder is gesteld is dat ze zorg zouden moeten dragen voor een goede uitwisselbaarheid. Een vergelijkbare eis is eveneens gesteld aan de aanbieders die aan de slag zijn bij de pilots van Let’s Connect. Omdat de tweede fase van de pilots heel duidelijk in het teken staan van het realiseren van een goede uitwisselbaarheid, moesten de aanbieders vooraf toezeggen dat ze bereid zijn om zich op dit punt actief in te zetten. De ontwikkeling van het ePortfolio door de aanbieder is volgens zowel STOOF als Wedeka goed verlopen. Ze hebben een goed product ontwikkeld en de aanbieders hebben goed ingespeeld op de wensen om bepaalde aanpassingen in de ePortfolio’s door te voeren. Op verzoek van STOOF heeft de aanbieder bijvoorbeeld ook een handleiding geschreven voor de medewerkers van de flexorganisaties (waarin is uitgelegd hoe nieuwe ePortfolio’s kunnen worden aangemaakt). De ervaring van C3 leert dat de bereidheid van de aanbieder om wijzigingen (bijvoorbeeld in de functiebenamingen) door te voeren minder groot is. C3 zoekt daarom naar mogelijkheden om zelf veranderingen door te voeren in plaats van op dit punt afhankelijk te zijn van de aanbieder. Ook vanuit Empower Limburg wordt opgemerkt dat het (laten) ontwikkelen van een ePortfoliosysteem geen snel en eenvoudig proces is. Het is een leerproces. Het ePortfoliosysteem blijkt een product dat als vrager (in dit geval Empower Limburg) en aanbieder gezamenlijk en op basis van voortschrijdend inzicht wordt vormgegeven. Het uitgangspunt van commerciële aanbieders en het ePortfoliosysteem dat zij leveren sluit (nog) niet altijd goed aan bij de behoeften en wensen van de gebruikers. Empower Limburg geeft aan dat ze al lerende een beeld krijgen van de eisen die vanuit de gebruiker aan het ePortfolio moeten worden gesteld. Vervolgens gaan ze
BUREAU BARTELS
17
steeds in overleg met de aanbieder om te kijken of zij dat product kunnen leveren. De ervaringen van Empower Limburg worden gedeeld door de projectleider van de pilots bij Let’s Connect. Ook in die pilots merken ze dat organisaties pas in de loop van het ontwikkelingsproces een goed beeld krijgen van de eisen die ze aan het ePortfolio willen/moeten stellen. Op basis van dit voortschrijdend inzicht gaan ze in gesprek met de aanbieders van het ePortfolio om het ePortfolio ‘bij te stellen’. In sommige pilots bij Let’s Connect komen de organisaties tot de conclusie dat ze beter voor een andere aanbieder hadden kunnen kiezen. Ze hebben het aanbod en het ‘specialisme’ van de verschillende aanbieders vooraf niet goed vergeleken en daardoor niet de meest geschikte keuze gemaakt. Als belangrijke leerervaring noemen vertegenwoordigers van verschillende pilots dat commerciële aanbieders van ePortfoliosystemen nog steeds erg aanbod gericht werken. Ze hebben vaak een vrij standaard product. Het is echter zinvol om wensen en behoeften van gebruikers beter in beeld te krijgen en deze meer als uitgangspunt te gebruiken bij het ontwikkelen van ePortfoliosystemen en aanverwante producten en diensten.
3.4
Inhoud en infrastructuur van de ePortfolio’s
In 2005 hebben verschillende partijen in het leren- en werkendomein besloten een afspraak te maken voor het uitwisselen van elektronische portfolio’s. Door de toenemende interesse in het gebruik van ePortfolio’s in het onderwijs en het bedrijfsleven bestond de behoefte om tot afspraken te komen over uitwisseling van gegevens. Er is een programma gestart om een Nederlandse afspraak te ontwikkelen op basis van de internationale IMS ePortfolio specificatie van het IMS Global Learning Consortium. Dit toepassingsprofiel is vastgelegd in de Afspraak E-portfolio NL: Uitwisselen van eportfolio's volgens toepassingsprofiel op basis van IMS ePortfolio. In 2007 verscheen de eerste versie. Deze is omgewerkt naar een Nederlands Technische Afspraak, NTA 2035:2011 E-portfolio NL. Deze NTA versie wordt verder ontwikkeld door de NENnormcommissie Leertechnologieën tot een Nederlandse norm. In alle pilots is bij de ontwikkeling van het ePortfoliosysteem uitgegaan van deze NTA 2035. De NTA 2035 geeft aan hoe bepaalde gegevens moeten worden vastgelegd. Verder biedt de NTA 2035 een standaard voor opbouw van een ePortfolio (zie figuur 3.1).
BUREAU BARTELS
18
Figuur 3.1
Globale structuur van een ePortfolio volgens NTA 2035
Persoonlijke gegevens a) Identificatiegegevens b) Ontwikkelingsvoorwaarden c) Doelen en ambities d) Interesses e) Relaties en netwerken f) Competenties Resultaten g) Activiteiten h) Producten i)
Evaluaties en beoordelingen
j)
Reflecties
k) Formele erkenningen Showcase l)
Opleidingsoverzicht
m) Ervaringsoverzicht
n) Gegevens en resultaten
Deze opbouw is in alle pilots grotendeel als basis gebruikt voor het ePortfolio. Zo bevatten de ePortfolio’s in alle pilots een aantal vaste informatievelden, zoals identificatiegegevens (persoonsgegevens), informatie over doelen en ambities, interesses en competenties en bieden ze de mogelijkheid tot het maken van een showcase. In de basis lijken de ePortfolio’s daarom op elkaar. De specifieke invulling en uitvoering verschillen echter tussen de verschillende pilots. Afhankelijk van het doel en de doelgroep waarvoor het ePortfolio wordt ingezet, is gekozen voor bepaalde aanvullingen (zoals tests, vacaturebank) en krijgen bepaalde onderdelen meer nadruk. Hoe de ePortfolio’s in de verschillende pilots wat betreft inhoud zijn opgebouwd, is weergegeven in de tabel 3.5. Zoals de tabel 3.5 laat zien, biedt STOOF een breed portfolio. Dat wil zeggen dat flexwerkers naar eigen inzicht alle velden kunnen invullen die in figuur 3.1 zijn genoemd. Het uitgangspunt van het ePortfolio van Wedeka is iets anders. Hier vormt het invullen van de werkervaringsmonitor door zowel het individu (klant) als een begeleider de basisinput voor het ePortfolio. De input van de begeleider heeft de vorm van een 360 graden feedback. Aan de hand van de uitkomsten van de werkervaringsmonitor ontstaat een beeld van de competenties van de klant, wordt duidelijk welke functies daarbij goed aansluiten en wat er nog in termen van opleidingen nodig is om die functie goed uit te kunnen voeren. Deze informatie wordt aangevuld met ‘standaardinformatie’ zoals een overzicht van de persoonsgegevens, gevolgde opleidingen en het werkverleden. De eerste ervaringen van Wedeka leren dat het voor de doelgroep (SW-medewerkers) heel goed werkt om foto’s of filmpjes toe te voegen. Deze geven soms een beter beeld van de klant dan schriftelijke informatie.
BUREAU BARTELS
19
Tabel 3.5
Invulling en opzet van de ePortfolio’s in de pilots
Naam project
Invulling en opzet
STOOF
Breed ePortfolio (alle in figuur 3.1 genoemde velden kunnen worden ingevuld) met ingebouwde competentiemeting. Individuen kunnen hun eigen informatie aanvullen met feedback van anderen, foto’s en er is een link met social media (Facebook, LinkedIn, Twitter en Hyves)
Wedeka/Emco
Uitkomsten werkervaringsmonitor vormt basis voor ePortfolio. Deze wordt door individu en door begeleider ingevuld (360 graden feedback). Het ePortfolio wordt verder aangevuld met diploma’s, getuigschriften, foto’s etc.
C3
ePortfolio bevat een CV, aangevuld met beoordelingen en testresultaten (bijvoorbeeld Employabilitycheck). Er is een verbinding gemaakt met LinkedIn, een vacaturebank, het klantvolgsysteem en het EVC-systeem (later is het systeem aangevuld met een CV-generator, beroepenverkenner, sollicitatietips en self assessments)
Empower Limburg
Aanbod bestaat uit twee lagen: Eerste laag: bedoeld om individuen bewust te maken en bestaat uit gratis toepassingen zoals self assessments, digitale opleidingengids, CVgenerator, banenzoeker, link met landelijke vacaturebank, koppeling met regionale arbeidspool Tweede laag: als mensen besloten hebben actief te werken aan eigen ontwikkeling kunnen ze gebruikmaken van betaalde toepassingen/ diensten zoals Employabilitycheck en loopbaancoach
Het ePortfolio van C3 was – gezien het achterliggende doel (administratief vastleggen van kenmerken van de kandidaten) – in het begin een redelijk basaal instrument. Zo was er eerst niet veel aandacht voor het showcasegedeelte. In de loop van de tijd is het ePortfolio steeds verder uitgebreid en aangevuld met nieuwe toepassingen (self assessments, beroepenverkenner et cetera). Dit is gedaan omdat C3 besloten heeft het ePortfolio als instrument breder te gaan benutten in hun organisatie. Die nieuwe (vervolg)aanpak valt overigens buiten de scope van dit onderzoek. Het basissysteem dat is ontwikkeld kende vanaf het begin al wel een aantal belangrijke koppelingen met andere systemen/bestanden. Zo is er een koppeling met LinkedIn gemaakt, zodat gegevens van LinkedIn geïmporteerd kunnen worden in het ePortfolio. Kandidaten hoeven deze informatie dus niet opnieuw in te voeren. Ook is er een koppeling met het klantvolgsysteem (Da Vinci), een EVC-systeem en een vacaturebank. De vacaturebank kan op twee manieren gebruikt worden. Aan de ene kant kan de kandidaat op een bepaald moment zelf gaan zoeken naar voor hem/haar interessante vacatures. Aan de andere kant is het mogelijk om op basis van een wensenprofiel dagelijks automatisch alle passende vacatures te ontvangen. Ook in het SSWT-project (SSWT werkt met dezelfde aanbieder als C3) is een koppeling gemaakt tussen het ePortfolio en het klantvolgsysteem Da Vinci. Dit wordt als groot pluspunt ervaren. Alle stappen die in het begeleidingstraject (inclusief invullen ePortfolio) worden gezet en alle SSWT-instrumenten die daarbij worden ingezet (zoals scholing) worden in het klantvolgsysteem ingevoerd. Op die manier kunnen ze het hele traject monitoren, zowel op niveau van het individu (wat is er gedaan en bereikt), op bedrijfsniveau (bedrijven die een outplacementtraject hebben lopen) als op het niveau van de individuele begeleider. De behaalde resultaten worden zo goed zichtbaar. Ook de koppeling met de vacaturebank van de aanbieder heeft grote voordelen, aldus de projectleider binnen SSWT. De vacatures worden namelijk herleid naar de bron, namelijk
BUREAU BARTELS
20
het bedrijf dat de vacature heeft uitstaan. Uitzendbureaus die dezelfde vacature aanbieden worden er uit gefilterd. Empower Limburg heeft – zoals tabel 3.5 laat zien – een aanbod dat bestaat uit twee lagen. De eerste laag is bedoeld om de individuen in de ‘juiste stand’ te krijgen. Dat wil zeggen dat ze zich bewust worden van hun eigen wensen en mogelijkheden en het belang om zelf de regie over hun eigen loopbaan en ontwikkeling te nemen. De eerste laag biedt een gratis aanbod, bestaande uit het ePortfolio en een aantal aanvullende toepassingen, zoals self assessments en koppelingen met de landelijke vacaturebank en de regionale arbeidspool (regionale vacaturebank). Wanneer de individuen het bovengenoemde bewustzijn hebben gekregen en actief willen werken aan hun eigen (loopbaan)ontwikkeling kunnen ze gebruikmaken van de tweede laag, bestaande uit betaalde toepassingen, zoals een Employabilitycheck en het inroepen van de hulp van een loopbaancoach. Competentietaal EPortfolio’s maken gebruik van een competentietaal. Wat betreft de competentietalen kunnen grofweg drie soorten/niveaus worden onderscheiden: 1) 2)
Niveau van de kwalificatiestructuren: bijvoorbeeld SHL. Technisch niveau/de gekozen computertaal.
3)
Niveau van woordherkenning: bijvoorbeeld de semantische bibliotheek (Luc Vervenne).
In de vier pilots ligt de keuze voor de competentietaal uitsluitend op het niveau van de kwalificatiestructuur. Alle pilots werken met SHL. De redenen die ze daarvoor aandragen is dat het de taal is die de aanbieders van ePortfoliosystemen vaak als standaard hanteren en dat SHL als voordeel heeft dat deze taal ook door andere partijen – waaronder het MBO en het UWV – wordt gebruikt. Aan de keuze van de competentietalen hebben in de vier pilots dus geen weloverwogen, specifieke motivaties ten grondslag gelegen, in ieder geval niet op alle verschillende niveaus. In de pilots zijn ze zich er van bewust dat ze in de loop van de tijd tegen het probleem gaan aanlopen dat de taal niet goed aansluit bij de doelen en doelgroepen waarop de pilots zijn gericht. De SHL-taal die nu veel gebruikt wordt is gebaseerd op de kwalificatiedossiers van het onderwijs. Deze sluit volgens enkele pilots onvoldoende aan bij de ‘talen’ die gehanteerd worden in de verschillende sectoren in het bedrijfsleven en houdt onvoldoende rekening met regionale verschillen. In de pilots lopen ze nu al tegen bepaalde knelpunten in de competentietaal aan. Zo merken ze bij C3 dat niet alle functies uit de creatieve sector door de competentietaal worden herkend. Ook merken verschillende pilots al dat de omschrijving van de competenties en functies in vacatures niet één op één aansluiten bij de gebruikte competentie- en functieomschrijvingen in de ePortfolio’s van gebruikers. Uitwisseling van ePortfolio-gegevens met data uit andere bronnen is tot op heden in de vier pilots nog beperkt. Wanneer de uitwisseling gaat toenemen zullen naar verwachting ook de knelpunten duidelijker merkbaar worden. Vanuit de pilots wordt de noodzaak aangegeven om te komen tot een soort ‘Esperanto’, als taal die door iedereen begrepen wordt en makkelijk aan te leren is. Empower Limburg
BUREAU BARTELS
21
werkt al samen met een aantal andere partijen aan het ontwikkelen van een dergelijke, meer passende competentietaal. Validering van de gegevens We hebben de vertegenwoordigers van de pilots ook gevraagd op welke manier zorg wordt gedragen voor de (validering van de) kwaliteit en de betrouwbaarheid van de gegevens. In alle pilots wordt gebruikgemaakt van gevalideerde testen en zelfscans, zoals de werkervaringsmonitor, de Employabilitycheck en de competentiescans. Deze geven een gevalideerd beeld van de competenties van het betreffende individu en bijvoorbeeld het type functie dat daarbij aansluit. Bovendien kunnen in het ePortfolio kopieën van diploma’s en getuigschriften worden opgenomen, als bewijslast om aan te tonen welke opleidingen en werkervaringen mensen hebben opgedaan. Ook spelen begeleidende professionals (die de individuen begeleiden bij onder andere het opstellen van een ePortfolio) op het punt van kwaliteitsborging een rol. Zo trekken medewerkers van flexorganisaties (pilot van STOOF) altijd de door de flexwerker (met een ePortfolio) opgegeven referenties na. Bij de pilot in de SW-sector (Wedeka) neemt een coach samen met elke SW-medewerker altijd alle in het ePortfolio ingevulde gegevens door. Dit zelfde gebeurt ook bij de pilot van C3. Het bovenstaande neemt niet weg dat de eigenaar van het ePortfolio (individu) voor een groot deel zelf verantwoordelijk is voor de inhoud van het digitale ‘document’. Er bestaat – net als bij de ‘ouderwetse’ CV’s – altijd de mogelijkheid dat mensen informatie opgeven die niet (volledig) klopt en niet volledig te controleren is. Dit is nooit helemaal te voorkomen.
3.5
Eigenaarschap
Zowel de vertegenwoordigers van de vier pilots als de vertegenwoordigers van de drie aanpalende ePortfolio-initiatieven die we in deze monitoring hebben gesproken, geven aan dat het eigenaarschap van (de gegevens in) het ePortfolio in handen ligt van het individu. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat het individu meer de regie zou moeten gaan nemen over de eigen deskundigheidsontwikkeling en arbeidsmarktpositie en dat het ePortfolio daarbij als ondersteunend instrument kan worden gebruikt. Het individu is de eigenaar van de informatie en bepaalt wat hij/zij wil opnemen in het ePortfolio en welke gegevens zichtbaar zijn voor anderen. Om het eigenaarschap ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren hebben de individuen altijd toegang tot hun eigen ePortfolio. In alle pilots geldt dat alleen de individuen de informatie in het ePortfolio kunnen aanpassen. Dat individuen het eigenaarschap ook actief oppakken en daadwerkelijk zelf de regie in handen nemen, blijkt in de praktijk echter verre vanzelfsprekend. In verschillende pilots is de ervaring dat het ePortfolio niet snel als handig instrument wordt geaccepteerd. Mensen zijn nog niet gewend om zelf het initiatief te nemen met betrekking tot hun loopbaan en ontwikkeling. Er moet veel worden geïnvesteerd in voorlichting en informatievoorziening om mensen te overtuigen van de meerwaarde van het ePortfolio.
BUREAU BARTELS
22
Verder leert de ervaring in een aantal pilots dat niet alleen de individuen nog niet in groten getale warm lopen om eigenaar te worden van een ePortfolio. Volgens de vertegenwoordigers van twee pilots blijkt dat vooral ook professionals (bijvoorbeeld begeleiders, coaches) en werkgevers (bijvoorbeeld HR-managers) nog moeite hebben met het individu als initiatiefnemer en eigenaar. Van oudsher zijn zij gewend aan een andere manier van werken, namelijk één waarbij zijzelf het voortouw nemen in arbeidsmarkt- en loopbaanvraagstukken. Zo zijn HR-managers gewend om mensen als het ware ‘aan de hand mee te nemen’ in outplacementtrajecten. In de SW-sector bepalen vaak de begeleiders welke functies zij het beste vinden aansluiten bij de mogelijkheden van hun cliënten. Het is voor deze groepen vaak lastig om een werkwijze los te laten die ze altijd hebben gevolgd en die in hun ervaring altijd goed heeft gewerkt. Het gebruik van het ePortfolio vraagt een andere houding en manier van werken, zowel van het individu als van professionals en werkgevers. Zolang deze ‘cultuuromslag’ nog niet heeft plaatsvonden is het volgens verschillende respondenten niet mogelijk om het ePortfolio op grote schaal omarmd en toegepast te krijgen. Daarnaast wordt in dit kader nog opgemerkt dat er ook sprake is van een wat ‘lastige situatie’. Het ePortfolio is eigenlijk in opzet een instrument voor en van het individu, maar het zijn vaak nu nog de werkgevers die het initiatief nemen om het instrument te laten ontwikkelen. Ze gaan (in eerste instantie) alleen met het ePortfolio aan de slag als het instrument ook hun eigen doelen ondersteunt. Het volledig in handen leggen van het eigenaarschap bij de individuen is niet altijd in het directe belang van de werkgever. De werkgevers bepalen bijvoorbeeld hoe het ePortfoliosysteem eruit ziet (welke functies en toepassingen en welke uitwisselingsmogelijkheden) en kunnen besluiten om het ePortfolio(systeem) op een bepaald moment niet langer beschikbaar te stellen. Ook de aanbieders van ePortfolio’s beperken op een vergelijkbare manier de mogelijkheden tot het uitvoeren van het eigenaarschap door individuen. Begeleiding In de verschillende pilots wordt aandacht besteed aan het ondersteunen van individuen bij het goed vorm geven van hun eigenaarschap. Ze bieden begeleiding bij het samenstellen van het ePortfolio en de showcase. De professionals controleren de ingevoerde informatie in het ePortfolio (is het compleet, klopt te informatie) en geven advies over welke informatie individuen wel of juist niet moeten opnemen. In de pilot van STOOF wordt wat geëxperimenteerd met de begeleiding vanuit de intercedenten. In een deel van de betrokken flexorganisaties hebben de intercedenten het recht om zaken weg te laten uit de showcase van een individu, als deze aan een potentiële werkgever wordt voorgelegd. In dat geval kunnen ze de inhoud van de informatie niet wijzigen, maar alleen bepalen dat niet alle informatie wordt getoond. Een andere flexorganisatie heeft zichzelf dat recht niet gegeven. De intercedent mag niets weglaten en heeft ook geen inkijkrecht. Het individu stuurt zijn/haar ePortfolio zonder tussenkomst van de intercedent naar de potentiële werkgever. In de vervolgfase van het onderzoek (veldwerk) zal worden onderzocht wat de ervaringen met beide typen van begeleiding zijn. De vraag is al wel of bij de eerste vorm van begeleiding (recht op weglaten van informatie) volledig recht doet aan het eigenaarschap van het individu.
BUREAU BARTELS
23
In de pilot van C3 wordt er onderscheid gemaakt tussen een ‘fase met begeleiding’ en een ‘fase zonder begeleiding’. Op de momenten dat een kandidaat behoefte heeft aan ondersteuning (fase met begeleiding) dan heeft de begeleider/loopbaancoach inkijkrecht. Op de momenten dat de kandidaat geen ondersteuning nodig heeft (fase zonder begeleiding) vervallen deze rechten voor de begeleider. De begeleiding is naar de mening van een aantal vertegenwoordigers van de pilots belangrijk, zo niet onmisbaar. Zonder goede begeleiding is de kans groter dat mensen tussentijds afhaken. Ook weten individuen niet altijd goed wat ze allemaal als informatie/materiaal kunnen opnemen om hun werkervaring en competenties aan te tonen. Een goede begeleiding kan er ook voor zorgen dat mensen geen informatie in hun ePortfolio opnemen die potentiële werkgevers onnodig zullen ‘afschrikken’.
3.6
Uitwisselbaarheid
Uitwisselbaarheid van (gegevens uit) ePortfolio’s tussen partijen vormt een belangrijk thema voor de opdrachtgever. De achtergrond hiervan is dat de mate waarin personen en partijen bereid en in staat zullen zijn om met een ePortfolio te gaan werken, mede bepaald zal worden door de mogelijkheden voor onderlinge uitwisseling van gegevens. In de afgelopen periode zijn er op landelijk niveau al de eerste stappen ondernomen om de uitwisselbaarheid van de ePortfolio’s te bevorderen, onder andere door het ontwikkelen van de NTA 2035 E-Portfolio NL. In deze monitoring kijken we naar de ervaringen die in de verschillende pilots worden opgedaan met uitwisselbaarheid. Uitwisselbaarheid als specifiek thema Tabel 3.6 laat zien dat uitwisselbaarheid in de pilots van Empower Limburg en STOOF een specifiek thema is. Tabel 3.6
Mate waarin er in de pilots specifieke aandacht is voor uitwisselbaarheid
Naam project
Specifieke aandacht voor uitwisselbaarheid
STOOF
(Ja)
Wedeka/Emco
Nee
C3
Nee
Empower Limburg
Ja
Een belangrijk uitgangspunt van het project in Limburg is namelijk dat de gegevens uit de ePortfolio’s moeten kunnen worden uitgewisseld met de gegevens uit de arbeidspool (regionale vacaturebank). De competenties en wensen van het individu (met een ePortfolio) moeten kunnen worden gematcht met de gevraagde competenties van functies in de arbeidspool. Voor elk van de instrumenten (ePortfolio en arbeidspool) is een eigen aanbieder/ontwikkelaar gezocht en de opdracht aan beide aanbieders (respectievelijk Matchcare en Toolbox) was specifiek om deze uitwisselbaarheid te realiseren.
BUREAU BARTELS
24
Daarnaast is het voor Empower Limburg belangrijk dat de (gegevens in de) ePortfolio’s in bredere zin uitwisselbaar zijn met andere systemen. Dit is onder meer van belang omdat loopbaan- en mobiliteitscentra van de bij Empower Limburg aangesloten partners soms met systemen werken van andere aanbieders. In de praktijk blijkt de uitwisselbaarheid beperkt. Daarom zoekt Empower Limburg actief naar oplossingen hiervoor. Zo zijn ze samen met Let’s Connect en Paragin een project gestart om te komen tot een betere afstemming van verschillen in competentietalen. STOOF geeft aan dat uitwisselbaarheid in eerste instantie een belangrijk thema zou zijn in hun pilot. Ze zijn de pilot mede gestart vanuit de gedachte dat UWV tegelijkertijd zelf een pilot zou starten en dat daarmee ervaring zou kunnen worden opgedaan met de uitwisselbaarheid van (informatie in) ePortfolio’s tussen UWV en de uitzendbranche. De UWV-pilot is echter niet van de grond gekomen. STOOF is teleurgesteld dat de oorspronkelijke opzet van de pilots op het gebied van uitwisselbaarheid is losgelaten. Hierdoor zou een belangrijk doel van hun pilot bij voorbaat niet gerealiseerd kunnen worden. In overleg met UWV is daarom besloten om toch te kijken of het mogelijk is om – op beperkte schaal – ervaring op te doen met uitwisseling van gegevens met UWV. Partijen in Noord-Holland (PDZ-uitzendbureau in Zaandam en Alkmaar) zijn met het UWV een deelpilot gestart met als centraal doel om in kaart te brengen welke mogelijkheden en beperkingen er zijn om tot gegevensuitwisseling te komen tussen UWV Werkbedrijf en flexorganisaties. In een rapportage van UWV zijn de eerste voorlopige uitkomsten van deze inventarisatie beschreven. Daaruit blijkt dat de behoefte aan gegevensuitwisseling beperkt is tot gegevens over opleiding, werkervaring en houding/gedrag. Een meerwaarde van uitwisseling is er vooral voor de flexorganisaties omdat zij op deze manier nieuwe klanten in beeld krijgen. De meerwaarde voor UWV ligt vooral in het automatisch (en daarmee eenvoudigers) uitwisselen van gegevens in plaats van handmatig. De rapportage laat verder zien dat de mogelijkheden voor uitwisseling voorlopig nog beperkt zijn omdat de technische realisatie niet binnen een jaar te verwachten is. Concrete stappen om te komen tot meer uitwisseling zijn op het moment van deze evaluatie nog niet gezet. In de andere twee pilots is uitwisselbaarheid geen thema dat specifiek aandacht krijgt. De vertegenwoordigers zijn zich – onder andere op basis van eerder opgedane ervaringen – bewust dat uitwisselbaarheid niet vanzelfsprekend is. Binnen de scope van hun huidige project is het realiseren van uitwisseling van gegevens geen doelstelling. Het loslaten van de oorspronkelijke aanpak (waaronder het niet opstarten van de UWVpilot) maakt dat de ervaringen op het gebied van uitwisselbaarheid bij gebruikers en professionals maar in beperkte mate toetsbaar zijn in deze monitoring en evaluatie. De projectleiders van de pilots hebben al wel hun eerste ervaringen met en oordelen over de uitwisselbaarheid gegeven. Ervaringen met uitwisselbaarheid Bij Empower Limburg – waar al ervaring wordt opgedaan met uitwisselbaarheid van gegevens en informatie in ePortfolio’s – is de ervaring dat de uitwisselbaarheid van
BUREAU BARTELS
25
gegevens uit ‘hun’ ePortfolio met informatiesystemen van andere aanbieders nog beperkt is. Zij zijn van mening dat de huidige NTA 2035-norm niet voldoende is om als standaard te dienen en gelijkvormigheid te bereiken. De huidige norm zorgt er alleen voor dat ePortfolio’s een vergelijkbaar format (opbouw) hanteren, waardoor het mogelijk is om informatie op een vergelijkbare manier te organiseren. NTA 2035 voorziet echter niet in een inhoudelijke standaard. Daarvoor zou een meer eenduidige competentietaal moeten worden ontwikkeld. Naast Empower Limburg wordt ook vanuit verschillende pilots de wens geuit om op landelijk niveau te komen tot een dergelijke nieuwe, bredere standaard. Daarbij is het van belang dat er voor gezorgd wordt dat de infrastructuur niet te log en te dwingend wordt. Dat uitwisselbaarheid op zich wel mogelijk is, maakt Empower Limburg op uit het feit dat het gelukt is om uitwisseling van gegevens tussen het ePortfoliosysteem en de arbeidspool te realiseren. Hoewel de aanbieders – volgens Empower Limburg – in eerste instantie niet zaten te springen om de systemen op elkaar af te stemmen, is de mogelijkheid tot uitwisseling uiteindelijk wel tot stand gekomen. Uitwisselbaarheid lijkt vaak niet in het directe belang te zijn van aanbieders. Het vraagt van hen meer samenwerking en afstemming, terwijl zij liever niet teveel ‘in hun keuken laten kijken’. Toch lijken ook zij wat meer doordrongen van het belang van goede uitwisselbaarheid. Dit blijkt uit het feit dat aanbieders willen meedenken aan een oplossing voor het afstemmen van de competentietalen (project dat Empower Limburg, samen met Let’s Connect, Matchcare en PiCompany, uitvoert bij zorginstelling Mondriaan). Hoewel andere pilots minder doelgericht bezig zijn met het thema van uitwisselbaarheid lopen zij ook tegen het feit aan dat het nog vaak lastig is om gegevens uit te wisselen. Zij moeten gegevens van andere bronnen handmatig koppelen of overnemen. Verder wordt vanuit Wedeka bevestigd dat aanbieders wel in staat zijn om uitwisselbaarheid (op beperkte schaal) te realiseren. Wedeka heeft in een eerder project een aanbieder gevraagd om gegevens van een ePortfoliosysteem met een aantal andere systemen mogelijk te maken. Dit is destijds gelukt. Ook C3 heeft de ervaring dat uitwisselbaarheid, bijvoorbeeld met gegevens uit systemen als LinkedIn en het personeelssysteem Da Vinci, mogelijk is. Vanuit de SSWT wordt – net als bij STOOF – ervaren dat het lastig is om te komen tot uitwisselbaarheid van gegevens met het UWV. Zij lopen in de begeleiding van hun kandidaten aan tegen het feit dat de werkcoaches bij UWV niet bekend zijn met instrumenten als de Employabilitycheck en zij een andere check moeten/willen invullen. De gegevens moeten dan – eigenlijk onnodig – door het UWV opnieuw verzameld worden. De ervaring leert dat slechts een enkele werkcoach het instrument van SSWT goed heeft bekeken en er mee wil/kan werken. Om uitwisseling van gegevens met het UWV te vergemakkelijken heeft men bij de SSWT gekozen voor een soort tussenoplossing. Als het UWV gebruik wil maken van de gegevens in het ePortfolio, dan wordt er geen bestand overgedragen, maar krijgt de medewerkers van UWV een inlogcode. Met de inlogcode kan de UWV-medewerker dat deel van de ePortfolioinformatie inzien dat de kandidaat voor hem/haar ‘openstelt’.
BUREAU BARTELS
26
3.7
Werving en introductie
We hebben aan de projectleiders van de verschillende pilots gevraagd hoe ze zorg hebben gedragen voor het werven van individuen voor het gebruik van het ePortfolio en op welke manier ze het ePortfolio bij de individuen precies hebben geïntroduceerd. Werven van individuen In de onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze de werving van individuen plaatsvindt in de verschillende pilots. Tabel 3.7
Wijze van werven gebruikers van het ePortfolio, in de pilots
Naam project
Wijze van werven gebruikers ePortfolio
STOOF
Wijze van werven wisselt per flexorganisatie
Wedeka/Emco
Opstellen ePortfolio standaard onderdeel van het intakeproces
C3
Opstellen ePortfolio standaard onderdeel van het intakeproces
Empower Limburg
Realiseren zo groot mogelijk bereik, door informatie op internet en door informeren werkgevers
Uit tabel 3.7 komt naar voren dat in twee van de pilots niet echt sprake is van het werven van individuen als gebruikers van het ePortfolio. Het opstellen van een ePortfolio vormt in de pilot van zowel Wedeka/Emco als van C3 een standaard onderdeel van het intakeproces. Het is een voorwaarde om gebruik te maken van de dienstverlening van de organisaties. De vraag of het lukt om voldoende geïnteresseerde individuen te vinden is in deze pilots dan ook niet relevant. In de andere pilots is wel sprake van werving. Bij STOOF moet worden geprobeerd om tot het beoogde streefaantal ePortfolio’s te komen. Het wordt daarbij aan de deelnemende flexorganisaties overgelaten op welke wijze ze de werving vormgeven. Hoe deze organisaties het oppakken zal blijken in paragraaf 4.3. Met de flexorganisaties zijn echter wel afspraken gemaakt over het realiseren van een goede spreiding onder flexwerkers wat betreft type contract (voor (on)bepaalde tijd en met of zonder uitzendbeding), opleidingsniveau en geografische spreiding. Empower Limburg streeft naar een zo groot mogelijk aantal gebruikers. Empower Limburg geeft aan dat ze het heel lastig vinden om individuen te bereiken en geïnteresseerd te krijgen in het gebruiken van een ePortfolio. Er is nog geen sprake van een bestaande vraag/behoefte naar ePortfolio’s. Het is vaak een nog onbekend instrument, waar mensen niet zelf actief naar op zoek gaan. Empower Limburg heeft daarbij als nadeel dat ze vrijwel geen direct contact hebben met de individuen die ze willen bereiken. Ze hebben niet – zoals de andere pilots – een eigen ‘klantenbestand’ dat ze kunnen benaderen. Hun werving verloopt heel breed en algemeen (via internet) of via de werkgevers. Zo bieden ze het ePortfolio als instrument aan mobiliteitscentra aan en loopbaancentra van enkele aangesloten organisaties, of ze voeren samen met afzonderlijke organisaties pilots uit.
BUREAU BARTELS
27
Ook bij Let’s Connect loopt het bereiken van de individuen via de werkgevers. Om het gebruik van ePortfolio’s van de grond te krijgen moesten zij eerst arbeidsorganisaties bereid zien te vinden om met het ePortfolio aan de slag te gaan. Het werven op deze indirecte manier maakt het volgens Let’s Connect nodig om het ePortfolio in eerste instantie vooral te promoten als een voor werkgevers aantrekkelijk instrument. Dit vraagt een andere profilering van het ePortfolio dan wanneer je de werving direct richt op de uiteindelijke gebruikers (individuen). Introductie van het ePortfolio bij individuen In tabel 3.8 is weergegeven op welke manier het ePortfolio aan individuen wordt geïntroduceerd in de verschillende pilots. Tabel 3.8
Wijze van introductie van ePortfolio bij individuen
Naam project
Wijze van introductie ePortfolio bij individuen
STOOF
In contact (begeleiding) met intercedenten
Wedeka/Emco
In een groepsbijeenkomst als onderdeel van ePortfoliotraject
C3
Via website en via persoonlijke begeleiding loopbaanadviseurs
Empower Limburg
Via website en eventueel via persoonlijke begeleiding
De introductie vindt vaak plaats in een persoonlijk contact tussen het individu en een begeleider vanuit de pilot. In drie van de pilots vindt die uitleg door een begeleider standaard plaats. Bij de pilot van Empower Limburg is een dergelijke uitleg niet standaard, maar kunnen individuen een beroep doen op persoonlijke begeleiding als zij dat wenselijk vinden. Vanuit de begeleiders (intercedenten, coaches et cetera) wordt richting de individuen uitgelegd wat het ePortfolio is. Ook benadrukken ze wat het doel en de meerwaarde er van (kunnen) zijn. Vanuit STOOF wordt het ePortfolio bijvoorbeeld gepresenteerd als een instrument waarmee flexkrachten (individuen) hun positie op de arbeidsmarkt kunnen versterken ten opzichte van anderen. Het biedt hen de mogelijkheid om hun profiel mooier en completer in beeld te brengen en hun digitale CV voortdurend up to date te houden. Wedeka/Emco geeft aan dat het een gericht zoekproces is geweest om te komen tot de meest passende manier van begeleiding bij het introduceren en laten opstellen van de ePortfolio’s. Ze zijn uitgekomen bij een begeleidingstraject van vier weken, met daarin vier groepsbijeenkomsten. Alle individuen die gaan werken met een ePortfolio doorlopen dit traject. De ervaring leert dat deze benadering goed werkt om mensen vertrouwd te maken met het ePortfolio en te komen tot een goede ‘vulling’ van het ePortfolio door de individuele klant van Wedeka (zie navolgend kader).
BUREAU BARTELS
28
Wedeka/Emco: Traject voor de introductie en het opstellen van het ePortfolio Week 1 Introductie en voorlichting: in deze bijeenkomst wordt uitgelegd wat een ePortfolio (eP) is en wat je er mee kunt doen. Hierbij wordt onder andere gebruikgemaakt van bestaande filmpjes. Ook wordt naar voren gebracht hoe het traject er de komende weken uit gaat zien. Week 2 Invullen van de werkervaringsmonitor (WEM). Dit gebeurt zowel door de medewerker als door de begeleider (360 graden feedback). De uitkomsten worden als input gebruikt voor het eP. De WEM is een spinnenwebmodel op basis van de 25 competenties van SHL. Deze zijn gekoppeld aan een competentiescanner. Op basis daarvan worden voor de betreffende medewerkers geschikte beroepen geïdentificeerd en wordt bepaald hoever de competenties verwijderd zijn van een CREBO accreditatie (d.m.v. EVC). Week 3 Opstellen en verfijnen eP. Als voorbereiding op deze bijeenkomst wordt de medewerker gevraagd om documenten en andere stukken van huis mee te nemen waarmee de werkervaring in beeld gebracht en bevestigd kan worden (diploma’s, getuigschriften, foto’s etc.). Doordat het om groepsbijeenkomsten gaat kunnen medewerkers bij elkaar kijken welke ‘bewijsstukken’ zij van hun werkervaring hebben meegenomen en zo geïnspireerd worden om hun eP uit te breiden. Week 4 Arbeidsmarktverkenning samen met een werkervaringsadviseur. Samen wordt kritisch gekeken naar het eP en wordt dit vertaald naar een showcase die ze kunnen gebruiken richting werkgevers.
Introductie van ePortfolio bij de professionals De begeleiding tijdens het beschreven traject bij Wedeka wordt geboden door de aanbieder van het ePortfolio (InCtrl). De betrokken professionals in de eigen organisatie van Wedeka zoals klantmanagers en accountmanagers – die in het vervolgtraject naar passende scholing en/of werk aan de slag gaan met het ePortfolio – hebben dezelfde voorlichting en introductie over het ePortfolio gehad als de cliënten. Bij de andere pilots zijn voor de begeleiders aparte voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Bij STOOF is er een trainingsdag georganiseerd voor de intercedenten. Bij C3 is tijdens een gezamenlijke bijeenkomst voor loopbaanadviseurs een presentatie over het ePortfolio gehouden. In beide pilots komen de begeleiders daarnaast ook regelmatig bij elkaar waarbij informatie en ervaringen omtrent het ePortfolio worden gedeeld. Introductie ePortfolio bij werkgevers In de pilots is – met uitzondering van de pilot van C3 – ook aandacht voor het introduceren van het ePortfolio bij werkgevers. Bij STOOF zullen de werkgevers via de intercedenten bekend raken met het ePortfolio. Intercedenten informeren werkgevers en leggen (openbare delen van) ingevulde ePortfolio’s van kandidaten aan hen voor. Eén van de deelnemende flexorganisaties is van plan om het ePortfolio als instrument te introduceren bij één of twee grotere werkgevers. Voor deze werkgevers zal dan een training worden gegeven.
BUREAU BARTELS
29
Tabel 3.9
Wijze van introductie van ePortfolio bij werkgevers
Naam project
Wijze van introductie ePortfolio bij werkgevers
STOOF
Wedeka/Emco
Besproken in regionale ondernemersgroep en in contacten met individuele werkgevers
C3
Geen specifieke actie ondernomen op dit punt
Empower Limburg
In persoonlijke gesprekken met werkgevers en communicatieuitingen richting achterban
In contacten tussen intercedent en inlenend bedrijf (werkgever) Introductie van ePortfolio bij een 1 of 2 grote werkgevers
Bij Wedeka/Emco is het gebruik van het ePortfolio onlangs besproken met vertegenwoordigers van een regionale ondernemersgroep. Verder is ook in individuele contacten met werkgevers bekendheid gegeven aan het pilot en in een aantal gevallen zijn ingevulde ePortfolio’s al ingezet in het proces om klanten te plaatsen bij reguliere werkgevers. Bij Empower Limburg vindt het benaderen van werkgevers – net als bij Let’s Connect – vanuit een wat andere invalshoek plaats. Zij benaderen werkgevers niet alleen als eindgebruiker (waarbij ze ePortfolio’s gebruiken om bijvoorbeeld een beeld te krijgen van sollicitanten), maar ook als initiator die het gebruik van ePortfolio’s zelf moet aanwakkeren. Zo moest Let’s Connect werkgevers enthousiast maken om zelf een ePortfolio te laten ontwikkelen en aan hun medewerkers aan te bieden. Dit vraagt dan ook een wat andere benadering. Zowel Empower Limburg als Let’s Connect doet dit door middel van persoonlijke gesprekken met verschillende betrokkenen in arbeidsorganisaties (directie, HR-managers) en door meer algemene communicatieuitingen richting de achterban (bijvoorbeeld nieuwsbrieven en voorlichtingsbijeenkomsten). Zoals al in paragraaf 1.2 is aangegeven zijn de werkgevers in de praktijk nog niet of nauwelijks bereikt. Voor de pilots is het hiervoor veelal nog te vroeg. Ze zijn tot op dit moment alleen bezig geweest met het ontwikkelen, uitzetten en laten invullen van de ePortfolio’s. Het benaderen van werkgevers zal vooral in een latere fase plaatsvinden.
BUREAU BARTELS
30
4.
ERVARINGEN MET HET GEBRUIK VAN HET EPORTFOLIO
4.1
Inleiding
De informatie in de voorgaande hoofdstukken is gebaseerd op de gesprekken met projectleiders van de vier pilots (en de drie externe initiatieven). De tweede fase van het onderzoek heeft in het teken gestaan van het verzamelen van informatie over de ervaringen die de verschillende doelgroepen hebben opgedaan met het werken met een ePortfolio. Deze informatie komt aan bod in dit hoofdstuk. Tevens hebben we informatie verzameld over de meerwaarde die het ePortfolio voor de verschillende doelgroepen heeft. Die informatie wordt behandeld in hoofdstuk 5. Het oorspronkelijke doel was om zowel individuen (hier na aan te duiden als gebruikers), professionals als werkgevers over hun oordeel en ervaringen te raadplegen. Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven is het raadplegen van werkgevers echter in geen van de pilots mogelijk gebleken. De oorzaak ligt vooral in de fase waarin de pilots verkeren (vooral nog gericht geweest op ontwikkeling, uitzetten en laten invullen van de ePortfolio’s). Daarnaast speelt bijvoorbeeld bij C3 mee dat het ePortfolio in beginsel niet als bemiddelingsinstrument is ingezet. Het voorleggen van het ePortfolio aan werkgevers ten behoeve van bemiddeling heeft tot op heden geen onderdeel uitgemaakt van de pilot. Het voorleggen van een ePortfolio aan werkgevers is in de praktijk naar verwachting nog maar in zeer beperkte mate gebeurd. De betrokkenen bij de pilot hebben in ieder geval geen zicht op de werkgevers die al iets met ‘hun’ ePortfolio hebben gedaan. De onderstaande uitkomsten gaan dus uitsluitend over de gebruikers en de betrokken professionals uit de pilots.
4.2
Inzicht in mogelijkheden van het ePortfolio
De eerste vraag die we aan zowel de gebruikers als de professionals hebben gesteld is, of het naar hun mening voldoende duidelijk is wat het ePortfoliosysteem inhoudt en op welke manier het gebruikt kan worden. Nagenoeg alle gebruikers (92%) hebben naar eigen zeggen voldoende zicht op de inhoud en gebruiksmogelijkheden van het instrument. Ook een ruime meerderheid van de professionals (86%) is die mening toegedaan. Andere professionals zeggen nog maar met een deel van de beschikbare toepassingen en functies van het ePortfolio te hebben gewerkt, waardoor ze nog geen volledig zicht hebben op alle mogelijkheden die het systeem heeft. We hebben de gebruikers en professionals eveneens gevraagd of ze vooraf voldoende goed voorgelicht zijn over en/of getraind zijn in het werken met een ePortfolio.
BUREAU BARTELS
31
Grafiek 4.1
Aandeel gebruikers dat vooraf voldoende is voorgelicht over werken met een ePortfolio, volgens de gebruikers
100% 96% 80%
90% 75% 68%
60%
67%
40% 20% 0% STOOF (N=9) Wedeka/Emco (N=25)
C3 (N=83)
Empower Totaal (N=120) Limburg (N=3)
Van de gebruikers vindt driekwart dat er voldoende voorlichting over het ePortfolio heeft plaatsgevonden. Er doen zich echter wel duidelijke verschillen voor tussen de pilots. Opvallend is vooral de afwijkende score bij C3. Dit heeft te maken met de wijze waarop C3 het instrument heeft ingezet. Het invullen van het ePortfolio vormde de start van het traject en was een voorwaarde voor gebruikers om voor begeleiding in aanmerking te komen. De gebruikers vulden het ePortfolio in nog voordat ze een eerste gesprek kregen met hun begeleider. Ze zijn vooraf dus niet geïnformeerd. Wel konden ze wanneer nodig een beroep doen op de helpdesk van C3. Van de professionals is negen op de tien van mening dat de voorlichting voldoende is geweest. Ze zijn naar hun eigen mening goed op de hoogte van de mogelijkheden van het ePortfolio en vinden over het algemeen dat ze hierover voldoende voorgelicht zijn. De professionals zijn – op één na – allemaal van mening dat zij voldoende zijn toegerust om gebruikers op adequate wijze bij te staan en te ondersteunen bij het invullen en gebruiken van het ePortfolio.
4.3
Redenen voor het (niet-)gebruik van een ePortfolio
In twee van de pilots is het gebruik van het ePortfolio min of meer een verplichting. Zo moeten gebruikers bij C3 een ePortfolio invullen om in aanmerking te kunnen komen voor begeleiding. Ook bij Wedeka/Emco vormt het invullen van een ePortfolio een standaard onderdeel van het begeleidingsproces. Van werving van gebruikers is in deze pilot dan ook geen sprake geweest. Bij de andere twee pilots kunnen mensen vrijwillig kiezen voor een ePortfolio. We hebben de professionals van deze pilots gevraagd op welke wijze zij gebruikers hebben geworven en hoe de werving is verlopen. Slechts vijf geraadpleegde professionals bij STOOF zijn naar eigen zeggen betrokken geweest bij de werving. Van Empower Limburg is geen van de professionals betrokken geweest bij de werving. In hoofdstuk 3 werd al aangegeven dat de professionals bij STOOF zelf mochten bepalen op welke wijze ze de werving zouden aanpakken. In de praktijk blijken zich geen
BUREAU BARTELS
32
duidelijke verschillen tussen de flexorganisaties te hebben voorgedaan. Alle professionals van STOOF die flexwerkers hebben geworven geven aan dat ze dit hebben gedaan door flexwerkers in een persoonlijk gesprek te vragen of ze gebruik zouden willen maken van het ePortfolio. Het is naar de ervaring van de professionals over het algemeen niet eenvoudig gebleken om mensen voor het ePortfolio enthousiast te maken. Dit geldt niet alleen voor de professionals bij STOOF die actief hebben moeten werven, maar ook voor professionals bij de andere pilots. Het kost veel tijd en moeite om mensen te overtuigen om met een ePortfolio aan de slag te gaan. Intercedenten in het project van STOOF hebben soms het idee gehad dat flexwerkers het ePortfolio vooral ook zijn gaan gebruiken om de intercedent een plezier te doen. We hebben alle gebruikers gevraagd wat voor hen de overwegingen zijn geweest om het ePortfolio te gaan gebruiken (zie tabel 4.1). Tabel 4.1
Redenen voor gebruik van het ePortfolio, volgens gebruikers
Redenen
STOOF (N=9)
Wedeka/ Emco (N=27)
C3 (N=83)
Empower Limburg (N=3)
Totaal (N=122)
0%
33%
78%
33%
61%
Aan anderen beter te laten zien wie ik ben en wat ik kan
11%
41%
64%
0%
53%
Was verplicht (bijv. om in aanmerking te komen voor begeleiding)
-
67%
24%
-
31%
Beter zicht te krijgen op wat ik kan en wil qua opleiding/werk
11%
30%
33%
0%
30%
Beter beeld krijgen op welke punten ik mij nog moet/wil ontwikkelen
22%
19%
13%
33%
16%
Goed bij kunnen houden hoe ik mij ontwikkel
11%
15%
2%
33%
7%
Op advies van andere gebruikers
11%
0%
6%
0%
5%
Door mijn intercedent gevraagd
56%
-
-
0%
4%
Kansen op een (nieuwe) baan te vergroten
Percentages tellen niet op tot 100% omdat er meerdere antwoorden mogelijk waren.
Zoals gezegd was het gebruik van het ePortfolio verplicht in de pilots van C3 en Wedeka/Emco. Uit de tabel komt echter naar voren dat het gebruik bij C3 maar in beperkte mate voortkomt uit deze verplichting. De gebruikers hebben een aantal andere belangrijke motivaties om het instrument te benutten. Ze hopen met het ePortfolio de kansen op een baan te vergroten en/of denken dat het ePortfolio een instrument is waarmee ze beter aan anderen – zoals werkgevers – kunnen laten zien wat ze in huis hebben. Ook het zelf beter zicht krijgen op de eigen wensen en mogelijkheden met betrekking tot een baan is een doel dat ze met het ePortfolio hopen te bereiken. Deze motivaties worden ook door gebruikers van Wedeka/Emco genoemd. Bij deze groep is het echter toch vooral ook de verplichting die hen er toe heeft gezet om het instrument in te vullen.
BUREAU BARTELS
33
De gebruikers bij STOOF zijn vooral met het ePortfolio gestart omdat de intercedent dat van hen heeft gevraagd en niet vanuit een eigen motivatie. Ze weten dat het een nieuw instrument is dat het uitzendbureau mogelijk wil gaan inzetten en ze willen de intercedent hierbij ‘helpen’. Hiermee bevestigen ze het hierboven beschreven vermoeden van de intercedenten rond de motivatie van de gebruikers. De professionals onderschrijven de door de gebruikers genoemde redenen, maar wijzen bij C3 en Wedeka/Emco toch vooral op de verplichting. We hebben de professionals daarnaast gevraagd wat volgens hen de drempels zijn die gebruikers ervan weerhouden om (actief) met een ePortfolio aan de slag te gaan (zie tabel 4.2). Tabel 4.2
Drempels voor het gebruik van ePortfolio, volgens professionals
Drempels
Totaal (N=26)
Niet gewend om met computer te werken
46%
Zien onvoldoende het nut van het instrument in
42%
Vinden het teveel werk om ePortfolio in te vullen
35%
Bang voor nieuwe dingen/vernieuwde aanpakken
27%
Niet goed op het netvlies wat meerwaarde van ePortfolio kan zijn
19%
Vinden het lastig om met ePortfolio te werken
19%
Bang dat gegevens ‘misbruikt’ worden door anderen
12%
Niet gewend om te solliciteren
12%
Bang dat ze het niet kunnen
4%
Percentages tellen niet op tot 100% omdat er meerdere antwoorden gegeven konden worden.
Het niet gewend zijn om met een computer te werken is de meest – en vooral vanuit C3 en Wedeka/Emco – genoemde drempel. In deze pilots hebben ze vaak te maken met een doelgroep die nooit of zelden achter een computer zit. Andere veel genoemde drempels zijn dat gebruikers onvoldoende het nut van het ePortfolio zien en/of dat ze toch onvoldoende goed op het netvlies hebben wat de meerwaarde van het instrument voor hen kan zijn ten opzicht van bijvoorbeeld een standaard CV of van LinkedIn. Vooral professionals van STOOF geven aan dat dit een drempel is voor veel bij hen ingeschreven werkzoekenden. Mede met het oog op die beperkte meerwaarde denken vooral ook de professionals van STOOF dat gebruikers het te veel werk vinden om het ePortfolio in te vullen. Bij Wedeka/Emco wijzen de professionals verder ook op de angst bij gebruikers om nieuwe dingen op te pakken. De mensen voelen zich prettig op de werkplek en willen geen verandering. Met het ePortfolio krijgen ze het gevoel dat ze ‘weg moeten’. Dit zien ze als een soort bedreiging, waardoor ze met tegenzin aan het instrument beginnen. Een deel van de professionals geeft aan dat zij er actief aan werken om de drempels weg te nemen. Zo zijn ze in een pilot gestart met cursussen in basis computervaardigheden. Verder blijven professionals zich voortdurend inzetten om het nut en meerwaarde van het ePortfolio te benadrukken en zichtbaar te maken en gebruikers te helpen bij het invullen van het ePortfolio.
BUREAU BARTELS
34
4.4
Ervaringen met het invullen en aanpassen van een ePortfolio
Voordat we in beeld brengen wat de ervaringen van de gebruikers zijn met het invullen van hun ePortfolio, geven we in figuur 4.1 eerst aan hoe ver de gebruikers op het moment van meten zijn met het invullen van hun ePortfolio. Figuur 4.1
Fase waarin gebruikers verkeren wat betreft het invullen van hun ePortfolio
STOOF (N=9)
56%
Wedeka/Emco (N=27)
56%
44% 37%
C3 (N=83)
67%
Empower Limburg (N=3)
67%
Totaal (N=117)
23%
20%
29% 40%
Is (vrijwel) klaar
10%
33%
60% 0%
7%
60%
Is deels klaar
11%
80%
100%
Nog weinig of niets aan gedaan
Gemiddeld 60% van de gebruikers heeft het ePortfolio inmiddels volledig ingevuld. Alleen de gebruikers van STOOF laten een heel ander beeld zien. In deze pilot heeft nog geen van de gebruikers al het hele ePortfolio gevuld. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat de verschillende betrokken flexorganisaties in deze pilot nog maar zeer recentelijk (november/december 2012) zijn gestart met het uitzetten van de ePortfolio’s. In andere pilots was het instrument al in het voorjaar van 2012 beschikbaar. Wat de ervaringen van de gebruikers met het invullen van het ePortfolio zijn, is weergegeven in figuur 4.2.
Figuur 4.2
Ervaring van gebruikers met het samenstellen/invullen van het ePortfolio
STOOF (N=9)
22%
Wedeka/Emco (N=27)
67%
30%
44%
C3 (N=83)
26%
53%
Empower Limburg (N=3)
41%
6%
67%
Totaal (N=122)
33%
46% 0%
20%
Makkelijk
BUREAU BARTELS
11%
43% 40%
60%
11% 80%
Niet makkelijk, maar ook niet moeilik
100%
Moeilijk
35
Het figuur laat zien dat het invullen van het ePortfolio voor een meerderheid van de gebruikers (54%) niet makkelijk is. Het ePortfolio blijkt voor hen niet direct een heel laagdrempelig instrument. Daarnaast valt op dat er duidelijke verschillen zijn tussen de pilots. Ruim de helft van de gebruikers van C3 vond het invullen en samenstellen van hun ePortfolio makkelijk. Bij Wedeka/Emco en vooral STOOF ligt dat percentage aanzienlijk lager. Bij STOOF ligt de verklaring voor een belangrijk deel in het niet (altijd) goed functioneren van de software. De problemen liggen onder andere in het feit dat het programma niet goed zou werken op een MAC/Apple computer en erg traag zou werken onder Google Chrome. Verder zijn er klachten rond het inloggen en het feit dat ingevulde gegevens niet altijd goed worden opgeslagen. Bij Wedeka/Emco zou de verklaring kunnen liggen in het (opleidings)niveau van de doelgroep (onder andere mensen met een SW-indicatie). Ook aan de professionals hebben we gevraagd hoe het invullen van ePortfolio’s verloopt. In figuur 4.3 staan de antwoorden op deze vraag weergegeven. Figuur 4.3
Verloop van het invullen professionals (N=26)
van
ePortfolio’s
42% 0%
gebruikers,
46%
20%
Goed
door
40%
Niet goed/niet slecht
60%
4% 80%
Slecht
volgens
8% 100%
Weet niet
Professionals bevestigen het door de gebruikers geschetste beeld dat het invullen niet zondermeer als eenvoudig wordt ervaren. Toch zijn sommige professionals bij bijvoorbeeld Wedeka/Emco verrast dat een deel van ‘hun’ doelgroep er toch makkelijker en zelfstandiger mee aan de slag gaat dan vooraf was gedacht. De professionals geven vooral aan dat de ervaringen per persoon erg kunnen verschillen. Oudere gebruikers (50+) of mensen met een laag opleidingsniveau hebben er beduidend meer moeite mee dan jongeren of mensen die meer scholing hebben genoten. Ook zijn sommige delen van het ePortfolio volgens de professionals makkelijker in te vullen dan andere delen. Vooral het beschrijven van de eigen competenties en ambities vormt voor veel gebruikers een struikelblok. Een belangrijk deel van de gebruikers is niet gewend om te solliciteren of aan hun eigen ontwikkeling te werken. Het is voor hen dan lastig om de eigen competenties en ambities duidelijk onder woorden te brengen. Ondersteuning bij het invullen Een deel van de gebruikers van het ePortfolio heeft ondersteuning ontvangen bij het invullen van het ePortfolio (zie tabel 4.3).
BUREAU BARTELS
36
Tabel 4.3
Mate waarin gebruikers ondersteuning hebben gehad bij het invullen van ePortfolio, volgens gebruikers
Hulp ontvangen
STOOF (N=9)
Wedeka/ Emco (N=27)
44%
78%
Ja, hulp ontvangen van:
C3 Empower (N=83) Limburg (N=3) 16%
Totaal (N=122)
0%
31%
−
Begeleider/coach/intercedent
50%
81%
92%
81%
−
Anders: helpdesk, collega, familielid, vriend, docent
50%
29%
15%
30%
Nee, ePortfolio zelf ingevuld Totaal
56%
22%
84%
100%
69%
100%
100%
100%
100%
100%
De tabel laat zien dat er duidelijke verschillen zijn tussen de pilots in de mate waarin gebruikers ondersteuning hebben gehad. Bij C3 hebben de meeste gebruikers het instrument zelfstandig ingevuld. Dit heeft te maken met het feit dat de gebruikers het ePortfolio moesten vullen voor de start van het officiële begeleidingstraject. Bij Empower Limburg heeft geen van de gebruikers ondersteuning gehad. Dit komt omdat het gebruik van het ePortfolio in deze pilot niet standaard gekoppeld is aan een begeleiding- of ondersteuningstraject. Mensen kunnen – via internet – geheel op eigen initiatief starten met een ePortfolio. Bij STOOF en vooral Wedeka/Emco worden gebruikers wel vaak geholpen bij het invullen van het ePortfolio. De ondersteuning komt in de meeste gevallen van een professional. Daarnaast bieden ook andere partijen soms hulp, zoals familieleden of vrienden. Aan de gebruikers die hulp hebben ontvangen bij het invullen van het ePortfolio is gevraagd in hoeverre deze hulp noodzakelijk was, met andere woorden of zij ook zonder begeleiding in staat zouden zijn geweest om het ePortfolio samen te stellen (zie tabel 4.4). Tabel 4.4
Mate waarin gebruikers het mogelijk achten om ePortfolio zonder hulp in te vullen, volgens gebruikers die hulp hebben gehad
Categorie
Ja Nee Weet niet Totaal
STOOF (N=4)
Wedeka/ Emco (N=21)
C3 (N=13)
Totaal (N=38)
25%
29%
77%
45%
0%
57%
0%
31%
75%
14%
23%
24%
100%
100%
100%
100%
De ruime meerderheid van de ondersteunde gebruikers van C3 is van mening dat ze ook zonder hulp het ePortfolio hadden kunnen invullen. Bij STOOF en Wedeka/Emco zijn er gebruikers die daar wat minder zeker van zijn. Zij vinden ondersteuning onmisbaar op technisch vlak (omgaan met computers) maar vooral op inhoudelijk vlak (formuleren van hun competenties en ambities, het zichzelf presenteren en het bepalen wat ze het beste kunnen laten zien om hun kennis en ervaring aan te tonen).
BUREAU BARTELS
37
Ter spiegeling is aan de professionals gevraagd welk deel van de gebruikers naar hun mening in staat is om het ePortfolio zonder ondersteuning in te vullen. Gemiddeld schatten de professionals in dat 53% van de gebruikers het zelfstandig zou kunnen invullen. Bij C3 ligt het percentage met 72% beduidend hoger. De professionals doelen vaak alleen op het ‘technisch’ goed kunnen invullen, dat wil zeggen dat de gebruikers in staat zijn om de verschillende onderdelen van het ePortfolio te vullen. Het zegt lang niet altijd iets over de kwaliteit van de inhoud van het ePortfolio. Bij veruit de meeste gebruikers blijkt het volgens de professionals zinvol om ondersteuning te bieden bij het bepalen van de juiste inhoud en vorm van de informatie in het ePortfolio. Het gaat daarbij om dezelfde aspecten die gebruikers hierboven zelf ook al hebben genoemd (formuleren van hun competenties en ambities, het zichzelf presenteren en het bepalen wat ze het beste kunnen laten zien om hun kennis en ervaring aan te tonen). Volgens de professionals is er daarnaast nog één belangrijk punt waarop ondersteuning nodig is en dat is het overtuigen van de gebruikers van het nut en de meerwaarde van het ePortfolio. Dit blijkt vaak onmisbaar om draagvlak te krijgen voor het ePortfolio en om gebruikers te stimuleren er mee aan de slag te gaan. De groepen die met name ondersteuning nodig hebben volgens de professionals zijn: mensen (ouderen) met weinig computerervaring (8 keer genoemd); ongeschoolden/laagopgeleiden (5 keer genoemd); mensen die niet bekend zijn met solliciteren (3 keer genoemd); mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt (3 keer genoemd); mensen zonder motivatie om te werken aan ontwikkeling (2 keer genoemd); Doorvoeren van aanpassingen Naast het invullen van het ePortfolio heeft 84% van de gebruikers ook al ervaring opgedaan met het doorvoeren van aanpassingen in hun ePortfolio. In figuur 4.4 is weergegeven hoe ze het aanpassen hebben ervaren. Figuur 4.4
Ervaring van gebruikers met het aanpassen van het ePortfolio
STOOF (N=6)
50%
Wedeka/Emco (N=22)
33%
37%
36%
C3 (N=72)
68%
Empower Limburg (N=3)
67%
Totaal (N=103) 20%
Makkelijk
27% 28%
4%
33%
60% 0%
17%
30% 40%
60%
80%
Niet makkelijk, maar ook niet moeilijk
10% 100%
Moeilijk
Ook hier blijkt dat het voor een deel van de gebruikers toch niet eenvoudig is om aanpassingen door te voeren. Bij Wedeka/Emco heeft zelfs ruim een kwart van de gebruikers het aanpassen van de informatie als lastig ervaren De gebruikers lopen tegen dezelfde technische en inhoudelijke knelpunten aan die onder figuur 4.2 werden genoemd.
BUREAU BARTELS
38
4.5
Ervaringen met het gebruik van het ePortfolio
Het idee achter het ePortfolio is dat gebruikers het niet alleen eenmalig vullen, maar dat ze het instrument in de loop van de tijd ook onderhouden (toevoegen nieuwe kennis/ervaringen) en ter informatie gebruiken (bijvoorbeeld voor het solliciteren op een nieuwe baan). Om in beeld te krijgen in welke mate de ePortfolio’s daadwerkelijk worden gebruikt hebben we gevraagd hoe vaak de gebruikers gemiddeld inloggen op hun ePortfolio (zie figuur 4.5). Figuur 4.5
Gemiddeld aantal keer per maand dat gebruikers inloggen op hun ePortfolio
STOOF (N=9)
78%
Wedeka/Emco (N=27)
18%
C3 (N=83)
22%
30%
44%
26%
4% 4%
45%
Empower Limburg (N=3)
23%
67%
Totaal (N=122)
33%
28% 0%
40%
20%
Nooit
1 keer
4% 2%
26%
40%
60%
2-4 keer
5-9 keer
3%3%
80%
100%
10 keer of meer
Uit bovenstaande figuur blijkt dat het gebruik over het algemeen vrij beperkt is. Een ruime meerderheid gebruikt het instrument hooguit één keer per maand. Vooral het beperkte gebruik bij STOOF is opvallend. Dit is echter mede te verklaren uit het feit dat 44% van deze gebruikers nog maar net gestart is met het ePortfolio en tot op heden weinig tot niets hebben ingevuld (zie figuur 4.1). De gebruikers van Wedeka/Emco loggen gemiddeld het vaakst in op hun ePortfolio. Dit heeft er mogelijk ook mee te maken dat de gebruikers in deze pilot regelmatig in groepsverband met hun ePortfolio bezig zijn. De gebruikers loggen om verschillende redenen in (zie tabel 4.5). Tabel 4.5
Activiteiten waarvoor gebruikers inloggen op het ePortfolio
Activiteiten
Om nieuws/berichten te lezen
STOOF (N=2)
Wedeka/ C3 Emco (N=61) (N=22)
Empower Limburg (N=3)
Totaal (N=36)
50%
86%
53%
0%
59%
0%
5%
72%
0%
51%
Om dingen te veranderen of bij te werken
50%
41%
48%
67%
47%
Om het ePortfolio in te vullen
50%
18%
13%
33%
16%
0%
23%
8%
0%
11%
50%
0%
13%
0%
10%
Om te zoeken naar passende banen
Om mijn ePortfolio aan anderen te laten zien Om testen te maken
Percentages tellen niet op tot 100% omdat er meerdere antwoorden gegeven konden worden.
De gebruikers blijken per pilot heel verschillende redenen te hebben om in te loggen in hun ePortfolio. Het kan te maken hebben met de fase waarin de pilots verkeren, waardoor het ePortfolio in elk van de pilots een eigen, specifieke functie heeft. De pilot van C3 loopt al wat langer en de gebruikers zijn inmiddels in de fase dat ze het
BUREAU BARTELS
39
instrument voornamelijk benutten om – via de vacaturebank – te zoeken naar passende banen. In de andere pilots wordt deze functie van het ePortfolio nog niet of nauwelijks benut. De gebruikers van Wedeka/Emco – van wie het grootste deel het ePortfolio al heeft gevuld – gebruiken het ePortfolio voornamelijk om nieuws en berichten van hun begeleider te lezen en om het ePortfolio aan anderen te laten zien. Bij Empower Limburg en STOOF wordt duidelijk dat het ePortfolio vooral nog wordt gebruikt om de inhoud van het ePortfolio te optimaliseren (vullen en aanpassen van informatie). Beoordeling aspecten ePortfolio Onder de gebruikers hebben we gepeild hoe belangrijk zij een aantal kenmerken van het ePortfolio vinden. Hun antwoorden zijn weergegeven in tabel 4.6. Tabel 4.6
Belang van kenmerken van het ePortfolio, volgens gebruikers
Activiteiten
STOOF Wedeka C3 (N=9) /Emco (N=83) (N=27)
Empower Limburg (N=3)
Totaal (N=122)
Zelf dingen kunnen veranderen in ePortfolio
89%
96%
95%
67%
94%
Zelf kunnen bepalen welke gegevens in ePortfolio komen
89%
86%
92%
100%
93%
Dat ePortfolio makkelijk in te vullen is
89%
96%
89%
100%
91%
Dat gegevens in ePortfolio veilig zijn
78%
92%
89%
100%
89%
Zelf kunnen bepalen wat anderen van ePortfolio kunnen zien
78%
96%
88%
100%
89%
Gebruiksaanwijzing beschikbaar
56%
80%
84%
67%
81%
Uitleg gegeven over hoe ePortfolio werkt
56%
100%
77%
67%
80%
Sociale media bij ePortfolio kunnen gebruiken
33%
25%
54%
67%
47%
Percentages tellen niet op tot 100% omdat er meerdere antwoorden mogelijk waren.
De geraadpleegde gebruikers blijken het vooral belangrijk te vinden dat zij zelf de regie hebben over de inhoud van hun ePortfolio. Vrijwel alle gebruikers vinden het belangrijk om zelf dingen te kunnen veranderen, om zelf te kunnen bepalen welke gegevens in het ePortfolio komen te staan en om zelf te bepalen wat anderen van het ePortfolio kunnen zien. Daarnaast is het volgens gebruikers belangrijk dat het ePortfoliosysteem gebruiksvriendelijk is. Tevens wordt er belang gehecht aan een goede uitleg over en gebruiksaanwijzing voor het gebruik van het ePortfolio, liefst voordat de gebruikers er mee aan de slag moeten. Zoals al eerder werd aangegeven heeft het hier vooral bij de pilot van C3 aan ontbroken. De veronderstelling van de opdrachtgevers dat een goede uitwisseling van gegevens een belangrijk kenmerk van het ePortfolio zou moeten zijn, wordt door de gebruikers uit deze vier pilots niet echt bevestigd. Zo wordt een koppeling met sociale media door beduidend minder gebruikers als belangrijk gezien. Het merendeel van de professionals bevestigt het belang van de eigen regievoering door de gebruikers. In figuur 4.6 komt naar voren dat professionals het over het algemeen niet belangrijk of zelfs niet wenselijk vinden om zelf dingen te kunnen veranderen in het ePortfolio van hun kandidaat/flexwerker/medewerker. Ook ziet de meerderheid geen belang in de mogelijkheid om invloed te hebben op hetgeen de kandidaat/flexwerker aan
BUREAU BARTELS
40
anderen laat zien in het ePortfolio. Het ePortfolio is naar hun mening het product van de gebruiker zelf. Ze kunnen naar eigen zeggen alleen wanneer wenselijk adviserend optreden richting de gebruikers. Wel vindt ruim twee derde van de professionals het zinvol om volledig inzagerecht te hebben in het ePortfolio van hun kandidaat/ flexwerker/ werknemer. Dit is naar hun zeggen belangrijk om een goede begeleiding te kunnen geven. Figuur 4.6
Belang aspecten van het ePortfolio volgens professionals
Begeleider heeft volledig inzagerecht in ePortfolio
69%
Begeleider heeft bevoegdheid om dingen te kunnen veranderen in ePortfolio
15%
Begeleider heeft bevoegdheid bij bepalen wat anderen van ePortfolio van werknemer kunnen zien
15%
23% 0%
(Erg) belangrijk
Neutraal
19%
61%
12% 20%
12%
8%
62% 40%
60%
(Erg) onbelangrijk
4% 80%
100%
Weet niet
Aan de professionals is tevens gevraagd of ze van mening zijn dat de gegevens in het ePortfolio voldoende gevalideerd zijn. Volgens twee derde van de geraadpleegde professionals is dit het geval. Er is één professional die de gegevens onvoldoende gevalideerd vindt. De anderen vinden het moeilijk om hier over een oordeel te geven. Veel professionals geven aan dat het ePortfolio in deze niet veel verschilt van het gewone CV. Validatie vindt vaak op dezelfde manier plaats, bijvoorbeeld door het checken van de ingevulde gegevens en bij twijfel navraag doen bij de gebruiker of eventueel bij een referentie. Uiteindelijk blijft de gebruiker verantwoordelijk voor het naar waarheid invullen van het ePortfolio, aldus professionals. De uitwisselbaarheid van (de gegevens in) het ePortfolio is een kenmerk van het ePortfolio waar de professionals – op één na – in het geheel nog geen ervaring mee hebben opgedaan. Eerder in dit rapport gaven we al aan dat we op dit punt weinig ervaringen zouden kunnen presenteren omdat uitwisseling in de pilots in het dagelijks gebruik nog geen rol heeft gespeeld. Slechts één professional van STOOF heeft naar eigen zeggen ervaring met het uitwisselen van gegevens met UWV. Dit is naar de mening van de respondent goed verlopen. Ervaren knelpunten en suggesties voor verbeterpunten We hebben aan alle gebruikers gevraagd of ze in het algemeen problemen hebben ondervonden bij het invullen, aanpassen en gebruiken van het ePortfolio (zie tabel 4.7).
BUREAU BARTELS
41
Tabel 4.7
Mate waarin gebruikers problemen hebben ervaren bij invullen, aanpassen en gebruiken van het ePortfolio, volgens de gebruikers
Categorie
STOOF (N=9)
Wedeka/ Emco (N=27)
Ja
33%
33%
12%
67%
20%
Nee
67%
56%
88%
33%
78%
0%
11%
0%
0%
2%
100%
100%
100%
100%
100%
Onbekend Totaal
C3 Empower (N=83) Limburg (N=3)
Totaal (N=122)
Eén op de vijf gebruikers heeft problemen ervaren bij het invullen, aanpassen of gebruiken van het ePortfolio. Het aantal gebruikers dat knelpunten heeft ervaren is bij C3 echter beduidend lager dan in de andere pilots. De door gebruikers genoemde knelpunten betreffen vooral technische zaken rond de handeling van het invullen en richten zich minder op de ‘inhoud’ van het ePortfolio. Zo wordt volgens gebruikers het profiel niet altijd goed weergegeven, kunnen bestanden niet gekoppeld worden, liep het programma vast en waren er problemen met inloggen. Vanuit de begeleiders wordt echter gesteld dat zij juist zien dat de gebruikers vooral problemen hebben met het inhoudelijk goed vullen van het ePortfolio. Slechts een klein deel (13%) van de gebruikers is van mening dat er verbeteringen nodig zijn in het ePortfolio waarmee ze werken. De genoemde verbeterpunten zijn heel divers, namelijk: betere uitleg over doel en gebruiksmogelijkheden (5 keer genoemd); meer gebruiksvriendelijk maken (3 keer genoemd); betere begeleiding (2 keer genoemd); meer begeleiding 55-plussers (2 keer genoemd); zien hoeveel mensen ePortfolio hebben bekeken (1 keer genoemd); opleidingsnaam zelf kunnen invullen (1 keer genoemd); af stappen van voor-gedefinieerde zoekfunctie (1 keer genoemd); zorgen dat er alleen beschikbare vacatures op staan (1 keer genoemd); toegankelijk voor Mac (1 keer genoemd); Wedeka logo eruit kunnen halen (1 keer genoemd);
BUREAU BARTELS
42
5.
MEERWAARDE EN EFFECTEN VAN HET EPORTFOLIO
5.1
Inleiding
Een belangrijk aspect wat we in dit onderzoek in beeld willen brengen is wat de ervaren meerwaarde is van het instrument voor de verschillende doelgroepen (gebruikers, professionals en werkgevers) en welke effecten het gebruik van het ePortfolio voor deze doelgroepen heeft gehad. Voor de gebruikers worden de ervaren meerwaarde en de ervaren effecten behandeld in respectievelijk paragraaf 5.2 en 5.3. De meerwaarde voor de professionals en werkgevers komen achtereenvolgens aan bod in paragraaf 5.4 en 5.5.
5.2
Ervaren meerwaarde/nut voor door de gebruikers
EPortfolio als prettig en nuttig instrument Aan de gebruikers hebben we allereerst gevraagd of ze het ePortfolio als een prettig instrument hebben ervaren. De uitkomst daarvan staat in tabel 5.1.
Tabel 5.1
Aandeel gebruikers dat werken met ePortfolio prettig vindt, volgens de gebruikers
Antwoordcategorie
STOOF (N=9)
Wedeka/ Emco (N=27)
Ja
22%
59%
51%
67%
51%
Nee
22%
19%
8%
0%
11%
Weet niet
56%
22%
41%
33%
38%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
C3 Empower (N=83) Limburg (N=3)
Totaal (N=122)
Uit de tabel komt naar voren dat een groot deel van de gebruikers (38%) hier over nog geen oordeel kan geven. Dit kan deels worden verklaard uit het feit dat gebruikers nog niet altijd voldoende met het ePortfolio hebben gewerkt om hier iets over te zeggen (bijvoorbeeld bij STOOF). Opvallend is echter het grote aantal gebruikers bij C3 dat geen oordeel heeft gegeven. De meerderheid van de gebruikers bij C3 heeft immers het ePortfolio al volledig gevuld. Een mogelijke verklaring is dat de gebruikers het ePortfolio nog nooit bewust als een apart instrument (maar eerder als een onderdeel van het bredere begeleidingstraject) hebben bekeken. Het instrument is immers in de pilot van C3 niet heel gericht als ePortfolio (met alle mogelijkheden) gebruikt en gepresenteerd. In figuur 4.3 bleek dat het invullen van het ePortfolio voor gebruikers niet altijd eenvoudig is. Toch ziet de meerderheid van de gebruikers (die een oordeel hebben kunnen geven) het ePortfolio als een prettig instrument. Een deel van degenen die het ePortfolio niet prettig vinden om mee te werken noemt dat het instrument geen aanvulling vormt op andere instrumenten zoals LinkedIn waar men al gebruik van maakt. Een ander deel noemt dat het gebruiksgemak beperkt is.
BUREAU BARTELS
43
In hoeverre de gebruikers het ePortfolio ook als een nuttig instrument hebben ervaren is weergegeven in tabel 5.2. Tabel 5.2
Aandeel gebruikers dat werken met ePortfolio nuttig vindt, volgens de gebruikers
Antwoordcategorie
STOOF (N=9)
Wedeka/ Emco (N=27)
Ja
33%
70%
64%
100%
64%
Nee
22%
22%
8%
0%
12%
Weet niet
44%
8%
28%
0%
24%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
C3 Empower (N=83) Limburg (N=3)
Totaal (N=122)
De meerderheid van de gebruikers vindt het ePortfolio een nuttig instrument voor zichzelf. Ruim één op de tien gebruikers noemt het ePortfolio geen nuttig instrument. Als reden wordt wederom genoemd dat het instrument daarvoor naar hun mening onvoldoende meerwaarde heeft ten opzichte van bestaande instrumenten als LinkedIn of een eigen website. Een ander argument is dat de gebruikers naar eigen zeggen niet altijd op zoek zijn naar een baan. Ze vragen zich dan ook af welke partij er dan naar het ePortfolio zal gaan kijken. Professionals zijn erg positief over het nut van het ePortfolio voor de gebruikers. Op één professional na zien ze het ePortfolio als een bruikbaar instrument voor de gebruikers. Wel hangt de geschiktheid volgens de professionals af van de gebruikers zelf. Voor sommige kandidaten/flexwerkers/werknemers is het ePortfolio geschikter dan voor anderen. Toch blijkt uit de gesprekken met de professionals dat de meest passende doelgroep niet eenduidig te benoemen is. Zo zijn er professionals die het instrument vooral geschikt vinden voor mensen die al bewust bezig zijn met zelfontwikkeling en hun loopbaan. Aan de andere kant wordt juist genoemd dat het instrument vooral een meerwaarde kan hebben voor mensen die nog niet actief zijn op dit gebied. Zij hebben immers nog geen andere wegen ontdekt om zichzelf te presenteren en vorm te geven aan hun eigen ontwikkeling. Een vergelijkbaar verschil in mening doet zich voor met betrekking tot het opleidingsniveau. Over het algemeen geldt dat professionals het instrument vooral geschikt vinden voor mensen met een hoger opleidingsniveau. Aan de andere kant wordt het instrument juist passend gezien voor mensen met minder opleiding, omdat die vaak nog niet bekend zijn met de andere manieren om zich zelf in beeld te brengen. Ten slotte wordt vaak aangegeven dat het ePortfolio met name geschikt is voor jongeren en mensen met goede computervaardigheden. Voor hen vormt het werken met een digitaal instrument als het ePortfolio geen drempel, volgens verschillende professionals. Dit wordt echter ook weerlegd door professionals die het instrument juist uitermate zinvol vinden voor 45-plussers die minder actief zijn op social media. Hoewel bij deze groep weerstand wordt ervaren tegen het werken met het ePortfolio, is het ePortfolio juist een goed instrument om hun uitgebreide ervaring weer te geven.
BUREAU BARTELS
44
Onder de professionals bestaat er wel wat meer eensgezindheid over de groepen waarvoor het ePortfolio waarschijnlijk minder snel een passend instrument is, namelijk: mensen zonder computervaardigheden; laag-/ongeschoolden/analfabeten; mensen die niet bezig willen zijn met hun ontwikkeling/loopbaan; ouderen; Voor deze mensen is de drempel om te gaan werken met een nieuw en digitaal instrument – dat ze zelf moeten vullen en bijhouden – over het algemeen te hoog. Het neemt niet weg dat mensen uit deze doelgroepen het ePortfolio wel zouden kunnen gebruiken. Ervaren nut van de verschillende onderdelen van het ePortfolio Naast het algemeen nut van het ePortfolio hebben we ook gekeken naar het ervaren nut van de verschillende onderdelen van het ePortfolio in elk van de pilots. Per pilot is het ePortfoliosysteem iets anders ingericht en kent het andere gebruiksmogelijkheden. Voor de eerste pilot (STOOF) staat in figuur 5.1 weergegeven hoe de gebruikers vier van de ePortfolio-onderdelen beoordelen. De onderdelen zijn in het figuur gerangschikt naar mate waarin de onderdelen door de gebruikers daadwerkelijk zijn benut. Zo is de competentiemeting door alle negen gebruikers al gebruikt. De showcase is tot op heden door vijf van de negen gebruikers gebruikt. Figuur 5.1
Door gebruikers ervaren nut van de onderdelen van het ePortfolio van STOOF
Competentiemeting (N=9)
56%
44%
Opnemen feedback van anderen (N=7)
57%
43%
Opnemen foto's, testresultaten, diploma's (N=6)
33%
Showcase (N=5)
33%
40% 0%
20%
Nuttig
17%
17%
40% 40%
Neutraal
60%
Niet nuttig
20% 80%
100%
Weet niet
De meerderheid van gebruikers vindt de competentiemeting en het kunnen opnemen van feedback van anderen zinvolle instrumenten. Over het nut van de showcase en vooral de mogelijkheid tot het opnemen van aanvullende bestanden (zoals foto’s, testresultaten, diploma’s, et cetera) zijn de gebruikers minder eensgezind. De meningen van de gebruikers in de pilot van Wedeka/Emco over de onderdelen van het ePortfolio zijn weergegeven in figuur 5.2. Wederom zijn de instrumenten gerangschikt naar de mate waarin zij zijn gebruikt.
BUREAU BARTELS
45
Figuur 5.2
Door gebruikers ervaren nut van de onderdelen van het ePortfolio van Wedeka/Emco CV creator (N=26)
81%
4% 15%
Mogelijkheid opnemen documenten (N=22)
82%
4% 14%
Presentatiemap (N=22)
64%
Publiek Portfolio (N=19)
5% 4%
47%
Werkervaringsmonitor (N=17)
16%
53%
360graden feedback (N=14)
16%
20%
Nuttig
21%
24%
64% 0%
27%
40%
Neutraal
23%
14% 60%
Niet nuttig
21% 80%
100%
Weet niet
Wat direct opvalt in het figuur is de goede waardering van de instrumenten, in de zin dat nagenoeg alle instrumenten door een grote meerderheid van gebruikers als nuttig wordt ervaren. In tegenstelling tot de pilot van STOOF wordt het opnemen van documenten en bestanden in deze pilot wel door de meerderheid van de gebruikers als zinvol instrument beoordeeld. Uit de gesprekken met de professionals is dit deels te verklaren door de doelgroep van Wedeka/Emco. Een deel van deze doelgroep beschikt in mindere mate over schriftelijke vaardigheden en over met diploma’s en certificaten aantoonbare opleidingen en werkervaringen. Juist voor deze doelgroep is het opnemen van bijvoorbeeld foto’s een goede manier om hun competenties in beeld te brengen. Het publiek portfolio is het minst vaak als nuttig bestempeld. Dit is mogelijk het gevolg van het feit dat de gebruikers nog maar in zeer beperkte mate het ePortfolio hebben gebruikt om aan werkgevers voor te leggen. De waardering van de onderdelen van het ePortfolio van C3 is weergegeven in figuur 5.3 (zie hierna). De meest gebruikte onderdelen van het ePortfolio bij C3 zijn de vacaturebank en de sollicitatietips. Dit sluit ook aan bij de constatering in tabel 4.5 dat de gebruikers van C3 vooral op het ePortfolio inloggen om te zoeken naar een passende baan. Deze twee onderdelen van het ePortfolio worden ook als het meest nuttig ervaren. In mindere mate zien gebruikers de toegevoegde waarde van de CV-generator en de self assessments. Gesprekken met de professionals leren dat de CV-generator te standaard CV’s genereert, die niet goed aansluiten bij de creatieve doelgroep van C3. De drie geraadpleegde gebruikers van het ePortfolio van Empower Limburg hebben van veel van de beschikbare onderdelen gebruikgemaakt. De volgende instrumenten worden als nuttig aangegeven: de CV generator, de self assessments, het publiek portfolio, de beroepen verkenner, de regionale- en landelijke vacaturebank en de loopbaanwinkel. Iets minder hoog scoort de Employabilitycheck.
BUREAU BARTELS
46
Figuur 5.3
Door gebruikers ervaren nut van de onderdelen van het ePortfolio van C3 Vacaturebank (N=76)
63%
Sollicitatietips (N=73)
66%
Beroepenverkenner (N=70)
39%
CV generator (N=64)
39%
39%
13%
7% 7%
45%
20%
40%
Neutraal
9% 2% 6%
33%
42%
Nuttig
2% 8%
36%
53%
0%
4% 12%
39% 56%
Communicatie met begeleider (N=55)
4% 9%
51%
Opnemen bestanden, foto's, documenten (N=61) LinkedIn import (N=58)
4%5%
31%
45%
Self assessments (N=66)
4% 5%
25%
56%
Publiek portfolio (N=69)
5.3
28%
4% 9%
60%
80%
Niet nuttig
100%
Weet niet
Ervaren effecten van gebruik van ePortfolio voor gebruikers
Uit de vorige paragraaf blijkt dat het gebruik van het ePortfolio wel degelijk een meerwaarde heeft voor gebruikers. Vervolgens hebben we de gebruikers ook gevraagd of het gebruik van het ePortfolio al tot concrete effecten heeft geleid. In figuur 5.4 staat weergeven welk aandeel van de gebruikers bepaalde effecten al heeft ondervonden Figuur 5.4
Mate waarin gebruikers van alle vier pilots, effecten hebben ervaren van het gebruik van het ePortfolio Beter zicht op waar ik sta (N=114)
31%
35%
Beter laten zien wat ik kan (N=113)
31%
33%
Bewuster wat ik kan (N=113)
27%
Weet beter op welke punten ik kan ontwikkelen (N=114) Weet beter welke baan/functie bij me past (N=115) Gestimuleerd om cursus/opleiding te doen (N=115)
26%
18%
32%
Ik val meer op (N=115)
11%
Ik heb een baan gevonden dankzij ePortfolio 1% (N=113) 0%
38%
18%
18%
19%
17% 19%
26%
18% 17%
37% 25%
25%
30%
32%
31%
35% 20%
16%
26%
35%
20%
11%
BUREAU BARTELS
28%
21%
Meer kans op passend werk (N=114)
Ja
37%
27%
Zelf meer regie (N=115)
18%
21% 26%
44% 40%
Nog niet, wel verwacht
20%
60%
Nee
80%
100%
Weet niet
47
In tabel 4.1 werd duidelijk dat ruim 60% van de gebruikers een ePortfolio is gestart met als doel om de kansen op een (nieuwe) baan te vergroten. Tot op heden is er nog geen overtuigend bewijs dat de gebruikers er dankzij het ePortfolio ook in slagen om dit doel daadwerkelijk te verwezenlijken. Uit figuur 5.4 komt namelijk naar voren dat slechts één gebruiker tot op heden ook echt een (nieuwe) baan heeft gevonden dankzij het ePortfolio. Wel denk 11% van de gebruikers dat ze met het ePortfolio hun kansen op het vinden van passend werk hebben vergroot. Verder verwacht ongeveer een derde van de gebruikers dat ze deze effecten in te toekomst (mogelijk) alsnog zullen ervaren. Bij het bekijken van de effecten moet natuurlijk rekening worden gehouden met het feit dat een deel van de pilots nog maar net van start is gegaan en dat andere pilots vooral nog in de fase zitten dat ze het ePortfolio aan het vullen zijn. Effecten – zoals het vinden van een nieuwe baan – kunnen dan ook nog niet altijd worden verwacht of vastgesteld. Toch lijkt de winst van het gebruik van het ePortfolio tot op heden vooral te liggen in het feit dat het instrument bijdraagt aan de bewustwording bij de gebruikers. Gebruikers krijgen dankzij het ePortfolio beter zicht wat ze kunnen, wat ze willen, waar ze staan wat betreft competenties en ervaringen en op welke punten ze zich nog verder kunnen ontwikkeling. Mede hierdoor zijn ze ook beter in staat om anderen te laten zien wat ze in huis hebben. Het ePortfolio heeft – op basis van de ervaringen van de gebruikers – tot nu toe dus vooral meerwaarde als bewustwordingsinstrument. Of het instrument ook doorslaggevend zal zijn in het vinden van een nieuwe baan, daar lijken de gebruikers minder zeker van. Wanneer we de effecten nader uitsplitsen voor de pilot van C3 en Wedeka/Emco2, blijkt dat er grote verschillen zijn in de mate waarin de effecten zijn ervaren (zie figuur 5.5 en 5.6). Een veel groter deel van de gebruikers bij Wedeka/Emco ziet effecten als gevolg van het gebruik van het ePortfolio dan bij C3. Dit verschil is mogelijk te verklaren uit de manier waarop het instrument in de pilots is ingezet. Bij Wedeka/Emco was de gehele pilot gericht op het ervaring opdoen met het ePortfolio. Het ePortfolio is dus heel gericht als instrument ingezet. Bij C3 is meer toevallig gekozen voor het ePortfolio en is het vooral gebruikt als instrument voor het opslaan en ordenen van gegevens van de gebruikers. De gebruikers zijn niet altijd gericht gewezen op de brede gebruiksmogelijkheden van het ePortfolio en hebben deze gebruikersmogelijkheden lang niet altijd allemaal benut.
2
Door de recente opstart van het gebruik van het ePortfolio bij STOOF hebben gebruikers nog nauwelijks effecten ervaren. Bij de pilot van Empower Limburg is het aantal respondenten erg beperkt (N=3). Dat is de reden dat we voor deze pilots geen nadere uitsplitsing hebben gemaakt.
BUREAU BARTELS
48
Figuur 5.5
Ervaren effecten van het gebruik van het ePortfolio, volgens gebruikers Wedeka/Emco (N=26) Beter zicht op waar ik sta
68%
Beter laten zien wat ik kan
72%
Bewuster wat ik kan
16%
54%
Weet beter welke baan/functie bij me past
46% 31%
42%
35%
38%
23%
Heb een baan gevonden dankzij ePortfolio 4%
42%
79%
0%
Ja
27%
31%
31%
Val meer op
31%
39%
Zelf meer regie Meer kans op passend werk
31%
31%
15%
20%
12%
24%
15%
38%
Gestimuleerd om cursus/opleiding te doen
12%
16%
60%
Weet beter op welke punten ik kan ontwikkelen
Figuur 5.6
20%
17%
40%
60%
Nog niet, wel verwacht
80%
Nee
100%
Weet niet
Effecten van gebruik van het ePortfolio, volgens gebruikers C3 (N=78) Beter zicht op waar ik sta Beter laten zien wat ik kan
18%
Bewuster wat ik kan
18%
Weet beter op welke punten ik kan ontwikkelen
Meer kans op passend werk
5%
41%
Val meer op
5%
Heb een baan gevonden dankzij ePortfolio 0%
Ja
19% 31% 27%
27% 28%
24%
22%
36% 27%
35%
23%
24%
21% 31%
21%
25%
39%
11%
22%
18%
32%
24%
18%
22%
43%
15%
Gestimuleerd om cursus/opleiding te doen
20%
38%
20%
Weet beter welke baan/functie bij me past
Zelf meer regie
40%
22%
32%
55% 20%
40%
21% 60%
Nog niet, wel verwacht
80%
Nee
100%
Weet niet
Ondanks de verschillen in de mate waarin de effecten zijn opgetreden/ervaren, is het patroon bij beide pilots wel grotendeels vergelijkbaar. Bij beide pilots is het ePortfolio
BUREAU BARTELS
49
vooral een bewustwordingsinstrument. Slechts op een paar punten doen zich echt verschillen voor in het patroon. Zo zijn de gebruikers van C3 meer gestimuleerd om een cursus of opleiding te doen. Dit heeft wellicht te maken met het feit dat de gebruikers bij C3 vaak op zoek moeten naar een functie buiten de ‘eigen’ sector (grafische industrie) en dus behoefte hebben aan omscholing. Bij Wedeka/Emco springt het effect dat gebruikers met het ePortfolio meer regie krijgen over hun eigen (loopbaan)ontwikkeling uit het geconstateerde patroon. Het zelf regie geven aan de gebruikers was in de pilot van Wedeka/Emco ook een belangrijk doel en blijkt op basis van de eigen ervaringen van de gebruikers al deels bereikt. Ook de professionals zijn van mening dat het ePortfolio voor de gebruikers (momenteel) vooral meerwaarde heeft als bewustwordingsinstrument (zie tabel 5.3). Het is volgens hen een goed instrument om gegevens te ordenen en te presenteren en de gebruiker zo een beter inzicht te geven in wat ze kunnen, willen of nog moeten ontwikkelen. Hierdoor kan soms ook het zelfvertrouwen van de gebruikers worden vergroot. Zeker gebruikers die zelf denken dat ze weinig ervaring, kennis of opleiding hebben, merken dankzij het ePortfolio dat ze vaak meer kunnen dan verwacht, aldus verschillende professionals. Tabel 5.3
Meerwaarde van ePortfolio voor gebruikers, volgens professionals
Activiteiten
Totaal (N=26)
Meer bewust van eigen competenties en ambities
88%
Beter zicht op waar ze staan wat betreft opleiding en werk
81%
Ervaringen en competenties beter laten zien
77%
Beter weten op welke punten ze kunnen ontwikkelen
69%
Weten beter welke banen/functies bij ze passen
69%
Beter onderscheiden/profileren t.o.v. anderen
58%
Makkelijker om een passende baan te vinden
50%
Beter in staat om regie te nemen over eigen ontwikkeling
46%
Gestimuleerd tot opleiding/training/cursus
35%
Percentages tellen niet op tot 100% omdat er meerdere antwoorden gegeven konden worden.
In de gesprekken met de professionals valt wel op dat ze het ePortfolio veelal niet zien als een op zichzelf staand instrument dat mensen – los van andere instrumenten – kunnen gebruiken om vorm te geven aan en regie te nemen over de eigen loopbaanontwikkeling. Het is – met andere woorden – volgens hen tot op heden (nog) niet het ‘sleutelinstrument’ dat aanzet tot een ‘leven lang leren en werken’. Het is eerder een belangrijke schakel in een bredere ‘ketting’ van beschikbare loopbaan-, begeleidingsen bemiddelingsinstrumenten. Een belangrijke reden is dat het ePortfolio (nog) geen lekeninstrument is, in de zin dat iedereen er zonder begeleiding of hulp mee aan de slag kan. Daarnaast speelt volgens enkele professionals mee dat het ePortfolio ook niet voorziet in een al bestaande vraag of behoefte aan een dergelijk instrument. Zolang mensen niet in groten getale zelf het belang gaan inzien om aan het stuur van de eigen ontwikkeling te gaan zitten zal het ePortfolio niet als een dergelijk ‘sleutelinstrument’ worden gebruikt.
BUREAU BARTELS
50
5.4
Meerwaarde en effecten voor de professionals
Naast de meerwaarde van het ePortfolio voor de gebruikers, hebben we aan de professionals ook gevraagd in hoeverre het ePortfolio een bruikbaar instrument is voor hun eigen werkzaamheden als begeleider, mobiliteitsadviseur of intercedent (zie figuur 5.7). Figuur 5.7
Bruikbaarheid van ePortfolio voor de werkzaamheden van professionals, volgens de professionals (N=26)
73%
0%
20%
Bruikbaar
40%
Neutraal
19%
60%
Onbruikbaar
4% 4%
80%
100%
Weet niet
Een ruime meerderheid van de professionals vindt het ePortfolio een bruikbaar instrument voor hun eigen werkzaamheden en ze zijn over het algemeen goed te spreken over de verschillende onderdelen die ‘hun’ ePortfolio kent. Het ePortfolio heeft op verschillende terreinen meerwaarde voor de professionals (zie tabel 5.4). Tabel 5.4
Meerwaarde van het ePortfolio voor professionals, volgens de professionals
Meerwaarde
Totaal (N=26)
Krijg beter beeld van competenties gebruiker
88%
Kan gebruiker beter profileren richting opleiders/werkgevers
73%
Kans op vinden baan wordt vergroot
65%
Krijg beter beeld van ‘witte vlekken’ in kennis/vaardigheden gebruiker
62%
Kan kwalitatief betere match maken tussen gebruiker en functie
62%
Kan regie/initiatief voor ontwikkeling meer bij gebruiker zelf leggen
58%
Begeleidingsproces verloopt beter
57%
Kan beter bepalen óf en welke opleidingen/trainingen wenselijk zijn
50%
Bemiddelingsproces verloopt beter/sneller
35%
Percentages tellen niet op tot 100% omdat er meerdere antwoorden gegeven konden worden.
De meest ervaren meerwaarde is dat de professionals met het ePortfolio een beter beeld krijgen van hun kandidaten/flexwerkers/werknemers. Tevens kunnen ze (mede daardoor) die persoon ook beter profileren richting werkgevers of anderen en wordt de kans op het vinden van een passende baan vergroot. Op een aantal andere punten zijn de meningen van de professionals wat meer verdeeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor het punt dat ze dankzij het ePortfolio de regie voor de loopbaanontwikkeling bij de gebruiker kunnen leggen. Een deel zegt van wel. Anderen zien een dergelijke meerwaarde niet. Ze vinden het ePortfolio niet een instrument waarmee kandidaten/flexwerkers/werknemers uit eigen initiatief aan de slag gaan. Deze kandidaten gebruiken het nu omdat het onderdeel uitmaakt van een (begeleidings)traject, maar zullen het instrument naar verwachting niet blijvend gebruiken.
BUREAU BARTELS
51
We hebben de professionals ook gevraagd in hoeverre het ePortfolio naar hun ervaring bijdraagt aan de succesvolle bemiddeling van kandidaten naar werk of een opleiding. Figuur 5.8
Mate waarin ePortfolio bijdraagt aan werknemers/klanten, volgens professionals
31% 0%
19%
20%
8%
40%
Sterke mate
succesvolle
van
42% 60%
In beperkte mate
bemiddeling
Niet of nauwelijks
80%
100%
Weet niet
Ruim vier op de tien professionals hebben naar eigen zeggen geen zicht op de rol van het ePortfolio bij de bemiddeling van kandidaten. Ze hebben de fase van het concreet zoeken naar werk nog niet bereikt. Anderen spelen geen actieve rol in de bemiddeling van kandidaten. Van degenen die op dit punt wel een mening konden vormen, geeft de meerderheid aan dat het ePortfolio in sterke mate bijdraagt aan de succesvolle bemiddeling van kandidaten. Dit komt vooral omdat mensen zich door het ePortfolio beter bewust zijn van hun eigen kunnen en omdat ze zich beter kunnen profileren naar anderen toe. Op die manier is het een waardevol instrument, ook voor de professionals. Andere professionals zijn wat minder overtuigd van de bijdrage die het ePortfolio levert aan een succesvolle bemiddeling. Als argument wordt gegeven dat het ePortfolio slechts één van de instrumenten is die hier aan bijdragen. Andere factoren spelen in sterkere mate een bepalende rol, bijvoorbeeld een goede persoonlijke begeleiding of het hebben van een goed netwerk. We hebben aanvullend ook gepeild in hoeverre er qua bemiddeling al concrete successen zijn geboekt met het gebruiken van het ePortfolio. Figuur 5.9
Aandeel professionals met concrete successen qua bemiddeling door gebruik ePortfolio
19%
19%
0%
20%
Ja
23% 40%
Nog niet, maar wel verwacht
39% 60%
80%
Nee en ook niet verwacht
100%
Weet niet
Zoals te zien in bovenstaande figuur geven twee op de tien professionals aan dat dankzij het ePortfolio een kandidaat/flexwerker/werknemer van hen een baan heeft gevonden. De bijdrage van het ePortfolio was dat kandidaten door de digitale presentatie makkelijker werden uitgenodigd voor een gesprek. In een ander geval heeft een gebruiker een baan gekregen doordat het stukje op het ePortfolio over zijn hobby’s (en de daarbij behorende vaardigheden) een werkgever aansprak. Nogmaals twee op de tien verwachten dat op de langere termijn wel successen geboekt zullen gaan worden. Bijna een kwart van de professionals denkt echter dat het gebruik van het ePortfolio niet tot extra plaatsingen zal leiden.
BUREAU BARTELS
52
Bijna vier op de tien professionals kon de vraag (nog) niet beantwoorden, om de eerder genoemde reden dat ze nog niet zijn toegekomen aan het bemiddelen van mensen met een ePortfolio.
5.5
Het gebruik van het ePortfolio in de toekomst
In de centrale doelstelling van dit onderzoek staat: wat is er voor nodig om mensen een leven lang de beschikking te geven over een ePortfolio. Het achterliggende idee is dat het ePortfolio niet alleen voor eenmalig gebruik wordt ingezet (bijvoorbeeld het vinden van een nieuwe baan), maar dat het gedurende het hele leven als instrument wordt gebruikt om de eigen (loopbaan)ontwikkeling bij te houden en te sturen. Een belangrijke vraag is dan ook in hoeverre de ePortfolio-gebruikers in de vier pilots van plan zijn om het instrument ook in de toekomst te blijven gebruiken. De antwoorden van de gebruikers zijn weergegeven in tabel 5.5. Tabel 5.5
Mate waarin gebruikers in de toekomst gebruik zullen blijven maken van het ePortfolio, volgens de gebruikers
Antwoordcategorie
STOOF (N=9)
Wedeka/ Emco (N=27)
0%
44%
19%
33%
24%
Denk ik wel
56%
30%
60%
67%
53%
Nee
33%
19%
15%
0%
16%
Onbekend
11%
7%
6%
0%
7%
100%
100%
100%
100%
100%
Ja, zeker
Totaal
C3 Empower (N=83) Limburg (N=3)
Totaal (N=122)
Ruim drie kwart van de gebruikers (77%) verwacht ook in de toekomst het ePortfolio (zeker) te zullen blijven gebruiken. Vooral gebruikers van Wedeka/Emco zijn dit naar eigen zeggen zeker van plan. Een klein deel is er zeker van dat ze het instrument op termijn niet meer zullen onderhouden en gebruiken. De professionals zijn over het algemeen wat pessimistischer over het toekomstig gebruik van het ePortfolio. Zij verwachten dat gemiddeld hooguit 25% van hun gebruikers ook in de toekomst zal blijven inloggen op hun ePortfolio. Het zal daarbij volgens hen gaan om de kleine groep van gebruikers die echt enthousiast zijn geraakt over het instrument en het leuk vinden om de informatie in het instrument bij te houden en aan anderen te laten zien. De professionals verwachten dat het voor het grootste deel van de gebruikers de noodzaak van het gebruik zal wegvallen als ze eenmaal weer een andere baan hebben gevonden. Om ervoor te zorgen dat (meer) mensen hun ePortfolio ‘hun even lang’ blijven gebruiken, is er volgens de professionals een mentaliteitsverandering nodig, zowel bij de werknemers als werkgevers. Werknemers moeten zich meer bewust worden van het belang om zich te blijven ontwikkelen en om daarbij zelf het initiatief te nemen. Werkgevers zouden werknemers hiertoe kunnen stimuleren en hen kunnen ondersteunen en faciliteren. Ook zouden werkgevers op een andere manier naar
BUREAU BARTELS
53
sollicitanten kunnen gaan kijken en openstaan voor andere instrumenten dan het traditionele CV. Het ePortfolio vraagt om een breder maatschappelijk draagvlak om echt succesvol te worden, aldus enkele professionals. Het moet gemeengoed worden om een ePortfolio te hebben, net zoals dat nu in bepaalde groepen al geldt voor sociale media, zoals LinkedIn. Het moet niet het zoveelste instrument in een rij zijn, maar gepromoot worden als hét instrument om jezelf te profileren. Daarbij zien de professionals wel een rol weggelegd voor de overheid. Dat zijn de belangrijkste succesfactoren. Daarnaast is het zinvol om ‘kinderziekten’ op te lossen (zoals het verbeteren van de ICT) en zorg te dragen voor een goede infrastructuur die het ook technisch mogelijk maakt om een ePortfolio een leven lang, gratis te kunnen blijven gebruiken. De professionals vinden het over het algemeen belangrijk dat ze het ePortfolio zelf ook in de toekomst kunnen blijven gebruiken (zie figuur 5.10). Vooral als bewustwordingsinstrument heeft het ePortfolio zeker een belangrijke meerwaarde, aldus de professionals. Nagenoeg alle professionals zouden ook andere professionals aanraden om het ePortfolio als instrument eens te proberen. Figuur 5.10
Belang om ePortfolio ook in de toekomst te kunnen blijven gebruiken, volgens professionals
84% 0%
20%
Belangrijk
40%
8% 60%
Niet belangrijk/niet onbelangrijk
4% 4%
80%
Onbelangrijk
100%
Weet niet
Verder ziet ruim twee derde van de professionals kansen voor intensiever of structureler gebruik van het ePortfolio binnen hun eigen organisatie, bijvoorbeeld door het aan een grotere groep kandidaten/flexwerkers/werknemers aan te bieden of door het intensiever te gebruiken in de bemiddeling richting werkgevers, dan tot op heden is gedaan. Dat is echter alleen mogelijk als aan de hierboven reeds genoemde randvoorwaarden is voldaan. In ieder geval vanuit de pilot van Wedeka/Emco en C3 is aangegeven dat ze – op basis van de ervaringen van deze pilot – ook daadwerkelijk verder zullen werken aan een bredere uitrol en toepassing van het ePortfolio in hun organisatie. Bij STOOF is het nog te vroeg om hierover concrete uitspraken te doen. De daadwerkelijke toepassing van het ePortfolio is nog maar recentelijk gestart en de resultaten zullen pas over een tijdje zichtbaar worden.
BUREAU BARTELS
54
6.
SAMENVATTENDE CONCLUSIES
6.1
Inleiding
In dit afsluitende hoofdstuk komen we tot de beantwoording van de centrale vraag wat er nodig is om mensen een leven lang de beschikking te geven over een ePortfolio dat niet alleen voor henzelf, maar ook voor arbeidsbemiddelende organisaties en werkgevers een meerwaarde heeft. Daarbij is niet alleen gekeken naar de meerwaarde voor de verschillende groepen, maar ook naar de kenmerken of randvoorwaarden waaraan een ePortfolio zou moeten voldoen. In het onderzoek zijn vier pilots gevolgd waarin ervaring wordt opgedaan met ePortfolio’s. Het betrof pilots op verschillende domeinen, namelijk ‘van werk naar werk’, ‘arbeidsbemiddeling’ en ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. In een eerste fase zijn de ervaringen met de ontwikkeling van het ePortfolio in kaart gebracht. De tweede fase van het onderzoek was gericht op het inventariseren van de ervaringen met het gebruik van het ePortfolio door de verschillende doelgroepen. Aan de hand van de uitkomsten die met deze tweefasen-aanpak zijn verkregen, kunnen de hierna volgende conclusies worden getrokken.
6.2
Gebruik en meerwaarde
Het onderzoek laat zien dat in de pilots belangrijke (positieve) leerervaringen zijn opgedaan met het werken met een ePortfolio, die ook inzichten geven in de meerwaarde van het instrument. EPortfolio waardevol als ‘bewustwordingsinstrument’ Zo maakt het onderzoek bij de vier pilots duidelijk dat het ePortfolio een waardevol instrument is, zowel voor de gebruikers als voor de partijen die vanuit hun professie betrokken zijn bij het begeleiden, bemiddelen en ondersteunen van deze gebruikers. In de vier betrokken pilots heeft het ePortfolio tot op het moment van onderzoek vooral zijn waarde bewezen als ‘bewustwordingsinstrument’ (ontwikkelportfolio). Dankzij het ePortfolio krijgen gebruikers beter zicht op wat ze kunnen en willen en op welke punten ze zich nog verder kunnen ontwikkelen. Ook zijn ze daardoor beter in staat om zich richting anderen goed te profileren. Vooral voor mensen die onzeker zijn over hun eigen kennis en (werk)ervaringen, kan het ePortfolio bijdragen aan het vergroten van het zelfvertrouwen. De meerwaarde van het ePortfolio voor de professionals ligt vooral in het feit dat ook zij een beter (en completer) beeld krijgen van hun kandidaat/flexwerker/werknemer, waardoor de kansen op het vinden van een passende baan voor hen worden vergroot. De meerwaarde van het ePortfolio voor de werkgevers bij matching hebben we binnen dit onderzoek niet kunnen toetsen. In geen van de betrokken pilots was het gebruik van de ePortfolio’s – ten tijde van dit onderzoek – namelijk al in het stadium dat ePortfolio’s (meer dan incidenteel) worden voorgelegd aan werkgevers in het kader van bemiddeling of sollicitatie.
BUREAU BARTELS
55
EPortfolio nog maar beperkt ingezet als ‘bemiddelingsinstrument’ Het ePortfolio is tot op het moment van onderzoek nog nauwelijks ingezet als bemiddelingsinstrument (‘showcaseportfolio’). Ook wordt het nog maar in beperkte mate daadwerkelijk benut door gebruikers om de regie te nemen over de eigen ontwikkeling. Dit heeft deels te maken met de fase waarin de pilots verkeren. Gebruikers zijn nog bezig met het ‘vullen’ van de ePortfolio’s en zijn nog niet of nauwelijks toegekomen aan volgende stappen. Daarnaast geldt dat – hoewel gebruikers en professionals aangeven dat het ePortfolio goed bruikbaar is bij het zoeken naar een nieuwe baan – zij er (nog) niet altijd zeker van zijn dat het ePortfolio op het punt van bemiddeling/matching een doorslaggevende rol zal spelen. Wel zegt één geraadpleegde gebruiker dankzij het ePortfolio een baan te hebben gevonden. EPortfolio geschikt voor uiteenlopende typen gebruikers Uit het onderzoek komt een diffuus beeld naar voren van de doelgroepen voor wie het ePortfolio het meest geschikt is. De pilots hebben laten zien dat heel uiteenlopende typen gebruikers baat kunnen hebben bij het gebruik van het instrument (zowel hoogopgeleiden als lager opgeleiden, zowel jongeren als 45+-ers, mensen die al actief werken aan een loopbaan en mensen die dat nog niet doen). De praktijk uit de pilots leert dat het wel nodig is om de inhoud en/of het taalgebruik bij de ePortfolio’s aan te passen aan de specifieke doelgroep waarop een ePortfolio is gericht (bijvoorbeeld eenvoudiger taalgebruik voor lager opgeleiden). Slechts voor een beperkt aantal groepen lijkt het ePortfolio een minder passend instrument, zoals ongeschoolden, mensen zonder computerervaring en mensen die niet met hun ontwikkeling bezig willen zijn. EPortfolio nog geen maatschappelijk breed gedragen instrument Ondanks de meerwaarde die het ePortfolio heeft voor de gebruikers en professionals, is het ePortfolio op dit moment nog geen maatschappelijk breed gedragen instrument, waar vanuit de verschillende doelgroepen een actieve vraag naar bestaat. Het werven van nieuwe gebruikers blijkt in de praktijk dan ook geen eenvoudige opgave. De ervaringen uit de pilots laten zien dat mensen (zowel gebruikers als soms ook professionals) moeilijk te overtuigen zijn van de meerwaarde van het ePortfolio. Dit komt onder andere door de onbekendheid van het instrument. De doelgroepen hebben onvoldoende zicht op de toegevoegde waarde die het ePortfolio heeft ten opzicht van andere, reeds bestaande instrumenten, zoals een digitaal CV of LinkedIn. Daarnaast speelt mee dat de huidige cultuur nog niet goed aansluit bij de gedachte achter het ePortfolio. Het ePortfolio gaat uit van de gedachte dat het individu/de gebruiker zelf de regie neemt over de eigen (loopbaan)ontwikkeling. Het ePortfolio wordt dan gebruikt als instrument om de eigen ontwikkeling in beeld te brengen, te volgen en waar nodig bij te sturen en om anderen te tonen wat men kan. In de huidige situatie blijken individuen nog niet gewend om deze regierol op zich te nemen en ligt het initiatief voor loopbaanbeslissingen vaak nog bij derden, bijvoorbeeld de (voormalige) werkgever of een begeleidende professional. Uit het onderzoek blijkt dat er nog een ‘cultuuromslag’ nodig is – zowel bij de gebruikers als bij de professionals en werkgevers – om het ePortfolio als instrument goed te kunnen laten landen.
BUREAU BARTELS
56
EPortfolio geen ‘lekeninstrument’; begeleiding is cruciaal Naast de genoemde onbekendheid van (de meerwaarde van) het ePortfolio komt uit het onderzoek ook naar voren dat het voor een groot deel van de gebruikers niet eenvoudig blijkt om het ePortfolio te vullen. Ze ervaren knelpunten op technisch gebied (omgaan met de computer), maar vooral ook op inhoudelijk gebied (welke informatie zet ik er in en hoe presenteer ik mij). Dit maakt duidelijk dat het ePortfolio (nog) geen ‘lekeninstrument’ is. Dat wil zeggen dat het instrument (nog) niet zondermeer door de beoogde doelgroepen succesvol wordt opgepakt. Een goede introductie en vooral een goede begeleiding blijken in de meeste gevallen onmisbaar om te zorgen dat gebruikers het ePortfolio op een goede, zinvolle manier gaan gebruiken. Dit geldt in het bijzonder voor de mensen die minder affiniteit en ervaring hebben met het werken met digitale en sociale media. De noodzaak van een goede introductie en begeleiding maakt dat het ePortfolio momenteel nog niet een op zichzelf staand ‘sleutelinstrument’ is, waarmee individuen zelfstandig vorm kunnen geven aan hun ontwikkeling. Het ePortfolio bewijst zijn waarde nu vooral nog in combinatie met andere instrumenten, zoals een begeleidingstraject. Mogelijkheden levenslang gebruik ePortfolio beperkt Het idee achter het ePortfolio is dat gebruikers het niet eenmalig benutten, maar dat ze instrument in de loop van hun werkzame leven onderhouden en blijven gebruiken. Op basis van dit onderzoek wordt duidelijk dat de mogelijkheden voor een levenslang gebruik van een ePortfolio tot op heden beperkt zijn. Dit komt omdat het ePortfolio ‘fysiek’ nog in handen is van de initiatiefnemer (bemiddelingsorganisatie/werkgever) en/of de aanbieder van het ePortfolio. De gebruikers mogen zich al wel de eigenaar van de inhoud van het ePortfolio noemen (daar zijn de betrokkenen in de pilots het over eens), maar zij kunnen het ePortfolio niet zondermeer met zich meenemen naar bijvoorbeeld een andere werkgever. Het hangt van de initiatiefnemer of aanbieder af of en op welke manier het ePortfolio op termijn beschikbaar blijft, onder welke voorwaarden (gratis of tegen betaling) en hoe eenvoudig het ePortfolio kan worden overgezet (naar een andere aanbieder of werkgever). Los van het feit of de ePortfolio’s ‘een leven lang’ beschikbaar zullen zijn of niet, overweegt een ruime meerderheid van de gebruikers in de betrokken pilots om ook in de toekomst hun ePortfolio te blijven gebruiken. De professionals zijn op dat punt een stuk voorzichtiger. Zij verwachten dat voor de meerderheid van de gebruikers de noodzaak voor het gebruik van het ePortfolio zal wegvallen wanneer ze eenmaal een baan hebben gevonden. In dit stadium kunnen hierover nog geen definitieve uitspraken worden gedaan.
6.3
Uitwisselbaarheid
Nog maar beperkte ervaring opgedaan met uitwisselbaarheid Een belangrijk thema met betrekking tot de ePortfolio’s is uitwisselbaarheid. De achtergrond daarvan is dat de mate waarin personen en partijen in staat zullen zijn om
BUREAU BARTELS
57
met een ePortfolio te werken, mede bepaald zal worden door de mogelijkheden voor onderlinge uitwisseling van gegevens. Het vraagstuk van uitwisselbaarheid heeft in twee van de vier pilots (Wedeka/Emco en C3) tot op heden nog niet echt gespeeld. Deze pilots waren namelijk gericht op het uitzetten en laten invullen van ePortfolio’s ten behoeve van begeleidingstrajecten. Het breder kunnen delen en uitwisselen van informatie uit de ePortfolio’s is in deze pilots een onderwerp dat in het vervolgtraject pas echt een rol gaat spelen. In twee andere pilots heeft uitwisselbaarheid wel vanaf het begin in de belangstelling gestaan. Bij het project van STOOF hebben één flexorganisatie en het UWV een start gemaakt met het inventariseren van de randvoorwaarden die moeten worden ingevuld en de knelpunten die moeten worden opgelost om onderlinge uitwisseling van gegevens mogelijk te maken. Met het daadwerkelijk realiseren van uitwisseling van gegevens is in de praktijk nog geen ervaring opgedaan. Om de rol van flexorganisaties bij de arbeidsbemiddeling in de toekomst te kunnen optimaliseren zal de uitwisseling met UWV alsnog vorm en inhoud moeten krijgen. In het project van Empower Limburg wordt op strategisch niveau voortdurend gewerkt aan het realiseren van een goede uitwisselbaarheid in bredere zin (bijvoorbeeld door het organiseren van overleg en samenwerking tussen verschillende aanbieders van ePortfolio’s). Dit heeft er onder andere toe geleid dat uitwisselbaarheid is gerealiseerd tussen de gegevens uit het ePortfolio met gegevens uit de regionale vacaturebank. Gezien het beperkte aantal gebruikers dat we hebben kunnen consulteren binnen deze pilot hebben we niet in beeld kunnen brengen wat de ervaringen met deze uitwisselbaarheid zijn. Uitwisselbaarheid lastig door ontbreken goede standaard Mede op basis van de ervaringen van de ‘externe’ projecten die in dit onderzoek zijn bekeken wordt duidelijk dat uitwisselbaarheid over het algemeen nog beperkt is. De oorzaak ligt voor een belangrijk deel in het ontbreken van een goede algemene (nationale) standaard. De standaard die momenteel al beschikbaar is – de NTA 2035 – schiet volgens verschillende projectleiders wat dit aangaat tekort. Deze norm zorgt er alleen voor dat ePortfolio’s een vergelijkbaar format (opbouw) hanteren, waardoor het mogelijk is om informatie op een vergelijkbare manier te organiseren. De NTA 2035 voorziet echter niet in een inhoudelijke standaard, waardoor daadwerkelijke uitwisseling en matching van gegevens niet goed mogelijk is. Het ontwikkelen van een dergelijke bredere nationale standaard is noodzakelijk om uitwisselbaarheid in de toekomst wel te realiseren. Er is behoefte aan een gemeenschappelijke competentietaal Vanuit projectleiders is aangegeven dat er binnen die bredere, nationale standaard vooral behoefte is aan een gemeenschappelijke competentietaal. In de betrokken pilots is in grote lijnen wel dezelfde (standaard door de aanbieders aangeboden) competentietaal gehanteerd. Deze taal – die gebaseerd is op de kwalificatiedossiers van het onderwijs – blijkt in de praktijk echter niet goed aan te sluiten bij de ‘taal’ die gehanteerd wordt in het bedrijfsleven. Het matchen van informatie uit een ePortfolio met bijvoorbeeld gevraagde competenties in bedrijfsvacatures is daardoor niet goed mogelijk. Dit maakt het ook lastig om het ePortfolio in te zetten als bemiddelings- of matchtingsinstrument.
BUREAU BARTELS
58
Vanuit de projectleiders is opgemerkt dat gezocht moet worden naar een gemeenschappelijke competentietaal die een goede uitwisseling wel mogelijk maakt. Het zou bijvoorbeeld kunnen gaan om een soort ‘Esperanto’ voor competenties. Er wordt in verschillende projecten al wel gezocht naar en/of ontwikkelen van een dergelijke taal, maar dit blijkt niet eenvoudig. Toch blijven inspanningen op dit terrein noodzakelijk om een goede uitwisselbaarheid in de toekomst te kunnen realiseren. Van een aanbodgericht naar een vraaggericht ePortfolio Naast het ontbreken van een gemeenschappelijke standaard en competentietaal speelt volgens projectleiders ook mee dat uitwisselbaarheid niet direct in het commerciële belang is van de aanbieders van de ePortfolio’s. Hun ‘standaardproducten’ blijken dan ook vaak maar in beperkte mate uitwisselbaar met andere bestanden en systemen. Het kost de projectleiders van de pilots veel tijd en moeite om de aanbieders op dit punt ‘bij te sturen’. Om te zorgen dat het ePortfolio optimaal wordt gebruikt (een leven lang, voor het nemen van de regie over de eigen loopbaan en als ontwikkel- en bemiddelingsinstrument) moet het ePortfolio toegesneden worden op de kenmerken en behoeften van de specifieke gebruikersgroep waarvoor het wordt ontwikkeld. Dat vraagt van aanbieders van ePortfolio’s dat ze minder aanbodgericht werken en dat ze meer oog hebben voor de wensen van de klant.
6.4
Inhoud en infrastructuur
Het onderzoek zou ook inzicht moeten geven in inhoudelijke en infrastructurele randvoorwaarden die nodig zijn voor een werkbaar en effectief ePortfolio. Geen standaard inhoud, maar maatwerk per pilot De vier betrokken pilots zijn bij de ontwikkeling van de inhoud van hun ePortfolio allemaal uitgegaan van de Nederlandse standaard, de NTA 2035. In de basis lijken de ePortfolio’s daarom op elkaar. De specifieke invulling en uitvoering verschillen echter wel tussen de pilots en is per pilot afgestemd op het doel en de doelgroep waarop de pilot zich richt. Op basis van de ervaringen die zijn opgedaan in de pilots blijkt het per pilot op maat maken van het ePortfolio een verstandige keuze. Bepaalde toepassingen blijken voor de ene doelgroep een grotere meerwaarde te hebben dan voor andere doelgroepen. Zo bleek de mogelijkheid voor het kunnen opnemen van documenten en foto’s heel geschikt voor de mensen die weinig diploma’s hebben om zo hun kennis en ervaringen aan te kunnen tonen (SW-sector) en minder bruikbaar voor de vaak wat hoger opgeleide flexwerkers. Waardering voor de geboden inhoud De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat de gebruikers over het algemeen veel waardering hebben voor de inhoud en de verschillende toepassingen die hen via het ePortfoliosysteem ter beschikking staan. Slechts een beperkt deel van de geraadpleegde gebruikers is van mening dat verbeteringen of aanpassingen van het ePortfolio nodig zijn. Het gaat dan vaak over een betere uitleg en begeleiding en een grotere gebruiksvriendelijkheid op softwaregebied.
BUREAU BARTELS
59
Eisen aan de infrastructuur pas gaandeweg in beeld Het blijkt lastig om op basis van dit onderzoek uitspraken te doen over de infrastructurele voorwaarden voor een effectief ePortfolio. Dit komt mede doordat er in de ontwikkelfase van de ePortfolio’s vaak niet heel bewust aandacht is besteed aan zaken als hosting, beschikbaarheid, competentietaal, eigenaarschap, validatie van gegevens, beveiliging en vertrouwelijkheid. Vanuit de pilots is niet – of slechts in beperkte mate – vooraf een ‘eisenpakket’ aan de aanbieders van ePortfolio’s voorgelegd. Op veel punten – bijvoorbeeld competentietaal – hebben ze gekozen voor hetgeen de aanbieder ‘standaard’ in zijn pakket had. Pas gaandeweg blijken deze onderwerpen te gaan spelen en bewust te worden opgepakt. Met bepaalde aspecten zijn gedurende de onderzoeksperiode inmiddels wel ervaringen opgedaan (zoals competentietaal en eigenaarschap, zie eerder in de conclusies), met andere nog niet. Validatie Eén van de aspecten waar gedurende de onderzoeksperiode wel zicht op is gekregen is de validatie van gegevens. Het onderzoek laat zien dat de validatie van de gegevens in het ePortfolio in grote lijnen niet afwijkt van de manier waarop dit in normale CV’s plaatsvindt. In elk van de pilots is de gebruiker verantwoordelijk voor de (correctheid van de) informatie die hij/zij in het ePortfolio opneemt. Een deel van de professionals voert naar eigen zeggen wel eens een controle uit, in het geval ze de informatie niet vertrouwen. Dit gebeurt echter niet standaard. EPortfolio’s bieden vaak wel de mogelijkheid tot ‘extra’ validatie, door ruimte te bieden voor het opnemen van testresultaten, diploma’s en getuigschriften en feedback/meningen van anderen (360graden feedback).
6.5
Tot slot
We hebben in het bovenstaande de belangrijkste leerervaringen weergegeven die in de vier pilots gedurende de onderzoeksperiode zijn opgedaan met het ontwikkelen en gebruiken van ePortfolio’s. Deze leerervaringen kunnen onze opdrachtgevers gebruiken bij het bepalen of en op welke manier het ePortfolio als instrument een bijdrage kan leveren op het terrein van duurzame inzetbaarheid, employability en een leven lang leren. Toch hebben we een deel van de centrale vraag op basis van dit onderzoek niet goed kunnen beantwoorden. Dit is enerzijds het gevolg van de wijziging die – om plausibele redenen – is doorgevoerd in de opzet van het project ‘ePortfolio’ en anderzijds de fase waarin de pilots ten tijde van het onderzoek verkeerden. Er is voor gekozen om af te zien van het oorspronkelijke plan om vier nieuwe pilots voor dit project op te starten. Dit bleek teveel tijd te kosten, waardoor geen ervaring kon worden opgedaan met het gebruik lopende dit onderzoek. Daarom is besloten om deels gebruik te maken van bestaande pilots. Deze pilots hebben ieder een geheel eigen insteek, doelstelling en achtergrond. Voordeel van het uitgaan van bestaande pilots, aangevuld met ‘externe’ projecten is dat er in ieder geval al enige ervaring gedurende de looptijd met het ePortfolio is opgedaan. Nadeel is dat men bij voorbaat verder af is komt te staan van de oorspronkelijke informatiebehoefte van de opdrachtgevers (ministerie van SZW en ministerie van OCW). Zo blijkt het ‘levenslang’ gebruik en de uitwisselbaarheid van (gegevens uit de) ePortfolio’s bij een aantal van de pilots geen primair doel. Er is in deze pilots dan ook niet
BUREAU BARTELS
60
gericht gewerkt aan het ontwikkelen van inzichten en opdoen van ervaringen op deze punten. Daarnaast speelt zoals gezegd ook de fase waarin de pilots verkeren een belangrijke rol. Het ontwikkelen, uitzetten en in gebruik nemen van ePortfolio’s blijkt in de praktijk vaak meer tijd in beslag te nemen dan vooraf was voorzien. De doorlooptijd van het project ePortfolio blijkt dan toch ook niet voldoende om het volledige traject in alle pilots te volgen. Een aantal pilots zit nog in de fase dat ze het gebruik van het ePortfolio op gang moeten brengen. Het aantal waarnemingen onder gebruikers en professionals dat we in dit onderzoek konden gebruiken is daardoor in een aantal pilots beperkt. Andere pilots zijn al wat verder. Toekomst Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkelingen rond het ePortfolio nu nog vooral in de verkennende fase verkeren, in de zin dat op landelijk niveau op verschillende plekken losstaande initiatieven worden ontplooid om ervaring op te doen met het ePortfolio. De pilots in dit onderzoek laten zien dat deze leertrajecten vaak nog maar net gestart zijn en dat op veel punten nog inzichten ontbreken. Op dit moment is er dus nog sprake van ‘duizend bloemen bloeien’. Om een compleet beeld te krijgen van de randvoorwaarden en kenmerken waaraan een ePortfolio moet voldoen, is een langere periode nodig en moeten op aanvullende terreinen ervaringen worden verzameld (bijvoorbeeld op het punt van de mogelijkheden en meerwaarde voor werkgevers). Tevens zal het nodig zijn om de ervaringen uit de verschillende initiatieven te bundelen, zodat de ‘duizend bloemen’ worden tot één ‘mooi boeket’.
BUREAU BARTELS
61
BUREAU BARTELS
62
BIJLAGE I
GERAADPLEEGDE SLEUTELPERSONEN
Naam
Organisatie
De heer M. Brandsen De heer T. Habets
C3 Empower Limburg
Mevrouw F. Haverkamp De heer T. Mensen
Wedeka Bedrijven Steps
De heer M. Mes Mevrouw C. Minnen
Cinop C3
De heer M. Monen
Let’s Connect
Mevrouw I. van Nes De heer N. Sekeris
CAOP Matchcare
Mevrouw A. Stel De heer L. Vroomen
STOOF Empower Limburg
Mevrouw M. Zoetmulder
UWV
BUREAU BARTELS
63