Verslag praktijknetwerk. Netwerk: Consumptief en Intersectoraal. Datum; 24 en 25 november 2010. Molenhoek. Aanwezigen: . Woensdag: 24 november 14.00 uur. Welkomstwoord en introductie van deze 24-uurs-bijeenkomst door Ton Balk. Daarin verwoordt hij tevens de stand van zaken van het experiment VM2, nu het derde jaar ervan ingaat. In de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet staat, dat “VM2 kan worden uitgebreid en structureel zal worden.” In het kader van deze opmerking kan men ook de vraag van de opdrachtgever (OCW) zien aan de netwerkbijeenkomsten, die nu plaats vinden, om haar te voorzien van informatie over knelpunten en aanbevelingen, wat er nog van de overheid kan worden verwacht, om het experiment succesvol te laten zijn. Die knelpuntenanalyse is dan ook in het programma opgenomen, nadat enkele van de wensen van de netwerkleden zelf, zoals ze in de aanloop naar de bijeenkomst zijn geuit, aan bod zijn geweest. In deze marathon, gaan we onder andere op zoek naar creatieve verbintenissen tussen onderdelen van de domeinen Consumptief, Economie en Zorg. 14.15 uur
Kennismaking deelnemers uit de oorspronkelijk aparte netwerken van Consumptief en Intersectoraal Een ronde aan de hand van de paspoorten: Via deze werkvorm leren de deelnemers op een snelle manier elkaars projecten kennen.
15.00 uur
Vragenvuur. Deelnemers kunnen alle vragen die zijn gerezen rond de ontwikkeling van VM2 stellen. Vraag: de positie van de VM2-leerling, die 18 jaar wordt, is financieel slechter dan de vergelijkbare mbo-leerling van niveau 2? Toelichting: studiefinanciering; OV-jaarkaart! Het lijkt erop dat deze leerling die voorzieningen mis loopt? Antwoord: dit blijkt inderdaad een knelpunt, dat niet is voorzien bij de aanvang van het experiment en dat we naar de opdrachtgever moeten doorgeven. Wel is er enige compensatie voor gederfde inkomsten mogelijk, omdat ze geen collegegeld betalen en bij geringe inkomsten van de ouders een tegemoetkoming in studiekosten kunnen aanvragen. Erik Blankestein (Merewade) heeft middels telefonisch contact met DUO vernomen dat dit een “gat in de regelgeving”. is en ook DUO hiermee naar het ministerie 1
stapt.
Vraag: hoe moeten we de toekomst van VM2 zien? Antwoord: er zal tussen nu en volgend jaar maart meer duidelijkheid door het ministerie worden verschaft omtrent de opmerking in het regeerakkoord dat het “experiment VM2 uitgebreid wordt en structureel.” Wellicht dat er voor een aantal andere leerlingcategorieën, zoals de beroepsbegeleidende leerweg op het mbo (vooral bij Techniek) en de kaderleerlingen van het vmbo, trajecten worden mogelijk gemaakt, om hun slagingspercentage te verhogen. Want momenteel is het verloop van studenten in het niveau 3 van het mbo ook groot. Nog een opmerking in dit verband: alle vmbo’s zullen de komende jaren met terugloop van leerlingen in de basis en kader-leerwegen worden geconfronteerd. Daar waar smalle trajecten lopen, blijkt dat behoorlijk veel leerlingen toch gaan switchen na het examen. Wat betreft de positie van de kaderleerlingen, zien we een ontwikkeling bij scholen dat ze kiezen om in het voortraject de leerlingen bij elkaar te plaatsen en in een latere fase pas te bepalen, welke leerlingen met VM2 gebaat zijn. Daarnaast een tendens om “zwakke kaderleerlingen” na het vmbo-examen niet direct naar mbo-3 te sturen, maar ze via de route van VM2 een niveau 2 diploma te laten verwerven. Daarmee mogelijk hun kans op succes voor niveau 3 te verhogen. Ze worden dan wel op het roc ingeschreven, maar volgen VM2 samen met de Basisleerlingen. Ton Balk: “We moeten afstappen van de indeling Basis – Kader en meer vertikaal denken in termen van: wat is goed voor deze leerling? Dan zijn er die het snel kunnen en anderen doen er langer over.” De vraag wordt opgeworpen of de verlenging van de verblijfsduur op het vmbo misschien zal leiden tot trajecten op het vmbo, die naar niveau 2 van het mbo leiden. Ad Kodde (horecavakschool Rotterdam) zou wensen, dat er een wijziging komt in de wetgeving, die erop neerkomt, dat de vmbo’s de licentie krijgen om het volledige traject van de 12 tot 17 jarigen naar niveau 2 te verzorgen “voor die leerlingen die niveau 2 als tax hebben. Het zou een boel problemen die er nu zijn, oplossen.” Dit statement levert discussie op over de wenselijkheid 2
van een dergelijke ontwikkeling. Sommigen vinden dat de rol van het mbo moet blijven voor de gezamenlijke verantwoordelijkheid en expertise. Vooral de kwaliteitsborging zal belangrijk zijn. En voor sommige leerlingen is het goed om een overstap naar een andere omgeving te maken.“VM2 is niet de panacee voor alle leerlingen”. 15.00 uur
Cor Laming: (LOOV). Presentatie: examinering competentiegericht onderwijs in VM2. Cor voert de aanwezigen mee in de wereld van de nieuwe examinering van het middelbaar beroepsonderwijs. Door middel van interactie met de deelnemers van het netwerk, komt de organisatie van de examinering op school en in de praktijk duidelijk in beeld. In het studiejaar 2010-2011 zijn nog werkgroepen actief zijn, bestaande uit vertegenwoordigers van opleidingen, bedrijfsleven en kenniscentra, om zogenaamde examenprofielen te ontwikkelen. Dat zijn standaarden voor examinering en er horen instrumenten bij. Er is een procesarchitectuur examen ontwikkeld, waarin alle stappen die een onderwijsinstelling moet nemen om te zorgen voor een goede examinering zijn beschreven. Van het examenplan tot en met het inkopen van examens en de dekking van de eindtermen en borging van kwaliteit van degenen die de examens afnemen.
Examinering
Examenprocedures
Cor geeft aan dat elke school haar eigen examenplan kan inrichten met behulp van de procesarchitectuur en de profielen. “Je begint bij de visie; dan maak je het examenplan met een handboek voor de examinering en stelt een eigen vaststellingscommissie in, die alle stappen en beschrijving van de examens moet goedkeuren, ook al ben je van plan om examens in te kopen.” Werkprocessen: Het werkproces is de kleinste eenheid van de examinering. Ze kunnen van eenvoudig naar moeilijk worden geordend. Zij vormen altijd een combinatie van hoofd, hart en handen. De kerntaak is een grotere exameneenheid. Hier komen vragen aan de orde, zoals: Welke werkprocessen en kerntaken kunnen in het betreffende BPV-bedrijf worden geëxamineerd? Hoe staat het met de deskundigheid van de beoordelaars? Sinds enkele jaren bestaat de functie van assessor: daarvan moet duidelijk zijn dat die onafhankelijk is en 3
Kwaliteit van beoordelen
Toetsmateriaal
Beoordeling praktijk
opgeleid. Wie kan assessor zijn? iedere docent, of praktijkopleider, mits geschoold. Maar wel onafhankelijk; dus niet degene die les gaf of begeleiding in de praktijk. Beoordelen moet voldoen aan de eis van validiteit en betrouwbaarheid. Bij het beoordelen van gedrag is er altijd sprake van subjectiviteit. De borging van de kwaliteit van de beoordeling, ook al is die subjectief, is gelegen in het verklaren dat de beoordelaar deskundig is. Om dat nog extra te onderbouwen moet de beoordelaar op het examenformulier verantwoorden, welk concreet gedrag van de kandidaat tot de positieve of negatieve beoordeling leidde. Sommige scholen werken met ingekochte materialen, die “door de inspectie zijn goedgekeurd.” Hiervan zegt Cor dat ook die materialen door de vaststellingscommissie (een onderdeel van de examencommissie) van de school alsnog moeten worden vastgesteld. “De school moet het gehele examenproces monitoren!” Ook het ingekochte materiaal kan onderdeel van de controle door de inspectie worden. Het beoordelen van de beroepspraktijk: “Sommige scholen halen de praktijk binnen de school. Anderen gaan naar de praktijk. Hoe je het ook inricht: de school heeft de eindverantwoordelijkheid over de beoordeling, ook die van de praktijkcomponent.” Als de praktijk beoordeeld wordt door de praktijkbegeleider in het leerbedrijf, moet je borgen dat die deskundig is. Dat gaat op basis van een door de praktijkbegeleider zelf geschreven begindocument met een verantwoording van zijn deskundigheid en dat wordt verder in de loop van de tijd door de opbouw van een soort portfolio waarin gegevens over zijn geleverde resultaten gedocumenteerd worden, voortgezet.
Verschil examencohorten?
Betreffende de examendeskundigheid van de docenten die praktijkcomponenten beoordelen, betekent het dat ze een assessorentraining moeten hebben gevolgd. (Training kan ook gegeven worden door iemand die al een dergelijke cursus van enkele dagen heeft gevolgd.) Cor schetst het voortschrijdend inzicht van de opstellers van de mbo-exameneisen. De afgelopen twee studiejaren heeft men het aantal te beoordelen competenties drastisch verminderd. Men gaat steeds meer de competenties, die nogal abstract geformuleerd zijn, naar de achtergrond duwen en op de voorgrond treden de werkprocessen en kerntaken. Dat zijn nu feitelijk de examenonderdelen, waar je mee aan de slag moet. 4
De school moet vastleggen in het examenplan, wanneer de VM2-leerlingen met de mbo-kwalificatie in hun programma starten. Dat is het bepalende moment voor het examenregime waar ze onder zullen vallen. Op die manier kan de school het naar de controlerende inspectie verantwoorden.
De weg ernaar toe De inrichting van het onderwijs
Inspectie
Reflectie
De vraag wordt gesteld, of het portfolio in de plaats kan komen van het examen? Cor: “Misschien op de lange duur als er portfolio’s ontwikkeld worden van hoge kwaliteit waarin ook werkelijk een proces zichtbaar wordt met beoordelingen van deskundigen. Die zijn tot nu toe nog nergens vertoond. Daarom wordt het opbouwen van een portfolio vooralsnog een weergave van de leergeschiedenis en op sommige scholen als voorwaarde voor het (met succes) deelnemen aan het examen gebruikt.” Het opleiden in de richting van examens gebeurt middels integrale leeropdrachten. Hierbij moet men er rekening mee houden dat de drie elementen hoofd, handen en hart erin verwerkt zijn. “Competentieontwikkelend leren leidt tot waarderen van beroepsbekwaam handelen.” Dat betekent: Integraal handelen : houding, kennis, vaardigheden. Vraaggericht handelen: uitgaande van de cliënt. Zelfregulerend handelen: cyclisch, methodisch, Zelfsturend: zelfbepalend, zelfverantwoordelijk en reflecterend. Een mogelijk instrument dat door Cor wordt aanbevolen, kan hierbij de “leerbiografie” zijn. Cor beveelt de aanwezigen aan, om het eigen examenplan, op basis van een visie op onderwijs en opleiden tot inzet van gesprek met de controlerende inspectie te maken. “Maak je sterk voor je eigen plan. Nodig ze uit tot gesprek. Ze zijn heel erg bereid om te komen.” Reflecterend op de presentatie van Cor Laming, stelt men samen vast, Dat men zich de taal van de examinering van het MBO moet zien eigen te maken; Dat men samen met het MBO tot de opzet van het examenplan moet komen. Dat men zelf de examens mag maken maar ze ook kan inkopen, waarbij de erkenning door de inspectie nodig blijft. Dat er veel stappenplannen en formats voorhanden zijn die gebruikt kunnen worden. Dat het materiaal dat Cor Laming deze middag presenteerde op de website www.vm2marktplaats.nl komt te staan. 5
17.30 uur
Krimp van leerling-populatie en creatieve organisatiescenario’s. Ton Balk schetst aan de hand van cijfers van het CBS welke trend zichtbaar is, landelijk en in veel regio’s (het minst in de grote steden) wat betreft de aantallen leerlingen in het vmbo. Er is sprake van een behoorlijke krimpsituatie, die zich zal voortzetten richting mbo. Het meest speelt dat in de onderste regionen van het vmbo, bij de Basis en Kader leerwegen. Vraag: Hoe moet je het organiseren, als je veel Crebo’s wil en mag aanbieden, maar weinig leerlingen hebt? Hoe kun je de leerlingen dan toch laten kiezen tussen die mogelijkheden? De kern van het antwoord moet gevonden worden in het centraal stellen van de loopbaan van de leerling. De beste optie lijkt het om in het voortraject de leerlingen bij elkaar te plaatsen en in een latere fase van de route naar een versmalling, naar een Crebo als uitstroomprofiel, toe te werken. Qua organiseerbaarheid is dan het model van de intersectorale scholen het best toepasbaar. En als men er ook nog eens voor zou kiezen, om geen vmboexamen te doen, heb je maximale ruimte gecreëerd voor het bedienen van een kleiner wordende groep leerlingen met een behoorlijk aantal uitstroomprofielen. Hierbij de volgende aantekening: Reeds afgelopen jaar heeft de projectleiding op verzoek van enkele netwerken een aantal modellen laten ontwikkelen, waarin zichtbaar wordt gemaakt, hoe er vanuit een brede basis van oriëntatie door de leerling in meerdere domeinen, vervolgens toegewerkt wordt naar de versmalling in een uitstroomprofiel (Crebo). Inmiddels zijn die modellen op de website van Balk Consultancy in te zien. Daar op volgend is de SLO momenteel bezig met het in kaart brengen van de inhoudelijke overlapping en aansluitingsmogelijkheden van verschillende uitstroomrichtingen binnen en buiten verwante domeinen. Als voorbeeld worden crebo’s uit de domeinen van Zorg en Welzijn, naast die van Economie gezet. Er zal dit studiejaar een aparte themabijeenkomst worden georganiseerd om de resultaten van deze vergelijkingen en de mogelijkheden, die dat biedt voor het opzetten van curricula die van breed naar smal lopen, te presenteren. De ontwikkeling moet naar een flexibel systeem toe, waarbij scholen de vrijheid hebben de leerlingen mét en zónder vmbo6
examen mee te nemen in deze route. Op de vraag met betrekking tot de terugvaloptie, is er altijd nog het LWT-diploma als vangnet.
18.00 uur
Nog twee opmerkingen in dit verband, waaruit de noodzaak mag blijken om tot creatieve organisatievormen te komen: alle vmbo’s zullen de komende jaren met terugloop van leerlingen in de basis en kader-leerwegen worden geconfronteerd. Daar waar nu smalle trajecten lopen, blijkt dat behoorlijk veel leerlingen toch gaan switchen na het examen. Presentatie www.vm2marktplaats.nl , Door Hans de Wolf Hans presenteert het werken met de website, en de functies die erin verwerkt zijn. Het is nu voor iedere netwerkdeelnemer, die een account heeft aangevraagd, mogelijk om naast de algemene nieuwspagina, ook in de netwerkbibliotheek van de eigen sector documenten te posten of ervan af te halen en op het forum met elkaar te communiceren. Er is een kernteam van vertegenwoordigers uit de netwerken gevormd, die samen met de websitebouwers van het Ruud de Moorcentrum en Hans de Wolf, het gebruiken van deze website willen verbeteren door zelf als “super-user” op te treden en tips van andere gebruikers door te geven. Op de vraag naar de zoekfunctie, blijkt dat die alleen in een beperkt aantal algemene steekwoorden kan worden uitgevoerd. Wel is het mogelijk om aan de beheerders een nieuw steekwoord voor een filtercategorie door te geven. Als voorbeeld wordt genoemd de categorie “examen”. Die wordt nu belangrijk voor veel scholen, die zich op de examinering van niveau 2 gaan richten. Er wordt over het algemeen enthousiast gereageerd op de mogelijkheden die het gebruik van de website in zich bergt. Wel blijken velen nog opnieuw te moeten zoeken naar hun wachtwoord. Degene die het niet meer kan vinden, of er nog geen kreeg toegewezen, kan het opnieuw bij Jolanda Turling van het bureau van Balk Consultancy aanvragen.
donderdag 25 november. 09.00 uur Speeddate. Uitwisseling van producten, ideeën, oplossingen. Via deze werkvorm worden de meegebrachte producten, ideeën en oplossingen voor barrières die men tegenkwam bij de ontwikkeling van VM2, uitgewisseld. 7
De reacties van de deelnemers zijn opgetogen. Het blijkt een succesvolle methode om snel te kunnen peilen wat men bij wie eventueel te halen heeft aan materiaal en ideeën. Het geeft een vooruitblik op mogelijk bilaterale contacten, waarin men elkaar van dienst kan zijn. Er wordt nog eens benadrukt dat het met elkaar praten vaak nog net iets meer oplevert dan het via internet ophalen van producten. De uitleg die ermee gepaard gaat, de vragen die men kan stellen, leveren duidelijk een meerwaarde op. Dit gegeven zal nog eens aan het einde van de tweedaagse bijeenkomst door velen worden benadrukt bij de waardering die men heeft voor het bijeenkomen in een netwerk.
10.15 uur De Loopbaanschool
De loopbaanschool. Robbin Haaijer (Beekveld en Terpstra) presenteert de ideeën die door een denktank zijn uitgewerkt in een concept dat de titel “De Loopbaanschool”meekreeg. Deze school bestaat niet concreet, maar is een model waarin alle aspecten die moeten worden geregeld, bij een eventuele realistische uitvoering van het concept zijn meegenomen. In navolging van ideeën die uitgewerkt werden voor de basisschoolleeftijd in de Sterreschool en voor het mbo in de Netwerkschool, heeft de denktank zich gepermitteerd om “out of the box” een vernieuwende visie voor leerlingen op het vmbo, die zich in de richting van een beroep bewegen, op te stellen. In het oog springt de gedachte dat de leerling niet voor een diploma moet leren, maar voor een plaats, later, op de arbeidsmarkt. Er is behoefte aan maatwerk, waarbij de nadruk op leren voor een loopbaan komt te liggen. Dit uitgangspunt heeft geleid tot enige revolutionaire uitwerkingen in het model van de loopbaanschool. Enkele saillante details : Leerlingen hebben een verplichting tot Leren. Leerlingen worden geclusterd in “huizen”. Docenten werken hier in een vast team van loopbaanbegeleiders, dat het hele opleidingstraject de leerling begeleidt. Vakdocenten van allerlei disciplines worden aan elkaar uitgeleend en ingehuurd. Er is intensieve samenwerking met de omgeving. Bedrijven worden als partners gezien. Er wordt op gelijkwaardige basis mee onderhandeld. 8
Bedrijven hebben belang en baat bij stagiaires, dus krijgen leerlingen betaald voor hun stagewerkzaamheden. Als er geen geschikte bedrijven voor stages gevonden worden, richt de school zelf een minionderneming op. Een school wordt beoordeeld op het rendement dat ze heeft in termen van het aantal leerlingen dat een plek op de arbeidsmarkt verwerft. Docenten die niet voldoende aan de gestelde doelen bij kunnen dragen, verlaten de school.
Robbin gooit de knuppel in het netwerkhok door enkele stellingen te poneren: Het economisch nut van het onderwijs is het verhogen van de verdiencapaciteit van jonge mensen.
Scholen worden vergeleken en beoordeeld op het inkomensniveau dat hun ex-leerlingen bereiken. In de navolgende discussie blijkt dat de geponeerde stellingen weinig bijval oogsten. Robbin probeert de aanwezigen, die grote moeite met deze uitspraken hebben, te overtuigen dat het niet de bedoeling is om hun huidige werk met de leerlingen af te kraken. Het is meer een poging om het denken over begeleiding van jongeren in de richting van een beroep in een breder denkkader te plaatsen. “Afstappen van het diploma-denken!” “De kerntaak is niet onderwijs verzorgen, maar een perspectief op werk scheppen.” “Het gaat erom, geïnspireerd te worden tot een andere attitude.” Hij nodigt de aanwezigen uit tot het beantwoorden van de vraag: “Wat kun je morgen al anders doen?” Stagevergoedingen regelen: Dit vindt men een prima idee. Het blijkt al in sommige gevallen te gebeuren. Er wordt gediscussieerd over de verdeling van die gelden. Wederkerigheid : “als het bedrijf iets levert, betalen we daar ook voor.” Alle aanwezigen ontvangen een groot boek met de uitwerking inhoudelijk en organisatorisch van de loopbaanschool, in de vormgeving van De Argumentenfabriek. Een kort overzicht van de inhoud: De strategie: waarin onder andere de feitelijke situatie en de trends in het vmbo, en de visie en missie van de loopbaanschool. De cultuur: kernwaarden van de loopbaanschool en de werkhouding die daarbij hoort. 9
De organisatie:organisatorische principes, hantering van de tijd en rollen en taken van medewerkers. Daarnaast de opzet van de zorgstructuur, de aansluiting naar vervolgonderwijs en de samenwerking met partners (bedrijven, ouders, e.d.) Mensen: voorwaarden waaronder medewerkers in de loopbaanschool werken. Financiën : de begroting van de loopbaanschool. De reacties op de presentatie zijn wisselend: sommigen zien het in de praktijk niet mogelijk om veel van het uitgewerkte materiaal in de huidige schoolsituatie te realiseren. Anderen voelen zich erg geïnspireerd om met name de vernieuwende denkwijze over de functie die de school voor de leerling heeft, in de opzet van de coaching van de loopbaan van de jongere, en de contacten met leerbedrijven en ouders meer te laten doorklinken. 12.30 uur Knelpunten
Plenaire uitwisseling knelpuntenanalyse: Aan de hand van 4 invalshoeken werden in subgroepen ervaringen uitgewisseld. Deze komen nu terecht in een samenvattende lijst die plenair wordt opgesteld: 1; de overheid. De financiële situatie voor VM2-ers ten opzichte van mbo-ers: geen OV-jaarkaart; geen studiefinanciering. Dus achterstelling, terwijl het toch een experiment is dat leerlingen in het traject moet zien te houden. De financiële middelen die de scholen krijgen voor het begeleiden van de leerling, is te mager als je het afzet tegen de verwachting dat de leerling op maat moet worden geholpen bij zijn loopbaan. “Als de overheid een experiment serieus wil laten slagen, moeten ze daar in investeren.” De overheid heeft zich te weinig gerealiseerd dat de verschillen in de cao’s voor docenten vmbo en mbo tot gevolg hebben dat het de beoogde samenwerking traineert. Men heeft zich ook te weinig gerealiseerd dat stagetijden in sommige leerbedrijven, bijvoorbeeld de horeca, voor de (te jonge) VM2 leerlingen volgens de ARBOrichtlijnen niet mogen worden ingevuld. Een bottleneck zal optreden als blijkt dat, ondanks alle inspanningen, een aantal leerlingen in het traject VM2, toch geen diploma kan halen. Wat is de consequentie hiervan? 2; organisatie van de samenwerking vmbo – mbo. De beperking in de voorwaarden van VM2 tot het moeten blijven van de leerlingen onder één dak is frustrerend. Je moet de mogelijkheid scheppen om leerlingen te scholen, daar waar de beste outillage is. 10
Hoe moeten de financiën tussen de VM2-partners worden verdeeld? Daar had een regeling voor moeten worden uitgevaardigd, omdat het nu tot onderling gesteggel leidt. Daar waar de roc-partner het laat afweten, en zich op de vlakte houdt, de medewerkers bijna geen faciliteiten (meer) geeft? Dat leidt tot nogal wat frustratie bij degenen die er wel voor willen gaan. De betrokkenheid van met name directieleden (de top) is op veel plaatsen ver te zoeken. “Nadat ze hun handtekening hebben gezet, kieperen ze het over de muur op het bord van de teamleider. In elk project moet eigenlijk vanaf het begin duidelijk worden gemaakt, wie de leiding heeft.” 3; Begeleiding van het experiment. Schooldirecties moeten medewerkers die zich voor VM2 inzetten, meer faciliteiten geven. “Het kan niet zo zijn dat je er je vrije tijd in moet steken!” (Overigens rekent Jan v d Linden (college de Brink) de deelnemers voor, dat je van de 160 uren deskundigheidsbevordering die elke docent op zijn jaartaak krijgt toegerekend, aardig wat uren in netwerken kunt steken. “Daar heb je recht op, dus gebruik ze!”) Het zou beter zijn als ook de kenniscentra zich meer op de netwerken lieten zien en meedachten over VM2. Op een enkele school is het inmiddels wel zo, dat zij begeleid worden door KENWERK. “Dat zou breder kunnen worden uitgerold.” Er zou een dwingender verplichting tot deelname aan de netwerken moeten uitgaan van het ministerie, waardoor degenen die het experiment in de school dragen, ook meer gesteund worden. Nu laten sommige scholen zich steeds minder zien op de netwerkbijeenkomsten. Een enkeling spreekt de behoefte uit, aan het vormen van regionale samenkomsten van VM2-uitvoerders, om regelmatig van gedachten te wisselen en bij elkaar in de keuken te kijken. “Een soort collegiale consultatie op zijn tijd!” Er wordt te weinig landelijke bekendheid voor VM2 gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot de vakcolleges. Het wordt tijd om ook VM2 meer op de kaart te zetten. 4; Determineren van de doelgroep en begeleiden van de leerlingen.(LOB). Wanneer en hoe bepaal je, wie er in VM2 behoort? Dat is moeilijk, temeer daar het voorschrift luidt dat alleen de basis beroepsgerichte leerweg in aanmerking komt. Welke parameters gebruik je? Neem je aanvankelijk ook kaderleerlingen mee? De begeleiding van de “zorgleerlingen”komt in de knel als je ze niet geschikt acht om op stage te gaan. Een 11
12.45 uur. Evaluatie/ vooruitblik
mogelijke oplossing hiervoor zoeken sommige scholen nu in de opzet van een “eigen leerbedrijf in de school.” De ouders moeten meer betrokken worden en een rol spelen bij de determinatie. Het dossier LOB/LLB is nog weinig uitgekristalliseerd en leidt tot allerlei discussie. Onduidelijk wat er precies van wordt verwacht. Een mogelijke optie, verwoord door een deelnemer: “Zie het als contactmomenten. Niet als iets wat erbij hangt.” Wat is het gevolg van de uitval in VM2 ? “We komen er achter dat sommige leerlingen ook niet in VM2 passen. Wat moet je er dan mee?”
Aan het einde van deze tweedaagse wordt de balans opgemaakt: Inspirerend, educatief en plezierig om elkaar in het netwerk te ontmoeten. “Je krijgt informatie en gegevens, die je meeneemt naar je eigen project.” Fijn dat in dit netwerk het mbo ook goed vertegenwoordigd is. “Dat merk je bijvoorbeeld bij de bespreking van het onderwerp examinering.” De vorm van de speed-date wordt gewaardeerd. “Bij elkaar even in de keuken mogen kijken leverde veel Aha-belevingen op!” De presentatie van VM2-marktplaats was erg “basic”.”Had er graag al wat meer mee geoefend.” Zo’n tweedaagse heeft meer effect dan de eendaagse bijeenkomsten. “Je hebt veel meer gelegenheid om uit te wisselen en dingen op te pikken.” Complimenten voor de organisatie van deze tweedaagse:een sfeervolle en uitstekend geoutilleerde locatie; leerzaam en aantrekkelijk programma. Ton Balk: “Deze bijeenkomst is met enkele vertegenwoordigers van jullie netwerk voorbereid. Kennelijk een goede opzet.” Men heeft graag nog een netwerkbijeenkomst in deze samenstelling. Mogelijke thema’s voor een volgende bijeenkomst: speeddate. “Elkaar uitgebreid kunnen bevragen!” VM2 marktplaats. Concreet: het mbo-deel van de VM2-route in beeld.
Projectleider Ton Balk sluit de tweedaagse bijeenkomst af en dankt allen voor hun medewerking.
12