Nota Waarderen, Activeren en Afschrijven 2012
Gedeputeerde Staten 6 november 2012
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding
3
Hoofdstuk 2 Wat willen we bereiken?
4
Hoofdstuk 3 Wat hebben we ervoor nodig?
5
Hoofdstuk 4 Beleidsvoorstel
9
Hoofdstuk 5 Wat gaat het kosten? Wat levert het op?
12
Bijlage 1 Bijlage 2
13 15
Afschrijvingslijst Relevante artikelen Besluit Begroting en Verantwoording
2
Hoofdstuk 1 Inleiding In december 2009 is de nota ‘waarderen, activeren en afschrijvingen 2010’ vastgelegd. Hiermee zijn heldere regels over waarderen, activeren en afschrijven vastgelegd. Van de diverse vaste activa zijn de afschrijvingstermijnen opnieuw vastgesteld. Daarnaast is besloten tot het stopzetten van de bouwrente bij nieuwe infrastructurele werken va naf de begroting 2010. De toerekening van bouwrente aan de onderhanden werken voor de begroting 2010 heeft de afgelopen 2 jaar plaatsgevonden. Nu alle onderhanden werken in uitvoering zijn gekomen (waaronder de Centrale As en de N381) is het gewenst dat er duidelijkheid is en blijft over het beschikbare investeringsbudget. De bouwrente is hierin een onzekere factor en daarmee ongewenst. In deze actualisatie van de nota ‘waarderen, activeren en afschrijvingen 2010’ is wederom gekeken naar de bouwrente en zal het voorstel worden gedaan om deze te bevri ezen op het niveau van de begroting 2013. De nota afschrijvingen Bouwurk is op 16 november 2008 door u vastgesteld. Aangezien die een projectgebonden nota is zal deze pas weer worden herzien als hiertoe aanle iding is. Geheel in de stijl van de vorige nota’s is deze nota opgebouwd vanuit de drie w -vragen: In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de vraag ‘Wat willen we bereiken’ het doel van de nota, het completeren van het afschrijvingsbeleid op vaste activa en het vastleggen van het beleid over de waardering en over de rentetoerekening. In hoofdstuk 3 wordt een antwoord gegeven op de vraag ‘Wat moeten wij doen om dat te bereiken’. Ingegaan wordt op de afschrijvingstermijnen en afschrijvingsmethode. Verder werken we de waardering en de rentetoerekening verder uit. In hoofdstuk 4 wordt een antwoord gegeven op de vraag ‘Wat gaat het kosten’.
3
Hoofdstuk 2 Wat willen wij bereiken? Het doel is het vastleggen van heldere regels over waarderen, activeren en afschrijven. Drie aspecten zijn hierbij van belang: Het eerste heeft betrekking op de Financiële verordening 2010. Hierin is opgenomen dat Gedeputeerde Staten tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota afschrijvingsbeleid herijkt. Het tweede aspect gaat over het vaststellen van de functionele levensduur van de ve rschillende objecten. Voor de bepaling van de technische en functionele levensduur is gebruik gemaakt van het rapport ‘Van praktijk naar beleid’ (2002) samengesteld door DHV in nauwe samenwerking met de provincie naast de evaluatie van de provincie zelf . Op basis daarvan zijn de afschrijvingstermijnen bepaald bij de nota ‘waarderen, activeren en afschrijven 2010’. Het derde aspect tenslotte heeft betrekking op het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV). De betrokken artikelen zijn opgenomen in bijlage 1. Het afwegen van deze aspecten en het voorgestelde beleid hierop, wordt in het volge nde hoofdstuk beschreven.
4
Hoofdstuk 3 Wat hebben we ervoor nodig? Het doel van deze nota is het beleid vast te leggen met betrekking tot de waard ering, activering, afschrijving en de rentetoerekening van alle vaste activa. Uitgaande van de opbouw van de balans, gaan we in deze nota in op de volgende vaste activa: Immateriële vaste activa (§ 3.1) Materiële vaste activa (§ 3.2) - Investeringen met een economisch nut (§ 3.2.1) - Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (§ 3.2.2) Financiële vaste activa (§ 3.3) Deze indeling is conform het BBV. In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op de gehanteerde beleidsregels. 3.1 Immateriële vaste activa Onder immateriële vaste activa wordt verstaan: De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio/disagio en de kosten van onderzoek en ontwikkeling (BBV, art. 34). De opsomming van de betreffende artikelen van het BBV is opgenomen in bijlage 1. Aan het activeren van kosten van onderzoek en ontwikkeling zijn voorwaarden verbo nden (BBV, artikel 60). Deze voorwaarden gaan kortweg over: het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat; het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en; de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. 3.2 Materiële vaste activa Hieronder treffen we in het algemeen de meeste investeringen van een provincie aan, zoals kapitaaluitgaven in verband met de bouw, aankoop, verbouw en/of verbetering van gebouwen, investeringen in infrastructuur en inventaris. Het betreft hier kapitaaluitgaven waar tegenover een actief staat met een nut dat zich uitstrijkt over meerdere jaren. Zoals hiervoor reeds aangegeven, wordt in het BBV (artikel 35) een tweedeling gemaakt die voor de verdere behandeling van het actief essentieel is. De tweedeling is: Investeringen met een economisch nut Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut 3.2.1 Investeringen met een economisch nut Materiële vaste activa met een economisch nut betreffen investeringen die verhandelbaar zijn en/of nut afwerpen om middelen te genereren. Voorbeelden van investeringen met een economisch nut zijn gebouwen, bedrijfsmiddelen zoals vervoersmiddelen, inventaris en machines etc.
5
3.2.2 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut Materiële vaste activa met een maatschappelijk nut betreffen activa die geen econ omisch, maar uitsluitend een duidelijk maatschappelijk nut hebben. Deze activa gener eren geen middelen en er is geen markt voor. Voorbeelden van investering en in de openbare ruimte met maatschappelijk nut zijn de infrastructurele investeringen die in de provincie worden gedaan. In het BBV is geregeld, dat afschrijven op investeringen met een maatschappelijk nu t toegestaan is. In de toelichting hierop is aangegeven om hier terughoudend mee om te gaan en als afschrijven wel plaatsvindt een zo kort mogelijke termijn in acht te n emen. Bij deze afweging speelt de beperking in de mogelijkheden tot investeren een belangri jke rol. De artikelen in het BBV die betrekking hebben op het afschrijven staan in bijlage 1. 3.3 Financiële vaste activa Hieronder wordt verstaan: Kapitaalverstrekking aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen Overige langlopende leningen u/g Bijdragen aan activa in eigendom van derden Volgens artikel 61 van het BBV kunnen bijdragen in activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien: a. er sprake is van een investering door een derde; b. de investering bijdraagt aan een publieke taak; c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen; d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. 3.4 Welke beleidsregels hanteren we In artikel 63 van het BBV wordt ingegaan op de waardering van de activa. Ons beleid is erop gericht om de waardering van de activa op de balans in overeenstemming met het BBV op te nemen. In de volgende paragrafen worden de rentetoerekening, bouwrente, afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijnen besproken. 3.4.1 Rentetoerekening en afschrijvingsmethode Op 18 maart 2009 is de notitie “Begrotingsregels - Als geld telt” door u vastgesteld. Uitgangspunten van deze notitie zijn transparante Planning en control documenten en heldere financiële spelregels. Een van de hoofdlijnen van de “Begrotingsregels” betreft ve reenvoudiging van de toerekening van rentekosten. Onze provincie werkt met het systeem van totaalfinanciering. Dit betekent bijvoorbeeld dat er geen directe relatie bestaat tussen specifieke investeringsprojecten en de daa rvoor werkelijk aangetrokken financieringsmiddelen. De provincie voorziet met eigen middelen en/of aangetrokken geldleningen in de totale behoefte aan financiering. Deze inzet van financieringsmiddelen brengt rentelasten of –baten met zich mee.
6
Het is/was bij de provincie gebruikelijk dat gewerkt wordt met administratieve rentepo sten. Dit betreft vooral de toegerekende rente over activa, bespaarde rente ov er de reserves en bouwrente over onderhanden investeringen. De verwerking van de rentekosten in de begroting en de jaarrekening is daarbij complex. Het is bedoeld om de financieringskosten van transacties en gebeurtenissen toe te r ekenen aan de provinciale programma’s en investeringen. Deze complexe toerekeningmethode van de rente genereert geen duidelijke meerwaarde en komt de inzichtelijkheid van de begroting en jaarrekening niet ten goede. Daarom wordt voorgesteld de rentelasten en rentebaten buiten de inhoudelijke programma’s houden. De werkelijk te betalen en te ontvangen rente worden dan begroot bij programma 10 Algemene dekkingsmiddelen. Rentelasten en –baten worden niet doorbelast, ook niet aan al opgeleverde investeringswerken. Het niet meer doorbe lasten van rentelasten en –baten heeft geen budgettaire gevolgen. Rentetoerekening aan r eserves, voorzieningen en overlopende passiva vindt slechts plaats waarbij dat door derden ve rplicht is gesteld. Het doen van investeringen en daarmee het gebruik van geldmiddelen blijft een effect hebben op de rente. Er moet immers geleend worden of er is sprake van minder rent eopbrengsten op beleggingen. Dat betekent dat bij investeringsvoorstellen met rentela sten rekening moet worden gehouden en dat hiervoor dekkingsmiddelen moeten worden opgenomen in programma 10 Algemene dekkingsmiddelen. De methode voor afschrijven blijft lineair aangezien de interne rentetoerekening is afg eschaft. 3.4.2 Bouwrente De uitgaven, die in de verschillende fasen van totstandkoming van een investeringsproject worden gedaan leggen in die periode beslag op liquide middelen. Het beslag op liquide middelen veroorzaakt rentelasten. Om deze rentelasten te dekken wordt rente aan het investeringsproject toegerekend. In artikel 63 lid 3 van he t BBV is opgenomen, dat deze rente aan een investering kan worden toegerekend. Deze rent elast dekt in de begroting de rentelast voor het lenen van de liquide middelen of het g emis aan rentebaten, wanneer we over eigen liquide middelen beschikken. Wij noemen deze rente bouwrente. Zolang een investering nog niet is opgeleverd, wordt momenteel jaarlijks bouwrente aan de boekwaarde van de investering toegerekend. De bouwrente verhoogt de invest ering en wordt na oplevering van de investering afgeschreven. Deze fictieve renteboeking levert in het desbetreffende jaar een incidentele bate op welke wordt toegevoegd aan het financieel kader. In de jaren na oplevering wordt de afschrijving van de bouwrente ged urende de looptijd van de investering structureel ten laste gebracht van het financieel kader. Op lange termijn is het fenomeen bouwrente budgettair neutraal. In de voorgaande nota van 2010 is besloten dat de rentetoerekening aan investering sprojecten die vanaf het jaar 2010 in de Begroting worden opgenomen niet meer zal plaatsvinden. Daarbij is toen de huidige rentetoerekening aan de overige onderha nden projecten gehandhaafd, omdat afschaffing een te groot beslag op het financieel k ader van de komende jaren zou leggen. Inmiddels zijn de 2 grote infrastructurele projecten Centrale As en N381 in de uitvoeringsfase gekomen, waarbij het wenselijk is dat er duidelijkheid is en blijft over het b eschikbare investeringsbudget. De bouwrente vormt hierin een onzekere factor die daa rmee ongewenst is.
7
Wij stellen daarom voor om de bouwrente bij de onderhanden investeringsprojecten te bevriezen op het niveau van de begroting 2013. Daarmee wordt geen ander beslag op het financieel kader gelegd dan waar nu rekening mee is gehouden bij het fina ncieel kader voor de begroting 2013. 3.4.3 Afschrijvingstermijn De afschrijvingstermijnen zoals bepaald in de nota ‘waarderen, activeren en afschrijven 2010’ blijven gehandhaafd en zijn opgenomen in bijlage 1. 3.4.4 Waardering van de activa In artikel 63 van het BBV is geregeld hoe de waardering van activa plaatsvindt. De waardering vindt plaats op basis van de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. De waarde van het actief wordt onder de vaste activa op de balans opgenomen. Bijdr agen van derden voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen op de waarde van het actief in mindering worden gebracht. In het geval dat de bijdrage van derden hoger is dan de uitgaven voor de investering dan wordt de bijdrage van derden als voorziening op de balans verwerkt. Het is ook mogelijk, dat een reserve wordt ingezet voor de dekking van een deel van de lasten van het actief. Indien sprake is van een project, dat als investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut wordt aangemerkt, wordt deze reserve als vervroegde afschrijving aangemerkt in het jaar dat de bijdrage vanuit de reserve in de Begroting is opgenomen. De bijdrage vanuit de reserve kan nooit hoger zijn dan de uitgaven voor de investering, in het geval dat hiervan sprake is zal de bijdrage uit de reserve in een later jaar plaats gaan vinden. Het BBV kent geen restwaarde, alleen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs (art ikel 63 lid 1). Bij de vervanging van auto’s bestaat de verkrijgingsprijs uit de bruto aanscha fprijs. Deze prijs komt overeen met de inkoopprijs en de bijkomende kosten (artikel 63 lid 2). Dat het BBV het principe restwaarde niet kent, betekent niet dat het principe niet toeg epast mag worden. De provincie Fryslân hanteert het begrip restwaarde binnen het alg emeen kader van reëel en stelselmatig afschrijven. Indien er sprake is van inruil, wordt de inruilwaarde verrekend met de restant boekwaa rde van het actief op moment van inruil. Indien er een positief saldo resteert, wordt dit als boekwinst ineens ten gunste van het resultaat gebracht. Een boekverlies ineens als last. De verwerking van de investeringen op de balans wordt door ons in overleg met de e xterne accountant vastgelegd. In Deel 13 vraag 5 van de rubriek Vragen en Antwoorden van de Commissie BBV heeft de Commissie het volgende antwoord gegeven op de vraag wanneer de periode van rente en afschrijving moet beginnen. Het antwoordt luidt: ‘Afschrijven hangt samen met ingebruikname van het actief. Zolang een actief nog in de fase is van onderhanden i nvesteringsproject wordt er niet op afgeschreven. In de 212- verordening legt de gemeente (NB: voor de provincie is dit de financiële verordening ex artikel 216 van de provinciewet) vast of de afschrijvingstermijn start in het jaar van oplevering van het actief of in het eerstvolgende jaar na het jaar van oplevering. Wij kiezen voor de datum van 1 j anuari na het jaar van oplevering.
8
Hoofdstuk 4. Beleidsvoorstel Onderstaand wordt per type activa het beleidsvoorstel weergegeven. 4.1 Immateriële vaste activa Per 31 december 2011 had de provincie geen immateriële vaste activa. Het beleid is om immateriële vaste activa niet te activeren. Indien zich de noodzaak voordoet om dit toch te doen dient over een dergelijk voornemen door Provinciale Staten een besluit te worden genomen, waarin ingegaan wordt op de wijze van waardering, activering en afschrijving. 4.2 Materiële vaste activa Hierna worden de materiële vaste activa in 2 paragrafen uitgewerkt. 4.2.1 Investeringen met een economisch nut De afschrijvingstermijn voor activa met een economisch nut dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de feitelijke waardedaling. Bij deze waardedaling houden wij rekening met de technische- en/of economische levensduur en wel de kortste van beide. Mocht de technische dan wel economische levensduur niet te bepalen zijn, dan dient te worden afgeschreven over de periode waarover de betreffende investering gebruikt wordt. Investeringen < € 5.000 Het vingerende beleid is dat bedrijfsmiddelen met een aanschafwaarde van minder dan € 5.000 niet worden geactiveerd. Overwogen is om de drempel hoger te leggen om hiermee de administratieve lasten te verminderen. Omdat volgens het BBV bedrij fsmiddelen moeten worden geactiveerd en een registratie van duurderde bedrijfsmidd elen moet plaatsvinden vanwege het beheer ervan, is hiervan afgezien. Indien investeringen < € 5.000 een samenhangend geheel vormen, dienen deze wel geactiveerd te worden als het geheel de € 5.000 overstijgt. Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde Volgens het BBV mogen kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet wo rden geactiveerd. Zoals in de voorgaande nota al is aangegeven continueren wij het hu idige beleid in deze voor de collectie Knecht-Drent. Software Over software is vanuit BBV in mei 2007 een notitie verschenen met dwingende juri sprudentie en aanbevelingen. Software dient te worden geactiveerd onder de no emer materiële vaste activa. Implementatiekosten van nieuwe hard- en/of software kunnen worden geactiveerd, ze vallen onder de bijkomende kosten die op grond van artikel 63 BBV lid 2 als onderdeel van de verkrijgingsprijs worden gezien. De implementatie is noodzakelijk om het actief in gebruik te kunnen nemen, de kosten daarvoor kunnen zowel de kosten van e xternen als de kosten van eigen werknemers betreffen. Met betrekking tot de (externe) opleidingskosten die de provincie maakt om haar eigen medewerkers vertrouwd te maken met de nieuwe software geldt dat deze net als andere opleidingskosten als last worden verwerkt. In tegenstelling tot de implementati ekosten zijn de externe opleidingskosten niet nodig om de soft- of hardware zelf gebruiksklaar te krijgen. Software (als afzonderlijk actief) valt onder de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35 BBV, lid 1 (investeringen met een economisch nut). 9
Ook de gebruiksrechten op software voor onbepaalde duur die ineens in rekening wo rden gebracht vallen onder de materiële vaste activa als bedoeld artikel 35 BBV, eerste lid. In tegenstelling tot het huidige beleid waarin gewerkt wordt met diverse klassen met betrekking tot afschrijvingsperioden, stellen wij voor een richtinggevende afschrijvingstabel te gebruiken voor alle activa (zie bijlage 1). Hierbij worden de afschrijvingstermijnen niet aangepast. 4.2.2 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut De afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in bijlage 1 en zijn conform de nota waard eren, activeren en afschrijven 2010. Gecombineerde projecten Het komt regelmatig voor dat een infrastructureel project bestaat uit een weg en een kunstwerk (brug/aquaduct e.d.). Indien het project financieel goed te splitsen is, wordt de opgenomen afschrijvingstermijnen per onderdeel gehanteerd. Bijvoorbeeld het weggedeelte 30 jaar afschrijven en het kunstwerk, in 50 jaar. Indien het gecombineerde infrastructurele project niet te splitsen valt, wordt met in achtneming van het voorzichtigheidsbeginsel het project in zijn geheel af te schrijven op de laagste termijn, in bovengenoemd voorbeeld betekent dit dus 30 jaar (wegg edeelte). 4.3 Financiële vaste activa 4.3.1 Kapitaalverstrekking aan deelnemingen We hebben momenteel aandelen in de volgende ondernemingen, te weten: BPN Obligatie € 620.000.000 NV Vitens € 52.851.000 Alliander € 2.171.300 NV Bank Nederlandse Gemeenten € 515.600 Buma Legaat € 109.000 NV Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij € 6.400 NV Nederlanse Waterschapsbank € 5.600 BV Westergo € 3.600 4.3.2 Overige langlopende leningen Uitgegeven geld (u/g) Wij stellen voor om het terughoudende beleid met betrekking tot het verstrekken van geldleningen te handhaven. De belangrijkste verstrekte geldleningen zijn: NV NUON € 31.764.600. Dit betreft een eeuwigdurende achtergestelde geldlening zonder aflossing met een rentevergoeding van 8%. Vanwege het hoge rentepercentage ten opzichte van de huidige rentevergoeding hebben wij geen voornemen om deze l ening te laten aflossen. Gemeente Heerenveen € 22.000.000. Deze lening is door Provinciale Staten verstrekt in september 2004 voor een periode van 13 jaar in kader van de afwikkeling van het IBF. De lening kent een rentevergoeding van 1,73%. De aflossing vindt in beginsel aan het einde van de vastgelegde 13 jaar plaats.
10
Verder is nog een aantal geldleningen verstrekt tot een bedrag van € 4.934.000 per 31 december 2011. Voor elke lening zijn de afspraken over rentevergoeding en aflossing vastgelegd. 4.3.3 Bijdragen aan activa in eigendom van derden In de geldende notitie afschrijvingsbeleid infrastructuur is beschreven dat het activeren van bijdragen aan activa in eigendom van derden enkel is uitgewerkt voor de spoo rbruggen. In de voorliggende nota wordt voorgesteld deze mogelijkheid ook te bieden voor bijdragen aan activa in eigendom van derden in algemene zin confor m het gestelde in de BBV mits de provinciale bijdrage groter is dan € 250.000 (voorkomen wildgroei en extra administratieve lasten). Het verzoek tot activeren wordt bij Provinciale Staten besluit bekrachtigd. Wij voeren een terughoudend beleid met betrekking tot het activeren van bijdragen in activa in eigendom van derden. Wanneer wij een bijdrage in een actief van een derde activeren, hanteren wij het afschrijvingsbeleid zoals dat door Provinciale Staten vastgesteld is.
11
Hoofdstuk 5 Wat gaat het kosten? Wat levert het op? Het voorstel tot het bevriezen van de bouwrente op het niveau van de begroting 2013 is budgettair neutraal binnen de begroting 2013. Toekomstige mutaties ivm. de toeger ekende bouwrente blijven achterwege voor zowel de onderhanden investeringswerk en als voor het financieel kader.
12
Bijlage 1: Afschrijvingstabel. Hierin vindt u een opsomming van diverse soorten vaste activa met hun afschrijving stermijnen, gesplitst in activa met een economisch nut en activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. De tabel is niet limitatief. Afschrijvingstabel behorende bij de nota Waarderen, Activeren en Afschrijven 2010, conform artikel 11 van de Financiële verordening provincie Fryslan 2010. In deze tabel zijn de afschrijvingstermijnen opgenomen naar soort van investering. Soort investering Jaren 1.
Immateriële activa Maximale termijn volgens BBV: 5 jaar
1.1 1.2
Ontwikkelings- en onderzoekskosten Kosten sluiten geldleningen/disagio
5 5
Materiële activa Maximale termijn: niet wettelijk vastgesteld 2.
Investeringen in materiële vaste activa met een economisch nut
2.1
Huisvesting en inrichting (Bouwurk)
2.1.1
Casco
2.1.2
Niet casco gebonden
2.1.3
Installaties
2.1.4
Data/telecom
2.1.5 2.1.6 2.1.7
Vaste inrichting Inrichting algemene ruimtes/vergaderruimtes Werkplekmeubilair
2.2
Apparatuur
2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
Repro apparatuur Geluidmeetapparatuur Meetapparatuur Vastgoed en GEO Afstandmeters
2.3
Automatisering
2.3.1 2.3.2 2.3.3
Software / hardware Gebruiksrechten Implementatie- en opleidingskosten
2.4
Voertuigen
2.4.1 2.4.2 2.4.3
Veegauto's (machines) Vrachtauto's Bestelauto's
Fundatie en begane vloer Skelet (incl. betonvloeren) Dichte gevel Gevelopeningen Overig bouwkundig Flexibele binnenwanden Vloerafwerking Plafonds Grote componenten Overig Data/telecom Beveiliging
Bureaustoel en overige werkplek inrichting Bureau, ladenblok en kast Meubilair en overige inrichting kamers bestuur
48 48 48 24 24 24 12 12 24 18 6 6 12 12 6 12 6
3 3 3 3
5 5 5
6 6 6
13
2.4.4 2.4.5 2.4.6 2.4.7
Overige bedrijfsauto’s Tractoren Aanhangwagens Overige toebehoren
2.5
Vaartuigen
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.5.8
Aanhangmotoren speedboten Polyester speetboten van Inspectie Scheepvaart Kranen op (werk)vaartuigen Navigatie en communicatieapparatuur vaartuigen Generatoren op vaartuigen Motoren op conventionele vaartuigen Spudpalen en lieren op vaartuigen Conventionele vaartuigen, excl. Motoren, apparatuur en kranen e.d.
2.6
Materiaal buitendienst
2.9.1 2.9.2 2.9.3 2.9.4 2.9.5 2.9.6 2.9.7 2.9.8 2.9.9
Maaimachines Bebakeningwagens Zoutstrooier Vorkheftruck Werkplaatsmachines/apparatuur (duurzaam) Sneeuwploeg Gladheidsbestrijdingsinstallaties Hogedrukreinigers GPS-ontvangers
3
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
3.1
Weginfrastructuur
3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6
Wegmeubilair (als onderdeel van een project) Halteplaatsen Verkeersregelinstallaties Wegen/verharding (regulier en klein) (Oude) WUW-projecten Majeure wegenprojecten
3.2
Natte infrastructuur
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8
Oeververdediging Bodem Afstandbediening Vaarwegmeubilair Beweegbare bruggen Vaste bruggen Sluizen Aquaducten
N.B.
Bovengenoemde opsomming is niet uitputtend.
6 6 6 6
3 6 10 10 10 15 15 30
6 10 10 10 10 15 15 6 3
15 15 15 30 30 30
30 30 25 30 50 50 50 50
14
BIJLAGE 2 – Relevante artikelen Besluit Begroting en Verantwoording Artikelen BBV: Hoofdindeling van de balans Artikel 31 Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar g elang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie onde rscheidenlijk gemeente al dan niet duurzaam te dienen. Artikel 32 Op de balans worden de passiva onderscheiden in vaste en vlottende passiva. Artikelen BBV: Vaste activa Artikel 33 Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa. Artikel 34 In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief Artikel 35 1. In de balans worden onder materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. investeringen met een economisch nut b. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut 2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven Artikel 36 In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. kapitaalverstrekkingen aan: 1. deelnemingen 2. gemeenschappelijke regelingen 3. overige verbonden partijen b. leningen aan: 1. woningbouwcorporaties 2. deelnemingen 3. overige verbonden partijen c. overige langlopende leningen d. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer e. bijdragen aan activa in eigendom van derden Artikelen BBV: Toelichting op de balans Artikel 51 In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschri jvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hie rvoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn.
15
Artikel 52 1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. gronden en terreinen b. woonruimten c. bedrijfsgebouwen d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken e. vervoermiddelen f. machines, apparaten en installaties g. overige materiële vaste activa 2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het ee rste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing: a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar b. de investeringen of desinvesteringen c. de afschrijvingen d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief e. afwaardering wegens duurzame waardeverminderingen f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar Artikelen BBV: Waarderen, Activeren en Afschrijven Artikel 59 1. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. 2. Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. 3. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd. 4. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. Artikel 60 Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien: a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat; c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en; d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Artikel 61 Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien: a. er sprake is van een investering door een derde; b. de investering bijdraagt aan de publieke taak; c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en; d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of door de provincie onderscheidenlijk de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
16
Artikel 62 1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd. 2. In afwijking van het eerste lid mogen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering hiervan in mindering worden gebracht. 3. In afwijking van het eerste lid mogen reserves in mindering worden gebracht op i nvesteringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid. Artikel 63 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. 3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond - en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de ve rvaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeld de toelic hting dat deze rente is geactiveerd. 4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als ve rkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen reg istratiewaarde. 5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting van de balans opgenomen. 6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubehe er. 7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voo rzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd. 8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van leningen en vorderingen verrekend. Artikel 64 1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. 2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De r eden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar. 3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur, waaronder begrepen de financiële vaste activa, bedoeld in artikel 36, onderdeel e, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. 4. In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven. 5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste act iva, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. 6. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste act iva, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar. Artikel 65 1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden ona fhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. 2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
17