Transversaal Overleg Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen www.transversaaloverleg.be
31/03/2009
Procesevaluatie door de Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg
Rapport 31 maart 2009 Nederlandstalige cluster
"volwassenen: algemeen"
TO/2009/004
PopovGGZ vzw, Drongenplein 26, 9031 Drongen
[email protected] – 09 / 216 65 50
0. Inhoudsopgave
1.
2.
3.
Afkortingen
3
Procesevaluatie april 2008 – maart 2009
4
1.1
Transversale 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.1.5 1.1.6
overlegmomenten: Praktisch Derde clustervergadering Vierde clustervergadering Vijfde clustervergadering Zesde clustervergadering Zevende clustervergadering Analyse deelname clustervergaderingen
1.2
Evolutie in de clustersamenstelling
4 4 6 7 9 10 12 13
Transversale overlegmomenten: inhoudelijk
15
2.1
Ervaringen rond coördinatie en overleg als effectieve sturingsmechanismen voor de zorg 2.1.1 Samenwerkingsovereenkomst 2.1.2 Aanmelding 2.1.3 Inclusieoverleg 2.1.4 Opvolgoverleg 2.1.5 Stuurgroep 2.1.6 Coördinatie 2.1.7 Conclusie
15 15 19 25 47 75 77 86
2.2
Ervaringen rond het uitwisselen van patiënteninformatie 2.2.1 Inleiding 2.2.2 Theoretisch kader beroepsgeheim 2.2.3 Praktijk binnen de therapeutische projecten 2.2.4 Knelpunten, bedenkingen en vaststellingen vanuit de praktijk 2.2.5 Conclusie
88 88 88 92 94 96
Perspectieven op het einde van het tweede werkingsjaar
97
3.1
Vanuit de therapeutische projecten
97
3.2
Vanuit de medewerkers van de Overlegplatforms GGZ 3.2.1 Het tweede werkingsjaar 3.2.2 Vooruitzichten voor het derde werkingsjaar
97 97 98
2/99
Afkortingen (I)BW
(Initiatief) Beschut Wonen
AZ
Algemeen Ziekenhuis
BOT
Brussels Overleg Thuiszorg
CAD
Centra voor Alcohol- en andere Drugproblemen
CAW
Centra Algemeen Welzijnswerk
CGG
Centrum Geestelijke Gezondheidszorg
CM
Christelijke Mutualiteit
CTZ
Centrum voor Thuiszorg
DAC
Dagactiviteitencentrum
EPSIE
Eenheid voor Psychiatrische Spoedinterventie
FOD
Federale overheidsdienst
GDT
Geïntegreerde Dienst voor Thuisverzorging
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
GTB
Gespecialiseerde Trajectbepaling- en begeleiding
GW FOD
Gemengde Werkgroep FOD
IC
Inhoudelijk Coördinator
KB
Koninklijk Besluit
KCE
Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
KHOBRA
Kring Huisartsen Oost-Brabant
LISTEL
Limburgs Overleg van Samenwerkingsinitiatieven rond de thuisverzorging en multidisciplinaire navorming in de eerstelijnsgezondheidszorg
MFE
Multi-Functionele Eenheid
MSOC
Medisch-Sociaal Opvangcentrum voor Druggebruikers
NPTZ
Netwerk Palliatieve Terminale Zorg
OCMW
Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn
OGGZ
Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg
OPZ
Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis
OVOSIT
Oost-Vlaams Overlegplatform inzake samenwerking in de Thuiszorg
PAAZ
Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis
PC
Psychiatrisch Centrum
PSC
Psycho Sociaal Centrum
PVT
Psychiatrisch Verzorgingstehuis
PZ
Psychiatrisch Ziekenhuis
PZT
Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie
RIZIV
Rijksdienst voor Ziekte- en InvaliditeitsVerzekering
RVT
Rust- en Verzorgingstehuis
SIT
Samenwerkingsinitiatieven inzake thuisverzorging
TO
Transversaal Overleg
TOM
Thuiszorg Overleg Mechelen
TP
Therapeutisch(e) Project(en)
UPC
Universitair Psychiatrisch Centrum
UPSIE
Universitaire Psychiatrische Spoed Interventie
UZ
Universitair Ziekenhuis
VGGZ
Vereniging Voor Geestelijke Gezondheidszorg
3/99
1. Procesevaluatie april 2008 – maart 2009 1.1 Transversale overlegmomenten: praktisch Tijdens het tweede werkingsjaar werd de aandacht in de clustervergaderingen hoofdzakelijk toegespitst op het beroepsgeheim (3de clustervergadering) en op de bestaande modellen van overleg en coördinatie. Om deze modellen in kaart te brengen, werd per project een individueel dossier opgemaakt. Deze dossiers werden op de clustervergaderingen toegelicht en bediscussieerd. Voor de cluster "volwassenen: algemeen" werden 16 van de 19 dossiers besproken. Om het overleg beheersbaar en efficiënt te maken, opteerden de Nederlandstalige OGGZ ervoor om de therapeutische projecten rond de leeftijdsgroep "volwassenen" vanaf de tweede clustervergadering op te delen in verschillende gesprekstafels. De cluster "volwassenen: algemeen" wordt (volgens subdoelgroep) opgedeeld in drie subclusters. De twee projecten uit de cluster "volwassenen: forensische psychiatrie" worden in het kader van de clustervergaderingen aan één van deze subclusters gekoppeld. Dit geeft de volgende onderverdeling: - Subcluster "volwassenen: algemeen 1": multiproblem en verstandelijke beperking. Deze subcluster komt altijd bijeen met de cluster "volwassenen: forensische psychiatrie". - Subcluster "volwassenen: algemeen 2": multiproblem en persoonlijkheidsstoornissen. - Subcluster "volwassenen: algemeen 3": multiproblem en psychose. 1.1.1 Derde clustervergadering De derde clustervergadering "volwassenen: algemeen 1" vond plaats op 29 april 2008, van 9u30 tot 12u30 in De Blauwput te Leuven. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
17
PZT NET Thuis
21
VGGZ
Maria-Ziekenhuis 18
CGG VBO
MC Sint-Jozef 31
PZ Sint-Annendael 19
PC Sint-Amedeus
CGG Vlaams-Brabant Oost UPC Sint-Kamillus
34
CGG Beringen/Heusden
CGG VAGGA Vzw Kinsbergen Overlegplatforms GGZ (3)
Franstalig TO Volw. For.
4/99
De derde clustervergadering "volwassenen: algemeen 2" vond plaats op 29 april 2008, van 13u00 tot 16u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
1
PC Sint-Norbertushuis
39
NPTZ Meetjesland
22
UZ Leuven
RCGG Deinze-Eeklo-Gent
CGG - VBO 35
40
OVOSIT
BW Kempen
AZ Zusters Van Barmhartigheid
42
CM Midden Vlaanderen
AZ Groeninge PZT VESTA
CTZ Gent-Eeklo 38
OPZ Geel
101
PZ Sancta Maria
PZ Sint-Camillus
PZ Ziekeren
CGG Eclips
Bewust GDT Listel
Overlegplatforms GGZ (3)
Similes GW FOD
Verontschuldigd TP
organisatie CGG De Pont
De derde clustervergadering "volwassenen: algemeen 3" vond plaats op 30 april 2008, van 10u00 tot 13u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
14
CGGZ Brussel
25
PZ Onze-Lieve-Vrouw (2)
PVT Ter Kameren 20
TP
CGG Noord-West-Vlaanderen 43
BW De Raster 24
PC Ziekeren (2) Overlegplatforms GGZ (3)
PZ Sint-Camillus RCCG Deinze-Eeklo-Gent
77
PC Sleidinge UilenSpiegel
Verontschuldigd TP
organisatie
14
Psychosociaal Centrum Sint-Alexius Elsene
20
GDT netwerk thuiszorg
24
Validag Lommel / Tongeren
77
CGG Eclips
Agendapunten: Vorig verslag: opvolging en goedkeuring Transversaal overleg: stand van zaken Therapeutische projecten: stand van zaken Beroepsgeheim Varia
5/99
1.1.2 Vierde clustervergadering De vierde clustervergadering "volwassenen: algemeen 1" vond plaats op 17 juni 2008, van 9u30 tot 12u30 in De Blauwput te Leuven. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
17
PZT NET Thuis
21
VGGZ
Maria-Ziekenhuis 18
CGG VBO
MC Sint-Jozef 31
PZ Sint-Annendael 19
PC Sint-Amedeus
CGG Vlaams-Brabant Oost UPC Sint-Kamillus
34
PZT De Sprong
CGG Beringen/Heusden (2) PAAZ Heusden-Zolder
Vzw Kinsbergen Overlegplatforms GGZ (2)
Similes
Verontschuldigd TP
organisatie
18
BW Hestia
De vierde clustervergadering "volwassenen: algemeen 2" vond plaats op 17 juni 2008, van 13u00 tot 16u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
1
PC Sint-Norbertushuis
38
PZ Sint-Camillus
CGG De Pont 22
PION
UZ Leuven
39
CGG - VBO 35
NPTZ Meetjesland RCGG Deinze-Eeklo-Gent
OVOSIT
40
BW Kempen
CM Midden Vlaanderen
42
AZ Groeninge
CTZ Gent-Eeklo
PZT VESTA
Overlegplatforms GGZ (2)
Similes
OVOSIT
UilenSpiegel (2)
Verontschuldigd TP
organisatie
35
PAAZ Zusters Van Barmhartigheid
101
PZ Sancta Maria Validag
6/99
De vierde clustervergadering "volwassenen: algemeen 3" vond plaats op 18 juni 2008, van 10u00 tot 13u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
20
TP coördinator
25
PZ Onze-Lieve-Vrouw (2)
GDT netwerk thuiszorg GDT Zennevalei 24
CGG Noord-West-Vlaanderen 43
PZ Sint-Camillus
77
RCCG Deinze-Eeklo-Gent PC Sleidinge
PC Ziekeren (2) STIPT
CGG Eclips Overlegplatforms GGZ (2)
UilenSpiegel (2)
GW FOD
Similes (2)
Verontschuldigd TP
organisatie Franstalig TO – cluster volwassenen algemeen
14
CGG Brussel BW Huize Jan de Wachter PVT Ter Kameren
20
BW De Raster
Agendapunten: Vorig verslag: opvolging en goedkeuring Transversaal overleg: stand van zaken Therapeutische projecten: stand van zaken Overlegmethodieken opvolgoverleg Analyse vergadertafel Varia 1.1.3 Vijfde clustervergadering De vijfde clustervergadering "volwassenen: algemeen 1" vond plaats op 7 oktober 2008, van 9u30 tot 12u30 in De Blauwput te Leuven. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
17
PZT NET Thuis Noord-Limburg
19
PC Sint-Amedeus
Maria-Ziekenhuis Noord-Limburg 18
PZT Den Draad
PZ Sint-Annendael (2)
31
UPC Sint-Kamillus
BW en PZT Hestia
34
CGG Beringen/Heusden (2) PAAZ Heusden-Zolder
Overlegplatforms GGZ (3)
Franstalig TO Volwassenen: Forensische psychiatrie Similes (2)
Verontschuldigd TP
organisatie
18
CGG Vlaams-Brabant Oost
31
CGG Vlaams-Brabant Oost
7/99
De vijfde clustervergadering "volwassenen: algemeen 2" vond plaats op 7 oktober 2008, van 13u00 tot 16u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
1
PC Sint-Norbertus
40
BW Kempen
22
UZ Leuven
CGG Kempen
CGG Vlaams-Brabant Oost 35
CM Midden-Vlaanderen
38
PZ Sint-Camillus
39
42
AZ Groeninge PZT VESTA
101
PZ Sancta Maria (2)
CGG De Drie Stromen
Validag
NPTZ Meetjesland (2)
STIPT
RCGG Deinze-Eeklo-Gent Overlegplatforms GGZ (3)
Similes (2) UilenSpiegel (2)
Verontschuldigd TP
organisatie
1
CGG De Pont Mechelen
35
OVOSIT CTZ Gent-Eeklo
De vijfde clustervergadering "volwassenen: algemeen 3" vond plaats op 8 oktober 2008, van 10u00 tot 13u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
14
CGG Brussel
24
PC Ziekeren (2)
BOT PSC Sint-Alexius 20
BW Bewust 25
TP coördinator
SIT Brugge PZ Onze-Lieve-Vrouw
GDT netwerk thuiszorg
43
RCGG Deinze-Eeklo-Gent (2)
BW Halle-Vilvoorde
77
PC Sleidinge CGG Eclips
Overlegplatforms GGZ (2)
UilenSpiegel (2) Similes (2)
Verontschuldigd TP
organisatie
20
GDT Zennevallei
25
CGG Noord West-Vlaanderen
Agendapunten: Vorig verslag: opvolging en goedkeuring Algemene stand van zaken Therapeutische projecten: stand van zaken Opstart patiëntenregistratie Inhoudelijke bespreking per TP Varia
8/99
1.4 Zesde clustervergadering De zesde clustervergadering "volwassenen: algemeen 1" vond plaats op 2 december 2008, van 9u30 tot 12u30 in De Blauwput te Leuven. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
17
PZT NET Thuis Noord-Limburg
31
UPC Sint-Kamillus
Maria-Ziekenhuis Noord-Limburg
34
CGG Beringen/Heusden
18
PZ Sint-Annendael
19
PC Sint-Amedeus
PAAZ Heusden-Zolder
PZT Den Draad Vzw Kinsbergen Overlegplatforms GGZ (3)
GW FOD Similes
Verontschuldigd TP
organisatie
18
CGG Vlaams-Brabant Oost
31
CGG Vlaams-Brabant Oost
De zesde clustervergadering "volwassenen: algemeen 2" vond plaats op 2 december 2008, van 13u00 tot 16u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
1
PC Sint-Norbertushuis
39
NPTZ Meetjesland
CGG De Pont Mechelen
RCGG Deinze-Eeklo-Gent
Wetenschappelijk medewerker TP 1
40
BW Kempen (2)
22
UZ Leuven / CGG Vlaams-Brabant Oost
42
AZ Groeninge
35
CM Midden-Vlaanderen OVOSIT CTZ Gent Eeklo – Medison
38
PZT VESTA 101
PZ Sancta Maria (2) PC Ziekeren
PZ Sint-Camillus CGG De Drie Stromen Overlegplatforms GGZ (3)
GW FOD Similes
Verontschuldigd TP
organisatie
35
PAAZ Zusters van Barmhartigheid
9/99
De zesde clustervergadering "volwassenen: algemeen 3" vond plaats op 3 december 2008, van 10u00 tot 13u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
14
CGG Brussel
24
PC Ziekeren (2)
PSC Sint-Alexius 20
BW Bewust
TP coördinator
25
PZ Onze-Lieve-Vrouw (2)
GDT Zennevalei
43
RCCG Deinze-Eeklo-Gent
BW Halle-Vilvoorde
77
PC Sleidinge CGG Eclips
Overlegplatforms GGZ (2)
Similes
Overlegplatforms GGZ
Franstalig TO: volw. algemeen GW FOD
Verontschuldigd TP
organisatie
14
BOT
20
GDT netwerk thuiszorg
25
CGG Noord West-Vlaanderen SIT Oostkust
77
PC Sleidinge
Agendapunten: Vorig verslag: opvolging en goedkeuring Transversaal overleg: stand van zaken Therapeutische projecten: stand van zaken Inhoudelijke bespreking per TP Varia 1.1.5 Zevende clustervergadering De zevende clustervergadering "volwassenen: algemeen 1" vond plaats op 10 februari 2009, van 10u00 tot 13u00 in De Blauwput te Leuven. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
17
CGG/LITP Overpelt
19
PC Sint-Amedeus
18
Maria-Ziekenhuis Noord-Limburg
PZT De Sprong
PZ Sint-Annendael
Vzw Kinsbergen
CGG Vlaams-Brabant Oost
31
UPC Sint-Kamillus
PZ Sint-Annendael (2)
34
CGG Beringen/Heusden
BW Hestia
PAAZ Heusden-Zolder (2)
Overlegplatforms GGZ (3)
GW FOD
Similes (2)
Lucas
Franstalig TO Forensisch
10/99
De zevende clustervergadering "volwassenen: algemeen 2" vond plaats op 17 februari 2009, van 13u00 tot 16u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
1
PC Sint-Norbertus
39
NPTZ Meetjesland
CGG De Pont 22
RCGG Deinze-Eeklo-Gent
Wetenschappelijk medewerker TP 1
40
BW Kempen (2)
UZ Leuven
42
AZ Groeninge
CGG Vlaams-Brabant Oost 35
PZT VESTA
OVOSIT
101
CTZ Gent Eeklo - Medison 38
PZ Sancta Maria (2) PAAZ Virga-Jesse
PZ Sint-Camillus PZT PION Overlegplatforms GGZ (3)
Similes (2)
Verontschuldigd TP
organisatie
35
CM Midden-Vlaanderen PAAZ Zusters van Barmhartigheid
De zevende clustervergadering "volwassenen: algemeen 3" vond plaats op 4 februari 2009, van 10u00 tot 13u00 in De Kriekelaar te Brussel. Aanwezig TP
organisatie
TP
organisatie
14
CGG Brussel
25
PZ Onze-Lieve-Vrouw (2)
20
GDT Netwerk Thuiszorg
43
RCGG Deinze
GDT Zennevalei BW Halle-Vilvoorde 24
PZ Sint-Camillus 77
PC Sleidinge
PC Ziekeren
CGG Eclips
Overlegplatforms GGZ (2)
Lucas GW FOD
Verontschuldigd TP
organisatie
20
TP coördinator
25
CGG Noord West-Vlaanderen SIT Oostkust Franstalig TO Similes
Agendapunten: Vorig verslag: opvolging en goedkeuring Transversaal overleg: stand van zaken Lucas: voorstelling onderzoek inzake participatie van familie en patiënten Voorstel van de TP in verband met de brief van de TP Inhoudelijke bespreking per TP Varia
11/99
1.1.6 Analyse deelname aan de clustervergaderingen Bij de interpretatie van de bevindingen in dit rapport is het belangrijk een goed zicht te hebben op de partners die participeren aan de clustervergaderingen. Zij hebben immers onvermijdelijk een invloed op de informatie die verzameld wordt en op de manier waarop die informatie besproken wordt.
Figuur 1: Deelname clustervergaderingen tijdens eerste twee werkingsjaren
23
23 135
GGZ residentieel GGZ semi-residentieel GGZ ambulant
113 22
Eerstelijn Andere
Over de eerste zeven clustervergaderingen1 heen waren er 316 aanwezigheden voor de cluster "volwassenen: algemeen". Dat is een gemiddelde van ruim 45 TP-vertegenwoordigers voor 19 projecten, gespreid over drie subclustervergaderingen. Let wel: dit zijn geen 316 verschillende personen. De meeste mensen nemen deel aan meerdere (sub)clustervergaderingen en sommige personen vertegenwoordigen meerdere TP op één clustervergadering. Namens de projecten uit de cluster "volwassenen: algemeen" participeerden 13 verschillende soorten partners aan de clustervergaderingen. De grootste groep wordt gevormd door de residentiële (135) en ambulante (113) GGZ-partners (verplicht). De residentiële GGZ-partners worden vertegenwoordigd door Psychiatrische Ziekenhuizen, PAAZ-afdelingen, PVT's en een UPSIE; de ambulante GGZ-sector door Centra Geestelijke Gezondheidszorg, projecten PZT en eenmalig een Centrum voor Ambulante Psychische Revalidatie (RIZIV). Onder GGZ semi-residentieel (22) vallen de diensten Beschut Wonen. Eerstelijnspartners (23) worden vertegenwoordigd door GDT/SIT's en thuiszorgdiensten. De restgroep "andere" (23) verzamelt ziekenfondsen, partners uit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en mensen die zich als medewerker van het TP inschrijven. Opvallend voor deze cluster is dat vrij veel verschillende soorten partners deelnemen aan de clustervergaderingen. Toch moeten we ook hier vaststellen dat er een erg beperkte vertegenwoordiging van buiten de geestelijke gezondheidszorg is.
1
We behandelen hier de clustervergaderingen van het eerste en tweede werkingsjaar, aangezien we deze analyse niet opgenomen hebben in het eerste rapport (dd. 31 maart 2008).
12/99
1.2. Evolutie in de clustersamenstelling Op het einde van het tweede werkingsjaar zijn nog 19 Nederlandstalige therapeutische projecten "volwassenen: algemeen" actief. Om de clustervergaderingen efficiënt en beheersbaar te houden, worden deze opgesplitst in die subclusters. Volledige infofiches per project vindt u terug op www.transversaaloverleg.be > transversaal overleg > clusters. Volwassenen algemeen 1 TP 17
Organisatie en/of bevordering van sectoroverschrijdende zorgcoördinatie en –overleg in de regio Noord-Limburg rond moeilijk bereikbare en/of zorgmijdende psychiatrische patiënten.
TP 18
Zorgcircuit sociale psychiatrie Hageland.
TP 19
Afstemming zorgtraject voor mensen met een psychiatrische stoornis en een niet-aangeboren hersenletsel.
TP 31
Continuïteit in behandeling van personen met een verstandelijke handicap en psychiatrische problemen.
TP 34
Zorgcoördinatie volwassenen sociaal psychiatrische patiënten regio West-Limburg.
Volwassenen algemeen 2 TP 1
Regionaal zorgprogramma voor mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis op basis van dialectische gedragstherapie in de regio Lier-Mechelen-Boom.
TP 22
C.O.A.C.H.
TP 35
Zorgtrajectbegeleiding en cliëntenoverleg voor personen met langdurig depressief lijden.
TP 38
Zorgtraject voor patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis.
TP 39
Netwerking en coördinatie – toegankelijkheid patiënt- en hulpverlenersnetwerk verhogen.
TP 40
Netwerk Rehabilitatie.
TP 42
Zorgcoördinatie gebaseerd op een geïntegreerd opvolgmodel in de leefcontext bij patiënten met persoonlijkheidsstoornissen.
TP 101
Zorgcoördinatie voor cliënten met een chronische en complexe persoonlijkheidsstoornis of ontwikkelingsstoornis.
Volwassenen algemeen 3 TP 14
Schizofrenie of andere langdurige psychotische problematiek.
TP 20
Mensen met langdurige stemmingsstoornissen en/of psychose waarbij nog andere problematische syptomen en situaties wijzen op de complexiteit van het geheel.
TP 24
Patiënten met schizofrenie of andere psychotische stoornissen.
TP 25
Psychosenzorg Noord-West-Vlaanderen.
TP 43
Netwerk Sociale Psychiatrie Regio Deinze.
TP 77
Assertieve Zorg in de Samenleving (AziS).
In de loop van het tweede werkingsjaar is één therapeutisch project uit de cluster "volwassenen: algemeen" gestopt: TP 21
Het organiseren van sociaal psychiatrische netwerken in de zorgregio Tongeren.
Het project telde op het einde van het eerste werkingsjaar heel weinig geïncludeerde cliënten en zag hiervoor verschillende verklarende factoren: - De late start van het project: na een personeelswissel binnen het dragende CGG kon er pas in de helft van het eerste projectjaar goed en wel gestart worden met het project. Het project moest dan nog met de bekendmaking beginnen, waardoor het eerste werkingsjaar voorbij was vooraleer het project goed en wel uit de startblokken geschoten was. Sensibilisatie vraagt tijd. 13/99
-
In het werkingsgebied van het project is er geen psychiatrische thuiszorg, wat veel partners tegenhoudt om een patiënt aan te melden. De regio (Tongeren) wordt sowieso beschouwd als een blinde vlek in het GGZaanbod. De administratieve en procedurele regels (RIZIV) maken het voor de partners vaak minder interessant om een patiënt aan te melden.
Een ander project uit deze cluster stopt op het einde van het tweede werkingsjaar. TP 14
Schizofrenie of andere langdurige psychotische problematiek.
TP 14 richt zich tot volwassen, Nederlandstalige personen met schizofrenie of een andere langdurige psychotische problematiek in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het project slaagt er niet in het opgelegde aantal van 30 inclusies tegen eind maart 2009 te halen. Men is van mening dat een inspanningsverbintenis voor therapeutische projecten sowieso betere mogelijkheden tot experimenteren zou bieden dan een resultaatsverbintenis. De oorzaak voor het niet halen van de caseload is meervoudig: - De strikte procedurele RIZIV-regelgeving en de intensieve registratie zoals voorgesteld door het KCE weerhouden sommige zorg- en hulpverleners om patiënten aan te melden. - Als enige Nederlandstalige project in Brussel bleek het niet eenvoudig om eventuele Nederlandstalige personen die in aanmerking komen voor inclusie, toe te leiden tot het project. De meeste zorgpartners in Brussel zijn Franstalig georiënteerd en zetten geen stappen naar een Nederlandstalig netwerk. De Nederlandstalige patiënten komen zo vaak in de Franstalige zorg terecht. De Nederlandstalige patiënten in Brussel vormen sowieso een minderheid. - Veel hulpverleners slaan de stap van inclusie in het TP over en melden hun cliënten rechtstreeks aan bij de betrokken partners. - Voor externe hulpverleners is het vaak onduidelijk wat het onderscheid is tussen de verschillende therapeutische projecten en de pilootprojecten psychiatrische thuiszorg. - Door de versnipperde eerstelijnshulpverlening is het moeilijk om in Brussel één aanspreekpunt te vinden.
14/99
2. Transversale overlegmomenten: inhoudelijk 2.1 Ervaringen rond coördinatie en overleg als effectieve sturingsmechanismen voor de zorg 2.1.1 Samenwerkingsovereenkomst A. Beschrijving Tabel 1: Formele partners "volwassenen: algemeen" Residentiële GGZ
Ambulante GGZ
1
1
1
2
22
4
1
35
1
1
38
1
1
1 1 2
1
2
10
1
13
1
7
9
14
1
2
1
1
1
1
1
1
1
1
5
1
3
2
1
7
39
2
1
1
40
1
2
1
1
1
6
1 1
1
TOTAAL
1
Netwerk van vertegenwoordigers uit de partners in de GGZ
34
Uilenspiegel
2
Similes
1
Universiteit
31
Dagactiviteitencentrum
1
Ziekenfonds
2
Ontslagmanagement
2
19
Andere
VAPH
2
CAW
1
OCMW
2
2
2
Thuisverpleging
1
18
2
Huisartsenkring
1
GDT
2
Eerstelijnsgezondsheidszorg
RIZIV-conventie
PZT
1
Assertive Community Treatment
CGG
1
PVT
BW
AZ/UZ met PAAZ
17
PAAZ
PZ
TP
Semiresidentiële GGZ
1 1
1
1
10 10
5 5 15/99
TOTAAL Netwerk van vertegenwoordigers uit de partners in de GGZ Uilenspiegel Similes Universiteit Dagactiviteitencentrum Ziekenfonds Ontslagmanagement
CAW
VAPH
OCMW Thuisverpleging
2
1
1
1
1
6 25
1
3
3
10 43
1
1
1 77
2
PZ
1
167 27 32 48 18
Huisartsenkring
24
1
167 1 1 2 1 3 2 2 15 4 1 3 3 21 2
GDT
7
17
RIZIV-conventie
2
28
Assertive Community Treatment 1
2
18
PZT 2 20
1
CGG
BW
PVT AZ/UZ met PAAZ
1
1 1
42 TOTAAL
PAAZ
1
1 4 1
1 1 2
1
1
6
1
2
14
2
5
1 1
101
3
18
3
7
1
2 1
2
1 42
1
TOTAAL 26 11
15 1
3
8 1
1 1 1 1
TP
Andere Eerstelijnsgezondsheidszorg Ambulante GGZ Semiresidentiële GGZ Residentiële GGZ
16/99
Figuur 2: Formele partners
27
42 Residentiële GGZ
32 18
Semi-residentiële GGZ Ambulante GGZ Eerstelijnsgezondsheidszorg
48
Andere
17/99
De formele partners per TP kunnen geraadpleegd worden in de infofiches van de individuele therapeutische projecten. Deze vindt u terug op de website van de Vlaamse Overlegplatforms GGZ: www.transversaaloverleg.be > transversaaloverleg > clusters > volwassenen: algemeen. Zestien projecten van de cluster "volwassenen algemeen" voerden geen wijzigingen door aan hun samenwerkingsovereenkomst in de loop van het tweede werkingsjaar. Twee projecten hebben een formele partner toegevoegd aan het project. Het gaat om partners die in de praktijk al nauw betrokken waren bij het casusoverleg. Door deze partners formeel bij het project te betrekken, kan men ook makkelijker aan de verplichte aanwezigheid van drie formele partners op het opvolgoverleg voldoen (RIZIVregelgeving). TP 17 vroeg een uitbreiding van de formele partners met twee instanties die reeds als informele partner betrokken waren bij het TP (Reval Noord en Validag). Het engagement van deze instanties bleek sinds de start van het project groter te zijn dan verwacht, waardoor het logisch was hen ook formeel bij het project te betrekken. TP 18 voegde één nieuwe formele partner toe: Begeleid Wonen Leuven (VAPH). Deze partner was in de praktijk al regelmatig betrokken bij het cliëntoverleg. Ook de diensten begeleid wonen van Tienen en Aarschot kunnen nu als gemandateerde door een formele partner aan het opvolgoverleg participeren (RIZIV-regelgeving). TP 40 diende in februari 2009 een aanvraag in bij het RIZIV naar uitbreiding van de doelgroep. Tot op heden (dd. 1 maart 2009) heeft het project nog geen reactie ontvangen van het RIZIV. De uitbreiding van de doelgroep heeft te maken met de verschillende hulpvragen die het project kreeg voor mensen met een psychotische stoornis. Binnen de formele residentiële partner OPZ Geel is er een afdeling psychosenzorg en een activiteitencentrum voor psychotici. Van daaruit komen regelmatig vragen tot overleg voor cliënten uit deze doelgroep. Vanaf het derde werkingsjaar zal het Wijkgezondheidscentrum Botermarkt (Gent) geen formele partner meer zijn bij TP 77. B. Bedenkingen Op het niveau van de samenwerkingsovereenkomst (betrokken formele partners) blijkt dat de meerderheid van de formele partners (twee op drie) actief zijn in de geestelijke gezondheidszorg. Ruim één vierde van de partners is actief in de ambulante GGZ, een klein kwart in de residentiële GGZ en ruim 10% zijn diensten Beschut Wonen (semi-residentiële GGZ). Bijna één vijfde van de formele partners (32 in totaal) komen uit de eerstelijnsgezondheidszorg. De participatie van de eerstelijnspartners dient wel gerelativeerd te worden. Elk project is immers verplicht minstens één eerstelijnspartner te betrekken. In de praktijk zijn dit bij de meeste projecten de GDT's die de rol van administratieve coördinator opnemen. Twee projecten hebben geen GDT als formele partner. Bij 8 van de 19 projecten zijn er andere eerstelijnspartners betrokken als formele partner. Bij twee projecten zijn er één of twee huisartsenkringen betrokken. Drie projecten hebben een partner uit de thuisverpleging, één project heeft een OCMW als formele partner en bij drie projecten is een CAW formeel betrokken. 27 formele partners komen uit de categorie "andere". Ruim de helft daarvan zijn partners uit het VAPH, verspreid over vier projecten. Twee projecten hiervan richten zich expliciet op personen met een psychiatrische stoornis en een handicap (respectievelijk NAH en verstandelijke handicap). Het derde project (met vier partners uit het VAPH) richt zich op personen met persoonlijkheids- en ontwikkelingsstoornissen. De VAPH-partners van dit project richten zich vooral op ontwikkelingsstoornissen (vooral autisme). Het laatse project heeft één partner uit het VAPH en richt zich op patiënten met schizofrenie of een andere langdurige psychotische problematiek. Een psychiatrische problematiek heeft onvermijdelijk een invloed op andere levensdomeinen. De aanwezigheid van partners buiten de GGZ op formeel niveau kan beschouwd worden als een belangrijke indicatie van intersectorale samenwerking.
18/99
2.1.2 Aanmelding A. Beschrijving Bij wie aanmelden? TP 17
IC
Aanmeldingsformulier Ingevuld door aanmelder.
Toestemming Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. Indien geen toestemming, geen inclusie.
TP 18
IC en contactpersonen alle formele partners (regio Diest).
Ingevuld door aanmelder.
Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
IC en contactpersonen alle formele partners.
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
IC
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan de cliënt.
TP 34
IC
Voorstelling aanmeldingen op het inclusieoverleg
Ja, door IC.
IC of samen met aanmelder als deze een formele partner is.
Aanmelder, soms IC na inclusie.
Ja, door IC.
IC of formele partner als deze vertrouwd is met cliënt.
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC (voornamelijk aanmeldingen vanuit externe partners).
Aanmelder (wordt uitgenodigd).
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Neen
IC of soms formele partner als deze cliënt kent.
Bij veel vragen stelt IC TP voor.
Soms ondertekent de familie, als het voor de cliënt niet mogelijk is (doelgroep: NAH). TP 31
Screening voor het inclusieoverleg
Soms IC na inclusie.
IC (regio Tienen). TP 19
Schriftelijk
Kennismaking TP
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. Soms IC (na inclusie).
Aanmelder kan IC erbij vragen.
19/99
Bij wie aanmelden? TP 1
IC en contactpersonen alle formele partners.
Aanmeldingsformulier Ingevuld door aanmelder.
Toestemming Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
Kennismaking TP
Screening voor het inclusieoverleg
Voorstelling aanmeldingen op het inclusieoverleg
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Neen
IC of aanmelder als deze aanwezig is.
IC of aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC of afgevaardigde van formele partners.
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC of aanmelder als deze een formele partner is.
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Neen
Aanmelder; wordt uitgenodigd.
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC
Toestemmingsformulier ook ondertekend door zorgbemiddelaar. TP 22
TP 35
IC en contactpersonen alle formele partners.
Ingevuld door aanmelder.
IC en contactpersonen alle formele partners.
Ingevuld door IC of aanmelder als deze een formele partner is.
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter onderteking voor aan cliënt. Formulier ondertekend voor eerste opvolgoverleg.
TP 38
IC en contactpersonen alle formele partners.
Ingevuld door aanmelder of door cliënt of door beiden samen.
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. Indien geen toestemming, geen inclusie.
TP 39
Netwerk PZT 2.
Ingevuld door aanmelder.
Cliënt ondertekent op aanvraagformulier. Bij uitzondering tekent cliënt niet, als het door pathologie niet mogelijk is. Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
2
Het therapeutisch project is een onderdeel van het project NPTZ Meetjesland.
20/99
Bij wie aanmelden? TP 40
IC
Aanmeldingsformulier Ingevuld door aanmelder.
Toestemming Aanmelder vraagt mondeling toestemming aan cliënt. Aanmelder vinkt dit aan op aanmeldingsformulier.
TP 42
IC
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
Kennismaking TP
Screening voor het inclusieoverleg
Aanmelder of IC stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Neen
Aanmelder
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Neen
IC
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC (beperkt).
Aanmelder of IC (als externe aanmelder niet kan).
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Neen
Aanmelder wordt uitgenodigd als deze een niet-formele partner is.
Geen toestemming, anonieme bespreking. TP 101
IC
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk, indien niet mogelijk mondeling.
Voorstelling aanmeldingen op het inclusieoverleg
Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. TP 14
IC
Geen aanmeldingsformulier. Telefonisch contact met IC.
TP 20
TP 24
IC + team PZT 3.
IC
Schriftelijk Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
Ingevuld door IC samen met aanmelder.
Mondeling en schriftelijk.
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk; indien niet mogelijk mondeling.
Aanmelder vraagt mondeling toestemming; IC legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
(opname TP of PZT). IC
Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt.
3
Dit TP, een ander TP (uit de cluster "volwassenen: middelengerelateerde problematieken") en het lokale project PZT worden alle drie door dezelfde formele partners geïnitieerd in de regio HalleVilvoorde. De beide IC en het team PZT stellen zich als één team op naar de buitenwereld. Cliënten kunnen aangemeld worden bij de beide IC en bij de medewerkers van het team PZT.
21/99
Bij wie aanmelden? TP 25
IC
Aanmeldingsformulier Ingevuld door aanmelder en behandelende psychiater voor diagnose.
Toestemming Schriftelijk
Kennismaking TP
Screening voor het inclusieoverleg
Voorstelling aanmeldingen op het inclusieoverleg
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC of soms formele partner.
IC stelt TP voor aan cliënt bij eerste kennismaking.
Ja, door team (opname TP of PZT).
Partner van het netwerk, die de intake heeft gedaan.
Aanmelder vraagt mondeling de toestemming aan cliënt.
Aanmelder stelt TP voor aan cliënt.
Ja, door IC.
IC of aanmelder als deze aanwezig is.
Indien geen toestemming, anonieme bespreking.
Soms IC, op vraag.
Aanmelder legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. Indien geen toestemming, geen inclusie.
TP 43
TP 77
4
4
IC en contactpersoon van bepaalde formele partners (Wit-Gele Kruis en IBW Zagan).
Ingevuld door aanmelder.
IC en contactpersoon alle formele partners.
Ingevuld door aanmelder.
Schriftelijk Aanmelder of IC bij intake legt formulier ter ondertekening voor aan cliënt. Toestemmingsformulier wordt niet altijd standaard gebruikt.
Het TP is ingebed in een netwerk sociale psychiatrie. Het team PZT en de IC werken als één team en profileren zich als één netwerk.
22/99
B. Bedenkingen Aanmelding Bij negen projecten worden cliënten rechtstreeks aangemeld bij de inhoudelijke coördinator. Bij zes projecten kunnen de aanmeldingen bij de IC en eveneens bij de contactpersonen van alle formele partners. Eén project werkt met twee inhoudelijke coördinatoren: voor de ene regio kan er aangemeld worden bij de IC, voor de andere regio bij de IC en bij de contactpersonen van alle formele partners. Bij drie projecten is er een verwevenheid tussen het therapeutisch project en het project PZT. Bij twee projecten kan er aangemeld worden bij het team PZT. Bij het derde project worden cliënten aangemeld bij de IC en bij de contactpersonen van bepaalde formele partners. Verzamelen van informatie Om een casus te kunnen bespreken op het inclusieoverleg dient op voorhand de nodige informatie verzameld te worden. Achttien projecten gebruiken hiervoor een standaard aanmeldingsformulier. Bij vijftien projecten wordt het aanmeldingsformulier ingevuld door de aanmelder. Bij één project hiervan wordt het luik diagnose ingevuld door de behandelende psychiater. Bij één project wordt het aanmeldingsformulier ingevuld door de inhoudelijke coördinator of door de aanmelder als deze een formele partner is. Bij één project wordt het formulier ingevuld door de IC samen met de aanmelder. Het aanmeldingsformulier wordt bij één project ingevuld door de aanmelder of door de cliënt of door beiden samen. Het aanmeldingsformulier wordt aan de IC bezorgd, die desgewenst bijkomende informatie kan vragen. Eén project gebruikt geen aanmeldingsformulier. De IC bevraagt de nodige informatie telefonisch. Doorgaans heeft de aanmelder de nodige informatie over de cliënt en maakt hij deze (al dan niet met een standaardformulier) over aan de inhoudelijke coördinator. De IC verzamelt de informatie en bereidt de nodige documenten voor het inclusieoverleg voor. Kennismaking en toestemming Vóór de feitelijke inclusie wordt de cliënt geïnformeerd over het project. Wat is een therapeutisch project? Wat zijn de doelstellingen? Wie zijn de betrokken partners? Wat zijn de gangbare procedures? Zestien projecten vragen schriftelijk toestemming aan de cliënt (of uitzonderlijk de familie). Indien de schriftelijke toestemming niet mogelijk is, vragen twee projecten dan mondeling toestemming. Bij één project wordt het toestemmingsformulier ook ondertekend door de zorgbemiddelaar. Bij twee projecten volstaat een mondelinge toestemming. Bij één project wordt dit aangevinkt op het aanmeldingsformulier. Bij drie projecten is de toestemming van de cliënt een expliciete voorwaarde. Wanneer er geen toestemming is, wordt de cliënt niet geïncludeerd. Bij twee projecten worden de cliënten anoniem besproken wanneer er geen toestemming is. Alle projecten vragen dus de toestemming van de cliënt of iemand uit de omgeving van deze cliënt voor de bespreking van de casus op het inclusieoverleg. Het vragen van toestemming is nochtans geen formele verplichting vanuit de RIZIV-regelgeving. De projecten opteren voor deze werkwijze uit ethische overwegingen. Daarnaast kan de toestemming ook een rol spelen bij het bewaken van het beroepsgeheim (cf. 2.2.2.F), mits er voldaan wordt aan een aantal criteria. Het voorstellen van het project en het vragen van de toestemming van de cliënt gaan in de praktijk vaak samen. Deze taken worden opgenomen door de inhoudelijke coördinator en/of de aanmelder. Screenen van de cliënt Dertien projecten uit de cluster "volwassenen: algemeen" gaan bij de aanmelding van een cliënt bij het therapeutisch project na of de cliënt wel in aanmerking komt voor het therapeutisch project, nog voor deze casus op het inclusieoverleg besproken wordt. Dit is een taak voor de inhoudelijke coördinator. Doorgaans gebeurt dit op een informele manier (vb. via telefonisch overleg). Bij drie projecten is het therapeutisch project verweven met een project PZT. Bij deze projecten ligt de focus bij het screenen op de toewijzing van de cliënten aan ofwel het TP of aan het project PZT. 23/99
Zes projecten screenen de cliënten niet op voorhand. Elke aanmelding wordt sowieso op het inclusieoverleg besproken. Bij deze projecten is het doorgaans zo dat de verschillende aanmeldende partners voldoende op de hoogte zijn van het project en de inclusiecriteria. Een extra screening door de IC is niet nodig. Voorstellen van de casus op het inclusieoverleg Bij zes projecten stelt de inhoudelijke coördinator de casus voor op het inclusieoverleg. Bij drie projecten is dit sowieso de aanmelder (betrokken hulpverlener), ook wanneer dit geen formele partner is. De aanmelder wordt bij deze projecten steeds uitgenodigd op het inclusieoverleg. Bij vier projecten is dit een taak voor de aanmelder, mits deze aanwezig is of een formele partners is; zoniet neemt de IC dit op. Bij één project stelt de IC samen met de aanmelder (als deze een formele partner) de cliënt voor. Bij vier projecten wordt de cliënt voorgesteld door een afgevaardigde van een formele partner, als deze vertrouwd is met de situatie van de cliënt: zoniet neemt de IC deze taak op zich. Bij één project worden de cliënten voorgesteld door de partner van het netwerk die de intake heeft gedaan. Uit het bovenstaande kunnen we afleiden dat de inhoudelijke coördinatoren (in samenwerking met de aanmelders) een grote rol spelen bij de opstart van nieuwe dossiers. Er worden een aantal concrete stappen gezet die voorafgaan aan de effectieve inclusie van een cliënt. Dit vraagt een inspanning van de inhoudelijke coördinator en de aanmelder. Deze inspanningen leiden niet altijd tot een effectieve inclusie.
24/99
2.1.3 Inclusieoverleg A. Beschrijving Cijfers 5
Figuur 3: Inclusievergaderingen en inclusies tijdens het tweede werkingsjaar 30 24
23
25
18
20 15
5
2
6 3
8
7 2
8 3
3
7 4
17
16
11
10
8
10
16
9 6
4
8 5
16
14
4
5 2
5
16
9
Aantal inclusies
8 3
5
4
Aantal inclusievergaderingen
3
0 TP 17 TP 18 TP 19 TP 31 TP 34
5
TP 1
TP 22 TP 35 TP 38 TP 39 TP 40 TP 42 TP 101 TP 14 TP 20 TP 24 TP 25 TP 43 TP 77
De cijfers geven de situatie weer op 1 maart 2009.
25/99
Figuur 4: Evolutie inclusies tijdens het tweede werkingsjaar 80 72
70
71
68
60 50 40 30
30
20 10 0 Trimester 1
Trimester 2
Trimester 3
Trimester 4
Figuur 5: Totaal inclusies, actuele caseload en totaal exclusies op 1 maart 2009 (eerste en tweede werkingsjaar) 70
65 57
60
53
50
44
42
39 38 35
40 30
52
48 42 37
41 36
33
30
12
12 7
10
6
3
30
30
29
40
38
36
Inclusies
31
31
Caseload (1 maart 2009)
24
18 10
4
38
36
21
17
18
20
31
48 45
42
40
37
49
48
47
Exclusies
16
12
13 5
3
12
10 4
7
8
0 TP 17 TP 18 TP 19 TP 31 TP 34
TP 1
TP 22 TP 35 TP 38 TP 39 TP 40 TP 42 TP 101 TP 14 TP 20 TP 24 TP 25 TP 43 TP 77
26/99
Tabel 2: Aanmeldingen van geïncludeerde cliënten vanuit formele en informele partners (01/03/09) = Standplaats inhoudelijke coördinator
TP 17
Formele residentiële GGZ
NET Thuis NoordLimburg
Revalidatiecentrum Reval Noord
Revalidatiecentrum Validag Lommel
GDT Listel
GDT Lommel
15
0
0
2
18
0
1
3
0
15
0
5
17
3
5
0
0
9
1
1
5
3
Informele andere
Begeleid Wonen Tienen
6
1
Justitiehuis
4
0
PZT STIPT
PZT regio Diest
10
OPZ Geel
Informele ambulante GGZ
PZT Hestia Tienen
3
PC Ziekeren SintTruiden
1
1
1
3
1
1
PAAZ H. Hart Tienen
CGG VlaamsBrabant Oost
4
Similes
PZ Sancta Maria SintTruiden
tot 01/04/08 – sinds april ’08: formele partner
IBW De Linde
1
CAW Hageland
Ontslagmanagement Diest
IBW Hestia
1
Formele andere
Ontslagmanagement Tienen
PAAZ H. Hart Tienen
11
Informele residentiële GGZ
0
CM Leuven
PZ Sint-Annendael Diest
3
15
3
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
GDT GOAL
Formele andere
Informele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele residentiële GGZ
21
PZ Broeders Alexianen Tienen TOTAAL
BW NoordLimburg
CGG DAGG campus Lommel
Formele semiresidentiële GGZ
TP 18
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
CGG LITP Campus NoordLimburg
PAAZ Maria Ziekenhuis NoordLimburg
TOTAAL
Formele semiresidentiële GGZ
4
27/99
TP 19
Formele residentiële GGZ
Formele andere
Informele andere
PZ Bethaniënhuis
CGG VAGGA
PZT Den Draad
PZT De Sprong
Wit-Gele Kruis Thuisverpleging
Stichting Kinsbergen vzw – Provinciaal Samenwerkingsverband NAH – provincie Antwerpen
Dienstverleningscentrum Sint-Jozef – Dagcentrum De Kluiver
UZ Antwerpen
Cepos (centrum voor cognitieve revalidatie, epilepsie en slaapproblemen)
19
15
0
0
0
0
0
2
1
1
0
0
34
Formele residentiële GGZ
0
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
4
Informele ambulante GGZ
Formele andere
Informele andere
Vzw HAK Tienen, Boutersen, Glabbeek
Zonnelied
Handicap en Ambulante Begeleiding
Oostrem
De Lork
MPC Terbank
Stichting Marguerite-Marie Delacroix
Hejmen
Alvinnenberg
Begeleid Wonen Tienen
CGG Aeneas
De Klink
Huis in de stad
Ave Regina
0
1
0
0
6
0
4
1
0
3
5
2
1
4
4
1
7
1
1
21
1
1
2
Jeugdrechtbank Brussel
KHOBRA (Kring Huisartsen OostBrabant)
1
Levedale
CGG VlaamsBrabant Oost
7
De Ketelberg
UPC SintKamillus
PassAnt vzw
TOTAAL
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
PZ SintAmedeus
TOTAAL
TP 31
Formele ambulante GGZ
1
13
28/99
5
TOTAAL
2
3
6
0
TP 1
TOTAAL
Formele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
CM
2
1
3
5
1
4
1
1
1
11
4
3
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
11
Formele andere
Kind en Gezin
6
CAW't Verschil
0
OCMW
6
Wit-Gele Kruis
3
Informele andere
Huisartsen
DAC De Link
2
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Reval
GDT Listel
Informele ambulante GGZ
Maria Ziekenhuis Noord-Limburg
CGG LITP
Campus SintFranciskusziekenhuis
Informele residentiële GGZ
PC Sancta Maria
IBW WestLimburg
A-dienst CAZ MiddenLimburg
Formele andere
PZ Sint-
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Annendael Diest
Formele ambulante GGZ
DAC De Schans
TP 34
Formele semiresidentiële GGZ
Formele residentiële GGZ
1 2
Informele ambulante GGZ
PZ SintNorbertushuis
PAAZ SintMaarten, campus Duffel
PAAZ SintMaarten, campus Mechelen
CGG De Pont
PZT Mechelen
TOM Thuiszorgoverleg Mechelen (GDT)
Huisartsenkring Dijle en Netevallei
CAW
Ggalimero
KU Leuven
Zelfstandig gevestigde psychotherapeuten / psychiaters
17
1
0
13
0
0
0
0
0
0
17
18
13
0
0
17
29/99
TP 22
Formele semiresidentiële GGZ
Formele residentiële GGZ UZ Leuven (PAAZ + EPSI)
UPC Salve Mater
UC SintJozef
UPC SintKamillus
Psychosociaal centrum
16
2
14
4
0
TOTAAL
TOTAAL
TOTAAL
GOAL GDT
CM Leuven
0
6
4
6
1
6
1
10
Formele ambulante GGZ
PZ Sint-Franciscus
CGG Zuid-OostVlaanderen
PZT
5
11
8
7
TP 38
Pilootproject PZT (De Hulster)
Formele residentiële GGZ (inclusief PAAZ)
12
Formele residentiële GGZ
Formele andere
BW Walden
0
AZ Zusters van Barmhartigheid
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
CGG VlaamsBrabant Oost
36
TP 35
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg Thuiszorg (GDT OVOSIT) 6
19
Formele ambulante GGZ
6
Formele eerstelijnsgezondheidzorg
Informele semiresidentiële GGZ
Informele ambulante GGZ
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
PZ SintCamillus
CGG Regio Groot Gent Eclips
RCGG DeinzeEekloGent
CGG De Drie Stromen
Netwerk Psychiatrische Thuiszorg Regio Groot Gent
PZT PION
OVOSIT
Samenwerkingsverband GGZ Vlaamse Ardennen
Privé therapeut
Netwerk thuiszorg OostVlaanderen
GTB
32
1
1
1
9
2
0
1
3
1
1
0
1
3
1
1
32
14
30/99
TP 39
12
1
9
8
2
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele residentiële GGZ
4
1
6
Informele ambulante GGZ
Eerstelijnsgezondheidszorg
GDT/SIT Turnhout
PAAZ Turnhout
Psoikos, project PZT
OCMW
Eigen initiatief cliënt
8
Formele ambulante GGZ
1
1
Sociale dienst politie
9
6
2
RVT Ravels
Beschut Wonen Kempen
2
TP Diest
OPZ Geel
3
Liberale mutualiteit
Formele semiresidentiële GGZ
1
CGG Zuiderkempen
Formele residentiële GGZ
1
Mantelzorg
0
1
Vluchthuis
1
Tewerkstellingsproject
1
Via Via
2
CGG Bevrijding
Vzw Oranje
1
Informele andere
CAW Visserij
0
Informele eerstelijnsgezondheidszorg Thuisbegeleidingsdienst
12
Informele ambulante GGZ
PC Sint Amandus Beernem
PC Dr. Guislain
11
AZ Sint Lucas Brugge
0
AZ Alma
3
OVOSIT
AZ Maria Middelares Gent
8
Informele residentiële GGZ
Wit-Gele Kruis OostVlaanderen
RCGG DeinzeEeklo-Gent
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
CGG Noorderkempen
TOTAAL
PC Sint-Jan-Baptist
TP 40
Formele ambulante GGZ
PC Sint-Jan TOTAAL
Formele residentiële GGZ
1
10
1
6
1
1
1
1
1
1
10
1
6
1
Informele andere
5
31/99
TP 42
Formele residentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
AZ Groeninge
BW De Bolster
Psychiatrische Zorg Thuis – Project Vesta
6
9
11
11
11
11
15
Formele residentiële GGZ
Formele semiresidentiële GGZ
3
2
3
1
3
1
2
0
1
0
1
0
0
1
3
1
1
1
1
1
Sherpa
1
GDT Listel
Informele andere
(Ter Engelen)
0
Informele residentiële GGZ
Formele andere
PZ Sint-Annendael
1
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Tehuizen voor nazorg
5
1
Similes Limburg
23
0
Ortho-pedagogisch Centrum SintFerdinand
5
PZ H. Familie
't Kruispunt begeleid wonen
LSA (Limburgse Stichting Autisme)
1
CAW Piramide
WIRIC
3
GDT / SIT
CAW Stimulans
STIPT
PAAZ Virga Jesse
18
DAGG
PAAZ SintFranciscus
1
Informele andere
OCMW Kortrijk
Formele ambulante GGZ
VGGZ
PZ Sancta Maria
BW Bewust
Informele residentiële GGZ
6
CGG/LITP
PC Ziekeren TOTAAL
Formele ambulante GGZ
PZ Menen
TOTAAL
TP 101
Formele semiresidentiële GGZ
32/99
TP 14
Formele residentiële GGZ PSC SintAlexius
PAAZ VUB
PVT Thuis
PVT Ter Kameren
BW De Lariks
BW Festina Lente
BW Primavera
BW Mandragora
BW Thuis
BW Huize Jan de Wachter
BW Nieuwe Thuis
1
4
0
0
1
0
0
3
0
0
0
TOTAAL
TP 14
5
Formele ambulante GGZ
TOTAAL
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele andere
Informele andere
PZT Lila
trACTor
Brussels Overleg Thuiszorg
Dagcentrum Thuis
UilenSpiegel
Den Teirling
Huisarts
Inloopcentrum
Justitiehuis
1
0
2
0
0
0
0
1
2
1
3
0
0
1
3
Formele residentiële GGZ
Formele semiresidentiële GGZ
PZ Sint-Alexius
BW De Raster
CGG PassAnt
CGG Ahasverus
SPiTT
GDT Netwerk Thuiszorg
GDT Zennevallei
2
6
1
14
10
4
11
2
6
TOTAAL
TP 24
4
CGG Brussel
TOTAAL
TP 20
Formele semi-residentiële GGZ
Formele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
25
Formele semi-residentiële GGZ
15
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele ambulante GGZ
PC Ziekeren
PZ Sancta Maria
BW Bewust
DAGG
STIPT
GDT Listel
Validag
32
8
6
0
0
1
2
1
2
40
6
0
33/99
TP 25
Formele residentiële GGZ PZ Onze Lieve Vrouw
PAAZ Sint-Lucas
PAAZ Henri Serruys Ziekenhuis
PAAZ Gezondheidszorg Oostkust
CGG Noord-WestVlaanderen (Oostende)
CGG Noord-WestVlaanderen (Brugge)
CGG Prisma
20
0
2
0
0
0
1
TOTAAL TP 25
TOTAAL
Formele ambulante GGZ
22 Formele eerstelijnsgezondheidszorg
1
Informele residentiële GGZ
Informele semi-residentiële GGZ
Informele ambulante GGZ
SIT-GDT Brugge
SIT-GDT Beernem
SIT-GDT Oostende
PAAZ Damiaan
PZ SintAmandus
BW Brugge
PZT Beernem
0
0
0
2
5
5
1
5
1
0
7
34/99
Formele semiresidentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
PZ Sint-Camillus
IBW Zagan
RCGG DeinzeEeklo-Gent
OVOSIT
Wit-Gele Kruis OostVlaanderen
PZ Kliniek Sint-Jozef
PC Dr. Guislain
PC Caritas
PC Sint-Jan de Deo
PZ Rustenburg
PAAZ Maria Middelares
PAAZ UZ Gent
PAAZ OLV Waregem
6
1
0
3
1
1
1
2
1
1
1
1
1
Formele eerstelijnsgezondheids zorg
Formele Residentiële GGZ
6 4 5 1 TOTAAL
0
Informele andere Informele eerstelijnsgezondheidszorg Informele Ambulante GGZ Informele semiresidentiële GGZ TP 43
9 1
4 6 TOTAAL
Informele Residentiële GGZ TP 43
BW Domos
Inghelburch
Privé psychiaters
PZT Gent
OCMW
CLB Deinze
Beschutte Werkplaats Demival
Cliënt zelf
Tanderuis 1
1
3
1
4
1
1
3
1
35/99
TP 77
Formele residentiële GGZ PC Sleidinge
PC Sint-Jan de Deo
CGG Eclips
NPZT Gent
NPZT Eeklo
OVOSIT
12
1
3
2
0
0
TOTAAL TP 77
TOTAAL
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
13 Informele ambulante GGZ
5
0
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
MSOC
CAW Artevelde
OCMW
Straathoekwerk
Stad Gent – Huisvesting
Vokans
4
10
4
8
2
2
4
14
12
36/99
"Volwassenen: algemeen": aanmeldingen van geïncludeerde cliënten vanuit: Formele semiresidentiële GGZ
Informele Formele Formele Informele Informele Formele semiambulante eerstelijns residentiële ambulante andere residentiële GGZ gezondheidszorg GGZ GGZ GGZ
TP
Formele residentiële GGZ
17
15
18
15
19
34
31
7
34
2
1
18
13
22
36
10
6
35
12
19
6
38
32
14
39
11
12
40
9
8
2
10
42
15
11
11
6
101
23
5
2
1
14
5
4
3
20
2
6
25
24
40
6
25
22
43
6
77
13
TOTAAL
317
5
21
3
17
9
1 3
1
6
3 5
1
1
21 11
1 4
3
57
4
38
13
44
2
42 48
1
53 37 1
3
3
1
1
52
6
1
4
6
40
1
6
1
5
42
3
1
47
1
1
36
3
16
1 15
48
4 74
41
2
49 36
7
5
1
9
1
5
4
6
36
4
14
12
48
44
36
58
811
5 150
11
4
17
1
49
TOTAAL 42
1
1
Informele Informele eerstelijns andere gezondheidszorg
35
7
37/99
Figuur 6: Aanmeldingen van geïncludeerde cliënten vanuit:
58
36
7
Formele residentiële GGZ
44 317
35
Formele semi-residentiële GGZ Formele ambulante GGZ
41
Formele eerstelijns gezondheidszorg Formele andere
74
Informele residentiële GGZ Informele semi-residentiële GGZ 150
49
Informele ambulante GGZ Informele eerstelijns gezondheidszorg Informele andere
38/99
-
Modellen inclusieoverleg Frequentie
Variabel
6
Vast
Locatie Apart overleg
Koppeling aan opvolgoverleg
Gekoppeld aan inclusieoverleg ander project
Koppeling aan stuurgroep
Vast
TP 17
Om de 3 à4 maanden.
x
PZ
TP 18
Per trimester.
x
PZ (2)
TP 19
Om de twee maanden 6
TP 31
Per trimester.
TP 34
Per trimester.
x
Wisselend
PZ
PAAZ
Vertegenwoordiging
Vast
x
VAPH
x
x
Anoniem
x
Wisselend
Inhoud Aftoetsing inclusiecriteria
x
x
x
x
Inhoudelijke bespreking
x
x
x
x
x
x
Wanneer een voorziening een cliënt op korte termijn wil aanmelden, kan er op een variabel moment een inclusieoverleg georganiseerd worden.
39/99
Frequentie
Variabel
7
Vast
Locatie Apart overleg
Koppeling aan opvolgoverleg
Gekoppeld aan inclusieoverleg ander project
Koppeling aan stuurgroep
Vast
TP 1
Per trimester.
TP 22
Maandelijks (behalve in juli en augustus).
TP 35
Maandelijks
x
PZ
TP 38
Maandelijks
x
TP 39
Twee keer per trimester.
x
X
x
7
Anoniem
Wisselend
Vertegenwoordiging
Vast
Wisselend
Inhoud Aftoetsing inclusiecriteria
Inhoudelijke bespreking
PZ
x
x
UZ
x
x
x
x
PZ
x
x
PZ
x
x
x
Om de vier maanden wordt er tijd uitgetrokken voor beleidsoverleg (stuurgroepvergadering). Op dat moment is er geen inclusieoverleg tenzij er een crisis is.
40/99
Frequentie
Vast
Apart overleg
TP 40
Maandelijks
x
TP 42
Per trimester.
x
Variabel
TP 101
9
Koppeling aan opvolgoverleg
Gekoppeld aan inclusieoverleg ander project
Soms
x
Maandelijks
TP 20
Maandelijks
x
Koppeling aan stuurgroep
Vast
Anoniem
Wisselend
8
x
x
x
9
AZ
Vertegenwoordiging
Vast
BW
x
TP 14
TP 24
8
Locatie
x
PZ
Wisselend
Inhoud Aftoetsing inclusiecriteria
Inhoudelijke bespreking
x
x
x
x
x
x
Overlegplatform
x
x
GDT (2)
x
x
X (beperkt)
x
x
PZ
x
De stuurgroep heeft wel een vaste frequentie. Wanneer er voldoende aanmeldingen zijn, wordt het inclusieoverleg aan de stuurgroep gekoppeld. Idem.
41/99
Frequentie
Variabel
TP 25
TP 43
TP 77
Vast
x
Per trimester.
Maandelijks
Locatie Apart overleg
Koppeling aan opvolgoverleg
Gekoppeld aan inclusieoverleg ander project
Koppeling aan stuurgroep
Vast
x
PZ
x
RCGG
x
COK
Anoniem
Wisselend
Vertegenwoordiging
Vast
x
Alleen als er geen toestemming is.
Wisselend
Inhoud Aftoetsing inclusiecriteria
Inhoudelijke bespreking
x
x
x
x
x
x
42/99
B. Bedenkingen Inclusievergaderingen en inclusies (cf. figuur 3) Op 1 maart 2009 hebben acht TP van de cluster "volwassenen: algemeen" minder dan 10 nieuwe inclusies in de loop van het tweede werkingsjaar gerealiseerd. Eén project heeft op 1 maart 2009 5 nieuwe inclusies, de andere zeven TP includeerden 7, 8 of 9 nieuwe cliënten. De meeste van deze projecten geven aan in de loop van maart 2009 vermoedelijk nog voldoende nieuwe cliënten te zullen includeren om de opgelegde norm van 10 nieuwe inclusies tijdens het tweede werkingsjaar te halen. De overige 11 TP van deze cluster hebben op 1 maart 2009 allemaal tien of meer nieuwe geïncludeerde cliënten en voldoen dus aan de opgelegde norm terzake. Twee projecten hebben opvallend veel nieuwe inclusies: respectievelijk 23 en 24. Het project met 23 nieuwe geïncludeerde cliënten geeft zelfs aan in de loop van maart 2009 nog 8 nieuwe cliënten te zullen includeren. Deze beide projecten realiseerden tot nog toe ook al relatief veel exclusies (cf. figuur 5). Beide projecten werken rond cliënten met een persoonlijkheidsstoornis. Het aantal inclusievergaderingen per TP varieert van project tot project (van 2 tot 9 inclusievergaderingen, situatie op 1 maart 2009). Drie projecten organiseren het inclusieoverleg telkens wanneer er een voldoende aantal nieuwe cliënten aangemeld zijn (variabel moment). Deze projecten organiseerden respectievelijk 2, 3 of 5 inclusievergaderingen (waarop respectievelijk 5, 14 en 16 nieuwe cliënten geïncludeerd werden). Zestien projecten organiseren het inclusieoverleg op een vast moment, maar met een verschillende frequentie (maandelijks, per trimester, twee keer per trimester of om de twee maanden). De meeste projecten, die maandelijks een inclusieoverleg organiseren, hebben in vergelijking met de andere projecten meer inclusievergaderingen. Toch is het niet zo dat alle projecten die maandelijks een inclusieoverleg plannen, noodzakelijk meer effectieve inclusievergaderingen hebben. Het inclusieoverleg gaat in de praktijk immers enkel door wanneer er effectief te includeren cliënten aangemeld zijn. Het aantal geïncludeerde cliënten correleert niet met het aantal georganiseerde inclusievergaderingen. De twee projecten met het grootste aantal nieuwe cliënten organiseerden bijvoorbeeld slechts drie en vier inclusievergaderingen. Het aantal nieuwe geïncludeerde cliënten per inclusieoverleg schommelt tussen iets meer dan één (7 nieuwe cliënten op 6 inclusievergaderingen) en ruim zeven (23 nieuwe cliënten op 3 inclusievergaderingen). Evolutie inclusies (cf. figuur 4) Het aantal inclusies is vrij gelijklopend over de verschillende trimesters heen. De daling in het vierde trimesester heeft te maken met het feit dat we ons dienen te baseren op de cijfergegevens van 1 maart 2009, waardoor een volle maand van het laatste trimester niet mee in kaart kan gebracht worden. Heel wat projecten geven aan ook in maart 2009 nog nieuwe cliënten te zullen includeren (verwacht: 43 nieuwe cliënten), waardoor de curve rechtgetrokken zal worden. Exclusies en caseload (cf. figuur 5) Het aantal exclusies in de loop van het tweede werkingsjaar varieert sterk tussen de projecten (van 3 tot 21 exclusies per TP). Het is moeilijk om hiervoor een sluitende verklaring te formuleren. We kennen de belangrijkste redenen tot exclusie (cf. hieronder) die de projecten aangeven, maar beschikken niet over exacte cijfers. De -
projecten "volwassenen: algemeen" geven hoofdzakelijk de volgende redenen tot exclusie van cliënten aan: de cliënt is verhuisd buiten het werkingsgbied van het TP; overlijden; het contact met de cliënt is verbroken en de cliënt is spoorloos; de cliënt wenst niet langer deel te nemen aan het project; een langdurige opname in een PZ (of een andere residentiële zorgvorm), waardoor de samenwerking met de partners op de achtergrond verdwijnt; de problematiek van de cliënt is gestabiliseerd; de behandeling staat op punt of is afgerond; de cliënt heeft een adequate oplossing gevonden buiten het netwerk; een te intensieve tijdsinvestering in functie van cliënten die eigenlijk naar hun kunnen een maximum hebben bereikt (enkel het behouden van stabiliteit is niet voldoende om alle partners te blijven motiveren); er zijn te weinig formele partners betrokken waardoor geen vergoedbaar overleg mogelijk is.
43/99
In -
mindere mate (steeds door één of twee projecten vermeld) worden ook onderstaande factoren aangehaald: het intrekken van de toestemming van de cliënt; het TP heeft geen meerwaarde voor de cliënt; de cliënt past niet meer binnen de doelgroep van het TP; de cliënt is overgedragen naar een ander TP; het niet nakomen van afspraken; cliënten haken af door de verschillende cliëntenbevragingen (voornamelijk de patiëntenregistratie KCE); de somatische zorg is op de voorgrond gekomen; er is onvoldoende aanbod in de regio, waardoor overleg uitzichtloos wordt.
Het is frappant dat het ontbreken van voldoende partners rond een cliënt (cf. RIZIV-regelgeving), of de belasting van de cliënt door de patiëntenregistratie effectief leidt tot de exclusie van cliënten die feitelijk nood hebben aan verder overleg en opvolging. Opvallend is dat projecten die minder exclusies realiseerden tot nog toe (van bij de opstart van het project tot 1 maart 2009), ook relatief minder nieuwe cliënten includeerden tijdens het tweede werkingsjaar. Acht projecten realiseerden 7 of minder exclusies; zes daarvan includeerden minder dan 10 nieuwe cliënten tijdens het tweede werkingsjaar (situatie 1 maart 2009). Omgekeerd merken we ook dat projecten met meer nieuwe geïncludeerde cliënten tijdens het tweede werkingsjaar meestal meer cliënten excluderen. Bijvoorbeeld, de projecten met het hoogste aantal nieuwe inclusies realiseerden 17 en 18 exclusies. De twee andere projecten met meer dan 17 exlusies includeerden respectievelijk 16 en 10 nieuwe inclusies. Twee projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" hebben op 1 maart 2009 een caseload die beduidend onder de vooropgestelde 30 lopende dossiers ligt. TP 14 heeft ondertussen al te kennen gegeven te zullen stoppen op het einde van het tweede werkingsjaar (cf. 1.2). TP 25 haalde op het einde van het eerste werkingsjaar de norm van 30 geïncludeerde dossiers ook niet. Dit project heeft een serieuze inhaalbeweging achter de rug, en geeft aan in maart nog vijf nieuwe cliënten te zullen includeren, waardoor men op het einde van het tweede werkingsjaar wel rond de opgelegde norm van 30 lopende dossiers zal komen. De overige projecten hebben allemaal een caseload van rond de dertig lopende dossiers. Vier projecten hebben momenteel zelfs 40 of meer lopende dossiers: respectievelijk 48, 45, 41 en 40. Aanmeldingen van geïncludeerde cliënten (cf. tabel 2) 80% van alle geïncludeerde cliënten bij de projecten "volwassenen: algemeen" worden aangemeld door formele partners. Twee op drie aanmeldingen komen vanuit formele GGZ-partners, waarbij de nadruk vooral ligt op de formele residentiële GGZ (40%) en de formele ambulante GGZ (20%). Elf projecten uit deze cluster passen duidelijk binnen dit profiel, waarbij het overwicht van de formele GGZpartners wat betreft het aantal aanmeldingen bij het ene project natuurlijk meer uitgesproken is dan bij het andere. Bij drie projecten is deze nadrukkelijke inbreng vanuit de formele GGZ-partners niet te miskennen, maar merken we daarnaast ook een substantieel aantal aanmeldingen vanuit andere categorieën: - Twee projecten hebben naast de aanmeldingen vanuit de formele GGZ-partners ook een wezenlijk aantal aanmeldingen vanuit bepaalde informele partners: bij TP 25 is één derde van de aanmeldingen afkomstig vanuit informele residentiële en semi-residentiële partners. Het betreft hier wel informele partners die inhoudelijk nadrukkelijk bij het project betrokken zijn. Bij TP 1 komt ruim één op drie aanmeldingen vanuit zelfstandige therapeuten (categorie "informele andere"). Dit valt mogelijkerwijs te verklaren door het theoretisch uitgangspunt van het project, de dialectische gedragstherapie. - Eén project (TP 20) heeft naast de aanmeldingen vanuit de formele GGZ-partners ook een wezenlijk aantal aanmeldingen vanuit de formele eerstelijns-partners. Dit TP is in de praktijk nauw verweven met een project PZT en heeft op het niveau van betrokken partners en het netwerk van de IC (vanuit vroegere professionele bezigheden) een nauwe band met eerstelijnspartners. Bij vier projecten komen de aanmeldingen hoofdzakelijk vanuit informele partners. Niet geheel onlogisch gaat het hier telkens om projecten met een relatief klein aantal formele partners (5 of 6). Bij TP 43 komen ongeveer 70% van de aanmeldingen vanuit informele partners. Het gaat hier bovendien om opvallend veel verschillende informele partners (17), actief binnen zowel de GGZ, de eerstelijnsgezondheidszorg als in andere sectoren. Elk van deze partners meldt een beperkt aantal cliënten aan (de meerderheid meldt zelfs maar één cliënt aan). Het TP zit bij dit project gevat in een breder Netwerk Sociale Psychiatrie. Een mogelijke verklaring kan zijn dat veel verschillende partners dit netwerk al kenden en spontaan aanmeldingen aanbrachten.
44/99
TP 77 heeft opmerkelijk veel aanmeldingen vanuit de informele eerstelijnsgezondheidszorg en de categorie "informele andere" (ruim de helft). Dit project richt zich tot mensen die moeilijk tot de zorg komen, waardoor de inbreng vanuit deze categorieën vermoedelijk te verklaren is. Let wel: deze informele partners zijn inhoudelijk nauw bij het project betrokken. Bij TP 34 komen bijna de helft van de aanmeldingen vanuit de informele partners. Dit project richt zich op sociaal-psychiatrische patiënten, wat wellicht deels het grote aandeel van aanmeldingen vanuit de eerstelijn en de categorie "andere" verklaart. Bij TP 39 komen slechts een kwart van de aanmeldingen vanuit de formele GGZ-partners. Ruim 40% van de aanmeldingen komen van de informele partners; een kwart van de formele eerstelijnspartners. TP 31 vormt een uitzondering op het bovenstaande. Bij dit project komen bijna 80% van de aanmeldingen vanuit de formele en informele partners uit de categorie "andere". Het gaat hier grotendeels om diensten en voorzieningen die actief zijn in het VAPH. Dit project richt zich op personen met een verstandelijke handicap en een psychiatrische problematiek. Het is opvallend dat het andere project dat zich op personen met een handicap richt (TP 19, NAH) voornamelijk aanmeldingen heeft vanuit formele residentiële GGZ-partners (bijna 90%). Naast de factoren formeel-informeel en het al dan niet actief zijn binnen de GGZ, zou ook de standplaats van de IC een invloed kunnen hebben op het aantal aanmeldingen. Bij deze cluster merken we dat slechts bij vier projecten meer dan de helft van de aanmeldingen vanuit de partner die de IC tewerkstelt, komt. Dit is een opvallend verschil met veel andere clusters, waar vaak duidelijk blijkt dat er substantieel meer aanmeldingen vanuit de partner die de IC tewerkstelt komen. Verschillende modellen van het inclusieoverleg Drie projecten organiseren het inclusieoverleg telkens wanneer er een bepaald aantal cliënten aangemeld is (variabel moment). Bij de andere zestien projecten liggen de inclusievergaderingen op voorhand vast. Zeven projecten organiseren het inclusieoverleg maandelijks, zes projecten per trimester, één project twee keer per trimester; één project om drie à vier maanden en één project om de twee maanden. Bij negen projecten is het inclusieoverleg een apart overleg. Eén project koppelt het inclusieoverleg aan het inclusieoverleg van een ander TP (cluster "volwassenen: middelengerelateerde problematieken"). Dezelfde formele partners (met uitzondering van één partner) initiëren beide projecten. Om deze reden worden de inclusiemomenten voor beide projecten samen georganiseerd. Deze vergadering fungeert tevens als stuurgroep van de beide projecten. Bij drie projecten wordt het inclusieoverleg aan het opvolgoverleg gekoppeld. Het inclusie- en opvolgoverleg is één en dezelfde vergadering, waarop zowel te includeren als op te volgen dossiers besproken worden. Drie projecten koppelen het inclusieoverleg aan de stuurgroep. Bij één project fungeert het inclusieoverleg als stuurgroep (om de vier maanden). Er wordt tijd uitgetrokken voor beleidsoverleg. Op dat moment is eer geen inclusieoverleg tenzij er een crisis is. Bij twee projecten wordt het inclusieoverleg gekoppeld aan de stuurgroep als er voldoende aanmeldingen zijn (inclusieoverleg = variabele frequentie). De stuurgroep heeft wel een vaste frequentie. Alle projecten hanteren een vaste locatie voor het inclusieoverleg. Ofwel is dit een centrale locatie voor alle partners, ofwel de standplaats van de inhoudelijke coördinator. Op het inclusieoverleg moeten steeds alle formele partners aanwezig zijn. Alle projecten uit deze cluster werken met een vaste vertegenwoordiging per formele partner. Bij drie projecten zitten voornamelijk directieleden en stafmedewerkers rond de tafel. Bij één project is een vrijwilliger van UilenSpiegel aanwezig. Bij twaalf projecten zijn voornamelijk hulpverleners aanwezig. Bij twee projecten gaat dit om hulpverleners met een verantwoordelijke functie binnen de organisatie. Bij vier projecten is een vrij heterogeen publiek aanwezig op de inclusievergaderingen (werkveld en directieleden). Ook de inhoud van het inclusieoverleg varieert per project. Zeven projecten bespreken de dossiers anoniem. Bij de andere projecten wordt de cliënt bij naam genoemd. Eén project bespreekt de cliënten anoniem op het inclusieoverleg als er (nog) geen toestemming van de cliënt is. Bij vijf projecten worden enkel de formele inclusiecriteria afgetoetst. Op basis hiervan wordt de cliënt al dan niet geïncludeerd. Een eerste inhoudelijke bespreking van de cliënt gebeurt pas ten gronde tijdens de opvolgoverleggen. De andere projecten gaan op het inclusieoverleg inhoudelijk al dieper in op de casussen. Wat is nodig? Wat is mogelijk? Welke zijn de reeds betrokken partners? Welke extra partners kunnen nog betrokken worden? De eerste doelstellingen worden vastgelegd. 45/99
Bij alle projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" zijn nooit cliënten aanwezig op het inclusieoverleg. Het feit dat er verschillende inclusies zijn op één inclusievergadering, dat er enkel professionelen aanwezig zijn, dat het geen inhoudelijk overleg is en dat het praktisch niet haalbaar is zijn redenen om de cliënten niet uit te nodigen. Moeilijk te betrekken partners Volgens de RIZIV-regelgeving dienen steeds alle formele partners aanwezig te zijn om een geldige inclusievergadering te kunnen organiseren. Om puur praktische redenen (verlof, ziekte, onvoorziene omstandigheden, etc.) is dit niet altijd mogelijk. De projecten ervaren dit als een belangrijk knelpunt bij de organisatie van het inclusieoverleg.
46/99
2.1.4 Opvolgoverleg A. Beschrijving Cijfers 10 In onderstaand overzicht ontbreken de tabellen van TP 35 en TP 40. Dit komt omdat beide projecten aangeven niet vergoedbaar overleg te organiseren, maar hier geen kwantitatieve gegevens van bij te houden. Om een foutieve interpretatie van de cijfers te vermijden, opteren we ervoor om deze cijfers niet in tabelvorm te presenteren. Figuur 7: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 17) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
TP 18 11 client
vergoedbaar
niet vergoedbaar
totaal
99
17
Figuur 8: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 19) 10 9 8 7 6 5
niet vergoedbaar
4
vergoedbaar
3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101112131415161718192021222324252627282930313233343536
10 11
De cijfers geven de situatie weer op 1 maart 2009. Geen beschikbare gegevens per cliënt, enkel totalen.
47/99
Figuur 9: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 31) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
3
5
7
9
11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39
Figuur 10: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 34) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43
Figuur 11: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 1) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 3
5 7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 55 57
48/99
Figuur 12: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 22) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49
Figuur 13: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 38) 10 9 8 7 6 5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101112131415161718192021222324252627282930313233343536373839
Figuur 14: Opvolgoverleg per cliën tijdens het tweede werkingsjaar (TP 39) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101112131415161718192021222324252627282930313233343536373839
49/99
Figuur 15: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 42) 10 9 8 7 6 vergoedbaar
5 4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Figuur 16: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 101) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516171819202122232425262728293031323334
Figuur 17: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 14) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
50/99
Figuur 18: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 20) 10 9 8 7 6 niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45
Figuur 19: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 24) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
Figuur 20: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 25) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
51/99
Figuur 21: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 43) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Figuur 22: Opvolgoverleg per cliënt tijdens het tweede werkingsjaar (TP 77) 10 9 8 7 6
niet vergoedbaar
5
vergoedbaar
4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1011121314151617181920212223242526272829303132333435363738
52/99
Tabel 3: Betrokkenheid van partners bij het opvolgoverleg (tweede werkingsjaar)
12
= Standplaats inhoudelijke coördinator
TP 17
Formele residentiële GGZ
Formele semiresidentiële GGZ
PAAZ Maria Ziekenhuis Noord-Limburg
BW Noord-Limburg
CGG LITP Campus Noord-Limburg
CGG DAGG campus Lommel
Revalidatiecentrum Reval Noord
Revalidatiecentrum Validag Lommel
NET Thuis NoordLimburg
GDT Listel
GDT Lommel
Similes
20
0
2
13
2
6
38
30
18
0
TP 17
Informele ambulante GGZ
Informele residentiële GGZ
Formele andere
Informele eerstelijns-gezondheidszorg
OPZ Geel
PC Ziekeren
MC SintJozef
PZ Sancta Maria
Privé psychiater
Reval Genk
Huisarts
OCMW
WitGele Kruis
Thuiszorg diensten
CAW
Zelfstandig verpleeg– kundige
1
6
3
4
1
4
16
28
5
7
5
3
TP 17
12
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
Informele andere
DAC
CM sociale dienst
Stebo (samenlevingsopbouw)
Sopeh (pleegzorg)
Bewel (beschermde werkplaatsen Limburg)
Kempisch Tehuis
Begeleid Wonen Sint. Elisabeth
Tewerkstelling & opleiding
STC De Biehal
3
1
1
1
1
1
1
3
2
De cijfers geven per partner het aantal cliënten waarbij de partner betrokken was tijdens het tweede werkingsjaar; i.c. minstens deelgenomen aan één opvolgoverleg tijdens het tweede werkingsjaar.
53/99
TP 18
Formele residentiële GGZ
Formele semiresidentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
Formele andere
PZ Broeders Alexianen Tienen
PZ Sint Annendael Diest
PAAZ H. Hart Tienen
IBW Hestia
IBWDe Linde
PZT Regio Diest
PZT Hestia Tienen
CGG VlaamsBrabant Oost
GDT Goal
CAW Hageland
CM Leuven
Ontslagmanagement Tienen
Ontslagmanagement Diest
8
12
5
8
2
2
19
13
36
7
9
3
2
TP 18
Informele residentiële GGZ
Informele ambulante GGZ
Psychiatrisch ziekenhuis
PZT
Privé psycholoog
2
2
2
TP 18
Informele andere Begeleid wonen Hageland
Comité BZJ
CLB
Jeugd rechtbank
A plus
Bewind voerder
Centrum pleegzorg
Politie
Vertrouwenscentrum Kinder mishandeling
School
OOOC Cidar
Huize Levens ruimte
Huis in de stad
8
8
6
4
3
3
3
2
2
2
2
2
2
Nog 15 verschillende voorzieningen vanuit zeer verschillende hoek die telkens betrokken waren bij één opvolgvergadering tijdens het tweede werkingsjaar.
54/99
TP 19
TP 19
Formele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele andere
PZ SintAmedeus
PZ Bethaniënhuis
CGG VAGGA
PZT Den Draad
PZT De Sprong
Wit-Gele Kruis Thuisverpleging
Stichting Kinsbergen vzw – Provinciaal Samenwerkingsverband NAH – provincie Antwerpen
38
38
35
35
35
35
35
Informele semi-residentiële GGZ
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
BW De Sprong
BW St. Jozef
CAW
Familiehulp
SIT
VZW Avalon
DVC SintJozef
RVT De Zavel
Vzw Pegode
DBC Openluchtopvoeding
1
1
1
1
1
1
3
4
4
1
TP 19
Informele andere RVT Herfstgloed
RVT SintJozef
WZC De Olm
Elegast Den Dam
CEPOS
De Ploeg
Home Marjorie
De Witte Mol
Minion
UZA
1
1
1
1
1
2
2
1
1
1
55/99
TP 31
Formele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele andere
UPC SintKamillus
PassAnt vzw
CGG VlaamsBrabant Oost
KHOBRA (Kring Huisartsen Oost-Brabant)
Vzw HAK Tienen, Boutersen, Glabbeek
Zonnelied
Handicap en Ambulante Begeleiding
Oostrem
De Lork
MPC Terbank
Stichting MargueriteMarie Delacroix
Vzw Hejmen
VZW Alvinnenberg
Begeleid Wonen Tienen
36
7
2
7
3
4
4
0
4
3
2
3
5
4
TP 31
Informele ambulante GGZ
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
CGG Brussel
CGG Ahasverus
Ambulante psychiater
Huisartsenkring Machelen
Huisartsenkring Lennik
Landelijke Thuiszorg
1
1
3
1
1
1
TP 31
Informele andere
Huis in de stad
De klink vzw
Advocaat
BUSO Ten Desselaer
Het margrietjes vzw
Centrum menselijke erfelijkheidsleer
De Ketelberg
Begeleid Wonen Brussel
4
4
2
1
1
1
1
1
56/99
TP 34
Formele semiresidentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Campus Sint-Franciskusziekenhuis
IBW West-Limburg
CGG LITP
GDT Listel
DAC De Schans
DAC De Link
23
14
31
42
6
16
Formele residentiële GGZ
Formele andere
A-dienst CAZ Midden-Limburg
TP 34
Informele ambulante GGZ
Informele eerstelijns-gezondheidszorg
Informele andere
CAD
Huisarts
Thuisverpleegkundige
Kind en gezin
Advocaat
2
19
9
3
2
Nog 23 verschillende voorzieningen vanuit zeer verschillende hoek die telkens betrokken waren bij één opvolgvergadering tijdens het tweede werkingsjaar.
57/99
TP 1
TP 1
Formele ambulante GGZ
Formele residentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele andere
PZ SintNorbertushuis
PAAZ SintMaarten, campus Duffel
PAAZ SintMaarten, campus Mechelen
CGG De Pont
PZT Mechelen
TOM Thuiszorgoverleg Mechelen (GDT)
Huisartsenkring Dijle en Netevallei
CAW
Ggalimero
KU Leuven
55
55
55
55
55
55
55
55
0
0
Informele ambulante GGZ
Informele semiresidentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele andere
Zelfstandig psychotherapeuten/psychiaters
Beschut Wonen
Huisarts
OCMW
Diëtiste
KAOS
Zorgcoördinator UZ Leuven
CBJ
Thuis begeleiding 'De Aanzet'
Kind en Gezin
28
2
4
1
2
1
1
1
1
1
TP 22
Formele semiresidentiële GGZ
Formele residentiële GGZ UZ Leuven (PAAZ + EPSI)
UPC Salve Mater
UC SintJozef
UPC SintKamillus
Psychosociaal centrum
BW Walden
31
23
31
27
30
26
TP 22
Formele ambulante GGZ
Formele andere
CGG VlaamsBrabant Oost
Pilootproject PZT (vzw De Hulster)
GOAL GDT
Christelijk Ziekenfonds Leuven
43
28
42
24
Informele eerstelijns gezondheidszorg
Informele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
MSOC
PZT
Zelfstandig psychiater
CAW
Sociale huisvestings maatschappij
Comité BZJ
Apotheker
Sociale dienst jeugd rechtbank
Vertrouwen artsen centrum
School
3
5
2
3
3
4
1
1
1
1
58/99
TP 35
Formele residentiële GGZ AZ Zusters van Barmhartigheid
Formele ambulante GGZ
PZ Sint-Fransiscus
CGG Zuid-OostVlaanderen
PZT
28
32
32
(inclusief PAAZ) 26 TP 35
TP 38
TP 38
Formele eerstelijnsgezondheidszorg Thuiszorg (GDT OVOSIT) 32
Informele eerstelijnsgezondheidszorg Huisarts
CAW
OCMW
14
10
7
Formele residentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidzorg
Formele ambulante GGZ
PZ Sint-Camillus
CGG Regio Groot Gent Eclips
RCGG DeinzeEeklo-Gent
CGG De Drie Stromen
Netwerk Psychiatrische Thuiszorg Regio Groot Gent
PZT PION
OVOSIT
41
18
10
11
24
13
5
Informele residentiële GGZ
Informele semi-residentiële GGZ
Informele ambulante GGZ
PC Caritas
PZ Sint-Jan
BW Vlaamse Ardennen
BW Centrum Onderweg
Delta Wonen
Privétherapeut
Netwerk Thuiszorg Oost – Vlaanderen
GGZ Waas en Dender
CGG Zuid-Oost Vlaanderen
1
1
1
1
2
3
2
1
1
TP 38
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
Familiehulp
OCMW
Huisarts
GTB
AZ Jan Palfijn
CM
Comité BZJ
Opvang vzw pleeggezinnendienst
3
4
2
3
2
1
1
1
59/99
TP 39
TP 39
Formele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
PC Sint-Jan
PC Sint-JanBaptist
RCGG DeinzeEeklo-Gent
NTPZ Meetjesland
OVOSIT
Wit-Gele Kruis Oost-Vlaanderen
40
36
35
40
40
38
Informele semiresidentiële GGZ
Informele ambulante GGZ
Informele eerstelijns-gezondheidszorg
BW De Vlier
CGG Regio Groot-Gent Eclips
Psychiater
OCMW
Huisarts
Familiezorg
Wit-Gele Kruis
Zelfstandig thuis verpleegkundige
1
3
1
9
13
6
1
1
TP 39
TP 40
Formele eerstelijns-gezondheidszorg
Informele andere
De Wieg
VZW Oranje
Mantelzorger
Mutualiteit
Comité BZJ
Kind en gezin
Bewindvoerder
Wunian
Centrum morele dienstverlening
Kinderlach
Kompas
Compagnie De Sporen
1
2
1
22
2
2
1
1
1
1
1
1
Formele residentiële GGZ
Formele semi-residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
OPZ Geel
Beschut Wonen Kempen
CGG Noorder-kempen
CGG Zuider-kempen
GDT/SIT Turnhout
42
42
42
42
42
Alle formele partners zijn bij alle cliënten betrokken, 42 = aantal inclusies.
60/99
TP 42
TP 42
Formele residentiële GGZ
Formele semiresidentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
PZ Menen
AZ Groeninge
BW De Bolster
Psychiatrische Zorg Thuis – Project Vesta
GDT / SIT
OCMW Kortrijk
CAW Stimulans
CAW Piramide
12
15
14
17
9
15
9
13
Informele residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
PZ H. Familie
PZ Beernem
PZT De Fender
PZT Ieper
CGG
Familiehulp
Thuiszorg Bond Moyson
Wit-Gele Kruis
Zelfstandig verpleegkundige
OCMW
12
1
1
1
1
4
5
2
1
5
TP 42
Informele andere 't Kruispunt
CLB
MPI
Dagverzorgingscentrum
Familie
Feniks vzw
CIG
Jeugdrechtbank
Advocaat
1
2
2
3
2
1
1
2
2
TP 42
Informele andere Ambulante jeugdbegeleiding
SVHG gezinszorg
Beschutte werkplaats
Kind en Gezin
Agentschap jongerenwelzijn
Pleeggezinnendienst
LOGO Brugge
Begeleidingstehuis
Arbeidszorgcentrum
1
1
4
1
1
1
1
1
4
61/99
TP 101
Formele semiresidentiële GGZ
Formele residentiële GGZ
PC Ziekeren
PZ Sancta Maria
PAAZ SintFranciscus
PAAZ Virga Jesse
BW Bewust
CGG/LITP
VGGZ
DAGG
STIPT
GDT Listel
3
13
2
1
7
1
0
2
5
23
TP 101
TP 101
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
Formele andere WIRIC
LSA (Limburgse Stichting Autisme)
Ortho-Pedagogisch Centrum Sint-Ferdinand
Similes Limburg
Tehuizen voor nazorg
0
1
0
0
1
Informele ambulante GGZ
Informele andere
Reval
Arbeidscentrum 't Heft
De Kade
2
9
2
62/99
TP 14
Formele residentiële GGZ PSC SintAlexius
PAAZ VUB
PVT Thuis
PVT Ter Kameren
BW De Lariks
BW Festina Lente
BW Primavera
BW Mandragora
BW Thuis
BW Huize Jan de Wachter
BW Nieuwe Thuis
5
2
3
2
1
1
1
7
0
1
0
TP 14
TP 14
Formele semi-residentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
Formele andere
CGG Brussel
PZT Lila
trACTor
Brussels Overleg Thuiszorg
Dagcentrum Thuis
UilenSpiegel
Den Teirling
3
5
3
0
4
0
0
Informele residentiële GGZ
Informele eerstelijns gezondheidszorg
Psychiatrisch Ziekenhuis
Familiehulp
Mantelzorg
Inloopcentrum
Justitiehuis
Bewindvoerder
Arbeidstraject
Cellule d'Appui SMES
3
1
4
2
1
1
1
1
Informele andere
63/99
TP 20
TP 20
Formele residentiële GGZ
Formele semiresidentiële GGZ
PZ Sint-Alexius
BW De Raster
CGG Ahasverus
SPiTT
CGG PassAnt
GDT Netwerk Thuiszorg
GDT Zennevallei
17
9
20
18
2
34
31
Formele ambulante GGZ
Informele residentiële GGZ
Informele andere
PZ Titeca
Mediter
Jeugdrechtbank Brussel
Cocon Vilvoorde
CLB
Groep intro VlaamsBrabant
Kind en gezin
3
1
3
3
3
2
2
TP 20
TP 24
TP 24
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere Den Teirlinck
Inkendaal
Wegwijzer
Geriatrisch centrum
Rusthuis Vilvoorde
Radar
Centrum jonge kind
2
2
2
1
1
1
1
Formele residentiële GGZ
Formele semi-residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
PC Ziekeren
PZ Sancta Maria
BW Bewust
DAGG
STIPT
GDT Listel
32
10
14
0
8
39
Informele semi-residentiële GGZ
Informele ambulante GGZ
BW Noord-Limburg
BW West-Limburg
CGG LIPT
Reval
3
2
2
1
64/99
TP 25
TP 25
Formele residentiële GGZ PZ Onze Lieve Vrouw
PAAZ SintLucas
SIT-GDT Brugge
16
0
5
Informele residentiële GGZ
Informele semiresidentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ PAAZ Gezondheidszorg Oostkust
CGG NoordWestVlaanderen (Oostende)
CGG NoordWestVlaanderen (Brugge)
CGG Prisma
SIT-GDT Brugge
SIT-GDT Beernem
Oostende
0
5
0
4
5
0
2
Informele ambulante GGZ
SIT-GDT
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
PAAZ Damiaan
PAAZ St. Amandus
BW Brugge
BW Beernem
PZT Beernem
OCMW
Familiehulp
Gezinshulp Bond Moyson
CAW
Familiezorg
Solidariteit voor het gezin
3
3
8
1
1
3
3
2
1
1
1
TP 25
Informele andere Familie
De Klus
WOK
Loca Labora
14
2
2
1
65/99
TP 43
TP 43
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele residentiële GGZ
Formele semi-residentiële GGZ
Formele ambulante GGZ
PZ Sint-Camillus
IBW Zagan
RCGG Deinze–Eeklo–Gent
Ovosit
Wit-Gele Kruis Oost-Vlaanderen
28
32
36
31
36
Informele residentiële GGZ
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
PZ
OCMW
Huisarts
Thuiszorg coördinator CM
Maatschappelijk werk ziekenfondsen
Ziekenhuizen
MPI
CLB
School
1
7
1
2
1
1
1
1
1
TP 43
Informele andere Begeleid Wonen
Comité BZJ
Ter Kouter Revalidatie centrum NAH
Kinesist
Beschutte Werkplaats
De Keiberg
GTB
Advocaat
Centrum Ouderenmis (be)handeling
MS Liga
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
66/99
TP 77
TP 77
Formele residentiële GGZ
Formele eerstelijnsgezondheidszorg
Formele ambulante GGZ
PC Sleidinge
PC Sint-Jan de Deo
CGG Eclips
NPZT Gent
NPZT Eeklo
OVOSIT
48
48
8
48
8
8
Informele ambulante GGZ
Informele eerstelijnsgezondheidszorg
Informele andere
MSOC
CAW Artevelde
OCMW
Straathoekwerk
Casemanager
48
48
2
48
1
PC Sleidinge, PC Sint Jan de Deo en NPZT Gent zijn betrokken bij alle cliënten (48 = totaal inclusies). MSOC, CAW en Straathoekwerk zijn eveneens betrokken bij alle cliënten.
67/99
Modellen opvolgoverleg TP Nr.
Variabel
17
18
Aantal cliënten
Frequentie Vast
x
Meerdere
x
x
19
Eén
Vast Wisselend
Vertegenwoordiging Vast
x
x
x
Locatie
x
x
x
Vergoeding
Meest betrokken hulpverlener
Cliënt
Mantelzorger
Partners
Cliënt/ mantelzorger
x
Kan deelnemen aan een deel van het overleg.
Kan deelnemen aan een deel van het overleg.
Puntensysteem, verdeeld per semester, per deelnemer.
Neen
Per overleg verdeeld over deelnemende organisaties.
Neen
x
x
Participatie van de cliënt en/of mantelzorger
Er wordt gestreefd Er wordt gestreefd naar maximale naar maximale participatie. participatie.
x
Neemt deel indien mogelijk.
Alleen uitgenodigd als cliënt ook deelneemt.
Nemen vaak deel aan een deel van het overleg.
31
x
x
x
x
Indien gewenst, er wordt rekening gehouden met de problematiek.
34
x
x
x
x
Er wordt gestreefd Er wordt gestreefd naar maximale naar maximale participatie. participatie.
Huisarts: 30 euro Rest van het bedrag verdeeld over de deelnemende organisaties. Huisarts: huisbezoek Rest van het bedrag verdeeld over de deelnemende organisaties. Halfjaarlijks evenredig verdeeld over de verschillende deelnemende organisaties.
Neen
Neen
Neen
68/99
TP Nr.
Variabel
1
Aantal cliënten
Frequentie
x
Vast
x
Eén
x
Meerdere
x
Locatie Vast Wisselend
x
x
Vertegenwoordiging Vast
x
Meest betrokken hulpverlener
Participatie van de cliënt en/of mantelzorger Cliënt
Mantelzorger
Vergoeding Partners
Cliënt/ mantelzorger
Neen
x
Steeds aanwezig.
Arts: 55 euro. Zelfstandige HV: 33 euro. Organisatie: max 22 euro.
Er wordt gestreefd Er wordt gestreefd naar maximale naar maximale participatie. participatie.
Evenredig verdeeld over de deelnemende organisaties.
Neen
Evenredig verdeeld. Jaarlijks uitgekeerd.
Kilometer vergoeding
22
x
x
x
x
35
x
x
x
x
Vaak betrokken.
38
x
x
x
x
De actieve therapeut beslist.
x
Kan deelnemen indien er een apart opvolgoverleg wordt voorzien.
Evenredig verdeeld. Jaarlijks uitgekeerd.
Neen
Is aanwezig op zorgoverleg.
Zelfstandige hulpverlener: 30 euro. Rest van bedrag verdeeld over de deelnemende organisaties.
Neen
39
40
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Vaak betrokken.
Kilometervergoeding (€ 0.30/km)
69/99
TP Nr.
Aantal cliënten
Frequentie Variabel
Vast
Eén
Meerdere
Locatie Vast Wisselend
Vertegenwoordiging Vast
Meest betrokken hulpverlener
Participatie van de cliënt en/of mantelzorger Cliënt
Vergoeding
Mantelzorger
Partners
Cliënt/ mantelzorger
Neen
42
x
x
x
x
Steeds uitgenodigd.
Uitgenodigd, mits toestemming cliënt.
Huisarts: vaste vergoeding. Rest van het bedrag verdeeld over de deelnemende organisaties.
101
x
x
x
x
90% is aanwezig.
30% is aanwezig.
Evenredige verdeling per semester.
Neen
Worden uitgenodigd vanaf het tweede opvolgoverleg.
Vaste vergoeding voor formele partners (max. 1000 euro per jaar), 30 euro per overleg voor externe partners.
Neen
Indien mogelijk.
Evenredig verdeeld over de deelnemende organisaties.
Neen
Evenredige verdeling, halfjaarlijks uitgekeerd.
Neen
14
20
24
x
x
x
x
x
x
Bij de cliënt thuis.
x
x
x
x
x
Worden uitgenodigd vanaf het tweede opvolgoverleg.
Indien mogelijk.
Er wordt gestreefd Er wordt gestreefd naar maximale naar maximale participatie. participatie.
70/99
TP Nr.
Variabel
25
43
77
Aantal cliënten
Frequentie
x
x
Vast
x
x
x
Eén
x
x
Meerdere
x
x
x
Locatie Vast Wisselend
x
x
x
x
x
Vertegenwoordiging Vast
x
x
x
Participatie van de cliënt en/of mantelzorger
Meest betrokken hulpverlener
Cliënt
x
Wordt altijd uitgenodigd.
x
Kunnen deelnemen indien gewenst.
Niet aanwezig.
Vergoeding Partners
Cliënt/ mantelzorger
Puntensysteem, jaarlijks verdeeld, vergoeding per deelnemer.
Neen
Kunnen deelnemen indien gewenst.
Huisarts: 50 euro Rest evenredig verdeeld volgens puntensysteem, jaarlijks.
Verplaatsings vergoeding voor mantelzorgers.
Niet aanwezig.
Evenredig verdeeld over de aanwezige partners.
Neen
Mantelzorger
71/99
B. Bedenkingen Modellen opvolgoverleg Twaalf projecten hanteren voor het opvolgoverleg een vergelijkbaar model. Het overleg wordt steeds op een variabel tijdstip georganiseerd voor één cliënt. De meest betrokken hulpverleners nemen deel en het overleg vindt steeds plaats op een locatie die de partners het beste uitkomt. Eén project organiseert het opvolgoverleg op een vast tijdstip, voor meerdere cliënten, met steeds dezelfde partners. Op dit overleg worden wel vaak hulpverleners uitgenodigd die direct bij de cliënt betrokken zijn. Er wordt steeds op dezelfde locatie vergaderd. Zes projecten organiseren het opvolgoverleg anders dan één van deze twee modellen. Eén project vergadert steeds op een vast tijdstip en bespreekt tijdens zo'n overleg meerdere cliënten. Tijdens dit overleg zijn drie formele partners aanwezig, maar per cliënt wordt ook steeds de meest betrokken hulpverlener uitgenodigd. De locatie van het overleg is wisselend, men probeert dit te organiseren in de voorziening waar de cliënt op dat moment verblijft. Een ander project hanteert drie verschillende overlegvormen. Ten eerste is er een trimesterieel overleg op een vast moment, met vaste partners en wisselende geïnteresseerde hulpverleners. Alle geïncludeerde cliënten aan bod komen, op enkele cliënten wordt dieper in gegaan. Dit overleg wordt gefactureerd aan het RIZIV. Daarnaast komt er ook een consultatieteam samen, dit is een intervisievergadering voor alle vaardigheidstrainers en psychotherapeuten van een programma dat in de schoot van het TP draait. Dit overleg vindt om de twee weken plaats op een vaste locatie, er komen meerdere cliënten aan bod. Verder heeft men nog het individueel casusoverleg, in functie van één cliënt, met zoveel mogelijk rechtstreeks betrokken hulpverleners. Dit overleg vindt steeds op een door de cliënt gekozen locatie plaats. Twee andere projecten organiseren twee vormen van opvolgoverleg. Er is een overleg met de rechtstreeks betrokken hulpverleners rond één cliënt waarbij door de hulpverleners wordt bepaald wanneer en waar het overleg plaatsvindt. Daarnaast komen de formele partners op een vast tijdstip en op een vaste locatie bijeen. Dit overleg sluit aan bij het inclusieoverleg en er kunnen meerdere cliënten aan bod komen. Een vijfde project werkt met drie subregio's, die elk op een andere manier het opvolgoverleg organiseren. In twee subregio's worden de opvolgvergaderingen georganiseerd in functie van één cliënt op een variabel tijdstip met de meest betrokken hulpverleners. In de derde subregio organiseert men, op vraag van de psychiater, op een vast moment een overleg waarop verschillende cliënten aan bod komen. Ook het laatste project onderscheidt drie vormen van opvolgoverleg. Enerzijds is er het overleg waarbij enkel de formele partners aanwezig zijn. Hier worden meerdere cliënten besproken. Dit overleg vindt plaats op een vast tijdstip en op een vaste locatie. Het project organiseert ook een overleg met de externe partners. Hier zitten de meest betrokken hulpverleners rond één cliënt aan tafel; de locatie en het tijdstip worden steeds bepaald door deze hulpverleners en de cliënt zelf. Een derde vorm van opvolgoverleg wordt door het project benoemd als niet vergoedbaar overleg met de externe partners. Dit overleg voldoet niet altijd aan de RIZIV regelgeving rond timing en het aantal betrokken hulpverleners. Deelnemers ontvangen wel een vergoeding. Zorgbemiddelaar 13 Bij tien projecten wordt er voor de cliënt een zorgbemiddelaar aangeduid. Meestal wordt deze rol opgenomen door de meest betrokken hulpverlener, soms wordt dit ook opgenomen door de inhoudelijk coördinator. Deze persoon heeft als voornaamste taken het contact met de cliënt te onderhouden, hij of zij heeft een signaalfunctie en bewaakt het proces. De zorgbemiddelaar geeft aan wanneer overleg nodig is. Bij een aantal projecten zit hij het opvolgoverleg voor en zorgt voor de verslaggeving. 13
Veel projecten (over de verschillende clusters heen) gebruiken de term "zorgbemiddelaar", zonder hierbij naar de juridische betekenis van het woord te verwijzen. Deze term wordt gebruikt om de persoon (meestal een professioneel) aan te duiden die een aantal taken als referentiepersoon ten aanzien van de cliënt opneemt (contact onderhouden, cliënt informeren, aanspreekpunt voor IC en andere partners met betrekking tot de cliënt, etc..) . Sommige projecten spreken ook over "spilfiguur", "casemanager", "trajectbegeleider", "netwerkcoach", etc.. Gezien het veelvuldig gebruik van deze term door de therapeutische projecten, gebruiken we dezelfde term in het kader van dit rapport.
72/99
De andere projecten geven aan dat ze niet expliciet met een zorgbemiddelaar werken, dit wordt niet expliciet als dusdanig benoemd. De taken die de zorgbemiddelaar opneemt worden verdeeld over de betrokken hulpverleners, vaak de aanmelder en de inhoudelijk coördinator. Vergoedingen Zes projecten voorzien een vaste vergoeding voor huisartsen en/of andere zelfstandige hulpverleners die deelnemen aan het opvolgoverleg. De rest van het bedrag wordt evenredig verdeeld over de deelnemende organisaties of aanwezigen bij het opvolgoverleg. Bij de andere projecten wordt de vergoeding verdeeld over de aanwezige diensten (indien een voorziening meer dan één persoon afvaardigt ontvangt ze slechts één vergoeding) of personen. Drie projecten voorzien een verplaatsingsvergoeding voor mantelzorgers en/of cliënten die deelnemen aan het overleg. Vergoedbaar versus niet vergoedbaar (cf. figuur 7 t.e.m. figuur 22) Twee projecten organiseerden geen enkel niet vergoedbaar overlegmoment tijdens het tweede werkingsjaar. Bij zeven projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" bleef dit beperkt tot één à twee niet vergoedbare opvolgvergaderingen voor 20% (of minder) van de cliënten. Drie projecten doen dit al iets vaker. Eén project organiseerde minstens één niet vergoedbaar overleg voor ruim een kwart van de cliënten; twee projecten voor 40% van de caseload. Deze twee projecten organiseerden voor een klein aantal cliënten al drie niet factureerbare overlegmomenten. Drie projecten organiseerden opvallend meer niet factureerbaar overleg. Voor meer dan de helft van hun cliënten was dit het geval. Eén van deze projecten organiseerde voor ruim 30% van de cliënten zelfs drie of vier niet vergoedbare overlegmomenten; de andere twee projecten hielden het bij de meeste cliënten bij één of twee. Eén project organiseerde voor ruim een derde van de geïncludeerde cliënten minstens één niet vergoedbaar opvolgoverleg. Voor één cliënt werden vier, en voor drie cliënten zelfs zes niet vergoedbare opvolgvergaderingen georganiseerd. Voor deze drie cliënten organiseerde men ook telkens vier factureerbare overlegmomenten, waardoor men voor deze drie cliënten op een totaal van maar liefst tien overlegmomenten tijdens het tweede werkingsjaar komt. Twee projecten geven aan dat ze naast de vergoedbare overlegmomenten ook niet vergoedbaar overleg organiseren, maar hebben hiervan geen cijfermateriaal. Voor één project beschikken we niet over gegevens per cliënt. Dit project organiseerde tijdens het tweede werkingsjaar 99 vergoedbare en 17 niet vergoedbare overlegmomenten. Redenen voor het niet factureren van een opvolgoverleg zijn steeds het niet aanwezig zijn van drie formele partners of het feit dat men in een bepaald trimester reeds een vergoedbaar overleg heeft georganiseerd. De meeste projecten hebben in het tweede werkingsjaar twee tot vier overlegmomenten per cliënt georganiseerd (toestand op 1 maart 2009). Betrokkenheid van partners bij het opvolgoverleg (cf. tabel 3) Voor alle projecten uit deze cluster geldt dat vooral formele partners effectief participeren aan het opvolgoverleg. Bij het merendeel van de projecten uit deze cluster zijn daarnaast ook veel verschillende informele partners betrokken bij minstens één cliënt. Deze verschillende diensten zijn vaak bij één of slechts enkele van de cliënten betrokken. Het gaat om zeer verschillende voorzieningen, voornamelijk buiten de (geestelijke) gezondheidszorg. Bij vier projecten zien we een zeer grote betrokkenheid van informele eerstelijns- en/of andere partners. Bij drie andere projecten valt het op dat er vooral voorzieningen uit de residentiële geestelijke gezondheidszorg aan het opvolgoverleg deelnemen. We zien bij een aantal projecten dat het opvolgoverleg een verhaal van formele partners is. Soms zijn quasi alle formele partners bij ongeveer alle cliënten betrokken. Er worden bij deze projecten wel informele partners betrokken, maar slechts voor een beperkt aantal cliënten.
73/99
Door de grote hoeveelheid projecten in de cluster "volwassenen: algemeen" en de veelheid aan verschillende soorten partners die bij deze projecten op casusniveau betrokken worden, is het moeilijk om hier éénduidige conclusies uit te distilleren en sluitende verklaringen voor te formuleren. Hier zal in het derde projectjaar samen met de projecten dieper op ingegaan worden. Moeilijk te betrekken partners De projecten uit de cluster "volwassenen: algemeen" geven aan dat voornamelijk partners die nog niet bij de zorg van de cliënt betrokken zijn moeilijker deelnemen aan het opvolgoverleg. Verder hebben we vanuit de projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" weinig signalen ontvangen met betrekking tot eventuele moeilijk te betrekken partners, ondanks meerdere bevragingen tijdens de clustervergaderingen. Waarborgen van het opvolgoverleg Zowat alle projecten geven aan dat het moeilijk is om elk overleg conform de regelgeving te organiseren en ervaren deze verplichtingen als een belemmering. Vooral de spreiding van de overlegmomenten en de verplichte aanwezigheid van drie formele partners is niet evident om exact op te volgen. Er is nood aan de mogelijkheid om op sleutelmomenten (bv. bij een crisis) tijdig te kunnen ingrijpen met de meest aangewezen partners, en hier toch voor vergoed te worden. Daarnaast wordt er toch ook aangegeven dat de timing en het verplicht samen zitten op bepaalde tijdstippen ook positief kan zijn. Doelstellingen opvolgoverleg De doelstellingen van het opvolgoverleg voor de projecten uit de cluster "volwassenen: algemeen" zijn gelijklopend. Volgende doelstellingen worden door de projecten aangegeven: - evaluatie van de problematiek van de cliënt (al dan niet samen met de cliënt); - kennismaking tussen de partners; - afspraken maken m.b.t. de coördinatie van de partners met het oog op zorgcontinuïteit en afstemming van de zorg; - opvolging en evaluatie van de gemaakte afspraken; - een gedeelde verantwoordelijkheid creëren door het "samen dragen van de zorg" voor de cliënt; - het informeren van alle betrokken partners; - intervisie (uitwisselen en delen van expertise); - ondersteuning van de thuiszorg; - verhogen van de draagkracht van de individuele hulpverlener; - zichtbaarheid en engagement ten aanzien van de cliënt verhogen; - de inspraak van de cliënt verhogen; - nadenken en beslissen over een eventuele exclusie.
74/99
2.1.5 Stuurgroep A. Beschrijving
Stuurgroep
Frequentie
Vertegenwoordiging
TP 17
Stuurgroep gekoppeld aan inclusieoverleg.
Om de 3 à 4 maanden.
Vaste afvaardiging: voornamelijk hulpverleners. GDT's worden vertegenwoordigd door coördinatoren.
TP 18
Stuurgroep gekoppeld aan inclusieoverleg.
Per trimester.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden en stafmedewerkers.
TP 19
Aparte stuurgroep.
Om de twee maanden.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden.
TP 31
Stuurgroep gekoppeld aan inclusieoverleg.
Om de drie maanden.
Vaste afvaardiging: heterogene samenstelling (directieleden en hulpverleners).
TP 34
Aparte stuurgroep.
Jaarlijks.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden en coördinatoren.
TP 1
Aparte stuurgroep.
Geen vaste frequentie: naargelang de nood.
Vaste afvaardiging: voornamelijk hulpverleners.
Stuurgroep fungeert als denktank.
TP 22
Om de vier maanden fungeert het inclusieoverleg als stuurgroep. Er wordt tijd uitgetrokken voor beleidsoverleg.
Minstens jaarlijks.
IC , administratief coördinator en een afgevaardigde van de eerste, tweede en derde lijn vanuit de formele partners.
Om de vier maanden.
Vaste afvaardiging: voornamelijk diensthoofden. Bij beslissingen op directieniveau worden de directieleden ad hoc uitgenodigd of krijgen de afgevaardigden het mandaat om te beslissen.
Op dat moment is er geen inclusieoverleg tenzij er een dringende aanmelding is. TP 35
Aparte stuurgroep.
Vijf keer per jaar; om de twee maanden behalve in de zomermaanden.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden.
TP 38
Aparte stuurgroep.
Twee keer per jaar.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden.
TP 39
Geen aparte stuurgroep. Het dagelijks bestuur van het project PZT waarbinnen dit TP is ingebed, werd uitgebreid met een vertegenwoordiging van de verplichte partners.
Vijf à zes keer per jaar.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden.
TP 40
Stuurgroep voor twee projecten.
Geen vaste frequentie: naargelang de nood. (2 keer per jaar)
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden.
TP 42
Aparte stuurgroep.
Geen vaste frequentie: naargelang de nood.
Vaste afvaardiging: heterogene samenstelling (directieleden, stafmedewerkers en hulpverleners)
14
Soms wordt de stuurgroep gekoppeld aan het inclusieoverleg.
14
Dit project en een project uit de cluster "ouderen" hebben dezelfde formele partners. De stuurgroep wordt voor beide projecten samen georganiseerd.
75/99
TP 101
Stuurgroep gekoppeld aan inclusieoverleg.
Per trimester.
Vaste afvaardiging: heterogene samenstelling (directieleden, stafmedewerkers en hulpverleners).
TP 14
Aparte stuurgroep.
Geen vaste frequentie: naargelang de nood. Ongeveer drie keer per jaar.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden en stafmedewerkers.
Soms wordt de stuurgroep gekoppeld aan het inclusieoverleg. TP 20
Stuurgroep gekoppeld aan inclusieoverleg.
Maandelijks.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden.
TP 24
Stuurgroep gekoppeld aan inclusieoverleg.
Per trimester.
Vaste afvaardiging: heterogene samenstelling (directieleden, stafmedewerkers en hulpverleners).
TP 25
Aparte stuurgroep.
Om de drie maanden.
Vaste afvaardiging van de formele en informele partners: directieleden en stafmedewerkers.
Praktisch wordt de stuurgroep gekoppeld aan het inclusieoverleg. De stuurgroep wordt uitbreid met een vertegenwoordiging van de informele partners. TP 43
Geen aparte stuurgroep. Op de stuurgroep van het netwerk waarbinnen het TP is ingebed wordt het TP besproken.
Per trimester.
Vaste afvaardiging: voornamelijk directieleden en stafmedewerkers.
TP 77
Aparte stuurgroep.
Per trimester.
Vaste afvaardiging van formele en informele partners: voornamelijk directieleden.
B. Bedenkingen Alle projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" hebben een stuurgroep. Negen projecten hebben een aparte stuurgroep. Bij zes projecten wordt de stuurgroep gekoppeld aan het inclusieoverleg. Bij één project fungeert het inclusieoverleg als stuurgroep. Bij twee projecten werd er geen aparte stuurgroep opgericht voor het therapeutisch project. De bestaande structuren van het netwerk waarbinnen het TP is ingebed, worden gebruikt. Bij twaalf projecten zitten voornamelijk directieleden en stafmedewerkers rond de tafel; bij twee projecten zijn dat voornamelijk hulpverleners. Vier projecten hebben een stuurgroep met een heterogene samenstelling. Bij één project, waar het inclusieoverleg fungeert als stuurgroep, zijn voornamelijk diensthoofden aanwezig. Bij beslissingen op directieniveau worden de directieleden ad hoc uitgenodigd of krijgen de afgevaardigden het mandaat om te beslissen.
76/99
2.1.6 Coördinatie "volwassenen: algemeen" A. Beschrijving De Nederlandstalige projecten realiseren de coördinatie van hun project in de vorm van personeel dat aangeworven of vrijgesteld wordt om (hoofdzakelijk) organisatorische en administratieve taken uit te voeren en zo de continuïteit van het project te bewaken. Bij alle projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" worden deze aangestuurd door een stuurgroep (cf. 2.1.5). Opvallend is dat de meeste Nederlandstalige projecten een opsplitsing maken tussen de figuur van de inhoudelijke coördinator en de administratieve coördinator. De inhoudelijke coördinator staat doorgaans in voor de aansturing en de logistieke ondersteuning van het overleg. Hij staat dicht bij de dagelijkse praktijk van het overleg. De administratieve coördinator (bij de Nederlandstalige therapeutische projecten dikwijls een rol voor een betrokken GDT) fungeert als doorgeefluik tussen de projecten en het RIZIV en staat in voor de facturatie van de overlegmomenten. a. Inhoudelijke coördinator Opzet Tijd
Extra
Dienst of voorziening PAAZ
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
9,5u/week
PZ
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE + administratieve ondersteuning.
9,5u/week
BW
TP 19
19u/week
VAPH
TP 31
19u/week
PZ
Administratieve ondersteuning voor input patiëntenregistratie KCE.
TP 34
19u/week
CGG
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE + administratieve ondersteuning.
TP 1
19u/week
PZ
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
TP 22
19u/week
CGG
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
TP 35
12u/week
GDT
Aparte enquêteurs voor patiëntenregistratie KCE vanuit samenwerkingsverband tussen vier TP.
TP 38
Geen vaste uren.
PZ
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
8u/week
PZT
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE + administratieve ondersteuning voor input.
4u/week
PZT
TP 17
19u/week Twee IC
TP 18
15
16
Twee IC TP 39
15 16
De twee IC staan elk in voor een andere regio, respectievelijk Diest en Tienen. Vanuit vzw Kinsbergen, intersectoraal samenwerkingverband vanuit VAPH.
77/99
TP 40
24u/week
BW
TP 42
12u/week
PAAZ
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
TP 101
19u/week
PZ
Administratieve ondersteuning voor input patiëntenregistratie KCE. Ondersteuning door projectmedewerkers.
TP 14
15u/week
CGG
TP 20 18
19u/week
GDT
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
TP 24 19
19u/week
PZ
Administratieve ondersteuning voor input patiëntenregistratie KCE. Ondersteuning door projectmedewerkers.
TP 25
10u/week
PZ
Aparte enquêteur voor patiëntenregistratie KCE.
19u/week
CGG
Administratieve ondersteuning voor input patiëntenregistratie KCE. Administratieve ondersteuning vanuit netwerk.
16u/week
PZ
Extra ondersteuning vanuit PZ.
17
TP 43
TP 77
20
17
Daarnaast is de IC ook 19u/week vrijgesteld voor TP 24. De IC werkt als één team met de IC van TP 28 en met de medewerkers van het team PZT, die door dezelfde partners geïnitieerd worden. 19 Daarnaast is de IC ook 19u/week vrijgesteld voor TP 101. 20 Het TP zit ingebed in het bestaande lokale netwerk sociale psychiatrie. 18
78/99
Taken
TP 31
TP 34
21
Webapplicatie
TP 19
Contact met de cliënt
Bevraging
21
Inhoudelijke inbreng
Contact en opvolging
TP 18
Patiëntenregistratie KCE
Organisatie en administratie TP 17
Bekendmaking
Inclusie- en opvolgoverleg
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
Beperkt.
ja
ja
nee
nee
Eén IC heeft regelmatig contact (uitnodiging voor elk opvolgoverleg); andere IC beperkt (via zorgbemiddelaar).
ja
ja
nee
nee
Beperkt.
ja
ja
nee
ja
nee
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. Eén van de IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener: bij deze dossiers wel actieve inbreng.
ja
Inbreng vanuit dubbele positie: IC en coördinator van intersectoraal samenwerkingsverband (vanuit VAPH). Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener: bij deze dossiers wel actieve inbreng.
Beperkt, behalve bij cliënten waarbij IC ook als hulpverlener betrokken is.
ja
ja
Enkel cliënten waarbij IC ook als hulpverlener betrokken is.
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener: bij deze dossiers wel actieve inbreng.
Regelmatig: kennismaking, voorbereiding overleg, aanspreekpunt. Duidelijk onderscheid: IC is geen hulpverlener.
ja
ja
nee
Voor TP 18 zijn twee IC actief (regio Diest en regio Tienen).
79/99
TP 1
TP 22
TP 35
TP 38
TP 39
TP 40
TP 42
ja
Inhoudelijke expertise m.b.t. dialectische gedragstherapie (basisvisie TP). IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener (neemt soms de rol van zorgbemiddelaar op): bij deze dossiers actieve inbreng.
Varieert: soms meer als betrokken hulpverlener, soms meer als IC (m.b.t. organisatorische aspecten of bestaande zorgaanbod).
ja
ja
nee
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener (neemt soms de rol van zorgbemiddelaar op): bij deze dossiers actieve inbreng. De IC is niet op elk opvolgoverleg aanwezig (afstemming met zorgbemiddelaar).
Beperkt, behalve bij cliënten waarbij IC ook als hulpverlener betrokken is. Bij sommige cliënten ook contact bij aanmelding.
ja
ja
nee
nee
soms
Algemene inhoudelijke aansturing van het TP in zijn totaliteit. IC neemt doorgaans niet deel aan opvolgoverleg.
nee
Enkel statische gegevens.
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
Beperkt.
Beperkt.
ja
nee
Enkel statische gegevens.
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. De IC participeert enkel aan het eerste opvolgoverleg.
Beperkt.
ja
ja
nee
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
Beperkt. Bij sommige cliënten contact bij aanmelding.
ja
ja
ja
ja
ja
Moeilijke evenwichtsoefening binnen TP. Inhoudelijke inbreng varieert per cliënt (naargelang betrokken partners). De IC participeert steeds aan het eerste opvolgoverleg; participatie aan verder opvolgoverleg varieert.
Beperkt.
Beperkt.
ja
nee
nee
Beperkt.
ja
ja
80/99
TP 101
TP 14
TP 20
TP 24
TP 25
TP 43
TP 77
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
Beperkt.
ja
ja
Gedeeltelijk.
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
Beperkt.
ja
ja
nee
ja
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC neemt niet altijd deel aan opvolgoverleg, wanneer dit door de zorgbemiddelaar kan overgenomen worden.
Beperkt.
ja
ja
nee
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod.
Beperkt.
ja
ja
Gedeeltelijk.
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener. IC neemt soms de rol van zorgbemiddelaar op, wanneer geen enkele betrokken hulpverlener dit wil of kan. Algemene toelichting en intervisie m.b.t. psychose.
Beperkt, behalve bij cliënten waarbij IC ook als hulpverlener betrokken is.
ja
ja
nee
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener: bij deze dossiers actieve inbreng.
Intakegesprekken voor netwerk. Daarna beperkt; kan op expliciete vraag overleg voorbereiden met cliënt.
ja
Enkel cliënten waarbij IC ook als hulpverlener betrokken is.
nee
ja
Minimale inhoudelijke inbreng vanuit eigen expertise en kennis van het zorgaanbod. IC is bij een aantal cliënten betrokken als hulpverlener: bij deze dossiers actieve inbreng.
ja
Enkel cliënten waarbij IC ook als hulpverlener betrokken is.
nee
Intensief. IC leidt cliënten toe tot de GGZ.
ja
ja
81/99
Inclusie- en opvolgoverleg (zie ook 2.1.3 en 2.1.4) De hoofdtaak van alle IC is de organisatie en administratie van het inclusie- en opvolgoverleg. Dit behelst ondermeer het contact nemen met hulpverleners (en soms ook rechtstreeks met cliënten en/of mantelzorgers), het vastleggen van data en vergaderlocaties, uitnodigingen en agenda's opmaken en versturen, verslaggeving, het invullen van het plan tenlasteneming en de aanwezigheidslijsten, de nodige documenten bezorgen aan de administratieve coördinator en de respectievelijke overheden en instanties, etc.. Voorafgaand aan het inclusieoverleg neemt de IC ook al taken op in het kader van de aanmelding (cf. 2.1.1) van potentiële nieuwe cliënten. Bovendien blijkt de IC doorgaans ook in te staan voor het bewaken van de RIZIV-regelgeving inzake het inclusieen opvolgoverleg. De intrinsieke betrokkenheid van de IC bij het casusoverleg verschilt wel tussen de projecten. De IC van vier TP nemen niet (altijd) deel aan het opvolgoverleg. De ondersteuning en aansturing van het overleg wordt gedelegeerd aan de zorgbemiddelaar of een betrokken hulpverlener (vanaf het eerste of tweede opvolgoverleg). Door de formele verplichtingen terzake is dit niet evident. De IC van de andere projecten nemen doorgaans wel deel aan het opvolgoverleg. Het is duidelijk dat dit bij verschillende modellen van opvolgoverleg (vast moment met steeds dezelfde partners vs. steeds wisselend op maat van een individuele cliënt, cf. 2.1.4) een andere inspanning en tijdsinvestering impliceert. De IC van één project stuurt de werking van het TP inhoudelijk aan op een algemeen niveau (niet op het niveau van concreet casusoverleg). De IC van dit project is meestal niet aanwezig op het opvolgoverleg. De organisatie hiervan ligt in handen van de erkende thuiszorgcoördinatoren of een betrokken hulpverlener. Bij negen projecten beperkt de inhoudelijke inbreng van de IC op het niveau van het overleg zich tot een algemene inbreng vanuit de professionele expertise en ervaring van de IC en de opgebouwde kennis betreffende het bestaande (GGZ-)zorgaanbod. De IC is in de eerste plaats een facilitator: hij ondersteunt het proces op een neutrale manier en laat de inhoudelijke inbreng betreffende individuele casussen hoofdzakelijk vanuit de betrokken partners komen. De IC van deze projecten hebben doorgaans weinig rechtstreeks contact met de cliënt; dit verloopt via de betrokken hulpverlener(s). Bij zeven andere projecten is de IC, naast zijn hoedanigheid als inhoudelijk coördinator, ook als hulpverlener betrokken bij een aantal cliënten van het TP. Deze IC combineren de functie van inhoudelijke coördinator met een andere deeltijdse functie als hulpverlener. De IC heeft bij deze dossiers natuurlijk een concrete en relevante inbreng als betrokken hulpverlener. Ook is er een nauwer contact met deze cliënten. Het is niet altijd evident om beide functies gescheiden te houden. Drie projecten geven aan dat de IC ook met cliënten waarbij hij niet betrokken is als hulpverlener een uitgebreider contact heeft. Hierbij wordt wel duidelijk gewezen op het onderscheid tussen de rol van een IC en de rol van een hulpverlener. Deze contacten hebben vooral betrekking op organisatorische en praktische facetten van het casusoverleg. Bij één project dat twee IC tewerkstelt, komen beide bovenstaande variaties qua inhoudelijke inbreng op casusniveau door de IC voor. Eén project werkt vanuit een duidelijke theoretische visie: de dialectische gedragstherapie. De expertise van de IC bevindt zich ook op dit domein. De inbreng van de IC op casusniveau wordt dan ook sterk vanuit dit denken gestuurd. Bij één project combineert de IC haar functie binnen het TP met een functie als coördinator van een instersectoraal samenwerkingsverband, geïnitieerd vanuit het VAPH. Ook dit heeft een invloed op de inbreng die de IC formuleert op casusniveau. Eén project geeft aan dat het zoeken naar de juiste rol van de IC op casusniveau een delicate evenwichtsoefening is. Binnen dit project varieert de mate waarin de IC een inhoudelijke inbreng formuleert van cliënt tot cliënt, afhankelijk van de betrokken partners. Stuurgroep De IC neemt doorgaans deel aan de stuurgroep van het project. Bekendmaking De bekendmaking van het project behoort tot het takenpakket van de IC. Twee projecten van deze cluster hebben slechts beperkte stappen met betrekking tot het bekendmaken van het project ondernomen. Dit heeft
82/99
vooral te maken met het feit dat deze projecten hoofdzakelijk op de formele partners steunen en dat deze al voldoende op de hoogte waren van het TP. De andere projecten hebben uitgebreid werk gemaakt van de bekendmaking en geven ook aan dat dit geloond heeft. Het betreft presentaties van het project bij diverse partners en op verschillende fora, bekendmaking via de OGGZ, folders, mailings, telefonisch contact, websites, etc.. Een aantal projecten geven aan dat reeds bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden een belangrijk kanaal vormen voor de bekendmaking van het TP. Volgens sommige projecten is het belangrijk om dit tijdig te herhalen; een aantal andere projecten vinden dit niet meer nodig aangezien de caseload nu al relatief hoog is en er eigenlijk weinig ruimte is voor nieuwe inclusies. Patiëntenregistratie KCE Bij elf projecten beperken de taken van de IC met betrekking tot de patiëntenregistratie zich tot een minimum: het aanleveren van de contactgegevens, eventueel het voorstellen van de patiëntenregistratie aan de cliënten en het opvolgen van de stand van zaken. Bij deze projecten is telkens een aparte enquêteur belast met de eigenlijke afname van de vragenlijsten en de registratie via de (verwachte) webapplicatie. Bij één project wordt verwacht dat de IC zowel de afname van de vragenlijsten als het inputten van de informatie in de webapplicatie zal doen. Bij twee projecten gebeurt de afname van de vragenlijsten door de betrokken hulpverlener en zal de IC instaan voor de input in de webapplicatie. Bij drie projecten staat de IC in voor de afname van de vragenlijsten bij cliënten waarbij hij ook als hulpverlener betrokken is; voor de andere cliënten is dit de betrokken hulpverlener. De input in de webapplicatie zou gebeuren door een aparte administratieve kracht. Bij twee projecten staat de IC samen met een psycholoog van het initiatiefnemend PZ in voor de afname van de vragenlijsten; de input in de webapplicatie zal opgenomen worden door een administratieve medewerker.
83/99
b. Administratief coördinator GDT
Bijdrage TP aan GDT
TP 17
GDT LISTEL
€ 2.000/jaar
TP 18
GDT GOAL
€ 2.000/jaar
TP 19
Geen GDT.
TP 31
Geen GDT.
TP 34
GDT LISTEL
€ 2.000/jaar
Thuiszorgoverleg Mechelen
Eenmalig € 1.000 (onkosten registratie- en facturatieprogramma).
TP 22
GDT GOAL
€ 2.000/jaar
TP 35
OVOSIT
Geen bijdrage.
TP 38
OVOSIT
Geen bijdrage.
TP 39
OVOSIT
Geen bijdrage.
TP 40
GDT Turnhout
€ 12,50 (vast) per cliënt
TP 42
GDT Zuid-West-Vlaanderen
€ 3.200 voor eerste jaar; verder € 2.500/jaar.
GDT LISTEL
€ 2.000/jaar
TP 14
BOT
Geen bijdrage
TP 20
GDT Netwerk Thuiszorg
Nog geen afspraken.
TP 24
GDT LISTEL
€ 2.000/jaar
TP 25
SIT Oostkust
€ 3.000/jaar
TP 43
OVOSIT
Geen bijdrage.
TP 77
OVOSIT
Geen bijdrage.
TP 1
TP 101
22
.
Bij twee projecten worden de taken in het kader van de administratieve coördinatie niet opgenomen door een GDT. De overige 17 projecten hebben allemaal een GDT als formele partner die deze taken opneemt. De administratieve coördinator heeft als formele partner doorgaans geen inhoudelijke inbreng in het TP. In de praktijk kunnen eerstelijnspartners (vb. huisartsen) aan het opvolgoverleg participeren als vertegenwoordiger van de formele partner GDT (cf. verplichte aanwezigheid van drie formele partners op het opvolgoverleg). GDT LISTEL heeft een webapplicatie ontwikkeld waarin de IC de te factureren gegevens elektronisch kunnen invoeren. SIT Zennevallei voorziet een elektronisch zorgplan (e-zorgplan). Deze webapplicatie werd oorspronkelijk ontwikkeld in het kader van de zorgcoördinatie binnen de eerstelijn. Deze zal uitgebreid worden om ook beter de modaliteiten van de therapeutische projecten te kunnen registreren. B. Bedenkingen Een eerste belangrijke vaststelling is dat de verschillende projecten een heel diverse invulling geven aan de figuur van de inhoudelijke coördinator, zowel op praktisch vlak (aantal uren, vanuit welke dienst, samenwerking of ondersteuning met andere medewerkers) als op het vlak van taakomschrijving. De administratieve coördinatie wordt binnen 17 van de 19 projecten door een GDT opgenomen. De taken van de inhoudelijke coördinator staan voornamelijk in het teken van de organisatie, de procesbewaking en de logistieke ondersteuning van het overleg. De administratieve coördinator staat in voor de facturatie t.a.v. het RIZIV. Deze personeelsomkadering ontlast de hulpverleners (voor wie dergelijk cliëntoverleg sowieso een extra taakbelasting vormt) en garandeert het bewaken van de continuïteit van het proces (inclusief het bewaren van het overzicht en het instaan voor het naleven van de RIZIV-regels). 22
Bovenop de € 12,50 (+index) per cliënt die elke SIT/GDT van het RIZIV ontvangt.
84/99
In de projecten waarin een externe zorgbemiddelaar (i.c. dikwijls de meest betrokken hulpverlener of de hulpverlener die een vertrouwensband met de cliënt heeft opgebouwd) aangeduid wordt, dient een goede afstemming tussen de taken van de zorgbemiddelaar en de IC gezocht te worden. Het is duidelijk dat de rol van inhoudelijk coördinator binnen de verschillende projecten op een andere manier ingevuld wordt. Dit vereist telkens andere specifieke capaciteiten en vaardigheden. Een aantal kenmerken blijken toch een meerwaarde voor het werk van een inhoudelijke coördinator: - ervaring in en kennis van de GGZ-sector in het bijzonder en in de brede gezondheids- en welzijnssector in het algemeen; - een uitgebreid netwerk binnen het werkingsgebied van het project (deuren gaan sneller open, weerstand wordt gemakkelijker overwonnen); - flexibel en drukbestendig kunnen werken: veel inhoudelijke coördinatoren geven aan dat ze een vrij grote werkdruk ervaren. Natuurlijk hangt dit voor een groot stuk samen met de manier waarop het inclusie- en vooral het opvolgoverleg georganiseerd wordt (cf. 2.1.4).
85/99
2.1.7 Conclusie In het algemeen geven de TP zelf aan een duidelijke meerwaarde van het werken in therapeutische projecten te ervaren. In de vorige rapporten (dd. 31 maart 2008) zijn we hier dieper op ingegaan. De belangrijkste positieve effecten die genoegzaam door de therapeutische projecten worden gedeeld, zijn: - kennismaking en verbeterde samenwerking tussen de partners; - betere communicatie tussen de partners onderling en ten aanzien van de cliënt en zijn omgeving; - betere afstemming van de hulpverlening op elkaar; - wederzijdse ondersteuning en expertise-uitwisseling tussen partners; - verbetering van de kwaliteit van de hulpverlening op zich; - verzekeren van de continuïteit van de zorg. Deze bevindingen zijn echter moeilijk objectief te kwantificeren en te meten binnen het opzet van de procesevaluatie door de Overlegplatforms GGZ. De informatie die uitgewisseld wordt op de clustervergaderingen stelt ons wel in staat om een aantal conclusies en bedenkingen te formuleren met betrekking tot de manier waarop het casusoverleg en de coördinatie in de projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" vorm krijgen. Geestelijke gezondheidszorg De therapeutische projecten blijken vooral een verhaal te zijn van partners uit de geestelijke gezondheidszorg. Dit hoeft gezien de doelgroep "patiënten met chronische en complexe psychiatrische problematieken" niet te verwonderen. Toch merken we in deze cluster ook een substantiële betrokkenheid van andere sectoren. Dit blijkt ondermeer uit: - de samenwerkingsovereenkomst (twee derde van de formele partners zijn actief in de GGZ, maar er is toch een substantiële vertegenwoordiging vanuit de eerstelijn; bij een aantal projecten is het VAPH nadrukkelijk aanwezig); - de IC werkt steeds vanuit een formele GGZ-partner; - de aanmeldingen komen hoofdzakelijk van GGZ-partners; - voornamelijk GGZ-partners nemen deel aan het casusoverleg, alhoewel er ook hier een wezenlijke participatie vanuit de eerstelijnspartners en de categorie "andere" vastgesteld kan worden. Formele partners Meer nog dan een verhaal vanuit de geestelijke gezondheidszorg, zijn de therapeutische projecten een verhaal van formele partners. De aanmeldingen van geïncludeerde cliënten bij de projecten uit de cluster "volwassenen: algemeen" zijn voornamelijk (maar liefst 80%) afkomstig van de formele partners van de projecten. Twee op drie aanmeldingen komen van formele GGZ-partners. Vier projecten vormen hier een uitzondering op: zij hebben heel veel aanmeldingen van informele partners. Voor alle projecten uit deze cluster geldt eveneens dat vooral formele partners effectief participeren aan het opvolgoverleg. Toch merken we in deze cluster dat, ook al is de aanwezigheid van formele partners op het opvolgoverleg numeriek veel groter, er opvallend veel verschillende informele partners betrokken zijn, en dit dikwijls slechts bij een beperkt aantal cliënten. Dit kan een indicatie zijn van het feit dat de projecten echt op maat van de cliënt proberen te werken en specifieke partners, die vaak maar bij één casus betroken zijn, ook bij het overleg rond die cliënt betrekken. Belangrijke rol voor de inhoudelijke coördinator De personele onderbouw van de therapeutische projecten in de figuur van de inhoudelijke coördinator speelt een belangrijke rol in de werkbaarheid en de slaagkansen van het project. De IC staat in voor de continuïteit van het project, bewaakt het proces en faciliteert het concrete casusoverleg. Een goede IC kent het werkveld (binnen en buiten de geestelijke gezondheidszorg), heeft een uitgebreid netwerk en is in staat om flexibel en drukbestendig te werken. In de cluster "volwassenen: algemeen" merken we wel dat de link tussen de standplaats van de IC en het aantal aangebrachte aanmeldingen vanuit die partner, veel minder sterk is dan in andere clusters.
86/99
Diversiteit en flexibiliteit Misschien wel de belangrijkste vaststelling met betrekking tot het overleg en de coördinatie binnen deze cluster, is de diversiteit die zich op het werkveld voordoet, zelfs binnen eenzelfde cluster. De therapeutische projecten verschillen van elkaar op de volgende vlakken: - de samenwerkingsovereenkomst (welke formele partners worden bij het TP betrokken); - de modellen van het inclusie- en opvolgoverleg (frequentie, locatie, vertegenwoordiging, de inhoud van het overleg, koppeling aan ander overleg, etc.); - het opzet en concrete takenpakket van de inhoudelijke coördinator; - het al dan niet werken met een stuurgroep. Elk therapeutisch project ontstaat in een specifieke context, met specifieke partners en specifieke gewoontes en tradities. Een adequate regelgeving houdt rekening met deze individuele eigenheid van de therapeutische projecten en probeert de specifieke overleg- en coördinatievormen te faciliteren en te versterken. Zorgvernieuwing en zorg op maat hangen noodzakelijkerwijze samen met deregulering en flexibilisering. De strikte reglementering van de therapeutische projecten en de zware administratieve belasting worden vaak als contradictorisch met deze doelstellingen ervaren. RIZIV-regelgeving De meeste projecten van deze cluster ervaren de RIZIV-regelgeving inzake de organisatie van het inclusie- en opvolgoverleg als een knelpunt. Op het vlak van het inclusieoverleg lijkt de verplichte (fysieke) aanwezigheid van alle formele partners in de praktijk niet altijd haalbaar. Alledaagse geplande maar ook onvoorziene omstandigheden zoals ziekte, verlof of autopech kunnen hierdoor serieuze knelpunten worden bij de organisatie van het inclusieoverleg. Wat betreft het opvolgoverleg lijkt vooral de verplichte trimesteriële spreiding van het opvolgoverleg niet te corresponderen met de noden en verwachtingen van de projecten (en in se de cliënt). In sommige periodes is sneller en meer overleg nodig, bijvoorbeeld bij crisissituaties of ingrijpende veranderingen in het leven van de cliënt. In mindere mate lijkt ook de verplichte aanwezigheid van drie formele partners op het opvolgoverleg voor sommige projecten een hindernis. Het is frappant dat het niet kunnen beantwoorden aan de RIZIV-regelgeving bij verschillende projecten aangegeven wordt als reden tot exclusie. In het algemeen pleiten de projecten voor meer flexibiliteit. Anderzijds geven sommige projecten ook aan dat het vastleggen van een aantal administratieve verplichtingen (bv. verslag inclusie- en opvolgoverleg, plan ten lasteneming, etc.) en de verplichte spreiding kunnen zorgen voor meer continuïteit en een consolidering van het proces. De bestaande procedurele RIZIV-regelgeving genereert als het ware een dubbel (tegenstrijdig) effect: - enerzijds beperkt ze de individuele vrijheid van projecten om op zoek te gaan naar de meest geschikte manier van overleg in functie van de best mogelijk afgestemde zorg voor een individuele cliënt; - anderzijds verstevigt ze de fundamenten van het overleg en bewaakt ze de continuïteit van het individuele zorgtraject. Ter volledigheid dienen we hier ook op te merken dat de strikte RIZIV-regelgeving gevolgen kan hebben op het vlak het beroepsgeheim (cf. 2.2.4 G).
87/99
2.2 Ervaringen rond het uitwisselen van patiëntinformatie 2.2.1 Inleiding In de clustervergaderingen van het tweede werkingsjaar hebben we ons, wat betreft het uitwisselen van patiëntinformatie, beperkt tot een analyse van het beroepsgeheim. In latere clustervergaderingen zullen we ter volledigheid ook nog de Wet Verwerking Peroonsgegevens bespreken. Het beroepsgeheim werd op de derde clustervergadering (april 2008) behandeld met advies en ondersteuning van Dhr. Gianni Loosveldt, vrijwillig wetenschapelijk medewerker aan de K.U.Leuven – faculteit rechtsgeleerdheid. Na de clustervergadering volgden verschillende contacten met Dhr. Loosveldt om overblijvende onduidelijkheden uit te klaren. Gianni Loosveldt baseert zich voor zijn interpretatie van het beroepsgeheim op de visie zoals die beschreven staat 23 in het boek "Beroepsgeheim en hulpverlening" van Isabelle Van der Straete en Johan Put . Van der Straete en Put hanteren een vrij moderne kijk op het concept beroepsgeheim, die de geest van artikel 458 van het strafwetboek probeert te verzoenen met de huidige evoluties binnen de hulpverlening (samenwerking en netwerkvorming). Zoals uit het onderstaande zal blijken, valt de praktijk van de therapeutische projecten (i.c. het cliëntoverleg) op vandaag moeilijk te rijmen met een strikte interpretatie van het beroepsgeheim. De bespreking op de clustervergaderingen – gebaseerd op de vernieuwende kijk van Van der Straete en Put – had een drievoudig doel: - het maken van een analyse van de verhouding tussen het beroepsgeheim en het werken in therapeutische projecten, als bron van informatie voor eventuele verdere (wetgevende) stappen in de richting van zorgcircuits en zorgnetwerken; - het uitwisselen van ervaringen en goede praktijken terzake tussen de projecten onderling; - het aanbieden van handvaten om zorgvuldig met deze problematiek om te springen, binnen de grenzen van een vernieuwende visie op het beroepsgeheim. 2.2.2 Theoretisch kader beroepsgeheim A. De basis voor het beroepsgeheim: artikel 458 van het strafwetboek
"Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd en deze bekendmaken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van honderd tot vijfhonderd euro." B. Wat is het beroepsgeheim? Het beroepsgeheim legt een geheimhoudingsplicht op aan bepaalde actoren. Deze geheimhoudingsplicht heeft betrekking op geheimen waarvan iemand kennis heeft genomen uit hoofde van zijn beroep of staat (cf. infra). Geheimen zijn feiten die vanuit hun aard geheim zijn, maar ook feiten die volgens de beleving van de cliënt geheim zijn. Het gaat om alles wat uitdrukkelijk of stilzwijgend aan de hulpverlener wordt toevertrouwd. Dit hoeft niet noodzakelijk op mondelinge wijze gebeuren. Ook alles wat gezien of gehoord wordt, is geheim. Informatie die door derden wordt meegedeeld, moet eveneens geheim blijven. En ook de bevestiging van een reeds bekend feit kan als een schending van het beroepsgeheim gezien worden. Informatie die anoniem wordt meegedeeld en die dus niet aan één bepaalde persoon of groep van personen kan toegeschreven worden, valt niet onder de geheimhoudingsplicht.
23
VAN DER STRAETE I. en PUT J., Beroepsgeheim en hulpverlening, Brugge, die Keure, 2005, 267 p.
88/99
C. Wie is gebonden door het beroepsgeheim? Noodzakelijke vertrouwenspersonen uit hoofde van beroep of staat De geheimhoudingsplicht geldt voor iedereen die uit hoofde van beroep of staat een noodzakelijke vertrouwensfunctie uitoefent: - "Noodzakelijke vertrouwenspersonen" zijn die personen waar de cliënt met het oog op de nodige zorgen hulpverlening niet buiten kan. - De notie "noodzakelijke vertrouwenspersonen uit hoofde van beroep" heeft betrekking op alle gezondheidsberoepen (medici, paramedici, …) met een vertrouwensfunctie. - De notie "noodzakelijke vertrouwenspersonen uit hoofde van staat" heeft betrekking op semiprofessionelen (vrijwilligers, stagiairs, …) in een georganiseerd verband. De cliënt kan deze vertrouwenspersoon niet noodzakelijk onderscheiden van een professionele hulpverlener. Een vrijwilliger is pas gebonden aan het beroepsgeheim indien hij deel uitmaakt van een georganiseerd verband en een noodzakelijke vertrouwenspersoon is. Er is geen sprake van beroepsgeheim wanneer een hulpverlener op toevallige wijze kennis krijgt van een geheim, los van zijn beroep of staat (bv. wanneer een arts in zijn vrije tijd op toevallige wijze informatie over een cliënt verwerft). De geheimhoudingsplicht blijft ook gelden na de beëindiging van de vertrouwensrelatie (bv. wanneer een cliënt niet langer in behandeling is bij een arts). Ondersteunend personeel Ondersteunende personeelsleden (secretariaat, onderhoudspersoneel, …) zijn niet gebonden aan het beroepsgeheim, maar hebben wel een discretieplicht (cf. infra). De wetgeving van de CGG en de CAW maakt hierop een uitzondering: alle medewerkers zijn gebonden door het beroepsgeheim. Hulpverleners met een dubbel mandaat Bepaalde hulpverleners hebben een dubbel mandaat. Zij hebben naast hun finaliteit als hulpverlener, ook nog een maatschappelijke controlerende opdracht (in de praktijk meestal een soort rapporteringsverplichting aan een gerechtelijke of administratieve overheid). Zij zijn niet louter hulpverlener voor de cliënt, maar tegelijk ook een soort controleur. Deze hulpverleners hebben geen beroepsgeheim ten aanzien van hun opdrachtgever: alles wat verband houdt met hun opdracht moet gerapporteerd worden. Het is heel belangrijk dat de cliënt duidelijk geïnformeerd wordt over de dubbele hoedanigheid van deze hulpverleners. Het delen van informatie met deze partners kan voor de cliënt soms aanzienlijke gevolgen hebben. Ondermeer volgende hulpverleners kunnen worden beschouwd als hulpverleners met een dubbel mandaat: justitiële partners; medewerkers van de sociale dienst van de politie; maatschappelijk werkers van een OCMW. Voor alle duidelijkheid: niet alle hulpverleners met een rapporteringsplicht worden beschouwd als hulpverleners met een dubbel mandaat. Pas wanneer een hulpverlener naast de hulpverlening ook een expliciete controlerende finaliteit heeft, spreken we over een dubbel mandaat. Bepaalde hulpverleners hebben vanuit hun functie wel een bepaalde rapporteringsplicht, maar zijn desalniettemin finaal enkel en alleen hulpverlener. Deze rapporteringsplicht wordt niet beschouwd als een schending van het beroepsgeheim, omdat het om een wettelijke verplichting gaat. D. Schending van het beroepsgeheim Er moet sprake zijn van opzet om het beroepsgeheim te schenden. Een hulpverlener moet de intentie hebben om gegevens die onder de geheimhoudingsplicht vallen, bekend te maken, ongeacht of dit met goede of slechte bedoelingen gebeurt. Bij nalatigheid of onoplettendheid, bv. het laten rondslingeren van persoonlijke informatie, is er geen sprake van schending van het beroepsgeheim, aangezien er geen intentie was om een geheim bekend te maken. Dergelijke nalatigheid kan echter wel een probleem vormen in het kader van de Wet Verwerking Persoonsgegevens.
89/99
Het beroepsgeheim wordt al dan niet geschonden bij een bedoelde bekendmaking van geheime informatie ten aanzien van bepaalde personen: - Het beroepsgeheim kan niet worden ingeroepen ten aanzien van de cliënt. Dit betekent dat een hulpverlener zich niet op het beroepsgeheim kan beroepen om de cliënt informatie te onthouden, of – als we deze redenering doortrekken – om hem te weigeren om deel te nemen aan het casusoverleg. Let wel: het beroepsgeheim geldt in dit geval niet voor de hulpverlener. Dit impliceert enkel dat de hulpverlener in dit geval niet gebonden is aan de opgelegde geheimhoudingsplicht. Dit zegt echter niets over het recht van de cliënt om al dan niet deel te nemen aan het casusoverleg. Een cliënt kan zich niet op het beroepsgeheim baseren om zijn deelname aan een casusoverleg als een recht op te eisen. - Ten aanzien van naastbestaanden (de nabije omgeving van de cliënt) geldt de geheimhoudingsplicht wel. Er mag – indien men de regelgeving strikt interpreteert – geen cliëntinformatie worden doorgegeven aan naastbestaanden. De rechtspraak en rechtsleer zijn op dit vlak echter zeer toegeeflijk, tenzij de cliënt expliciet een veto stelt (cf. participatie van mantelzorgers aan het casusoverleg). Indien nodig kan een hulpverlener trachten de cliënt te overtuigen om zelf informatie te verstrekken aan de nabije omgeving van de cliënt. - Het is belangrijk om na te gaan waaruit de opdracht van een wettelijke vertegenwoordiger (bv. de voorlopig bewindvoerder) bestaat wanneer een hulpverlener met deze informatie wil delen. Als de wettelijke vertegenwoordiging enkel betrekking heeft op bv. financiële zaken, dan kan men enkel informatie delen die te maken heeft met de financiële situatie van de cliënt. Over andere aspecten van het leven van de cliënt is men gebonden aan de geheimhoudingsplicht. - Het ontbreekt aan duidelijke wetgeving wat betreft de toepasbaarheid van het beroepsgeheim ten aanzien van vertrouwenspersonen. - De geheimhoudingsplicht geldt onverkort ten aanzien van leidinggevenden van een hulpverlener die aan het beroepsgeheim gebonden is. Indien de leidinggevende deelneemt aan de hulpverlening, dan kan men zich beroepen op het gedeeld beroepsgeheim. Bij informatie-uitwisseling met het oog op beleidszaken geldt het beroepsgeheim ten volle en moet er anoniem worden gewerkt. E. Beroepsgeheim versus discretieplicht De discretieplicht is de verplichting om bij het uitoefenen van een ambt of functie geen gegevens vrij te geven aan anderen dan diegenen die gerechtigd zijn er kennis van te nemen. De rechtsbron voor de discretieplicht is de Arbeidsovereenkomstenwet (art. 17, 3°, a): "De werknemer is verplicht zowel gedurende de overeenkomst als na
de beëindiging ervan, zich ervan te onthouden fabrieksgeheimen of geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden, waarvan hij in de uitoefening van zijn beroepsarbeid kennis neemt, bekend te maken.". Via de arbeidsovereenkomstenwet zijn alle personeelsleden gebonden aan de discretieplicht, ook ondersteunend personeel. Op een hulpverlener kan zowel beroepsgeheim als discretieplicht rusten.
De grote verschilpunten tussen het beroepsgeheim en de discretieplicht worden in onderstaand kader verduidelijkt: Discretieplicht
Beroepsgeheim
In belang van de dienst of onderneming.
In belang van de vertrouwensrelatie.
Geldt niet ten aanzien van collega's of overste.
Geldt ten aanzien van iedereen.
Geen zwijgrecht ten aanzien van rechter.
Zwijgrecht.
De basis van de discretieplicht is het beschermen van het belang van de dienst of onderneming waar de werknemer werkt, terwijl het beroepsgeheim de vertrouwensrelatie tussen de hulpverlener en de cliënt beschermt. De discretieplicht kan niet ingeroepen worden binnen de setting waar men werkt. De discretieplicht kan niet ingeroepen worden wanneer men van rechtswege informatie bekend moet maken, terwijl het beroepsgeheim wel ten aanzien van de rechter blijft gelden. F. Pistes om als TP binnen de huidige regelgeving zorgvuldig om te gaan met het beroepsgeheim In de huidige regelgeving ziet Gianni Loosveldt drie pistes om binnen het kader van de therapeutische projecten zorgvuldig met de regelgeving omtrent het beroepsgeheim om te springen. Deze pistes zijn gebaseerd op een vernieuwende visie op het beroepsgeheim die opgang maakt binnen de rechtsleer, en niet op de letter van de wet. Bijgevolg zijn deze pistes juridisch zeer broos. Toch creëren ze mogelijkheden en openingen voor de praktijk binnen de projecten. Een vierde piste werd niet door Gianni Loosveldt aangebracht, maar wel met hem afgetoetst.
90/99
De wettelijke verplichting Wanneer een materiële wet (d.w.z. een wet, een Koninklijk Besluit, een Ministerieel Besluit, een decreet of een besluit van de Vlaamse Regering) bepaalde actoren expliciet verplicht om binnen een welomschreven wettelijk kader informatie te delen, is er sprake van een wettelijke verplichting tot bekendmaking. Er kan dan geen sprake zijn van een schending van het beroepsgeheim. Let wel: het moet gaan om een expliciete verplichting, een toelating volstaat niet. Momenteel kunnen we voor bepaalde partners binnen de TP al spreken over een wettelijke verplichting. In het kader van de therapeutische projecten worden in het KB dat de therapeutische projecten regelt volgende partners als minimale partners van een TP bij naam genoemd: - een PZ of een PAAZ; - een CGG of een pilootproject "psychiatrische zorg voor patiënten in de thuissituatie of outreaching" dat wordt gesubsidieerd door de FOD Volksgezondheid; - een dienst in kader van eerstelijnsgezondheidszorg: vereniging van huisartsen, vereniging van thuisverpleging of geïntegreerde diensten voor thuisverzorging (GDT's). Volgens het KB moeten alle formele partners van het TP aan het inclusieoverleg deelnemen. Voor het inclusieoverleg vallen bovenstaande partners dus onder de wettelijke verplichting tot bekendmaking. Het beroepsgeheim wordt dan niet geschonden. Voor het opvolgoverleg kan men de wettelijke verplichting tot bekendmaking niet inroepen. In het KB worden de partners die aan het opvolgoverleg moeten deelnemen niet expliciet genoemd. De omschrijving is te vaag om van een wettelijke verplichting te spreken. Voor andere dan de hierboven beschreven partners kan men zich eveneens niet op de wettelijke verplichting tot bekendmaking beroepen om informatie op het inclusie- of opvolgoverleg te delen. De bevrijdende toestemming Volgens het klassiek meerderheidsstandpunt binnen de rechtsleer ontslaat de toestemming van de cliënt een professioneel niet van zijn beroepsgeheim. Binnen de rechtsleer pleit een minderheid echter voor de bevrijdende toestemming van de cliënt (cf. Van der Straete en Put). Dit impliceert dat als de cliënt aan een hulpverlener toestemming geeft om bepaalde informatie bekend te maken, de geheimhoudingsplicht van de hulpverlener vervalt. De toestemming van de cliënt is in deze context wel verbonden aan bepaalde voorwaarden: - Voorafgaandelijk: de cliënt moet zijn toestemming geven vóór de informatie bekend gemaakt wordt. Informatie delen met derden en achteraf toestemming vragen aan de cliënt volstaat niet. - Specifiek: het moet gaan om welbepaalde documenten, duidelijk omschreven informatiestromen, etc.. Het moet voor de cliënt duidelijk zijn welke informatie met wie gedeeld zal worden. - Vrij: de toestemming van de cliënt moet vrij gebeuren. Er mag geen sprake zijn van dwang of andere factoren die de vrije keuze van de cliënt beïnvloeden. - Uitdrukkelijk: de toestemming van de cliënt moet expliciet zijn. Een stilzwijgende toestemming volstaat niet. In deze optiek lijkt een schriftelijke procedure het meest aangeraden. Louter de aanwezigheid van de cliënt op een overleg volstaat niet om als uitdrukkelijke toestemming geïnterpreteerd te worden. - Geïnformeerd: de cliënt moet duidelijk geïnformeerd worden: wat is een therapeutisch project, wie zijn partners, etc.. In het kader van de clustervergaderingen hebben de medewerkers van de overlegplatforms GGZ ter informatie een document opgesteld dat de richtlijnen rond de bevrijdende toestemming verduidelijkt. Dit werd aan de projecten bezorgd. Het gedeeld beroepsgeheim Het gedeeld beroepsgeheim is een juridisch concept dat het mogelijk maakt om informatie tussen hulpverleners uit te wisselen. Om zich te kunnen beroepen op het gedeeld beroepsgeheim, moet de informatie-uitwisseling tussen hulpverleners voldoen aan een aantal voorwaarden: - Gebonden aan beroepsgeheim: de hulpverleners moeten allen gebonden zijn aan het beroepsgeheim en dit in dezelfde mate. Hier kunnen zich bijvoorbeeld problemen voordoen wanneer bepaalde professionelen enkel gebonden zijn aan de discretieplicht, bij deelname van hulpverleners met een dubbel mandaat (cf. supra), deelname van familieleden, etc.. - Betrokkenheid en finaliteit: de hulpverleners moeten allen betrokken zijn op de cliënt waarover overlegd wordt. Hier stelt bv. de aanwezigheid van niet betrokken hulpverleners omwille van de RIZIV-reglementering een probleem. De verplichte aanwezigheid van drie formele partners op het opvolgoverleg leidt er bij sommige projecten toe dat niet-betrokken hulpverleners aan het opvolgoverleg worden toegevoegd, om toch
91/99
-
-
drie formele partners rond de tafel te hebben. Dit leidt ook tot problemen bij die projecten die het opvolgoverleg steeds met dezelfde partners organiseren, waardoor niet noodzakelijk betrokken hulpverleners rond de tafel zitten. Noodzakelijkheid: onder de vlag van het gedeeld beroepsgeheim mag enkel noodzakelijke info uitgewisseld worden ("need to kwow" vs. "nice to know"). Belang van de hulpverlening: het overleg waarin informatie tussen hulpverleners gedeeld wordt, moet primair in het belang van de hulpverlening staan. Wanneer een overleg wordt georganiseerd om aan bepaalde subsidievoorwaarden te voldoen (bv. opgelegde trimesteriële timing in de RIZIV-reglementering), staat het belang van de hulpverlening niet centraal en kan deze informatiedeling niet gebeuren onder de noemer van het gedeeld beroepsgeheim. Geïnformeerde cliënt: de cliënt moet goed geïnformeerd zijn over de specificiteiten van het overleg en moet zich bewust zijn van de impact van het delen van geheimen.
De cliënt als drager van eigen informatie Een eventuele vierde piste (niet door Gianni Loosveldt aangebracht) beschouwt de cliënt als drager van zijn eigen informatie. Wanneer de cliënt participeert aan zijn eigen casusoverleg, kan hij in principe als draaischijf van de cliëntgebonden informatie fungeren. Wanneer een cliënt informatie over zichzelf deelt met aanwezige hulpverleners, kan er natuurlijk nooit sprake zijn van een schending van het beroepsgeheim. Deze piste heeft echter ook zijn beperkingen. Hoe moeten we dit interpreteren als een cliënt informatie van de ene hulpverlener doorgeeft aan de andere, waar hij zelf de concrete inhoud en de implicaties niet van kent of begrijpt (bv. medische informatie)? Deze problematiek stelt zich des te scherper wanneer het gaat om ouderen met chronische en complexe psychiatrische problematieken. 2.2.3 Praktijk binnen de TP Ten tijde van de derde clustervergadering waren nog twintig projecten "volwassenen: algemeen" actief. Uit de bevraging naar aanleiding van de derde clustervergadering blijkt dat veel projecten niet duidelijk het onderscheid maken tussen zaken die met het beroepsgeheim te maken hebben en aspecten in verband met de Wet Verwerking Persoonsgegevens. Het beroepsgeheim slaat op de geheimhoudingsplicht van de individuele hulpverlener, terwijl de Wet Verwerking Persoonsgegevens te maken heeft met het verwerken, opslaan en versturen (per post, mail of fax) van persoonsgegevens in dossiers, verslagen, webapplicaties etc.. Een tweede foute veronderstelling die terug komt, stelt dat professionele hulpverleners sowieso gebonden zijn aan het beroepsgeheim, omwille van hun diploma, werk of discipline. Zoals uit de bovenstaande theoretische uiteenzetting blijkt, zijn er – in het kader van een casusoverleg – andere factoren die bepalen of een hulpverlener al dan niet aan het beroepsgeheim gebonden is (cf. 2.2.2 C). Dit is zeker niet voldoende om zich te kunnen beroepen op het gedeeld beroepsgeheim (cf. 2.2.2 F). A. Inclusieoverleg Anoniem inclusieoverleg Vijf projecten van de cluster "volwassenen: algemeen" organiseren het inclusieoverleg anoniem, bij één project wordt enkel de voornaam vermeld. Eén project hiervan geeft aan uitzonderlijk toch de naam van de te includeren cliënt te noemen, als één van de aanwezige partners de cliënt denkt te kennen en meer kan inbrengen wanneer de identiteit onthuld wordt. Dit kan enkel wanneer de patiënt voorafgaand aan de inclusievergadering toestemming gaf tot deelname aan het project. Eén project vindt het moeilijk dat een anonieme inclusiebespreking noodgedwongen vrij beknopt blijft. De bespreking blijft beperkt tot het aftoetsen van de casus aan de formele inclusiecriteria, de anonimiteit verhindert een wezenlijke inhoudelijke bespreking. De verplaatsingstijd voor de partners is soms langer dan de eigenlijke bespreking van de cliënt. Daarbij komt dat meer partners moeten deelnemen aan het eerste opvolgoverleg omdat daar de casus uitgebreider wordt besproken en dat daar pas goed kan uitgemaakt worden welk aanbod het meest geschikt is voor de cliënt. De drie andere projecten ervaren geen noemenswaardige moeilijkheden bij het anoniem inclusieoverleg. Eén project organiseert het inclusieoverleg enkel anoniem als de cliënt nog geen toestemming heeft gegeven. Het project geeft aan dat het bij anonieme besprekingen soms een beperking vormt dat hulpverleners situaties
92/99
herkennen maar niet zeker weten of het effectief over die welbepaalde cliënt gaat die ze voor ogen hebben. Het project vraagt zoveel mogelijk op voorhand toestemming opdat de bespreking niet anoniem hoeft te zijn. Bij één project kan men anoniem consultatie vragen in verband met een concrete cliënt aan de partners zonder dat dit meteen inclusie hoeft te betekenen. Te includeren cliënten worden wel steeds bij naam vermeld. Bij een ander project wordt in het verslag van de inclusievergadering geen cliëntnaam vermeld. Tijdens de vergadering wordt wel een lijst met cliëntnamen doorgegeven aan de aanwezigen. Alle besluiten van de inclusievergadering worden rechtstreeks aangevuld in het cliëntendossier. Dit wordt enkel bezorgd aan de betrokken zorgbemiddelaar per e-mail (met een clausule van vertrouwelijkheid). Bij één TP ontvangen de leden van de inclusievergadering een samenvatting van de te brengen inclusie en dit gebeurt anoniem. Mondeling wordt de cliënt wel bij naam genoemd. Twee projecten, die in regel het inclusieoverleg niet anoniem organiseren, organiseren bij uitzondering een anonieme inclusie. Een knelpunt is dat omwille van de regionale gebondenheid van de formele partners bij een anonieme vergadering al snel blijkt dat de partners de cliënt toch kennen. Problematische partners Vijf TP zien mogelijkerwijs problemen op het vlak van het beroepsgeheim bij de participatie van niet-professionele vrijwilligers van Similes en/of UilenSpiegel aan het inclusieoverleg. Bovendien is er een probleem van herkenbaarheid wanneer deze vrijwilligers uit dezelfde regio als de cliënt komen. Eén TP ervaart nu reeds moeilijkheden bij de deelname van patiëntenvertegenwoordigers op het inclusieoverleg omdat zij niet gebonden zijn aan het beroepsgeheim. Om deze reden wordt het inclusieoverleg anoniem georganiseerd. Rol van de inhoudelijke coördinator De inhoudelijke coördinatoren van alle projecten nemen steeds deel aan het inclusieoverleg. Het doorgeven van cliëntgegevens aan de inhoudelijke coördinator is echter problematisch in het kader van het beroepsgeheim, aangezien het hier niet gaat om een "noodzakelijke hulpverlener uit hoofde van beroep of staat". B. Opvolgoverleg Anoniem opvolgoverleg Geen enkel project uit deze cluster organiseert anoniem opvolgoverleg. Zes projecten verwijzen hierbij naar de aanwezigheid van de cliënt. De aanwezigheid van de cliënt volstaat evenwel niet om zich op de bevrijdende toestemming (cf. 2.2.1 F) te kunnen beroepen (de aanwezigheid wordt niet als expliciete toestemming beschouwd). Ook met betrekking tot "de cliënt als drager van zijn eigen informatie" hebben we gezien dat er beperkingen zijn. Vier projecten halen aan dat de aanwezige partners op het opvolgoverleg de cliënt kennen en betrokken zijn bij de casus. De betrokkenheid van de partners is één van de voorwaarden van het gedeeld beroepsgeheim. Problematische partners Zes projecten beschouwen de participatie van mantelzorgers als potentieel problematisch in het kader van het beroepsgeheim. Bij één project kunnen deze enkel participeren mits expliciete toestemming van de cliënt. De rechtsleer is nochtans heel toegeeflijk op dit vlak (cf. 2.2.1 D). Andere partners die door de projecten vermeld worden zijn de patiëntenverenigingen, de vertrouwenspersoon van de cliënt, sociale dienst, voorlopige bewindvoerders, justitiële diensten en politie (cf. hulpverleners met een dubbel mandaat). Eén project herhaalt tijdens het opvolgoverleg de afspraken van het gedeeld beroepsgeheim. Bij aanwezigheid van problematische partners vraagt de IC aan deze partners om het beroepsgeheim expliciet voor hun dienst te verwoorden zodanig dat de aanwezigen weten welke informatie in de groep mag en kan gedeeld worden. Deze info wordt ook in het verslag herhaald. Bij een ander project maakt de inhoudelijke coördinator partners met een dubbel mandaat kenbaar aan iedereen en worden er afspraken gemaakt waarover er overlegd kan worden. Eén TP nodigt de voorlopige bewindvoerders enkel uit als het over financiële afspraken gaat.
93/99
Bij één TP wil de cliënt niet altijd dat bepaalde partners (bv. CLB, advocaat, opleidingscentrum, …) op de hoogte zijn van de totale problematiek. Het project opteert ervoor om deze partner enkel toe te laten om hun deel te brengen. Daarna moeten ze de vergadering verlaten. Ook in het verslag wordt hier rekening mee gehouden. Toestemming Alle projecten vragen toestemming aan de cliënt (cf 2.1.2), zeventien projecten gebruiken hiervoor een standaardformulier. Rol van de inhoudelijke coördinator Bij vijftien projecten neemt de inhoudelijke coördinator doorgaans deel aan het opvolgoverleg. Bij drie projecten neemt de IC meestal deel aan het eerste opvolgoverleg en indien nodig (als geen betrokken hulpverlener deze rol kan of wil opnemen) ook aan de volgende opvolgvergaderingen. Bij één project neemt de IC zelden deel aan het inclusieoverleg. Het doorgeven van cliëntgegevens aan de inhoudelijke coördinator is problematisch in het kader van het beroepsgeheim, aangezien het hier niet gaat om een "noodzakelijke hulpverlener uit hoofde van beroep of staat". 2.2.4 Knelpunten, bedenkingen en vaststellingen vanuit de TP-praktijk Bij het opstellen van een nieuwe regelgeving omtrent zorgcircuits en netwerken, dienen onderstaande knelpunten en vaststellingen in het kader van beroepsgeheim in acht genomen te worden. A. Wettelijk kader beroepsgeheim De wetgeving rond het beroepsgeheim stamt uit de tijd van het "colloque singulier", de individuele dokter-cliëntrelatie, terwijl de sector evolueert naar zorgcircuits en netwerken, samenwerking en informatie-uitwisseling tussen partners. Een enge interpretatie van het beroepsgeheim bemoeilijkt de mogelijkheden om flexibel overleg te organiseren en informatie uit te wisselen. De hierboven beschreven pistes – die steunen op een vernieuwende visie binnen de rechtsleer – bieden handvaten om zo zorgvuldig mogelijk te werken en verdienen daarom aandacht bij het uitschrijven van een eventuele nieuwe regelgeving. Deze pistes garanderen op vandaag echter geen juridische zekerheid. B. Anoniem overleg Als het inclusie- en/of het opvolgoverleg anoniem verloopt, is er sowieso geen sprake van een schending van het beroepsgeheim. Voor het inclusieoverleg lijkt dit een mogelijke (maar niet door alle projecten onderschreven) oplossing. Anoniem opvolgoverleg lijkt een contradictio in terminis. C. Participatie van cliënt en naastbestaanden Het beroepsgeheim kan niet worden ingeroepen ten aanzien van de cliënt. Dit betekent dat een hulpverlener zich niet op het beroepsgeheim kan beroepen om de cliënt informatie te onthouden, of – als we deze redenering doortrekken – om hem te weigeren om deel te nemen aan het casusoverleg. Let wel: het beroepsgeheim geldt in dit geval niet voor de hulpverlener. Dit impliceert enkel dat de hulpverlener in dit geval niet gebonden is aan de opgelegde geheimhoudingsplicht. Dit zegt echter niets over het recht van de cliënt om al dan niet deel te nemen aan het casusoverleg. Een cliënt kan zich niet op het beroepsgeheim baseren om zijn deelname aan een casusoverleg als een recht op te eisen. Ten aanzien van naastbestaanden (de nabije omgeving van de cliënt) geldt de geheimhoudingsplicht wel. Er mag – indien men de regelgeving strikt interpreteert – geen cliëntinformatie worden doorgegeven aan naastbestaanden. De rechtspraak en rechtsleer zijn op dit vlak echter zeer toegeeflijk, tenzij de cliënt expliciet een veto stelt. Indien nodig kan een hulpverlener trachten de cliënt te overtuigen om zelf informatie te verstrekken aan de nabije omgeving van de cliënt.
94/99
D. Positie inhoudelijke en administratieve coördinatoren De inhoudelijke coördinatoren zijn in se niet gebonden aan het beroepsgeheim. Met hen mag volgens de letter van de wet geen informatie gedeeld worden. Het gaat hier immers niet om noodzakelijke vertrouwenspersonen van de cliënt. Alleen wanneer de inhoudelijke coördinator zelf als hulpverlener betrokken is bij de cliënt, mag er juridisch gezien met hem bepaalde informatie gedeeld worden. Administratieve coördinatoren kunnen beschouwd worden als ondersteunend personeel. Zij zijn niet gebonden aan het beroepsgeheim, maar hebben wel een discretieplicht t.a.v. externen. Dit geldt evenwel niet voor alle ondersteunend personeel: onder andere de wetgeving van de CGG en de CAW maakt hierop een uitzondering. Hier zijn alle medewerkers gebonden door het beroepsgeheim. De positie van de inhoudelijke en (in mindere mate) administratieve coördinator dient, in zoverre zij effectief deelnemen aan het casusoverleg, duidelijk omschreven te worden. E. Hulpverleners met een dubbel mandaat De deelname van hulpverleners met een dubbel mandaat aan een cliëntoverleg is niet mogelijk in het kader van de regelgeving van het beroepsgeheim, zelfs niet binnen de grenzen van de pistes die hierboven omschreven staan. Toch ervaren de projecten dikwijls de nood om ook deze hulpverleners met een dubbel mandaat aan tafel te krijgen bij het opvolgoverleg. Hun deelname stuit op de volgende grenzen: - Door hun dubbel mandaat zijn deze partners nooit in dezelfde mate aan het beroepsgeheim gebonden (voorwaarde voor gedeeld beroepsgeheim). - De toestemming van de cliënt voor overleg waaraan hulpverleners met een dubbel mandaat deelnemen, geldt niet als bevrijdend. De bevrijdende toestemming van de cliënt is immers gebonden aan een aantal criteria, waaronder de vrije toestemming. Bij deelname van deze hulpverleners kunnen we echter niet spreken over een vrije toestemming, gezien hun controlerende en/of rapporterende functie. F. Hulpverleners met discretieplicht De deelname van hulpverleners met discretieplicht aan een cliëntoverleg is niet mogelijk in het kader van de regelgeving van het beroepsgeheim, zelfs niet binnen de grenzen van het gedeeld beroepsgeheim. Toch ervaren de projecten dikwijls de nood om ook deze hulpverleners aan tafel te krijgen bij het opvolgoverleg. Door hun discretieplicht zijn deze partners echter nooit in dezelfde mate aan het beroepsgeheim gebonden (voorwaarde voor gedeeld beroepsgeheim). G. RIZIV-reglementering De opgelegde trimesteriële frequentie van het cliëntoverleg lijkt te botsen met een aantal criteria van het gedeeld beroepsgeheim. Is een overleg dat enkel plaats vindt omdat het volgens de regels van het RIZIV moet noodzakelijk? Staat bij een overleg dat enkel plaats vindt omdat het volgens de regels van het RIZIV moet het belang van de hulpverlening voorop? Dezelfde vragen dringen zich op m.b.t. de opgelegde aanwezigheid van bepaalde formele partners (alle formele partners op het inclusieoverleg, minstens drie formele partners op het opvolgoverleg). Zijn partners die enkel en alleen aanwezig zijn omdat de RIZIV-reglementering het zo voorschrijft betrokken hulpverleners of noodzakelijke vertrouwenspersonen? H. Familie- en patiëntenverenigingen Er leven heel wat vragen rond de deelname van vertegenwoordigers van familie- en patiëntenverenigingen aan het cliëntoverleg. UilenSpiegel en Similes zullen zelf een adviesraad oprichten om het thema beroepsgeheim, specifiek gericht op hun vragen, te behandelen. I. Andere regelgeving In het kader van de derde clustervergadering (april 2008) hebben we ons beperkt tot een analyse van de verhouding tussen de wetgeving rond het beroepsgeheim en de praktijk van de therapeutische projecten. Om de problematiek rond het uitwisselen van cliëntgebonden informatie exhaustief te behandelen, zal ook andere wetgeving onder de loep genomen moeten worden. We denken bijvoorbeeld aan de Wet Verwerking Persoonsgegevens of de Wet op de Patiëntenrechten.
95/99
2.2.5 Conclusie De huidige regelgeving omtrent het beroepsgeheim blijkt sterk voor interpretatie vatbaar. Vaak wordt ook het onderscheid niet gemaakt met de Wet Verwerking Persoonsgegevens en met bepalingen met betrekking tot de privacy en de patiëntenrechten. De praktijk van de TP valt heel moeilijk te rijmen met een strikte interpretatie van het beroepsgeheim. Een open en vernieuwende visie binnen de rechtsleer opent een aantal perspectieven, zoals de hierboven beschreven pistes, maar ook deze blijken op hun eigen limieten te botsen. Dit leidt binnen de therapeutische projecten tot veel discussie en een moeilijke zoektocht naar mogelijke adequate oplossingen. Ten hoogste kunnen en moeten de projecten een bepaalde zorgvuldigheid nastreven, zonder binnen een sluitend jurididsch kader te werken. De heersende onduidelijkheid inzake het beroepsgeheim in het kader van cliëntoverleg zorgt eveneens voor weerstand bij bepaalde zinvolle partners, die zich op een strikte en in velerlei opzichten verouderdeinterpretatie van het beroepsgeheim beroepen om deelname aan cliëntoverleg te weigeren. Een eerste conclusie is dan ook dat de overheid een juridisch kader voor dergelijke experimenten zou kunnen voorzien, waarbij de projecten in hun experimentele fase in een soort van juridisch vacuüm kunnen opereren, los van bestaande regelgeving, en niet in een dergelijke juridisch hachelijke en onzekere situatie. Om tegemoet te komen aan de hierboven opgesomde knelpunten en vaststellingen, lijkt het aangewezen dat er een wetgevende interventie komt. Wanneer een nieuwe materiële wet (i.c. Wet, Koninklijk Besluit, Ministerieel Besluit, Decreet of Besluit van de Vlaamse Regering) bepaalde actoren expliciet de opdracht geeft om informatie te delen in het kader van een TP, spreekt men over een wettelijke verplichting en is er niet langer sprake van een schending van het beroepsgeheim. Deze nieuwe wetgeving moet vanuit juridisch oogpunt duidelijk en expliciet zijn: - Er moet op basis van de opgedane ervaringen een duidelijke omschrijving van de informatiestromen voorzien worden. - De betrokken partners moeten expliciet vermeld worden met een concrete beschrijving van hun rol in het geheel. - Er is nood aan een duidelijke omschrijving van de rol van de inhoudelijke en administratieve coördinator. Hierbij mogen we echter niet uit het oog verliezen dat een te strakke, rigide regelgeving haaks staat op flexibiliteit, wat gezien de diverse samenstelling, doelstellingen en opzet van de verschillende projecten en de steeds wisselende noden van de cliënten toch steeds gewaarborgd moeten blijven. Zorgvuldig omgaan met het beroepsgeheim bemoeilijkt als het ware de flexibiliteit. Hier wacht de wetgever een heel moeilijke taak: hoe kunnen de belangrijke waarden die het beroepsgeheim beschermt, gewaarborgd worden zonder hierbij een flexibele werking van de TP, in al hun diversiteit en op maat van de noden van de cliënt, in de weg te staan?
96/99
3. Perspectieven op het einde van het tweede werkingsjaar 3.1 Vanuit de therapeutische projecten De Nederlandstalige TP zijn in het algemeen enthousiast over de mogelijkheden en de resultaten van het casusoverleg en de coördinatie in het kader van de therapeutische projecten. De positieve ervaringen en de meerwaarde van het werken in therapeutische projecten beschreven we reeds in de vorige tussentijdse rapporten (dd. 31 maart 2008). Deze blijven onverkort gelden. Op praktisch en organisatorisch vlak zijn er echter een aantal pijnpunten voor verbetering vatbaar. De projecten namen zelf het initiatief om deze aspecten bij de bevoegde contracterende overheden en instanties aan te kaarten en op te roepen tot een constructieve dialoog terzake. De verschillende clustervergaderingen waren het eens over de nood aan een gemeenschappelijk signaal. Met ondersteuning van de medewerkers transversaal overleg van de OGGZ werd een schrijven opgesteld (dd. 3 maart 2009), dat ter ondertekening aan alle Nederlandstalige projecten werd voorgelegd. Per 31 maart hadden reeds 39 van de 44 Nederlandstalige projecten deze brief ondertekend. Zodra alle TP hun standpunt hebben kenbaar gemaakt, wordt de brief verstuurd naar de leden van de Gemengde Werkgroep FOD, en in het bijzonder naar de Minister van Volksgezondheid, het RIZIV, de FOD VVVL en de koepelorganisaties uit de GGZ. De Stuurgroep Transversaal Overleg van de Nederlandstalige OGGZ heeft de brief ondertussen ook onderschreven. Ter informatie werd de brief ook doorgegeven aan de Franstalige therapeutische projecten, die op hun beurt kunnen beslissen om hem al dan niet te ondertekenen. Met dit initiatief roepen de TP op tot een constructieve dialoog tussen de projecten en de contracterende overheden en instanties rond volgende aandachtspunten: - een gelijkwaardige communicatie tussen de betrokken overheden, instanties en diensten enerzijds en de therapeutische projecten anderzijds; - de therapeutische projecten als experiment; - de patiëntenregistratie van het KCE; - wat na de therapeutische projecten; - de diversiteit van de therapeutische projecten. Om de perspectieven, de stand van zaken en de bedenkingen van de therapeutische projecten op het einde van het tweede werkingsjaar te verduidelijken, verwijzen we dan ook naar deze brief. Deze verwoordt in algemene zin de bekommernissen die de ondertekenende Nederlandstalige therapeutische projecten delen. Voor de specifieke bedenkingen en bezorgdheden van individuele projecten, verwijzen we naar de kwalitatieve jaarverslagen die de projecten indienen bij het RIZIV. 3.2 Vanuit de medewerkers van de Overlegplatforms GGZ 3.2.1 Het tweede werkingsjaar Twee thema's domineerden de agenda van de clustervergaderingen tijdens het tweede werkingsjaar. In de derde (en deels de vierde) clustervergadering kwam het beroepsgeheim aan bod: een kennismaking met het theoretisch kader en een analyse van de praktijk van de therapeutische projecten in het licht van het beroepsgeheim. Uit de besprekingen kwamen heel wat knelpunten en interpretatieverschillen naar boven, die duidelijk maken dat op dit vlak nog veel werk dient te gebeuren om het werken met casusoverleg in het kader van zorgcircuits en netwerken een wettelijke basis te geven. Dit werk overstijgt evenwel de opdracht van de OGGZ. Daarnaast was er tijdens het tweede werkingsjaar veel aandacht voor een diepgaande bespreking van de individuele therapeutische projecten. Na het eerste werkingsjaar ervaarden verschillende projecten de nood om grondig in te gaan op hoe andere TP hun werking in de praktijk vorm geven, welke knelpunten ze daarbij ervaren en hoe ze met die knelpunten omgaan. Per project werd een informatief dossier opgesteld aan de hand waarvan elk project zijn eigen werking kon voorstellen op de clustervergadering (al dan niet met begeleidende presentatie). Er was in de mate van het mogelijke tijd en ruimte voor feedback en discussie met de andere projecten. Deze bespreking diende een dubbel doel: - enerzijds was het een goede manier voor de OGGZ om per project informatie te verzamelen over de praktijk en de ervaringen van de TP met betrekking tot coördinatie en overleg en zo te komen tot conclusies op clusterniveau; - anderzijds vomde deze bespreking de basis voor het uitwisselen van expertise en good practices tussen de projecten onderling.
97/99
Op deze manier denken de Nederlandstalige OGGZ tegemoet gekomen te zijn aan hun opdrachten in het kader van het transversaal overleg. Ter ondersteuning van deze werkzaamheden werkten de medewerkers van het team transversaal overleg per leeftijdsgroep een login-gedeelte van www.transversaaloverleg.be uit. Deze rubrieken op de website zijn enkel beschikbaar met een gebruikersnaam en een paswoord en bieden up to date documenten aan (verslagen van de clustervergaderingen, dossiers van de besproken TP, documenten van de TP, etc.). In hun werkzaamheden worden de OGGZ wel blijvend geconfronteerd met een aantal knelpunten. -
Relatief grote clustervergaderingen Aan Nederlandstalige kant zijn op het einde van het tweede werkingsjaar 44 therapeutische projecten actief. Dit leidt tot clustervergaderingen met een groot aantal aanwezigen. De projecten van de leeftijdsgroep "kinderen en jongeren" (11 TP) vinden het bijvoorbeeld erg relevant om plenair te vergaderen, aangezien ze over de drie clusters heen belangrijke zorginhoudelijke linken hebben. Maar ook de clusters "ouderen" (8 TP) en "volwassenen: algemeen" (19 TP, gespreid over drie subclusters) genereren grote clustervergaderingen. Dit heeft natuurlijk implicaties voor de mogelijkheden van het overleg in de clustervergaderingen. Het is veel moeilijker om binnen individuele projecten naar onderliggende motieven en oorzaken van waargenomen feiten en tendenzen te graven; het overleg situeert zich onvermijdelijk meer op clusterniveau en is meer descriptief van aard. Ook puur op het vlak van tijdsinvestering is het niet evident om alle projecten tijdens elke clustervergadering uitgebreid aan het woord te laten.
-
Belasting van de clustervergaderingen door de nood van de TP aan meer duidelijkheid De therapeutische projecten ervaren de nood aan duidelijke informatie vanuit een gelijkwaardige communicatie met de betrokken overheden en instanties. Tegenstrijdige, laattijdige en officieuze communicatie zorgen voor een ondoorzichtig geheel. Ondermeer volgende thema's zorgen voor heel wat onduidelijkheid en ongerustheid: het transversaal overleg (met drie pijlers en een veelheid aan betrokken partners); de juiste interpretatie en uiteindelijke toepassing van de RIZIV-regels en de op til staande wijzigingen terzake; de nog steeds nakende patiëntenregistratie van het KCE. Dit alles heeft ook gevolgen voor de werkzaamheden van de OGGZ. De clustervergaderingen zijn vaak het enige forum waar de projecten met hun vragen, bedenkingen en bekommernissen terecht kunnen. De OGGZ trekken elke clustervergadering tijd uit om een actuele stand van zaken betreffende de drie pijlers te geven en om eventuele onduideljkheden uit te klaren. Reacties en bedenkingen van de TP worden gebundeld en overgemaakt aan de bevoegde instanties (meestal de Gemengde Werkgroep FOD). In de praktijk komt er evenwel weinig concrete feedback. De OGGZ ervaren de nood aan een officiële vertegenwoordiging van de therapeutische projecten in de diverse relevante beleidsvergaderingen, zonder hierbij uitspraken te doen over welke partner deze taak zou moeten opnemen.
3.2.2 Vooruitzichten voor het derde werkingsjaar We blijven pleiten voor en streven naar betere afstemming met de andere pijlers van het transversaal overleg. We zien hier een belangrijke rol weggelegd voor de medewerkers van de Gemengde werkgroep FOD, die zich tot op heden hoofdzakelijk richten op de procesevaluatie door de OGGZ. In het originele opzet van het transversaal overleg zouden de OGGZ inhoudelijk gevoed en methodologisch ondersteund worden door de wetenschappelijke partners binnen het transversaal overleg. Dit is tot nu toe evenwel niet gebeurd. De medewerkers transversaal overleg van de OGGZ zagen zich dan ook verplicht zelf bevragings- en vergadermethodieken uit te werken. Door de centralisatie van de middelen (i.c. de samenwerking tussen de Nederlandstalige OGGZ) zijn deze methodieken aan Nederlandstalige kant eenvormig. Los van enig verschil in appreciatie kan het verschil in werkwijze met de Franstalige clusters het schrijven van gemeenschappelijke conclusies op het einde van het project bemoeilijken. Voor het derde werkingsjaar werden alvast eerste stappen naar meer samenwerking tussen de pijlers gezet. De familie- en patiëntenverenigingen, Lucas en de Nederlandstalige OGGZ werken momenteel samen aan de
98/99
inhoudelijke voorbereiding van een clustervergadering rond participatie. Hierbij wordt naar een optimale afstemming tussen de input van de betrokken partners gezocht. Er wordt ook intensiever overleg tussen de Nederlands- en Franstalige OGGZ gepland, zodat tegen eind maart 2010 geïntegreerde rapporten per cluster kunnen afgeleverd worden. Zoals hierboven reeds aangegeven, had de concrete inhoud van de clustervergaderingen tijdens het tweede werkingsjaar vooral betrekking op het formele en organisatorische niveau. Projecten deelden de nood om van elkaar te leren hoe men de verschillende facetten van het casusoverleg, de coördinatie en de organisatie binnen het therapeutisch project vorm kan geven. We hebben de bedoeling om in het derde werkingsjaar tijdens de clustervergaderingen meer te focussen op de inhoud van het overleg binnen de TP, en op de ervaringen met de inhoudelijke afstemming van het zorgaanbod van de verschillende partners. Ook de inhoud van de rapporten van de OGGZ willen we explicieter voorwerp van bespreking op clusterniveau laten zijn. Hierbij willen we ook steeds meer van het descriptieve naar het evaluatieve niveau verschuiven. Samen met de projecten zullen we, gebaseerd op concrete ervaringen van het werkveld op organisatorisch en inhoudelijk vlak, trachten conclusies en aanbevelingen betreffende de mogelijkheden van casusoverleg en coördinatie binnen zorgcircuits en netwerken te formuleren. Niet onbelangrijk bij dit alles is dat de onduidelijkheid over de verlenging van de opdracht van de OGGZ en de andere pijlers van het transversaal overleg – naar analogie met de verlenging van de therapeutische projecten – het moeilijk maakt om de toekomstige werkzaamheden te plannen. De OGGZ zijn dan ook vragende partij voor een snelle verduidelijking betreffende een eventuele verlenging van hun opdracht in het kader van de procesevaluatie.
99/99