Verslag praktijknetwerk. Netwerk: Zorg en Welzijn. Datum; 23 en 24 november 2010. Molenhoek. Aanwezigen: . Dinsdag: 23 november 14.00 uur. Welkomstwoord en introductie van deze 24-uurs-bijeenkomst door Ton Balk. Daarin verwoordt hij nog eens de stand van zaken van het experiment VM2, nu het derde jaar ervan ingaat. In de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet staat, dat “VM2 kan worden uitgebreid en structureel zal worden.” In het kader van deze opmerking kan men ook de vraag van de opdrachtgever (OCW) zien aan de netwerkbijeenkomsten, die nu plaats vinden, om haar te voorzien van informatie over knelpunten en mogelijke aanbevelingen, wat er nog van de overheid kan worden verwacht, om het experiment succesvol te laten zijn. Die knelpuntenanalyse is dan ook in het programma opgenomen, nadat enkele van de wensen van de netwerkleden zelf, zoals ze in de aanloop naar de bijeenkomst zijn geuit, aan bod zijn geweest. 14.15 uur
15.00 uur
Kennismaking deelnemers uit de 3 netwerken Z&W Een ronde aan de hand van de paspoorten: Via deze werkvorm leren de deelnemers op een snelle manier elkaars projecten kennen. Er ontstaan allerlei discussies over knelpunten en oplossingen, die op een ander moment in deze marathonbijeenkomst opnieuw worden genoemd. Vragenvuur. Deelnemers kunnen alle vragen die zijn gerezen rond de ontwikkeling van VM2 stellen. Vraag: In welk examencohort van het mbo moeten we de leerlingen examineren? Toelichting: in 2008, toen de leerlingen in de eerste tranche VM2 begonnen, gold een ander examen dan in 2009. Als voorbeeld: het aantal competenties dat geëxamineerd wordt, is drastisch verminderd (van 15 naar 8.) Antwoord: in overleg met de mbo-partner bepaal je, op welk tijdstip in het VM2-traject de leerlingen aan hun mbo-kwalificatie beginnen. Het examencohort dat in dat studiejaar geldt, geeft voor die leerlingen de eisen weer waar aan voldaan moet worden. 1
Vraag: de positie van de VM2-leerling, die 18 jaar wordt, lijkt financieel slechter dan de vergelijkbare mbo-leerling van niveau 2? Toelichting: studiefinanciering; OV-jaarkaart! Het lijkt erop dat deze leerling die voorzieningen mis loopt? Antwoord: dit blijkt inderdaad een knelpunt, dat niet is voorzien bij de aanvang van het experiment en dat we naar de opdrachtgever moeten doorgeven. Wel is er enige compensatie voor gederfde inkomsten mogelijk, omdat ze geen collegegeld betalen en bij geringe inkomsten van de ouders een tegemoetkoming in studiekosten kunnen aanvragen. Enkelen stellen hierbij ook nog de vraag of benodigde materialen (zoals bijv. een kappersset) in aanmerking voor vergoeding komen. Ook het antwoord op deze vraag is negatief.
Vraag: is er een kans dat leerlingen van de Kader leerweg op een of andere wijze mee kunnen liften met de VM2-regeling? Antwoord: Formeel kunnen kaderleerlingen niet in VM2 mee doen. Maar er zijn scenario’s die scholen gebruiken om kaderleerlingen waarvan de inschatting is, dat ze bij een directe overstap van vmbo-examen naar niveau 3 van het mbo tijdens deze route zullen struikelen, ze wel in te schrijven bij het ROC, maar het programma van VM2 dat verkort naar niveau 2 leidt, mee te laten lopen. Dit in de hoop dat ze daarna met meer succes het niveau 3 aankunnen. Andere scholen zetten in de aanvang de Kader en Basis leerlingen bij elkaar en determineren pas heel laat, welke leerlingen geschikt zijn, om aan het VM2programma deel te nemen. Hierdoor vergroten ze de kans dat de inschatting van succes bij het vervolgen van de schoolloopbaan van deze leerlingen reëler wordt. Aanvulling door Ton Balk: er zal tussen nu en volgend jaar maart meer duidelijkheid door het ministerie worden verschaft omtrent de opmerking in het regeerakkoord dat het experiment VM2 uitgebreid wordt en structureel. Wellicht dat er voor een aantal andere leerlingcategorieën, zoals de beroepsbegeleidende leerweg op het mbo en de kaderleerlingen van het vmbo trajecten worden mogelijk gemaakt, om hun slagingspercentage te verhogen. Want momenteel is het verloop van studenten in het niveau 3 van het mbo ook groot.
Vraag: Hoe moet je het organiseren, als je veel Crebo’s mag aanbieden, maar weinig leerlingen hebt, zeker nu er op veel plaatsen van terugloop sprake is? Hoe kun je de 2
leerlingen dan toch laten kiezen tussen die mogelijkheden? Antwoord: het beste lijkt het, om er voor te kiezen, in het voortraject de leerlingen bij elkaar te plaatsen en in een latere fase van de route naar een versmalling, naar een Crebo als uitstroomprofiel, toe te werken. Qua organiseerbaarheid is het model van de intersectorale scholen het best toepasbaar. En als men er ook nog eens voor zou kiezen, om geen vmbo-examen te doen, heb je maximale ruimte gecreëerd voor het bedienen van een kleiner wordende groep leerlingen met een behoorlijk aantal uitstroomprofielen. Hierbij de aantekening: de SLO is momenteel bezig met het in kaart brengen van de overlapping en aansluitingsmogelijkheden van verschillende uistroomrichtingen binnen en buiten bepaalde domeinen. Als voorbeeld worden crebo’s uit de domeinen van Zorg en Welzijn, naast die van Economie gezet. Er zal dit studiejaar een aparte themabijeenkomst worden georganiseerd om de resultaten van deze vergelijkingen en de mogelijkheden die dat biedt voor het opzetten van curricula die van breed naar smal lopen, te presenteren.
15.40 uur Presentatie
Nog twee opmerkingen in dit verband: alle VM2’s zullen de komende jaren met terugloop van leerlingen in de basis en kader-leerwegen worden geconfronteerd. Daar waar smalle trajecten lopen, blijkt dat behoorlijk veel leerlingen toch gaan switchen na het examen. Ineke Bos: BCL (Brein Centrale Leerinstituut) “Beter begeleiden door breinkennis!” In haar interactieve presentatie laat Ineke de groep deelnemers kennismaken met inzichten, die recent verworven zijn door neuro-cognitieve wetenschappelijke onderzoeken rond de werking van het brein, met name in de leeftijdsfasen van de puber en adolescent. De plasticiteit van het brein. Deze term duidt erop dat nieuwe inzichten aangeven, dat ons brein niet een vaststaand gegeven is. De opvatting dat de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens rond de dertien jaar klaar is, is inmiddels achterhaald. Twee perspectieven worden genoemd bij het idee van de ontwikkelingsmogelijkheden van onze hersencapaciteit: - het blijkt in onderzoeken dat training, het vaak opdoen van ervaringen, de capaciteit van het brein verhoogt. - het blijkt dat ontwikkeling / rijping van het brein nog doorgaat tot het 23ste levensjaar, waarbij die ontwikkeling start aan de achterzijde en als laatste de prefrontale lwab bereikt, 3
waar de mogelijkheden van overzicht, inschatten, plannen op langere termijn e.d. zetelen. Leren = zoveel mogelijk verbindingen tussen neuronen in de hersenen maken. Door de hersencellen te prikkelen, krijgen ze meer uitlopers die de verbindingen mogelijk maken. Ineke gebruikt het beeld van de “snelweg”die in onze hersenen kan worden aangelegd door het beginnende geitenpaadje zo vaak te betreden dat het zich vanzelf verbreedt. Daarnaast is gebleken dat wij in bepaalde leeftijdsfasen meer open staan voor prikkels. In de pubertijd is het deel van de hersenen waar de emoties huizen, behoorlijk actief. Het leidt ertoe dat gedrag van pubers vaak risicovoller is en het “gaan voor de kick van de snelle bevrediging” meer aanwezig is, dan het kunnen uistellen van beloning en het voldoende kunnen inschatten van de risico’s die gedrag met zich mee kan brengen. Hier wordt het beeld van de berijder van een olifant ten tonele gevoerd, waarbij die berijder van het beest nog vaak een “Bijrijder” nodig heeft. “Hoe motiveer je deze olifant?” Statements die door de deelnemers worden genoemd: Maak gebruik van de experimenteerdrift en het willen beleven van emoties, ervaringen opdoen en ergens voor willen gaan! De valkuil is dat we teveel willen sturen. Probeer in te spelen op de behoefte aan het ervaren van succes (belonend). Ze hebben ook veel behoefte aan aandacht (één op één). Geef ze ook de tijd. Laat het rijpen. Meisjes rijpen sneller! Maak gebruik van hun eigen creatieve vondsten. Laat toe dat ze zelf met iets komen. Ze kunnen wel leren plannen, maar hebben daar begeleiding bij nodig. En dan in kleine stappen, zodat resultaten snel zichtbaar zijn Ineke voegt nog enkele inzichten uit onderzoek toe: Het slaap/waakritme van de puber is verstoord, of anders gezegd in onbalans. Ze komen laat op gang en gaan laat slapen. Het veelgenoemde multi-tasken dat men de huidige jongeren toedicht, moet opnieuw worden bezien op haar waarde. Het is gebleken dat als je de ene activiteit verruilt voor de andere, de eerste even in de vriezer wordt gezet. Dus naar de achtergrond verdwijnt. Wij blijken ons maar op één soort activiteit op dezelfde tijd te kunnen concentreren. Als voorbeeld: leren voor school en tegelijkertijd een 4
game op de pc spelen, lukt niet. Wat wel mogelijk is, tijdens het leren voor school, bijvoorbeeld bepaald soort muziek draaien, omdat het gevolg hiervan is, dat men zich voor andere prikkels uit de omgeving afsluit. Mindsets. Dit thema doet steeds meer opgeld in leertheorieën. Het gaat erom, welke elementen een rol spelen bij het je open stellen voor nieuwe informatie. Men onderscheidt dan grofweg twee typen mensen met daarbij horende kenmerken: Iemand met een fixed mindset: Vermijdt uitdagingen. Denkt van zichzelf dat inspanningen nutteloos zijn, omdat het vast staat dat hij niet geschikt is, dit te leren. Denkt dat mensen geboren worden met aangeboren talenten en dat die geen moeite hebben bepaalde dingen te leren die een ander niet kan. Geeft snel op bij tegenslagen; en is ook snel aan de top van zijn kunnen. Benut daarmee niet volledig zijn potentieel. Iemand met een growth mindset: Gaat uitdagingen aan. Vindt dat hij door vol te houden, dingen onder de knie kan krijgen. Staat open voor kritiek. Wordt geïnspireerd door anderen te aanschouwen. Benut in feite zijn potentieel maximaal. Nu is van belang, op welke wijze docenten en andere begeleiders van de leerlingen zelf denken over ontwikkelingspotentieel van leerlingen.. Er worden namelijk ook door hun termen gebruikt die de ontwikkeling kunnen stimuleren of remmen. In je houding naar de leerling kun je duidelijk maken of je geloof hecht aan zijn ontwikkelcapaciteit. De zogenaamde spiegelneuronen in de hersenen voelen haarfijn aan, wat de ander over ons denkt of voelt. Vandaar enkele tips voor de begeleiding: Vertel leerlingen over de plasticiteit van de hersenen; dat er veel te leren valt door oefenen/trainen. Vertel ook je eigen ervaringen. Geef feedback op het proces, op concrete onderdelen ervan, met het doel aan te geven, waar nog verbetering in te halen valt. Vermijd uitdrukkingen als: “je bent een natuurtalent.” “er zit niet meer in.” ; “Het zit in de familie, want je broer kon het ook al niet.” 5
Maak wel gebruik van feedbackuitdrukkingen als: “Goede aanpak. Nu kun je hieraan nog iets verbeteren.” “Benoem concreet, welk onderdeel en leg de nadruk op het gegeven, dat er altijd iets aan vooruitgang in zit.” Kortom: Het gesprek gaat over de gebruikte strategieën en niet over de eigenschap van de persoon in kwestie! Het zal bij diegenen die al in een fixed mindset zitten misschien tot minder hulpeloze reacties leiden. Je stuurt immers aan op doorzetten, hetgeen de personen met een growth mindset vaker vertonen. Ineke sluit haar presentatie af met het kort benoemen van 6 breinprincipes. 1. Om een vaardigheid of bepaalde kennis te leren beheersen door oefenen rekent men meestal een tijd van ongeveer 6 weken om het te laten inslijten. 2. Richt het focus op het doel en de context waarin je je doel wil bereiken. 3. Niet consumeren maar creëren is de boodschap. Laat leerlingen zelf iets maken. 4. Voortbouwen: alles wat je nieuw erbij leert beklijft beter als je het kunt verbinden met eerder opgedane kennis of vaardigheid. 5. Emotie: nieuwsgierigheid en uitdagiung aan willen gaan staan aan het begin van wat je nieuw leert. Een beetje stress kan gaan kwaad, want dat werkt stimulerend. En er is een gevoel van trots als je het gestelde doel bereikt. 6. Zintuiglijk rijk: het blijkt dat we beter dingen echt aanleren als meerdere delen van onze hersenen er een rol in spelen en ermee verbonden raken. Dus de associatie met zintuiglijke prikkels zoals gehoor en motoriek zorgt voor een betere leerprestatie. Korte terugblik op deze presentatie door de deelnemers: Vooral het zicht op mogelijkheden in de begeleiding, de 6 breinprincipes, de wijze van kijken naar leren en de houding van de begeleider naar de leerling, spreken de deelnemers aan. De bewustwording van hoe je zelf als docent de leerling beschouwt, de taal die je tijdens de gesprekken gebruikt en hoe dit kan uitwerken op zijn mindset (en dus zijn of haar ontwikkelcapaciteit) worden als waardevol ervaren. 18.00 uur
Presentatie vm2marktplaats, Door Hans de Wolf Hans presenteert het werken met de website, en de functies die erin verwerkt zijn. Het is nu voor iedere netwerkdeelnemer, die een account heeft aangevraagd, mogelijk om naast de algemene nieuwspagina, 6
ook in de netwerkbibliotheek van de eigen sector documenten te posten of ervan af te halen en op het forum met elkaar te communiceren. Er is een kernteam van vertegenwoordigers uit de netwerken gevormd, die samen met de websitebouwers van het Ruud de Moorcentrum en Hans de Wolf, het gebruiken van deze website willen verbeteren door zelf als “super-user” op te treden en tips van andere gebruikers door te geven Op de vraag naar de zoekfunctie, blijkt dat die alleen in algemene steekwoorden kan worden uitgevoerd. Wel is het mogelijk om aan de beheerders een nieuw steekwoord voor een filtercategorie door te geven. Als voorbeeld wordt genoemd de categorie “examen”. Die wordt nu belangrijk voor veel scholen, die zich op de examinering van niveau 2 gaan richten.
18.40 uur
Er wordt in zijn algemeenheid enthousiast gereageerd op de mogelijkheden die het gebruik van de website in zich bergt. Wel blijken velen nog opnieuw te moeten zoeken naar hun wachtwoord. Degene die het niet meer kan vinden, of er nog geen kreeg toegewezen, kan het opnieuw bij Jolanda Turling van het bureau van Balk Consultancy aanvragen. Speeddate. Uitwisseling van producten, ideeën, oplossingen. Via deze werkvorm worden de meegebrachte producten, ideeën en oplossingen voor barrières die men tegenkwam bij de ontwikkeling van VM2, uitgewisseld. De reacties van de deelnemers zijn opgetogen. Het blijkt een succesvolle methode om snel te kunnen peilen wat men bij wie eventueel te halen heeft aan materiaal en ideeën. Het geeft een vooruitblik op mogelijk bilaterale contacten, waarin men elkaar van dienst kan zijn. Er wordt nog eens benadrukt dat het met elkaar praten vaak nog net iets meer oplevert dan het via internet ophalen van producten. De uitleg die ermee gepaard gaat, de vragen die men kan stellen, leveren duidelijk een meerwaarde op. Dit gegeven zal nog eens aan het einde van de tweedaagse bijeenkomst door velen worden benadrukt bij de waardering die men heeft voor het bijeenkomen in een netwerk.
Woensdag 24 november. 7
09.00 uur
Cor Laming: (LOOV). Presentatie: examinering competentiegericht onderwijs in VM2. Cor voert de aanwezigen mee in de wereld van de nieuwe examinering van het middelbaar beroepsonderwijs. Door middel van interactie met de deelnemers van het netwerk, komt de organisatie van de examinering op school en in de praktijk duidelijk in beeld. In het studiejaar 2010-2011 zijn nog werkgroepen actief zijn, bestaande uit vertegenwoordigers van opleidingen, bedrijfsleven en kenniscentra, om zogenaamde examenprofielen te ontwikkelen. Dat zijn standaarden voor examinering en er horen instrumenten bij. Er is een procesarchitectuur examen ontwikkeld, waarin alle stappen die een onderwijsinstelling moet nemen om te zorgen voor een goede examinering zijn beschreven. Van het examenplan tot en met het inkopen van examens en de dekking van de eindtermen en borging van kwaliteit van degenen die de examens afnemen.
Examinering
Examenprocedures
Kanttekening
Cor geeft aan dat elke school haar eigen examenplan kan inrichten met behulp van de procesarchitectuur en de profielen. “Je begint bij de visie; dan maak je het examenplan met een handboek voor de examinering en stelt een eigen vaststellingscommissie in, die alle stappen en beschrijving van de examens moet goedkeuren, ook al ben je van plan om examens in te kopen.” Werkprocessen: Het werkproces is de kleinste eenheid van de examinering. Ze kunnen van eenvoudig naar moeilijk worden geordend. Zij vormen altijd een combinatie van hoofd, hart en handen. De kerntaak is een grotere exameneenheid. Hier komen vragen aan de orde, zoals: Welke werkprocessen en kerntaken kunnen in het betreffende BPV-bedrijf worden geëxamineerd? Hoe staat het met de deskundigheid van de beoordelaars? Sinds enkele jaren bestaat de functie van assessor: daarvan moet duidelijk zijn dat die onafhankelijk is en opgeleid. Wie kan assessor zijn? iedere docent, of praktijkopleider, mits geschoold. Maar wel onafhankelijk; dus niet degene die les gaf of begeleiding in de praktijk. Beoordelen moet voldoen aan de eis van validiteit en betrouwbaarheid. Bij het beoordelen van gedrag is er altijd sprake van subjectiviteit. 8
De borging van de kwaliteit van de beoordeling, ook al is die subjectief, is gelegen in het verklaren dat de beoordelaar deskundig is. Om dat nog extra te onderbouwen moet de beoordeling op het examenformulier verantwoord worden door concreet aan te geven, waarin de kandidaat goed of niet goed functioneert.
Vragen: Komt er een centraal schriftelijk examen? alleen voor rekenen en taal. Wat is de winst van competentiegerichte examens? integratie van kennis, houding en vaardigheden, en afgenomen in een zinvolle praktijksituatie (eventueel gesimuleerd). Sommige scholen werken met ingekochte materialen, die “door de inspectie zijn goedgekeurd.”
Toetsmateriaal
Beoordeling praktijk
Parate kennis?
Verschil examencohorten?
Hiervan zegt Cor dat ook die materialen door de vaststellingscommissie (een onderdeel van de examencommissie) van de school alsnog moeten worden goedgekeurd en ook dan nog kan het materiaal onderdeel van de controle door de inspectie worden. Er zijn berichten dat ingekochte toetsmaterialen alsnog door inspecties werden afgewezen …. Het beoordelen van de beroepspraktijk: “Sommige scholen halen de praktijk binnen de school. Anderen gaan naar de praktijk. Hoe je het ook inricht: de school heeft de eindverantwoordelijkheid over de beoordeling, ook die van de praktijkcomponent.” Als de praktijk beoordeeld wordt door de praktijkbegeleider in het leerbedrijf, moet je borgen dat die deskundig is. Dat gaat op basis van een door de praktijkbegeleider zelf geschreven begindocument met een verantwoording van zijn deskundigheid en dat wordt verder in de loop van de tijd door de opbouw van een soort portfolio over, waarin zijn geleverde resultaten gedocumenteerd worden, voortgezet. Betreffende de examendeskundigheid van de docenten die praktijkcomponenten beoordelen, betekent het dat ze een assessorentraining moeten hebben gevolgd. (Training kan ook gegeven worden door iemand die al een dergelijke cursus van enkele dagen heeft gevolgd.) Uit de deelnemersgroep komt de vraag: “Wordt de parate kennis niet te veel ondergesneeuwd bij het examineren in het CGO ?” Antwoord: “Dat hoeft niet. Het blijft mogelijk om separaat kennis, naast de Proeve van Bekwaamheid te toetsen, als je het maar vastlegt in je examenplan.” Uit de groep komt de vraag, aan welke exameneisen de leerlingen van de verschillende VM2-tranches nu eigenlijk moeten voldoen? 9
Aan de 16 competenties uit het kwalificatiedossier van 2009 of aan de 8 competenties van het dossier van 2010?
De weg ernaar toe De inrichting van het onderwijs
Reflectie
Cor schetst het voortschrijdend inzicht van de dossieropstellers. Men gaat steeds meer de competenties, die nogal abstract geformuleerd zijn, naar de achtergrond duwen en op de voorgrond treden de werkprocessen en kerntaken. Dat zijn de examenonderdelen. Vervolgens moet men vastleggen in het examenplan, wanneer de VM2-leerlingen met de mbo-kwalificatie in hun programma starten. Dat is het bepalende moment voor het examenregime waar ze onder zullen vallen. Op die manier kan de school het naar de controlerende inspectie verantwoorden. Het opleiden in de richting van examens gebeurt middels integrale leeropdrachten. Hierbij moet men er rekening mee houden dat de drie elementen hoofd, handen en hart erin verwerkt zijn. “Competentieontwikkelend leren leidt tot waarderen van beroepsbekwaam handelen.” Dat betekent: Integraal handelen : houding, kennis, vaardigheden. Vraaggericht handelen: uitgaande van de cliënt. Zelfregulerend handelen: cyclisch, methodisch, Zelfsturend: zelfbepalend, zelfverantwoordelijk en reflecterend. Een mogelijk instrument dat door Cor wordt aanbevolen, kan hierbij de “leerbiografie” zijn. De vraag wordt gesteld, of het portfolio in de plaats kan komen van het examen? Cor: “Misschien op de lange duur als er portfolio’s ontwikkeld worden van hoge kwaliteit waarin ook werkelijk een proces zichtbaar wordt met beoordelingen van deskundigen. Die zijn tot nu toe nog nergens vertoond. Daarom wordt het opbouwen van een portfolio vooralsnog een weergave van de leergeschiedenis en op sommige scholen als voorwaarde voor het (met succes) deelnemen aan het examen gebruikt.” Al reflecterend op de presentatie onder leiding van Cor Laming, merken de deelnemers op, Dat er werk aan de winkel is. Dat men zich de taal van de examinering van het MBO moet zien eigen te maken; Dat men samen met het MBO vanuit een gedeelde visie tot de opzet van het examenplan moet komen. Dat men zelf de examens mag maken maar ze ook kan inkopen, waarbij de erkenning die door de inspectie nodig blijft. Dat deze sessies een eerste rondgang door de complexe materie van examinering vormden. Dat er heel veel stappenplannen en formats voorhanden 10
Inspectie
zijn om tot een goede inrichting te komen. Dat het materiaal dat Cor Laming deze middag presenteerde op de website www.vm2marktplaats.nl komt te staan. Cor beveelt de aanwezigen aan, om het eigen examenplan, op basis van een visie op onderwijs en opleiden tot inzet van gesprek met de controlerende inspectie te maken. “Maak je sterk voor je eigen plan. Nodig ze uit tot gesprek. Ze zijn heel erg bereid om te komen.” De sessie eindigt met de uitgesproken wens, om vanuit dit netwerk Zorg en Welzijn enkele inspecteurs uit te nodigen voor gesprek. Met als agenda: een aantal door de scholen ontwikkelde en/of eventueel ook ingekochte producten rond het brede thema examinering, te laten bespreken.
11.30 uur Knelpunten
Knelpuntenanalyse: Aan de hand van 5 invalshoeken worden in subgroepen ervaringen uitgewisseld. Deze komen vervolgens terecht in een samenvattende lijst die plenair wordt opgesteld: 1; de overheid. Het is moeilijk om stagebedrijven / leerbedrijven voor VM2-ers te vinden ; ze worden als vmbo-ers gezien en te jong bevonden. Er worden aan mbo-ers vaak stagevergoedingen betaald. Dat geldt niet voor VM2-ers. Er leeft enige frustratie, dat de school in de monitorgesprekken van de ECBO veel “brengt”aan informatie, maar niets “haalt”. De financiële situatie voor VM2-ers ten opzichte van mbo-ers: geen OV-jaarkaart; geen studiefinanciering. Dus achterstelling, terwijl het toch een experiment is dat leerlingen in het traject moet zien te houden. De financiële middelen van de scholen uit de tweede tranche: deze waren ten opzichte van de gelden van de eerste tranche gereduceerd tot een erg klein bedrag. Niet voor niks haakten scholen hier op af. “Als de overheid een experiment serieus wil laten slagen, moeten ze daar ook volhartig in investeren en niet, zoals nu, tijdens het experiment de randvoorwaarden veranderen.” Dat geldt tevens voor de veranderingen in de exameneisen in de afgelopen 2 studiejaren: van 16 competenties naar 8. De rol van de inspectie: “We vragen ons af of de inspectie wel op de hoogte is van het experiment VM2.” Tip: “Nodig ze uit!” 2; organisatie van de samenwerking vmbo – mbo. Daar waar docenten die geacht worden in het experiment 11
mee te doen, het laten afweten, en zich al te vrijblijvend gedragen, is er weinig dwang mogelijk. Dat leidt tot nogal wat frustratie bij degenen die er wel voor willen gaan. Verzuchting: “Typisch onderwijs! In een bedrijf was je al lang op straat gezet!” De betrokkenheid van met name directieleden (de top) is op veel plaatsen ver te zoeken. “Nadat ze hun handtekening hebben gezet, laten ze het aan de vrije markt in de school over, wie er zich voor inzet.”Overigens is de samenwerking op de werkvloer tussen docenten vmbo en mbo in veel gevallen wel positief, maar wordt daar gezamenlijk gevoeld, dat de faciliteiten die geboden worden om er iets goeds van te maken, al snel na de aanvangsfase gereduceerd zijn. Een teken aan de wand is bijvoorbeeld de stimulans vanuit de leiding,om de netwerkdagen te bezoeken, die plotseling lijkt af te nemen bij sommige experiment-partners. 3; Begeleiding van het experiment. Sommige scholen missen zogenaamde piketpaaltjes: “Dat er iemand langskomt, om de organisatie van het project onder de loep te nemen.” Ze zouden graag op schoolniveau enige begeleiding krijgen vanuit het perspectief: “Hier zijn jullie aangeland. Zo kun je verder gaan.” Algemeen hebben sommigen inmiddels behoefte aan een gezamenlijk kader, zonder dat hier een dwingende blauwdruk voor hoeft te worden gegeven. Wel een of enkele voorbeeld-blauwdrukken. De betrokkenheid van het ministerie en de inspectie bij dit experiment is weinig zichtbaar. “Zij zouden zich meer op de netwerken kunnen laten zien.” 4; Determineren van de doelgroep en begeleiden van de leerlingen.(LOB). Wanneer bepaal je, wie er in VM2 behoort? Dat is moeilijk, temeer daar het voorschrift luidt dat alleen de basis beroepsgerichte leerweg in aanmerking komt. Veel scholen zouden de kaderleerlingen in het begin ook willen meenemen en pas na verloop van tijd de determinatie VM2 vaststellen. Sommige roc’s blijken “zwakke” kaderleerlingen af te wijzen. Voor die leerlingen zou de route via VM2: naar niveau 2 en daarna niveau 3, beter passen. Als je een brede range aan Crebo’s wil aanbieden, waarbij leerlingen kunnen kiezen uit verschillende domeinen, heb je een bepaald kwantum leerlingen nodig. Bij de krimpscenario’s die opgeld doen, zal de vraag worden, of deze optie open kan blijven, als je alleen de BBL-ers mee laat doen in de route VM2. De begeleiding van de moeilijke doelgroep VM2-ers vergt veel uren, die er ook voor moeten worden vrijgemaakt. Daarnaast vraagt de opbouw van deze nieuwe route ook 12
12.45 uur. Evaluatie/ vooruitblik
veel investeringstijd van docenten. De algemene teneur is er een van voortdurend tijd te kort komen. “Dat is niet profijtelijk voor het welslagen van een experiment, als mensen het te vaak in hun eigen tijd moeten doen.” Het is de vraag of voor alle uitstroomprofielen op niveau 2 op de arbeidsmarkt wel plaats is. In deze netwerkgroep is men ervan overtuigd dat dit niet zo is. Dat stelt de vraag met betrekking tot de loopbaan van de leerling: “Waarvoor leiden we hem of haar nu eigenlijk op?” Iemand merkt op: “Het zou beter zijn, om minder specialistische uitstroomprofielen en meer bredere domeinprofielen voor de niveau 2 opleidingen te hanteren, waardoor de leerlingen meer kansen op de arbeidsmarkt krijgen.” “Het hele verhaal rond het dossier LOB/LLB is een soort abracadabra. Onduidelijk wat er precies van wordt verwacht. Het levert ook gekke discussies op de werkvloer op.”
Aan het einde van deze tweedaagse wordt de balans opgemaakt: Het is waardevol om elkaar in het netwerk te ontmoeten. Je krijgt veel informatie en gegevens, die je meeneemt naar de eigen locatie. Vooral de vorm van de speed-date wordt hoog gewaardeerd. “Had langer mogen duren!” Niet gedacht “dat een tweedaagse zoveel meer effect zou kunnen sorteren dan wat we gewend waren op de eendaagse bijeenkomsten.” Het heeft inspirerende waarde. Sommigen vonden de presentatie van de werking van het brein te lang duren. Anderen hebben er veel van opgestoken en zijn er enthousiast over. Complimenten voor de organisatie van deze tweedaagse qua randvoorwaarden en qua inhoud. Ton Balk: “Deze bijeenkomst is samen met vertegenwoordigers van jullie netwerk voorbereid. Kennelijk is dat een goede opzet geweest.” Volgende bijeenkomst(en): ideeën: Inspectie uitnodigen. Concreet examenopdrachten met elkaar uitwerken.
Projectleider Ton Balk sluit de tweedaagse bijeenkomst af en dankt allen voor hun medewerking.
13