Pourquoi ne demanderait-on pas un certain effort du lecteur? Raymond Queneau
De Ganzen van het Capitool 1e druk, v01.03, september 2011
© Copyright 2011 by L e t t e r L a b Utrecht Netherlands Auteur: Marten Niehof Druk: www.pumbo.nl Omslagontwerp: Katja Noelen Vormgeving binnenwerk: Anita Post Sleutelroman? Rapport? Raamvertelling? Satire? Kritiek? Visioen? Klucht? Whodunit? Commentaar? Pornografie? Beschouwing? Parabel? Soap? Dagdroom? Griezelverhaal? Aanklacht? Betoog? Sitcom? Zedenschets? Noodklok? Sprookje? Nachtmerrie? Profetie? Experiment? Oprisping? Toch altijd een tekst. ISBN 978-90-805387-3-3 NUR 300 www.pumbo.nl/boek/Ganzen
Info: www.letterlab.nl/Ganzen All rights reserved. / Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud 1.
Evert Vreeken .......................................................................................... 7
2.
Sneeuwwitje .......................................................................................... 34
3.
Govert van de Grift ................................................................................ 78
4.
Hoeksteen ............................................................................................ 148
5.
Ik zie, ik zie... ...................................................................................... 216
6.
Dirk Wagenaar ..................................................................................... 275
7.
Kerst .................................................................................................... 330
8.
Samenwerking ..................................................................................... 387
9.
Recht .................................................................................................... 401
10. Paas ...................................................................................................... 457 11. Test ...................................................................................................... 510 12. Nog Rechter ......................................................................................... 561 Bijlagen: Aantekeningen ............................................................................................. 626 Praktijk der instituties .................................................................................. 636 Excerpts From The PU Picayune ................................................................. 637 Nostalgia at the PUb .................................................................................... 642 Christian Perring: recensie van Philip Jenkins’ Beyond Tolerance ............. 645 Sprookjes van het Department of Justice ..................................................... 647 Massachusetts wants to rule the world ......................................................... 649 God’s Own Nation of Hysterics ................................................................... 651 Jos Frenken over parafilie ............................................................................ 653 Dr Van Dantzig over gezin en geestelijke gezondheid ................................ 655
. . . Gij vervloekte spoken, Gij weet toch dat gij niet bestaat. Hendrik de Vries, Capricho’s, ix (1946)
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
1. Evert Vreeken De politie is je beste kameraad
H01-01
Geachte Dames en Heren van de Raad voor de Integriteit, Toen ik in september 2004 in een gecompliceerde situatie terechtkwam, ben ik een logboek gaan bijhouden om mij zo nodig te kunnen verweren. Ik dacht, laat ik mij daarbij tot U wenden, in de hoop dat U eindelijk zult zijn geïnstalleerd tegen de tijd dat ik U nodig heb. Het is weer eens wat anders dan ‘lief dagboek’. Nu, zes jaar later, is de tijd rijp om de oogst van de acht maanden die volgden op orde te brengen, en van commentaar te voorzien, om de Vonken en consorten te weerspreken wanneer zij hun fantasmen en leugens gaan vertellen. De concrete aanleiding tot het maken van dit verslag was een bezoek, enkele maanden geleden, van twee afgezanten van de Satan, zich voordoend als rechercheurs van de Ad-hoc Commissie ter Discrete Ruiming van het Interne Puin. Hun boodschap was uiteraard niet dat ik zelf mijn getuigenissen te boek moest stellen, maar ik nam de moeite door hun vooringenomen en suggestieve vragen heen te kijken, en zag daar een bui hangen van grote proporties. Dus heb ik de heren vriendelijk het bos in gestuurd, zeggende dat ik mijn gegevens had vernietigd, me weinig van de zaak kon herinneren, er nooit meer een seconde aan had gedacht en er geen enkele interesse voor kon opbrengen. Een jokkentje, ik beken het meteen, maar niet afgelegd onder ambtseed of welke andere eed dan ook. Mocht het verbaal van deze satansknechten iets anders beweren, weet dan dat ik heb geweigerd (a) een eed of belofte af te leggen en (b) iets te verklaren of ergens voor te tekenen; en dat is de zuivere waarheid. In het navolgende zult U meer jokkentjes aantreffen, door mij gepleegd in september 2004 en de daarop volgende maanden. Er zat destijds weinig anders op, kan ik U in alle eerlijkheid vertellen. En U hoeft me niet op mijn woord te geloven, want ik kan alles bewijzen. Ik heb namelijk in het geheel niets weggegooid, in tegendeel, ik heb alles bewaard, op een paar versleutelde harde schijven: brieven, rapporten, emails, webpagina’s, foto’s van allerhande taferelen, en vooral geluidsopnamen vele vele, meer dan vijf duizend uur aan mp3’s, en last but not least mijn aantekeningen bij die opnamen, want wie heeft tijd en zin om al die gigabytes af te luisteren op zoek naar de handvol pareltjes waar het om gaat. In de luwte voor de storm die ik voel komen heb ik dus mijn afspraken afgezegd, de schijven opgehaald bij de ene notaris en de envelop met de sleutels bij Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
7
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
de andere, om het materiaal presentabel te maken. Ik besloot mij in dit relaas wederom tot U te richten, niet uit balorigheid, zoals in 2004 in mijn aantekeningen, maar in de hoop dat U werkelijk binnen afzienbare tijd door de Tweede Kamer uit het stof der Handelingen tot leven zult worden gewekt. H01-02
De zaak begon ermee, Geachte Dames en Heren van de Raad, dat ik voorjaar 2003 op non-actief ging omdat mijn superieuren mij beticht hadden van deloyaal gedrag. Ik had bij de hoofdcommissaris van de niet bij name te noemen regio waar ik werkte aan de orde gesteld dat mijn baas, de commissaris, (a) bepaalde zaken niet correct afhandelde, en (b) mij allerlei lelijks had toegevoegd toen ik hem daar op wees. Dezelfde dag nog werd ik naar huis gestuurd. Een paar weken later suggereerde ik in een gesprek met een bemiddelaar dat de hoofdcommissaris zelf wel boter op z’n hoofd zou hebben omdat hij mijn baas in bescherming nam, en toen was helemáál de boot aan. Anderhalf jaar heb ik thuis gezeten. Met behoud van salaris. Voor zover ik kon zien werd geen enkele poging gedaan me te ontslaan. Kon dat te maken hebben met mijn functie als secretaris van de Medezeggenschapscommissie? Het bewees volgens mij eerder dat er nog meer mensen in de organisatie bij de beerput betrokken waren. Ik zag zogezegd de vage contouren van een boterberg. Ze hebben me zwijgplicht opgelegd, ik mag er verder niks over zeggen, en daar houd ik mij aan: ik geloof niet dat ze me hier nu op willen pakken. Maar dit dossier is aan mijn kant overzichtelijk genoeg. Het past in één ordner. Als U eenmaal bent benoemd, en de Wetgever U bevoegdheden geeft met handen en voeten, dan kunt U zelf het ongetwijfeld heel wat dikkere dossier van de organisatie opvragen en dan weet U er meer van dan ik. Ik besloot dat ik studieverlof had, met volkomen vrijheid van onderwerp. Mijn keus viel op informatietechnologie en computerrecherche. Dat leek me een goede investering in mijn verdere loopbaan, hetzij binnen, hetzij buiten de politieorganisatie. Financieel had ik het niet breed. Anderhalf jaar daarvoor was ik gescheiden, ik betaalde alimentatie. Het werd dus zelfstudie met schriftelijke cursussen en veel uitzoekerij op internet. Ik was al handig met computers, en de diploma’s waren er niet minder om. Eind augustus 2004 kwam er weer eens iemand van de dienst poolshoogte nemen, een meneer Gerrese, van personeelszaken regio Utrecht, niet mijn “eigen” regio. Er ging een termijn verstrijken van een of andere procedure, men had mijn salaris teruggevonden op een begroting, mijn bazen hadden promotie gemaakt, ik kon er niet goed uit wijs worden. Concreet vroeg hij of ik een andere functie wil de aanvaarden. Da’s nog ’s wat anders dan een dienstbevel. Ik verklaarde me in principe bereid, mits het een behoorlijke job was, liet de twee diploma’s zien die ik zojuist had behaald, suggereerde een functie in de computerrecherche, en vroeg wat hij in de aanbieding had. Een week later, maandag 6 september 2004, werd ik gebeld voor een gesprek met Gerrese, in bijzijn van officier van justitie Gomez. Deze laatste wilde me toevoegen aan een onderzoeksteam van zijn collega Vonk. Mijn opdracht was mee te draaien als rechercheur, daarbij de teamleden op hun vingers te kijken, en Gomez dagelijks in detail verslag te doen van de gang van zaken, zonder de teamleden hier over in te lichten. Gomez had vroeger zeven jaar als officier gewerkt in een ander arrondisse8
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
ment, daarna vijf jaar een staffunctie bekleed bij de Europese Commissie in Brussel, als adviseur voor justitiële aangelegenheden. Een van de dingen waarin hij zich toen verdiept had, was de methodologie van opsporing en vervolging. Hij had in vakbladen een aantal artikelen gepubliceerd over het toetsen van hypothesen die ten grondslag liggen aan de richting van het strafrechtelijk onderzoek en de inhoud van de tenlastelegging. Twee jaar geleden was hij aangezocht om in het arrondissement Utrecht zijn ideeën om te zetten in beleid. De achtergrond hiervoor was de publieke ophef die was ontstaan over een aantal justitiële dwalingen waardoor onschuldigen tot lange celstraffen waren veroordeeld. Sommige van deze mensen hadden onder de druk van de politieverhoren bekend. Het OM wenste dergelijke incidenten in de toekomst zoveel mogelijk uit te sluiten. Ik dacht over deze schandalen eerder in termen van ‘structurele gebreken’ dan ‘incidenten’, maar het leek me niet de juiste gelegenheid dit naar voren te brengen. ‘Waarom vraagt u mij voor deze klus?’ vroeg ik. ‘Meneer Gerrese heeft het dossier over je aanvaring met je superieuren nauwgezet geanalyseerd, en is tot de conclusie gekomen dat je het gelijk voor honderd procent aan jouw kant hebt. Verder heb je in je hele carrière een onberispelijke staat van dienst. Nadat je was ingezet in een IRT om drugstransporten te volgen die doorgelaten werden, heb je tegenover de rijksrecherche verklaringen afgelegd die geholpen hebben de imagoschade van het korps te beperken. Je hebt je nek uitgestoken in de MC. In de anderhalf jaar van wat ik maar je buitengewoon verlof zal noemen, heb je niet gekletst en niet geklaagd. Je hebt je bekwaamd in een nieuw specialisme, en twee diploma’s behaald. Dit alles heeft gisteren voor PZ van de politieorganisatie en het overleg op het parket een rol gespeeld: we zouden het jammer vinden als je talenten verloren gaan voor de politie, en we denken dat je geschikt bent voor deze opdracht.’ ‘Ik zal nu maar niet gaan rondlopen als een pauw, met zoveel veren in mijn achterwerk,’ zei ik. ‘Maar zeer hartelijk bedankt.’ Ik woog de voors en tegens. Mijn collega’s bespioneren in opdracht van het OM zou me niet populair maken als het ooit bekend werd, en ik verwachtte niet dat zoiets lang voor hen verborgen zou blijven. Maar ik had veel zin om na anderhalf jaar weer in actieve dienst te gaan. Wat had ik eigenlijk te verliezen? Mentaal had ik me al voorbereid op werken in de particuliere sector, dat perspec tief veranderde niet. Ik voelde me vrij. Het intrigeerde me, het leek me een interessant dossier. Ik nam het aanbod aan. Uiteraard kreeg ik weer zwijgplicht opgelegd, en die geldt nog steeds. Daarom, Geachte Dames en Heren van de Raad, is het van belang dat Uw bevoegdheden breed worden uitgemeten, opdat U dit verslag überhaupt mag lezen. Aan het eind van diezelfde dag maakte ik kennis met officier Agnès Vonk, een hoogzwangere kordate vrouw van een jaar of vijfendertig, die de leiding had van het onderzoek. De leider van het rechercheteam, Guus Pek, was een ouwe rot in het vak met wie ik jaren eerder had samengewerkt in een grote drugszaak. Zijn hoofdhaar was grijs geworden. De dikke wenkbrauwen waren nog zwart, zijn snor en sik peper en zout. Hij oogde als immer energiek en vitaal. Ook de rest van het plaatje was ongewijzigd: het slobberige jasje, de gekreukte broek strak Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
9
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
onder de pens, de bordeelsluipers. ‘Long time no see,’ zei ik. ‘Welkom.’ Hij grinnikte. ‘Ze hebben je quarantaine opgeheven. Niet meer besmettelijk?’ Uit zijn mond golfde nog altijd een putlucht, iets wat ik vergeten was maar nu weer nadrukkelijk onder mijn aandacht kwam. ‘Nooit geweest,’ zei ik met een grijns. ‘Er is iemand bevorderd, ik geloof dat dat er mee te maken heeft.’ ‘Of de paniek is inmiddels zo totaal, met de verdwijning van die LNV-ambtenaar afgelopen zaterdag, dat ze in hun wanhoop je verlof hebben ingetrokken.’ Guus stelde me voor aan Bufan Kladrâuček, zijn assistent, een gladgeschoren afgetrainde felle knaap van tegen de dertig met veel geldingsdrang in een kek jasje boven een broek met messcherpe vouw. ‘Welkom,’ zei ook hij. De rest van het team was op stap, mensen interviewen van een onafzienbare lijst van potentiële verdachten. Guus en Bufan hadden de hele dag een verdachte verhoord, voorlopig zonder enig succes. De man heette Vreeken en hij ontkende als een beroeps. H01-03
De dinsdag bracht ik door met lezen van het dossier. Er was op 18 juli rond middernacht in Vleuten brand gesticht in de woning van een ambtenaar van Uwv, 1 de club die bij bedrijven de sociale premies van werknemers int en daarvan de uitkeringen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en dergelijke betaalt. Het slachtoffer was een stafmedewerkster van de juridische afdeling, mr drs R.H.L. Dutterdijk. Zij had direct na het ruiken van de brand op het nippertje het vege lijf gered door van een balkon aan de achterzijde van haar woning te sprin gen. Daarbij had ze wonder boven wonder slechts een enkel verstuikt. De brand was kort na middernacht aangestoken met een eenvoudige maar geraffineerde installatie, bestaande uit onder meer twee limonadeflessen, de ene gevuld met een soort napalm, de andere met samengeperste lucht. Toen het tijdmechaniek afging werd twee liter zeer brandbare vloeistof via de brievengleuf van de voordeur naar binnen gespoten en ontstoken. Er ontstond direct een vuurzuil in het houten trappehuis, waardoor de weg naar beneden was versperd. Het vuur verspreidde zich snel naar de verdieping en de zolder. Toen de brandweer arriveerde sloegen de vlammen al uit de ramen. Als het slachtoffer had geslapen was ze er waarschijnlijk in gebleven. Brandstichting, zoveel was duidelijk. Degelijk voorbereid. Maar van de daders geen spoor. Het motief? Dutterdijk zei geen persoonlijke vijanden te hebben. Geen ruzies, niets. Ook niet op haar werk? Nam ze wel eens beslissingen in het nadeel van de mensen of organisaties die onder de regelgeving vielen? Nee, ze nam nooit beslissingen, ze voerde gewoon de regels uit, en als iemand bezwaar maakte dan procedeerde ze. Het was dan in laatste instantie de rechter die de be slissing nam, dus waarom zou iemand haar daarop aanzien? De brand was gesticht in de nacht van zondag 18 op maandag 19 juli, dat was 1
10
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, ontstaan rond 1 januari 2002 uit een fusie van onder meer het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv) en het Gak (Gemeenschappelijk administratiekantoor van de in 1997 in het Lisv opgenomen Bedrijfsverenigingen). Vreeken kreeg in 1999 en 2000 het Gak op z’n dak. {mn} De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
inmiddels zeven weken geleden. Je kon niet zeggen dat het spoor doodliep, want er was geen spoor. Niemand had iets gezien. De brandbom bestond uit eenvoudige spullen die overal zonder argwaan te wekken gekocht konden worden: petflessen van Coca-Cola, een elektrisch klokje van de Hema, een piëzo-elektrische aansteker voor het fornuis, slangetjes en plastic kraantjes en een elektromotortje uit een technische bouwdoos, een batterij van negen volt, koperen buisjes van de Gamma of de Praxis. Rond de helse machine zelf was ook vuur ontstaan, het plastic was half verbrand, er waren geen vingerafdrukken, niets. Wat er eventueel aan voetsporen, haren en dergelijke kon zijn geweest was door de brandweer vakkundig weggespoten. Iedereen kon het gedaan hebben. Bij gebrek aan beter richtte het onderzoek zich op mogelijke ontevreden klanten van het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen, waar mr drs Dutterdijk haar dagen doorbracht met het niet nemen van beslissingen. Het hele archief werd doorgespit. Aan gegriefde klanten geen gebrek. Massa’s bezwaarmakers die met een standaardbriefje het bos in waren gestuurd. Vasthouders die met of zonder advocaat het standpunt van Uwv hadden aangevochten. Voor het onderzoek werden de dossiers geselecteerd van klagers die in het ongelijk waren gesteld en/of verwensingen of bedreigingen hadden geuit. Dat was een aanzienlijke lijst. Die personen werden bezocht, en zo had men vrijdag 3 september Evert Vreeken gevonden. H01-04
De zaak tegen Vreeken bestond uit de volgende feiten. Hij had geen alibi voor de avond en nacht van 18 juli. De buurvrouw had hem die avond in zijn auto weg zien rijden van zijn vakantiehuisje in Kruishouten, op de Veluwe. Hij was pas laat in de nacht teruggekeerd. Zijn kilometeradministratie bevatte een rit op maandag 19 juli naar een relatie waar hij niet was geweest. Het aantal kilometers van die gefingeerde rit kwam overeen met een retourtje Kruishouten-Vleuten. In het schuurtje bij zijn woning in Utrecht werden stukjes slang van siliconenrubber gevonden die veel leken op wat voor de brandbom was gebruikt. En hij had een jaar eerder, in juli 2003, een boze brief geschreven aan Dutterdijk om haar de mantel uit te vegen. Vreeken was ZZP’er, zelfstandige zonder personeel. Hij deed automatiseringsklussen bij klanten, op contract, met afrekening per factuur. Begin 2000 voerde het Gak2 een looncontrole uit bij een van die klanten, de groothandel ABG te Utrecht, vond Vreekens facturen, stelde vast dat de opdracht nogal lang had ge duurd, en oordeelde dat hij deze klus had gedaan in een zogenoemd fictief dienstverband. Men zag Vreeken dus voor die opdracht als werknemer, en de klant als werkgever, hoewel het contract tussen Vreeken en ABG dienstverlening betrof op factuurbasis. De klant kreeg een naheffing voor sociale premies plus een boete. Vreeken kreeg geen bericht. Het Gak ging er volgens hun eigen logica van uit dat ABG als ‘werkgever’ zijn ‘werknemer’ moest inlichten. Vreeken hoorde pas een half jaar later van een collega, ook een ZZP’er, dat de klant hem zocht, om hem de naheffing van het Gak te laten betalen. Het was inmiddels zomer 2000. Vreeken nam een advocaat in de arm, die een bezwaarschrift indiende. Eind 2000 vond bij het Gak een hoorzitting plaats. Kort daarna kwam een brief van het Gak waarin Vreeken in het ongelijk werd gesteld. 2
Gemeenschappelijk administratiekantoor, zie noot 1. {mn}
Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
11
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
Met die uitspraak is hij naar de rechtbank in Utrecht gestapt. Toen kwam mevrouw mr drs R.H.L. Dutterdijk in beeld, juridisch stafmedewerkster van het Uwv, het nieuwe instituut waarin alle sectorale en functionele organen bezig waren op te gaan die tot dan toe met z’n allen de wettelijke sociale zekerheid van werknemers hadden bestierd. Zij heeft namens Uwv een pleitnota geschreven voor de rechtbank. Daarin stond precies hetzelfde wat het Gak had beweerd. De rechtbank hield zitting in september 2001, ondervroeg Vreeken langdurig en in detail over zijn zaak, en stelde hem per vonnis van december 2001 in het gelijk. Dutterdijk was niet komen opdagen voor de zitting, maar ging in januari 2002 even zo vrolijk namens Uwv in beroep. De zaak kwam in mei 2003 voor de Centrale Raad van Beroep in Utrecht, waar Dutterdijk en Vreeken beiden verschenen, zij met exact hetzelfde relaas als in 2001, Vreeken met zijn zelfde verweer, aangevuld met een getuigeverklaring en enkele concrete bewijzen. Wederom werd hij in het gelijk gesteld. Maar genoegdoening kreeg Vreeken niet. Zijn juridische kosten werden slechts voor een kwart vergoed. Hij was door de acties van Gak en Uwv klanten kwijtgeraakt, een aanzienlijke economische schade die hij niet op Uwv/Gak kon verhalen. En bij zijn volgende klant kon het Uwv weer van voren af aan beginnen. Om zijn frustratie te uiten schreef hij in juli 2003 een lange brief aan Dutterdijk, waarin hij haar op haar nummer zette en beledigde. Hij was zo boos dat hij stopte met zijn onderneming, en van zijn spaarcenten in zijn hutje in het bos ging wonen. Vreeken had dus een dijk van een motief. Zondagnacht was hij van z’n bed gelicht en meteen een paar uur verhoord. Maandag was hij acht uur lang verhoord. Dinsdag opnieuw. Zonder succes. Vreeken had al heel snel nog maar één tekst: ‘Het begint met advo en het eindigt op caat.’ H01-05
Onder dit gesternte, Geachte Dames en Heren van de Raad, begon op woensdag 8 september 2004 om 8 uur des ochtends mijn herintreding in de actieve dienst bij de recherche, niet in mijn eigen district, maar in Utrecht. Ik meldde me bij Guus Pek, de teamleider. ‘Hebben jullie gister nog wat uit hem gekregen?’ Hij schudde het hoofd, en ging me voor naar een kleine observatieruimte naast de verhoorkamer, waar hij me voorstelde aan Irma Asscher, een blondine, dertiger, met een beeldig figuur. Ze droeg een mohair truitje en een strakke spijkerbroek. ‘Marten komt het team versterken,’ zei Guus. ‘Maak jij hem wegwijs met de apparatuur?’ Irma toonde me in de verhoorkamer een moderne videocamera met twee banden. Als die vol waren werd de een verzegeld opgeborgen en de ander gebruikt als werkexemplaar. Daarnaast waren er twee verdekt opgestelde mini-camera’s, die de verdachte respectievelijk de hele verhoorsituatie toonden. Beeld en geluid van de laatste twee werden gereproduceerd op monitoren in de observatieruimte, en daar tevens vastgelegd op een harde schijf. We konden vanuit die ruimte deze twee camera’s ook bedienen: richten, scherp stellen, inzoomen. De grote camera konden we op afstand starten en stoppen. Irma’s taak was de verdachte te observeren tijdens het verhoor, aantekeningen te maken voor het proces-verbaal, en de administratie van de opnamen bij te houden. Voorlopig was het wachten tot er ac12
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-06
tie kwam, iets wat ik bij de recherche wel gewend was. Irma had een mooie, heldere stem. Ze was gescheiden, alweer een aantal jaren. Van een collega. Geen kinderen. Haar meeste dienstjaren had ze doorgebracht in zedenteams, waar haar werk grotendeels had bestaan uit praten en bemiddelen, hulpverleners inschakelen, kinderen opvangen, slachtoffers hun verhaal laten doen. Ze sprak er over met passie, maar in de verleden tijd: de zedenteams waren gereorganiseerd, wat in veel gevallen neerkwam op opheffing. Er was een zedenafdeling opgericht bij het KLPD. In de regionale korpsen werden de specialismen afgebouwd omdat iedereen generalist moest worden, wat later ten dele werd teruggedraaid. Irma moest verplicht verhuizen maar had dan toch langere reistijden. Tenslotte hadden ze haar niet meer nodig voor zedenzaken, daarom zat ze nu hier. Ik vertelde haar beknopt en in discrete termen over mijn moeilijkheden, met inachtneming van mijn zwijgplicht, weet U nog? Quasi-opgewekt besloot ik: ‘Nieuwe ronde, nieuwe kansen.’ ‘Krek zo,’ zei Irma. Ze stak nog net niet haar middelvinger op. In de verhoorkamer ging de deur open. Guus en Bufan kwamen binnen, met een zeer vermoeid ogende vijftiger. Ze pootten hem aan de tafel op de stoel recht tegenover de grote camera. Irma startte de opname. Guus en Bufan gingen aan weerskanten van de tafel schuin tegenover hem zitten. Vreeken deed zijn armen over elkaar en keek strak voor zich uit. Hij had wallen onder zijn ogen. Blijkbaar had hij zich sinds zondag niet mogen of willen scheren. Zijn hemd was gekreukt en vuil. Hij droeg zijn donkerblonde haar kortgeknipt. Zijn ogen waren bruin. Hij knipperde er voortdurend mee, waarschijnlijk geïrriteerd door het felle licht. ‘Ik wil een dokter zien,’ zei hij tegen Guus. ‘Ik heb nu al drie dagen geen medicatie geslikt voor mijn bloeddruk.’ ‘’t Is voor het eerst dat je daar over begint,’ zei Bufan er hard overheen. ‘Denk je dat wij helderziend zijn?’ ‘Dan zat ik hier niet,’ repliceerde Vreeken, met meer energie dan ik hem eerst toedacht. Misschien ging hij zuinig om met wat hij had. ‘Wat slikt u,’ zei Guus. ‘Pillen, van de dokter. Dat bespreek ik wel met hem.’ ‘Of haar,’ zei Bufan koud. ‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’ Vreeken negeerde hem, ging verder tegen Guus: ‘Kunt u uw collega laten ophouden met tutoyeren? Ik ben er niet van gediend.’ ‘Vanmiddag komt de dokter,’ zei Guus. ‘En de advocaat?’ Vreeken hield zijn armen nog steeds over elkaar. ‘Daar beslist de officier over.’ ‘Dat moet ze dan verdomd snel doen, anders heeft ze een klacht aan haar broek. Ze overschrijdt de termijn.’ ‘Helaas,’ zei Guus, ‘daar kan ik niks aan doen. Laten we de feiten nog maar ’s langslopen.’ ‘Forget it,’ zei Vreeken. ‘Dit onderhoud is afgelopen.’ ‘Je zit er glad naast,’ nam Bufan het over. ‘Je hebt ons nog niet verteld waar je was met je auto in de nacht van 18 juli. Je doet er verstandig aan je eigen versie van de toedracht te vertellen, want er is genoeg bewijs voor een veroordeling. Als je blijft zwijgen riskeer je acht jaar. Rechters houden niet van ontkennende verHoofdstuk 1. Evert Vreeken
13
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-07
dachten. Als je vertelt hoe het zit wordt de straf lichter en voor een deel voorwaardelijk.’ Vreeken bleef hem negeren. Ik probeerde vast te stellen of dit Bufan werkelijk irriteerde of dat hij dit voorwendde. ‘Kijk me aan als ik tegen je praat,’ zei Bufan afgemeten. Hij duwde Vreeken tegen de schouder, en herhaalde zijn woorden. Vreeken bleef voor zich uit kijken, zijn ogen ongefocust. Misschien was hij gewend te mediteren, een probate manier om compos mentis te blijven. Bufan duwde weer: ‘Kijk me aan.’ Vreeken reageerde niet. Bufan sprak hem opnieuw aan, met nadere helderziende schilderingen van het Vreeken boven het hoofd hangende vonnis. Dit ging zo een paar maal voort. ‘Let op zijn mond,’ zei ik tegen Irma. ‘En op zijn keel. Hij zit speeksel te ver zamelen.’ Het was nauwelijks waarneembaar, maar ik was er vrij zeker van. Hij had sinds zijn laatste zin niet één keer geslikt, en hield zijn lippen op elkaar. Bufan greep Vreeken bij de boord, ik schoof mijn stoel naar achteren, Bufan trok Vreeken naar zich toe en zei: ‘Kijk-me-aan-als-ik-te-gen-je-praat.’ Vreeken spoog hem recht in zijn gezicht. Bufan sprong op, hief zijn arm, Guus stond ook op, maar kon niet verhinderen dat Bufan Vreeken een oorvijg gaf. Ik trok de deur van de observatieruimte open, sprintte naar de verhoorkamer. Guus had Bufan bij de arm. ‘Neem jij het even over,’ zei Guus, en dirigeerde zijn assistent de gang op. Ik nam plaats op de stoel waar Guus had gezeten. Op Vreekens wang kwam onder de stoppelbaard een rode vlek op. Hij wreef er eenmaal zachtjes over. Rond zijn lippen speelde een flauwe glimlach. Ik stelde me voor: ‘Niehof.’ ‘Vreeken,’ zei hij. ‘Bedankt voor uw interventie.’ ‘De regels gelden voor ons net zo goed als voor u.’ Hij keek even naar de grote camera, waarop het opnamelampje nog brandde. ‘Zat u in een regiekamer te observeren?’ Ik knikte. Frasen als ‘Wij stellen hier de vragen’ hadden geen zin. ‘Mijn advocaat zal een kopie van alle banden vragen, en een klacht indienen tegen uw collega.’ ‘Wie is uw advocaat?’ ‘Geen idee. Ik vraag al sinds zondagavond om een advocaat, maar uw collega’s lijken oostindisch doof.’ ‘Volgens de regels zou er uiterlijk vandaag een moeten komen.’ Guus kwam terug, met een collega in uniform die Vreeken terugbracht naar de cel. Ik vroeg Guus wanneer de advocaat kwam. ‘Eind van de ochtend,’ zei hij, ‘Mr Zwart. Was gister plotseling verhinderd. Niet onze fout. En we zitten nog binnen de termijn.’ Guus vroeg me een kijkje te nemen in Vreekens huis. Ik had het rapport van de huiszoeking gelezen, dat was nogal summier en ze hadden het erg snel gedaan. Wat me met name interesseerde waren twee kamers die recent door tieners waren 14
De Ganzen van het Capitool