1
Preekschets 6: Gaandeweg Inleiding op het thema In de komende week richten we ons op allerlei praktische aspecten van het persoonlijke gebed. Hoe kun je voor jezelf een bloeiend gebedsleven ontwikkelen? Wat is daarvoor nodig? In de kerkdienst kan een eerste aanzet gegeven worden om doordeweeks verder te groeien. Aandachtspunt bij het geheel van de dienst: probeer ook de andere activiteiten in het kader van dit project in de dienst een plekje te geven. Daarbij kun je denken aan de voorbede (hoe kan het ook anders), maar wellicht zijn ook een paar citaten of voorbeelden te gebruiken uit de andere materialen (Dagboek, Gesprek & gebed, Jongeren).
Schriftlezingen Psalm 1 Lucas 10:38-11:4 (hoofdlezing)
Uitleg bij de tekst Psalm 1 Als je wilt leren bidden, begin je bij de eerste psalm. De Psalmen zijn het gebedenboek bij uitstek van de synagoge en van de kerk. De hele rijkdom, de hele breedte van het gebedsleven is in de Psalmen te vinden. Er zijn lofpsalmen (95 - 100, 103, 145 - 150), boetepsalmen (32, 51, 130), dankpsalmen (30, 65 - 67), psalmen van voorbede (61, 72, 80, 122), vraagpsalmen (6, 12, 25, 70) en klaagpsalmen (13, 74, 77, 88, 102, 142). Ook Jezus bad de psalmen. Samen met zijn leerlingen, vlak voor zijn gruwelijke kruisdood, zong Hij nog uit de psalmen van het ‘Groot Hallel’ (Psalm 113 - 118). Vlak voor Jezus die immense worsteling aanging, door Getsemane heen, zong Hij juist deze psalmen. Aan het kruis putte Hij troost uit de Psalmen en bad Hij de beroemde woorden uit Psalm 22: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’. Daarin schreeuwt Hij het hart van heel ons menselijk lijden uit voor de Vader. Daarna kon Hij zich ook met Psalm 31: 6 overgeven: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest’ (Lucas 23: 46). Psalm 1 leert ons onze vreugde te vinden in de wet van de HEER en zich daarin dag en nacht te verdiepen. Het Hebreeuws heeft hier het grondwoordje hagah: overdenken, bepeinzen, murmureren. Je kunt hier direct denken aan de bijbelse gewoonte om de woorden van God en de gebeden hardop uit te spreken. Joden zijn dat nog steeds gewend. Langs deze weg worden we als een boom die stevig geworteld is, geplant aan stromend water. Dat brengt ons bij Marta en Maria en het ‘enige nodige’. Lucas 10:38-42 Centraal in deze pericoop staat de houding van Maria die haar prioriteiten legt bij het luisteren naar de woorden van Jezus. Zij neemt tijd om te zitten aan de voeten van de Heer. In het directe vervolg van deze pericoop is er de vraag van de discipelen "Here, leer ons bidden" (Luc. 11:1-4). 50 dagen op weg met God – preekschets 6
2
Met deze twee perikopen vinden we de klassieke structuur van het christelijk gebed in de binnenkamer op een prachtige wijze binnen het Lucas-evangelie terug: - Lucas 10:38-42 luisteren naar het Woord van God - Lucas 11:1-4 bidden als antwoord geven op het Woord van God Woord en antwoord, bijbellezen en bidden! In de bredere context van Lucas 10 en 11 kun je denken aan de volgende structuur: Gods gebod (10:25-27) komt via het woord van Jezus tot de mensen. Verder is er een parallel met Hand. 6:1-7 (de Woordverkondiging naast het diaconaat), met daarin ook de kernwoorden logos (woord) en diakonein (dienst). De twee zusjes Marta en Maria kennen we ook uit Johannes 11, de geschiedenis van de opwekking van hun broer Lazarus in Betanië. In 11:27 is daar de prachtige geloofsbelijdenis van Marta: "Ja, Heer, ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen." In Johannes 12:1-8 lezen we over de zalving door Maria van de voeten (podas) van Jezus, terwijl het opnieuw Marta is die bedient (diakonein). Deze twee griekse woorden podas en diakonein keren ook in Lucas 10:38-42 terug. MARTA Vers 38 upodexomai: (gastvrij) ontvangen. Is het in haar huis in Betanië? Het staat er expliciet dat het Marta is die Jezus (en de twaalf discipelen) gastvrij ontvangt! Dat is geen kleinigheid. Overigens staat het ‘in haar huis’ (HSV, NBG) niet in de papyri 45 en 75. Vers 40 hè de: luidt een tegenstelling in: “Maar Marta ....” peri-spaomai: a. ergens van afgeleid worden; b. ergens helemaal door in beslag genomen worden. Dit werkwoord komt alleen in het passivum voor en alleen hier in Lucas 10:40. Niet toevallig staat dit werkwoord hier in de imperfectum: Marta is als het ware voortdurend in beweging polla + diakonia: het vele dienen. diakonein: in het bijzonder aan de tafel, bij de maaltijd. HSV/NBG: 'het bedienen'. Het staat ook in 8:3, waar het vrouwen zijn die Jezus (be)dienen. Vergelijk eerder in Lucas 10:37 de eleos, de dienst der barmhartigheid. Je zou kunnen zeggen: Marta gebruikt haar charismata: a. dienen; b. gastvrijheid. Wat klaargemaakt moet worden voor de maaltijd, is blijkbaar nog niet gereed. Marta wordt helemaal in beslag genomen door deze zorgen voor het eten. MARIA Vers 39 Letterlijk: ‘En daar was (haar) zuster, genoemd Maria’ parakathezomai (part. aor.): ‘erbij gaan zitten’, als een leerlinge aan de voeten van een rabbi, vergelijk Paulus aan de voeten van Gamaliël. Niet toevallig staat dit werkwoord in de aoristus: ze zit rustig op haar plaats. In Johannes 11:20 is het ook Maria die neerzit (kathezomai ) en thuisblijft, terwijl Marta Jezus tegemoet gaat. Centraal zijn hier de woorden: - ‘aan de voeten van de Heer’ (Kurios)’. Vergelijk ook Lucas 8:35, die man die door een legioen aan demonen gekweld werd en nu rustig aan de voeten van Jezus zit. - ‘luisteren’ (akouó) naar zijn Woord (logos)", vergelijk moeder Maria in Lucas 1:38. akouó: luisteren is een grondwoord in het Evangelie, zie bijvoorbeeld Lucas 10:16, 15:1. Het imperfectum duidt aan dat het een handeling is die voortduurt. 50 dagen op weg met God – preekschets 6
3
DE DIALOOG TUSSEN JEZUS, MARTA EN MARIA Vers 40 Bij Marta is er de irritatie, zoals dat eerst blijkt uit het abrupte epistasa (ze kwam erbij staan, HSV), vervolgens uit het ‘mijn zuster’ (in plaats van het noemen van de naam van Maria) en ten slotte uit het ‘mij alleen / mij alle werk’ (HSV, NBV). kataleipó: zonder hulp laten. Dit werkwoord drukt als imperfectum het voortduren van deze toestand uit. sunantilambanomai: te hulp komen. Alleen hier en in Romeinen 8:26, waar het de Geest is die onze zwakheid te hulp komt. Vers 41 ‘Marta, Marta’: het tweevoudige noemen van haar naam door Jezus drukt zijn genegenheid uit, maar heeft ook iets indringends. Juist tussen Jezus en Marta ontstaat een mooi moment van geloofscommunicatie. Zij 'hoort' nu het woord dat Jezus direct tot haar spreekt! De rabbijnen zeiden al: als God twee keer je naam noemt, is dat een uiting van zijn liefde. Met het tweemaal roepen van de naam worden in de Heilige Schrift steeds kleine mensen opgeroepen groot te worden: ‘Abraham, Abraham’ (Gen. 22:11), ‘Mozes, Mozes’ (Ex. 3:4), ‘Samuël, Samuël’ (1 Sam. 3:10). Het ‘Marta, Marta’ is hier daarom niet vermanend bedoeld, in de trant van: “Foei toch, Marta, laat de boel nu toch eens de boel, laat je bezem nou eens staan”. Het is veeleer de liefde van Jezus die Marta tot de orde roept, als een herder die de schapen in de rechte sporen leidt om zijns naam wil. Marta wordt verstrooid, afgeleid door de drukte van het bedienen. Zij kan zich daarom niet richten op de woorden van Jezus. Jezus roept haar nu om groot te worden in haar dienstbaarheid en diaconaat. Daarnaast is het goed om te beseffen dat Maria het goede deel uit kan kiezen dankzij Marta die het werk doet. Je zult maar dertien man (en wellicht enkele vrouwen, Lucas 8:1-3) op bezoek krijgen! Bovendien 'doet' Marta wat met haar geloof, ze zit in de diaconie. Zij geeft tenminste het geloof handen en voeten! Daar ging het ook over in het vorige verhaal, dat van de barmhartige Samaritaan. Maar Jezus en Lucas weten dat het misgaat met al ons 'dienen' als wij geen tijd meer nemen om te luisteren naar de woorden van de Heer. We kunnen pas echt geven als we ook op zijn tijd (op Zijn tijd!) ontvangen. merimnaó: het (menselijke) bezorgd zijn over, zich zorgen maken over, o.a. in Mat. 6:28, 10:19, Luc. 12:11,26, Fil. 4:6, 1 Kor. 7:32v etc. (waar Paulus het gebruikt i.v.m. zorgen wijden aan aardse zaken, ten koste van de onverdeelde toewijding aan de Heer). thorubazó: zichzelf druk of ongerust maken over; zichzelf laten opjagen (alleen hier in het NT). Vers 42 De Griekse tekst biedt hier twee vertaalmogelijkheden: SV: "(toch, de) is maar één ding nodig" (papyri 45 en 75, C, etc.) NBG "toch zijn maar weinige nodig, of slechts één" (papyri 3, X, B, etc.) De NBV vertaalt hier : “ Er is maar één ding noodzakelijk.” tèn agathèn merida: ‘het goede deel’ eklegomai: voor zich uitkiezen (aoristus, dus: voor dit moment. Ook Maria zal deze goede keuze steeds opnieuw moeten maken!) afaireó: wegnemen, hier in het futurum passivum, d.w.z. door God, op een later tijdstip, een verwijzing naar het eind der tijden.
50 dagen op weg met God – preekschets 6
4
Lucas 11: 1-4 Vers 1 ‘Eens was Jezus aan het bidden …’ De leerlingen horen Jezus ongetwijfeld hardop bidden, want Joden zijn dat gewend, toen en nu. Tegen de gewoonte in om formuliergebeden te bidden, sprak Jezus intiem met zijn Vader, misschien in zijn eigen woorden en vast niet in lange uitweidingen. Of horen de leerlingen Jezus juist het Joodse Achttiengebed bidden? Zagen ze dat Jezus een gebedsmantel omsloeg en de gebedsriemen aanlegde? Droeg Jezus tijdens het bidden een keppeltje? Boeiende vragen achter het geheim dat Jezus blijkbaar met zich meedroeg en dat de leerlingen uitnodigde om vragen te gaan stellen. De vraag van de discipelen ligt voor de hand als je bedenkt dat elke Joodse groepering een eigen gebed kon hebben, passend bij de manier waarop de rabbi en de leerlingen met elkaar op weg waren. Zo kenden ook de leerlingen van Johannes de Doper een eigen gebed, alsook de Farizeese groeperingen en de leden van de sekte van Qumran. Het Joodse Achttiengebed was het meest bekende gebed, het officiële gebed voor de samenkomst in de synagoge. In Lucas 5:33 was al een soortgelijke vraag gesteld over het vasten. Vers 2 Bij Lucas wordt het Onze Vader ingeleid met: “Wanneer jullie bidden, zeg dan ....". Het ‘wanneer jullie bidden .. ‘ vind je ook in Matteüs 6:5. Maar in Matteüs 6:9 is het ter inleiding op het Onze Vader: ‘Bid daarom als volgt …’, dus zó moeten jullie bidden. De aanhef ‘Onze Vader in de hemel’ is ongekend kort voor die dagen. Het drukt intimiteit uit. Abba Vader (papa), elders in het Nieuwe Testament. ‘Laat uw Naam geheiligd worden’ en ‘laat uw koninkrijk komen’: tweemaal een aoristus, dus: van nu af aan eens en voorgoed. Beide beden komen uit het Kaddisj-gebed van de liturgie in de synagoge. Hoe wordt, naar joods besef, Gods Naam geheiligd? Door zich aan de geboden van de Thora te houden. Rebellie tegen de Thora ontwijdt de naam van God. Op welke wijze komt Gods koninkrijk? Naar joods besef overal waar God als koning wordt erkend en gediend. Vers 3 Na twee ‘uw’-beden nu twee ‘ons’-beden. - ton epiousion: a. voldoende, noodzakelijk om te kunnen leven: “Geef ons elke dag weer ons broodnodige brood” . Of b. voor de dag van morgen. Het to kath' hèmeran van Lucas is in de versie van Matteüs 6 sèmeron: heden. Vers 4 Waar Lucas laat bidden om vergeving van ‘zonden’, laat Matteüs bidden om vergeving van ‘schulden’. Het Onze Vader in de versie van Lucas is wellicht zoveel korter, omdat er in de synagogale liturgie een praktijk was dat de voorbidders weliswaar een vast gebed kon bidden, maar werd uitgenodigd om daar met zijn eigen woorden op door te gaan. De korte versie van Lucas is in dat licht te verstaan. J. Jeremias, Abba, Göttingen 1966, pag. 157, n.a.v. het verschil tussen Mat. 6 en Luc. 11: "Die Verscheidenheit dieser beiden Anleitungen zum Beten erklärt sich daraus, dass sie für ganz verschiedene Menschen bestimmt sind. Der Gebetskatechismus des Matthäus redet Menschen an, die von Kindheit an zu beten gelernt haben, deren Beten aber in Gefahr steht, zur Routine zu werden. Der lukanische Gebetskatechismus hingegen redet Menschen an, die erst das Beten lernen müssen und denen Mut zum Beten gemacht werden muss. Kein Zweifel: Matthäus überliefert uns einen für Judenchristen, Lukas einen für Heidenchristen bestimmten Gebetsunterricht."
50 dagen op weg met God – preekschets 6
5
Suggesties voor de preek 1. In de synagoge van die dagen is ‘het ene nodige’ het bezig zijn met de Thora. Het is duidelijk dat Jezus hier aan dit gebruik in de synagoge refereert. Bovendien: dat een rabbi zijn kennis van de Thora niet alleen overdraagt aan mannen, maar ook aan vrouwen, dat is nieuw in die dagen. Jezus diende mannen én vrouwen. Daarmee roept Jezus Marta ergens ook weg uit het diensthuis van een traditioneel rollenpatroon: ze mag met Maria delen in de geheimen van de Heilige Schrift, van het Evangelie. Daarmee komen Maria en Marta op gelijke voet met de andere discipelen te staan. Dat is niet minder dan een revolutie in die dagen! 2. De kerkelijke traditie heeft in Marta altijd het actieve element gezien en in Maria meer het contemplatieve, het verstillende. In kerkelijke prediking wordt de luisterende Maria vaak ten voorbeeld gesteld, terwijl in de kerkelijke praktijk de Marta’s niet zelden als een soort hulp in de kerkelijke huishouding functioneren. In de Schriftgedeelte roept Jezus Maria én Marta op om te delen in de geheimen van het Evangelie. 3. Sake Stoppels wijst in Soteria 2-2008 (pag 6-7) op Marta’s gastvrijheid en haar ‘diakenen’: een tafeldienst die een voorloper is van de eucharistie. Naast het Woord (Jezus die onderwijst, Maria die hoort) is er ook het Sacrament van brood en wijn (en Marta die hier bedienaar is van het sacrament). 4. Let ook op het woordje ‘veel’, dat tweemaal wordt gebruikt als het over Marta gaat (vers 40, 41) Ze lijdt dus ergens aan het ‘teveel’ (een vorm van ver-veling). 5. Er is verscheidenheid in gaven. Je hebt doeners en denkers, bidders en werkers. Zo zien we in Marta en Maria ook twee geloofstypes terug. Maria en Marta: twee zusjes zijn het. Ze wonen in hetzelfde huis, ze wonen in ieder van ons, ze leven in ieder mens. Ieder mens heeft zijn actieve 'ik', ieder mens heeft ook z'n mediterende/bespiegelende 'ik', waarmee hij nadenkt over wat hij nu eigenlijk aan het doen is, voor wie hij dat doet en vanuit welke motieven. Bij de een is het ene sterker dan het andere. 6. In het Handboek voor het 24-7-gebed (2007) staat op pagina p. 103-104 het prachtige verhaal over een overijverige gebedsstrijder die de concrete broden juist lijkt te verachten, die doet alsof hij van geestelijk brood alleen kan leven en die daarmee de Marta in zichzelf veracht. “Een broeder bracht een bezoek aan het klooster van Abba Silvanus en toen hij alle broeders aan het werk zag, zei hij tegen de abt: ‘Werk niet voor het brood dat vergaat, Maria heeft het juiste deel gekozen.’ Bij die woorden riep de abt een discipel en zei: ‘Zacharias, geef deze broeder een boek en wijs hem een lege cel’. Het negende uur, het uur van de avondmaaltijd, verstreek. De gast keek gespannen naar zijn deur om te zien of iemand hem zou komen halen voor het avondeten, maar er kwam niemand. Na verloop van tijd stond hij op en ging op zoek naar de abt. ‘Abba’, zei hij, ‘vasten de broeders vandaag?’ ‘Nee, ze hebben allemaal gegeten’, antwoordde de abt. ‘Waarom hebben zij mij niet aan tafel gevraagd?’ ‘Omdat u een geestelijk mens bent en geen behoefte hebt aan lichamelijk voedsel. Maar wij, vleselijk als we zijn, moeten eten en daarom werken we ook. U hebt echter het betere deel gekozen. U leest de hele dag en hebt geen behoefte aan lichamelijk voedsel.’ Bij die woorden wierp de man zich ter aarde en zei: ‘Ik vraag u om vergiffenis, Abba.’ De abt schonk hem vergiffenis en besloot zijn les met de woorden: ‘Zo kan ook Maria zelf niet zonder Marta. Dankzij Marta kon Maria Jezus’ lovende woorden in ontvangst nemen.’” 7. Wat is de les die Maria ons leert? Dat tijd voor gebed veel te maken heeft met prioriteit: “De belangrijkste mensen in de wereld van vandaag zijn de mensen die bidden. Ik bedoel niet degenen die praten over gebed, ook niet degenen die een mooie uiteenzetting over het gebed kunnen geven. Maar ik bedoel die mensen die de tijd nemen om te bidden. Ze hebben eigenlijk geen tijd. Die tijd moet van iets anders worden afgenomen. 50 dagen op weg met God – preekschets 6
6
Dat andere is belangrijk, heel belangrijk en dringend, maar toch altijd nog minder belangrijk en minder dringend dan gebed." (S.D. Gordon) 8. De grondstructuur van Lucas 10 (slot) en Lucas 11 (begin) – luisteren naar het Woord van God en van daaruit gaan bidden, woord en antwoord – heeft in de loop der eeuwen zijn uitdrukking gekregen in de Benedictijnse methode: a. Lectio – lezing Lees een (niet te lange) bijbeltekst, een psalm of een gedeelte uit de evangeliën. Begin te lezen tot het moment dat je op een woord of op een zin stuit die je bijzondere aandacht trekt, die je raakt. Stop dan de lezing en ga over tot de ‘meditatio’. b. Meditatio – meditatie In stilte richt je de aandacht telkens op de zin die jou bij de lezing geraakt heeft. Het kan ook een woord zijn. Telkens wanneer de gedachten afdwalen, keer je in gedachten naar die zin of dat woord terug. Na tien minuten ga je over tot de ‘oratio’. c. Oratio – gebed Bid spontaan tot God al wat bij je opkomt. Het kan een dankwoord zijn, een lofprijzing, een schuldbelijdenis, een voorbede. Ook Maarten Luther paste de Benedictijnse methode toe. Hij stond het zichzelf toe om te blijven bij één (bijbel-)woord, bij één gedachte, om deze tot zijn hart te laten doordringen, om dat te overdenken en te laten bezinken, om van daaruit tot een gebed te komen. Woord en antwoord! Een eenvoudiger variant op bovenstaande methode is: eerst bijbellezen, dan jezelf de vraag stellen ‘Wat raakt me in de tekst?’ en van daaruit gaan bidden. 9. Speciaal voor deze 50 dagen hebben wij een Leidraad voor stille tijd gemaakt. Wellicht is deze samen met het dagboek uitgedeeld. Deze Leidraad voor stille tijd is niet anders dan de Benedictijnse methode in hedendaagse bewoordingen. Deze kerkdienst is natuurlijk een uitgelezen moment om op de leidraad te wijzen, of zelfs om deze op deze zondag (en volgende zondagen) uit te delen aan de kerkgangers. 10. “Heer, leer ons bidden.” Het ontwikkelen van een gebedsleven kost tijd. Michael Casey, een cisterciënzer monnik uit Australië, zegt in zijn leerzame boek Naar God - Inleiding tot de praktijk van het gebed: “Gebedsleven is meer een marathon dan een sprintje. Je kunt beter beginnen met weinig en het heel langzaam opvoeren, dan fors te beginnen en tot de ontdekking te komen dat je onmogelijk het tempo kunt houden.” (pag. 75). Zo kost volgens Casey het driemaal daags bidden van het Onze Vader, in alle rust en eerbied gedaan, pakweg 3x30 seconden. Omdat het gebedsleven meer een marathon is dan een sprintje, zet je als beginneling niet te hoog in. Begin gewoon met een redelijk minimum aan gebedstijd en als je de wind van de Geest mee hebt, dan ga je dat gaandeweg uitbreiden. Pak je agenda erbij, kijk hoe je week is ingedeeld en plan een paar gebedstijden in. Een paar afspraakjes met God. 11. De versie van het Onze Vader in Lucas 11 is nog korter dan die van Matteüs 6 en is daarmee tevens een stimulans om vrij te leren bidden. Lucas heeft namelijk de afsluitende lofprijzing weggelaten. De achtergrond is dat je in de synagoge een vast gebed kon afsluiten met een vrij slot. Je maakte dan het standaardgebed met je eigen woorden af, vooral om te voorkomen dat het een sleur zou worden, door een gebed routinematig op te zeggen. Dat vrije slot vind je ook in die korte versie die Lucas ons overlevert. Het gebed is niet af. Het vraagt erom dat wij er met onze eigen woorden op verder gaan en dat we ons door het Onze Vader op gang laten brengen om met onze eigen woorden te bidden. Zo leert de versie van Lucas 11 ons een prachtige wisselwerking tussen het standaardgebed en het vrije gebed.
50 dagen op weg met God – preekschets 6
7
12. Dat het Nieuwe Testament twee versies van het Onze Vader kent, is ook een krachtige aanwijzing dat dit gebed niet persé als vaste formule is bedoeld (zoals dat in de loop van de tijd wel gegroeid is). Ook zegt Jezus niet: “Dit moet je bidden …”, maar “Zo moet je bidden….”, namelijk: in deze geest, over deze onderwerpen moeten jullie met je Vader spreken. Het is alsof Jezus hen boven de traditionele gebedsvormen wil uittillen tot het hartelijke, kinderlijke niveau waarop Hijzelf met zijn Vader spreekt. 13. Daarnaast wijst het Onze Vader ons op de waarde van standaardgebeden. Vele bidders hebben de ervaring dat je heel goed met vaste gebeden mee kunt bidden. Je kunt hierin gaan wonen, vooral omdat in sommige gebeden uit de traditie een grote diepte zit. Of het sluit aan bij wat jij op dat moment nodig hebt, waar je mee bezig bent. Dat kan natuurlijk ook vanuit de Psalmen. Geen allergie dus voor vaste gebedsteksten. 14. Hoe leer je nou met je eigen woorden bidden? Het is bekend dat velen in onze kerken daarmee worstelen. Vooral als daar anderen bij zijn, dan wordt het peentjes zweten. Een paar tips kunnen helpen. - Het kan al helpen als je begint met hardop te bidden als je alleen bent, thuis, of waar dan ook. In je eigen woorden. Hardop. Zodat je went aan je eigen stem. Zodat je je ook beter kunt concentreren en minder gauw afdwaalt. Dat is een les die vele mensen al eerder geleerd hebben. - Als je leert hardop te bidden, in je binnenkamer, dan leer je het gaandeweg ook in het bijzijn van anderen: in het gezin, met de kinderen, met een vriend of vriendin, op een vergadering. Eerst de binnenkamer, dan de huiskamer, en zonodig in de vergaderkamer, ook al doe je het in het begin misschien met een brok in je keel. - In het gezin kan het helpen om het je kinderen te vragen: "Waarvoor kunnen we samen danken/bidden?" En dat dan maar gewoon samen doen, als ouders en kinderen. - In een gebedsgroep leer je bidden, vooral als de drempel daar laag is. Die drempel is vooral laag als de sfeer ongedwongen is en als de bidders korte gebeden uitspreken, per gebed slechts voor één onderwerp bidden en elkaar steeds aanvullen (conversatiegebed). Lange gebeden werken drempelverhogend. - De remmen kunnen los. Twee verhalen om dit te illustreren: een zus stond bij het sterfbed van haar broer en zei: "Kijk, ik bid altijd in het Nederlands, maar op dat moment, toen de nood zo hoog was, toen heb ik het naar God uitgeschreeuwd in het dialect, in het Zeeuws." Diezelfde zus vertelde over haar moeder, die levenslang - als ze hardop bad - alleen maar formuliergebeden had gebeden, maar toen moeder dement werd ging ze alsnog vrij bidden, met haar eigen woorden.
Aanwijzing voor de liturgie 1. Liedboek voor de Kerken Psalm 107: 1 en 4 Gezang 317 Gezang 323: 1, 7 en 8 Gezang 324 Gezang 404 !
3. Evangelische Liedbundel ELB 261 = Opw. 462 ELB 275, vooral vers 2 en 4 ! ELB 325 ELB 393 = Opw. 404 ELB 420
2. Hervormde Bundel 1938 Psalm 65 Psalm 107 Gezang 148
4. Opwekking Opw. 175 Opw. 404 = ELB 393
50 dagen op weg met God – preekschets 6
1
50 dagen op weg met God – preekschets 6