OER specifiek september 2006
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING SPECIFIEK GEDEELTE VOOR LABORANT
PRAKTIJKGESTUURD LEREN EN WAARDEREN
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 1
FRIESLAND COLLEGE Brinnummer: 25 LG Vastgesteld: september 2006 Onderwijs- en examenregeling (OER)
LABORANT Cohort: Crebonummer: Code Friesland College: Leerweg: Niveau: Soort opleiding: Studiejaar: Studiebelastingsuren (SBU’s): Toepassing Wet Studiefinanciering: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven: Vastgesteld door het College van Bestuur: Bekendgemaakt: Ingangsdatum: 1 Vervaldatum :
2006 91730 91730O06 BOL 3 Vakman niveau 3 2006-2007 4800 ja VAPRO September 2006 1 september 2006 1 september 2006 1 augustus 2007
Leeuwarden, september 2006, L. Vos, Vice-voorzitter van het College van Bestuur Friesland College
1
Omdat het hier nog om een werkdocument gaat, heeft deze OER voorlopig een geldigheidsduur van 1 jaar. Vóór 1 mei wordt bezien of aanpassing van de OER noodzakelijk is. Wijzigingen die in de OER worden aangebracht gedurende een cohort worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de cursisten.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 2
WOORD VOORAF
De Onderwijs- en Examenregeling (afgekort: OER) voor educatie en beroepsopleidingen is een wettelijk document dat vóór 1 mei voorafgaand aan een studiejaar door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling moet worden vastgesteld. In artikel 7.4.8. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (afgekort: WEB) is aangegeven wat een OER in elk geval moet omvatten. Het Friesland College heeft er voor gekozen om de Onderwijs- en Examenregeling vorm te geven in een Algemeen gedeelte dat geldt voor alle leertrajecten Praktijkgestuurd Leren van het Friesland 2 College en een Specifiek deel waarin beschreven staat aan welke voorwaarden een cursist moet voldoen om een diploma te krijgen voor een door de minister van OC&W vastgestelde kwalificatie. Beide gedeeltes samen vormen de wettelijke Onderwijs- en Examenregeling. In het voorliggende specifieke deel wordt het onderwijs naar competenties ingericht. In artikel 7.4.9. eist de WEB dat het bevoegd gezag tijdig vóór de aanvang van het studiejaar de inhoud en inrichting van het onderwijs en de examens bekend maakt, zodat de aanstaande cursist zich een goed beeld daarvan kan vormen. .
2
De Wet Educatie en Beroepsonderwijs spreekt steeds van ‘’deelnemer’’ of ‘’onderwijsdeelnemer’’. Woorden als ‘’cursist’’, ‘’leerling’’ of ‘’student’’ worden niet gebruikt. Wij gebruiken in deze OER het woord ‘’cursist’’. Daarmee worden zowel mannelijke als vrouwelijke cursisten bedoeld, Met ‘’hij’’, ‘’hem’’, ‘’zijn’’ is ook ‘’zij’’, ‘’haar’’ inbegrepen. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 3
Inhoudsopgave Deel 2: Specifiek Hoofdstuk 1:
Profielschets • • •
Werksituatie Kerntaken Uitstroomprofielen
Hoofdstuk 2:
Kwalificatiedossier: Competentiematrix
Hoofdstuk 3:
Examenplan
Bijlagen • • • •
Wet studiefinanciering en Transparante onderwijsprogrammering Beroepspraktijkvorming Talen in het Friesland College Examenreglement
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 4
Hoofdstuk 1
PROFIELSCHETS VAN DE LABORANT
In dit hoofdstuk geven we een profielschets weer van de belangrijkste elementen van dat kwalificatiedossier. We beschrijven eerst in het kort de werksituatie (ook wel beroepscontext genoemd) van de laborant: korte informatie over het beroep. Daarna volgt per kerntaak en uitstroomdifferentiatie een beschrijving van de meest kenmerkende werkzaamheden en eventueel van kritische beroepssituaties (keuzes en dilemma’s) waar je mee te maken kunt krijgen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 5
Hoofdstuk 1
1.1. Werksituatie van de LABORANT
Werksituatie De laborant is werkzaam in de laboratoria van bedrijven in: de chemische industrie: vervaardiging van diverse chemische grondstoffen en producten, de voedingsmiddelenindustrie, de drankenindustrie, de zuivelindustrie, de verf- en grafische industrie, de metaal en elektrotechnische industrie, de glas-, papier-, beton-, textielindustrie, de waterzuivering, milieusector, de keuringsdiensten van voedingsmiddelen en van land- en tuinbouwproducten en agrarische en aanverwante sectoren en de gezondheidszorg. De aard van de werkzaamheden richten zich op de analytische chemie, de anorganische chemie, de organische chemie, de elektrochemie, de fysische chemie, de levensmiddelentechnologie, de microbiologie, de hydrobiologie en eco(toxico)logie, de fermentatietechnologie, de botanie en zoölogie en de biochemie. De werkzaamheden van de laborant legt de nadruk op de preanalytische en de analytische fase en in mindere mate op de postanalytische fase. De preanalytische fase wil zeggen: het nemen, controleren en bewerken of voorbereiden van monsters en het aanmaken/ bereiden van media, voedingsbodems. In de analytische fase worden volgens protocol eenvoudige fysische en chemische analyses uitgevoerd. In de postanalytische fase wordt vastgesteld of de metingen juist zijn uitgevoerd en of de meetwaarden binnen de vastgestelde specificaties vallen en biedt hij facilitaire ondersteuning. Om door te groeien naar een andere functie heeft de laborant aanvullende opleiding nodig. Met een diploma laborant is het mogelijk door te groeien naar een meer specialistische functie zoals de chemisch-fysisch analist. Kerntaken Bij elk beroep behoren werkzaamheden die door een belangrijk deel van de beroepsbeoefenaars worden uitgevoerd. De werkzaamheden die onderling samenhangen noemen we kerntaken. Voor de laborant gaat het om de volgende kerntaken:
1: Identificeert en registreert monsters 2: Controleert monsters 3: Bereidt analyses voor 4: Onderhoudt werkomgeving en apparatuur
5:Bereidt voedingsbodems 6: Voert gestandaardiseerde analyses uit 7: Kweekt en kwantificeert micro-organismen 8: Beoordeelt meetwaarden en rapporteert hierover
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 6
Hoofdstuk 1 (vervolg)
1.1. Werksituatie van de LABORANT
Kernopgaven (keuzes en dilemma’s): kritische beroepssituaties
3
Tijdens de uitvoering van je werkzaamheden krijg je te maken met kernopgaven, door het Friesland College kritische beroepssituaties genoemd.
3
Voor wat de in deze OER genoemde kritische beroepssituaties betreft: het gaat hier om een beschrijving in voorbeelden. In gesprek met het regionale beroepenveld zullen kritische beroepssituaties nader worden ingekleurd. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 7
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 1
Identificeert en registreert monsters
Kenmerkende werkzaamheden Proces De laborant ontvangt monsters met bijbehorende aanvraag en zorgt hierbij voor een correcte identificatie en vervolgens registratie van de monsters. Hij koppelt aan het monster en de opdracht een analysenummer. Het kan ook zijn dat de laborant zelf monsters neemt. Dit doet hij volgens protocol Rol/ verantwoordelijkheden De laborant is er verantwoordelijk voor dat hij het juiste monster in ontvangst neemt of neemt. Problemen bespreekt de laborant met zijn leidinggevende. De laborant is verantwoordelijk voor het discreet omgaan met vertrouwelijke gegevens en het correct registreren van de monstergegevens. Daarnaast is het de taak van de laborant om spoedopdrachten te signaleren en hieraan een spoedcode toe te kennen. Complexiteit Het identificeren en registreren van monsters betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen aan de monsters om een aangepaste aanpak vragen. Daarnaast vereist het werken met monsters een continue nauwkeurigheid. De combinatie van deze factoren is hierbij nog een extra complicerende factor. De laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - Bij de registratie is overzicht en nauwkeurig werken van groot belang. Onnauwkeurig werken kan tot vertrekkende gevolgen in het verdere proces leiden. - De laborant moet weten hoe te handelen bij afwijkende situaties. De laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, de laborant moet deze begrijpen. - Foutieve registratie/ verwisseling van monsters kan tot verstrekkende gevolgen leiden in het verdere proces. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico voor het verdere proces. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende Hulpmiddelen - Werkvoorschriften (SOP’s) - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse apparatuur - Diverse hulpmaterialen Kwaliteit van proces en resultaat Van de laborant wordt verwacht dat hij de identificatie en registratie van monsters op een adequate manier uitvoert, rekening houdend met het protocol, zodanig dat het monster klaar is voor controle. Hij bepaalt de kwaliteit van het proces mede op basis van de conditie van de monsters. Hij houdt rekening met de eisen die aan een monster gesteld zijn. Daarnaast registreert hij het type en de hoeveelheid van de monsters, evenals gegevens over de monstername en eventuele bijzonderheden. Een monster is klaar voor controle wanneer het correct geïdentificeerd en geregistreerd is. Dilemma’s en keuzes - Hoe te handelen wanneer de monsters afwijkend zijn. - Spoedopdrachten signaleren en aparte codes toekennen. - Bepalen wat de juiste manier van monstername is
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 8
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 2
Controleert monsters
Kenmerkende werkzaamheden Proces Met behulp van een checklist controleert de laborant of er voldoende is aangeleverd en of het op de juiste wijze is aangeleverd. Daarnaast voert hij gestandaardiseerde kwaliteitscontroles uit. De laborant levert de monsters af bij de monstervoorbereiding. Rol/verantwoordelijkheden Wanneer de ontvangen monsters niet in orde zijn, dient de laborant dit te noteren en te melden aan de leidinggevende. Hij werkt vooral onder toezicht in is uitsluitend verantwoordelijk voor zijn eigen werkzaamheden. De laborant werkt uitsluitend volgens de werkvoorschriften. Complexiteit Het controleren van monsters betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen aan de monsters om een aangepaste aanpak vragen. Daarnaast vereist het werken met monsters snelheid, nauwkeurigheid en inzicht in het proces. De combinatie van deze factoren is hierbij nog een extra complicerende factor. De laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - De laborant moet weten hoe te handelen bij afwijkende situaties. De laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Snelheid is belangrijk wanneer monsters bederfelijk zijn. - Tijdens het proces heeft de laborant inzicht in het belang van de kwaliteit van een monster. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico voor het verdere proces. Onnauwkeurig werken kan tot verstrekkende gevolgen in het verdere proces leiden. - Foutieve beoordeling van monsters kan tot verstrekkende gevolgen leiden in het verdere proces. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende. Hulpmiddelen - Werkvoorschriften (SOP’s) - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse hulpmaterialen - Diverse apparatuur Kwaliteit van proces en`resultaat Van de laborant wordt verwacht dat hij de controle van monsters aan de hand van een checklist, op een adequate manier uitvoert, zodanig dat het monster klaar is om voorbereid te worden op een analyse. Hij bepaalt de kwaliteit van het proces mede op basis van de kwaliteit van de monsters d.m.v. gestandaardiseerde kwaliteitscontroles. Hij houdt rekening met de eisen die aan een monster gesteld zijn. Een monster is klaar voor voorbereiding wanneer het gecontroleerd is met behulp van een checklist. Dilemma’s en keuzes -
Hoe te handelen wanneer de monsters afwijkend zijn. De laborant moet spoedopdrachten signaleren en ze apart behandelen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 9
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 3
Bereidt analyses voor
Kenmerkende werkzaamheden Proces In de aanvraag leest de laborant welke analyses met het monster moeten worden gedaan. Hij bepaalt de wijze van voorbewerking op basis van de uit te voeren analyses en wat daarover in de voorschriften staat. Tijdens het voorbereiden zorgt de laborant voor controlemonsters en noteert hij eventuele opvallendheden. Vervolgens worden de monsters gesorteerd en verdeeld. De laborant zorgt ervoor dat het monster wordt aangeleverd bij de afdeling waar de analyses worden uitgevoerd. Belangrijke gegevens worden genoteerd. Rol/verantwoordelijkheden De laborant is er verantwoordelijk voor dat de monsters volgens voorschriften worden voorbewerkt en dat er waar nodig controlemonsters gebruikt worden. Problemen bespreekt hij met zijn leidinggevende. De leidinggevende is tevens degene die prioriteiten stelt. Complexiteit Het voorbereiden van analyses betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen aan de monsters om een aangepaste aanpak vragen. Het beslissen wanneer een monster niet aan de eisen voldoet, het constateren van afwijkingen, inzicht hebben in de rol van het voorbewerken in het licht van het hele proces en logistiek inzicht zijn ook complicerende factoren waar de laborant mee te maken krijgt, evenals de combinatie van deze factoren. Daarbij vereist het werken met monsters snelheid en nauwkeurigheid. De laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden it volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de andelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - Wanneer een monster niet op de juiste wijze is voorbewerkt, moet de oorbewerking worden overgedaan met nieuw monstermateriaal. - De laborant moet weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. De laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Snelheid is belangrijk wanneer monsters bederfelijk zijn. - Tijdens het proces is de laborant zich bewust van de rol van analysevoorbereiding in het gehele proces. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verwisseling van monsters moet worden voorkomen, logistiek inzicht is dus belangrijk. Betrokkenen Collega’s , leidinggevende. Hulpmiddelen - Werkvoorschriften (SOP’s) - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse hulpmaterialen - Diverse apparatuur, instrumenten en chemicaliën Kwaliteit van proces en resultaat Van de laborant wordt verwacht dat hij de voorbewerking van monsters op een adequate manier uitvoert, zodanig dat het monster klaar is om analyses mee uit te voeren. Hij zorgt hierbij voor controlemonsters en houdt rekening met de analyses die uiteindelijk op de monsters worden uitgevoerd. Daarnaast sorteert en verdeelt hij de monsters en noteert hij eventuele opvallendheden. Het resultaat is goed wanneer een monster zo is voorbewerkt dat de analyses op het monster uitgevoerd kunnen worden. Dilemma’s en keuzes - Het maken van de juiste keuze wanneer een monster op de verkeerde wijze wordt aangeleverd: leidinggevende inschakelen. - De laborant moet spoedopdrachten signaleren en ze apart behandelen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 10
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 4
Onderhoudt werkomgeving en apparatuur
Kenmerkende werkzaamheden Proces De laborant maakt zijn werkomgeving schoon en ruimt deze op. Daarnaast kan de laborant beheerderstaken op verschillende gebieden hebben. Hij kan bijvoorbeeld de apparatuur, instrumenten en chemicaliën beheren onder verantwoordelijkheid van de leidinggevende. Rol/verantwoordelijkheden De laborant is verantwoordelijk voor het schoonhouden van zijn werkomgeving en de hierbij gebruikte apparatuur. Milieubewustzijn en veiligheid zijn hierbij van groot belang. Problemen en storingen meldt hij bij de leidinggevende. Complexiteit Het onderhouden van de werkomgeving en apparatuur betreft routinematige handelingen waarbij afwijkingen om een aangepaste aanpak vragen. Hij moet afwijkingen constateren en bepalen of iets aan vervanging en/of reparatie toe is, dit vraagt om alertheid. De laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - De laborant moet weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. De laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - De laborant moet zorgvuldig en grondig te werk gaan, omdat anders de onderzoeksresultaten kunnen worden beïnvloed. - De laborant moet altijd veiligheid en hygiëne in het oog houden en ervoor zorgen dat op het laboratorium altijd voldoende hulpmiddelen aanwezig zijn. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende. Hulpmiddelen - Schoonmaakmiddelen - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Werkvoorschriften (SOP’s) - Voorraadbeheersysteem - Diverse apparatuur Kwaliteit van proces en resultaat Van de laborant wordt verwacht dat hij het onderhouden van de werkomgeving en apparatuur zodanig uitvoert dat deze in optimale staat verkeren en aan eisen met betrekking tot hygiëne, veiligheid, milieu en kwaliteit voldoen. Het resultaat is een opgeruimde en ordelijke werkomgeving, (steriele) laboratoriumspullen en voldoende voorraad. Dilemma’s en keuzes - De laborant moet weten wanneer hij voorraad moet bijbestellen zodat er altijd voldoende voorraad is. - Hoe te handelen bij afwijkingen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 11
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 5
Bereidt voedingsbodems
Kenmerkende werkzaamheden Proces De allround laborant bereidt steriele voedingsbodems volgens voorschriften. Vervolgens worden de monsters gesorteerd en verdeeld. De allround laborant zorgt ervoor dat het monster wordt aangeleverd bij de afdeling waar de analyses worden uitgevoerd. Rol/verantwoordelijkheden De allround laborant is er verantwoordelijk voor dat de steriele voedingsbodems volgens voorschriften en planning worden voorbereid. De allround laborant moet hierbij het sterilisatieproces bewaken en controleren. Problemen bespreekt hij met zijn leidinggevende. De leidinggevende is tevens degene die prioriteiten stelt. Complexiteit Het bereiden van voedingsbodems betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen om een aangepaste aanpak vragen. De allround laborant dient rekening te houden met factoren die het sterilisatieproces kunnen beïnvloeden. Daarbij vereist het werken met voedingsbodems oplettendheid en nauwkeurigheid. Het beslissen wanneer een voedingsbodem niet aan de eisen voldoet, het constateren van afwijkingen en inzicht hebben in de functie van de verschillende voedingsbodems zijn ook complicerende factoren waar de laborant mee te maken krijgt, evenals de combinatie van deze factoren. De allround laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - De allround laborant moet weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. De allround laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Kennis van verschillende soorten voedingsbodems en de toepassing hiervan zijn van belang, eveneens nauwkeurigheid en accuratesse. Betrokkenen Collega’s , leidinggevende Hulpmiddelen - Diverse apparatuur, instrumenten en chemicaliën - Werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmiddelen - Persoonlijke beschermingsmiddelen Kwaliteit van proces en resultaat Van de allround laborant wordt verwacht dat hij de voorbereiding van voedingsbodems op een adequate manier uitvoert, zodanig dat de voedingsbodems klaar zijn om analyses mee uit te voeren. Hij bepaalt de kwaliteit van het proces mede op basis van de kwaliteit van de voedingsbodems en houdt rekening met factoren die invloed kunnen hebben op het sterilisatieproces. Daarnaast sorteert en verdeelt hij de monsters. Het resultaat is goed wanneer er voldoende steriele voedingsbodems van de juiste kwaliteit en samenstelling zijn. Dilemma’s en keuzes - Beoordelen wanneer een voedingsbodem wel of niet aan de gestelde eisen voldoet. - Hoe te handelen bij afwijkingen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 12
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 6
Voert gestandaardiseerde analyses uit
Kenmerkende werkzaamheden Proces De allround laborant voert gestandaardiseerde (handmatige of geautomatiseerde) spectrometrische, elektrochemische, chromatografische, microscopische, fysische en microbiologische analyses uit binnen vastgestelde kaders. Het gaat hierbij om basistechnieken. Het kan gaan om ingangscontrole van binnenkomende grondstoffen, kwaliteitscontrole ten bate van de lijn of werkzaamheden ten bate van de afdeling R&D (productontwikkeling). De geautomatiseerde werkzaamheden bestaan uit het controleren en instellen van de apparatuur en het plaatsen van monsters in de apparatuur. De allround laborant moet de apparatuur tijdens de analyse bewaken. Ook brengt hij controlemonsters in, in het kader van proces- en kwaliteitsbewaking. Rol/verantwoordelijkheden De allround laborant is er verantwoordelijk voor dat het werk volgens voorschrift wordt uitgevoerd en dat de analyses op de juiste wijze worden uitgevoerd. Ook is de allround laborant er verantwoordelijk voor dat controlemonsters en standaarden mee worden genomen in de analyse. Bij storingen en afwijkingen in de apparatuur schakelt hij zonodig collega’s, leidinggevende en/ of technische dienst in. Complexiteit Het uitvoeren van gestandaardiseerde analyses betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen om een aangepaste aanpak vragen. Het constateren van afwijkingen, inzicht in en kennis van de verschillende analyses met bijbehorende apparatuur en de organisatie ervan zijn ook complicerende factoren waar de allround laborant mee te maken krijgt, evenals de combinatie van deze factoren. Daarbij vereist het werk snelheid en nauwkeurigheid. De allround laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - De allround laborant moet weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. De allround laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - De organisatie van alle onderdelen en analyses, met name voor de langdurige analyses, vergt een goed overzicht en planningsvaardigheid. - Inzicht in de analyses en werking van de apparatuur is van belang. - Tijdens het proces heeft de allround laborant inzicht in het doel van de analyses. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Handmatig werken en visueel waarnemen zijn van groot belang. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende Hulpmiddelen - Diverse analyseapparatuur - Werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmiddelen - Persoonlijke beschermingsmiddelen Kwaliteit van proces en resultaat Van de allround laborant wordt verwacht dat hij het uitvoeren van gestandaardiseerde analyses op een adequate manier uitvoert, zodanig dat er betrouwbare meetwaarden uit voortkomen. Hij bepaalt de kwaliteit van het proces mede op basis van de instellingen van de apparatuur en op basis van controlemonsters. Dilemma’s en keuzes -
Het stellen van prioriteiten bij spoedanalyses. Het nemen van de juiste beslissingen wanneer er sprake is van uitval of storingen in apparatuur; een monteur of de leidinggevende in (laten) schakelen..
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 13
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 7
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
Kenmerkende werkzaamheden Proces De allround laborant ent het monster over op een voedingsbodem en kweekt micro-organismen. Ook moet hij in het kader van proces- en kwaliteitsbewaking controlemonsters overenten. De allround laborant kwantificeert vervolgens met behulp van verschillende methoden de microorganismen. De allround laborant noteert de belangrijke gegevens. Rol/verantwoordelijkheden De allround laborant is er verantwoordelijk voor dat het kweken van microorganismen p verantwoorde wijze gebeurt. Hij werkt hierbij onder verantwoordelijkheid van zijn leidinggevende. De allround laborant is verantwoordelijk voor het werken volgens voorschriften. Complexiteit Het kweken en kwantificeren van micro-organismen betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen aan de monsters om een aangepaste aanpak vragen. Het beoordelen van de kwaliteit van een kweek, het constateren van een besmetting, inzicht hebben in de rol van het kweken en kwantificeren en kennis van de verschillende microorganismen zijn ook complicerende factoren waar de allround laborant mee te maken krijgt, evenals de combinatie van deze factoren. Daarbij vereist het werk nauwkeurigheid. De allround laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - De allround laborant moet weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. De allround laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Tijdens het proces heeft de allround laborant inzicht in het doel van het kweken en kwantificeren. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - De allround laborant moet zich bewust zijn van de verschillen tussen microorganismen en moet weten welke omstandigheden geschikt zijn voor welk micro-organisme. - Beoordelen of de opgetreden bacteriegroei binnen de grenzen valt. - Enige statistische kennis en vaardigheden voor het kwantificeren. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende. Hulpmiddelen - Diverse apparatuur en instrumenten en chemicaliën - Werkvoorschriften (SOP’s) - Voedingsbodems - Hulpmiddelen Kwaliteit van proces en resultaat Van de allround laborant wordt verwacht dat hij het kweken van micro-organismen op een adequate manier uitvoert, zodanig dat de micro-organismen klaar zijn om gekwantificeerd te voeren. Hij bepaalt de kwaliteit van het proces mede op basis van controlemonsters. Het resultaat is goed wanneer determinering en tellingen betrouwbare resultaten opleveren, wat betreft de kwantificering van microorganismen. Dilemma’s en keuzes -
Hoe te handelen bij afwijkingen Bij twijfelgevallen bepalen wat wordt meegeteld en wat niet. Welke actie te ondernemen als de telling niet binnen de juiste grenswaarden valt.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 14
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 8
Beoordeelt meetwaarden en rapporteert hierover
Kenmerkende werkzaamheden Proces De allround laborant beoordeelt de meetwaarden en bekijkt of ze binnen de vastgestelde specificaties vallen. Daarnaast moeten de controle-monsters kloppen. De meetwaarden worden ingevoerd in de database en de resultaten worden gerapporteerd volgens voorschrift. Rol/verantwoordelijkheden De allround laborant is er verantwoordelijk voor dat hij de meetwaarden toetst aan de normen en dat de rapportage op de juiste wijze gebeurt. Hij werkt hierbij onder verantwoordelijkheid van zijn leidinggevende. De allround laborant is verantwoordelijk voor het werken volgens voorschriften. Als uit de verwerking van de controlemonsters blijkt dat er afwijkingen zijn, schakelt de allround laborant zijn leidinggevende in en moet eventueel de analyse opnieuw uitvoeren. Complexiteit Het beoordelen van meetwaarden en het rapporteren betreft enerzijds routinematige handelingen, anderzijds kunnen afwijkingen om een aangepaste aanpak vragen. Het constateren van afwijkingen en vervolgens weten hoe te handelen, inzicht in de betekenis van meetwaarden en afwijkingen en bedenken wat voor consequenties dit kan geven voor het verdere proces zijn ook complicerende factoren waar de laborant mee te maken krijgt, evenals de combinatie van deze factoren. Daarbij vereist het werk grote nauwkeurigheid. De laborant dient volgens een protocol te werken en voert de werkzaamheden uit volgens richtlijnen en procedures. Hieronder een opsomming van de handelingsvoorschriften en de afbreukrisico’s. - De allround laborant moet weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. De allround laborant moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega’s en/of leidinggevende. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - De allround laborant moet bewust zijn van de consequenties van onjuiste beoordelingen. - De allround laborant moet weten wat de kritische grenzen van analyses zijn. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende. Hulpmiddelen - Diverse analyseapparatuur - Werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmiddelen - Persoonlijke beschermingsmiddelen Kwaliteit van proces en resultaat Van de allround laborant wordt verwacht dat hij het beoordelen van meetwaarden op een adequate manier uitvoert, zodanig dat de correcte resultaten worden gerapporteerd. Hij bepaalt de kwaliteit van het proces mede op basis van controlemonsters. Het resultaat is goed wanneer de allround laborant correcte analyseresultaten heeft geproduceerd en de meetwaarden op de juiste wijze gerapporteerd. Dilemma’s en keuzes - Het maken van de juiste keuze in geval van afwijkende meetwaarden. - Bepalen welke resultaten doorgegeven moeten worden.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 15
Hoofdstuk 2
Kwalificatiedossier: Competentiematrix
WEB, artikel 7.2.4., lid 2
De minister stelt van elke opleiding het kwalificatiedossier vast. De inhoud van het kwalificatiedossier omvat tevens de inhoud van het examenprogramma. Een kwalificatiedossier kan bestaan uit:
Een kerndeel Uitstroomdifferentiatie(s) Vrije ruimte
Het kwalificatiedossier wordt hierna schematisch uitgewerkt in de zogenaamde competentiematrix. In de competentiematrix zijn ten behoeve van de overzichtelijkheid de competenties opgenomen die bij de kernta(a)k(en) en eventuele uitstroomdifferenties van de opleiding laborant een rol spelen. Het is een hulpmiddel en brengt in beeld welke competenties nodig zijn bij welke kerntaken en in welke uitstroomdifferentiaties.
Zie volgende pagina’s.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 16
Hoofdstuk 2
2.1. COMPETENTIES
EN PERSOONLIJKE KWALITEITEN VAN DE LABORANT
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 17
KERNTAAK
7
8 Beoordeelt meetwaarden en rapporteert hierover
Voert gestandaardiseerde analyses uit
Onderhoudt werkomgeving en apparatuur
Controleert monsters
6
KERNTAAK
5
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
KERNTAAK
4
KERNTAAK
KERNTAAK
3
Bereidt voedingsbodems
KERNTAAK
2 Bereidt analyses voor
1 Identificeert en registreert monsters
KERNTAAK
COMPETENTIES EN PERSOONLIJKE KWALITEITEN LABORANT
KERNTAAK
Hoofdstuk 2
KERNCOMPETENTIES FRIESLAND COLLEGE
1
2 3
Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 18
4
5
6
Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 19
Voert gestandaardiseerde analyses uit
KERNTAAK
7
8 Beoordeelt meetwaarden en rapporteert hierover
KERNTAAK
KERNTAAK
Onderhoudt werkomgeving en apparatuur
Controleert monsters
6
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
KERNTAAK
5
KERNTAAK
KERNTAAK
4 Bereidt voedingsbodems
KERNTAAK
3 Bereidt analyses voor
KERNTAAK
2
Identificeert en registreert monsters
1
PERSOONLIJKE KWALITEITEN FRIESLAND COLLEGE
1
2 3 4 5 6
Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 20
KERNTAAK
KERNTAAK
7
8
X
x
X
X
X
X
X
x
Voert gestandaardiseerde analyses uit
Beoordeelt meetwaarden en rapporteert hierover
KERNTAAK
Onderhoudt werkomgeving en apparatuur
Controleert monsters
6
Kweekt en kwantificeert micro-
KERNTAAK
5
KERNTAAK
KERNTAAK
4 Bereidt voedingsbodems
KERNTAAK
3 Bereidt analyses voor
KERNTAAK
2
Identificeert en registreert monsters
1
AMBACHTELIJKE COMPETENTIES ONTLEEND AAN HET KWALIFICATIEDOSSIER
Monsters te nemen en te registreren
X
Monsters te
X
X
controleren Monsters voor te
X
X
bewerken De werkomgeving te
X
X
X
X
X
X
Samen te werken
X
X
X
X
X
Te communiceren
X
X
X
X
X
onderhouden
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 21
tijdens werkzaamheden Procesmatig inzicht
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
te ontwikkelen Beroepscompetentie s te ontwikkelen Voorraden te beheren Materiaal in ontvangst te nemen en te registreren Materiaal voor te bewerken Basisanalyses uit te voeren Meetwaarden te beoordelen Te rapporteren
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Werkzaamheden te plannen Ontwikkeling van methoden te ondersteunen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 22
Hoofdstuk 3
Examenplan
LABORANT
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Materiaal in ontvangst te nemen en te registreren Materiaal voor te bewerken De werkomgeving te onderhouden Samen te werken Te communiceren Procesmatig inzicht te ontwikkelen Beroepscompetenties te ontwikkelen Basisanalyses uit te voeren Meetwaarden te beoordelen Te rapporteren Werkzaamheden te plannen Ontwikkeling van methoden te ondersteunen De voorraad te beheren
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 23
Hoofdstuk 3
Examenplan
LABORANT FYSICH CHEMISCH
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Monsters nemen Monsters controleren Monsters registreren Monsters verdelen Monsters voorbewerken Uitvoeren fysische analyses Uitvoeren routinematige chemische analyses Meetwaarden beoordelen Rapporteren van resultaten Schoonmaken en opruimen werkplek Onderhouden apparatuur Storingen oplossen Plannen werkzaamheden Veilig en milieubewust werken Samenwerken Communiceren tijdens werkzaamheden Procesmatig inzicht ontwikkelen Beroepscompetenties ontwikkelen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 24
Hoofdstuk 3
Examenplan
LABORANT MICROBIOLOGIE
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Monsters nemen Monsters controleren Monsters voorbewerken Kweken van micro-organismen Routinematige analyses uitvoeren Kwantificeren micro-organismen Rapporteren meetwaarden Schoonmaken en opruimen werkomgeving Voorraad beheren Onderhouden apparatuur Voedingsbodems bereiden Storingen oplossen Veilig en milieubewust werken Registreren en administreren van gegevens Procesmatig inzicht ontwikkelen Plannen werkzaamheden Samenwerken Communiceren tijdens werkzaamheden Beroepscompetenties ontwikkelen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 25
Hoofdstuk 3
Examenplan
Medewerker chemisch laboratorium
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Monsters Monsters Monsters Monsters
nemen controleren registreren verdelen
Monsters voorbewerken Schoonmaken en opruimen werkplek Voorraden beheren Met storingen omgaan Veilig en milieubewust werken Samenwerken Communiceren tijdens werkzaamheden Procesmatig inzicht ontwikkelen Beroepscompetenties ontwikkelen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 26
BIJLAGE 1
Wet Studiefinanciering en Transparante Onderwijsprogrammering
Wet Studiefinanciering 2000 (WSF) en Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) Studiefinanciering is alléén beroepsopleidende leerweg (BOL).
mogelijk
voor
de
WEB, artikel 7.4.8, lid 1f
Om in de beroepsopleidende leerweg (BOL) in aanmerking te komen voor studiefinanciering is het Friesland College verplicht om minstens 850 klokuren per jaar ‘’onderwijs’’ aan te bieden. Behalve het zogenaamde huiswerk, vallen alle overige onderwijsactiviteiten onder die zogenaamde 850-uren norm.
WSF, artikel 9, lid 1.a, en WTOS, hoofdstuk 3 en 4
Het Friesland College staat er voor garant dat het door jou gekozen leertraject, zoals beschreven in deze OER, tenminste 850 contact(klok)uren omvat. Daarmee is het aangeboden leertraject in overeenstemming met artikel 9, lid 1 a, van de Wet op de Studiefinanciering (WSF) en met de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten.
WEB, artikel 7.2.4, lid 9
Op jaarbasis telt een leertraject een studielast van 1600 klokuren. Daarbij wordt uitgegaan van 40 studieweken per jaar van elk 40 studiebelastingsuren per week, dat is dus: 40 x 40 = 1600 studiebelastingsuren (afgekort: SBU’s) op jaarbasis. Transparante Onderwijsprogrammering Naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet de programmering van het leertraject dat in deze OER wordt beschreven, aan het Convenant inzake onderwijsprogrammering in het middelbaar beroepsonderwijs d.d. 4 / 9 juli 2001 en de brief van het Ministerie OC&W BVE/B/2002/731. Zie voor een uitwerking van de transparante onderwijsprogrammering de volgende pagina.
OPGELET Studiefinanciering is alléén mogelijk voor de beroepsopleidende leerweg (BOL).
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 27
BIJLAGE 1
Wet Studiefinanciering en Transparante OnderwijsProgrammering (vervolg)
Studiejaar
1
2
3
20%
20%
20%
50%
50%
50%
10%
10%
10%
20%
20%
20%
1600
1600
1600
Begeleid leren en werken: Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar aan 4 Verdiepingsactiviteiten wordt besteed: Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar aan 5 activiteiten in de praktijk wordt besteed: Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar 6 wordt besteed aan activiteiten buiten de beroepscontext Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar wordt besteed aan reflecties (individueel of in groepsverband):
Totaal aan transparante onderwijsprogrammering (TOP):
4
Verdiepingsactiviteiten: aangeboden instructies, colleges, workshops, clinics, masterclasses, demonstraties, vaardigheidstrainingen (meestal in een van de gebouwen van het Friesland College) 5 Bedoeld worden: aangeboden activiteiten i.v.m. prestaties of activiteiten in het kader van werken/leren in de praktijk en de beroepspraktijkvorming. Voor de beroepspraktijkvorming geldt: minimaal 20% van het totale aantal SBU’s voor de BOL en minimaal 60% van het totale aantal SBU’s voor de BBL. 6 Afhankelijk van het karakter van deze activiteiten zullen deze activiteiten wisselend plaatsvinden in gebouwen van het Friesland College of ‘’in de buitenwereld’’. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 28
Bijlage 2
BEROEPSPRAKTIJKVORMING
Beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg (BOL) Het Leertraject Praktijkgestuurd Leren dat wordt vormgegeven in de zogenaamde beroepsopleidende leerweg (afgekort: BOL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van ten minste 20% en hoogste 60% van de totale studieduur (bij een leertraject van één jaar: 1600 studiebelastingsuren, daarvan dus een periode van minimaal 320 en maximaal 960 studiebelastingsuren). We noemen deze periode de beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV). Wat je in de BPV precies gaat doen, omschrijf je samen met je coach/begeleider en de praktijkbegeleider in het bedrijf of instelling waar je aan je beroepspraktijkvorming gaat werken en leg je vast in een stagewerkboek. Je doet dat op basis van alle (eerder) opgedane ervaringen en op basis van het kwalificatiedossier (kerntaken en kenmerkende werkzaamheden). Daarbij wordt ook vermeld welk percentage van de totale studieduur de BPV zal omvatten (≥ 20% en ≤ 60%). Samen met je coach kies je een erkend leerbedrijf op basis van wens en beschikbaarheid. Heb je eenmaal een leerbedrijf gekozen, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf of instelling en met degene die je vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider. Het een en ander wordt vastgelegd in een overeenkomt, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en jezelf. Om een diploma te behalen moet de BPV altijd met een voldoende worden afgesloten.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 29
Bijlage 3
Talen in het Friesland College
Talen In het kwalificatiedossier van je opleiding wordt ook over moderne vreemde talenonderwijs gesproken. Bij het Talencentrum van het Friesland College kun je Engels, Duits, Frans en Spaans doen. Voor deze moderne vreemde talen hanteert Friesland College een aantal uitgangspunten. Bij de start van het leertraject talen maak je kennis met de werkwijze van het Talencentrum, laat je zien wat je al kunt in de vreemde taal en bespreek je wat je nog moet doen om de taal goed toe te kunnen passen in de (beroeps)praktijk. Op basis hiervan wordt met jou een traject afgesproken en vastgelegd in het taalportfolio. Zo krijg je bij de start een taalcompetentieprofiel. Dit laat zien op welk niveau je je taal of talen moet beheersen.* De inhoud van je taalcompetentieprofiel komt voort uit de taalcompetentieprofielen van je opleiding aangevuld met je eigen taalvragen. Globaal gaat het om de volgende niveaus:
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie op niveau 1 en 2, waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een taal vereist is, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels of Duits): A2. En bij een ‘talige’ opleiding (lijst aanwezig bij het Talencentrum) e op kwalificatieniveau 2: 2 taal A1
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie niveau op 3 of 4, waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een of meer talen vereist zijn, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels, Duits, Frans, Spaans): B1, e 2 taal A2, e Eventueel. 3 taal A1.
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie op niveau 3 of 4 van een talige opleiding (lijst aanwezig bij het Talencentrum), waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een of meer talen vereist zijn, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels, Duits, Frans, Spaans): B2, e 2 taal B1 e Eventueel 3 taal A2
* De niveaus in de taalcompetentieprofielen zijn gekoppeld aan het CEFR (Common European Framework of References for teaching and assessing of modern languages) en zijn gerelateerd aan de taalcompetentieprofielen uit de kwalificatiedossiers van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs (KSB). Voor uitgebreide informatie over de wijze van toetsing en beoordeling wordt verwezen naar ‘Kwaliteitshandboek Waarderen Talencentrum’ (Visie, achtergronden, evidence guides en de procedures rond beoordeling van de talen). Dit handboek kan bij de secretaris van de examencommissie van de betreffende unit worden ingezien.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 30
Bijlage 4
Examenreglement: Onderdeel voor de leertrajecten Praktijkgestuurd Leren
1
Geldigheid
1.1
Dit onderdeel van het examenreglement is van toepassing op alle Leertrajecten Praktijkgestuurd Leren* van de Stichting voor Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, gevestigd te Leeuwarden, die met ingang van het cursusjaar 2006-2007 van start gaan, indien en voor zover daarvan bij bijzondere regeling niet is afgeweken. Dit examenreglement van het Friesland College geldt met ingang van 1 augustus 2006 voor de duur van de Leertrajecten Praktijkgestuurd Leren. Met inachtneming van dit reglement kunnen per leertraject nadere regels worden vastgelegd. Voor de beroepsopleidingen die niet werken met het Onderwijsconcept Praktijkgestuurd Leren* geldt het Examenreglement, onderdeel II.
1.2 1.3
2
Begrippen Zie bijlage.
3
Organisatie van de examens
3.1
Het bevoegd gezag stelt ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens voor elke unit* een examencommissie* in. Het bevoegd gezag kan daarbij samenwerken met andere onderwijsinstellingen. De examencommissie maakt alle gegevens met betrekking tot de planning, organisatie en vorm van de examinering tijdig aan de kandidaten bekend. Onderwijsdeelnemers en examendeelnemers kunnen zich tot veertien dagen voor aanvang van een examen schriftelijk aanmelden bij de examencommissie. Aan de inschrijving als examendeelnemer kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. De examencommissie brengt de kandidaten tijdig op de hoogte van alle voorwaarden om aan de examenvoorzieningen deel te kunnen nemen. De examencommissie benoemt en wijst de examinatoren* c.q. panelleden* aan en informeert de kandidaten hierover tijdig.
3.2 3.3 3.4 3.5
4
Afwijkende examinering
4.1
De doelen, de vorm van examinering en de tijdsduur worden tijdig aan de kandidaten bekend gemaakt. Ten aanzien van specifieke doelgroepen en gehandicapten kan de examencommissie toestaan dat de examinering in afwijkende vorm en/of duur plaatsvindt. Daarvoor is in het Handboek Waarderen* 2006-2007 een procedure opgenomen. De afwijking mag niet ten koste gaan van technische eisen inzake examinering als validiteit en betrouwbaarheid. Het niveau en de doelstelling van de afwijkende examenvorm mogen niet anders zijn dan de doelstelling en het niveau van het oorspronkelijke examen(onderdeel). Een gehandicapte onderwijs- of examendeelnemer kan bij de examencommissie schriftelijk een verzoek indienen tot afwijkende examinering. Bij dit verzoek moet een verklaring worden gevoegd van een arts of een andere deskundige. Uit deze verklaring moet blijken dat de afwijkende examinering geïndiceerd is en waaruit deze dient te bestaan. De deelnemer kan een verzoek indienen bij de examencommissie om onderdelen van het examendossier in het Fries te schrijven. De examencommissie willigt dit verzoek in indien: • een begeleidende docent de Friese taal voldoende beheerst; • het bedrijf voor beroepspraktijkvorming of de externe opdrachtgever hiertegen geen bezwaar heeft;
4.2
4.3
4.4
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 31
4.5
• er een samenvatting in het Nederlands wordt toegevoegd. Deelnemer en panelleden kunnen bij het panelgesprek overeenkomen ieder voor zich of beiden het Fries in plaats van het Nederlands te hanteren.
5
Richtlijnen voor de beoordeling van examens
5.1 5.2
De beoordeling van elke kandidaat gebeurt aan de hand van tevoren vastgestelde criteria. De vastgestelde beoordelingsnormen worden ten opzichte van iedere kandidaat gelijkelijk gehanteerd. Kandidaten weten op grond waarvan zij slagen voor het examen. De beoordeling moet gemotiveerd kunnen worden. De beoordeling moet consistent zijn en in overeenstemming met de beoordelingscriteria. De examencommissie stelt vast of de beroepspraktijkvorming* met gunstig gevolg is gerealiseerd. Het bevoegd gezag heeft in het Handboek Waarderen de verantwoordelijkheden m.b.t. het bewaren van examenproducten en procedures m.b.t. bewaartermijn vastgelegd.
5.3 5.4 5.5 5.6
6 6.1 6.2
6.3 6.4 6.5
6.6
6.7 6.8
7
Bezwaar en beroep Een kandidaat kan tegen maatregelen en beslissingen met betrekking tot het examen schriftelijk bezwaar* aantekenen bij de examencommissie. Het bezwaarschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de maatregel of beslissing waartegen bezwaar wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het bezwaar. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt drie werkdagen nadat de beslissing of maatregel schriftelijk ter kennis gekomen is van de kandidaat. De examencommissie beslist zo mogelijk binnen een termijn van twee weken na indiening van het bezwaar. De commissie kan deze termijn eenmaal verlengen. Een kandidaat kan binnen drie werkdagen na ontvangst van de uitspraak op het bezwaar, beroep* aantekenen bij de ‘Commissie van Beroep voor de Examens’, p/a Postbus 1781, 8901 CB, Leeuwarden. Het beroepsschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het beroep. De kandidaat stuurt het beroepsschrift naar de Commissie van Beroep voor de Examens. De procedure voor beroep is neergelegd in het ‘Reglement Commissie van Beroep voor Examens’.
Onregelmatigheden en fraude
7.1 Het bevoegd gezag kan maatregelen treffen tegen kandidaten die ten aanzien van examinering* onregelmatigheden plegen. Voordat de maatregel wordt opgelegd, hoort het bevoegd gezag de kandidaat. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een meerderjarige; de minderjarige kandidaat laat zich vergezellen van een wettelijke vertegenwoordiger. Het is ter beoordeling van de examencommissie om gedragingen, handelingen en dergelijke aan te merken als onregelmatigheid in de zin van dit artikel.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 32
8
Uitslagregels
8.1 De examencommissie stelt de beoordeling van het examendossier en van het panelgesprek vast op basis van adviezen die worden uitgebracht door examinatoren en panelleden. 8.2 De eindwaardering van respectievelijk het examendossier en van het panelgesprek wordt weergegeven in één van de volgende begrippen: voldoende of onvoldoende. De examencommissie maakt de uitslag van het examen binnen redelijke termijn na afsluiting van het leertraject/de opleiding schriftelijk bekend.
9
Slotbepalingen
9.1 Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de examinering en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de examinering noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 33
Bijlage: Begrippenlijst (Examenreglement, Onderdeel I en Onderdeel II) Beroep
Protest tegen een uitspraak van de examencommissie* op een bezwaar
Beroepsopleiding
De in het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo) opgenomen opleiding.
Beroepspraktijkvorming
Onderricht dat plaatsvindt in de praktijk van het beroep (dus in een bedrijf of organisatie, zie WEB, artikel 7.2.8 en 7.4.6.). Onderricht in de praktijk maakt deel uit van elk leertraject.
Beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPV-overeenkomst)
De beroepspraktijkvorming wordt verzorgd op basis van een overeenkomst tussen het Friesland College, de deelnemer en het bedrijf of de organisatie waarbinnen de beroepspraktijkvorming plaatsvindt. Voor de beroepsbegeleidende leerweg tekent ook het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, dat daarmee verklaart dat de praktijkopleidingsplaats een gunstige beoordeling heeft. De overeenkomst regelt de rechten en verplichten van alle partijen. (zie WEB, artikel 7.2.8., lid 2).
Bevoegd Gezag
Het bevoegd gezag is het College van het Bestuur van het Friesland College.
Bezwaar
Een schriftelijk bezwaar van de kandidaat tegen een uitspraak van de examencommissie over de gang van zaken tijdens het examen tegen maatregelen en beslissingen m.b.t. het examen bij de examencommissie.
Certificaat
Een (door overheid en bedrijfsleven) erkend document waarmee is aangetoond en vastgelegd dat een met een deelkwalificatie corresponderend deel van een leertraject met goed gevolg is doorlopen (zie WEB, artikel 7.4.6.).
Commissie van Beroep voor de Een door het bevoegd gezag van het Friesland College ingestelde Commissie van Beroep examens voor de Examens. Beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren kunnen worden onderworpen aan het oordeel van de Commissie van Beroep voor de Examens. Deelkwalificatie
Een combinatie van competenties gebundeld in een of meer onderwijseenheden voor een bepaald leertraject, dat in het licht van verdere studie of uitoefening van het beroep, waarop het leertraject is gericht, een zelfstandige betekenis heeft.
Deelnemer
Een deelnemer is een persoon, die zich met het oog op het gebruik van de onderwijsvoorzieningen laat inschrijven bij het Friesland College (zie WEB, artikel 8.1.1.). In de OER wordt de aanduiding ‘’cursist’’ gebruikt.
Examencommissie
Een door het bevoegd gezag van het Friesland College ingesteld orgaan per unit ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens voor elk van het door de instelling verzorgd leertraject of groep van leertrajecten. De examencommissie kan vrijstelling van het afleggen van een of meer examenonderdelen verlenen. De examencommissie stelt, met inachtneming van de Onderwijs- en Examenregeling (OER), regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van de examenonderdelen. De examencommissie kan (de) taken mandateren, doch blijft verantwoordelijk.
Examendeelnemer
Iemand die deelneemt aan een examen als examendeelnemer, maar die niet als onderwijsdeelnemer is ingeschreven aan het Friesland College. Voor inschrijving als examendeelnemer gelden bepaalde voorwaarden (zie: Handboek Leren en Waarderen).
Examendossier
Het gedeelte van het portfolio* van de deelnemer dat als zodanig (d.i. het examendossier) op basis van instructies wordt samengesteld.
Examenprogramma
Het gedeelte van de Onderwijs- en Examenregeling waarin de programmering van het examen wordt omschreven.
Examenregeling
Dat deel van de Onderwijs- en Examenregeling, dat de inhoud en de inrichting van het examen voor een leertraject beschrijft.
Examenreglement
Dat deel van de Onderwijs- en Examenregeling, dat de randvoorwaarden voor correcte examinering beschrijft.
Examenvoorziening
Het Friesland College kent twee examenvoorzieningen: het examendossier en het panelgesprek.
Examinator
Degenen die door de examencommissie zijn aangewezen om examendossiers te beoordelen en om panelgesprekken te voeren en te beoordelen (zie ook: Panelleden).
Examinering
Het uitoefenen van de bevoegdheid met betrekking tot beslissingen omtrent de inhoud en het niveau van examens van een beroepsopleiding, dan wel van de afzonderlijke leerwegen, in relatie tot de eindtermen, procedures en voorwaarden waaronder examens worden afgenomen, alsmede de bevoegdheid de uitslag van het examen vast te stellen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 34
Gehandicaptenregeling
Regeling die geldt voor deelnemers met zodanige leerproblemen, dat een afwijkende toetsing noodzakelijk is. Deze leerproblemen zijn o.a.: dyslexie, discalculalie, concentratieproblemen (ADHD), faalangst. Onder de regeling vallen ook studenten met een of meer lichamelijke handicaps, die tot functiebeperking(en) leiden en langdurig zieken.
Handboek Waarderen
Het kwaliteitshandboek waarin het Friesland College het examenmanagement (KCE, domein 1) beschrijft en waarin alle aspecten van het examenproces (KCE, domein 3), de examenproducten (KCE, domein 4) en de verantwoording (KCE, domein 5) worden vastgelegd.
Kandidaat
De deelnemer (zoals bedoeld in artikel 8.1.1. van de WE)) of een extraneus, die examendeelnemer is op grond van een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB.
KCE
KwaliteitsCentrum Examinering. Dit is de instelling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de externe borg op de examinering door onderwijsinstellingen in het middelbaar beroepsonderwijs.
Kritische beroepssituatie
Kritische beroepssituaties zijn kernopgaven, keuzes en dilemma’s waar een beroepsbeoefenaar in zijn functioneren mee te maken krijgt en waarbij hij om te handelen keuzes moet maken. Ze worden bij de kerntaken van een leertraject beschreven.
Kwalificatie
Het geheel aan kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen dat voor de uitoefening van een beroep wordt vereist om op een bepaald niveau werkzaam te zijn. Het omvat dus het geheel van eindtermen van een opleiding.
Leertraject (Praktijkgestuurd Leren)
een leertraject is een binnen het onderwijsconcept van Praktijkgestuurd Leren en onder verantwoordelijkheid van de cursist ingericht opleidingstraject dat leidt tot een of meer certificaten en/of een diploma. Een leertraject kent geen vooraf gestructureerde inhoud of vorm.
Onderwijseenheid
Synoniem van module. Kleinste eenheid van samenhangende eindtermen binnen een opleiding, i.c. kerntaak.
Onderwijs- en Examenregeling Een door of namens het bevoegd gezag voor elke door de instelling verzorgde opleiding (KCE) opgestelde regeling, met daarin de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van een opleiding, waaronder de toetsing en examinering. Onderwijsovereenkomst
Een overeenkomst tussen deelnemer en bevoegd gezag, zoals bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB, die ten grondslag ligt aan de inschrijving. De overeenkomst regelt de rechten en plichten tussen instelling en student, zoals inhoud van het onderwijs, examens en studiebegeleiding.
Opleiding
Een samenhangend geheel van in onderwijseenheden gebundelde eindtermen, gericht op het behalen van een diploma of onderdelen van een diploma.
Panelgesprek
Een examenvorm waarbij een panel (een docent, zijnde niet de eigen coach, een vertegenwoordiger uit het beroepenveld en een voorzitter) beoordeelt of de deelnemer in staat is kerncompetenties effectief in kan zetten in kritische beroepssituaties en waarin de deelnemer er blijk van geeft dat hij weet waarom dat effectief is.
Panelleden
De door de examencommissie aangewezen en geschoolde leden (docenten, vertegenwoordigers uit het beroepenveld en voorzitter) om een panelgesprek met een deelnemer te voeren en een (advies)beoordeling daarvan aan de examencommissie uit te brengen. Zie: Examinator.
Portfolio
Het document waarin de deelnemer ‘’bewijzen van bekwaamheid’’ verzamelt.
Unit
Een onderdeel van het Friesland College. Het Friesland College kent de volgende units: MBO Handel, MBO Zakelijke Dienstverlening, MBO Hospitality and Tourism, MBO Verpleging en Verzorging, MBO Welzijn, Cios, Techno Lyceum, ICT Lyceum, MBO Bouw, MBO Vervoer en Logistiek, Educatie.
Vrijstelling
Een bewijs dat de deelnemer voldoet aan de eindtermen van een deelkwalificatie op basis van documentatie of EVC-procedure.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 35