Praktijknetwerk Economie 1. Overheid: Faciliteren: het eerst in het oog springend daarbij is de financiële ruimte die door de overheid moet worden geboden, om daadwerkelijk te investeren in dit project, waarbij vernieuwing in allerlei opzichten gevraagd wordt, zoals bijvoorbeeld de verandering in de stagebegeleiding, scholing van deskundigheid bijvoorbeeld voor LOB, examinering, etc, en bekostiging van de tijd, nodig voor samenwerking op allerlei niveaus tussen de partners vmbo en mbo. De extra gelden die in eerste cohort werden gefourneerd, bleken het jaar erna al niet meer voorhanden. De scholen van het 2de cohort beleven dit als weinig waarderend voor hun extra inspanningen. Het blijft lange tijd onzeker omtrent de continuïteit van het project VM2. Dat werkt in sommige gevallen frustrerend, met name, om de mbo-partner in het proces mee te krijgen, die zich een tijd afwachtend
Praktijknetwerk Groen 1 Overheid: Er is te veel onduidelijkheid over de continuïteit. Er wordt te weinig publiciteit aan gegeven. Zal het wel erkenning krijgen? Regelgeving: examinering van de nieuwe standaarden voor Rekenen en Taal, die nu als aanvullende eisen zijn ontstaan, zullen voor sommige leerlingen betekenen dat ze het niet halen. Inspectie is veel te dwingend in haar beoordeling of de examens wel goed zijn. Zij weten kennelijk te weinig van het nieuwe competentiegerichte leren en hanteren oude standaard beoordelingseisen. Bij dit experiment is te weinig over duidelijkheid m.b.t de administratieve componenten nagedacht. De eigen schooladministratie begrijpt het soms niet. Als mogelijk voorbeeld was wellicht een soort blauwdruk wenselijk geweest. Nu moeten de
Praktijknetwerk Zorg en Welzijn 1
Overheid: Het is moeilijk om stagebedrijven / leerbedrijven voor VM2-ers te vinden ; ze worden als vmbo-ers gezien en te jong bevonden. Er worden aan mbo-ers vaak stagevergoedingen betaald. Dat geldt niet voor VM2-ers. Er leeft enige frustratie, dat de school in de monitorgesprekken van de ECBO veel “brengt”aan informatie, maar niets “haalt”. De financiële situatie voor VM2-ers ten opzichte van mbo-ers: geen OVjaarkaart; geen studiefinanciering. Dus achterstelling, terwijl het toch een experiment is dat leerlingen in het traject moet zien te houden. De financiële middelen van de scholen uit de tweede tranche: deze waren ten opzichte van de gelden van de eerste tranche gereduceerd tot een erg klein bedrag. Niet voor niks haakten scholen hier op af. “Als de overheid een experiment serieus wil laten
Praktijknetwerk Consumptief Intersectoraal 1
Overheid: De financiële situatie voor VM2-ers ten opzichte van mbo-ers: geen OVjaarkaart; geen studiefinanciering. Dus achterstelling, terwijl het toch een experiment is dat leerlingen in het traject moet zien te houden. De financiële middelen die de scholen krijgen voor het begeleiden van de leerling, is te mager als je het afzet tegen de verwachting dat de leerling op maat moet worden geholpen bij zijn loopbaan. “Als de overheid een experiment serieus wil laten slagen, moeten ze daar in investeren.” De overheid heeft zich te weinig gerealiseerd dat de verschillen in de cao’s voor docenten vmbo en mbo tot gevolg hebben dat het de beoogde samenwerking traineert. Men heeft zich ook te weinig gerealiseerd dat stagetijden in sommige leerbedrijven, bijvoorbeeld de horeca, voor de (te jonge) VM2 leerlingen volgens de ARBO-
1
Men heeft behoefte aan landelijke ondersteuning van die kant, bijvoorbeeld ook door dit traject van doorlopende leerlijnen vmbo-mbo landelijk te promoten en er meer publiciteit aan te geven. Dat zou ook in de communicatie met ouders een steun in de rug geven, die nu ontbeerd wordt. Er is grote behoefte aan het gezamenlijk optrekken in deze vernieuwingsoperatie middels netwerken. Daarvoor wordt van de overheid verwacht dat ze die netwerken faciliteert. Er is grote behoefte aan stageplaatsen voor deze leerlingen. Het is nu voor veel vmbo-scholen te moeilijk om voldoende ervaringsplaatsen te vinden. Hulp van de overheid zou welkom zijn. Wens wordt geuit: een mogelijke blauwdruk voor een ideale VM2-route. Met enkele basisrichtlijnen, die nog voldoende vrijheid voor regionale invulling laten. Daarnaast vinden sommigen dat diezelfde overheid ook dwingender zou moeten
Op sommige scholen is onduidelijk waar de VM2gelden blijven . De netwerken worden als zeer waardevol gezien. We hebben elkaar nog erg nodig. De vraag is, of deze nog wel door zullen gaan. Worden ze nog wel door het ministerie gefaciliteerd? Het zou waardevol zijn als er mogelijke combinaties met kwalificatiedossiers uit de niet-Groene domeinen mogelijk worden gemaakt, omdat zoveel leerlingen kiezen voor Groen op (oneigenlijke) gronden, die niet beroepsgericht zijn. Ze zitten nu in de fuik van het groene domein. De positie van de VM2leerling, die de 18 jaar passeert is ten opzichte van de mbo-leerling van die leeftijd, bij regelingen van OV en studiefinanciering. Hier zou ook verbetering in moeten worden aangebracht door een vergelijkbare positie te scheppen.
Dat geldt tevens voor de veranderingen in de exameneisen in de afgelopen 2 studiejaren: van 16 competenties naar 8. De rol van de inspectie: “We vragen ons af of de inspectie wel op de hoogte is van het experiment VM2.” Tip: “Nodig ze uit!” “Het hele verhaal rond het dossier LOB/LLB is een soort abracadabra. Onduidelijk wat er precies van wordt verwacht. Het levert ook gekke discussies op de werkvloer op.”
Een bottleneck zal optreden als blijkt dat, ondanks alle inspanningen, een aantal leerlingen in het traject VM2, toch geen diploma kan halen, mede door opschroeven eisen taal / rekenen. Wat is de consequentie hiervan? Er wordt te weinig landelijke bekendheid voor VM2 gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot de vakcolleges. Het wordt tijd om ook VM2 meer op de kaart te zetten.
2
In de regelgeving zoals die in het experiment moet worden nageleefd, zit te weinig rek om meer leerlingen een kans te geven, zich een startkwalificatie of doorstroomkwalificatie voor verder leren op het mbo eigen te maken. Er leeft een grote wens om de regelgeving te verruimen. bijvoorbeeld: door kaderleerlingen die dat wensen, via de constructie van VM2 naar niveau 2 te leiden en daarna hun kansen op het behalen van niveau 3, te vergroten. De positie van de VM2leerling, die de 18 jaar passeert is ten opzichte van de mbo-leerling van die leeftijd, niet profijtelijk, als het gaat om regelingen van OV en studiefinanciering. Hier zou ook verbetering in moeten worden aangebracht door een vergelijkbare positie te scheppen.
3
2; organisatie van de samenwerking vmbo – mbo Frustrerend is op een aantal plaatsen het verloop van management en vertegenwoordigers in de VM2-werkgroepen, bij de mbo-partner. Als er niet duidelijk ook van mbo-zijde een vorm van eigenaarschap van het proces wordt getoond, gaat het ontwikkelingsproces alsmaar trager Er is grote behoefte aan eenheid van leiding en continuïteit. In alle gevallen blijkt dat het noodzakelijk is dat de top van de organisatie betrokkenheid toont. Het is nodig dat in de stuuren/of werk-groepen mensen plaats nemen met beslisbevoegdheid. Dat is nu in sommige gevallen niet zo en blijkt daardoor bijzonder frustrerend voor degenen die er hun schouders onder willen zetten. Er bestaat een grote mate van cultuurverschil in de wijze waarop vanuit vmbo en mbo wordt gedacht en gehandeld in het omgaan met regels voor de leerlingen en de wijze waarop men ze aanspreekt. Daar is nog veel onderlinge communicatie en het sluiten
2; organisatie van de samenwerking vmbo – mbo. Men ervaart de verschillen tussen beide “culturen”nog als heel groot. Dit druppelt dan ook door naar de leerlingen. Informatie moet beter naar alle betrokkenen worden gecommuniceerd. Bijvoorbeeld: informatie uit de netwerken landt bijna niet in de rest van de organisatie. Leerlingen niveau 2 worden in sommige gevallen als een aparte club beschouwd en blijken niet overal op niveau 3-opleidingen welkom, terwijl ze daar formeel toch recht op hebben. (Dit is bijvoorbeeld het geval bij VAP-leerlingen die verder willen in de horecarichting.) In sommige regio’s heeft VM2 een imagoprobleem. In sommige scholen blijft VM2 een eiland. In sommige AOC’s ziet het mbo niet het nut van VM2 en vertraagt dat de mogelijke samenwerking enorm. Nodig is dat in VM2 mensen met beslisbevoegdheid zitten. Het management zou meer overtuigd in haar visie ook moeten uitdragen dat een gedegen opzet van de
2; organisatie van de samenwerking vmbo – mbo. Daar waar docenten die geacht worden in het experiment mee te doen, het laten afweten, en zich al te vrijblijvend gedragen, is er weinig dwang mogelijk. Dat leidt tot nogal wat frustratie bij degenen die er wel voor willen gaan. Verzuchting: “Typisch onderwijs! In een bedrijf was je al lang op straat gezet!” De betrokkenheid van met name directieleden (de top) soms ver te zoeken. Ze laten het aan de vrije markt in de school over, wie er zich voor inzet.”Overigens is de samenwerking op de werkvloer tussen docenten vmbo en mbo in veel gevallen wel positief, maar wordt daar gezamenlijk gevoeld, dat de faciliteiten die geboden worden om er iets goeds van te maken, al snel na de aanvangsfase gereduceerd zijn. Een teken aan de wand is bijvoorbeeld de stimulans vanuit de leiding,om de netwerkdagen te bezoeken, die plotseling lijkt af te nemen bij sommige experimentpartners.
2; organisatie van de samenwerking vmbo – mbo. De beperking in de voorwaarden van VM2 tot het moeten blijven van de leerlingen onder één dak is frustrerend. Je moet de mogelijkheid scheppen om leerlingen te scholen, daar waar de beste outillage is. Hoe moeten de financiën tussen de VM2-partners worden verdeeld? Daar had een regeling voor moeten worden uitgevaardigd, omdat het nu tot onderling gesteggel leidt. Daar waar de roc-partner het laat afweten, en zich op de vlakte houdt, de medewerkers bijna geen faciliteiten (meer) geeft? Dat leidt tot nogal wat frustratie bij degenen die er wel voor willen gaan. De betrokkenheid van met name directieleden (de top) is op veel plaatsen ver te zoeken. “Nadat ze hun handtekening hebben gezet, kieperen ze het over de muur op het bord van de teamleider. In elk project moet eigenlijk vanaf het begin duidelijk worden gemaakt, wie de leiding heeft.”
4
De complexiteit van de examinering zoals die vereist is voor het mbodiploma schrikt veel vmbodocenten af en ook de mbovertegenwoodigers beheersen de materie in niet alle gevallen voldoende om tot een gedegen organisatie van de examens te komen. De organiseerbaarheid van sommige uitstroomprofielen wordt ernstig bemoeilijkt door een te gering aantal leerlingen voor het betreffende Crebo. Daarnaast is er grote werkdruk op docenten als ze meerdere Crebo’s voor eenzelfde groep leerlingen moeten zien te verzorgen. en zijn er twijfels over capaciteiten van sommige docenten die in de werkgroepen terecht kwamen. Vanuit mbo-perspectief wordt opgemerkt dat het een lastige klus is, als zij met meerdere vmbo’s in de regio, ieder met een eigen cultuur, binnen VM2 samenwerken. Tenslotte merkt men her en der dat vanuit mbo-zijde tekenen van concurrentie, met betrekking tot financiën en leerlingaantallen,
Docenten steken nu teveel hun vrije tijd in dit experiment. Daar moeten betere voorwaarden voor worden geschapen door het management.
5
3; Determineren van de doelgroep en begeleiden van de leerlingen.(LOB).
Het algemene beeld bestaat dat leerlingen te vroeg voor een uitstroomprofiel moeten kiezen, omdat ze in VM2 in een Crebo worden ingeschreven. Er bestaat grote behoefte aan een verruiming van het toekomstperspectief en verlenging van de tijd die de leerling mag gebruiken om tot een keuze voor een beroepsrichting. Men vindt dat er een wildgroei aan Crebo’s is ontstaan, waardoor het steeds onoverzichtelijker wordt voor leerlingen om te kunnen kiezen. Veel VM2-leerlingen zouden gebaat zijn met praktijkonderwijs. Het is de vraag of er genoeg adequate praktijkplaatsen gevonden worden, zodat ze zich goed bewust worden van wat die praktijk precies van ze vraagt op het niveau waarop ze zullen worden ingezet. Daarbij hoort tevens de problematiek, dat het om,
3; Determineren van de doelgroep en begeleiden van de leerlingen.(LOB).
Leerlingen worden nu op een aantal plaatsen te vroeg gedetermineerd. Beter om ze een tijd bij elkaar te laten, zowel LWT als BBL en een enkele (zwakke) Kaderleerling. Leerlingen niet te vroeg dwingen tot keuze voor Crebo.. De wens wordt geuit, om jonge leerlingen een landbouwbrede route aan te bieden. Dan kunnen ze pas in later stadium kiezen. VM2 als paraplu met allerlei routes. maak het daarmee mogelijk dat leerlingen ook in ander domein kunnen instromen, bijvoorbeeld leerlingen uit VAP naar Horeca. Dat wordt nu vaker als wens gezien. Wens om nog breder in de leerling-populatie ook de kaderleerlingen kansen te geven in een soort VM3.
3; Determineren van de doelgroep en begeleiden van de leerlingen.(LOB).
Wanneer bepaal je, wie er in VM2 behoort? Dat is moeilijk, temeer daar het voorschrift luidt dat alleen de basis beroepsgerichte leerweg in aanmerking komt. Veel scholen zouden de kaderleerlingen in het begin ook willen meenemen en pas na verloop van tijd de determinatie VM2 vaststellen. Sommige roc’s blijken “zwakke” kaderleerlingen af te wijzen. Voor die leerlingen zou de route via VM2: naar niveau 2 en daarna niveau 3, beter passen. Als je een brede range aan Crebo’s wil aanbieden, waarbij leerlingen kunnen kiezen uit verschillende domeinen, heb je een bepaald kwantum leerlingen nodig. Bij de krimpscenario’s die opgeld doen, zal de vraag worden, of deze optie open kan blijven, als je alleen de BBL-ers mee laat doen in de route VM2. De begeleiding van de moeilijke doelgroep VM2-ers
3; Determineren van de doelgroep en begeleiden van de leerlingen.(LOB).
Wanneer en hoe bepaal je, wie er in VM2 behoort? Dat is moeilijk, temeer daar het voorschrift luidt dat alleen de basis beroepsgerichte leerweg in aanmerking komt. Welke parameters gebruik je? Neem je aanvankelijk ook kaderleerlingen mee? De begeleiding van de “zorgleerlingen”komt in de knel als je ze niet geschikt acht om op stage te gaan. Een mogelijke oplossing hiervoor zoeken sommige scholen nu in de opzet van een “eigen leerbedrijf in de school.” De ouders moeten meer betrokken worden en een rol spelen bij de determinatie. Het dossier LOB/LLB is nog weinig uitgekristalliseerd en leidt tot allerlei discussie. Onduidelijk wat er precies van wordt verwacht. Een mogelijke optie, verwoord door een deelnemer: “Zie het als contactmomenten. Niet als iets wat erbij hangt.”
6
Men vraagt zich tevens af of er op het vmbo voldoende deskundigheid is m.b.t. LOB\LLB 4; determinatie van de doelgroep. Dit thema leunt aan tegen het vorige: Ook hier is de centrale kritiek dat er te vroeg door de school, met de leerling samen, moet worden gekozen voor een richting. Daarnaast vindt men het jammer dat de beroepsbegeleidende leerweg (bbl op het mbo) niet betrokken wordt bij het VM2-project. De kritiek dat er zoveel diverse Crebo’s zijn leidt tot de wens om tot clustering ervan te komen. Er wordt gefilosofeerd over bijvoorbeeld een combinatie van onderdelen van Economie en Zorg en Welzijn, tot een brede opleiding voor dienstverlening. Er worden grote verschillen tussen de VM2-
Wat is het gevolg van de uitval in VM2 ? “We komen er achter dat sommige leerlingen ook niet in VM2 passen. Wat moet je er dan mee?”
Het is de vraag of voor alle uitstroomprofielen op niveau 2 op de arbeidsmarkt wel plaats is. In deze netwerkgroep is men ervan overtuigd dat dit niet zo is. Dat stelt de vraag met betrekking tot de loopbaan van de leerling: “Waarvoor leiden we hem of haar nu eigenlijk op?” Iemand merkt op: “Het zou beter zijn, om minder specialistische uitstroomprofielen en meer bredere domeinprofielen voor de niveau 2 opleidingen te hanteren, waardoor de leerlingen meer kansen op de arbeidsmarkt krijgen.”
7
Een van de problemen, die zich gaan voordoen zal blijken bij de examinering van Taal en Rekenen op basis van de nieuwe referentiekaders. De vraag wordt opgeworpen of sommige leerlingen dan alsnog het niveau 2 niet zullen halen.
4; Begeleiding van het experiment.
Sommige scholen missen zogenaamde piketpaaltjes: “Dat er iemand langskomt, om de organisatie van het project onder de loep te nemen.” Ze zouden graag op schoolniveau enige begeleiding krijgen vanuit het perspectief: “Hier zijn jullie aangeland. Zo kun je verder gaan.” Algemeen hebben sommigen inmiddels
4; Begeleiding van het experiment.
Schooldirecties moeten medewerkers die zich voor VM2 inzetten, meer faciliteiten geven. “Het kan niet zo zijn dat je er je vrije tijd in moet steken!” (Overigens rekent Jan v d Linden (college de Brink) de deelnemers voor, dat je van de 160 uren deskundigheidsbevordering die elke docent op zijn jaartaak krijgt toegerekend, aardig wat uren in
8
De betrokkenheid van het ministerie en de inspectie bij dit experiment is weinig zichtbaar. “Zij zouden zich meer op de netwerken kunnen laten zien.”
Het zou beter zijn als ook de kenniscentra zich meer op de netwerken lieten zien en meedachten over VM2. Op een enkele school is het inmiddels wel zo, dat zij begeleid worden door KENWERK. “Dat zou breder kunnen worden uitgerold.” Er zou een dwingender verplichting tot deelname aan de netwerken moeten uitgaan van het ministerie, waardoor degenen die het experiment in de school dragen, ook meer gesteund worden. Nu laten sommige scholen zich steeds minder zien op de netwerkbijeenkomsten. Een enkeling spreekt de behoefte uit, aan het vormen van regionale samenkomsten van VM2uitvoerders, om regelmatig van gedachten te wisselen en bij elkaar in de keuken te kijken. “Een soort collegiale consultatie op zijn tijd!” Er wordt te weinig landelijke bekendheid voor VM2 gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot de vakcolleges. Het wordt tijd om ook VM2 meer op de kaart te zetten.
9