OER Algemeen gedeelte september 2006
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING
PRAKTIJKGESTUURD LEREN EN WAARDEREN
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 1
1
WOORD VOORAF
De Onderwijs- en Examenregeling (afgekort: OER) voor educatie en beroepsopleidingen is een wettelijk document dat vóór 1 mei voorafgaand aan een studiejaar door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling moet worden vastgesteld. In artikel 7.4.8. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (afgekort: WEB) is aangegeven wat een OER in elk geval moet omvatten. In de voorliggende OER wordt het onderwijs naar competenties ingericht en tegelijkertijd wordt voldaan aan de in artikel 7.4.8. van de WEB genoemde onderdelen. In artikel 7.4.9. eist de WEB dat het bevoegd gezag tijdig vóór de aanvang van het studiejaar de 1 inhoud en inrichting van het onderwijs en de examens bekend maakt, zodat de aanstaande cursist zich een goed beeld daarvan kan vormen. Het Friesland College is – onder regie van het Expertisecentrum Innovatie en Professionalisering - in 2005-2006 met vertegenwoordigers uit bedrijven en instellingen in de regio een overleg gestart om gezamenlijk te komen tot regionale beroepsprofielen die bestaan uit een beschrijving van een beperkt aantal kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten die noodzakelijk zijn om adequaat in het beroep te kunnen functioneren. Die kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten vormen het vertrekpunt bij het realiseren van Leertrajecten Praktijkgestuurd Leren. Elk Leertraject Praktijkgestuurd Leren van het Friesland College wordt ook gerelateerd aan het Kwalificatiedossier zoals dat door de Minister van OC&W is vastgesteld (zie: Deel 2 van deze OER). In het Kwalificatiedossier is de kern van het beroep uitgewerkt in kerntaken, kernopgaven en kenmerkende werkzaamheden, in keuzes en dilemma’s.
1
De Wet Educatie en Beroepsonderwijs spreekt steeds van ‘’deelnemer’’ of ‘’onderwijsdeelnemer’’. Woorden als ‘’cursist’’, ‘’leerling’’ of ‘’student’’ worden niet gebruikt. Wij gebruiken in deze OER het woord ‘’cursist’’. Daarmee worden zowel mannelijke als vrouwelijke cursisten bedoeld, Met ‘’hij’’, ‘’hem’’, ‘’zijn’’ is ook ‘’zij’’, ‘’haar’’ inbegrepen. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 2
2
Deze Onderwijs- en Examenregeling bestaat uit: Deel 1: Algemeen: hoe? Dit deel gaat over de manier waarop je in het Friesland College onderwijs krijgt, hoe je er kunt leren en hoe je een diploma kunt krijgen (het waarderen). Je krijgt hiermee inzicht hoe je in het Friesland College leert en hoe je wordt beoordeeld. De belangrijkste informatie uit deel 1 is gebundeld in de brochure: ‘leren en werken in het Friesland College. Je krijgt deze brochure aan het begin van je leertraject. Het volledige deel vormt samen met het specifieke deel de Onderwijs- en Examenregeling van het Friesland College. Op elke afdeling in het Friesland College liggen de Onderwijs- en Examenregelingen ter inzage voor iedere betrokkene.
Bijlagen bij deel 1: • •
Informatie voor cursisten Examenproducten
Deel 2: Specifiek: wat? Dit deel gaat over de wettelijke eisen voor een officiële kwalificatie (=diploma). Deze eisen zijn landelijk door de Minister van OC&W vastgesteld. Je diploma wordt daardoor landelijk vergelijkbaar. Dit deel beschrijft: • De kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten, die het Friesland College heeft vastgesteld samen met het bedrijfsleven in de regio. • De kerntaken en kenmerkende werkzaamheden die horen bij de wettelijke eisen van de kwalificatie waarvoor jij een diploma wilt halen en de competenties die je daarvoor moet laten zien. • Een aantal andere wettelijke verplichtingen.
Bijlagen bij deel 2: • • • •
Wet studiefinanciering en Transparante onderwijsprogrammering Beroepspraktijkvorming Talen in het Friesland College Examenreglement
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 3
3
Inhoudsopgave Deel 1: Algemeen Praktijkgestuurd leren en Waarderen Praktijkgestuurd Leren Hoofdstuk 1:
Praktijkgestuurd leren: inhoudelijke uitgangspunten • •
Hoofdstuk 2:
• •
Leerlijnen Ontwikkelingslijnen Portfolio Cursist-volg-jezelf-systeem
De onderwijsprogrammering • • • •
Hoofdstuk 7:
Coach Vuistregels van de coach Vakspecialisten Vuistregels van de vakspecialist Praktijkexperts Vuistregels van de praktijkexpert De coach, vakspecialist en praktijkexpert als team
Praktijkgestuurd leren: instrumenten om praktijkgestuurd leren te begeleiden • • • •
Hoofdstuk 6:
Kerncompetenties van elk leertraject Persoonlijke kwaliteiten Ambachtelijke competenties Talen Wettelijke eisen
Praktijkgestuurd leren: begeleiding • • • • • • •
Hoofdstuk 5:
Leertraject Verschijningsvormen Kwantitatieve verhouding leeractiviteiten
Praktijkgestuurd leren: kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten in leertrajecten • • • • •
Hoofdstuk 4:
Praktijkgestuurd leren: wat is dat? Uitgangspunten van praktijkgestuurd leren
Praktijkgestuurd leren: de vormgeving • • •
Hoofdstuk 3:
2
Indeling studiejaar De eerste periode Vervolg van het leertraject Vertraag de week
Beroepspraktijkvorming Beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg (BOL) Beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL)
2
De Onderwijsregeling, zoals bedoeld in de WEB, artikel 7.4.8., wordt in dit Deel 1 over Praktijkgestuurd Leren uiteengezet. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 4
4
3
Waarderen / Hoofdstuk 1:
4
Het beoordelen van praktijkgestuurd leren • • • • • • •
Beoordelen om te leren en beoordelen om te beslissen Beoordelen om te leren Beoordelen om te beslissen Panelgesprek Examendossier Diploma Kwaliteitshandboek Waarderen
Bijlage 1:
Informatie voor cursisten bij beoordelen om te beslissen
Bijlage 2:
Examenproducten: • • • •
3
4
Instructies voor het samenstellen van het Examendossier Kwaliteitseisen voor de beoordeling van een bewijsstuk Kwaliteitseisen voor de beoordeling van een Examendossier Kwaliteitseisen voor de beoordeling van de kandidaat in het Panelgesprek
De Examenregeling, zoals bedoeld in de WEB, artikel 7.4.8., wordt in het Deel 2 over Waarderen uiteengezet.
Het Kwaliteitscentrum Examinering Beroepsopleidingen (KCE) onderzoekt jaarlijks de kwaliteit van de examinering van de beroepsopleidingen (WEB, artikel 7.4.9.a. en g.) ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 5
5
PRAKTIJKGESTUURD LEREN
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 6
6
Hoofdstuk 1
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: INHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN
Praktijkgestuurd leren: wat is dat? Binnen het Friesland College spreken we van praktijkgestuurd leren: • als cursisten leren vanuit ervaringen die ze in reële praktijksituaties opdoen • als zij vóór, tijdens en na het werken in de praktijk reflecteren op hun ervaringen • als reflectie aanzet tot theoretische verdieping, vergroting van ambachtelijke vaardigheden en ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten. Leren op basis van reële praktijksituaties is het belangrijkste kenmerk van praktijkgestuurd leren. En reflectie op ervaringen is een sleutelprincipe binnen praktijkgestuurd leren. Reflectie leert je naar jezelf kijken en daarmee geeft reflectie de aanzet tot verdieping van kennis, vergroting van ambachtelijke vaardigheden en ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten. Het Friesland College vindt het belangrijk dat cursisten hun drijfveren en capaciteiten kennen en dat ze de kennis en vaardigheden verdiepen en vergroten om hun dromen en ambities te verbinden met de werkelijkheid. Door te reflecteren ontwikkelt de cursist zelfkennis en is daarmee belangrijk voor het maken van goede keuzes. Uitgangspunten van praktijkgestuurd leren Het Friesland College hanteert zes uitgangspunten bij de vormgeving van praktijkgestuurd leren: • •
• • •
•
Cursisten kiezen voor hen belangrijke, interessante en uitdagende opdrachten. Dit doe je: o door te werken voor bedrijven o door te werken in bedrijven o door (werk)ervaring op te doen buiten de beroepscontext De cursist verbindt zich aan zijn keuze. De leertrajecten zijn niet voorgestructureerd. Cursisten reflecteren op eigen gedrag en ervaringen in praktijksituaties en maken vervolgens keuzes voor verdieping van kennis, vergroting van ambachtelijke vaardigheden en ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten. In het leerproces wordt onderscheid gemaakt tussen beoordelen om te leren (voortgang en ontwikkeling), en beoordelen om te verzilveren (kwalificeren).
Deze zes uitgangspunten van praktijkgestuurd leren scheppen de omstandigheden voor effectief leren. Kiezen voor werken in reële situaties en aan je keuze gehouden worden, maakt leren betekenisvol en spannend. Het motiveert de cursist om te onderzoeken waarom iets wel of niet lukt, wat ieders aandeel in de prestatie is en wat een volgende keer anders moet. Zo ontstaat inzicht in eigen mogelijkheden, werkwijzen, ambities en kansen en wordt het leerproces verdiept. Krachtig leren leidt tot transfer en duurzaamheid: de cursist is in staat het geleerde in nieuwe complexe situaties toe te passen en hij is in staat nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 7
7
Hoofdstuk 2
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: DE VORMGEVING
Leertraject In het Friesland College spreken we niet van opleidingen, maar van leertrajecten. In een opleiding is alles van het begin van het eind vastgelegd; een leertraject kent geen vooraf gestructureerde inhoud of vorm. Hierdoor ontstaat een situatie waarin zelfsturing noodzakelijk is: als cursist maak jij keuzes en word je geconfronteerd met de consequenties van je keuzes. Uiteraard word je hierbij begeleid. Je bepaalt zelf wat je wilt leren en hoe je dat gaat aanpakken. Je stippelt je eigen leertraject (leerweg) uit. Een leertraject is dus niet van tevoren volledig omschreven en vastgelegd (bijvoorbeeld in een rooster met vakken). Iedere cursist maakt samen met zijn coach/begeleider zijn eigen leertraject. Verschijningsvormen De praktijk binnen een leertraject kent verschillende verschijningsvormen: • Werken voor een bedrijf Prestaties zijn kort geformuleerde opdrachten die je samen met een klein aantal andere cursisten uitvoert. Een prestatie is een complexe ‘opdracht’, meestal afkomstig van een bedrijf of organisatie buiten het Friesland College. De opdrachtgever geeft aan wat het resultaat moet zijn. Of de prestatie goed is uitgevoerd, bepaalt de opdrachtgever. Hoe je aan een prestatie werkt, bepaal je samen met je collega-cursisten. Bij het uitvoeren van een prestatie kun je gebruik maken van allerlei voorzieningen in het Friesland College, zoals een studiecentrum, college, workshops, speciale trainingen en instructies. Natuurlijk word je bij het uitvoeren van een prestatie begeleid door je coach van het Friesland College en begeleiden vakspecialisten je daar waar je extra kennis en vaardigheden nodig hebt. • Werken in een bedrijf Bij leren in bedrijven word je geplaatst op een bestaande werkplek in een bedrijf. Samen met één of twee andere cursisten bezet je deze plek. Je wordt door de school en het bedrijf begeleid op en werkplek. Daarnaast ga je naar school voor bijvoorbeeld een reflectiegesprek of neem je deel aan een workshop om bepaalde vaardigheden onder de knie te krijgen die je weer kunt gebruiken op je werkplek. • Minionderneming Je kunt met medecursisten ook een eigen bedrijfje gaan runnen. Samen doe je marktonderzoek, en ontwerp je, produceer je en verkoopt producten. Daarnaast zijn er nog andere vormen, zoals thematisch leren en leren in projecten. De wijze waarop je thema/project uitvoert, is voor een groot deel van te voren beschreven.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 8
8
Hoofdstuk 2 (Vervolg)
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: DE VORMGEVING
• Baan, vrijwilligerswerk, hobby Iedere situatie die het mogelijk maakt dat je ervaring opdoet die bijdraagt aan je persoonlijke en professionele ontwikkeling kan onderdeel van je opleiding zijn. Deeltijdbaantjes, hobby en vrijwilligerswerk dragen bij aan de persoonlijke ontwikkeling en zijn daarmee deel van je leertraject. Ervaringen en reflecties breng je in in je portfolio. Je persoonlijke coach kan een begeleidingsrol vervullen als er sprake is van relevante praktijk. Want leren kun je zowel binnen als buiten de (gekozen) beroepscontext. We hebben het al eerder gezegd: Inhoudelijke verdieping van kennis en vergroting van ambachtelijke vaardigheden zijn belangrijke pijlers voor je leerproces. Verdieping en vergroting vinden plaats als vakspecialisten tijdens het werken in een praktijksituatie je inhoudelijk ondersteunen. Dat kan door het geven van tips, door instructiemomenten in te lassen, je de weg te wijzen naar de benodigde informatie of door vaardigheden te trainen. Als cursist word je uitgedaagd om vanuit de praktijkervaringen op zoek te gaan kennis, onderliggende theorie en uitbreiding van je (vaardigheids-)repertoire. Inhoudelijke verdieping van kennis en vergroting van vaardigheden is niet alleen gericht op het functioneren in de beroepspraktijk. Vakspecialisten en coachen zullen ook werkvormen en situaties zoeken die jou uitdagen om zich in actuele thema’s te verdiepen, die aansluiten op andere vragen en (persoonlijke) interesses en die gericht zijn op verdieping en vergroting van je algemene ontwikkeling. Kwantitatieve verhouding leeractiviteiten Bij de vormgeving van praktijkgestuurd leren overlappen leeractiviteiten elkaar. Activiteiten buiten de (beroeps)context leiden tot verdieping leiden. De hoeveelheid praktijk, verdieping, reflectie en activiteiten buiten de beroepscontext zijn indicaties. De kwantitatieve verhouding tussen de verschillende activiteiten ziet er als volgt uit: • • • •
50 % praktijk 20 % verdieping 20 % reflectie 10 % buiten de beroepscontext
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 9
9
Hoofdstuk 3
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: KERNCOMPETENTIES EN PERSOONLIJKE KWALITEITEN IN LEERTAJECTEN
Kerncompetenties van elk leertraject Tijdens je leertraject werk je aan de ontwikkeling van verschillende competenties. Competent wil zeggen dat je succesvol kunt functioneren in het beroep dat je wilt gaan uitoefenen. Het bedrijfsleven en het onderwijs hebben voor alle beroepen waar je op het Friesland College voor opgeleid kunt worden, beschreven wanneer je competent bent. Daarnaast heeft het Friesland College met ongeveer 70 bedrijven uit Friesland benoemd wat belangrijke competenties zijn, die je in elk beroep nodig hebt. Dit noemen we kerncompetenties. In november 2005 zijn de volgende kerncompetenties gezamenlijk door bedrijven, instellingen en het Friesland College ontworpen: Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken: • Je talenten benutten • Ondernemerschap • Passie, drive, de wil om… • Durven • Initiatief nemen • Interesse tonen • Leren Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen: • Zelfkennis en, zelfbeeld • Reflectie • Zelfsturing • Passie, drive, wat beweegt je • Met kritiek om kunnen gaan Het vermogen contact te maken en contact te onderhouden met mensen: • Je verbinden met mensen • Iets van jezelf laten zien • Belangstelling tonen • Inleven in anderen en andere opvattingen respecteren • Klantvriendelijk • Conflicten uitpraten
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 10
10
Hoofdstuk 3 (Vervolg)
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: KERNCOMPETENTIES IN LEERTAJECTEN
Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden. • Organisatiecultuur • Hoe zit een bedrijf of een instelling in elkaar • Het werk zien • Grenzen kennen: normen en waarden hanteren Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties: • Teamspeler • Luisteren • Communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te halen: • Doorzetten • Discipline • Stressbestendig • Ondernemerschap • Durven Persoonlijke kwaliteiten Persoonlijke kwaliteiten zijn de motor binnen (kern)competenties. Al het effect van kennis kan wegvallen als bijvoorbeeld de zorgvuldigheid in de uitvoering ontbreekt, en zorgvuldigheid is een voorbeeld van een persoonlijke kwaliteit. Praktijkgestuurd leren richt zich vooral op het versterken van al aanwezige persoonlijke kwaliteiten en het waar nodig compenseren van kwaliteiten die gemist worden. Je coach stelt in elk geval de ontwikkeling van de volgende persoonlijke kwaliteiten aan de orde: • • • • • •
Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid
Persoonlijke kwaliteiten ontwikkel je zowel binnen als buiten de beroepscontext. Daarom zijn baantjes, hobby en vrijwilligerswerk zo belangrijk en kunnen ze deel uit maken van je leertraject. Het Friesland College organiseert om deze reden evenementenweken. Dit zijn weken waarin FCcursisten gezamenlijk prestaties uitvoeren voor maatschappelijke organisaties en instellingen in de regio, waarbij de inhoud (schijnbaar) geen enkele relatie hoeft te hebben met het beoogde beroepsprofiel. Ambachtelijke competenties De ambachtelijke competenties worden ontleend aan het door de minister vastgestelde kwalificatiedossier en worden beschreven in het opleidingsspecifieke deel van de Onderwijs- en Examenregeling.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 11
11
Talen In het kwalificatiedossier van je opleiding wordt ook over moderne vreemde talenonderwijs gesproken. Bij het Talencentrum van het Friesland College kun je Engels, Duits, Frans en Spaans doen. Voor deze moderne vreemde talen hanteert Friesland College een aantal uitgangspunten. Bij de start van het leertraject talen maak je kennis met de werkwijze van het Talencentrum, laat je zien wat je al kunt in de vreemde taal en bespreek je wat je nog moet doen om de taal goed toe te kunnen passen in de (beroeps)praktijk. Op basis hiervan wordt met jou een traject afgesproken en vastgelegd in het taalportfolio. Zo krijg je bij de start een taalcompetentieprofiel. Dit laat zien op welk niveau je je taal of talen moet beheersen.* De inhoud van je taalcompetentieprofiel komt voort uit de taalcompetentieprofielen van je opleiding aangevuld met je eigen taalvragen. Globaal gaat het om de volgende niveaus: •
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie op niveau 1 en 2, waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een taal vereist is, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels of Duits): A2. En bij een ‘talige’ opleiding (lijst aanwezig bij het Talencentrum) e op kwalificatieniveau 2: 2 taal A1
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie niveau op 3 of 4, waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een of meer talen vereist zijn, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels, Duits, Frans, Spaans): B1, e 2 taal A2, e Eventueel. 3 taal A1.
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie op niveau 3 of 4 van een talige opleiding (lijst aanwezig bij het Talencentrum), waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een of meer talen vereist zijn, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels, Duits, Frans, Spaans): B2, e 2 taal B1 e Eventueel 3 taal A2
* De niveaus in de taalcompetentieprofielen zijn gekoppeld aan het CEFR (Common European Framework of References for teaching and assessing of modern languages) en zijn gerelateerd aan de taalcompetentieprofielen uit de kwalificatiedossiers van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs (KSB). Voor uitgebreide informatie over de wijze van toetsing en beoordeling wordt verwezen naar het document ‘Beoordelen om te beslissen in het Talencentrum’ (procedures en instrumenten voor de beoordeling van de talen). Dit document kan bij de secretaris van de examencommissie van de betreffende unit worden ingezien. Wettelijke eisen Voor het behalen van een officiële kwalificatie (= diploma) moet je voldoen aan wettelijke eisen. De kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten – zoals geformuleerd door het regionaal bedrijfsleven en het Friesland College – worden daarom gerelateerd aan het door de Minister van OC&W vastgestelde kwalificatiedossier. De uitkomst van deze vergelijking is nader uitgewerkt in het opleidingsspecifieke deel van de Onderwijs- en Examenregeling.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 12
12
Hoofdstuk 4
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: BEGELEIDING
Om praktijkgestuurd leren voor jou effectief te laten zijn, is adequate begeleiding een noodzakelijke voorwaarde. Bij begeleiding legt je coach het accent op je persoonlijke ontwikkeling, letten vakspecialisten op inhoudelijke kwaliteit en dragen praktijkexperts zorg voor de continuïteit van de (werk)uitvoering. Uitgangspunt voor bij iedere vorm van begeleiding is: ‘’ik help mijn cursisten het zelf te doen …’’. Coach Je coach geeft samen met jou vorm en inhoud aan je leertraject. Tijdens dat leertraject begeleidt je coach je bij het vergroten van het zelfsturend vermogen. Je bent verantwoordelijk voor je eigen ontwikkeling. Bij jou zelf ligt de bewijslast voor de resultaten en voor de ontwikkeling die je in je leren doormaakt. Een essentieel onderdeel van zelfsturend vermogen is zelfkennis. Je coach help jou je reflectie op ervaringen op een hoger niveau te brengen. Anders zou je kunnen blijven steken op het niveau van de concrete ervaring. Je coach leert je om ervaringen te vergelijken, te verbinden met andere ervaringen. Hij helpt je om conclusies voor de toekomst te trekken. De ontwikkeling van je persoonlijke kwaliteiten staan daarbij centraal. Zogenaamde ontwikkelingslijnen zijn een hulpmiddel daarbij (zie hoofdstuk 5: Instrumenten om praktijkgestuurd leren te begeleiden). Daarnaast begeleidt je coach je bij het afsluiten van een zogenaamde tripartite contracten tussen jou als cursist, het bedrijf en de school. Deze contracten hebben als doel vooraf bij alle betrokken partijen duidelijkheid te verschaffen over gemaakte afspraken, wederzijdse verwachtingen, rechten en plichten. Vuistregels van de coach • • •
•
Je coach is voor jou het eerste aanspreekpunt. Je coach reflecteert met je in een vast ritme van twee of drie keer per week met de basisgroep waartoe je behoort of met jou individueel. Je coach start de reflectie vanuit concrete ervaringen op drie aspecten: o Reflectie op de uitvoering: hoe heb je het werk uitgevoerd? o Reflectie op persoonlijke kwaliteiten: hoe ben je omgegaan met ‘’hobbels’’ op je weg? Hoe verliep de samenwerking? Paste het werk en de werksetting bij jou? o Reflectie op transfer: hoe kun je deze persoonlijke kwaliteiten gebruiken in andere situaties? Je coach laat je op drie niveaus reflecteren: o Op het niveau van het verstand: wat denk je? o Op het niveau van het gevoel: wat wil ik? o Op het niveau van de emotie: waarom word ik zo boos?
Vakspecialisten Vakspecialisten zijn deskundigen die de praktijk van het beroepenveld goed kennen en die deskundig zijn op een specifiek terrein. Zij richten zich primair op aanleren van kennis en ambachtelijke vaardigheden binnen een leertraject. Hiervoor zetten zij een repertoire aan werkvormen in zoals directe instructie, workshops, (vaardigheids-)trainingen en simulaties. Ze kijken samen met jou naar de uitvoering van het werk, hoe de kwaliteit beter kan en hoe het geleerde in andere situaties kan worden toegepast. Zij geven je advies welke kennis en vaardigheden geleerd kunnen worden als vervolg op specifieke ervaringen in de praktijk. Vakspecialisten ondersteunen je bij het verwerven van specifieke beroepscompetenties en zij begeleiden je bij het beroepsmatig functioneren in een arbeidsorganisatie. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 13
13
De vakspecialist ontwerpt leerlijnen die je in staat stellen je voortgang en ontwikkeling te volgen en te beoordelen (zie ook hoofdstuk 5: Instrumenten om praktijkgestuurd leren te begeleiden). Vuistregels van de vakspecialist • • • • •
De vakspecialist start het leerproces vanuit je concrete praktijkervaringen. Tijdens het werken in praktijksituaties is de vakspecialist gericht op het succesvol laten functioneren van jou als cursist. De vakspecialist brengt ritme, variatie en diepgang in het leren van beroepsmatig relevante (vak)kennis en vaardigheden. De reflectie met de vakspecialist richt zich op de uitvoering: hoe heb je het werk uitgevoerd? Is het goed uitgevoerd? Welke vaardigheden heb je gebruikt? Welke kennis heb je gebruikt? De vakspecialist wijst je de weg naar verdieping: welke vaardigheden heb je nodig? Welke kennis heb je nodig? Welke interesses heb je? Hoe ga je daarmee aan de slag?
Praktijkexperts Praktijkexperts werken in de echte praktijk van het beroep, binnen of buiten het Friesland College. Een praktijkexpert kun je typeren als een meewerkend voorman. Zijn begeleiding is er op gericht jou te leren het werk te leren zien, plannen, verdelen, en uitvoeren. Zij geven je instructie en zijn informatiebron voor jou en ook voor vakspecialisten. Vuistregels van de praktijkexpert • • •
De praktijkexpert is rolmodel voor jou en voor de vakspecialist. De praktijkexpert help je bij het organiseren van het werkproces. De praktijkexpert informeert je coach en vakspecialist(en) over zijn waarnemingen.
Coach, vakspecialist en praktijkexpert als team Een goed samenspel is nodig tussen coach, vakspecialist en praktijkexpert voor de kwaliteit van ieders werk. Zij vormen voor jou een hecht begeleidingsteam tijdens je leertraject. Dat is nodig om krachtig leren vorm te kunnen geven. Om hun verschillende taken en rollen goed uit te kunnen voeren moeten coach, vakspecialist en praktijkexpert weten wat zij aan elkaar hebben, moeten zij van belangrijke interventies van elkaar weten en elkaar kunnen inschakelen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 14
14
Hoofdstuk 5
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: INSTRUMENTEN OM PRAKTIJKGESTUURD LEREN TE BEGELEIDEN
Om de voortgang van je leerproces zichtbaar en volgbaar te maken, maken jij en je docenten gebruik van een aantal instrumenten. Die instrumenten zijn ontwikkeld op basis van: • •
De kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten zoals die door het Friesland College met bedrijven en instellingen uit de regio zijn vastgesteld (zie hoofdstuk 3). De ambachtelijke competenties uit het door de Minister van OC&W vastgestelde kwalificatiedossier.
Om je voortgang en ontwikkeling bespreekbaar te maken en vast te leggen, wordt er gewerkt: • • •
met leerlijnen met ontwikkelingslijnen met portfolio
Leerlijnen Leerlijnen bevatten kennis en vaardigheden uit de kern- en beroepscompetenties die je je in relatief korte tijd eigen kunt maken; je kunt ze leren. Kenmerkend voor leerlijnen is dat ze: • • • •
de voortgang en ontwikkeling in kennis en vaardigheden in beeld brengen door vakspecialisten en praktijkexperts worden ontworpen op elk moment van je leertraject kunnen worden ingezet bij activiteiten binnen en buiten de beroepscontext kunnen worden ingezet.
Ontwikkelingslijnen Ontwikkelingslijnen bevatten de persoonlijke kwaliteiten uit de kern- en beroepscompetenties. Persoonlijke kwaliteiten kun je niet ‘even’ trainen. De ontwikkeling ervan vraagt tijd en is vooral ook kansrijk buiten de beroepscontext. Kenmerkend voor ontwikkelingslijnen is dat ze: • • • • •
de ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten in beeld brengen leertrajectoverstijgend worden ontworpen; ze kunnen ‘levenslang’ mee mer jou samen kunnen worden opgesteld binnen, maar vooral ook buiten de beroepscontext gebruikt kunnen worden niet beschrijven wat je niet bent of doet, maar wat je (al) wel bent of doet.
Portfolio Alles waarmee je kan laten zien wat je geleerd hebt, verzamel je in een portfolio. In je portfolio maak je de verwerving van kerncompetenties, persoonlijke kwaliteiten en ambachtelijke competenties zichtbaar. Je portfolio is de verzamelplek van allerlei bewijsmateriaal. Er is geen voorgeschreven vorm. De vorm van je portfolio maak je zelf. Daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Zorg er wel voor dat je portfolio ook door anderen kan worden ingezien en dat het gemakkelijk toegankelijk is. Het bewijsmateriaal dat je verzamelt over je ontwikkeling van de kerncompetenties en je persoonlijke kwaliteiten breng je later onder in een bewijsmap ten behoeve van het voeren van een panelgesprek. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 15
15
Hoofdstuk 5 (Vervolg)
PRAKTIJKGESTUURD LEREN: INSTRUMENTEN OM PRAKTIJKGESTUURD LEREN TE BEGELEIDEN
Portfolio (vervolg) Het bewijsmateriaal dat je verzamelt over je ontwikkeling van je competenties gerelateerd aan het door de minister vastgestelde kwalificatiedossier breng je later onder in je examendossier. Cursist-volg-jezelf-systeem Leerlijnen, ontwikkelingslijnen en portfolio vormen samen het ‘cursist-volg-jezelf-systeem’. Je bent zelf eigenaar van je leerproces. Het zijn instrumenten om zelfkennis en zelfsturing zichtbaar te maken.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 16
16
Hoofdstuk 6
DE ONDERWIJSPROGRAMMERING
Indeling studiejaar
Een cursusjaar telt gemiddeld 40 weken van 40 uren studie, totaal dus een studielast van 1600 uren per cursusjaar. Leertrajecten praktijkgestuurd leren zijn opgedeeld in periodes van 10 weken, een cursusjaar kent 4 perioden. De eerste periode De eerste periode van een leertraject is gericht op de kennismaking met je coach en je vaste basisgroep van medecursisten. Coach en basisgroep gaan een verbinding aan en blijven gedurende het gehele leertraject bijeen. De eerste periode van een leertraject is brancheoverstijgend. Sectoren, of domeinen, staan centraal, zoals: techniek, verpleging en verzorging of kunst. Deze periode begint met een introductieweek waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: • • • • •
Kennismaking met de gekozen sector Kennismaken met medecursisten en medewerkers Werken met praktijkgestuurd leren Kennis van gebouwen en organisatie van het Friesland College Kennis van mogelijkheden, variërend van het bestaan van kortingskaarten tot de manier waarop cursisten invloed uit kunnen oefenen binnen het Friesland College.
Tijdens de eerste periode maak je een voorlopige keuze voor een beroepsrichting, voor een profiel op je niveau en voor mogelijke specialisaties waarin je je wilt kwalificeren. Samen met je coach ontwerp je de start van je eigen leertraject. Vervolg van het leertraject Het doel van het door jou gekozen leertraject is dat je de bij je keuze behorende (kern)competenties ontwikkelt aan de hand van voor jou betekenisvolle praktijksituaties. De praktijk van je leertraject binnen praktijkgestuurd leren kan verschillende vormen hebben zoals in hoofdstuk 2 van deze OER is beschreven. De praktijksituaties kunnen binnen en buiten het door jou gekozen beroepsgebied liggen. Succesvol functioneren heeft niet alleen te maken met ‘ambachtelijke’ vaardigheden en kennis. Ook persoonlijke kwaliteiten zijn van belang. Je ontwikkelt persoonlijke kwaliteiten niet alleen tijdens het leren in een bedrijf of stage. Persoonlijke kwaliteiten ontwikkel je ook door met heel verschillende mensen samen te werken. Dat doe je o.a. door deel te nemen aan activiteiten die niet direct in de sfeer van je beroep liggen. Bij deze activiteiten werk je samen met cursisten van andere leertrajecten. Voorbeeld daarvan zijn de evenementenweken waarin je prestaties uitvoert voor bijvoorbeeld een wijk. Je doet dit samen met cursisten en begeleiders die je niet kent.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 17
17
Hoofdstuk 6 (Vervolg)
DE ONDERWIJSPROGRAMMERING
Vertraag de week De laatste week van elke periode wordt gekenmerkt als vertraagde week. Die laatste week is een week voor reflectie, voor FC doorsnijdende activiteiten, zoals een markt van cursisten en opdrachtgevers. Het is een week van verzilveren, de daadwerkelijke kwalificering. In vertraagde week is tijd voor: •
•
• • • •
•
In de eerste plaats voor ‘’vertraag de tijd!’’ Dat wil zeggen: even afstand nemen van de dagelijkse drukte. Je maakt in die week met behulp van je portfolio samen met je coach de balans op van wat en hoe je de afgelopen periode hebt geleerd en je kijkt vooruit. Blackboard geeft je daarbij digitale ondersteuning. Coaches, vakspecialisten en vakexperts die de tijd vertragen door met elkaar terug te blikken op hun functioneren in de achterliggende periode en door conclusies te trekken uit hun ervaringen voor het vervolg. Presentaties en het vieren van successen. FC-brede activiteiten buiten de beroepscontext, zoals evenementenweken, twee keer per cursusjaar. Panelgesprekken, waarin wat geleerd is ‘’verzilverd’’ kan worden. Bijeenkomsten met opdrachtgevers van prestaties en praktijksituaties en m et cursisten waarbij teruggeblikt wordt en vastgesteld of de verwachtingen zijn gerealiseerd en de wederzijdse afspraken zijn nagekomen. Een markt waarbij potentiële opdrachtgevers en cursisten elkaar ontmoeten.
Herkenbare periode-, week- en dagritmes ondersteunen je leerproces. Niet alle prestaties of praktijksituaties zullen in het schema van 10 weken worden afgerond. Sommige activiteiten laten zich in het geheel niet in afgeronde tijdsfases indelen. De beschreven structuur is bedoeld als houvast voor medewerkers en voor jou zelf en niet zonder meer voorschrijvend of voorwaardelijk aan het leerproces. Praktijkgestuurd leren leidt ertoe dat de huidige grenzen tussen opleidingen verdwijnen en de grenzen tussen de units van het Friesland College kunnen vervagen. Je kunt er ervoor kiezen om praktijkervaring op te doen binnen een omschreven beroepscontext als ‘’sport en bewegen’’, of ‘’zakelijke dienstverlening’’, maar er is ook de mogelijkheid om te leren en werken in afwisselende praktijksituaties.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 18
18
Hoofdstuk 7
BEROEPSPRAKTIJKVORMING
Beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg (BOL) Het Leertraject Praktijkgestuurd Leren dat wordt vormgegeven in de zogenaamde beroepsopleidende leerweg (afgekort: BOL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van ten minste 20% en hoogste 60% van de totale studieduur (bij een leertraject van één jaar: 1600 studiebelastingsuren, daarvan dus een periode van minimaal 320 en maximaal 960 studiebelastingsuren). We noemen deze periode de beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV). Wat je in de BPV precies gaat doen, omschrijf je samen met je coach/begeleider en de praktijkbegeleider in het bedrijf of instelling waar je aan je beroepspraktijkvorming gaat werken en leg je vast in een stagewerkboek. Je doet dat op basis van alle (eerder) opgedane ervaringen en op basis van het kwalificatiedossier (kerntaken en kenmerkende werkzaamheden). Daarbij wordt ook vermeld welk percentage van de totale studieduur de BPV zal omvatten (≥ 20% en ≤ 60%). Samen met je coach kies je een erkend leerbedrijf op basis van wens en beschikbaarheid. Heb je eenmaal een leerbedrijf gekozen, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf of instelling en met degene die je vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider. Het een en ander wordt vastgelegd in een overeenkomt, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en jezelf. Om een diploma te behalen moet het praktijkdeel altijd met een voldoende worden afgesloten. Beroepspraktijkvorming in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) Het Leertraject Praktijkgestuurd Leren dat wordt vormgegeven in de zogenaamde beroepsbegeleidende leerweg (afgekort: BBL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van ten minste 60% en ten hoogste 80% van de totale studieduur (bij een leertraject van één jaar: 1600 studiebelastingsuren, daarvan dus een periode van minimaal 960 en maximaal 1280 studiebelastingsuren). We noemen deze periode de beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV). Wat je in de BPV precies gaat doen, omschrijf je samen met je coach/begeleider en de praktijkbegeleider in het bedrijf of instelling waar je aan je beroepspraktijkvorming gaat werken en leg je vast in een stagewerkboek. Je doet dat op basis van alle (eerder) opgedane ervaringen en op basis van het kwalificatiedossier (kerntaken en kenmerkende werkzaamheden). Daarbij wordt ook vermeld welk percentage van de totale studieduur de BPV zal omvatten ≥ 60% en ≤ 80%). Samen met je coach kies je een erkend leerbedrijf op basis van wens en beschikbaarheid. Heb je eenmaal een leerbedrijf gekozen, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf of instelling en met degene die je vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider. Het een en ander wordt vastgelegd in een overeenkomt, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en jezelf. Om een diploma te behalen moet het praktijkdeel altijd met een voldoende worden afgesloten.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 19
19
WAARDEREN 5
5
Zie KCE, domein 1, 1.4: Examenregeling ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 20
20
Hoofdstuk 1
Het beoordelen van praktijkgestuurd leren
Bij het beoordelen van praktijkgestuurd leren gelden de volgende uitgangspunten: • • • •
Het is jouw verantwoordelijkheid om aan te tonen dat je competent bent in relatie tot de beroepseisen Je toont je competenties aan in situaties waarin een beroep wordt gedaan op een combinatie van kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten De beoordeling is intersubjectief. Dat wil zeggen: je competenties die je ontwikkelde, worden beoordeeld door verschillende beoordelaars vanuit verschillende invalshoeken Vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk zijn actief betrokken bij het leren en beoordelen. In de rol van opdrachtgever van prestaties, in de rol van werkgever bij het leren en werken in bedrijven en als deelnemer aan panelgesprekken.
Beoordelen om te leren en beoordelen om te beslissen Binnen het Friesland College maken we een onderscheid tussen ´´beoordelen om te leren´´ en ´´beoordelen om te beslissen´´. Het is van belang om dit onderscheid te maken omdat we van mening zijn dat het niet scheiden van ´´beoordelen om te leren´´ en ´´beoordelen om te beslissen´´ er toe zou kunnen leiden dat je constant het gevoel hebt dat je doorlopend afgerekend wordt. Elke vorm van feedback lijkt dan consequenties te hebben voor de toekomst. Dat zou je alleen maar bang maken en het leren frustreren. Beoordelen om te leren Beoordelen om te leren is gericht op je ontwikkeling. Het gaat er om de voortgang en ontwikkeling die je doormaakt vast te stellen. Feedback van je coach, van vakspecialisten, praktijkexperts en medecursisten tijdens je leerproces, stelt je in staat te beslissen wat en hoe verder geleerd kan worden. Op momenten van ´´vertraag de tijd´´ laat je met behulp van je portfolio je voortgang en ontwikkeling zien. Met behulp van bijvoorbeeld leer- en ontwikkelingslijnen stel je samen met je coach vast waar je staat en wat de volgende stappen zijn. Beoordelen om te leren is een proces van ruimte geven en actief volgen, van feedback geven en laten reflecteren. Je wordt uitgedaagd, maar ook met rust gelaten. Confrontaties worden daarbij niet uit de weg gegaan, maar zullen altijd gericht zijn op voortgang en ontwikkeling. In presentaties laat je zien wat je allemaal al kunt. Op deze manier kan het leerproces spannend en doelgericht worden zonder dat elk fout direct beslissende consequenties heeft. Beoordelen om te beslissen Het ´´beoordelen om te beslissen´´ is gericht op je formele kwalificatie. Bij het ´´beoordelen om te beslissen´´ stellen deskundigen vast of je de competenties van een bepaald beroep hebt eigen gemaakt en dat je weet waarom je zo handelt. Het is een moment van ´´verzilveren´´. Beoordelen om te beslissen kent uitsluitend de uitkomst: geslaagd of niet geslaagd, je bent competent of niet, je krijgt je diploma of niet.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 21
21
Hoofdstuk 1 (Vervolg)
Het beoordelen van praktijkgestuurd leren
Beoordelen om te beslissen (vervolg) De kwalificerende beoordeling bestaat uit: • •
6
7
het beoordelen van de kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten in een panelgesprek gedurende het leertraject en het beoordelen van de kerntaken en competenties gerelateerd aan het door de minister vastgestelde kwalificatiedossier in het examendossier.
Het initiatief voor de beoordeling om te beslissen ligt bij jou. Jij bepaalt of je aan de afsluitende beoordeling toe bent. De opleiding stelt je daartoe tweemaal per jaar in de gelegenheid. Aan het begin van elk cursusjaar wordt de procedure rondom afsluitende beoordelingen uitvoerig toegelicht door je coach.
Panelgesprek In een panelgesprek - dat ongeveer 45 minuten duurt - moet je aantonen dat je de te beoordelen kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten effectief hebt ingezet in ‘’kritische’’ beroepssituaties. Het panelgesprek heeft het karakter van een reflectiegesprek. Het panel bepaalt welke kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten in een panelgesprek aan de orde komen. Bij de voorbereiding op een panelgesprek kun je materiaal uit je portfolio gebruiken waarmee je laat zien dat je de kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten effectief kunt inzetten in ‘kritische’ beroepssituaties en dat materiaal kun je meenemen naar het panelgesprek. Een panel bestaat uit maximaal vier leden: een voorzitter/gespreksleider, tenminste één praktijkexpert, tenminste één docent, niet uit de eigen opleiding. Je coach kan – als je dat wilt – als toehoorder bij het panelgesprek aanwezig zijn. Hij beoordeelt niet! Na afloop van het panelgesprek spreekt het panel een onderbouwd oordeel uit, uitgedrukt in voldoende of onvoldoende. Je voegt de beoordeling van het panel toe aan je examendossier.
6
Het Friesland College met ongeveer 70 bedrijven uit Friesland benoemd wat belangrijke competenties zijn, die je in elk beroep nodig hebt. Dit noemen we kerncompetenties.
7
Persoonlijke kwaliteiten zijn de motor binnen (kern)competenties. Al het effect van kennis kan wegvallen als bijvoorbeeld de zorgvuldigheid in de uitvoering ontbreekt, en zorgvuldigheid is een voorbeeld van een persoonlijke kwaliteit. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 22
22
Examendossier Om aan te tonen dat je de competenties van het beroep gerelateerd aan het door de minister vastgestelde kwalificatiedossier effectief en efficiënt kunt inzetten, stel je vanuit je portfolio een 8 examendossier samen. Daarin verzamel je ‘gekwalificeerde’ bewijzen , waarmee je laat zien dat je de kerntaken van je beroep kunt uitvoeren. Kwalificerende examinering vindt plaats door (vakinhoudelijke én onderwijskundig/didactische) deskundige beoordelaars (examinatoren). Het examendossier is eigendom van de examencommissie In opdracht van de examencommissie beoordelen twee onafhankelijke deskundigen of je examendossier voldoet aan alle eisen van het kwalificatiedossier. De deskundigen spreken een onderbouwd oordeel uit, uitgedrukt in voldoende of onvoldoende. Diploma Op basis van de beoordeling van je examendossier beslist de examencommissie of je een diploma krijgt. Kwaliteitshandboek Waarderen Veel zaken die met waarderen te maken hebben heeft het Friesland College vastgelegd in een Handboek, namelijk in het Kwaliteitshandboek Waarderen. Het Kwaliteitshandboek kun je beschouwen als onderdeel van deze OER. Als je wilt, kun je op elk gewenst moment dat kwaliteitshandboek inzien (vraag ernaar bij je coach/begeleider). In het Kwaliteitshandboek Waarderen zijn in elk geval de volgende zaken opgenomen:
8
• • • •
de wijze waarop gehandicapte deelnemers in voorkomende gevallen in de gelegenheid worden gesteld het examen (onderdelen daarvan) af te leggen de gronden waarop de examencommissie, in voorkomende gevallen, vrijstelling van het afleggen van examens (onderdelen daarvan) kan verlenen waar nodig, dat het met goed gevolg afleggen van een of meer examenonderdelen voorwaarde is voor het afleggen van andere examenonderdelen de wijze waarop en de termijn waarbinnen de deelnemer inzage krijgt in zijn beoordeelde werk, i.c. het examendossier de termijn waarbinnen de uitslag van een examen(onderdeel) bekend wordt gemaakt in voorkomende gevallen, regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van examen(onderdelen).
Voorbeelden van bewijzen: Afgesloten projecten of thema´s en geleverde prestaties Video/opnames Feedback van leidinggevende in praktijksituaties Evaluaties van deelname aan kritische settings (beoordelingssituaties die specifiek ontworpen zijn om gedrag dat kritisch is in bepaalde beroepssituaties te demonstreren, maar dat tot op heden niet in een reële situatie kon worden getoetst) ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 23
23
Bijlage 1 (bij deel 1 van de Oer) Informatie voor cursisten bij beoordelen om te beslissen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 24
24
Wat moet ik doen om een diploma te krijgen?
Je wilt graag een diploma halen. Dat doe je door te bewijzen dat je beroepsbekwaam bent. Beroepsbekwaam ben je als je kunt laten zien dat je competent bent voor de kerntaken van je beroep in verschillende werksituaties. Competent wil zeggen dat je werkzaamheden begrijpt, beheerst en met de juiste beroepshouding kunt uitvoeren. Je bewijst dat je kunt omgaan met beroepsdilemma’s of lastige problemen. In je portfolio heb je onderdelen9 verzameld waarmee je je beroepsbekwaamheid wilt aantonen. Je beste onderdelen selecteer je uit je portfolio en presenteer je zo goed mogelijk en op een toegankelijke wijze. Dat betekent dat je per onderdeel aangeeft wat je met het onderdeel wilt bewijzen. Om welke kerntaak, competenties, kritische beroepssituaties het gaat. Om een diploma te krijgen moeten deze onderdelen voorgelegd worden aan onafhankelijke beoordelaars. Zij worden aangesteld door een examencommissie van het Friesland College. De beoordelaars bepalen of het onderdeel voldoet aan de volgende eisen: • Het je voldoende duidelijk gemaakt dat het onderdeel jouw product is? • Heb je voldoende duidelijk gemaakt wat je met het onderdeel wilt laten zien. Om welke kernta(a)k(en), welke competenties gaat het? • Laat het onderdeel voldoende zien dat je competent bent voor het uitvoeren van de betreffende kerntaak en dat je de competenties beheerst op het juiste niveau? Als een onderdeel aan alle eisen voldoet, verklaren de beoordelaars dat onderdeel als geldig. We noemen dat valideren of verzilveren. Pas als je product gevalideerd is, geldt het als bewijsstuk en kun je het onderbrengen in je examendossier. Omdat het beoordelen van een examendossier gericht is op het behalen van een diploma, worden de door jou verzamelde bewijsstukken gelegd naast de eisen die de minister vastgesteld heeft voor de opleiding. In deze eisen (het kwalificatiedossier) staan de kerntaken, competenties en beheersingscriteria waaraan je moet voldoen om een diploma te krijgen. De vraag die door de examinatoren beantwoord moet worden, is: voldoen de aangeleverde stukken het examendossier aan alle eisen voor het samenstellen van een examendossier en sluiten de bewijzen die jij verzameld hebt, aan bij de eisen die gesteld worden aan een beginnend beroepsbeoefenaar. Het examendossier is dus geen vrijblijvend document. Het examendossier is eigendom van de examencommissie van het Friesland College en op basis van de beoordeling van je examendossier beslist de examencommissie of je een diploma krijgt. Een half jaar na het behalen van je diploma mag je het examendossier komen ophalen.
In het hoofdstuk: ‘het samenstellen van een examendossier’ staat beschreven wat je in elk geval in je examendossier moet opnemen, zodat de examinatoren goed kunnen beoordelen of je beroepsbekwaam bent of niet en of je dus een diploma kunt krijgen of niet. 9
Met onderdeel bedoelen we: leer- en werkresultaten en producten, bijvoorbeeld: • Foto’s en video’s die de praktijk laten zien • Ervaringen uit hobby’s of werk • De resultaten van een project en de beoordeling daarvan • Een werkstuk en de beoordeling daarvan • Reacties van andere cursisten, van begeleiders, van je coach • Werkstukken en verslagen • Leer- en ontwikkelingslijnen • Reflectie op functioneren ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 25
25
Eén van de verplichte onderdelen van je examendossier is de beoordeling van het panelgesprek. In een panelgesprek - dat ongeveer 45 minuten duurt – toon je aan dat je de te beoordelen kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten effectief hebt ingezet in ‘’kritische’’ beroepssituaties. Het panelgesprek heeft het karakter van een reflectiegesprek. Het panel bepaalt welke kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten in het panelgesprek aan de orde komen. Bij de voorbereiding op een panelgesprek kun je materiaal gebruiken uit je portfolio over de te bespreken kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten en dat neem je mee naar het panelgesprek. Een panel bestaat uit maximaal vier leden: een voorzitter/gespreksleider, tenminste één praktijkexpert, tenminste één docent, niet uit de eigen opleiding. Je coach kan – als je dat wilt – als toehoorder bij het panelgesprek aanwezig zijn. Hij beoordeelt niet! Na afloop van het panelgesprek spreekt het panel een onderbouwd oordeel uit, uitgedrukt in voldoende of onvoldoende. Je voegt de beoordeling van het panel toe aan je examendossier. Het examendossier
In je examendossier moeten in ieder geval de volgende onderdelen zitten: 1. Algemene gegevens: het gaat hier om je persoonlijke gegevens en een aantal algemene gegevens. Zie het eerste blad van het examendossier. Op het moment dat je na overleg met je coach begint met het samenstellen van je examendossier, kun je het blad met algemene gegevens ophalen bij …….. Na het eerste blad maak je een blad met een genummerde inhoudsopgave van alle documenten die in het examendossier zijn opgenomen. Op het volgende blad maak je een overzichtslijst van alle bewijsstukken. Bij elk bewijsstuk beschrijf je om welke kerntaak, competenties en keuzes of dilemma’s het in het bewijsstuk gaat. 2. Door examinatoren gevalideerde bewijsstukken waarmee je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor het beroep waarvoor je een diploma wilt hebben. 3. Positieve beoordeling van het panelgesprek 4. Bewijsstukken dat je, met goed gevolg, hebt deelgenomen aan de beroepspraktijkvorming (BPV) Op de volgende 2 bladzijden zie je in schema wat in een examendossier moet komen. Als je je examendossier klaar hebt, kun je dit inleveren bij de examencommissie. Vraag je coach hoe, waar en wanneer je dat kunt doen. Als de examencommissie opmerkt dat nog niet alle onderdelen aanwezig zijn in je examendossier, dan krijg je nog 5 (werk)dagen om je dossier op orde te maken en opnieuw in te leveren. De examencommissie doet binnen een maand na inlevering van het examendossier een uitspraak en stelt, zo mogelijk, het behaalde diploma vast
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 26
26
Instructie voor het samenstellen van een examendossier
1. Algemene gegevens: Naam kandidaat: Naam coach:
Cursistennummer:
Kwalificatiedossier: Crebocode: Datum inlevering examendossier:
Kerntaken:
Transparant en volledig Het examendossier is naspeurbaar.
•
Er is eenduidig vast te stellen van wie het examendossier is en op welk kwalificatiedossier en op welke kerntaken het dossier betrekking heeft.
Het examendossier is voorzien van een sluitende inhoudsopgave.
•
Er is een genummerde inhoudsopgave van alle documenten die in het examendossier zijn opgenomen.
Het examendossier is voorzien van een overzichtslijst van alle gevalideerde (geldig verklaarde) bewijsstukken met een verwijzing naar de kerntaak, competenties en keuzes of dilemma’s met daaraan toegevoegd de namen van de beoordelaars.
•
Als de examencommissie oordeelt dat het examendossier nog niet op orde is, krijgt de kandidaat de gelegenheid het examendossier als nog binnen vijf (5) werkdagen op orde te brengen
2.
Gevalideerde Bewijsstukken
2.1.
Bewijsstukken uit minimaal 3 verschillende praktijksituaties waarmee je laat zien dat je competent bent om alle kerntaken van je beroep in verschillende werksituaties uit te voeren. Voorbeelden bewijsstukken zijn: • Een (foto)rapportage van een afgelegde proeve van bekwaamheid en de beoordeling daarvan. • Een videoband met daarop de weergave van de uitvoering van een project of beroepsactiviteit en de beoordeling daarvan. • De resultaten van een leeractiviteit (bijvoorbeeld in de vorm van een werkstuk) en de beoordeling daarvan. • Et cetera.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 27
27
2.2.
Bewijsstukken waaruit blijkt dat je kunt omgaan met keuzes en dilemma’s, met andere woorden dat jij je kunt redden in kritische beroepssituaties. • • • •
Minimaal twee beschrijvingen van een kritische beroepssituatie met een beschrijving van hoe jij gehandeld hebt. Een samenvattende zelfevaluatie en een reflectieverslag voorzien van een dagtekening. Feedbackrapportages van begeleider(s) die jou heeft/hebben zien functioneren in de kritische beroepssituatie. Een voldoende als beoordelingsresultaat van de betreffende begeleider(s) voorzien van een dagtekening en handtekening.
2.3. Bewijsstukken dat je gewerkt hebt aan één of meer talen. • Een gedagtekende verklaring van het Talencentrum van het Friesland College waaruit blijkt dat je een of meerdere talen beheerst op het niveau dat vereist is voor je diploma. 2.4. 10 De volgende wettelijk verplichte bewijzen : • …
3
Beoordeling Panelgesprek
Bewijsstukken dat minimaal één panelgesprek met een voldoende is afgesloten. Hiermee toon je aan dat je in een panelgesprek hebt laten zien dat je in staat bent om te reflecteren op jezelf als persoon en als beginnend beroepsbeoefenaar, op de manier waarop je problemen oplost, keuzes maakt, omgaat met dilemma’s en op de kennis en vaardigheden die je inzet.
4
Beroepspraktijkvorming
Bewijsstukken dat je hebt deelgenomen aan de beroepspraktijkvorming (BPV) • • • •
Een beschrijving van de plaats(en) waar je beroepspraktijkvorming heeft plaatsgevonden. De BPV-overeenkomst(en). Een overzicht waaruit blijkt hoeveel uren je in de BPV-periode op de BPV-plaats(en) hebt gewerkt. De beoordeling van de BPV (per BPV-plaats).
10
Het gaat hier om formele bewijzen, zoals: BIG/CBR/EHBO/Veiligheidscertificaat etc, benoemd door de betreffende examencommissie. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 28
28
Bijlage 2 (bij deel 1 van de Oer) Examenproducten • • • •
Instructies voor het samenstellen van het Examendossier Kwaliteitseisen voor de beoordeling van een bewijsstuk Kwaliteitseisen voor de beoordeling van een Examendossier Kwaliteitseisen voor de beoordeling van de kandidaat in het Panelgesprek
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 29
29
Instructie voor het samenstellen van een examendossier
1. Algemene gegevens: Naam kandidaat: Naam coach:
Cursistennummer:
Kwalificatiedossier: Crebocode: Datum inlevering examendossier:
Kerntaken:
Transparant en volledig Het examendossier is naspeurbaar.
•
Er is eenduidig vast te stellen van wie het examendossier is en op welk kwalificatiedossier en op welke kerntaken het dossier betrekking heeft.
Het examendossier is voorzien van een sluitende inhoudsopgave.
•
Er is een genummerde inhoudsopgave van alle documenten die in het examendossier zijn opgenomen.
Het examendossier is voorzien van een overzichtslijst van alle gevalideerde (geldig verklaarde) bewijsstukken met een verwijzing naar de kerntaak, competenties en keuzes of dilemma’s met daaraan toegevoegd de namen van de beoordelaars.
•
Als de examencommissie oordeelt dat het examendossier nog niet op orde is, krijgt de kandidaat de gelegenheid het examendossier als nog binnen vijf (5) werkdagen op orde te brengen
2.
Gevalideerde Bewijsstukken
2.1.
Bewijsstukken uit minimaal 3 verschillende praktijksituaties waarmee je laat zien dat je competent bent om alle kerntaken van je beroep in verschillende werksituaties uit te voeren. Voorbeelden bewijsstukken zijn: • Een (foto)rapportage van een afgelegde proeve van bekwaamheid en de beoordeling daarvan. • Een videoband met daarop de weergave van de uitvoering van een project of beroepsactiviteit en de beoordeling daarvan. • De resultaten van een leeractiviteit (bijvoorbeeld in de vorm van een werkstuk) en de beoordeling daarvan. • Et cetera. 2.2.
Bewijsstukken waaruit blijkt dat je kunt omgaan met keuzes en dilemma’s, met andere woorden dat jij je kunt redden in kritische beroepssituaties. • • •
Minimaal twee beschrijvingen van een kritische beroepssituatie met een beschrijving van hoe jij gehandeld hebt. Een samenvattende zelfevaluatie en een reflectieverslag voorzien van een dagtekening. Feedbackrapportages van begeleider(s) die jou heeft/hebben zien functioneren in de kritische
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 30
30
•
beroepssituatie. Een voldoende als beoordelingsresultaat van de betreffende begeleider(s) voorzien van een dagtekening en handtekening.
2.3. Bewijsstukken dat je gewerkt hebt aan één of meer talen. • Een gedagtekende verklaring van het Talencentrum van het Friesland College waaruit blijkt dat je een of meerdere talen beheerst op het niveau dat vereist is voor je diploma. 2.4. 11 De volgende wettelijk verplichte bewijzen : • …
3
Beoordeling Panelgesprek
Bewijsstukken dat minimaal één panelgesprek met een voldoende is afgesloten. Hiermee toon je aan dat je in een panelgesprek hebt laten zien dat je in staat bent om te reflecteren op jezelf als persoon en als beginnend beroepsbeoefenaar, op de manier waarop je problemen oplost, keuzes maakt, omgaat met dilemma’s en op de kennis en vaardigheden die je inzet.
4
Beroepspraktijkvorming
Bewijsstukken dat je hebt deelgenomen aan de beroepspraktijkvorming (BPV) • • • •
Een beschrijving van de plaats(en) waar je beroepspraktijkvorming heeft plaatsgevonden. De BPV-overeenkomst(en). Een overzicht waaruit blijkt hoeveel uren je in de BPV-periode op de BPV-plaats(en) hebt gewerkt. De beoordeling van de BPV (per BPV-plaats).
11
Het gaat hier om formele bewijzen, zoals: BIG/CBR/EHBO/Veiligheidscertificaat etc, benoemd door de betreffende examencommissie. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 31
31
Kwaliteitseisen voor de beoordeling van een bewijsstuk Kwaliteitscriteria voor de beoordeling van een bewijsstuk (te beoordelen door 2 onafhankelijke deskundige beoordelaars, benoemd door de examencommissie)
Akkoord?
Ja
Nee
Kwaliteitscriterium 1: Transparantie • Het bewijsstuk is naspeurbaar. Er is eenduidig vast te stellen van wie het bewijsstuk is en op welke kerntaak, competenties en keuzes en dilemma’s het bewijsstuk betrekking heeft.
Toelichting:
Kwaliteitscriterium 2: Betrouwbaarheid • Het voorgelegde bewijsstuk is authentiek. Alle zelfevaluaties en reflectieverslagen en producten zijn voorzien van een handtekening en een dagtekening van de coach en de cursist. Toegevoegde waarderingen (beoordelingen) van vakspecialisten en praktijkexperts zijn door hen eveneens voorzien van een handtekening. De cursist maakt hierdoor aantoonbaar dat de inhoud van het voorliggende bewijsstuk daadwerkelijk het resultaat is van zijn eigen leeractiviteiten.
Toelichting:
Kwaliteitscriterium 3: Validiteit • Het bewijsstuk is representatief voor de te beoordelen kerntaak, de kenmerkende werkzaamheden en de competenties die daarbij aangewend moeten worden. De bewijsstukken geven inzicht in het competent-zijn van de kandidaat in relatie tot de beoogde kerntaak, de kenmerkende werkzaamheden en de aan te wenden competenties. De bewijsstukken geven ook inzicht in de leerontwikkeling van de kandidaat en in de wijze waarop hij zich in kritische beroepssituaties manifesteert. De in het kwalificatiedossier geformuleerde omschreven resultaten zijn daarbij gebruikt als beoordelingscriteria.(zie bijlage..)
Toelichting:
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 32
32
Overige bevindingen en/of advies:
Resultaat van de beoordeling: Het bewijsstuk wordt als voldoende beoordeeld als aan de gestelde kwaliteitscriteria* is voldaan. *zie beoordelingskader en criteria van de betreffende kwalificatie
Individuele beoordeling van het bewijsstuk:
◘ ◘
Voldoende
Onvoldoende
Datum: Naam beoordelaar: Handtekening beoordelaar:
Eindbeoordeling van het bewijsstuk m.b.t. tot kerntaak …
◘ ◘
Voldoende
Onvoldoende
Datum: Naam beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Naam beoordelaar 2 Handtekening beoordelaar 2:
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 33
33
Kwaliteitseisen voor de beoordeling van een examendossier
BEOORDELING EXAMENDOSSIER Naam kandidaat:
Cursistennummer:
Kwalificatiedossier:
Naam en paraaf van examinator 1:
Crebocode:
Naam en paraaf van examinator 2:
Kerntaken:
Datum beoordeling
Kwaliteitscriteria voor de beoordeling van een examendossier (te beoordelen door de examencommissie)
Akkoord?
Ja
Nee
Kwaliteitscriterium 1: Transparant en volledig • Het examendossier voldoet aan de eisen voor het samenstellen van een examendossier. Het gaat hier om de vormeisen waaraan het examendossier moet voldoen.
•
Het examendossier is naspeurbaar. Er is eenduidig vast te stellen van wie het examendossier is en op welk kwalificatiedossier en op welke kerntaken het dossier betrekking heeft.
•
Het examendossier is voorzien van een sluitende inhoudsopgave. Er is een genummerde inhoudsopgave van alle documenten die in het examendossier zijn opgenomen.
•
•
Het examendossier is voorzien van een overzichtslijst van alle gevalideerde (geldig verklaarde) bewijsstukken met een verwijzing naar de kerntaak, competenties en keuzes of dilemma’s met daaraan toegevoegd de namen van de beoordelaars. Het examendossier bevat het bewijsstuk dat het panelgesprek met een voldoende is afgesloten. Hiermee toon de cursist aan dat hij in een panelgesprek heeft laten zien dat hij in staat
is om te reflecteren op zichzelf als persoon en als beginnend beroepsbeoefenaar, op de manier waarop hij problemen oplost, keuzes maakt, omgaat met dilemma’s en op de kennis en vaardigheden die hij inzet.
•
Het examendossier bevat bewijsstukken die verkregen zijn in de beroepspraktijk (BPV). De beroepspraktijk moet met een voldoende zijn afgesloten. In het examendossier maakt de cursist duidelijk aan welke beroepssituatie de bewijsstukken zijn ontleend (het bedrijf, de instelling en de praktijksituaties c.q. praktijkomstandigheden).
•
De examencommissie verklaart dat het examendossier van deze kandidaat aan twee onafhankelijke examinatoren ter beoordeling kan worden voorgelegd. Naam en handtekening lid examencommissie.
Toelichting: ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 34
34
Indien de examencommissie oordeelt dat het examendossier nog niet op orde is, krijgt de kandidaat de gelegenheid het examendossier als nog binnen vijf (5) werkdagen op orde te brengen
Kwaliteitscriteria voor de beoordeling van een examendossier
Akkoord?
(te beoordelen door elke examinator afzonderlijk)
Ja
Nee
Kwaliteitscriterium 2: Betrouwbaarheid •
De voorgelegde bewijsstukken zijn authentiek. Alle zelfevaluaties en reflectieverslagen zijn voorzien van een handtekening en een dagtekening van de coach en de cursist. Toegevoegde waarderingen (beoordelingen) van vakspecialisten en praktijkexperts zijn door hen eveneens voorzien van een handtekening. De cursist maakt hierdoor aantoonbaar dat de inhoud van het voorliggende examendossier daadwerkelijk het resultaat is van zijn eigen leeractiviteiten.
Toelichting:
Kwaliteitscriteria voor de beoordeling van een examendossier
Beoordeling
(te beoordelen door elke examinator afzonderlijk)
Voldoende
Onvoldoende
Kwaliteitscriterium 3: Validiteit • Er zijn voldoende bewijsstukken aangeleverd Het examendossier bevat in ieder geval voldoende bewijsstukken om een uitspraak te kunnen doen over het competent-zijn m.b.t. kerntaken. Alle aangewende competenties worden vermeld. Zie onder Transparantie: er is een overzichtslijst van bewijsstukken met een verwijzing naar de kerntaak, competenties en keuzes of dilemma’s met daaraan toegevoegd de namen van de beoordelaars.
•
Er is voldoende variatie aan bewijsstukken. In het examendossier wordt het competent-zijn in ten minste 3 verschillende werksituaties door de kandidaat aangetoond.
•
De bewijsstukken zijn representatief voor de te beoordelen kerntaak, competenties en keuze en dilemma’s (kritische beroepssituaties) De bewijsstukken geven inzicht in het competent-zijn van de kandidaat in relatie tot de beoogde kerntaak, de aan te wenden competenties. De bewijsstukken geven ook inzicht in de leerontwikkeling van de kandidaat en in de wijze waarop hij zich in kritische beroepssituaties manifesteert. De in het kwalificatiedossier geformuleerde beschrijvingen van resultaat zijn daarbij gebruikt als criteria en de norm zoals omschreven is gehaald.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 35
35
Toelichting:
Overige bevindingen en/of advies:
Resultaat van de beoordeling: Het examendossier wordt als voldoende beoordeeld als aan alle gestelde kwaliteitscriteria is voldaan.
Individuele beoordeling van het examendossier:
◘ ◘
Voldoende
Onvoldoende
Datum: Naam examinator: Handtekening examinator:
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 36
36
EINDBEOORDELING VAN HET EXAMENDOSSIER Nadat beide examinatoren eerst afzonderlijk van elkaar het examendossier hebben beoordeeld door de kwaliteitscriteria uit het beoordelingsformulier te paraferen, maken zij een gezamenlijk verslag van bevindingen en spreken zij een eindbeoordeling van het examendossier uit.
Verslag van gezamenlijke bevindingen van beide examinatoren:
Eindbeoordeling van het examendossier m.b.t. tot kerntaak …
◘ ◘
Voldoende
Onvoldoende
Datum: Naam examinator 1: Handtekening examinator 1: Naam examinator 2 Handtekening examinator 2:
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 37
37
Kwaliteitseisen voor de beoordeling van de kandidaat in een panelgesprek Kwaliteitseisen ten behoeve van de beoordeling van de kandidaat 12
in het panelgesprek ) Namen panelleden: Naam kandidaat: …………………………………….. 1. Voorzitter: Coach/begeleider: …………………………………… …………………………………………………………. Aanwezig bij het gesprek: 0 ja; 0 nee
2. Docent (niet de eigen coach):
Kwalificatiedossier opleiding:
………………………………………………………….
………………………………………………………….. Crebocode: ……………………………………………
3. Vertegenwoordiger van de beroepspraktijk: ………………………………………………………
Datum beoordeling:………………………………………….. Resultaat beoordeling:
◘ Voldoende
◘ Onvoldoende
Criteria voor de beoordeling In het panelgesprek wordt de kandidaat beoordeeld op de volgende criteria: Criterium 1: • Effectief inzetten van de FC-competenties13in kritische (beroeps)situaties. De kandidaat laat zien dat hij de te beoordelen FC-competentie(s) succesvol kan inzetten in de context van het beroep, dat hij in kritische (beroeps)situaties bekwaam handelt. Hij kan uitleggen wat hij deed, waarom hij het deed en welk effect zijn handelen heeft gehad. Criterium 2: • Reflecteren De kandidaat reflecteert op het eigen gedrag en de resultaten daarvan in door hem ingebrachte situaties die kritisch zijn. Hij kan vertellen wat hij met ervaringen en kennis heeft gedaan, hoe en wat hij daarvan geleerd heeft en in andere situaties daarmee zijn voordeel heeft gedaan. Hij kan de transfer maken naar andere situaties.
12
Het panelgesprek wordt gevoerd als een criteriumgericht interview. Een voorbeeld daarvan is de STARR-methodiek. Situatie: In welke (kritische) (beroeps)situatie zijn de ervaringen opgedaan? Taak: Wat was in die situatie je taak, rol of opdracht? Actie: Welke actie ondernam je, wat deed je? Wat was je opdracht? Resultaat: Wat was het resultaat of effect van je actie? Reflectie: Wat heb je er van geleerd? 13
, zoals door het Friesland College samen met het bedrijfsleven gedefinieerd (zie de Onderwijs- en Examenregeling) ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 38
38
Aantekeningenformulier individueel panellid Datum: Naam kandidaat: Naam panellid:
Criterium 1: Effectief inzetten van kerncompetenties in kritische (beroepssituaties): De kandidaat laat - aan de hand van door hem zelf ingebrachte situatie(s) - zien dat hij de te beoordelen kerncompetentie(s) succesvol kan inzetten in de context van het beroep, dat hij in kritische (beroepssituaties) bekwaam handelt. Hij kan uitleggen wat hij deed, waarom en welk effect zijn handelen heeft gehad.
Criterium 2: Reflecteren: De kandidaat reflecteert op het eigen gedrag en de resultaten daarvan in door hem ingebrachte situaties die kritisch zijn. Hij kan vertellen wat hij met ervaringen en kennis heeft gedaan, hoe en wat hij daarvan geleerd heeft en in andere situaties daarmee zijn voordeel heeft gedaan. Hij kan de transfer maken naar andere situaties.
Paraaf panellid: De kandidaat heeft in voldoende mate en op passend niveau aangetoond dat hij de genoemde FCcompetenties effectief kan inzetten in kritische (beroeps)situaties en dat hij effectief kan reflecteren op eigen gedrag. Beoordeling:
◘ Voldoende
◘ Onvoldoende
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Algemeen gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 39
39
Gezamenlijk verslag van bevindingen van het panel:
De kandidaat is steeksproefsgewijs bevraagd op de volgende FC-competenties in voor het beroep kritische situaties: • •
… …
Het panel komt tot het volgende gemotiveerde oordeel:
Norm: Bepaling resultaat beoordeling Het resultaat van de beoordeling van het panelgesprek wordt bepaald door de som te nemen van (criterium 1 + criterium 2) gedeeld door 2. Weging: Behaald resultaat: 2 Waardering: voldoende Behaald resultaat: minder dan 2 Waardering: onvoldoende
Beoordeling panelgesprek:
◘
Voldoende
◘
Onvoldoende
Naam en handtekening panellid 1:
Naam en handtekening panellid 2:
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Opleidingsspecifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, setember 2006, pagina 40