Diabetes Mellitus
Dit boekje is eigendom van: Naam:
……………………………………………………………………………
Adres:
……………………………………………………………………………
Postcode:
……………………………………………………………………………
Woonplaats:
……………………………………………………………………………
Telefoonnummer:
……………………………………………………………………
2
Inhoudsopgave Aandachtspuntenlijst Extra informatie Tot slot Belangrijke informatie Diëtetiek Podotherapeut Wat is diabetes mellitus? De voeding De cellen Diabetes mellitus Diabetes mellitus type 1 Diabetes mellitus type 2 Behandeling van diabetes mellitus Behandeling met tabletten SU Derivaten Metformine Thiazolidinedionen Wanneer innemen Behandeling met één keer per dag insuline Middellangwerkend/langwerkend insuline Behandeling met twee keer per dag insuline Behandeling met vier keer per dag insuline Snelwerkend insulines Hoeveel insuline spuiten Waar insuline spuiten Wanneer insuline spuiten Zelfcontrole: bloedglucosemetingen Hoe en waarom meten Controle van de bloedglucosemeter Waardoor kan een hypoglykemie ontstaan? Symptomen van een hypoglykemie Nachtelijke hypo Wat te doen bij een hypoglykemie? Tips bij een hypoglykemie Pseudo-hypoglykemie Glucagon Waardoor kan een hyperglykemie ontstaan? Symptomen van een hyperglykemie Wat te doen bij een hyperglykemie?
5 5 6 6 6 7 7 7 8 8 9 9 9 10 10 10 10 10 11 11 11 12 12 12 13 13 13 14 14 14 14 15 15 15 16 16 16 17 17 3
Tips bij een hyperglykemie Hoe zou u een hyperglykemie kunnen voorkomen? Controles Driemaandelijkse controle Wat kunt u verwachten van de driemaandelijkse controle? Wat kunt u verwachten van de jaarcontrole? HbA1c Hba1c waarde Gevolgen van diabetes mellitus: complicaties Diabetes mellitus en hoge bloeddruk Wat is hoge bloeddruk? Wat zijn de klachten? Kan het kwaad? Adviezen Medicijnen Diabetes mellitus en een te hoog cholesterolgehalte Wat zijn de klachten? Kan het kwaad? Hoe wordt uw cholesterol gemeten? Totaal cholesterol HDL-cholesterol LDL-cholesterol Adviezen Medicijnen Voetverzorging Podotherapeut Leefstijl Medische gegevens DiaCard SOS Talisman Extra informatie / Brochures Thuiszorg Groningen Diabetesvereniging Nederland Diabeteshulpmiddelen Aandachtspuntenlijst U leert of krijgt instructie over
17 18 18 19 19 19 20 20 21 21 21 22 22 22 22 23 23 23 23 23 23 23 24 24 24 25 25 26 27 27 28 28 28 29 30 31
Bijlage 1: Slaaprustig-regel Bijlage 2: Bijspuit-regel, de 2-4-6 regel Bijlage 3: Aantekeningen
32 33 34
4
Inleiding U heeft van uw internist gehoord dat u diabetes mellitus type 2 heeft en welke consequenties dat voor u heeft. De komende tijd krijgt u hierover van uw internist en van de diabetesverpleegkundige veel informatie. Het is niet eenvoudig om al deze informatie in één keer te onthouden. Dit informatieboekje is bedoeld als ondersteuning. Het bevat informatie over diabetes mellitus type 2 en alles wat daarbij komt kijken. Het boekje is uw persoonlijk eigendom. Om ervoor te zorgen dat u zo veel mogelijk profijt heeft van dit boekje is het belangrijk dat u het bij uw bezoek aan het st. Lucas ziekenhuis meeneemt. Het kan dan worden aangevuld met de informatie die u op dat moment krijgt. Zo krijgt u een informatieboekje dat zoveel mogelijk is afgestemd op uw persoonlijke situatie. Aandachtspuntenlijst Om u voor te bereiden op gesprekken met verschillende zorgverleners zit achterin dit boekje een lijst met aandachtspunten. Dit is een overzicht van de onderwerpen die tijdens de diverse gesprekken aan de orde kunnen komen. Na afloop van de gesprekken kunt u de aandachtspuntenlijst gebruiken om na te gaan welke informatie u heeft gekregen, welke informatie u nog mist en welke informatie u niet goed heeft begrepen. Er is ook ruimte voor uw eigen aantekeningen (in bijlage 3) Wij raden u aan om iemand te vragen bij u te blijven tijdens de verschillende gesprekken onder het motto: ‘Twee horen nu eenmaal meer dan één’. Extra informatie In dit boekje vindt u informatie over diabetes mellitus en de behandeling in het de Ommelander Ziekenhuis Groep gericht op uw situatie. Er is meer uitgebreide informatie over diabetes mellitus, de behandeling, bestaande organisaties en andere specifieke onderwerpen. Wilt u ergens meer over weten, vraagt u dit gerust aan de diabetesverpleegkundige. Zij informeert u hier graag over. Achterin dit boekje onder het hoofdstuk ‘Extra informatie’ vindt u adressen van betrokken patiëntenorganisaties.
5
Tot slot Het kan zijn dat er, van de in dit boekje beschreven gang van zaken, wordt afgeweken. Uw arts/diabetesverpleegkundige zal uw persoonlijke situatie met u bespreken. Als er iets niet duidelijk is, vraagt u dan vooral om opheldering aan de betreffende zorgverlener. Ook wanneer er zaken gebeuren die niet voldoen aan uw verwachtingen en die naar uw idee anders of beter kunnen, meldt u dit dan aan ons. Uw suggesties en opmerkingen bieden ons de mogelijkheid om de zorg nog beter af te stemmen op de wensen en behoeften van onze patiënten. Daar waarin het boekje ‘hij’ staat, kan ook ‘zij’ worden gelezen en omgekeerd. Belangrijke informatie In de Ommelander Ziekenhuis Groep, locatie Lucas zijn verschillende zorgverleners betrokken bij de zorg voor mensen met diabetes mellitus. Het behandelend team bestaat uit internisten en diabetesverpleegkundigen. Afspraken kunnen worden gemaakt bij de centrale balie aan de Ommelanden 5, telefoonnummer 0597 - 459 200 (tijdens kantooruren). Er is een telefonisch spreekuur van maandag t/m donderdag van 08.30 tot 09.30 uur, nummer 0597 - 459 266. Voor afspraken en wijzigen van afspraken kunt u bellen naar nummer: 0597 - 459 200. Contact via e-mail:
[email protected]. Op indicatie kunnen andere hulpverleners ingezet worden, o.a.: Diëtetiek De diëtist van Thuiszorg Groningen kan worden ingeschakeld om een voedingsadvies samen met u te bespreken. Hiervoor kunt u een afspraak maken bij Thuiszorg Groningen, telefoonnummer 0900 - 8615.
6
Podotherapeut Is op donderdag aanwezig in de Ommelander Ziekenhuis Groep, locatie Lucas. Verwijzing kunt u via de internist, diabetesverpleegkundige of huisarts krijgen. Hiervoor kunt u een afspraak maken, telefoonnummer 0597 - 459 378 (alleen op de donderdag) Afhankelijk van uw ziektekostenverzekering en aanvullende polissen kunt u een deel van de kosten vergoed krijgen. U kunt hiervoor uw polissen nakijken of uw ziektekostenverzekering bellen. Wat is diabetes mellitus? Diabetes mellitus is een stofwisselingsziekte waarbij de hoeveelheid suiker (glucose) in het bloed te hoog is. Daarom spreekt men ook wel over suikerziekte. Eerst wordt in het kort verteld hoe glucose bij mensen zonder diabetes mellitus in het lichaam wordt verwerkt. Daarna wordt uitgelegd waarom bij mensen met diabetes mellitus veel glucose in het bloed kan ontstaan. De voeding Onze dagelijkse voeding bestaat uit drie hoofdbestanddelen, te weten koolhydraten, eiwitten en vetten. Deze bestandsdelen leveren alle drie energie, maar de koolhydraten zijn onze belangrijkste energieleveranciers. Koolhydraten zijn echter te groot om te worden opgenomen in het bloed. Daarom worden koolhydraten in het maagdarmkanaal kleiner gemaakt. Een heel klein stukje koolhydraat heet glucose en glucose kan wel goed worden opgenomen in het bloed. Het bloed vervoert de glucose naar alle cellen van het lichaam. De cellen gebruiken glucose als brandstof. Die brandstof geeft energie om te leven, te bewegen, te groeien, te denken. De hoeveelheid glucose in het bloed wordt de bloedglucosespiegel of bloedsuikerspiegel genoemd. Koolhydraten komen veel voor in onze voeding en zijn eigenlijk een verzamelnaam voor suikers en zetmeel. Koolhydraten zitten dus in alle producten die suikers bevatten (melksuikers in 7
melkproducten, vruchtensuikers in fruit en fruitsappen, gewoon suiker in snoep, koek en drankjes) en alle producten die zetmeel bevatten (brood, aardappels, rijst, deegwaren zoals macaroni en spaghetti). De cellen De cellen krijgen door het bloed glucose aangeboden. De glucose kan echter niet zomaar in de cellen worden opgenomen. In alle cellen zitten zogenaamd een deurtje. Deze deurtjes moeten eerst ‘open’ om glucose te kunnen opnemen. De sleutel om deze deurtjes te openen is het hormoon insuline. Insuline wordt gemaakt door de alvleesklier en naar behoefte afgegeven aan het bloed. Als de insulinesleutel de ‘celdeur’ heeft geopend, kan de glucose naar binnen. De glucose wordt daar onmiddellijk omgezet in energie of wordt opgeslagen als energievoorraad. De cellen hebben altijd energie nodig. Als we een tijdje niet gegeten hebben, beginnen cellen energie te gebruiken uit de energievoorraad. Als iemand koolhydraten heeft gegeten, gaat zijn bloedglucosespiegel omhoog. De alvleesklier reageert hierop door meer insuline te maken en af te geven. De insuline zorgt ervoor dat de glucose in de cellen wordt opgenomen. Hierdoor daalt de hoeveelheid bloedglucose weer en de alvleesklier vermindert de insulineproductie. De insulineproductie is dus na elke maaltijd het grootst en daalt vervolgens weer. De bloedglucose stijgt ook elke keer na de maaltijd en daalt onder invloed van de insuline. Hierdoor kan de bloedglucosespiegel schommelen tussen de ‘normale grenzen’: niet te hoog, maar ook niet te laag, namelijk tussen de 4 en 8 mmol/liter (mmol/liter is een aanduiding van de hoeveelheid glucose in het bloed). Bij mensen met diabetes mellitus is dit systeem gestoord. Doordat er te weinig insuline is, blijven de celdeuren gesloten en blijft het glucose achter in de bloedbaan. Het bloedglucosegehalte zal hierdoor stijgen. Diabetes mellitus Er zijn twee typen diabetes mellitus: type 1 en type 2. Zo’n 90% van de mensen met diabetes heeft type 2 diabetes en maar 10% heeft type 1 diabetes. De laatste jaren zijn er steeds 8
meer mensen met type 2 diabetes bijgekomen. Een aantal oorzaken zijn het toenemend overgewicht bij de bevolking en ongezonde eetgewoontes. Diabetes mellitus type 1 Bij dit type maakt de alvleesklier helemaal geen insuline meer aan. Dit komt door een auto-immuunaandoening waardoor de cellen die insuline maken in de alvleesklier kapot zijn gegaan door een ontstekingsreactie. Type 1 komt op alle leeftijden voor, maar ontstaat meestal op jongere leeftijd. Mensen met type 1 diabetes kunnen alleen behandeld worden met insuline en niet met tabletten. Diabetes mellitus type 2 Dit type diabetes heeft verschillende oorzaken. Zo kan de alvleesklier te weinig insuline aanmaken of de alvleesklier kan nog voldoende insuline aanmaken maar de cellen in het lichaam zijn minder gevoelig voor insuline (dit noemen we insulineresistentie). In beide gevallen komt er te weinig glucose in de cellen en blijft er dus te veel glucose in het bloed. Type 2 diabetes komt voor op alle leeftijden, maar met name bij ouderen en/of bij mensen met overgewicht. Sommige mensen kunnen met een dieet behandeld worden, anderen met tabletten en sommige patiënten moeten ook insuline gebruiken. Behandeling van diabetes mellitus Bij diabetes mellitus is de bloedglucose te hoog. Daarom streeft men bij de behandeling naar een normale bloedglucose. Dit vermindert de kans op klachten en complicaties. Samen met een normale bloedglucose kunnen gezonde voeding, een normaal lichaamsgewicht, regelmatige lichaamsbeweging, een normale bloeddruk, een normale hoeveelheid cholesterol in het bloed en niet roken de kans op klachten en complicaties verminderen. Soms zijn bovenstaande maatregelen al voldoende om de bloedglucose te verlagen. Als de bloedglucose echter toch te hoog blijft, krijgt u medicijnen om de bloedglucose te verlagen. Behandeling met tabletten Als blijkt dat met een dieet alléén uw bloedglucosewaarden niet voldoende verlaagd zijn, krijgt u tabletten voorgeschreven. 9
Deze tabletten bevatten geen insuline, maar verlagen de bloedglucose wel. Er zijn vier groepen medicijnen die alle een verschillende werking hebben. In eerste instantie wordt u behandeld met één soort tablet. Als dit niet voldoende is, krijgt u twee soorten tabletten. Zijn de bloedglucosewaarden met twee soorten tabletten nog niet voldoende gedaald, dan is meestal behandeling met insuline nodig. Welke tabletten heeft u (in te vullen door arts of diabetesverpleegkundige)
O
SU Derivaten Naam: Tolbutamide, Gliclazide, Glibenclamide, Glimiperide Zorgt ervoor dat uw alvleesklier meer insuline gaat aanmaken.
O
Metformine Zorgt ervoor dat uw lever minder glucose maakt en dat uw lichaam de insuline beter gebruikt. Uw lichaam wordt gevoeliger voor insuline.
O
Thiazolidinedionen Naam: Avandia, Actos Zorgt ervoor dat uw lichaam de insuline beter gebruikt. U lichaam wordt gevoeliger voor insuline. Wanneer innemen Neem uw tabletten in op de tijden die op het etiket van het doosje staan. • Bij tabletten die 3 keer per dag moeten worden ingenomen, kunt u dit het beste doen bij de drie hoofdmaaltijden. • Bij tabletten die 2 keer per dag moeten worden ingenomen, kunt u dit het beste doen bij het ontbijt en bij het avondeten.
10
• Bij tabletten die 1 keer per dag moeten worden ingenomen, doet u dit op het tijdstip dat de arts of diabetes-verpleegkundige heeft voorgeschreven. U moet de tabletten iedere dag innemen, tenzij uw arts anders heeft voorgeschreven. Als de tabletten op zijn, kunt u bij uw huisarts een herhaalrecept krijgen. Behandeling met één keer per dag insuline Als u één keer per dag insuline spuit, gebruikt u daarnaast ook tabletten die het bloedglucosegehalte verlagen. Insuline heeft dus een ondersteunende functie. Wanneer u deze insuline moet spuiten, hangt af van de keuze van uw arts of diabetesverpleegkundige. De meeste mensen spuiten de insuline vóór het slapen of na de avondmaaltijd. Het soort insuline dat gebruikt wordt bij deze behandeling, is óf een middellang werkend insuline óf een lang werkend insuline. Middellangwerkend/langwerkend insuline Naam: Lantus of Levemir Nadat de insuline is ingespoten, ontstaat er vrij snel daarna een stabiele insulinespiegel. De insuline blijft 18 tot 22 uur in het bloed. Behandeling met twee keer per dag insuline Als u twee keer per dag insuline spuit, dan kan het zijn dat u daarnaast ook tabletten gebruikt die het bloedglucosegehalte verlagen. Maar het kan ook zijn dat u alleen insuline spuit. Wanneer u deze insuline moet spuiten, hangt af van de keuze van uw arts of diabetesverpleegkundige. De meeste mensen spuiten de insuline vóór het ontbijt en voor het avondeten. Het soort insuline dat gebruikt wordt bij deze behandeling, is een mix-insuline. Dit betekent dat er twee soorten insuline in één mix gegeven worden: een kort werkend insuline en een middel/langwerkend insuline. Mixinsulines Mixtard 30, Novomix 30, HumalogMix 25 Nadat de insuline is ingespoten, duurt het ongeveer 1 uur voordat het snel werkend deel een maximale spiegel in het 11
bloed bereikt. Daarom moet deze insuline direct vóór het eten worden ingespoten. Het middellang werkend deel van de insuline blijft daarna 16 tot 20 uur in het bloed werkzaam Behandeling met vier keer per dag insuline Als u vier keer per dag insuline spuit, dan kan het zijn dat u daarnaast ook tabletten gebruikt die het bloedglucosegehalte verlagen. Maar het kan ook zijn dat u alleen insuline spuit. Wanneer u deze insuline moet spuiten, hangt af van de keuze van uw arts of diabetesverpleegkundige. De meeste mensen spuiten de insuline vóór de maaltijden en voor het slapen. Bij viermaal daags insuline spuiten wordt gebruik gemaakt van twee soorten insuline: een snel werkend insuline voor de maaltijden en een middellang/langwerkend insuline voor de nacht, of na de avondmaaltijd. Snelwerkend insulines Actrapid, NovoRapid, Apidra, Humalog, Nadat de snel werkende insuline is ingespoten, duurt het 1 uur voordat het een maximale spiegel in het bloed bereikt heeft. Daarom moet de snel werkende insuline direct vóór het eten worden ingespoten Middel/langwerkende insulines NPH, Insulatard, Levemir, Lantus: Deze insuline werken gemiddeld tussen de 16-24 uur. Afhankelijk van welke insuline u spuit. Hoeveel insuline spuiten Iedereen die begint met een insulinebehandeling, wordt in eerste instantie met een lage dosis insuline behandeld. Het is niet mogelijk om op voorhand te bepalen hoeveel insuline iemand nodig heeft. Op basis van de bloedglucoses kan uw arts of diabetesverpleegkundige bepalen hoeveel insuline u nodig heeft. Dit wordt langzaam opgebouwd, net zolang tot uw bloedglucoses voldoende gedaald zijn. De dosering van insuline wordt niet zoals bij tabletten aangegeven in milligrammen, maar in eenheden. Hier gebruikt men de letter ‘E’ voor. Deze eenheden zijn in de hele wereld gelijk. 12
Waar insuline spuiten De arts of diabetesverpleegkundige bepaalt in overleg met u de injectieplaats en naaldlengte. Wanneer insuline spuiten De arts of diabetesverpleegkundige bepaalt in overleg met u het tijdstip waarop u insuline moet spuiten. Zelfcontrole: bloedglucosemetingen Bij het gebruik van insuline (maar soms ook alleen bij het gebruik van tabletten) is het van belang dat u geregeld uw bloedglucosegehalte (de hoogte van het suikergehalte in uw bloed) bepaalt. Dit gebeurt met behulp van bloed uit de vingertop, speciale teststrookjes en een bloedglucosemeter. Op de Diabetespoli leert u hoe u zo’n bloedglucosemeting nauwkeurig kunt uitvoeren. Meestal wordt u gevraagd om op bepaalde dagen 4 keer per dag uw bloedglucosegehalte te meten. Anders gezegd: een 4-puntsdagcurve te maken. Soms wordt u gevraagd om nog meer metingen per dag te doen, bijvoorbeeld voor een 7-puntsdagcurve. Een dagcurve houdt meestal in het meten van het bloedglucosegehalte op vaste momenten: 4-puntscurve ‘s morgens nuchter (N.) voor het middageten (V.L. of V.M) voor het avondeten (V.A.) voor het slapen gaan (V.S.) 7-puntscurve ‘s morgens nuchter (N.) na het ontbijt (N.O.) voor het middageten (V.M.) na het middageten (N.M.) voor het avondeten (V.A.) na het avondeten (N.A.) voor het slapen (V.S.) De gemeten bloedglucosewaarden noteert u in uw diabetesdagboekje dat u van de arts of diabetes-verpleegkundige hebt gekregen. 13
Hoe en waarom meten Hoe u een bloedglucosemeting kunt verrichten en waarom het meten van bloedglucosewaarden belangrijk is, staat goed uitgelegd in een brochure van de Diabetesvereniging Nederland DVN, getiteld ‘Zelfcontrole’. Controle van de bloedglucosemeter Om er zeker van te zijn dat uw bloedglucosemeter de juiste uitslag geeft, is het van belang uw meter eenmaal per jaar te laten controleren, dit kan vaak bij de apotheek maar ook bij de diabetesverpleegkundige. U moet dan uw bloedglucosemeter en teststrips meenemen. Te lage bloedglucosewaarde (hypoglykemie) Bij een hypoglykemie (vaak afgekort tot hypo) is het bloedglucosegehalte in het bloed te laag, namelijk minder dan 4 mmol/I. Waardoor kan een hypoglykemie ontstaan? Een hypoglykemie wordt veroorzaakt als er minder glucose aanwezig is in het bloed ten opzichte van de hoeveelheid insuline. Er moet namelijk altijd een bepaalde hoeveelheid glucose in het bloed aanwezig zijn om het lichaam goed te laten functioneren. Als de hoeveelheid te laag wordt, dan voelt u zich niet lekker worden. De oorzaken voor het ontstaan van een hypoglykemie zijn: • te veel insuline, of • niet genoeg of te laat eten, of tussendoortje vergeten, of • ineens meer lichaamsbeweging, of • onjuist gebruik van alcohol (altijd iets bij eten), of • te veel bloedglucose-verlagende tabletten. Symptomen van een hypoglykemie De verschijnselen van een hypoglykemie kunnen van persoon tot persoon verschillen. Ook hoeven de verschijnselen voor een persoon niet altijd dezelfde te zijn. Een te lage bloedglucose geeft verschijnselen zoals: honger, beven, zweten, bleekheid, moeite met concentreren, duizeligheid, hartkloppingen, wazig zien, soms hoofdpijn, 14
trillende handen, -voeten, -lippen of -tong. Het kan zijn dat de mensen in uw omgeving dit eerder opmerken dan uzelf. Bij niet op tijd behandelen van een hypoglykemie krijgen de hersenen onvoldoende glucose en kan uiteindelijk bewusteloosheid optreden. Let op! Dit kan gevaarlijk zijn voor uzelf en anderen, bijvoorbeeld in het zwembad of in het verkeer. Nachtelijke hypo Ook ’s nachts kan er bij een lage bloedglucosegehalte een hypo optreden. Dit geeft vaak de volgende verschijnselen: nachtmerries, transpireren, nat beddengoed, hoofdpijn bij het opstaan, ‘s ochtends nuchter een verhoogde of nog te lage bloedglucosegehalte. Zie ook de Slaaprustig-regel in de bijlagen. Wat te doen bij een hypoglykemie? Bij een laag bloedglucosegehalte (onder de 4 mmol/l) moet u dit verhogen door suiker of druivensuiker te gebruiken. Druivensuiker wordt het snelst opgenomen in het bloed. Druivensuiker kunt u in alle supermarkten kopen. Als u geen druivensuiker bij de hand heeft, dan kunt u ook gewone suikerklontjes nemen. Druivensuiker = dextro energie ® Tips bij een hypoglykemie Bepaal indien mogelijk altijd eerst het bloedglucosegehalte: Onder de 4 mmol/l: Neem eerst 4 tot 5 druivensuikers , of 20 ml. onverdunde limonadesiroop (ranja). Als de verschijnselen van de hypoglykemie aanhouden, moet u na 15 tot 20 minuten de bloedglucose controleren. Nogmaals onder de 4 mmol/l herhaal bovenstaande dan nogmaals. Bij bewustzijnsverlies moet men u nooit te drinken geven. U kunt zich dan verslikken met alle gevolgen van dien.
15
Bij problemen in het weekend ’s avonds en/of ’s nachts kunt u de dienstdoende huisarts, huisartsenpost of 112 bellen. Zowel bij nachtelijke hypoglykemieën als bij regelmatige hypoglykemieën overdag is het raadzaam de diabetesverpleegkundige op het telefonisch spreekuur te bellen voor overleg. Pseudo-hypoglykemie Gevoelens van een hypoglykemie hoeven niet altijd een echte hypoglykemie te zijn. Mensen die langere tijd een hoog bloedglucosegehalte hebben gehad, kunnen verschijnselen van een hypoglykemie hebben zonder dat de bloedglucose onder de 4 mmol/l zit. Dit noemen we een pseudo-hypoglykemie. Bij gevoelens van een hypoglykemie moet daarom altijd de bloedglucose gemeten worden. Als er geen sprake is van een hypoglykemie (dus als het bloedglucosegehalte boven de 4 mmol/l is), dan is het verstandig om GEEN glucose of koolhydraten te nemen aangezien daarmee het bloedglucosegehalte weer gaat stijgen. Glucagon Er bestaat een stof die het bloedglucosegehalte tijdelijk verhoogt (glucagon). Deze stof kan ingespoten worden bij ernstige hypoglykemieën (bij bewustzijnsverlies). Vraag aan uw arts of het in uw belang is om glucagon bij u te dragen of om glucagon thuis te hebben. Zonodig geeft de diabetesverpleegkundige u en een familielid instructies wanneer en hoe glucagon toegediend moet worden. N.B. Glucagon is beperkt houdbaar. Een te hoge waarde (hyperglykemie) Hyperglykemie betekent dat het bloedglucosegehalte te hoog is, in het algemeen langdurig boven de 10 mmol/l. In de praktijk spreken we van een ‘hyper’. Waardoor kan een hyperglykemie ontstaan? In het algemeen ontstaat een hyperglykemie als er meer glucose in het bloed zit in vergelijking met de hoeveelheid insuline. 16
Dit kan veroorzaakt worden door: • meer of anders eten dan gewoonlijk (meer koolhydraten); • minder beweging dan gebruikelijk; • ziekte, vooral bij koorts; • gewichtstoename; • stress, spanningen; • hormonale invloeden, bijvoorbeeld menstruatie; • bloedglucose-verlagende tabletten vergeten in te nemen; • te weinig insuline gespoten; • verkeerde insuline-injectietechniek toegepast; • verharding van de spuitplaatsen, waardoor de insuline niet goed werkt; • bepaalde medicijnen zoals prednison. Symptomen van een hyperglykemie De meest opvallende verschijnselen van een hyperglykemie zijn: • moeheid; • slaperigheid; • veel plassen; • dorst hebben en dus veel drinken; • droge tong. Wat te doen bij een hyperglykemie? Bij een bloedglucose tussen de 10 en 20 mmol/l hoeft u zich niet direct zorgen te maken. Als u een verklaring heeft voor de hyperglykemie (bijvoorbeeld te veel koolhydraten gegeten of stress), dan hoeft u verder geen actie te ondernemen. Heeft u geen verklaring, wacht dan af en meet 2 uur later nog een keer het bloedglucosegehalte. Blijft de waarde te hoog, prik dan de volgende dag een 4- of een 7-puntscurve. Is de bloedglucose dan nog te hoog, neemt u dan contact op met uw diabetesverpleegkundige op het telefonisch spreekuur. Tips bij een hyperglykemie Bij een hyperglykemie verliest uw lichaam meer vocht dan normaal. Hoe hoger het bloedglucosegehalte, hoe meer u moet drinken. Drink koolhydraatvrije dranken, zoals water, thee, koffie.
17
Een enkele hoge bloedglucose kan soms optreden. U hoeft dan niets te doen behalve extra drinken en uw bloedglucose vaker meten. Neem bij waarden boven de 20 mmol/l contact op met uw (huis)arts, internist of diabetesverpleegkundige. Blijft het bloedglucose boven de 10 mmol/l, dan kan het zijn dat uw behandeling moet worden aangepast. Dit hoeft niet altijd acuut te gebeuren, maar u moet wel contact opnemen met uw (huis)arts, internist of diabetesverpleegkundige (bijvoorbeeld op het telefonisch spreekuur). Koorts verhoogt uw bloedglucose. Probeer kleine beetjes te blijven drinken. Sommige mensen moeten insuline bijspuiten. Zij hebben van hun (huis)arts of diabetesverpleegkundige een Bijspuit-regel meegekregen (zie bijlagen). Hoe zou u een hyperglykemie kunnen voorkomen? Door de volgende maatregelen kunt u proberen een hyperglykemie te voorkomen: • een goede verdeling van de maaltijden, met name de koolhydraten; • voldoende lichaamsbeweging; • bij stress trachten de oorzaken ervan te achterhalen en zonodig onder begeleiding er iets aan doen; • zelf regelmatig het bloedglucosegehalte controleren (zelfcontrole) en dagcurves maken; • de juiste insuline-injectietechniek toepassen; • niet altijd op dezelfde plek spuiten (hierdoor kunnen bulten ontstaan waaruit de insuline niet goed wordt opgenomen); • tabletten op het juiste tijdstip innemen. Controles Driemaandelijks (korte controle) en jaarlijks (uitgebreide controle). In Nederland wordt patiënten met diabetes mellitus geadviseerd om driemaandelijkse en jaarlijkse controles te laten uitvoeren bij de behandelend arts of verpleegkundige. 18
Driemaandelijkse controle De driemaandelijkse controle heeft te maken met het feit dat de behandeling van mensen met diabetes mellitus vaak moet worden aangepast. Het is niet zo, dat als u op dit moment goed geregeld bent, dit ook over drie maanden nog zo is. Vandaar dat deze regelmatige controles nodig zijn. Als uw bloedglucosegehalte oploopt, is het voor uw behandeld arts of verpleegkundige vaak eenvoudiger om dit weer te herstellen als deze ‘ontregeling’ nog niet zo lang aanwezig is als u al tijden ‘ontregeld’ bent. Wat kunt u verwachten van de driemaandelijkse controle? U gaat ongeveer 1 week van tevoren naar het laboratorium om bloed te laten prikken. Dit kan in het ziekenhuis en ook op de plaatsen waar LabNoord zitting heeft. In het bloed wordt dan het HbA1c gehalte geprikt (zie later) en een bloedglucose. In het ziekenhuis Tijdens deze controle moet u uw glucosedagboekje meenemen en is het verstandig om minimaal twee recente dagcurven te bepalen en te noteren in uw glucosedagboekje (als u zelf een glucosemeter heeft). Op basis hiervan kan de behandelend arts of verpleegkundige nagaan hoe het met uw regulatie gesteld is en eventueel uw medicatie aanpassen. Verder zult u gevraagd worden of u nog last heeft gehad van hypoglykemieën of hyperglykemieën. Ook zal worden nagegaan of u nog vragen heeft met betrekking tot het gebruik van de tabletten en/of insuline. Uw gewicht wordt bepaald, uw bloeddruk wordt gemeten. Verder is er uiteraard tijd om uw vragen met betrekking tot uw diabetes mellitus te bespreken. Wat kunt u verwachten van de jaarcontrole? U gaat ongeveer 1 week van tevoren naar het laboratorium om bloed te laten prikken. Dit kan in het ziekenhuis en ook op de plaatsen waar LabNoord zitting heeft. In het ziekenhuis: Eén keer per jaar wordt u uitgebreider gecontroleerd. Tijdens deze controle gebeurt hetzelfde als bij de driemaandelijkse controle. Alleen is vooraf uitgebreid laboratorium onderzoek 19
nodig. Onderzocht wordt dan het Hba1c gehalte, cholesterol (vetten in het bloed), nierfunctie, leverfunctie. Regelmatig wordt dan ook de urine gecontroleerd. Op indicatie worden de spuitplaatsen gecontroleerd en eventueel voetcontrole gedaan. HbA1c Het HbA is een eiwit dat bij bijna iedereen in het bloed aanwezig is. Dit stofje zit in de rode bloedcel. Omdat rode bloedcellen maximaal drie maanden leven, maakt het lichaam veel rode bloedcellen aan. Een net nieuwe rode bloedcel heeft een HbA waaraan nog geen glucose zit geplakt. Daarentegen heeft een oude rode bloedcel, die al drie maanden in het bloed rond circuleert, vaak een HbA waaraan glucose zit vastgeplakt. De hoeveelheid vastgeplakt glucose aan het HbA kan worden gemeten in een laboratorium. Het versuikerde deel van het HbA noemen we het HbA1c. Is er nu gedurende drie maanden veel glucose aanwezig in het bloed, dan zullen we meer vastgeplakt glucose meten dan wanneer er gedurende die drie maanden minder glucose in het bloed aanwezig is. Omdat er zowel jonge als oude rode bloedcellen aanwezig zijn in het bloed en we het HbA1c meten in het bloed dat uit uw arm gehaald is, weten we dat dit gemiddeld een afspiegeling is van uw gemiddeld bloedglucose van de daaraan voorafgaande twee maanden. Het HbA1c is dus een maat voor uw gemiddelde bloedglucosegehalte en zegt dus meer over uw regulatie dan één meting van het glucosegehalte uit uw vinger. Op basis van uw bloedglucose-dagcurves en het Hba1c krijgen de behandelaars een goede indruk van de instelling van uw diabetes. HbA1c waarde • Is het HbA1c onder de 7, dan is dit in orde. • Is het HbA1c tussen de 7 en de 8,0 dan is dit over het algemeen aanvaardbaar, • Is het HbA1c boven de 8,0, dan is dit in principe te hoog. Uw arts en verpleegkundige zullen proberen dit te verlagen door uw behandeling of leefstijl aan te passen.
20
Het is belangrijk te beseffen dat niet iedereen een HbA1c onder de 8,5 haalt. Gevolgen van diabetes mellitus: complicaties Iedereen die diabetes mellitus heeft, weet dat het niet te genezen is. Bij de meeste mensen gaat het een tijd goed en zijn er verder (nog) geen problemen. Er kan echter een tijd komen dat u te maken krijgt met complicaties, dat wil zeggen aandoeningen die het gevolg kunnen zijn van diabetes mellitus. Gelukkig is het zo dat niet iedereen te maken krijgt met complicaties. Er zijn mensen die er nooit mee te maken krijgen en bij anderen ontstaan ze pas na lange tijd. Ook de ernst van complicaties verschilt per persoon. De belangrijkste complicaties die kunnen ontstaan zijn: • hart- en vaatziekten; • oogafwijkingen; • voetproblemen; • afwijkingen aan de nieren; • seksuele problemen. Met vragen over complicaties, kunt u altijd bij uw arts of verpleegkundige terecht. Diabetes mellitus en hoge bloeddruk Mensen met diabetes mellitus type 2 hebben vaak ook een hoge bloeddruk. Wat hiervan de oorzaak precies is, is niet goed bekend. Een behandeling met tabletten is vaak noodzakelijk. Wat is hoge bloeddruk? Het hart pompt bloed in de bloedvaten door zich bij elke hartslag samen te trekken en dan weer te ontspannen. Dit geeft een bepaalde druk in de bloedvaten en dat noemen we de bloeddruk. De bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter en wordt uitgedrukt in twee getallen. Het eerste getal is de bovendruk: de druk wanneer het hart zich samentrekt. Het tweede getal is de onderdruk: de druk wanneer het hart zich ontspant. We spreken van hoge bloeddruk als de bovendruk gemiddeld 140 of hoger is, of als de onderdruk gemiddeld 90 of hoger is. De bloeddruk verandert voortdurend, afhankelijk van lichaamshouding, activiteiten en 21
spanningen. Daarom is één meting vaak niet voldoende om een goede uitspraak over de hoogte van de bloeddruk te doen. Wat zijn de klachten? Hoge bloeddruk geeft zelden klachten. Kan het kwaad? Hoge bloeddruk is geen ziekte, maar geeft wel een verhoogde kans op hart- en vaatziekten, bijvoorbeeld een beroerte of een hartinfarct. De kans op hart- en vaatziekten wordt echter niet alleen door de bloeddruk bepaald. Zo hebben mensen met diabetes mellitus type 2 twee tot vier keer zoveel risico op harten vaatziekten als mensen zonder diabetes. Daarnaast verhoogt roken, overmatig alcoholgebruik en te weinig bewegen het risico eveneens aanzienlijk. Ook als u al een hartof vaatziekte heeft (of heeft gehad), of als het cholesterolgehalte van uw bloed te hoog is, heeft u een verhoogde kans op (verdere) hart- of vaataandoeningen. Bij één of meer van deze risicofactoren is de kans op een hart- en vaatziekte extra groot. Adviezen U kunt zelf veel doen om de kans op hart- en vaatziekten te verminderen. Stoppen met roken is het belangrijkst. Roken is de grootste veroorzaker van hart- en vaatziekten. Beperk het gebruik van alcohol tot één à twee glazen per dag. Als u te zwaar bent, probeer dan af te vallen. Eet gezond. Gebruik veel plantaardige voedingsmiddelen, verse groente en fruit. Wees zuinig met zout en eet niet te veel drop. Voeg geen zout toe aan het eten en gebruik zo weinig mogelijk kant-enklaarproducten, omdat deze veel zout bevatten. Zorg voor voldoende lichaamsbeweging en ontspanning (vijf keer per week een halfuur bewegen, zoals wandelen, fietsen, tuinieren, traplopen of zwemmen). Medicijnen Omdat mensen met diabetes type 2 en een hoge bloeddruk al minimaal twee risicofactoren op hart- en vaatziekten hebben, is het nodig om de te hoge bloeddruk met tabletten te behandelen. 22
Hoge bloeddruk is vaak lastig te behandelen. Vaak is één soort tablet niet voldoende. Mensen met diabetes moeten er rekening mee houden dat ze vaak twee of meer verschillende bloeddrukverlagende tabletten moeten gebruiken om de bloeddruk weer ‘goed’ te krijgen. Voor meer informatie kunt u de folder ‘Hoge bloeddruk’ van de Nederlandse Hartstichting lezen. Diabetes mellitus en een te hoog cholesterolgehalte Cholesterol is een vetachtige stof. Uw lichaam gebruikt cholesterol om cellen, hormonen en gal te maken. Mensen met diabetes mellitus type 2 hebben vaak een te hoog cholesterolgehalte. Wat hiervan de oorzaak precies is, is niet goed bekend. Een behandeling met tabletten is vaak noodzakelijk. Wat zijn de klachten? Een hoog cholesterolgehalte geeft zelden klachten. Kan het kwaad? Een hoog cholesterolgehalte is geen ziekte, maar geeft wel een verhoogde kans op hart- en vaatziekten, bijvoorbeeld een beroerte of een hartinfarct. De kans op hart- en vaatziekten wordt echter niet alleen door de een hoog cholesterolgehalte bepaald. Hoe wordt uw cholesterol gemeten? Totaal cholesterol Het cholesterolgehalte kan gemeten worden in uw bloed. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar uw totale cholesterolgehalte, maar ook naar de samenstelling van het cholesterol. HDL-cholesterol Hoe hoger het HDL-cholesterol, hoe kleiner de kans op hart- en vaatziekten. Daarom noemt men dit ook wel het ‘goede’ soort cholesterol. LDL-cholesterol LDL-cholesterol noemen we het ‘slechte’ cholesterol. Bij mensen met diabetes type 2 is er vaak sprake van een te laag goed-cholesterol. 23
Hierdoor krijgt het slechte cholesterol de overhand. Deze laatste combinatie, waarbij er relatief te veel slecht cholesterol is, noemen we voor het gemak ook een te hoog cholesterolgehalte. Adviezen Kies voor mager vlees, kip of vis. Dieetmargarine en plantaardige olie mag u gerust gebruiken. Deze bevatten onverzadigde vetten die het cholesterol verlagen. Kies bij voorkeur producten die rijk zijn aan onverzadigd vet. Vaak staat dit op de verpakking aangegeven. Eet weinig verzadigde vetten, want deze verhogen het cholesterol. Verzadigd vet zit vooral in room, roomboter, volle melk, gewone kaas en margarine, gebak, koekjes, snacks en vette vleesproducten. Medicijnen Omdat mensen met diabetes type 2 en een hoog cholesterolgehalte al minimaal twee risicofactoren op hart- en vaatziekten hebben, is het nodig om het te hoge cholesterol met tabletten te behandelen. Uw arts of diabetesverpleegkundige zal in dit geval een geneesmiddel om het cholesterolgehalte te verbeteren voor u uitkiezen. Voor meer informatie kunt u de folder ‘Te hoog cholesterol’ van de Nederlandse Hartstichting lezen. Voetverzorging Bij mensen die al enige tijd diabetes mellitus hebben, kunnen stoornissen van de gevoelszenuwen in de benen ontstaan. Pijnprikkels of warmtegevoelens worden dan niet goed opgemerkt. Wondjes aan de voeten zullen in zo’n geval geen pijn geven en niet worden opgemerkt, waardoor er snel een beschadiging (bijvoorbeeld een wondje) en daarna een ernstige ontsteking kan optreden. Ook kan bij contact met een heet voorwerp, bijvoorbeeld de verwarming of een hete kruik, een verbranding ontstaan zonder dat het pijn doet. Belangrijk is dat u uw voeten goed verzorgt. Als u wondjes aan uw voeten heeft, laat die dan tijdig aan uw arts of diabetesverpleegkundige zien. 24
U kunt ook uw voeten laten verzorgen door een pedicure, dan met aantekening ‘diabetische voet’. Een adres van de pedicure is in de Gouden Gids of de website www.provoet.nl te vinden. Podotherapeut De podotherapeut heeft spreekuur in ons ziekenhuis. Een podotherapeut is speciaal opgeleid om voetproblemen te onderzoeken en behandelen, en adviezen te geven bij voetproblemen ter voorkoming van wonden. Ook kan de podotherapeut eventueel hulpmiddelen vervaardigen. Als er bij u problemen zijn met de voeten, dan wordt u in de meeste gevallen verwezen naar een podotherapeut. Het kan hierbij gaan om wondjes aan de voeten, nagelproblemen, eeltvorming en voor eventuele periodieke (preventieve) voetencontrole, maar ook bij klachten van het bewegingsapparaat (voeten, benen of lage rug). Als u minder goed gevoel heeft in de voeten of dove plekken heeft onder de voeten, dan is het verstandig om voldoende aandacht te besteden aan de voeten. Voetproblemen ontstaan per slot van rekening alleen maar wanneer er wondjes ontstaan. Het voorkómen van wondjes is dan ook de belangrijkste maatregel en hierbij speelt u zelf de belangrijkste rol. De vergoeding van deze kosten is afhankelijk van uw ziektekostenverzekering. Kijk in uw polis welke kosten hiervan worden vergoed. Leefstijl Een prettig leven leiden met diabetes mellitus waarbij het risico op complicaties zo klein mogelijk is, dat kan. Maar u heeft hier zelf een belangrijke rol in. Ongeveer 80% van de mensen met diabetes mellitus type 2 heeft overgewicht en meer dan de helft van de patiënten beweegt te weinig. Daarnaast zijn er nog steeds mensen met diabetes mellitus die roken, terwijl roken en diabetes nog meer risico’s geeft dan roken en geen diabetes. Van uw arts en verpleegkundige krijgt u adviezen, zoals de controle op uw bloedglucose, het juiste gebruik van uw medicatie, gezonde voeding en voldoende beweging. Het is belangrijk dat u zich daaraan probeert te houden. Mocht u de adviezen niet goed begrijpen of mochten ze niet goed in uw 25
leven passen, dan is het belangrijk dit ook aan te geven zodat uw arts of verpleegkundige de adviezen kan aanpassen. In de folders achter in dit boekje staan algemene tips over gezond leven: voldoende bewegen, tips over stoppen met roken, over gezond eten en over het gebruik van alcohol en drugs. In het streven naar een betere leefstijl neemt bewegen een belangrijke plaats in. Voor velen is het dagelijkse leven een zittend leven; wie anders wil, moet bewust kiezen. Beginnen met traplopen in plaats van met de lift gaan, de fiets in plaats van de auto nemen en zich actiever gedragen tijdens vrije tijd en vakanties (wandelen, zwemmen). Wij adviseren u per dag minimaal een half uur aan beweging te doen. Als u rookt, dan raden we u aan hiermee te stoppen. Regelmatig worden cursussen gegeven over het stoppen met roken. Ook kan uw huisarts en eventueel de praktijkondersteuner daar u adviezen geven. Over stoppen met roken, overgewicht en andere, aspecten van leefstijl zijn diverse folders beschikbaar, bijvoorbeeld ‘Stoppen met roken’ (van Stivoro) of ‘Opsteker voor rokers’ (van de Nederlandse Hartstichting). Medische gegevens Het is belangrijk dat uw omgeving (thuis, op het werk, op de sportvereniging, zangclub of waar dan ook) weet dat u diabetes mellitus heeft. In de eerste plaats kunt u het zelf vertellen. Maar voor gevallen dat u dat niet zelf kunt vertellen (bijvoorbeeld als u bewusteloos bent), is het verstandig een identiteitskaartje bij u te dragen. Dit identiteitskaartje kunt u van de diabetesverpleegkundige krijgen. Op het kaartje staan uw ziekenhuisgegevens plus uw insulinevoorschrift vermeld. DiaCard Diabeteszorg is voor het overgrote deel zelfzorg. U bent niet alleen ontvanger van informatie, maar u speelt ook een belangrijke rol bij het doorgeven van informatie. Veel 26
hulpverleners, zoals de diëtist en de oogarts, zijn voor informatie over de gebruikte medicatie en de uitslagen van het periodiek onderzoek afhankelijk van uw geheugen. Om die reden is de DiaCard ontwikkeld: een medisch paspoort van zestien pagina’s waarin u en uw zorgverleners allerlei gegevens en relevante informatie kunnen noteren. In de DiaCard zijn gegevens over de jaarlijkse controles, diabetesmedicatie en gebruikte hulpmiddelen zijn door u en de zorgverleners makkelijk te raadplegen: het bespaart zorgverleners tijdrovende telefoontjes om informatie in te winnen. De DiaCard draagt zo bij aan een goede communicatie tussen alle betrokken zorgverleners. Ook wordt het risico uitgesloten dat belangrijke beslissingen worden gebaseerd op onjuiste of achterhaalde gegevens. Ook is in de DiaCard veel ruimte voor patiëntgebonden gegevens. De namen en bereikbaarheidsgegevens van de leden van het Diabetesteam, de apotheek, de verzekeraar, de leverancier van diabeteshulpmiddelen staan op een logische plaats, zodat u ze snel kunt vinden. Daarnaast wordt in de DiaCard veel nadruk gelegd op het belang van jaarlijkse controles en activiteiten die u zelf kunt ondernemen om zo gezond mogelijk te blijven, zoals niet roken, voldoende bewegen en gezond eten. In de DiaCard zijn eveneens tips voor vakantie en reizen opgenomen, inclusief een medische douaneverklaring. Voor uitgebreide informatie over de DiaCard kunt u terecht bij uw diabetesverpleegkundige of op de website www.diacard.nl. SOS Talisman Ook bestaat de mogelijkheid een SOS Talisman of Medical Alert aan te schaffen. Dit is een openklapbaar metalen medaillon waarin een opgevouwen strook zit waarop u uw persoonlijke en medische gegevens kunt invullen. De SOS Talisman is te koop bij de Diabetesvereniging Nederland, ANWB-kantoren, juweliers, apotheken, warenhuizen en betere drogisterijen. Extra informatie en brochures Thuiszorg Groningen Thuiszorg Groningen organiseert regelmatig per jaar een aantal voorlichtingen over diabetes. ‘Gezond leven met Diabetes’ 27
wordt op verschillende plaatsen gegeven. Houdt de huis aan huis bladen in de gaten. Ook weet de diabetesverpleegkundige vaak waar en wanneer er weer een cursus gaat starten. Diabetesvereniging Nederland De Diabetesvereniging Nederland (DVN) behartigt de belangen en bevordert het welzijn van mensen met diabetes. Zij geeft voorlichting, organiseert schriftelijke en mondelinge cursussen, biedt individuele hulp en zorgt voor het uitwisselen van ervaringsdeskundigheid (lotgenotencontact). Ongeveer zes keer per jaar organiseert de DVN een voorlichtingsavond in de Ommelander Ziekenhuis Groep, locatie Lucas. Leden krijgen hiervan bericht. Daarnaast wordt het aangekondigd in de plaatselijke krant. De DVN beschikt over een landelijk netwerk van 275 Diabetes Informatie Posten (Dippers). Deze worden bemand door ervaringsdeskundigen die mensen met diabetes en de mensen in hun directe omgeving met raad en daad terzijde kunnen staan. De adressen kunt u vinden op www.dvn.nl De DVN heeft over allerhande onderwerpen folders en brochures uitgebracht. Vraag er gerust naar bij uw diabetesverpleegkundige. Een greep uit de onderwerpen: Wat is diabetes; Acceptatie; Hypo/hyper; Insuline spuiten; Zelfcontrole; Ogen; Nieren; Voeten; Zenuwen; Leefstijl; Overgewicht; Hart en bloedvaten; Gewrichten; Vakantie; Seksualiteit; Verzekeringen; Solliciteren; Rijbewijs. Adresgegevens Diabetesvereniging Nederland (DVN) Fokkerstraat 17, Postbus 470, 3830 AM Leusden. Diabeteslijn 033 - 463 05 66, internet: www.dvn.nl. Diabeteshulpmiddelen Voor het gebruik van testmateriaal zoals naalden, lancetten en glucoseteststrips kunt u met een machtiging verwezen worden naar uw apotheek en een leverancier voor testmateriaal. De diabetesverpleegkundige brengt u hiervan op de hoogte. Het is afhankelijk van uw ziektekostenverzekering welke kosten vergoed worden. 28
Aandachtspuntenlijst Deze lijst met aandachtspunten is een overzicht van de onderwerpen die tijdens de diverse gesprekken met zorgverleners aan de orde zullen komen. Na afloop van de gesprekken kunt u deze lijst gebruiken om na te gaan welke informatie u heeft gekregen, welke informatie u nog mist en welke informatie u niet goed heeft begrepen. U krijgt informatie over • wat is diabetes mellitus • welke behandelingsmogelijkheden zijn er • de betekenis van uw bloedglucosespiegel • de functie van insuline • tablettengebruik / insulinegebruik • diabeteshulpmiddelen • zelfcontrole: bloedglucosemetingen • wat is een hypo en waardoor ontstaat het • wat is een hyper en waardoor ontstaat het • wat te doen bij een hypo of hyper • driemaandelijkse controle • jaarlijkse controle • gevolgen van diabetes mellitus • leefstijl • Diabetesvereniging Nederlands (DVN) • Identiteitsplaatje • DiaCard • SOS Talisman • Machtigingen • Rijbewijs • slaaprustig-regel • bijspuit-regel U krijgt adviezen over • onder controle houden van (hoge) bloeddruk • onder controle houden van cholesterolgehalte Leefstijl • stoppen met roken • bewegen / sporten • voetverzorging
29
Wat • • • • • •
is diabetes acceptatie zelfcontrole vakantie voeten ogen overgewicht
• • • • • •
hart en bloedvaten leefstijl- rijbewijs nieren zenuwen seksualiteit controle van uw bloedglucosemeter
U leert of krijgt instructie over • meten van bloedglucosegehalte • bijhouden van diabetesdagboekje • inspuiten van insuline • dagcurve maken • invullen van de DiaCard • voetverzorging Wij willen graag weten of de folder voldoet. Als u op- of aanmerkingen heeft of van mening bent dat bepaalde informatie ontbreekt, dan horen we dat graag van u. U kunt uw reactie kenbaar maken bij de verpleegkundigen van de afdeling. Met uw reactie kunnen we verder werken aan verbetering van onze service. Uw reactie kunt u ook sturen naar: Ommelander Ziekenhuis Groep, locatie Lucas Afdeling Communicatie Antwoordnummer 218 9670 WB Winschoten
30
Bijlage 1 Slaaprustig-regel Patiënten die starten met insuline en nog niet goed zijn ingesteld, moeten vóór het slapen het bloedglucosegehalte meten. Ook bij patiënten die 4 x daags insuline spuiten kan het nodig zijn deze regel te gebruiken. Met deze regel proberen we te voorkomen dat u met een te laag bloedglucosegehalte gaat slapen waardoor u ‘s nachts een hypoglykemie kunt krijgen. Kleiner dan 5 mmol/l 20-25 gram koolhydraten eten, bijvoorbeeld 1 belegde boterham + 1 glas melk. Tussen de 5 en 8 mmol/l 5-10 gram koolhydraten eten, bijvoorbeeld 1 beker yoghurt of 1/2 boterham of 1 beschuit. Boven de 8 mmol/l Lekker gaan slapen en niets eten (tenzij u net langdurige lichamelijke inspanning hebt verricht, bijvoorbeeld bij sporten). Een gouden regel is vaak ‘acht voor de nacht’.
31
Bijlage 2 Bijspuit-regel Tijdens ziekteperiodes zoals bij koorts en/of infecties kan het nodig zijn dat u extra insuline moet spuiten omdat uw normale dosering op dat moment ontoereikend is. In deze periode moet u wel vaker uw bloedglucosegehalte bepalen dan normaal. Hierbij geldt de 2-4-6-regel die hieronder wordt uitgelegd. De 2-4-6 regel Indien u 4 x per dag spuit. Dus 3 x een kortwerkend insuline voor de maaltijd en een middellang/langwerkend voor de nacht of na de avond maaltijd, dan kunt u gebruik maken van de 2-46 regel: • Bij een bloedglucose boven de 10 mmol/l spuit u 2 E extra • Bij een bloedglucose boven de 15 mmol/l spuit u 4 E extra • Bij een bloedglucose boven de 20 mmol/l spuit u 6 E extra. Let wel: het is wel belangrijk uw bloedglucose in de gaten te houden, dus te meten wat het effect is van het toepassen van deze regel.
32
Bijlage 3 Aantekeningen en vragen
33
34
35
Ommelander Ziekenhuis Groep, locatie Lucas Gassingel 18 - 9671 CX Winschoten Postbus 30.000 - 9670 RA Winschoten Telefoon: 0597 - 459 111 E-mail:
[email protected] Web: www.ozg.eu
1270215 (01-12) © OZG, locatie Lucas
36