OER specifiek september 2006
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING SPECIFIEK GEDEELTE VOOR BIOMEDISCH ANALIST
PRAKTIJKGESTUURD LEREN EN WAARDEREN
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 1
FRIESLAND COLLEGE Brinnummer: 25 LG Vastgesteld: september 2006 Onderwijs- en examenregeling (OER)
BIOMEDISCH ANALIST Cohort: Crebonummer: Code Friesland College: Leerweg: Niveau: Soort opleiding: Studiejaar: Studiebelastingsuren (SBU’s): Toepassing Wet Studiefinanciering: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven: Vastgesteld door het College van Bestuur: Bekendgemaakt: Ingangsdatum: 1 Vervaldatum :
2006 91700 91700O06 BOL 4 Vakman niveau 4 2006-2007 6400 ja VAPRO September 2006 1 september 2006 1 september 2006 1 augustus 2007
Leeuwarden, september 2006, L. Vos, Vice-voorzitter van het College van Bestuur Friesland College
1
Omdat het hier nog om een werkdocument gaat, heeft deze OER voorlopig een geldigheidsduur van 1 jaar. Vóór 1 mei wordt bezien of aanpassing van de OER noodzakelijk is. Wijzigingen die in de OER worden aangebracht gedurende een cohort worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de cursisten.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 2
WOORD VOORAF
De Onderwijs- en Examenregeling (afgekort: OER) voor educatie en beroepsopleidingen is een wettelijk document dat vóór 1 mei voorafgaand aan een studiejaar door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling moet worden vastgesteld. In artikel 7.4.8. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (afgekort: WEB) is aangegeven wat een OER in elk geval moet omvatten. Het Friesland College heeft er voor gekozen om de Onderwijs- en Examenregeling vorm te geven in een Algemeen gedeelte dat geldt voor alle leertrajecten Praktijkgestuurd Leren van het Friesland 2 College en een Specifiek deel waarin beschreven staat aan welke voorwaarden een cursist moet voldoen om een diploma te krijgen voor een door de minister van OC&W vastgestelde kwalificatie. Beide gedeeltes samen vormen de wettelijke Onderwijs- en Examenregeling. In het voorliggende specifieke deel wordt het onderwijs naar competenties ingericht. In artikel 7.4.9. eist de WEB dat het bevoegd gezag tijdig vóór de aanvang van het studiejaar de inhoud en inrichting van het onderwijs en de examens bekend maakt, zodat de aanstaande cursist zich een goed beeld daarvan kan vormen. .
2
De Wet Educatie en Beroepsonderwijs spreekt steeds van ‘’deelnemer’’ of ‘’onderwijsdeelnemer’’. Woorden als ‘’cursist’’, ‘’leerling’’ of ‘’student’’ worden niet gebruikt. Wij gebruiken in deze OER het woord ‘’cursist’’. Daarmee worden zowel mannelijke als vrouwelijke cursisten bedoeld, Met ‘’hij’’, ‘’hem’’, ‘’zijn’’ is ook ‘’zij’’, ‘’haar’’ inbegrepen. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 3
Inhoudsopgave Deel 2: Specifiek Hoofdstuk 1:
Profielschets • • •
Werksituatie Kerntaken Uitstroomprofielen
Hoofdstuk 2:
Kwalificatiedossier: Competentiematrix
Hoofdstuk 3:
Examenplan
Bijlagen • • • •
Wet studiefinanciering en Transparante onderwijsprogrammering Beroepspraktijkvorming Talen in het Friesland College Examenreglement
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 4
Hoofdstuk 1
PROFIELSCHETS VAN DE BIOMEDISCH ANALIST
In dit hoofdstuk geven we een profielschets weer van de belangrijkste elementen van dat kwalificatiedossier. We beschrijven eerst in het kort de werksituatie (ook wel beroepscontext genoemd) biomedisch analist: korte informatie over het beroep.
van de
Daarna volgt per kerntaak en uitstroomdifferentiatie een beschrijving van de meest kenmerkende werkzaamheden en eventueel van kritische beroepssituaties (keuzes en dilemma’s) waar je mee te maken kunt krijgen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 5
Hoofdstuk 1
1.1. Werksituatie van de BIOMEDISCH ANALIST
Werksituatie Als biomedisch analist onderzoek je in een laboratorium menselijke of dierlijke lichaamsstoffen zoals bloed, urine, weefsels en cellen. Je helpt de artsen bij het stellen van een goede diagnose. Je voert de experimenten nauwkeurig uit, vaak met gebruik van specialistische apparatuur. De resultaten voer je in het computersysteem in, zodat die beschikbaar zijn voor anderen. Je weet hoe je moet handelen bij spoedgevallen, en in crisissituaties. Je werkt met monstermateriaal wat besmettelijk kan zijn, dus neem je een aantal hygiënische maatregelen in acht, naast de gewone veiligheidsmaatregelen die in elk laboratorium gelden. Het spreekt voor zich dat je iemand moet zijn die hoge kwaliteit wil leveren. Naast het stellen van een diagnose doe je ook tests om te kunnen zien of de patiënt reageert op de behandeling. Als je meer de researchkant uit gaat, werk je aan onderzoek om de nieuwste methoden in het laboratorium in te voeren, of bij een onderzoeksinstituut of farmaceutisch bedrijf. Je werkt in een groep collega's. Vaak rouleer je over de verschillende werkzaamheden, maar het is ook mogelijk om je te specialiseren in een bepaalde richting. Het werkterrein is heel erg breed. De klinisch-chemisch analist onderzoekt de gehalten van bepaalde stoffen en enzymen in bloedplasma of serum, en urine. De hematologisch analist doet onderzoek naar de rode en witte bloedcellen, en beenmerg. De microbiologisch analist probeert vast te stellen welke bacterie, virus, parasiet, gist of schimmel aanwezig is als ziekteverwekker. Of werkt in een bedrijf waar micro-organismen juist worden ingezet bij de productie van allerlei stoffen. De cytopathologisch analist kleurt en beoordeelt uitstrijkjes van slijmvliezen op afwijkende cellen. De histopathologisch maakt, kleurt en selecteert de preparaten die door de patholoog moeten worden beoordeeld. De biologisch analist werkt met menselijk, dierlijk of plantaardig materiaal, waarbij vaak de modernste moleculaire DNA technieken worden ingezet. Kerntaken Bij elk beroep behoren werkzaamheden die door een belangrijk deel van de beroepsbeoefenaars worden uitgevoerd. De werkzaamheden die onderling samenhangen noemen we kerntaken. Voor de biomedisch analist gaat het om de volgende kerntaken:
1: 2: 3: 4: 5:
analyses voorbereiden basisanalyses uitvoeren meetwaarden beoordelen en rapporteren werkplek en apparatuur onderhouden ontwikkeling methoden ondersteunen
Uitstroomprofielen In het kwalificatiedossier van de biomedisch analist is ook sprake van zogenaamde uitstroomprofielen. Het gaat om de volgende uitstroomprofielen en de daarbij behorende competenties: analist klinische chemie analist pathologie microbiologisch analist technisch-onderwijsassistent(TOA)
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 6
Hoofdstuk 1 (vervolg)
1.1. Werksituatie van de BIOMEDISCH ANALIST
Kernopgaven (keuzes en dilemma’s): kritische beroepssituaties
3
Tijdens de uitvoering van je werkzaamheden krijg je te maken met kernopgaven, door het Friesland College kritische beroepssituaties genoemd.
3
Voor wat de in deze OER genoemde kritische beroepssituaties betreft: het gaat hier om een beschrijving in voorbeelden. In gesprek met het regionale beroepenveld zullen kritische beroepssituaties nader worden ingekleurd. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 7
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 1
ANALYSES VOORBEREIDEN
Kenmerkende werkzaamheden Proces De biomedisch analist ontvangt het materiaal. Hij registreert, bewerkt en identificeert het materiaal. Daarnaast voert hij een controle uit op juistheid en bruikbaarheid van het materiaal. Hij bepaalt welke wijze van voorbewerking hij hanteert op basis van het type analyse en aan de hand van het voorschrift. De biomedisch analist selecteert hierbij de juiste hulpmiddelen en controleert deze. Ook moet de biomedisch analist tijdens de voorbewerking het materiaal sorteren en verdelen en zorgt hij voor controlemonsters. Rol/ verantwoordelijkheden De biomedisch analist is er verantwoordelijk voor dat hij beschikt over het juiste materiaal en dat hij deze correct registreert en voorbereid. Hij moet hierbij prioriteiten stellen, keuzes maken met betrekking tot de te volgen procedures bij de verschillende materialen en goede kwaliteit leveren. Indien het materiaal niet voldoet aan de vereisten, vraagt hij om nieuw materiaal. Problemen bespreekt hij met zijn leidinggevende. De biomedisch analist werkt zelfstandig binnen vastgestelde kaders. Complexiteit - Het werk wordt complex door de gelijktijdigheid van het aantal processtappen dat de biomedisch analist moet doorlopen binnen deze taak. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het constateren van afwijkingen is complex, wanneer dit niet goed wordt gedaan kan het de analyse beïnvloeden en dus de uitkomsten van de analyse. - Tijdens het proces is de biomedisch analist zich bewust van de rol van analysevoorbereiding in het gehele proces. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Beseffen dat verspilling van materiaal of verwisseling van materiaal kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting. Betrokkenen Collega’s, Patiënten, Opdrachtgevers, Leidinggevende(n). Hulpmiddelen Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s), Diverse hulpmaterialen, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Diverse apparatuur en instrumenten. Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is materiaal dat zo is voorbereid dat de analyses uitgevoerd kunnen worden. Keuzes en dilemma’s De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid materiaal. - Het maken van de juiste keuze wanneer een monster op verkeerde wijze wordt aangeleverd. - Bij storingen/ afwijkingen weten welke actie ondernomen moet worden.
Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. • Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid materiaal. • Het maken van de juiste keuze wanneer een monster op verkeerde wijze wordt aangeleverd. • Bij storingen/ afwijkingen weten welke actie ondernomen moet worden.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 8
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 2
BASISANALYSES UITVOEREN
Kenmerkende werkzaamheden Proces De biomedisch analist leest in de aanvraag welke basisanalyses hij moet gaan uitvoeren. Hij selecteert hierbij de juiste hulpmiddelen en controleert deze. De biomedisch analist voert (o.a. scheidingstechnieken en fotometrische, enzymatische, immunologische, moleculair biologische en microscopische) basisanalyses uit binnen vastgesteld e kaders, met behulp van diverse soorten apparatuur. Hierbij is de kwaliteitsbewaking van groot belang. Het uitvoeren van preventief onderhoud aan de analyseapparatuur hoort ook bij deze taak. Rol/verantwoordelijkheden Van belang is dat de voorschriften worden gevolgd, dat hij beschikt over het juiste materiaal, dat de analyse nauwkeurig wordt uitgevoerd en gecontroleerd en dat foutmeldingen zo mogelijk worden opgespoord en hersteld. Bij de geautomatiseerde analyses is de biomedisch analist vooral een procesbewaker. Hij is verantwoordelijk voor het stellen van de juiste prioriteiten bij spoedaanvragen en dat controlemonsters en standaarden mee worden genomen in de analyse teneinde de betrouwbaarheid van de uitslagen de waarborgen. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het constateren van afwijkingen is complex, wanneer dit niet goed wordt gedaan zal het de resultaten beïnvloeden. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verspilling van materiaal of verwisseling van monsters kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting. - Bij de geautomatiseerde analyses zit de complexiteit van de werkzaamheden in het begrijpen van het proces, zodat parameters op de juiste wijze worden ingesteld en de biomedisch analist bedacht is op fouten die niet altijd onmiddellijk duidelijk zijn, maar wel invloed hebben op de uiteindelijke resultaten. - Het juiste verband leggen tussen de beschrijving van het materiaal zoals het binnengekomen is met bijbehorende gegevens en vraagstelling. - Kennis hebben van de verschillende analyses, apparatuur en omstandigheden c.q. condities van werkplekken en dit tegelijk toepassen op eenzelfde dag. Betrokkenen Collega’s, Opdrachtgever, Patiënten, Leidinggevende. Hulpmiddelen - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmaterialen - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse apparatuur en instrumenten Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is een goed uitgevoerde basisanalyse met goed te interpreteren meetwaarden. Dilemma’s en keuzes
De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid monsters. - Het maken van de juiste keuze wanneer een monster op verkeerde wijze wordt aangeleverd. - Bij storingen/ afwijkingen weten welke actie ondernomen moet worden.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 9
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 3
MEETWAARDEN BEOORDELEN EN RAPPORTEREN
Kenmerkende werkzaamheden Proces De biomedisch analist beoordeelt de uitkomsten/ meetwaarden en controleert of ze binnen de normen vallen aan de hand van vergelijkingsmateriaal en werkvoorschriften. Bij geautomatiseerde en geroutineerde analyses bekijkt hij of de uitslagen/ meetwaarden realistisch (binnen de normen) zijn a.d.h.v. zijn achtergrondkennis en door ze in samenhang met overige uitslagen van dezelfde opdrachtgever/ patiënt te bekijken. Hij beoordeelt of een resultaat betrouwbaar is of dat de analyse over moet worden gedaan. De uitslagen/ meetwaarden worden ingevoerd in de computer en vervolgens gerapporteerd binnen vastgestelde kaders en eventueel in het Engels. Bij afwijkende meetwaarden zoekt hij in eerste instantie zelf naar de reden of wordt de leidinggevende ingeschakeld. De leidinggevende zal uiteindelijk de gegevens valideren. Rol/verantwoordelijkheden De biomedisch analist is verantwoordelijk voor een juiste beoordeling van meetwaarden en een juiste rapportage van de gegevens. Hierbij moet hij de discreet omgaan met vertrouwelijke gegevens. Bij afwijkingen handelt hij binnen vastgestelde kaders. Bij het maken van een verslag moet de biomedisch analist kort en bondig de juiste gegevens kunnen vermelden, eventueel in het Engels. Ditzelfde moet hij kunnen toepassen bij het telefonisch rapporteren bij spoedopdrachten en sterk afwijkende waarden. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verspilling van materiaal of verwisseling van materiaal kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting. - Inzicht hebben in de betekenis van de meetwaarden en hier kritisch naar kijken. - Het beoordelen van de uitkomsten/ meetwaarden is complex door de grote diversiteit aan materiaal, mogelijke analyses en mogelijke resultaten. In een aantal gevallen zijn er werkvoorschriften aanwezig met grenswaarden. - Bij geautomatiseerde analyses weten wat er binnen in het systeem gebeurd, om de resultaten goed te kunnen interpreteren. - Fouten en vergissingen kunnen ernstige consequenties hebben voor de patiënt/ opdrachtgever of voor foutieve gegevens in literatuur en databanken. - Wanneer onjuist wordt gemeten en afgelezen kan dit leiden tot afkeuring van het product. Betrokkenen Leidinggevende, Collega’s, Patiënten, Opdrachtgever. Hulpmiddelen Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s), Diverse hulpmaterialen, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Diverse apparatuur en instrumenten. Kwaliteit van proces en resultaat De biomedisch analist heeft de analyseresultaten op correcte wijze geïnterpreteerd en geproduceerd. De meetwaarden zijn vervolgens op de juiste wijze gerapporteerd Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid meetwaarden. - Bij storingen/ afwijkingen weten welke actie hij moet ondernemen. - Bepalen welke informatie moet worden genoteerd en welke omstandigheden van invloed zijn op de uitkomsten/ resultaten. - Het geven van de juiste interpretatie aan de meetwaarden bij niet vaak voorkomende meetwaarden. Weten wat het verschil is tussen een afwijkend beeld en een normaal beeld en waar de grens hiertussen ligt.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 10
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 4
WERKPLEK EN APPARATUUR ONDERHOUDEN
Kenmerkende werkzaamheden Proces De biomedisch analist maakt de gebruikte apparatuur schoon en verhelpt eventuele eenvoudige storingen zelf of meldt dit bij een technisch onderlegde collega. Het onderhoud van de apparatuur en het vervangen van onderdelen gebeurt preventief. Periodiek kalibreert hij de apparatuur. De biomedisch analist zorgt ervoor dat afvalstoffen op een veilige en milieubewuste wijze worden afgevoerd in de daarvoor bestemde containers of vaten. Voorraden vult hij aan uit eigen magazijn. Rol/verantwoordelijkheden De biomedisch analist is verantwoordelijk voor het schoonhouden van zijn eigen werkomgeving. Verder komt het regelmatig voor dat de biomedisch analist verantwoordelijk is voor één of meerdere apparaten binnen het laboratorium. Hierover heeft hij dan extra instructies gekregen, zodat hij de werking en precisie van het apparaat kan controleren en eenvoudige foutmeldingen zelf kan verhelpen of zonodig een collega in kan schakelen. Bij storingen moet de biomedisch analist altijd de leidinggevende inschakelen. De biomedisch analist is verantwoordelijk voor zijn eigen voorraad benodigdheden. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Slecht schoongemaakte instrumenten/ hulpmiddelen kunnen meetwaarden beïnvloeden. - De werkzaamheden worden vaak tussen de andere werkzaamheden door uitgevoerd, dat maakt de taak complexer. Het vergt veel planning en overzicht, ook omdat de uit te voeren activiteiten steeds een bepaalde tijd kosten. Betrokkenen Leidinggevende, Collega’s, Technische (instrumentele) Dienst. Hulpmiddelen Schoonmaakmiddelen, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Afvalvaten en containers, Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s), Analyseapparatuur, Diverse hulpmaterialen. Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is een ordelijke werkomgeving, goed werkende analyseapparatuur en voldoende voorraad. Dilemma’s en keuzes - De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen bij foutmeldingen van apparatuur. - Bepalen wanneer en hoe iets moet worden schoongemaakt en bepalen worden aangevuld - Prioriteiten stellen in de werkzaamheden. - Bepalen hoe apparatuur bij te stellen bij kalibratie. - Bepalen wanneer apparatuur geschikt is voor een betrouwbare analyse. - Inschatten of de benodigdheden nog houdbaar zijn.
wanneer iets moet
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 11
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Kerntaak 5
ONTWIKKELING METHODEN ONDERSTEUNEN
Kenmerkende werkzaamheden Proces De biomedisch analist participeert in projectteams en ondersteunt de ontwikkeling, validatie en optimalisatie van analysemethoden en werkprocessen. De biomedisch analist krijgt de opdracht en voert bijvoorbeeld experimenten ter ondersteuning van de optimalisatie van het productieproces. Binnen de onderzoeksexperimenten plant hij de activiteiten in een logische volgorde, werkt hij systematisch en rapporteert hij over de resultaten. Zijn onderzoeksresultaten kunnen deel uitmaken van het onderzoeksverslag. Voor het ondersteunen van projectteams is een goede mondelinge en schriftelijke communicatie van groot belang. Rol/verantwoordelijkheden In projectprojectteams heeft de biomedisch analist een ondersteunende rol. Hij is verantwoordelijk voor het geven van de gewenste informatie. De biomedisch analist is medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de onderzoeksexperimenten. Hij roept eventueel de hulp in van collega’s, leidinggevenden of projectleider. Complexiteit De complexiteit hangt samen met de uit te voeren analyse. Deze kan dus variëren. Het analyseren en beoordelen van de meetwaarden vraagt meer denkwerk en overleg omdat er onderzoek plaatsvindt. De complexiteit zit met name in de integratie van praktische en theoretische kennis ten aanzien van product en/ of monster. De complexiteit zit tevens in het communiceren met collega’s, leidinggevenden, projectteamleden en projectleiders. Betrokkenen Leidinggevende, Projectleider, Collega’s, Opdrachtgever, Projectteamleden Hulpmiddelen - Analyseapparatuur of analysemiddelen - Standaardprocedures en werkvoorschriften - Controlemonsters - Vergaderstukken Kwaliteit van proces en resultaat Een adequaat functionerende biomedisch analist in een projectteam. Een adequaat uitgevoerd experiment met bruikbare data. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te werk te gaan buiten de vastgestelde kaders (bijv. rapportage). - Zijn rol weten binnen het werkproces. - Een inschatting kunnen maken van zijn eigen inbreng. - Zijn eigen mening durven weer te geven. Evenwicht vinden tussen de verdeling van de werkzaamheden voor het onderzoek en zijn vaste werkzaamheden
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 12
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Neemt bloed af en neemt patiëntenmateriaal in ontvangst
Kenmerkende werkzaamheden Proces De analist klinische chemie ontvangt op het afnamelaboratorium de patiënten. Aan de hand van het aanvraagformulier neemt de analist klinische chemie bloed (venapunctie of vingerprik) af bij de patiënt. Hiervoor moet de analist klinische chemie de aanvraagformulieren vertalen in het materiaal dat moet worden afgenomen en vindt er een nauwkeurige identificatie van de desbetreffende patiënt plaats. In laboratoria van ziekenhuizen kan de analist klinische chemie ook betrokken worden bij de bloedafname in de kliniek (aan bed bij de patiënten). Hiervoor dient goede communicatie plaats te vinden met de verplegingsdienst voor de voorbereiding op het contact met de betreffende patiënt. Hiernaast ontvangt de analist klinische chemie patiëntenmateriaal; urine-, faeces- of liqour-monsters. De analist klinische chemie verdeelt vervolgens de monsters. Rol/verantwoordelijkheden Hij is verantwoordelijk voor het zelfstandig op de juiste wijze nemen van monsters volgens de voorschriften (waaronder de ethische beroepscode). Daarnaast is hij verantwoordelijk voor een juiste identificatie van de patiënt en de juiste omgang met de patiënt. Complexiteit - Indien bloed niet op de juiste manier worden genomen, zal dit de proefneming beïnvloeden. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het vertalen van de aanvraagformulieren in het afnemen van het juiste materiaal. - Monsterverwisseling heeft grote gevolgen, logistiek inzicht is hierbij van belang. - Verspilling van materiaal leidt tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting voor de patiënt. - Afname van monsters vereist veel geduld en precisie en sociale vaardigheden zijn hierbij van groot belang. - Samenwerking met verplegingsdienst vereist veel communicatie. - Omgang met agressieve patiënten. Betrokkenen - Collega’s - Patiënten - Leidinggevende - Verplegingsdienst. Hulpmiddelen Diverse hulpmiddelen, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s). Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is goed wanneer bloed op de juiste wijze is afgenomen (patiëntvriendelijk, servicegericht, in de juiste afnamebuizen, op ijs, in het donker, enz.) en patiëntenmateriaal op de juiste wijze in ontvangst in genomen. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid aanvragen. - Het maken van de juiste keuze wanneer een monster op verkeerde wijze is genomen. - Bepalen van de juiste vorm van communicatie in uiteenlopende situaties. - Weten wat te doen bij agressieve patiënten.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 13
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Voert specifieke hematologische, immunologische en chemische analyses uit
Kenmerkende werkzaamheden Proces De analist klinische chemie voert specifieke hematologische, immunologische en chemische analyses uit binnen vastgestelde kaders, met behulp van diverse soorten apparatuur. De analyses kunnen handmatig (bijv. fotometrie, microscopie, serologie en stollingsonderzoek) of geautomatiseerd zijn. Bij geautomatiseerde analyses is de kerntaak het bedienen en monitoren van de analyseapparatuur. Rol/verantwoordelijkheden De analist klinische chemie is er verantwoordelijk voor dat hij beschikt over het juiste monster, dat de analyse nauwkeurig wordt uitgevoerd en gecontroleerd en dat foutmeldingen zo mogelijk worden opgespoord en hersteld. Bij de geautomatiseerde analyses is de analist klinische chemie vooral een procesbewaker. Hij is verantwoordelijk voor het stellen van de juiste prioriteiten bij spoedaanvragen en dat controlemonsters en standaarden mee worden genomen in de analyse. De verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorbereiden en het uitgeven van bloedproducten is groot, de analist klinische chemie moet beseffen dat een verkeerde voorbereiding en uitgave ernstige gevolgen hebben voor de patiënt. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het constateren van afwijkingen is complex, wanneer dit niet goed wordt gedaan zal het de resultaten beïnvloeden. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verspilling van materiaal of verwisseling van monsters kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting voor de patiënt. - Bij de geautomatiseerde analyses zit de complexiteit van de werkzaamheden in het begrijpen van het proces, zodat parameters op de juiste wijze worden ingesteld en de Biomedisch analist bedacht is op fouten die niet altijd onmiddellijk duidelijk zijn, maar wel invloed hebben op de uiteindelijke resultaten. - Het juiste verband leggen tussen de beschrijving van het materiaal zoals het binnengekomen is met bijbehorende gegevens en vraagstelling. - Kennis hebben van de verschillende analyses, apparatuur en omstandigheden en dit tegelijk toepassen op eenzelfde dag. Betrokkenen Collega’s, Opdrachtgever, Leidinggevende. Hulpmiddelen - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmaterialen - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse apparatuur en instrumenten Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is een goed uitgevoerde analyse met goed te interpreteren meetwaarden. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid monsters. - Het maken van de juiste keuze wanneer een monster op verkeerde wijze wordt aangeleverd. - Bij storingen in apparatuur weten welke actie hij moet ondernemen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 14
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Verwerkt histologisch en cytologisch materiaal
Kenmerkende werkzaamheden Proces De analist pathologie ontvangt het histologisch en cytologisch materiaal en beoordeelt de kwaliteit hiervan. Hij leest in de aanvraag wat er mee moet gebeuren en verwerkt vervolgens het materiaal. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om het insluiten en (uit)snijden van weefsel, het invriezen, kleuren en drogen van preparaten en het maken van vriescoupes. Regelmatig verwerkt de analist pathologie een spoedaanvraag. Deze krijgen voorrang en worden direct verwerkt en doorgegeven. Rol/verantwoordelijkheden De analist pathologie werkt zelfstandig en volgens de werkvoorschriften. Hij is verantwoordelijk voor het afleveren van de juiste kwaliteit van preparaten. Hij heeft invloed op het werk van de patholoog en hiermee op de diagnose. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verspilling van materiaal of verwisseling van monsters kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting voor de patiënt. - Het juiste verband leggen tussen de beschrijving van het materiaal zoals het binnengekomen is met bijbehorende gegevens en vraagstelling. Het werk vergt een zeer grote nauwkeurigheid en een hoog werktempo is hierbij noodzakelijk Betrokkenen Collega’s, Patholoog, Opdrachtgevers. Hulpmiddelen - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmaterialen - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse apparatuur en instrumenten Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is een optimaal preparaat dat geschikt is voor beoordeling en diagnosestelling. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Beslissen of het materiaal geschikt is om te bewerken tot preparaat. Beslissen of het preparaat geschikt is voor analyse
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 15
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Analyseert preparaten
Kenmerkende werkzaamheden Proces De analist pathologie controleert het preparaat a.d.h.v. de beschrijving of aanvraag en beoordeelt het preparaat. Daarna leest hij de onderzoeksvraag om te bepalen waarop gescreend/ geanalyseerd moet worden. De analist pathologie screent/ analyseert vervolgens het preparaat volgens voorschriften en schrijft z’n bevindingen op in een voorlopige diagnose. De voorlopige diagnose bespreekt hij met de patholoog die de definitieve diagnose vaststelt. Rol/verantwoordelijkheden De analist pathologie werkt zelfstandig en is bij cervixpreparaten verantwoordelijk voor het zelfstandig autoriseren van niet afwijkende uitslagen. Ook is hij verantwoordelijk voor het zelfstandig rapporteren van een voorlopige uitslag aan de patholoog. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verspilling van materiaal of verwisseling van preparaten kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting voor de patiënt. - Het juiste verband leggen tussen de beschrijving van het materiaal zoals het binnengekomen is met bijbehorende gegevens en vraagstelling. - Het beoordelen van preparaten in combinatie met de interpretatie van klinische gegevens is complex door de grote diversiteit aan materiaal en diagnosen. - Het constateren van afwijkingen is complex, wanneer dit niet goed wordt gedaan zal het ernstige gevolgen kunnen hebben voor de patiënt. - De analist pathologie kan alleen een juiste beoordeling maken indien hij beschikt over de meest actuele vakkennis, en uiterst geconcentreerd werkt. - Fouten en vergissingen kunnen ernstige consequenties hebben voor de patiënt. Betrokkenen Collega’s, patholoog, eventueel aanvragend artsen Hulpmiddelen - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmaterialen - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Diverse apparatuur en instrumenten Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is een correcte uitslag van een analyse. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid preparaten. - Het maken van de juiste keuze wanneer een preparaat op verkeerde wijze wordt aangeleverd.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 16
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
Kenmerkende werkzaamheden Proces De microbiologisch analist isoleert/ ent het monster op een voedingsbodem en kweekt microorganismen. Indien de gewenste voedingsbodem niet voorhanden is, bereidt hij zelf de voedingsbodem. Ook moet hij in het kader van proces- en kwaliteitsbewaking controlemonsters enten op de voedingsbodems. De microbiologisch analist kwantificeert vervolgens met behulp van verschillende methoden de micro-organismen en voert o.a. fermentatietechnieken uit. De microbiologisch analist noteert alle relevante gegevens. Rol/verantwoordelijkheden De microbiologisch analist is er verantwoordelijk voor dat het kweken van micro-organismen op verantwoorde wijze gebeurt. De microbiologisch analist werkt zelfstandig en is verantwoordelijk voor het werken volgens voorschriften. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Inzicht in het doel van het kweken en kwantificeren. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Bewust zijn van de verschillen tussen micro-organismen en weten welke omstandigheden geschikt zijn voor welk micro-organisme. - Besmetting in het proces kunnen constateren. - Enige statistische kennis en vaardigheden voor het kwantificeren. - Het beoordelen van de kwaliteit van de kweek. - Beoordelen of de opgetreden bacteriegroei binnen de grenzen valt. - Beoordelen van de kweek op de aanwezige micro-organismen. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende Hulpmiddelen - Diverse apparatuur, instrumenten en chemicaliën - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) - Bebroede voedingsbodems - Diverse hulpmiddelen Kwaliteit van proces en resultaat De kweek is zodanig van kwaliteit dat determinatie mogelijk is dan wel een resistentiebepaling uitgevoerd kan worden. De kweek leidt tot betrouwbare bacterietellingen. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Kiezen hoe te handelen bij afwijkingen. - Bij twijfelgevallen bepalen wat mee te tellen en wat niet.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 17
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Determineert micro-organismen en verricht resistentiebepalingen
Kenmerkende werkzaamheden Proces De microbiologisch analist voert volgens de voorschriften een determinatieprocedure uit m.b.v. diverse methoden, waarmee bepaalt wordt om welk micro-organisme het gaat. Bij het determineren kan gebruik gemaakt worden van kweken op voedingsbodems en microscopische preparaten. De microbiologisch analist voert hiernaast resistentiebepalingen uit om te zien of er resistentie is tegen de middelen die de patiënt gebruikt. De microbiologisch analist voert ook serologische bepalingen uit. Daarnaast toont de microbiologisch analist DNA aan van het micro-organisme m.b.v. moleculaire technieken. De microbiologisch analist noteert alle relevante gegevens. Rol/verantwoordelijkheden De microbiologisch analist werkt zelfstandig en is verantwoordelijk voor het op de juiste manier van determineren en het verrichten van resistentiebepalingen. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Inzicht in het doel van determineren. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Micro-organismen determineren die niet vaak voorkomen is complex. - Inzicht hebben in de morfologie van de diverse micro-organismen en de kenmerken waaraan de micro-organismen te herkennen en daardoor te determineren zijn. - Inzicht hebben in het gevaar van micro-organismen voor de volksgezondheid, in uitzonderlijke gevallen moet er alarm worden geslagen. Betrokkenen Collega’s, leidinggevende. Hulpmiddelen - Diverse apparatuur, instrumenten en chemicaliën - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) - Diverse hulpmiddelen - Antisera Kwaliteit van proces en resultaat Determinatie die leidt tot identificatie en een beoordeling van het gevaar voor mens en omgeving. Een resistentiebepaling leidt tot een besluit waarmee het micro-organisme kan worden bestreden. Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Bepalen wat te doen bij afwijkende resultaten - Hypothese formuleren over de aard van de micro-organismen. - Keuze van de juiste determinatieprocedure. - Keuze van de juiste resistentiebepaling. - Bepalen van de risico’s van het gedetermineerde micro-organisme voor de volksgezondheid en welke actie ondernomen moet worden.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 18
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Neemt (micro)biologische monsters en bewerkt deze
Kenmerkende werkzaamheden Proces De (micro)biologisch analist neemt volgens voorschrift een vastgesteld, representatief monster van het materiaal. De monstername kan op verschillende plekken plaatsvinden, bijvoorbeeld aan de productielijn (als ‘online’ kwaliteitscontrole), maar ook in de buitendienst (‘in het veld’). Tijdens de monstername noteert de (micro)biologisch analist de omgevingsfactoren. Vervolgens controleert en bewerkt de (micro)biologisch analist het materiaal voordat hij de analyses uitvoert. Tijdens de voorbewerking moet de (micro)biologisch analist de monsters sorteren en verdelen en zorgt hij voor controlemonsters. Hierbij noteert hij eventuele opvallende kenmerken. Na het voorbewerken worden de verschillende monsters klaargezet zodat deze getypeerd/ en geanalyseerd kunnen worden. De monsters moeten op een zodanige manier worden bewaard dat ze in goede conditie blijven. De (micro)biologisch analist maakt gebruik van technieken voor monstername en technieken voor het opwerken van monsters Rol/verantwoordelijkheden De (micro)biologisch analist werkt zelfstandig en is verantwoordelijk voor het op de juiste wijze nemen van monsters, een correcte weergave van de omgevingsfactoren tijdens de monstername en een correcte controle en bewerking van de monsters. Indien het monster niet voldoet aan de vereisten, neemt hij een nieuw monster. De (micro)biologisch analist is uiteindelijk verantwoordelijk voor het afleveren van geschikte monsters voor testen. Eventuele problemen bespreekt hij met zijn leidinggevende. Complexiteit - Biologische systemen reageren op een veelheid van factoren, de (micro)biologisch analist moet hier rekening mee houden. - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Monsterverwisseling heeft grote gevolgen voor de mens, het dier of de natuur, logistiek inzicht is hierbij van belang. Betrokkenen Collega’s, Leidinggevende(n). Hulpmiddelen - Diverse hulpmiddelen - Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s) Kwaliteit van proces en resultaat Het resultaat is een correct afgenomen en bewerkt monster dat voldoet aan de kwaliteitseisen en geschikt is voor analyse Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Bepalen wat de juiste manier van monstername is. - Bepalen van de juiste hoeveelheid monsters. - Bepalen wat te doen bij afwijkende resultaten. - Bepalen of het monster de juiste kwaliteit heeft en weten welke actie te nemen indien het monster niet voldoet. - Prioriteiten stellen/ plannen van de werkzaamheden bij een grote hoeveelheid monsters.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 19
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Voert specifieke moleculaire, cellulaire, biologische en fermentatietechnieken uit
Kenmerkende werkzaamheden Proces De biologisch analist maakt hierbij gebruik van moleculaire, cellulaire, biologische (microscopisch en macroscopisch) en fermentatietechnieken. De biologisch analist bepaalt de kwaliteit en/ of eigenschappen van materiaal van menselijke, dierlijke of plantaardige oorsprong. De handelingen bij de analyses bestaan bijvoorbeeld uit: determineren, isoleren en/of analyseren van genetisch materiaal/ eiwitten, analyseren en/of kopiëren van eigenschappen, analyseren van de samenstelling en samenwerking van chemische verbindingen van levende organismen, kweken van cellen en het scheiden en/of analyseren van materiaal/eiwitten. Rol/verantwoordelijkheden Bij geautomatiseerde apparatuur is de biologisch analist vooral een procesbewaker. Bij handmatige analyses gaat de biologisch analist zelfstandig, maar volgens een voorschrift te werk. De biologisch analist is er dus verantwoordelijk voor dat hij de analyses en testen op de juiste wijze uitvoert. Ook is hij er verantwoordelijk voor dat er controlemonsters en standaarden mee worden genomen in de analyse. Complexiteit - De werkvoorschriften kunnen Engelstalig zijn, hij moet deze begrijpen. - Het constateren van afwijkingen is complex, wanneer dit niet goed wordt gedaan zal het de resultaten beïnvloeden. - Het onjuist lezen, interpreteren en toepassen van de werkvoorschriften heeft een hoog afbreukrisico. - Verspilling van materiaal of verwisseling van monsters kunnen leiden tot een verkeerde diagnose of tot onnodige belasting voor de patiënt. - Bij de geautomatiseerde analyses zit de complexiteit van de werkzaamheden in het begrijpen van het proces, zodat parameters op de juiste wijze worden ingesteld en de biologisch analist bedacht is op fouten die niet altijd onmiddellijk duidelijk zijn, maar wel invloed hebben op de uiteindelijke resultaten. - Het juiste verband leggen tussen de beschrijving van het materiaal zoals het binnengekomen is met bijbehorende gegevens en vraagstelling. - Kennis hebben van de verschillende analyses, apparatuur en omstandigheden en dit tegelijk toepassen op eenzelfde dag. Betrokkenen Collega’s, Leidinggevende(n). Hulpmiddelen Diverse hulpmiddelen, Analyseapparatuur, Standaardprocedures en werkvoorschriften (SOP’s). Kwaliteit van proces en resultaat De analyses moeten goed te interpreteren resultaten opleveren Dilemma’s en keuzes De keuzes en dilemma’s vloeien voort uit de mate van de complexiteit. - Weten hoe te handelen wanneer er iets mis gaat. - Bepalen of het monster de juiste kwaliteit/ kwantiteit heeft. - Kiezen voor de juiste vorm van analyse volgens het aanvraagformulier. - Prioriteiten stellen/ plannen van zijn eigen werkzaamheden bij een grote aanvoer van opdrachten. - Weten wat te doen of weten wanneer iemand te raadplegen bij problemen. - Het inschatten van de oorzaak, het belang en consequenties bij foutmeldingen. - Het nemen van de juiste beslissingen wanneer er sprake is van uitval of storingen in apparatuur; zelf proberen deze te verhelpen of meteen de interne onderhoudsdienst in (laten) schakelen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 20
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Faciliteert practica en vakoverstijgende werkzaamheden
Kenmerkende werkzaamheden Proces De technisch onderwijsassistent (TOA) voert overleg met de docent. Tijdens dit gesprek brengt hij in kaart wat de wensen en verwachtingen van de docent zijn ten aanzien van het practicum. Ook inventariseert de TOA tijdens dit gesprek wie de doelgroep is en welke omvang de doelgroep heeft. De TOA koppelt terug naar de docent of zijn wensen haalbaar zijn. Ook bepaalt de TOA of de wensen van de docent mogelijk zijn gezien de eisen die worden gesteld aan de veiligheid. Hij ontwikkelt proeven en houdt zich daarbij aan de voorschriften. In sommige gevallen zijn er geen voorschriften aanwezig. De TOA zoekt dan naar voorschriften die te maken hebben met de proef die hij maakt. Op basis van voorschriften die horen bij verschillende soortgelijke proeven, stelt hij zelf voorschriften samen. Op MBO, HBO en op de universiteit gaat het om meer complexe proeven en practica. De TOA ontwikkelt de proeven en practica dan ook niet zelfstandig, maar ondersteunt de vakdocent daarbij. Ook denkt hij mee over bestaande practica. Hij voert ze uit en verandert en verbetert bestaande practica. Wanneer het practicum en bijbehorende proeven zijn ontwikkeld, maakt de TOA een planning voor het practicum. In de planning neemt hij op welke activiteiten wanneer uitgevoerd moeten worden en welke materialen daarbij nodig zijn en eventueel welke betrokkenen. In de planning wordt ook opgenomen met welke afvalstromen hij te maken krijgt en hoe hij die gaat afvoeren. De TOA maakt een jaarplanning voor de materialen. Hij maakt een budgettair overzicht en neemt op wanneer wat wordt besteld. Rol/verantwoordelijkheden De TOA adviseert de docent, zodanig dat de juiste proef volgens voorschriften en veilig wordt uitgevoerd. De TOA is verantwoordelijk voor het op tijd aanwezig zijn van alle benodigde materialen. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de docent. De TOA is verantwoordelijk voor het veilig en milieubewust uitvoeren van zijn werk Complexiteit De inhoud van het practicum kan het werk van de TOA complex maken. Er bestaat soms een spanningsveld tussen de wensen van de docent en de mogelijkheid om deze wensen te realiseren. De TOA moet de mogelijkheden, onmogelijkheden en eventuele gevaren helder kunnen communiceren. Betrokkenen Docent, onderwijs ondersteunend personeel en leerlingen. Hulpmiddelen Vakgerelateerde middelen, lokalen, kleding en bril Kwaliteit van proces en resultaat Alle benodigde materialen staan op tijd klaar en zijn klaar voor gebruik. Het practicum sluit aan bij de lesstof of bij een thema. Dilemma’s en keuzes In geval de docent een practicum wil waarvoor de benodigde materialen niet aanwezig zijn, moet de TOA kiezen of hij een beroep gaat doen op de derden of richting docent gaat communiceren dat het practicum niet kan plaatshebben. Wanneer arbotechnische zaken ontbreken moet de TOA samen met de docent beslissen of een practicum wel of niet door kan gaan. De TOA en de docent kiezen tussen het door laten gaan, een alternatief aanbieden of een demo aanbieden.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 21
Hoofdstuk 1 (Vervolg) Uitstroomdifferentiatie
Begeleidt leerlingen tijdens practica en vakoverstijgende werkzaamheden
Kenmerkende werkzaamheden Proces Tijdens practica geeft de TOA instructies en vervolgens gaan de leerlingen aan de slag. De TOA controleert of de proeven volgens voorschriften en veilig worden uitgevoerd. Hij stuurt bij waar nodig. In geval van vakoverstijgende werkzaamheden is er een voorgesprek met leerlingen en docent over de door de leerlingen uit te voeren opdracht. De TOA doet vervolgens een haalbaarheidsonderzoek, waarin hij bepaalt of de proef haalbaar is binnen de organisatie en gezien het beschikbare budget of door gebruik te maken van de derde geldstroom. De TOA voert een gesprek met de docent waarin wordt bepaald of de proef kan doorgaan. Vervolgens voert de TOA een gesprek met de leerling(en). De wensen van de leerling worden in kaart gebracht, de haalbaarheid wordt bepaald en er wordt een vervolgplanning opgesteld. De TOA begeleidt in beperkte mate de leerling bij het uitvoeren van zijn opdracht. De TOA bewaakt de tijd en de manier waarop de leerling de proef uitvoert. Hij stuurt bij waar nodig en geeft eventueel tips. Hij beantwoordt vragen van de leerlingen en geeft waar nodig technische hulp bij de uitvoering van proeven. De TOA koppelt op gezette tijden aan de docent terug hoe de leerling het doet en welke bijsturing de leerling nodig heeft. Als de leerling het werkstuk heeft ingeleverd, voert de docent soms een beoordelingsgesprek over het werkstuk en de daarbij behorende eindpresentatie met de TOA. Tijdens de activiteiten die worden uitgevoerd in het practicumlokaal controleert de TOA of het reglement dat geldt in het practicumlokaal wordt nageleefd. Rol/verantwoordelijkheden De TOA bepaalt samen met de docent of het werkstuk past binnen het doel en of het haalbaar is. Hij bewaakt de werkwijze en de veiligheid tijdens de uitvoering. Hij stuurt bij indien nodig. De TOA draagt bij aan de beoordeling van het werkstuk. De TOA geeft heldere instructies bij de proeven. Hij controleert of de proef veilig en volgens voorschriften wordt uitgevoerd. Hij stuurt bij indien nodig. Als er geen voorschriften zijn, moet de TOA een inschatting maken op basis van zijn kennis en ervaring. . Complexiteit Docent en leerling overtuigen wanneer een werkstuk niet haalbaar is. De TOA moet didactisch correct kunnen handelen in verschillende situaties. Betrokkenen Docent, onderwijs ondersteunend personeel en leerlingen Hulpmiddelen Vakgerelateerde apparatuur, chemicaliën, ICT apparatuur en laboratorium benodigdheden. Kwaliteit van proces en resultaat Practicum dat veilig en volgens voorschriften verloopt. De leerling voert een vakoverstijgend werkstuk uit dat voldoet aan de doelen en veilig wordt uitgevoerd. Dilemma’s en keuzes De TOA moet afbakenen met docent, instructeur en eventueel met schoolleiding waar zijn verantwoordelijkheid ligt en waar die van de docent. De TOA moet samen met de docent bepalen in hoeverre hij ingaat op niveauverschillen. De TOA moet samen met de docent kiezen of ze het practicum door laten gaan als het niet of onvoldoende is voorbereid door de leerlingen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 22
Hoofdstuk 2
Kwalificatiedossier: Competentiematrix
WEB, artikel 7.2.4., lid 2
De minister stelt van elke opleiding het kwalificatiedossier vast. De inhoud van het kwalificatiedossier omvat tevens de inhoud van het examenprogramma. Een kwalificatiedossier kan bestaan uit:
Een kerndeel Uitstroomdifferentiatie(s) Vrije ruimte
Het kwalificatiedossier wordt hierna schematisch uitgewerkt in de zogenaamde competentiematrix. In de competentiematrix zijn ten behoeve van de overzichtelijkheid de competenties opgenomen die bij de kernta(a)k(en) en eventuele uitstroomdifferenties van de opleiding biomedisch analist een rol spelen. Het is een hulpmiddel en brengt in beeld welke competenties nodig zijn bij welke kerntaken en in welke uitstroomdifferentiaties.
Zie volgende pagina’s.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 23
Hoofdstuk 2
2.1. COMPETENTIES
EN PERSOONLIJKE KWALITEITEN VAN DE BIOMEDISCH ANALIST
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 24
1
2 ONTWIKKELING METHODEN ONDERSTEUNEN
Neemt bloed af en neemt patiëntenmateriaal in ontvangst
X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 25 Begeleidt leerlingen tijdens practica en vakoverstijgende werkzaamheden
Faciliteert practica en vakoverstijgende werkzaamheden
Voert specifieke moleculaire, cellulaire, biologische en fermentatietechnieken uit
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
5 Neemt (micro)biologische monsters en bewerkt deze
4
Determineert microorganismen en verricht resistentiebepalingen
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
3
UITSTROOMDIFFERENTIAT
2
Analyseert preparaten
1
UITSTROOMDIFFERENTIAT
5
Verwerkt histologisch en cytologisch materiaal
4
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIAT
3
KERNTAAK
2
KERNTAAK
KERNTAAK
KERNTAAK
KERNTAAK
1
Voert specifieke hematologische, immunologische en chemische analyses uit
WERKPLEK EN APPARATUUR ONDERHOUDEN
KERNCOMPETENTIES FRIESLAND COLLEGE MEETWAARDEN BEOORDELEN EN RAPPORTEREN
Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen BASISANALYSES UITVOEREN
ANALYSES VOORBEREIDEN
Hoofdstuk 2 COMPETENTIES EN PERSOONLIJKE KWALITEITEN BIOMEDISCH ANALIST
6 7 8 9 10
3
4
5
6
Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situati es Resultaat weten te behalen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 26
1
2
3 4 5 6 X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
KERNTAAK
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 27 Begeleidt leerlingen tijdens practica en vakoverstijgende werkzaamheden
Faciliteert practica en vakoverstijgende werkzaamheden
Voert specifieke moleculaire, cellulaire, biologische en fermentatietechnieken uit
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIAT
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
5 Neemt (micro)biologische monsters en bewerkt deze
4
Determineert microorganismen en verricht resistentiebepalingen
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
3
UITSTROOMDIFFERENTIAT
2
Analyseert preparaten
UITSTROOMDIFFERENTIAT
1
Verwerkt histologisch en cytologisch materiaal
UITSTROOMDIFFERENTIAT
5
UITSTROOMDIFFERENTIAT
KERNTAAK
4
Voert specifieke hematologische, immunologische en chemische analyses uit
KERNTAAK
3
WERKPLEK EN APPARATUUR ONDERHOUDEN
X
KERNTAAK
X
2
MEETWAARDEN BEOORDELEN EN RAPPORTEREN
X
KERNTAAK
Neemt bloed af en neemt patiëntenmateriaal in ontvangst
PERSOONLIJKE KWALITEITEN FRIESLAND COLLEGE ONTWIKKELING METHODEN ONDERSTEUNEN
Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid BASISANALYSES UITVOEREN
ANALYSES VOORBEREIDEN
1 6 7 8 9 10
Materiaal in ontvangst te nemen en te registreren Materiaal voor te bewerken De werkomgeving te onderhouden Samen te werken Te communiceren Procesmatig inzicht te ontwikkelen Beroepscompetenti es te ontwikkelen UITSTROOMDIFFERENTIATIE
1 2
x
x x x x x
x x x x x x x x x x
x x x x x
x x x x x
Neemt bloed af en neemt patiëntenmateriaal in ontvangst Voert specifieke hematologische, immunologische en chemische analyses uit
AMBACHTELIJKE COMPETENTIES ONTLEEND AAN HET KWALIFICATIEDOSSIER
x
x
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 28
9 Begeleidt leerlingen tijdens practica en vakoverstijgende werkzaamheden
8
Faciliteert practica en vakoverstijgende werkzaamheden
7
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
6 Voert specifieke moleculaire, cellulaire, biologische en fermentatietechnieken uit
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
5 Neemt (micro)biologische monsters en bewerkt deze
4
Determineert microorganismen en verricht resistentiebepalingen
3
Kweekt en kwantificeert micro-organismen
Analyseert preparaten
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
UITSTROOMDIFFERENTIATIE
5 Verwerkt histologisch en cytologisch materiaal
KERNTAAK
4
ONTWIKKELING METHODEN ONDERSTEUNEN
MEETWAARDEN BEOORDELEN EN
KERNTAAK
BASISANALYSES UITVOEREN
3
WERKPLEK EN APPARATUUR ONDERHOUDEN
KERNTAAK
2
KERNTAAK
KERNTAAK
ANALYSES VOORBEREIDEN
1 10
Basisanalyses uit te voeren Meetwaarden te beoordelen Te rapporteren Werkzaamheden te plannen Ontwikkeling van methoden te ondersteunen De voorraad te beheren Bloed af te nemen en patiëntenmateriaal in ontvangst te nemen
Specifieke hematologische, immunologische en chemische analyses uit te voeren Histologisch materiaal te verwerken Cytologisch materiaal te verwerken Een diagnose stellen Voedingsbodems voor te bereiden Micro-organismen te kweken en te
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x X
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 29
kwalificeren Micro-organismen te determineren Resistentiebepaling en verrichten (Micro)biologische monsters te nemen en te bewerken Specifieke moleculaire, cellulaire en biologische analyses uit te voeren Administratieve werkzaamheden uitvoeren
X X
X
X
x
Wensen van docent in kaart brengen
x
Haalbaarheid practicum bepalen Proeven ontwikkelen
x
x
Bijdragen aan proefontwikkeling Beoordelen of werkstuk voldoet
x x
Instructie geven
x
Adequaat uitvoeren practicum/werkstuk beoordelen Leerlingen beoordelen Overleg voeren
x
x x
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 30
x
Hoofdstuk 3
Examenplan
BIOMEDISCH ANALIST
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Materiaal in ontvangst te nemen en te registreren Materiaal voor te bewerken De werkomgeving te onderhouden Samen te werken Te communiceren Procesmatig inzicht te ontwikkelen Beroepscompetenties te ontwikkelen Basisanalyses uit te voeren Meetwaarden te beoordelen Te rapporteren Werkzaamheden te plannen Ontwikkeling van methoden te ondersteunen De voorraad te beheren
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 31
Hoofdstuk 3
Examenplan
MICROBIOLOGISC ANALIST
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Monsters nemen Monsters controleren Monsters voorbewerken Voedingsbodems bereiden Coördineren monstername en monstervoorbewerking Kweken van micro-organismen Uitvoeren routinematige biochemische analyses Kwantificeren van micro-organismen Determineren van micro-organismen Verrichten van resistentiebepalingen Uitvoeren van R&D werkzaamheden Meetwaarden beoordelen Rapporteren van resultaten Schoonmaken en opruimen werkomgeving
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 32
Hoofdstuk 3
Examenplan
ANALIST KLINISCHE CHEMIE
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Monsters nemen Monsters controleren Monsters voorbewerken Uitvoeren van hematologische, immunologische en chemische analyses Resultaten/ meetwaarden beoordelen Rapporteren Volgens voorschriften werken Plannen werkzaamheden Onderhouden werkplek en apparatuur Storingen oplossen Monsters administreren en registreren Met afwijkingen omgaan Samenwerken Beroepscompetenties ontwikkelen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 33
Hoofdstuk 3
Examenplan
ANALIST PATHOLOGIE
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Plannen werkzaamheden Administreren van materiaal Controleren van materiaal Analyseren onderzoeksvraag Verwerken van histologisch materiaal Verwerken van cytologisch materiaal Stellen van voorlopige diagnose Rapporteren Verwerken spoedaanvragen Schoonmaken en opruimen werkplek Omgaan met besmettingsgevaar Bijhouden vakontwikkelingen Begeleiden nieuwe medewerkers Samenwerken Werken aan kwaliteit Beroepscompetenties ontwikkelen Communiceren tijdens werkzaamheden
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 34
Hoofdstuk 3
Examenplan
TECHNISCH ONDERWIJSASSISTENT
Kerncompetenties Friesland College Met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aanpakken Jezelf steeds beter leren kennen Contact maken en contact onderhouden met mensen Inschatten in welke situatie je bent en je plek vinden Samenwerken in verschillende (beroeps)situaties Resultaat weten te behalen Persoonlijke kwaliteiten Friesland College Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Zelfsturing Moed Improviseren Onafhankelijkheid Ambachtelijke competenties uit het kwalificatiedossier Voorraad beheren Administratieve werkzaamheden uitvoeren Wensen van docent in kaart brengen Plannen werkzaamheden Haalbaarheid practicum bepalen Proeven ontwikkelen Draagt bij aan proefontwikkeling Beoordelen of werkstuk voldoet Instructie geven Adequaat uitvoeren practicum/ werkstuk beoordelen Leerlingen beoordelen Communiceren tijdens werkzaamheden Overleg voeren Samenwerken Ontwikkelingen volgen Beroepscompetenties ontwikkelen Veilig en milieubewust werken Schoonmaken en opruimen werkplek
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 35
BIJLAGE 1
Wet Studiefinanciering en Transparante Onderwijsprogrammering
Wet Studiefinanciering 2000 (WSF) en Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) Studiefinanciering is alléén beroepsopleidende leerweg (BOL).
mogelijk
voor
de
WEB, artikel 7.4.8, lid 1f
Om in de beroepsopleidende leerweg (BOL) in aanmerking te komen voor studiefinanciering is het Friesland College verplicht om minstens 850 klokuren per jaar ‘’onderwijs’’ aan te bieden. Behalve het zogenaamde huiswerk, vallen alle overige onderwijsactiviteiten onder die zogenaamde 850-uren norm.
WSF, artikel 9, lid 1.a, en WTOS, hoofdstuk 3 en 4
Het Friesland College staat er voor garant dat het door jou gekozen leertraject, zoals beschreven in deze OER, tenminste 850 contact(klok)uren omvat. Daarmee is het aangeboden leertraject in overeenstemming met artikel 9, lid 1 a, van de Wet op de Studiefinanciering (WSF) en met de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten.
WEB, artikel 7.2.4, lid 9
Op jaarbasis telt een leertraject een studielast van 1600 klokuren. Daarbij wordt uitgegaan van 40 studieweken per jaar van elk 40 studiebelastingsuren per week, dat is dus: 40 x 40 = 1600 studiebelastingsuren (afgekort: SBU’s) op jaarbasis. Transparante Onderwijsprogrammering Naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet de programmering van het leertraject dat in deze OER wordt beschreven, aan het Convenant inzake onderwijsprogrammering in het middelbaar beroepsonderwijs d.d. 4 / 9 juli 2001 en de brief van het Ministerie OC&W BVE/B/2002/731. Zie voor een uitwerking van de transparante onderwijsprogrammering de volgende pagina.
OPGELET Studiefinanciering is alléén mogelijk voor de beroepsopleidende leerweg (BOL).
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 36
BIJLAGE 1
Wet Studiefinanciering en Transparante OnderwijsProgrammering (vervolg)
Studiejaar
1
2
3
4
20%
20%
20%
20%
50%
50%
50%
50%
10%
10%
10%
10%
20%
20%
20%
20%
1600
1600
1600
1600
Begeleid leren en werken: Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar aan 4 Verdiepingsactiviteiten wordt besteed: Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar aan 5 activiteiten in de praktijk wordt besteed: Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar 6 wordt besteed aan activiteiten buiten de beroepscontext Het percentage studiebelastingsuren dat per studiejaar wordt besteed aan reflecties (individueel of in groepsverband):
Totaal aan transparante onderwijsprogrammering (TOP):
4
Verdiepingsactiviteiten: aangeboden instructies, colleges, workshops, clinics, masterclasses, demonstraties, vaardigheidstrainingen (meestal in een van de gebouwen van het Friesland College) 5 Bedoeld worden: aangeboden activiteiten i.v.m. prestaties of activiteiten in het kader van werken/leren in de praktijk en de beroepspraktijkvorming. Voor de beroepspraktijkvorming geldt: minimaal 20% van het totale aantal SBU’s voor de BOL en minimaal 60% van het totale aantal SBU’s voor de BBL. 6 Afhankelijk van het karakter van deze activiteiten zullen deze activiteiten wisselend plaatsvinden in gebouwen van het Friesland College of ‘’in de buitenwereld’’. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 37
Bijlage 2
BEROEPSPRAKTIJKVORMING
Beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg (BOL) Het Leertraject Praktijkgestuurd Leren dat wordt vormgegeven in de zogenaamde beroepsopleidende leerweg (afgekort: BOL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van ten minste 20% en hoogste 60% van de totale studieduur (bij een leertraject van één jaar: 1600 studiebelastingsuren, daarvan dus een periode van minimaal 320 en maximaal 960 studiebelastingsuren). We noemen deze periode de beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV). Wat je in de BPV precies gaat doen, omschrijf je samen met je coach/begeleider en de praktijkbegeleider in het bedrijf of instelling waar je aan je beroepspraktijkvorming gaat werken en leg je vast in een stagewerkboek. Je doet dat op basis van alle (eerder) opgedane ervaringen en op basis van het kwalificatiedossier (kerntaken en kenmerkende werkzaamheden). Daarbij wordt ook vermeld welk percentage van de totale studieduur de BPV zal omvatten (≥ 20% en ≤ 60%). Samen met je coach kies je een erkend leerbedrijf op basis van wens en beschikbaarheid. Heb je eenmaal een leerbedrijf gekozen, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf of instelling en met degene die je vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider. Het een en ander wordt vastgelegd in een overeenkomt, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en jezelf. Om een diploma te behalen moet de BPV altijd met een voldoende worden afgesloten.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 38
Bijlage 3
Talen in het Friesland College
Talen In het kwalificatiedossier van je opleiding wordt ook over moderne vreemde talenonderwijs gesproken. Bij het Talencentrum van het Friesland College kun je Engels, Duits, Frans en Spaans doen. Voor deze moderne vreemde talen hanteert Friesland College een aantal uitgangspunten. Bij de start van het leertraject talen maak je kennis met de werkwijze van het Talencentrum, laat je zien wat je al kunt in de vreemde taal en bespreek je wat je nog moet doen om de taal goed toe te kunnen passen in de (beroeps)praktijk. Op basis hiervan wordt met jou een traject afgesproken en vastgelegd in het taalportfolio. Zo krijg je bij de start een taalcompetentieprofiel. Dit laat zien op welk niveau je je taal of talen moet beheersen.* De inhoud van je taalcompetentieprofiel komt voort uit de taalcompetentieprofielen van je opleiding aangevuld met je eigen taalvragen. Globaal gaat het om de volgende niveaus:
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie op niveau 1 en 2, waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een taal vereist is, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels of Duits): A2. En bij een ‘talige’ opleiding (lijst aanwezig bij het Talencentrum) e op kwalificatieniveau 2: 2 taal A1
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie niveau op 3 of 4, waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een of meer talen vereist zijn, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels, Duits, Frans, Spaans): B1, e 2 taal A2, e Eventueel. 3 taal A1.
•
Cursisten die willen kwalificeren voor een kwalificatie op niveau 3 of 4 van een talige opleiding (lijst aanwezig bij het Talencentrum), waarvoor op grond van het kwalificatiedossier een of meer talen vereist zijn, sluiten minimaal af op het volgende niveau: e 1 taal (keuze uit Engels, Duits, Frans, Spaans): B2, e 2 taal B1 e Eventueel 3 taal A2
* De niveaus in de taalcompetentieprofielen zijn gekoppeld aan het CEFR (Common European Framework of References for teaching and assessing of modern languages) en zijn gerelateerd aan de taalcompetentieprofielen uit de kwalificatiedossiers van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs (KSB). Voor uitgebreide informatie over de wijze van toetsing en beoordeling wordt verwezen naar ‘Kwaliteitshandboek Waarderen Talencentrum’ (Visie, achtergronden, evidence guides en de procedures rond beoordeling van de talen). Dit handboek kan bij de secretaris van de examencommissie van de betreffende unit worden ingezien.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 39
Bijlage 4
Examenreglement: Onderdeel voor de leertrajecten Praktijkgestuurd Leren
1
Geldigheid
1.1
Dit onderdeel van het examenreglement is van toepassing op alle Leertrajecten Praktijkgestuurd Leren* van de Stichting voor Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, gevestigd te Leeuwarden, die met ingang van het cursusjaar 2006-2007 van start gaan, indien en voor zover daarvan bij bijzondere regeling niet is afgeweken. Dit examenreglement van het Friesland College geldt met ingang van 1 augustus 2006 voor de duur van de Leertrajecten Praktijkgestuurd Leren. Met inachtneming van dit reglement kunnen per leertraject nadere regels worden vastgelegd. Voor de beroepsopleidingen die niet werken met het Onderwijsconcept Praktijkgestuurd Leren* geldt het Examenreglement, onderdeel II.
1.2 1.3
2
Begrippen Zie bijlage.
3
Organisatie van de examens
3.1
Het bevoegd gezag stelt ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens voor elke unit* een examencommissie* in. Het bevoegd gezag kan daarbij samenwerken met andere onderwijsinstellingen. De examencommissie maakt alle gegevens met betrekking tot de planning, organisatie en vorm van de examinering tijdig aan de kandidaten bekend. Onderwijsdeelnemers en examendeelnemers kunnen zich tot veertien dagen voor aanvang van een examen schriftelijk aanmelden bij de examencommissie. Aan de inschrijving als examendeelnemer kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. De examencommissie brengt de kandidaten tijdig op de hoogte van alle voorwaarden om aan de examenvoorzieningen deel te kunnen nemen. De examencommissie benoemt en wijst de examinatoren* c.q. panelleden* aan en informeert de kandidaten hierover tijdig.
3.2 3.3 3.4 3.5
4
Afwijkende examinering
4.1
De doelen, de vorm van examinering en de tijdsduur worden tijdig aan de kandidaten bekend gemaakt. Ten aanzien van specifieke doelgroepen en gehandicapten kan de examencommissie toestaan dat de examinering in afwijkende vorm en/of duur plaatsvindt. Daarvoor is in het Handboek Waarderen* 2006-2007 een procedure opgenomen. De afwijking mag niet ten koste gaan van technische eisen inzake examinering als validiteit en betrouwbaarheid. Het niveau en de doelstelling van de afwijkende examenvorm mogen niet anders zijn dan de doelstelling en het niveau van het oorspronkelijke examen(onderdeel). Een gehandicapte onderwijs- of examendeelnemer kan bij de examencommissie schriftelijk een verzoek indienen tot afwijkende examinering. Bij dit verzoek moet een verklaring worden gevoegd van een arts of een andere deskundige. Uit deze verklaring moet blijken dat de afwijkende examinering geïndiceerd is en waaruit deze dient te bestaan. De deelnemer kan een verzoek indienen bij de examencommissie om onderdelen van het examendossier in het Fries te schrijven. De examencommissie willigt dit verzoek in indien: • een begeleidende docent de Friese taal voldoende beheerst;
4.2
4.3
4.4
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 40
4.5
• het bedrijf voor beroepspraktijkvorming of de externe opdrachtgever hiertegen geen bezwaar heeft; • er een samenvatting in het Nederlands wordt toegevoegd. Deelnemer en panelleden kunnen bij het panelgesprek overeenkomen ieder voor zich of beiden het Fries in plaats van het Nederlands te hanteren.
5
Richtlijnen voor de beoordeling van examens
5.1 5.2
De beoordeling van elke kandidaat gebeurt aan de hand van tevoren vastgestelde criteria. De vastgestelde beoordelingsnormen worden ten opzichte van iedere kandidaat gelijkelijk gehanteerd. Kandidaten weten op grond waarvan zij slagen voor het examen. De beoordeling moet gemotiveerd kunnen worden. De beoordeling moet consistent zijn en in overeenstemming met de beoordelingscriteria. De examencommissie stelt vast of de beroepspraktijkvorming* met gunstig gevolg is gerealiseerd. Het bevoegd gezag heeft in het Handboek Waarderen de verantwoordelijkheden m.b.t. het bewaren van examenproducten en procedures m.b.t. bewaartermijn vastgelegd.
5.3 5.4 5.5 5.6
6 6.1 6.2
6.3 6.4 6.5 6.6
6.7 6.8
7
Bezwaar en beroep Een kandidaat kan tegen maatregelen en beslissingen met betrekking tot het examen schriftelijk bezwaar* aantekenen bij de examencommissie. Het bezwaarschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de maatregel of beslissing waartegen bezwaar wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het bezwaar. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt drie werkdagen nadat de beslissing of maatregel schriftelijk ter kennis gekomen is van de kandidaat. De examencommissie beslist zo mogelijk binnen een termijn van twee weken na indiening van het bezwaar. De commissie kan deze termijn eenmaal verlengen. Een kandidaat kan binnen drie werkdagen na ontvangst van de uitspraak op het bezwaar, beroep* aantekenen bij de ‘Commissie van Beroep voor de Examens’, p/a Postbus 1781, 8901 CB, Leeuwarden. Het beroepsschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het beroep. De kandidaat stuurt het beroepsschrift naar de Commissie van Beroep voor de Examens. De procedure voor beroep is neergelegd in het ‘Reglement Commissie van Beroep voor Examens’. Onregelmatigheden en fraude
7.1 Het bevoegd gezag kan maatregelen treffen tegen kandidaten die ten aanzien van examinering* onregelmatigheden plegen. Voordat de maatregel wordt opgelegd, hoort het bevoegd gezag de kandidaat. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een meerderjarige; de minderjarige kandidaat laat zich vergezellen van een wettelijke vertegenwoordiger. Het is ter beoordeling van de examencommissie om gedragingen, handelingen en dergelijke aan te merken als onregelmatigheid in de zin van dit artikel.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 41
8
Uitslagregels
8.1 De examencommissie stelt de beoordeling van het examendossier en van het panelgesprek vast op basis van adviezen die worden uitgebracht door examinatoren en panelleden. 8.2 De eindwaardering van respectievelijk het examendossier en van het panelgesprek wordt weergegeven in één van de volgende begrippen: voldoende of onvoldoende. De examencommissie maakt de uitslag van het examen binnen redelijke termijn na afsluiting van het leertraject/de opleiding schriftelijk bekend.
9
Slotbepalingen
9.1 Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de examinering en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de examinering noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 42
Bijlage: Begrippenlijst (Examenreglement, Onderdeel I en Onderdeel II) Beroep
Protest tegen een uitspraak van de examencommissie* op een bezwaar
Beroepsopleiding
De in het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo) opgenomen opleiding.
Beroepspraktijkvorming
Onderricht dat plaatsvindt in de praktijk van het beroep (dus in een bedrijf of organisatie, zie WEB, artikel 7.2.8 en 7.4.6.). Onderricht in de praktijk maakt deel uit van elk leertraject.
Beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPV-overeenkomst)
De beroepspraktijkvorming wordt verzorgd op basis van een overeenkomst tussen het Friesland College, de deelnemer en het bedrijf of de organisatie waarbinnen de beroepspraktijkvorming plaatsvindt. Voor de beroepsbegeleidende leerweg tekent ook het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, dat daarmee verklaart dat de praktijkopleidingsplaats een gunstige beoordeling heeft. De overeenkomst regelt de rechten en verplichten van alle partijen. (zie WEB, artikel 7.2.8., lid 2).
Bevoegd Gezag
Het bevoegd gezag is het College van het Bestuur van het Friesland College.
Bezwaar
Een schriftelijk bezwaar van de kandidaat tegen een uitspraak van de examencommissie over de gang van zaken tijdens het examen tegen maatregelen en beslissingen m.b.t. het examen bij de examencommissie.
Certificaat
Een (door overheid en bedrijfsleven) erkend document waarmee is aangetoond en vastgelegd dat een met een deelkwalificatie corresponderend deel van een leertraject met goed gevolg is doorlopen (zie WEB, artikel 7.4.6.).
Commissie van Beroep voor de Een door het bevoegd gezag van het Friesland College ingestelde Commissie van Beroep examens voor de Examens. Beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren kunnen worden onderworpen aan het oordeel van de Commissie van Beroep voor de Examens. Deelkwalificatie
Een combinatie van competenties gebundeld in een of meer onderwijseenheden voor een bepaald leertraject, dat in het licht van verdere studie of uitoefening van het beroep, waarop het leertraject is gericht, een zelfstandige betekenis heeft.
Deelnemer
Een deelnemer is een persoon, die zich met het oog op het gebruik van de onderwijsvoorzieningen laat inschrijven bij het Friesland College (zie WEB, artikel 8.1.1.). In de OER wordt de aanduiding ‘’cursist’’ gebruikt.
Examencommissie
Een door het bevoegd gezag van het Friesland College ingesteld orgaan per unit ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens voor elk van het door de instelling verzorgd leertraject of groep van leertrajecten. De examencommissie kan vrijstelling van het afleggen van een of meer examenonderdelen verlenen. De examencommissie stelt, met inachtneming van de Onderwijs- en Examenregeling (OER), regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van de examenonderdelen. De examencommissie kan (de) taken mandateren, doch blijft verantwoordelijk.
Examendeelnemer
Iemand die deelneemt aan een examen als examendeelnemer, maar die niet als onderwijsdeelnemer is ingeschreven aan het Friesland College. Voor inschrijving als examendeelnemer gelden bepaalde voorwaarden (zie: Handboek Leren en Waarderen).
Examendossier
Het gedeelte van het portfolio* van de deelnemer dat als zodanig (d.i. het examendossier) op basis van instructies wordt samengesteld.
Examenprogramma
Het gedeelte van de Onderwijs- en Examenregeling waarin de programmering van het examen wordt omschreven.
Examenregeling
Dat deel van de Onderwijs- en Examenregeling, dat de inhoud en de inrichting van het examen voor een leertraject beschrijft.
Examenreglement
Dat deel van de Onderwijs- en Examenregeling, dat de randvoorwaarden voor correcte examinering beschrijft.
Examenvoorziening
Het Friesland College kent twee examenvoorzieningen: het examendossier en het panelgesprek.
Examinator
Degenen die door de examencommissie zijn aangewezen om examendossiers te beoordelen en om panelgesprekken te voeren en te beoordelen (zie ook: Panelleden).
Examinering
Het uitoefenen van de bevoegdheid met betrekking tot beslissingen omtrent de inhoud en het niveau van examens van een beroepsopleiding, dan wel van de afzonderlijke leerwegen, in relatie tot de eindtermen, procedures en voorwaarden waaronder examens worden afgenomen, alsmede de bevoegdheid de uitslag van het examen vast te stellen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 43
Gehandicaptenregeling
Regeling die geldt voor deelnemers met zodanige leerproblemen, dat een afwijkende toetsing noodzakelijk is. Deze leerproblemen zijn o.a.: dyslexie, discalculalie, concentratieproblemen (ADHD), faalangst. Onder de regeling vallen ook studenten met een of meer lichamelijke handicaps, die tot functiebeperking(en) leiden en langdurig zieken.
Handboek Waarderen
Het kwaliteitshandboek waarin het Friesland College het examenmanagement (KCE, domein 1) beschrijft en waarin alle aspecten van het examenproces (KCE, domein 3), de examenproducten (KCE, domein 4) en de verantwoording (KCE, domein 5) worden vastgelegd.
Kandidaat
De deelnemer (zoals bedoeld in artikel 8.1.1. van de WE)) of een extraneus, die examendeelnemer is op grond van een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB.
KCE
KwaliteitsCentrum Examinering. Dit is de instelling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de externe borg op de examinering door onderwijsinstellingen in het middelbaar beroepsonderwijs.
Kritische beroepssituatie
Kritische beroepssituaties zijn kernopgaven, keuzes en dilemma’s waar een beroepsbeoefenaar in zijn functioneren mee te maken krijgt en waarbij hij om te handelen keuzes moet maken. Ze worden bij de kerntaken van een leertraject beschreven.
Kwalificatie
Het geheel aan kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen dat voor de uitoefening van een beroep wordt vereist om op een bepaald niveau werkzaam te zijn. Het omvat dus het geheel van eindtermen van een opleiding.
Leertraject (Praktijkgestuurd Leren)
een leertraject is een binnen het onderwijsconcept van Praktijkgestuurd Leren en onder verantwoordelijkheid van de cursist ingericht opleidingstraject dat leidt tot een of meer certificaten en/of een diploma. Een leertraject kent geen vooraf gestructureerde inhoud of vorm.
Onderwijseenheid
Synoniem van module. Kleinste eenheid van samenhangende eindtermen binnen een opleiding, i.c. kerntaak.
Onderwijs- en Examenregeling Een door of namens het bevoegd gezag voor elke door de instelling verzorgde opleiding (KCE) opgestelde regeling, met daarin de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van een opleiding, waaronder de toetsing en examinering. Onderwijsovereenkomst
Een overeenkomst tussen deelnemer en bevoegd gezag, zoals bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB, die ten grondslag ligt aan de inschrijving. De overeenkomst regelt de rechten en plichten tussen instelling en student, zoals inhoud van het onderwijs, examens en studiebegeleiding.
Opleiding
Een samenhangend geheel van in onderwijseenheden gebundelde eindtermen, gericht op het behalen van een diploma of onderdelen van een diploma.
Panelgesprek
Een examenvorm waarbij een panel (een docent, zijnde niet de eigen coach, een vertegenwoordiger uit het beroepenveld en een voorzitter) beoordeelt of de deelnemer in staat is kerncompetenties effectief in kan zetten in kritische beroepssituaties en waarin de deelnemer er blijk van geeft dat hij weet waarom dat effectief is.
Panelleden
De door de examencommissie aangewezen en geschoolde leden (docenten, vertegenwoordigers uit het beroepenveld en voorzitter) om een panelgesprek met een deelnemer te voeren en een (advies)beoordeling daarvan aan de examencommissie uit te brengen. Zie: Examinator.
Portfolio
Het document waarin de deelnemer ‘’bewijzen van bekwaamheid’’ verzamelt.
Unit
Een onderdeel van het Friesland College. Het Friesland College kent de volgende units: MBO Handel, MBO Zakelijke Dienstverlening, MBO Hospitality and Tourism, MBO Verpleging en Verzorging, MBO Welzijn, Cios, Techno Lyceum, ICT Lyceum, MBO Bouw, MBO Vervoer en Logistiek, Educatie.
Vrijstelling
Een bewijs dat de deelnemer voldoet aan de eindtermen van een deelkwalificatie op basis van documentatie of EVC-procedure.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, Specifiek gedeelte, vastgesteld door het College van Bestuur, 1 september 2006, pagina 44