Monitoring en evaluatie Agroranden 2013
Paul C.J. van Rijn Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem-Dynamica (IBED) Universiteit van Amsterdam www.uva.nl/profiel/p.c.j.vanrijn Januari 2014
Advies in opdracht van het Waterschap Hollandse Delta en de Projectgroep Agroranden Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee
Inleiding In het kader van het Agroranden-project wordt in de Hoeksche Waard en op Goeree-Overflakkee sinds 2005 de aanleg van akkerranden financieel en organisatorisch ondersteund. In 2013 zijn wederom vele km’s eenjarige akkerranden aangelegd in de Hoeksche Waard en op Goeree-Overflakkee. In de Hoeksche Waard zijn bovendien honderden km’s meerjarige gras of gras-kruiden-randen aanwezig waarvan een deel opnieuw is ingezaaid. Om op basis van ervaringen tot steeds betere mengsels en aanleg en beheersmethoden te komen, en om te profiteren van kennis en ervaring uit andere projecten (zoals LTO-FAB Hoeksche Waard project) is Dr. Paul van Rijn (IBED/ Universiteit van Amsterdam) gevraagd jaarlijks de verschillende agroranden te monitoren, de resultaten te communiceren met de projectgroep Agroranden en deze te adviseren t.a.v. nieuwe zaadmengsels en aanpassingen van aanleg en beheersmethoden.
Doelstellingen en randvoorwaarden Agroranden Met de aanleg van agroranden wordt geprobeerd meerdere doeleinden te bereiken, waaruit diverse eisen voortvloeien. De rand dient als bufferstrook tussen akker en sloot/watergang zodat er minder meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en gronddeeltjes in het oppervlaktewater terecht komen. Dit vereist allereerst een minimale breedte van de akkerrand, maar een hoge en stevige vegetatie kan ook aan deze functie bijdragen. De rand moet visueel aantrekkelijk zijn en ingepast zijn in het landschap en zodoende bijdragen aan het plezier van landschapsrecreanten. Dit vraagt onder andere om een rand die gevarieerd is in kleur en structuur. De rand moet de biodiversiteit van het agrarische gebied vergroten. Dit kan door ruimte te geven aan inheemse planten en door ondersteuning te bieden aan diverse diergroepen zoals akkervogels, hommels en bijen. De rand moet de natuurlijke bestrijding van landbouwplagen stimuleren, door de natuurlijke vijanden van deze plagen te ondersteunen (‘functionele agrobiodiversiteit (FAB)’). De akkerranden moeten verder goed in te passen zijn in de agrarische bedrijfsvoering en geen negatieve effecten hebben op de productie. Bij de monitoring van de akkerranden ligt de nadruk op de FAB functie, maar bij de beoordeling en advisering wordt rekening gehouden met de andere doelstellingen en de randvoorwaarden.
Figuur 1. Eenjarige Agrorand (boven) en bijenrand (onder) op 28 juni (links) en 8 augustus (rechts) 2013.
Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) Akkerranden kunnen op twee manieren bijdragen aan de natuurlijke bestrijding van plaaginsecten: Door bloemenvoedsel (nectar en stuifmeel) te bieden voor de vliegende natuurlijke vijanden die dit nodig hebben om te overleven, zich te bewegen en zich voort te planten. Het gaat daarbij om natuurlijke vijanden zoals sluipwespen, zweefvliegen, gaasvliegen, roofwantsen en lieveheersbeestjes. Door dekking en prooien te bieden aan kruipende natuurlijke vijanden, met name in herfst en winter wanneer er geen gewassen op het land staan. Het gaat daarbij om groepen zoals spinnen, loopkevers en kortschildkevers. Op basis van het FAB-onderzoek kunnen we de planten van akkerranden in vier (FAB) klassen indelen (zie ook tabel 1): 1. Bloemen waarvan de nectar en het stuifmeel bereikbaar is voor alle soorten natuurlijke vijanden. Zweefvliegen en gaasvliegen kunnen hierop lang overleven en goed reproduceren. Dit betreft o.a. alle schermbloemigen, maar ook enkele andere planten met open of ondiepe bloemen of met nectar buiten de bloemen (extraflorale nectar = EFN). 2. Composieten met ondiepe buisbloempjes (< 2 mm.). Hierbij is de nectar niet bereikbaar voor gaasvliegen en sluipwespen, maar voor een deel van de zweefvliegen. Gaasvliegen kunnen dankzij het stuifmeel wel overleven maar meestal niet voldoende om te reproduceren. 3. Bloemen zonder nectar of waar deze dieper zit (> 2 mm.), maar waar het stuifmeel wel bereikbaar is. Hierbij is nectar voor nuttige zweefvliegen niet bereikbaar. 4. Bloemen waarvan zowel de nectar als het stuifmeel voor nuttige zweefvliegen en gaasvliegen niet bereikbaar is (zoals bij vlinderbloemigen) of niet geschikt is (zoals bij kaasjeskruid).
Tabel 1: Indeling bloemensoorten in FAB-klassen op basis van geschiktheid voor natuurlijke plaagvijanden, met enkele voorbeelden. FAB klasse: Nectar (diepte) Stuifmeel Zweefvlieg Gaasvlieg Sluipwesp Voorbeelden:
1 (++) < 1 mm/ EFN bereikbaar ++ ++ ++
2 (+) 1-2 mm bereikbaar + + -
3 (+/-) > 2 mm (/afwezig) bereikbaar +/+ -
4 (-) > 2 mm onbereikbaar -
Venkel Akkerscherm Boekweit Gipskruid Korenbloem (EFN) Zonnebloem (EFN)
Echte Kamille Duizendblad Gele ganzenbloem Margriet Gele Kamille
Klaproos Cosmea Cichorei Phacelia Bolderik
Witte klaver Rolklaver Luzerne Kaasjeskruid Lavatera
De bovengenoemde klassen zijn gebruikt voor de beoordeling van de agroranden t.a.v. de functie natuurlijke plaagbestrijding. Als het gaat om de ondersteuning van bestuiving: de meeste bijen en hommels zijn minder ‘kieskeurig’ en kunnen ook bloemen van de klassen 3 en 4 gebruiken voor het verzamelen van nectar en stuifmeel.
Zie voor meer info: P. van Rijn, J. Willemse & F. van Alebeek. 2011. ‘FAB en Akkerranden - voor natuurlijke plaagbeheersing’. FAB2 Brochure, DLO Wageningen, 46p.
1-Agro 2013 80
Bloei (%)
60
40
20
0 juni
juli
aug.
sept
Goudsbloem Cosmea Zonnebloem Gele Kamille Saffloer Vlas Bladramanas Meisjesogen Venkel Akkerscherm Ganzenbloem Korenbloem Klaproos Gipskruid Boekweit Onkruiden
1-Bijen 2013 80
60
60
Bloei (%)
Bloei (%)
1-Vogel 2013 80
40
20
40
20
0
0 juni
juli/aug.
sept
juni
juli/aug.
sept
Figuur 2. Gemiddelde ontwikkeling van de bloei in nieuwe akkerranden A. (boven) eenjarige Agroranden, B. eenjarige vogelakkerrand en C. eenjarige bijenrand uit EFA-zones.
Monitoring Agroranden Ook in het voorjaar van 2013 zijn in de Hoeksche Waard en de Goeree-Overflakkee weer veel eenjarige (bloemrijke) Agroranden aangelegd. In de Hoeksche Waard zijn daarnaast ook nieuwe meerjarige (graskruiden)randen aangelegd, terwijl een groot deel van de in vorige jaren ingezaaide meerjarige randen is blijven liggen. Voorbeelden van de verschillende Agroranden zijn gedurende het seizoen diverse keren gemonitord, waarbij om praktische redenen ook de stroken binnen de pilot-EFA’s (Ecological Focus Areas) in de Hoeksche Waard hierbij zijn opgenomen. Hieronder wordt eerst de plantensamenstelling, -bedekking en bloei van de éénjarige akkerranden besproken, en daarna dat van de verschillende meerjarige akkerranden.
Éénjarige akkerranden De eenjarige Agroranden in Hoeksche Waard en op Goeree-Overflakkee zijn op rijen ingezaaid en daarna machinaal geschoffeld. De samenstelling van het mengsel is vrijwel gelijk aan dat van 2013 (zie bijlage 1) met wederom een flink aandeel functionele soorten die de natuurlijke plaagbestrijding kunnen ondersteunen, zoals Boekweit, Gipskruid en Akkerscherm. Voor het ondersteunen van bijen en hommels en voor het visuele effect zijn weer soorten als Meisjesogen en Cosmea aanwezig, terwijl het mengsel ook soorten omvat dat voor akkervogels geschikte zaden produceert zoals Saffloer, Gierst en Zomertarwe. Sinds 2012 is daar Vlas aan toegevoegd omdat deze voor de ondersteuning van zowel natuurlijke vijanden als akkervogels geschikt lijkt. Voorbeelden van eenjarige randen en hun ontwikkeling gedurende het seizoen zijn te zien in figuur 1. In figuur 2 is de ontwikkeling van de eenjarige Agrorand (bloemenrand) vergeleken met een vogelakkerrand en een bijenrand (uit de EFA’s). Het weer in 2013 viel vooral op door zijn koude winter en koele voorjaar, waardoor ook dit jaar de Agoranden weer vrij laat op gang kwamen. Hierdoor was het seizoen, ondanks de warme zomer, voor hoge, warmte-minnende soorten als Cosmea en Zonnebloem, iets te kort om tot volle ontwikkeling te komen. De meeste andere soorten hebben zich wel normaal ontwikkeld, maar in de gemonitorde randen bleef de totale bedekking en (functionele) bloei iets achter bij de vorige jaren. De geheel uit snel groeiende soorten bestaande mengsels voor Vogelakkers en Bijen gaven hogere bedekking en de laatste daardoor ook een groter aandeel bloemen. De hoeveelheid -voor natuurlijke bestrijders- functionele bloemen (FAB-klasse 1 en 2, fig. 4B) is wel weer het hoogst in eenjarige agroranden, maar de hoeveelheid drachtplanten (klasse 3-5, fig. 4C) was (zoals verwacht) hoger in de bijenrand. Vlas, waarvan dit jaar meer zaden aan het mengsel waren toegevoegd, was nu ook duidelijk in het randen terug te vinden (zie bijlage 1).
Bedekking (%) 120 100 Soort planten:
80
Grassen
60
Meerj.Kruiden
40
Eenj.Kruiden
20
Onkruiden
0 1-Agro
1-Vogel
1-Bijen
Eenjarig
M-Agro13 M-Agro12 M-Agro10 Meerjarig / Gras-kruiden
M-FAB+
M-Agro09 M-Biodiv.
Proefstrook Schelling (2009)
Waarde voor Natuurlijke Bestrijders
Bloei (%) 80
60
FAB-waarde:
+/+ ++
40
20
0 1-Agro
1-Vogel
1-Bijen
Eenjarig
M-Agro13 M-Agro12 M-Agro10 Meerjarig
M-FAB+
M-Agro09 M-Biodiv.
Proefstrook Schelling (2009)
Waarde voor Honingbijen
Bloei (%) 80
60
Waarde als Drachtplant:
40
laag (1-2) middel (3) hoog (4-5)
20
0 1-Agro
1-Vogel Eenjarig
1-Bijen
M-Agro13 M-Agro12 M-Agro10 Meerjarig
M-FAB+
M-Agro09 M-Biodiv.
Proefstrook Schelling (2009)
Figuur 3. Samenstelling een- en meerjarige akkerranden in juli/augustus 2013. A. (boven): Bedekking planten onderverdeeld naar groeivorm, B. (midden): Bedekking bloeiende planten onderverdeeld naar geschiktheid als voedselbron voor vliegende natuurlijke vijanden (FAB-waarde, zie tabel 1). C. Idem als drachtplant voor honingbijen (A. Koster – bijenhelpdesk.nl).
Figuur 4. Meerjarige mengsels (5 juli 2013) op een proefstrook in Hoeksche Waard (gezaaid september 2009). Links: aangepast FAB-mengsel (M-FAB+), rechts: gras-kruiden-mengsel van 2009 (M-Agro09).
Figuur 5. Meerjarige Agroranden ingezaaid in 2010 (boven) en 2012 (onder); opnamen van respectievelijk 28 juni en 31juli en 5 juli en 14 augustus 2013.
Meerjarige akkerranden Terwijl bij de éénjarige randen de nadruk ligt op de functie van de bloemen, speelt bij meerjarige randen ook hun functie als leef- en overwinteringsgebied (habitat) voor inheemse planten, nuttige insecten en andere dieren een rol. De afgelopen jaren is geprobeerd zaadmengsels te ontwikkelen die beide functies kunnen ondersteunen. Dit betekent mengsels met meerjarige grassen en kruiden, waarbij de kruiden over meerdere jaren ook aardig wat functionele bloemen laten zien. Om de meerjarige kruiden meer kans te geven worden sinds 2009 alleen relatief langzaam groeiende grassoorten aan het mengsel toegevoegd; vanaf 2010 zijn dit bovendien alleen smalbladige soorten. Om direct onkruiden te onderdrukken en om het eerste jaar al functionele bloemen te hebben worden sinds 2010 ook enkele eenjarige soorten, alsook venkel, aan het meerjarig mengsel toegevoegd (zie bijlage 2). Proefstrook van 2009 Voor het FAB-project zijn in september 2009 op een proefstrook op het bedrijf van C. Schelling diverse meerjarige mengsels ingezaaid. Zoals in figuur 6 goed is te zien, is bij alle mengsels het aandeel kruiden in de loop der jaren terug gelopen ten gunste van de grassen. Wel is dit bij het commerciële graslandmengsel (MBiodivers, met o.a. glanshaver en raai) het snelst gegaan. In de strook met het Agrorandenmengsel van 2009 (Agro09) is de zomerbedekking met kruiden sinds 2011 terug gelopen van 60%, via 30% naar 15% in 2013, waarbij alleen Smalle Weegbree en Margriet zich hebben gehandhaafd. De groeikracht van Timotheegras (zie figuur 4) en ook Gestreepte Witbol hebben andere soorten waarschijnlijk de das om gedaan. In de strook met het zelf samengestelde FAB+-mengsel bevinden zich nog steeds de meeste kruiden, maar ook hier is hun bedekking terug gelopen, van ca. 80% in 2011 via 40-50% in 2012, naar ca. 30% in 2013. Hier hebben Rolklaver, Zuring en vooral Duizendblad zich weten te handhaven. Agroranden van 2010 en 2012 De meerjarige agroranden die in 2010 zijn ingezaaid (M-Agro10) hebben inmiddels 4 seizoenen doorgemaakt (zie figuur 5A en 7A). Ook hier is weer een geleidelijke terugloop van het aantal kruiden zichtbaar. Venkel en Gele Kamille (nog niet aanwezig in de mengels van 2009) wisten zich aanvankelijk goed te handhaven of zelfs uit te breiden, maar zijn na het 2e jaar minder goed teruggekomen. Witte Klaver en de Rolklaver hadden in het 3e jaar juist hun hoogte bedekking bereikt maar zijn in 2013 sterk teruggelopen. Hetzelfde lot lijkt Duizendblad te ondergaan. Margriet lijkt zich op een laag niveau te handhaven. Al met al vormen de kruiden nog steeds ca. 50% van de vegetatie, maar zijn de soorten met voor natuurlijke vijanden geschikte bloemen afgenomen van ca. 40% in de eerste 2 seizoenen naar ca. 15% in 2012 en 2013 (figuur 3B). De agroranden die in 2012 zijn ingezaaid (M-Agro12) laten in 2013 een mooie gemengde kruidenvegetatie zien (zie figuur 5B en 7B), met o.a. Gele Kamille, Duizendblad, Rolklaver en Margriet. Het grootste verschil met de randen van 2010 is dat in het 2e jaar Venkel al geheel ontbreekt, en daarmee bloemen uit FAB-klasse 1(++). Nieuw ingezaaide meerjarige Agroranden Gras-kruiden-randen ontwikkelen zich het eerste jaar langzamer dan de eenjarige mengsels, omdat veel zaden van meerjarige soorten en langere kiemperiode hebben, meerjarige soorten ook daar vaak langzamer uitgroeien. Om het eerste jaar snel meer bedekking te verkrijgen zijn daarom vanaf 2010 twee eenjarige soorten toegevoegd; in 2012 is dat uitgebreid naar 4 soorten. Toch is de eerste 3 maanden de bedekking met ingezaaide soorten steeds vrij laag, terwijl die van de onkruiden steeds hoog is (zie figuur 7). In 2013 hebben (i.t.t. 2012) de eenjarige soorten (boekweit, ganzenbloem, klaproos en korenbloem) zich wel goed ontwikkeld (figuur 7C) en hebben daarmee voor voldoende functionele bloemen gezorgd (figuur 3). In alle jaren groeit vanaf september de vegetatie alsnog goed dicht, waarmee ook de onkruiden grotendeels verdwijnen.
Proefstrook, M-FAB+ 120
Bedekking (%)
100 80 60 40 20 0 mei juni juli aug. okt. 2010
mei juni juli aug. nov.
april mei juni juli aug. sept okt
2011
2012
juni aug. 2013
Proefstrook, M-Agro09 120
Bedekking (%)
100 80 60 40 20 0 mei juni juli aug. okt. 2010
mei juni juli aug. nov.
april mei juni juli aug. sept okt
2011
2012
juni aug.
Proefstrook, M-Biodivers
Bedekking (%)
100 80 60 40 20 0 2010
mei juni juli aug. nov. 2011
april mei juni juli aug. sept okt 2012
Grassen Zuring Weegbree Kaasjeskruiden Klaver, rode Rolklaver Duizendblad Margriet Gele Kamille Korenbloem Klaproos Kamille, echte Onkruiden
2013
120
mei juni juli aug. okt.
Grassen Zuring Weegbree Kaasjeskruiden Klaver, witte Rolklaver Duizendblad Margriet Gele Kamille Korenbloem Klaproos Kamille, echte Onkruiden
juni aug.
Grassen Zuring Weegbree Kaasjeskruiden Klaver, rode Rolklaver Duizendblad Margriet Peen+Pastinaak Korenbloem Klaproos Kamille, Echte Onkruiden
2013
Figuur 6. Vegetatie-ontwikkeling in de periode 2010-2013 in proefstrook met drie verschillende meerjarige mengsels (gezaaid in september 2009): A. het FAB+ mengsel, B. het Agromengsel van 2009, C. het mengsel van ‘Biodivers’. De strook is alle jaren in augustus gemaaid; in 2010 en 2013 vóór de monitoring, in 2011 en 2012 erna. Het gedeelte met het Biodivers-mengsel is in 2011 en 2012 bovendien begin juli gemaaid.
M-Agro10 120
Bedekking (%)
100 80 60 40 20 0 juli aug. okt.
mei juni juli aug.
2010
2011
M-Agro12
120
Bedekking (%)
100 80 60 40 20 0 juli aug. sept okt 2012
juli 2013
juni juli aug. 2012
M-Agro 1e jaar 100
Bedekking (%)
2013
Grassen (+zuring) Weegbree Klaver, witte Rolklaver Duizendblad Margriet Gele Kamille Venkel Ganzenbloem Klaproos Korenbloem Boekweit Onkruiden
120
80 60 40 20 0 2010
juli aug.
Grassen (+zuring) Weegbree Klaver, witte Rolklaver Duizendblad Margriet Gele Kamille Venkel Ganzenbloem Boekweit Onkruiden
2012 augustus
2013
Grassen Weegbree Klaver, witte Rolklaver Duizendblad Margriet Gele Kamille Venkel Ganzenbloem Klaproos Korenbloem Boekweit Onkruiden
Figuur 7. Meerjarige ontwikkeling van Agroranden gezaaid in 2010 (A) en in 2012 (B). Vegetatiesamenstelling enkele maanden na inzaaien in 2010, 2012 en 2013 (C)(geen gegevens van augustus 2011 beschikbaar).
Discussie & Adviezen Eenjarige Agroranden In de bijlagen zijn de zaadmengsels van de afgelopen jaren en de ervaringen ermee naast elkaar gezet. Na vele jaren van kleine en grotere aanpassingen, lijkt het mengsel redelijk evenwichtig de diverse functies te ondersteunen en vrij robuust tegen de van jaar tot jaar wisselende weerssituaties.
Meerjarige Agroranden Nu we diverse meerjarige akkerranden voor 4 of meer seizoenen hebben kunnen volgen, is duidelijk geworden dat ook aanvankelijk zeer kruidenrijke vegetaties op de rijke Hoekse kleigrond geleidelijk vergrast. In het vorige jaarverslag worden hiervoor de volgende mogelijke oplossingen gesuggereerd: A. Er worden nieuwe soorten gezocht die zich langer kunnen handhaven in de akkerranden. B. Er wordt minder gras ingezaaid. C. Er wordt verschalingsbeheer uitgevoerd door de randen niet te bemesten en het maaisel af te voeren. D. De akkerranden worden na 4 jaar opnieuw ingezaaid. A. Bij het eerste punt kan gedacht worden aan nuttige soorten als Boerenwormkruid en Pastinaak die zich prima in grasrijke bermen weten te handhaven, maar die bij onze eerste proeven niet wilden kiemen. Door de randen in de nazomer in te zaaien kan dit laatste mogelijk verholpen worden. Wanneer combinaties worden gemaakt met het sloottalud kan het arsenaal aan soorten worden uitgebreid met vochtminnende soorten zoals Heelblaadjes, Dolle Kervel, Pijptorkruid, Kattestaart en Moerasspirea. B. Door geen of minder grassen in te zaaien, duurt het mogelijk langer voordat deze opkomen en de vegetatie gaan domineren en kunnen de kruiden zich mogelijk langer handhaven. Dit zal echter alleen werken als er vanuit een grasvrije situatie gestart wordt. C. Door te maaien i.p.v. te klepelen en het maaisel af te voeren wordt verstikking voorkomen en treedt er verschaling op dat gunstig is voor de kruiden. Gelijktijdig zal het slootschoningsmateriaal buiten de akkerrand moeten worden gehouden. Bij de aanleg van nieuwe akkerranden kan mogelijk extra verschaling (en onkruidbestrijding) worden verkregen door de strook vooraf niet mee te mesten en deze eerst met een snel groeiend (maar niet-vlinderbloemig) gewas (zoals phacelia of bladrammanas) in te zaaien en deze kort voor het inzaaien van het agrorandenmengsel te verwijderen. D. Zolang bovengenoemde maatregelen nog niet zijn uitgevoerd of niet voldoende effectief blijken te zijn, kan na 4-5 jaar de akkerrandvegetatie worden verwijderd en de rand opnieuw worden in gezaaid. Doordat de rand al enkele jaren heeft kunnen verschalen, zullen bovendien de kruiden zich mogelijk langer handhaven dan wanneer op recent bemeste grond wordt ingezaaid.
Advies aanleg en beheer Agroranden Voor het goed laten kiemen en uitgroeien van de ingezaaide soorten, en het minimaal ruimte bieden aan onkruiden dient de aanleg van akkerranden goed worden voorbereid en uitgevoerd. Ook het onderhoud is hierop gericht. Voorbehandeling. Probeer de strook zo veel mogelijk onkruidvrij te houden. Een maand voor het inzaaien (begin maart) de grond bewerken om een fijne structuur te verkrijgen en een vals zaaibed te maken. Zaaien. Zaaien kan vanaf begin april, het liefst kort voordat er regen voorspeld is. Een deel van het zaad is zeer fijn en het zaad dient daarom zeer ondiep te worden gezaaid. Eenjarige randen kunnen op rijen worden gezaaid (er is dan ca. 20% minder zaad nodig). Bij het zaaien wordt de grond weer licht bewerkt (bijv. met rotoreg) en daarna aangedrukt. Onkruidbestrijding. In de eenjarige randen die op rijen gezaaid zijn: binnen 2 maanden twee keer met schoffelmachine erdoor. Eventueel kan daarnaast ook handmatig gewied worden. Maaien (van meerjarige randen). Als de eenjarige soorten het eerste jaar goed aanslaan kan de eerste maaibeurt het beste tot augustus uitgesteld worden. Mocht er toch teveel onkruid optreden kan er eventueel al eerder een keer gemaaid worden. Ook de volgende jaren is 1, hooguit 2, maaibeurten voldoende. Maai niet te kort zodat de kruiden weer snel kunnen uitgroeien. De (laatste) maaibeurt uiterlijk half september, zodat het gras en de kruiden tijd hebben nog wat uit te groeien om in winter voldoende dekking te geven aan nuttige insecten en spinnen. Het maaisel kan het beste worden afgevoerd zodat er verschraling en geen verstikking optreedt.
Nuttig voor
AkkerVogels
Bijen (1-5)
Natuurlijke Vijanden 0 0
V
0
V V V V 0
0 0
0
0
0 0 0
midden
0
0
0 0
0 0
0
laat
V
V
vroeg
++ 5 + 3 ++ 5 ++ 2 + 3 + 5 ++ 3? +/- 5 + 3/H +/- 5 +/- 1/H +/- 1 +/- ? +/- 4 ++
Bloeiperiode
45 900 300 1300 2500 30 1500 9000 400 200 3000 29 25 176 83 400 182
zaden/gram
Fagopyrum esculentum boekweit Chrysanthemum spp. ganzenbloem Centaurea cyanus korenbloem Ammi majus akkerscherm, groot Anthemis tinctoria gele kamille Helianthus annuus zonnebloem (klein) Gypsophila elegans gipskruid Papaver rhoeas klaproos Coreopsis tinctoria meisjesogen Cosmos bipinnatus cosmea Gilia capitata hoofjesgilia Carthamus tinctorius saffloer Triticum aestivum zomertarwe Panicum miliaceum gierst Agrostemma githago bolderik Dracocephalum moldavicumdrakenkop Linum usitatissimum vlas Niet ingezaaid: Grassen Kruiden Onkruiden
Eenjarig Agrorand-mengsel
18.5
100%
kg/ha gew% 5 27% 1 5% 1 5% 1.5 8% 0.5 3% 0.5 3% 2 11% 0.5 3% 0.5 3% 0.5 3% 0.5 3% 1.5 8% 2 11% 1 5% 0.5 3%
0.0 2.8 15.8 106
juli 1.1 13.8 20.0 18.8 3.4 4.3 3.1 13.8 2.1 3.1 0.3 0.9 0.9 0.5 1.8
4.6 3.2 20.3 101
aug. 0.0 15.0 5.1 8.6 10.3 11.3 0.4 7.0 3.1 10.0 0.1 0.5 0.4 1.0 0.5
21.8
100%
kg/ha gew% 5 23% 1 5% 1 5% 1.5 7% 0.5 2% 0.5 2% 2 9% 0.5 2% 0.5 2% 0.5 2% 0.8 4% 1.5 7% 3 14% 2 9% 1 5% 0.5 2% 0.0 5.3 109
24.3 114
aug. 0.0 43.3 8.3 3.7 8.3 5.7 0.0 26.0 3.3 3.3 1.0 0.3 0.0 0.0 0.0 0.3 4.3
juli 3.6 20.9 11.4 3.6 17.9 2.9 2.4 12.9 3.4 2.0 0.7 0.1 1.6 0.3 1.3 0.6
22.3
100%
kg/ha gew% 5 22% 1 4% 1 4% 1.5 7% 0.5 2% 2 9% 0.5 2% 0.5 2% 0.5 2% 0.8 4% 1.5 7% 3 13% 2 9% 1 4% 0.5 2% 1 4% 1.0 3.3 103
juli 21.7 15.0 11.7 5.0 0.0 3.3 18.3 1.0 0.0 9.0 0.0 2.0 2.0 2.0 5.0 0.0 2.7
3.2 10.5 106
aug. 2.9 22.5 9.8 20.6 0.9 1.4 2.4 1.6 4.8 13.8 0.3 1.5 0.4 6.5 2.0 0.0 1.1
22.8
100%
kg/ha gew% 5 22% 1 4% 1 4% 1.5 7% 0.5 2% 2 9% 0.5 2% 0.5 2% 0.5 2% 0.8 4% 1.5 7% 3 13% 1.5 7% 1 4% 0.5 2% 2 9%
6.3 15.0 95
juli 11.3 3.8 16.3 6.3 0.0 1.5 15.0 9.3 0.0 0.8 0.5 0.0 4.3 1.3 0.8 0.0 3.3
7.3 4.3 94
aug. 1.3 19.2 15.0 13.8 0.5 0.5 5.0 7.2 3.5 4.7 0.0 2.0 2.8 0.5 0.0 0.0 6.7
2010 2011 2012 2013 Zaaidichtheid Bedekking (%) Zaaidichtheid Bedekking (%) Zaaidichtheid Bedekking (%) Zaaidichtheid Bedekking (%)
Bijlage 1
Nuttig voor:
*) ter vervanging van kamgras indien niet verkrijgbaar
Kamgras Grote vossenstaart * Gewoon Struisgras Roodzwenkgras Kruiden Onkruiden
++ + + + + +/++ -
Venkel (wilde) Roomse Kamille Gele Kamille Duizendblad Margriet (wilde) Rolklaver Witte Klaver Smalle Weegbree Scherpe Boterbloem Muskuskaasjeskruid
Natuurlijke Vijanden 3 2 1 1 3 3 5 3 1 3
5 3 5 5
Bijen (1-5)
++ + ++ +/-
v
v v
V
AkkerVogels
Boekweit Gele Ganzenbloem Korenbloem Klaproos
1600 2000 12500 1000
250 607 2500 6250 2500 500 877 485 625 435
45 900 300 9000
2011 2012 2013 Zaaidichtheid Bed.(%) Zaaidichtheid Bedekking (%) Zaaidichtheid Bed.(%)
13% 13% 20%
100%
2.0 3.0
15.3
10% 4% 3% 3% 4% 7% 3% 3% 2%
13% 3%
2.0
1.5 0.6 0.5 0.4 0.6 1.0 0.5 0.4 0.3
2.0 0.5
25.1
2.3 111
27 103
22.8 0.6 16.6 6.0 2.3 5.8 9.2 19.7 0.1
0.1 0.1
5.0
21.3 0 9 0.8 0.8 11.3 9.5 12.5 0
0 6
66.0 7.0 6.4 112
8.0 1.6 117
0.5 0.4 0.6 1.0 0.5 0.4
0.6 4.8 2.6 1.2 3.6 13.0 1.4
16.9
2.5 3.0
2.0
1.5
4.0 0.5
5.0
0.0 0.0
40.0
6.7 0.3 1.6 3.6 1.3 18.1 20.7 14.4 0.9
0.0 0.0
100%
15% 18%
12%
3% 2% 4% 6% 3% 2%
9%
24% 3%
2.5 6.8 105
21.8
5.0 0.3 1.5 1.0 1.0 10.3
8.8
38.3 7.5
17.1
3.0 3.0
100%
18% 18%
12%
2%
0.4 2.0
3% 2% 4% 6% 3% 1%
7%
18% 3% 4% 2%
0.5 0.4 0.6 1.0 0.5 0.1
1.2
3.0 0.5 0.6 0.3
0.8 30.8 74.2
6.0
0.0
4.8 0.2 0.6 6.6 2.8 3.4
0.2
8.0 5.4 4.0 0.6
11.2 1.6 106
21.2
0.0
21.0 4.8 15.0 11.6 10.0 8.0
0.0
0.0 0.0 0.8 0.4
17.0
1.0 3.0 3.0
0.4
0.6 0.5 0.8 1.0 0.5 0.1
1.5
3.0 0.6 0.6 0.4
100%
6% 18% 18%
2%
4% 3% 5% 6% 3% 1%
9%
18% 4% 4% 2%
2.7 21.7 99
11.7
0.0
8.3 0.7 0.7 10.0 0.0 10.0
2.3
3.3 10.0 12.7 5.0
2010 2011 2012 2013 2011 2012 2013 2013 kg/ha gew.% jul/aug juli jul/aug jul/aug kg/ha gew.% juli/aug kg/ha gew.% jul/aug. jul/aug kg/ha gew.% jul/aug
Gezaaid: 2010 Zaaidichtheid Bedekking (%)
zaden/gram
Eenjarige kruiden Fagopyrum esculentum Chrysanthemum segetum Centaurea cyanus Papaver rhoeas Meerjarige kruiden Foeniculum vulgare Anthemis nobilis Anthemis tinctoria Achillea millefolium Leucanthemum vulgare Lotus cornuculatus Trifolium repens Plantago lanceolata Ranunculus acris Malva moschata Grassen Cynosurus cristatus Alopecurus pratensis Agrostis capillaris Festuca rubra ssp. juncea Niet ingezaaid:
Meerjarig Gras-kruiden-mengsel
Bijlage 2