Preek over Matteüs 21: 33 - 43 gehouden in de Westerkerk op 5 oktober 2014 door dr. Ch.J.A. Stam Excuses van de president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen voor de rol van NS in de Tweede Wereldoorlog. Een jaar of wat geleden op station Amsterdam Muiderpoort. Eergisteren, 3 oktober, was het 72 jaar geleden dat een begin gemaakt werd daarvandaan en van elders grote delen van de Joodse gemeenschap in Nederland op de trein naar Westerbork te zetten. Ten tijde van die excuses hingen op de Nederlandse stations posters met teksten als: ‘Vroeger vertrok hier de trein naar Auschwitz. Laat de haat niet herleven’. en: ‘In ’40-’45 moesten de Joden oprotten wie nu? Wanneer wordt de wereld wijzer?’ Wie nu terugkijkt naar het gebeuren van die tijd, 3 oktober 1942, is verbaasd over het perfecte functioneren van de publieke instanties van toen. Alles in Nederland functioneerde zoals het functioneren moest. De treinen reden op tijd. De burgemeester gaf het van hogerhand gevraagde bevel. De politie deed keurig het haar opgedragen werk... Minutieus ook worden in het politielogboek de activiteiten van het corps bijgehouden. Het journaal van de politie te Meppel bijvoorbeeld doet uitgebreid verslag van de gebeurtenissen van die nacht en die dag. Zo vertelt het verslag heel gedetailleerd over een lamp die ‘s nachts in een huis was blijven branden. Dat was in strijd met ‘de verduistering’ en daarom forceerde de politie de deur, om officieel het licht uit te doen. Het journaal vertelt tenslotte ook nog dat de deur na vertrek van de agenten met een touwtje is dichtgebonden. Wat het journaal niet vermeldt is dat de lamp brandde in het huis van een Joodse vrouw - die de dag ervoor uit haar huis was gehaald. Sowieso vertelt het journaal niet hoe het grootste deel van het corps die nacht bezig is geweest mensen uit hun huis te slepen, en te escorteren naar het station – om daar toch vooral op tijd te zijn voor de trein naar
Westerbork... zonder vertraging. En zo, door te zwijgen, vertelt het journaal des te meer… Dat dit kon gebeuren is mede het gevolg van een theologie die stelt dat de Kerk in de plaats is gekomen van Israël – dat Israël heeft afgedaan voor God, en dat nu de beurt is aan de Kerk… Zo werd bijvoorbeeld de evangelielezing die voor vandaag op het Oecumenisch Leesrooster staat – het is Israëlzondag – in het verleden maar al te makkelijk uitgelegd. Die onrechtvaardige wijnbouwers – ja, die stonden voor Israël. En die zoon, dat was Jezus. En dat ‘andere volk dat wel vrucht draagt’, dat was de Kerk, dat waren wij. Wel, die uitleg, en die hele theologie, die vervangingstheologie, dat kan dus niet meer. De theologie is na Auschwitz echt veranderd. Hoe zullen wij de gelijkenis dan wel verstaan? Laat ik eerst eens zeggen wie Jezus voor mij is. Ik zeg het maar met de woorden van Huub Oosterhuis: ‘Ik geloof in Jezus als in een oudere broer die mij heeft voorgedaan hoe ik kind-zoon-vriend van God kan worden. (Huub Oosterhuis, Deze geboren vreemdeling. Honderd preken, beschouwingen, brieven, 2004/5, p.179) Paulus heeft dat helder uitgelegd in de Romeinenbrief – hoe je die term ‘Zoon van God’ moet verstaan: ‘Allen die door de geest van God worden geleid, zijn kinderen van God’ (Romeinen 8,14) – allen die, tegen de heersende trends of levensstijlen in, tegen alle op eigen macht en welzijn gerichte economieën in, proberen een paar ongelukkige mensenkinderen te helpen overleven, allen die gericht zijn op de lotsverbetering van de allerarmsten in de wereld. Geen bloedverwantschap dus, maar geestverwantschap. In zijn profetische woorden en tekenen heeft Jezus een nieuwe wereldorde opgeroepen en belichaamd. Dat maakt hem voor mij héél nabij en zó is er níets onnatuurlijks, wereldvreemds aan hem. Hij is dus geen Superstar. Aan het verhaal over hem, gelezen, gezongen, gevierd, kun je je hart ophalen en je geweten scherpen. Ik voel me in hem door God – door de God van Abraham, Izaäk en Jakob – geroepen. Alleen…, wij in de kerk zijn niet de enigen die zich geroepen weten door de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Er is een levend Jodendom. En
heel langzaam, heel voorzichtig, en vaak ook heel moeilijk - maar toch – zijn er contacten gegroeid, is er interesse gegroeid tussen de kerk en het Jodendom, leren we een beetje het Jodendom kennen, zijn we onze wortels op het spoor gekomen. En in die ontmoeting ontdek je, dat er een levende traditie is die (misschien nog veel intensiever dan wij) ook leeft met de Heilige Schrift... en die Jezus daar helemaal niet bij nodig heeft. En heel langzaam leert de kerk dat de gemeenschap van geroepenen – in de lijn van Abraham – dus ook leden kent die "néé" zeggen tegen Jezus als Messias – en dat ook zij volwaardige leden zijn. De Duitse theoloog Marquardt stelt dat dan ook als eis aan de kerk: Dat het in onze gemeenschap mogelijk moet zijn om ‘nee’ te zeggen tegen Jezus... zonder dat dat je uitsluiting betekent. Bovendien, met al zijn kritische woorden richting zijn geloofsgenoten blijft Matteüs een jood onder de joden. Zijn binnen-joodse zelfkritiek zullen wij dus niet annexeren. Wij kunnen dus niet zo maar zijn kritiek overnemen, om die nu van buiten op ‘de joden’ te laten slaan. Dát hebben wij dus allemaal geleerd. Maar wat is het toch vreselijk jammer dat we sprakeloos lijken, als het om het huidige geweld in Israël gaat. Met alles wat we in de afgelopen 70 jaar hebben geleerd weten we het niet meer: hoe het zit met de onopgeefbare verbondenheid aan de ene kant en Israëls keiharde politiek van onderdrukking en geweld aan de andere kant. We zien het gebeuren, de zelfmoordaanslagen door radeloze Palestijnen die dood en verderf zaaien – verwerpelijk, maar we zien ook Israëls buitenproportionele reacties daarop. We zien de mensenrechten met voeten getreden worden. Het internationaal recht wordt verkracht. We zien het allemaal gebeuren, hebben waarschijnlijk allemaal onze twijfels en angsten daarbij. Maar zwijgen. Immers, we willen niet de indruk wekken onze verbondenheid met Israël op te geven. Is er dan geen derde weg? De vervangingstheologie willen we niet meer, maar het is ook niet goed Israël te stellen boven iedere vorm van kritiek. Ik ben er ten diepste van overtuigd dat juist de parabel die we vanmorgen hebben gehoord die derde weg wijst. Want zullen we nu
eens ophouden bijbelse parabels te verstaan als gingen ze over anderen? Niet de ander maar wij zelf zijn in het geding als we een gelijkenis horen, déze gelijkenis horen – wij zelf: jood, Palestijn, u, jij en ik. Ja, als we uitsluitend naar de ander kijken, houden we onszelf buiten schot. Maar dat is nou net níet de bedoeling van bijbelse parabels. Ieder die vandaag de gelijkenis hoort is aangeklaagde: Hoe zit het met de gerechtigheid in de wijngaard van ónze samenleving? Hoe zit het met ons ontvangen van de zwakken in onze wereld – in wie wij Christus behoren te herkennen? Willen mensen niet vooral eigen baas zijn over de wijngaard en de vruchten voor zichzelf houden? Geen Marokkanen in Nederland, überhaupt geen moslims. Sluit de grenzen voor vluchtelingen, Nederland is vol. Eigen bezit, gewin en eigendom blijken het telkens weer te winnen van samen delen en van samenwerking. Het kenmerkt vaak nog veel bedrijven: concurrentie en rivaliteit in plaats van uitwisseling en samenwerking. Het is de oude economie, de jonge van caring en sharing is nog maar pril. Ons is een wijngaard van onvoorstelbare schoonheid en vruchtbaarheid gegeven; een schepping vol goede gaven; een cultuur vol mogelijkheden; een vat vol kansen bij onze geboorte. De vraag is: wat doen we er mee? Of misschien daaraan voorafgaand de vraag: hoe zien we die gegeven gaven? Als de mogelijkheden gekregen van God om volop en voluit te kunnen leven? Of als middel om ons te kunnen verrijken? Als kansen om God uit de wereld weg te kruisigen? Of als vruchten die groeien aan de bomen van Gods solidariteit?
Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. Dit wordt
gezegd tegen u en mij, tegen jood en Palestijn. En nee, het gaat hier niet om verwerping en vervanging. Het gaat om de flexibiliteit van God. Doe je niet mee? Wil je de wijngaard niet helpen bewerken? O.K., dan zullen anderen zich wel bij Gods beweging aansluiten om verder te werken aan het experiment mens. Dat zien we binnen Israël bij monde van organisaties als Oz en Sjalom, Een ander Joods geluid en Rabbies for human rights.
Dat zien we binnen de Palestijnse gemeenschap waar de Palestijnse kerken en bijvoorbeeld de YMCA kiezen voor volstrekte geweldloosheid bij het verzet tegen de bezetting. Dat zien we in onze samenleving waar mensen hun levens proberen richting te geven vanuit morele waarden als waarachtigheid, eerlijkheid, respect, trouw en liefde. Zij zijn dat andere volk, die nieuwe gemeenschap. Met hen bouwt God verder aan zijn rijk dat gerechtigheid heet. En zo schept de Eeuwige telkens een nieuw begin waar de geschiedenis lijkt dood te lopen. En die verbondenheid met Israël dan nog maar even tot slot? Wat is eigenlijk het probleem? Is ware verbondenheid niet altijd kritisch? Het kan toch niet zo zijn dat de kinderen van Jenin en Rammalah enerzijds geronseld worden door Djihad... en anderzijds neergeschoten worden door het Israëlisch leger? Dát is over élke grens. In de wijngaard van Israël, dwars door alle complexiteit van de geschiedenis heen, net zoals in de wijngaard Nederland blijft de stem van gerechtigheid roepen. Tot leven. Leven voor allen. In verbondenheid met Israël maar even zo goed met de gehele mensheid zullen we moeten proberen mee te praten, mee te zoeken, naar gerechtigheid op aarde. In Israël, in Irak, in Syrië, in Mali, in Oekraïne en overal ter wereld. En niet minder in Nederland. Geroepen, uitverkoren zijn. Niet omdat je uit de Joden bent, of omdat je Christen bent kun je claimen dat de belofte jou geldt. Nee, ieder die zich verwant weet met de belofte gedaan aan Abraham is Gods uitverkorene, geroepene. Geen bloedverwantschap, maar geestverwantschap. God geeft ons iets te doen: een naaste om lief te hebben, dagen om zijn heerschappij te belijden, de ruimte om Hem en elkaar op deze aarde te dienen. God, kortom, roept ons tot mondige deelname aan de geschiedenis. Amen.