PORSELEIN OM MEE TE SPELEN Siamese porseleinen munten in de collectie van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Illustratie XVII uit het artikel Siamesische und Chinesisch-Siamesische Münzen in de publicatiereeks Internationales Archiv für Ethnographie, Bd II, Leiden c. 1890.
Colofon Tekst
Paul L.F. van Dongen ©, i.s.m. Nandana Chutiwongs
NL-vertaling
Muiderkring-Logos bv, Leiderdorp
Redactie
Paul L.F. van Dongen & Marlies Jansen
Objectfotografie
Ben Grishaaver
Museum website www.rmv.nl De Conservatoren Paul L.F. van Dongen (e-mail: mailto:
[email protected]) Nandana Chutiwongs (e-mail: mailto:
[email protected])
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Inhoudsopgave Inleiding 1. De collectie -
De verzamelaar De vragen De antwoorden Geld moet rollen De wonderbaarlijke vermenigvuldiging
2. Het Thaise muntstelsel -
Om te ruilen of te winnen Waar voor je geld Geld en nog meer geld Een bijzonder soort geld
3. De Chinezen in Thailand -
Handel en reizen Autochtone buitenlanders Integratie en culturele samensmelting Erfelijke passie De speelhuizen Favoriete kansspelen Waar geld niet moet rollen
4. Speelmunten met geldwaarde -
De niet-porseleinen fiches 'Roulerende schatten' Circulatie en distributie Gebruiksduur
5. 'Made in China' -
Massaproductie Vormen Motieven en decoraties Verklaring der tekens o o o o o o
Chinese opschriften Waarden en aantallen De gokhuizen De spreuken De "huismerken" Thaise opschriften
6. Nawoord Literatuur Noten 1
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Inleiding Gebakken geld om mee te spelen. Met Chinese of Thaise opschriften, in velerlei vorm, e kleurrijk, en ooit echt van waarde. Dat zijn de pee, de porseleinen speelmunten die in de 18 e en 19 eeuw in het toenmalige Siam - het huidige Thailand - in locale speelhuizen de goklust deden rollen en daarbuiten als echt betaalmiddel fungeerden. In augustus 1887 schonk een zekere P.S. Hamel, voormalig Consul-generaal van Nederland te Bangkok, bijna 400 van deze destijds inmiddels 'waardeloze' fiches aan het Rijks Ethnografisch Museum te Leiden. Hiervan zijn sedert 1894, na ruil met en overdracht aan andere instituten, vandaag de dag 1 nog een bescheiden 145 verschillende stuks in de collectie van het huidige Rijksmuseum voor Volkenkunde aanwezig. Zij vormen het uitgangspunt voor deze digitale publicatie over merkwaardige munten, die ooit waarschijnlijk de harten van de bezitters sneller deden kloppen en hen vreugde of verdriet brachten.
2
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
1. De collectie De verzamelaar Klein maar fijn. Dat zijn de Siamese porseleinen fiches ter grootte van ons huidige muntgeld die P.S. Hamel, voormalig Consul-generaal van Nederland te Bangkok, in augustus 1887 aan het Rijks Ethnografisch Museum schonk. Zijn schenking, in de museumcollectie opgenomen onder serienummer 627, bestond naast bijna 400 porseleinen speelmunten uit een vijftigtal andere objecten zoals boeddhistische sculpturen, vaatwerk, kleding, maskers, manden en een muziekinstrument. Over de persoon Hamel is ons helaas heel nauwelijks iets bekend. Het weinige dat wij wèl van hem weten heeft als bij toeval wel betrekking op zijn werkzame jaren als diplomaat te Bangkok. In juli 1880 was hij namelijk als waarnemend consul op deze niet bepaald makkelijke en prettige diplomatieke post terechtgekomen. Zijn directe voorganger had toen reeds zijn werkzaamheden om gezondheidsredenen - een zenuwinzinking - moeten staken en ook Hamel zou er in de daaropvolgende zeven jaar te Bangkok niet in gezondheid op vooruit gaan. Helaas weten wij ook niet wat hem inspireerde tot het samenstellen van zijn schenking uit 2 1887 en van twee eerdere schenkingen van voorwerpen uit het toenmalige Siam. Wel is 3 bekend dat mr. Lindor Serrurier , destijds de directeur van het Rijks Ethnografisch Museum, een zeer actief bedelaar was bij Nederlanders en Nederlandse vertegenwoordigingen in den vreemde om in het land van verblijf of vestiging voor het museum etnografica te verzamelen. Zomogelijk voor een minimum aan kosten of - beter nog - geheel kosteloos. Exemplarisch voor zijn bedelpraktijken en zijn mentaliteit is een fragment uit een brief aan de sinoloog Dr. J.J.M. de Groot, geschreven kort voor diens vertrek naar de Zuid-Chinese havenstad Xiamen in 1885. Kunt U de hand leggen op voorwerpen van aboriginal tribes in China, zooveel te beter. Schedels, goed gecertificeerd zijn mede zeer welkom. In het algemeen zijn kostbare voorwerpen te vermijden en hecht ik nog wel zooveel waarde aan voorwerpen van alledaagschen aard, zelfs geprepareerde. Misschien is het overbodig U dat te zeggen. Alles wat op het tooneel betrekking heeft, vooral maskers, poppen, enz. is van het hoogste belang; ook alles wat op godsdienst en bijgeloof betrekking heeft. Onze Chineesche afdeeling - het zal U dadelijk zijn opgevallen bij Uw bezoek - is zoo arm! En toch, van hoeveel belang is het dat die afdeeling goed vertegenwoordigd zij in een Museum, waar Japan en Java zoo goed 4 zijn tentoongesteld. Wellicht dat Serrurier ook de heer Hamel, die als diplomaat jarenlang te Bangkok verbleef, op een vergelijkbare wijze tot verzamelen en schenken heeft gebracht. Uit de schaarse in het museum bewaard gebleven correspondentie tussen beide heren blijkt daarvan evenwel niets.
De vragen Gelukkig bestaat over de collectie Siamese porseleinen munten nog andere belangrijke correspondentie. Nu eens niet van of met Serrurier, maar tussen de directie van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschap te Batavia enerzijds en de heer Hamel te Bangkok anderzijds. Het aardige is dat deze briefwisseling is opgenomen in de gedrukte en per jaar uitgegeven 'Notulen van de Algemeene en Bestuursvergaderingen van 5 het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschap'. Zo kunnen wij in deel XXIV bij het verslag van de bestuursvergadering van 3 augustus 1886 lezen: 3
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
6
De Heer Mr. J.A. van der Chijs [...] d. Stelt voor den Consul den Nederlanden te Bangkok uit te noodigen zijne tusschenkomst te verleenen ter bezorging 7 aan het Gen. van zoo volledig en juist mogelijke antwoorden op onderstaande vragen, alle betrekking hebbende op de vroeger in Siam gangbare porceleinen munten: e 1 . wanneer is met de uitgifte van die muntsoort een begin gemaakt; e 2 . wanneer en op welke wijze is zij buiten gebruik geraakt; e 3 . strekte het gebruik ervan zich ook buiten de hoofdplaats Bangkok uit; e 4 . welke waarde vertegenwoordigden de grootere en de kleinere exemplaren dier muntsoort; e 5 . wie lieten ze aanmaken? was daartoe een speciale vergunning noodig en zoo ja, van wien en onder welke voorwaarden; e 6 . hebben de figuren (niet de Chineesche karakters), welke op deze geldsoort voorkomen, bijzondere beteekenissen; e 7 . hoeveel soorten van deze munt zijn bekend; e 8 . welke betalingen hadden er gewoonlijk mede plaats; e 9 . waren de uitgevers van deze muntsoort verplicht haar zoo verlangd tegen gouden of zilveren in te wisselen; e 10 . zijn er straffen bepaald op het namaken van deze muntsoort; e 11 . valt wellicht nog het een of ander, in vorenstaande vragen niet vervat, nopens die muntsoort te vermelden, wat kan bijdragen tot de kennis van hare geschiedenis. Conform besloten. e. Id. aan den genoemden Consul te vragen, of er in Siam verkrijgbaar zijn Siameesche munten ouder dan 1850, en zoo ja, welke en tegen welken prijs. Conform.
De antwoorden Enige maanden later, in februari 1887, antwoordt Hamel op de vragen van het illustere college te Batavia. Uit de antwoorden die hij dan geeft, blijkt dat hij zich de nodige moeite heeft getroost om betrouwbare informatie in te winnen en te verstrekken. Van zijn inspanningen en de op schrift gestelde bevindingen toen, profiteren wij nu - ook hier - nog steeds. Zijn antwoorden vormen namelijk de énige betrouwbare informatiebron over de porseleinen speelmunten uit de tijd dat zij in Siam nog daadwerkelijk in gebruik waren. In de bestuursvergadering van het Bataviaasch Genootschap van 8 maart 1887 komt Hamels brief met antwoorden aan de orde. In deel XXV van de verzamelde notulen van het 8 Genootschap vinden we de integrale weergave ervan terug: v. De ondervolgende missive van den Heer P.J. HAMEL, Consul Generaal der Nederlanden te Bangkok, ged. 5 Febr. jl., No.25, in antwoord op dezerzijdsch schrijven (Not. 3 1886, Aug. 11, d). " Niettegenstaande de vele pogingen door mij, sedert mijn 9 schrijven van 12 October 1886, No.114, aangewend , ben ik er tot mijn leedwezen niet in mogen slagen van den Chef der munt afdoende en vertrouwbare antwoorden te verkrijgen op de door U gestelde vragen. Ik moet er mij dus toe bepalen, Uwe vragen zelf te beantwoorden, overeenkomstig de inlichtingen, die mij van 4
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
niet officieële zijde zijn verschaft. Vraag 1. Naar sommigen beweren werd sedert 1821 vergunning verleend aan de speel-pachters om, in hunne respectieve districten, porceleinen of andere munten, als pasmunt uit te geven. Vraag 2. Tot 1875 was deze munt vrij algemeen gangbaar, doch in genoemd jaar schijnt een pachter van de vergunning te hebben misbruik gemaakt en een groot bedrag te hebben uitgegeven, dat hij later niet tegen zilveren munt kon inwisselen. Dientengevolge werd in Augustus van genoemd jaar, eene proclamatie uitgevaardigd, waarbij de uitgifte dezer muntsoort met aanvang December werd verboden. Aan die proclamatie is echter, zooals gewoonlijk het geval is met alle Siamesche proclamaties of wetten, onverschillig van welken aard, of op welk gebied, niet streng de hand gehouden, en als een gevolg daarvan komt de munt onder verschillende vormen in alle speelhuizen voor en is in het district van het speelhuis gangbaar. Vraag 3. Waar speelhuizen zijn gevestigd was en is de munt in gebruik over geheel Siam, in de provincien zoowel als in Bangkok. Vraag 4. Gewoonlijk vertegenwoordigen de grootere soorten ¼ van een tical of 1 salung, de kleinere ⅛ of 1 fuang. Ook schijnen er van 4 att en 2 att in vroegere 10 jaren in omloop te zijn geweest. Vraag 5. De aanmaak geschiedde op bestelling van de speelpachters. Oorspronkelijk werd de munt, naar het schijnt, in Bangkok vervaardigd uit rood lak; later van lood en geel koper en nog later van aardewerk of porcelein. De laatste soort kwam van China. Enkele bestellingen schijnen in Europa te zijn uitgevoerd. Vóór alle deze waren de cowries algemeen in gebruik, waarvan 800 tot 2000 eene waarde van 1 fuang vertegenwoordigen, al naar gelang van grootte en kwaliteit. Er was geene speciale vergunning noodig; de eenige personen echter die de munt - en dit alleen in hun district - in omloop konden brengen waren de speelpachters. Vraag 6. De figuren op de munten voorkomende hebben geen bijzondere beteekenissen; sommigen hebben een leeuw, anderen een tijger of ander dier op de ééne zijde (enkele zijn zelfs in den vorm van een of ander dier vervaardigd). Op de andere zijde is gewoonlijk in Chinesche karakters de waarde aangegeven. Vraag 7. Het aantal soorten is onmogelijk aan te geven, daar elke pachter het regt van uitgifte had en nog uitoefent. Vraag 8. Oorspronkelijk diende de munt alleen om het spelen voor kleinere sommen in de hand te werken, als een soort pasmunt. Later kwamen zij ook algemeen in omloop, doch elke soort slechts in het district van den speelpachter. Vraag 9. De uitgevers waren verpligt en zijn dit nog, de door hen uitgegeven soorten tegen zilver of goud in te ruilen. Vraag 10. Mij is geene straf bekend onder de Siamesche wet op den namaak dezer muntsoort. Als namaak eener soort 5
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
bekend wordt, doet de betreffende pachter door middel van gongslag in zijn district bekend maken dat hij de echte door hem uitgegeven soort wenscht uit te wisselen, en geeft hij, eene nieuwe soort uit. Het bovenstaande bevat kortelijk wat ik ten onderwerpe ben kunnen te weten komen. Siamesche munten ouder dan 1850 bestaan, maar zijn uiterst schaarsch. Het is mij tot nog toe niet mogen gelukken er eenige te bekomen. Van de porceleinen munt heb ik eene kleine collectie, die ik U gaarne dezer dagen ter plaatsing in uw kabinet wil aanbieden." Onder dankbetuiging is van deze mededeeling kennis genomen. Dank betuigen de heren van het Genootschap Hamel in daaropvolgende maanden ook nog voor "eene kleine collectie" porseleinen munten die zij - overeenkomstig zijn aankondiging van hem mogen ontvangen. Zij benoemen hem zelfs "als blijk van waardeering van zijne herhaaldelijk betoonde belangstelling" tot corresponderend lid van het Genootschap. Vrijwel tegelijkertijd met die benoeming berichten hele andere heren - uit Den Haag - hem echter ook "dat zijne post is opgeheven en hij naar Nederland is teruggeroepen". Met die opheffing van zijn post valt voor Hamel het doek als diplomaat en wordt zijn carrière als corresponderend lid van het Bataviaasch Genootschap in de knop gebroken. Ziek - hij lijdt naar eigen zeggen ondermeer aan aanvallen van zwaarmoedigheid en slapeloosheid 11 en niet zonder bitterheid keert hij kort nadien terug naar Nederland. In zijn bagage bevinden zich de Siamese voorwerpen - waaronder de porseleinen munten - die hij het Rijks Ethnografisch Museum in augustus schenkt. In een dankbrief laat Serrurier hem weten dat de gearriveerde voorwerpen "zijn ontpakt en nagezien. Ik dank U recht hartelijk voor die schoone collectie, die mijne Siam afdeling zoo goed komt aanvullen."
Geld moet rollen AI zeer kort na binnenkomst in het museum trokken de porseleinen muntjes de aandacht van een wetenschapper: prof. Dr. Gustaaf Schlegel. Deze was destijds als hoogleraar 12 Chinese studiën verbonden aan de Rijksuniversiteit Leiden. Schlegel stortte zich op de bestudering en beschrijving van de munten en stelde zijn bevindingen omstreeks 1889-'90 13 op schrift in een artikel in de publicatiereeks Internationales Archiv für Ethnographie. In dat artikel, getiteld Siamesische und Chinesisch-Siamesische Münzen, beschrijft Schlegel in totaal 147 verschillende typen munten die op drie na alle van porselein zijn gemaakt. In zijn artikel heeft Schlegel bij de meeste van zijn beschrijvingen onvermeld gelaten dat per type ook een of meerdere doubletten aanwezig waren. In totaal moeten er toen, als we oude beschrijvingskaarten mogen geloven, alles samengeteld zo'n 230 dubbele exemplaren zijn geweest. Op veel van diezelfde beschrijvingskaarten staan echter ook latere aantekeningen, die melden dat in voorkomende gevallen telkens op één exemplaar na alle doubletten van een bepaald type muntje zijn geruild met een andere museale instelling. In overgrote meerderheid ging het daarbij om een ruil in november 1894 met het Koninklijk 14 Penningkabinet te Den Haag.
6
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Beschrijvingskaart van object 627-52, de eerste uit de reeks van porseleinen munten. Oorspronkelijk waren van deze specifieke munt 36 stuks in de collectie aanwezig. De handgeschreven informatie luidt: 35 stuks als dubbelen afgevoerd, 1 exemplaar aan het Museum te Santiago de Chile 24 Febr, 1894 en de overige a/h Munten Penningkabinet te 's Gravenhage, 16 Nov. 1894. Geschenk P. S. Hamel.
RMV 627-52
Het ruilen van objecten was eind negentiende eeuw een zeer gebruikelijke methode om museale collecties op te schonen of - beter nog - aan te vullen en te verbeteren. Wat dit betreft was Serrurier waar het om 'zijn' museumcollectie ging, een sjacheraar in hart en nieren. Hij zal daarom niet voor niets in 1894 aan zijn superieuren, de Curatoren der Rijksuniversiteit Leiden, hebben voorgesteld alle dubbele exemplaren van de Siamese speelmunten van de hand te doen. Met hun toestemming ruilde hij ze uiteindelijk in overgrote meerderheid "met Dr. Dompierre de Chaufepié, Directeur van het Koninklijk Kabinet van Munten etc. te 's-Gravenhage (2 November 1894)." In ruil hiervoor ontving hij "den 2en November 1894 [. ..] eene verzameling Ashantijnse goudgewichten, 15 geïnventariseerd als serie 1031."
7
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Enkele van de "Ashantijnse goudgewichten" uit serie 1031. De meeste van deze gewichtjes zijn qua maten gemiddeld iets kleiner of groter dan een enkele centimeter.
De wonderbaarlijke vermenigvuldiging Strikt genomen zouden na de ruil van 1894 niet meer dan de 147 door Schlegel beschreven munten in Leiden aanwezig moeten zijn. Uit recente tellingen en onderzoek blijkt echter dat Hamel's speelgeld anders heeft gerold dan verwacht. Wat blijkt? De Leidse collectie bevat op dit moment welgeteld 299 met zekerheid door Hamel in 1887 geschonken porseleinen munten. Daarvan zijn 153 doubletten. Maar die waren juist in meerderheid geruild met het Koninklijk Penningkabinet te Den Haag! Op de een of andere wijze en op een vooralsnog onbekend moment moeten ze dus zijn teruggekeerd naar Leiden. Noch in de archieven van het eigen museum, noch in die van het Penningkabinet zijn hiervan officiële sporen terug te vinden. Wanneer wij verder speuren naar sporen, dan komen bij ons slechts schimmige speculaties bovendrijven. Daarmee blijft deze wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de porseleinen munten een aardig raadsel.
8
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
2. Het Thaise muntstelsel Als wij de berichtgeving van Hamel aan het Bataviaasch Genootschap mogen geloven, dan circuleerden tussen 1821 en 1875 met toestemming van de autoriteiten in heel Siam porseleinen munten als pasmunten. Deze vertegenwoordigden bepaalde standaardwaarden die overeenstemden met geldeenheden in het reeds bestaande officiële geldstelsel. Wat nu was (en is) dat Thaise muntstelsel waarin de porseleinen munten kortstondig een functionele rol hebben gespeeld?
Om te ruilen of te winnen Ook in Thailand (Siam tot 1939 en tussen 1945 – 1948) kennen ze sinds de prehistorie het wereldwijde gebruik van ruilhandel. Gereedschap, zaden, vee, kralen en schelpen werden als ruilmiddel gebruikt. De handel op overzeese landen werd in Azië aan het begin van de christelijke jaartelling lucratief. Door deze economische uitwisselingen en culturele contacten ontstonden er in Zuidoost-Azië een aantal staten. In dit opzicht speelde de achtergrond van hindoeïstische en boeddhistische waarden een belangrijke rol in het navolgen van het Indiase geldstelsel. In de Zuidoost-Aziatische koninkrijken van Funan (Phnom), Sri Ksetra, Sudhammavati en Dvaravati zijn zilveren munten gevonden met daarop aangebracht traditionele Indiase 16 koninklijke symbolen en gelukbrengende motieven. Geïmporteerde en vergelijkbare lokaal vervaardigde munten werden in de eerste eeuwen van onze jaartelling gebruikt in de internationale ruilhandel. De internationale handel die zo van de grond kwam, kende drie betaalwijzen, namelijk betaling in natura, het gebruik van kauri schelpen (Cypraea moneta) en zelfs het uitwisselen e e van goud en zilver per gewicht. Birma schijnt in de 8 en 9 eeuw een geslagen 17 sikkelvormige zilveren munt te hebben gehad. De Thaise equivalenten van dit ruilmiddel 18 waren de zilveren munten van Centraal-Thailand die zaadvormig en even groot waren. In het gebied dat wordt gevormd door het schiereiland en de eilanden van Zuidoost-Azië, 19 kende men de ma en de ‘sandelhoutbloem’-munt.
RMV 1403-2302. Een aantal ma munten.
Thailand is altijd een smeltkroes van verschillende rassen en culturen geweest, en deelt veel kenmerken van zijn vroege geschiedenis met buurlanden Birma, Cambodja en het Maleisische schiereiland. Oude geldstelsels, vergelijkbaar met die in aangrenzende landen, zouden ook in de verschillende regio’s van Thailand in gebruik zijn geweest. Naast het gebruik van zilver en goud voor grotere transacties deed de geïmporteerde kauri e schelp dienst als muntstuk met een kleinere waarde. Het schijnt dat de Thai, die na de 13 eeuw de politieke macht hadden in het land, de eersten waren die een gestandaardiseerde 20 munt, op basis van Chinese gewichtseenheden, in omloop brachten.
Waar voor je geld De Thaise stadstaat Sukhothai introduceerde de pot-duang, in het westen algemeen bekend als de 'kogelmunt'. 9
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
RMV 627- 50 Enkele pot-duang.
Deze bleven in Centraal-Thailand in gebruik, zelfs onder de historische opvolgers van 21 Sukhothai, van Ayutthaya tot het huidige koninkrijk van Rattanakosin (Bangkok). Dit gestandaardiseerde muntstelsel vergemakkelijkte ongetwijfeld de onderhandelingen en transacties die voortkwamen uit de zich gestaag uitbreidende internationale handel in Azië, die vanaf het einde van de 15e eeuw ook landen uit het westen omvatte. De basismunteenheid bij onderhandelingen was de baht, die in westerse verslagen meestal een 22 'tical' wordt genoemd, een term die voortkomt uit Indiase of Arabische bronnen. Het standaard muntstelsel dat de Thai vanaf de 13e eeuw tot het eind van de 19e eeuw gebruikten, was als volgt: 1 chang = 20 tamlung of 80 bahts 1 tamlung = 4 bahts 1 salung = ¼ baht 1 fuang = ⅛ baht 1 siek (song phai) = 1/16 baht 1 sieuw (phai) = 1/32 baht 1 att = 1/64 baht 1 solot = 1/112 baht De baht is tot op de dag van vandaag de basismunteenheid van het Thaise geldstelsel, hoewel de traditionele telling zoals hierboven afgebeeld, in 1898 door een decimaal systeem werd vervangen. Vanaf die tijd is een baht verdeeld in 100 satangs, terwijl een salung ¼ van een baht is, namelijk 25 satangs. De waarde van een baht was volgens een aantekening van de Vereenigde Oost-Indische e Compagnie in Ayutthaya aan het begin van de 18 eeuw gelijk aan 30 Nederlandse 23 stuivers. Anno maart 2003 is een baht ongeveer 4 eurocent (0,04 €) waard.
Geld en nog meer geld Niettemin waren er naast dit op de baht gebaseerde muntstelsel en de pot-duang, het kogelvormige geld, nog andere soorten zilveren munten en valuta in omloop in het land. In de noordelijke en noordoostelijke regio’s waren tevens de zogenaamde ‘armband’-munten, het hoy-geld en een aantal andere munten zonder een standaard gewicht in roulatie.
RMV 4626-570; 4626-571. Voorbeelden van 'armband-' en hoy-geld.
10
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
In de zuidelijke provincies vulden de namo-munten de door de centrale regering uitgegeven 24 kogelvormige munten aan. Maar ook Chinees sycee-geld, Japanese muntgeld van zilver en zelfs Europees en Amerikaans geld, waren een geliefd betaalmiddel in de internationale 25 handel, evenals oude Romeinse en Indiase munten, terwijl het volk gewoon betalingen in natura en met kauri-schelpen bleef doen. Daarnaast zijn er nog andere geldsoorten geweest, uitgegeven voor korte- of langetermijngebruik, vooral in tijden waarin officieel gemaakt geld of gestandaardiseerde wettelijke betaalmiddelen schaars waren. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1744, toen er een 26 groot gebrek was aan geïmporteerde kauri-schelpen en de centrale regering in Ayutthaya bestempelde plaatjes van klei, ngoen prakap genaamd, als betaalmiddel uitgaf. Veder werd het ka-pae, ka-pae chin en ee-pa-geld uit het begin van de 19e eeuw door de 27 centrale regering in Bangkok en het regionale gezag van het zuiden ingevoerd, kennelijk om het tekort aan officiële standaardmunten met een lagere waarde aan te vullen.
Een bijzonder soort geld Eveneens in de 19e eeuw werd een bijzonder soort geld, lokaal bekend als pee, in gebruik genomen om aan de behoefte van de ruilgemeenschap te voldoen, wat tegelijkertijd een aanzienlijke chaos in de economie van het land veroorzaakte. Dit bewoog de regering ertoe een permanente oplossing voor het eeuwige tekort aan officieel en zilvergeld te vinden. In 1862, toen de geïmporteerde kauri-schelpen officieel uit de roulatie werden genomen, werden deze vervangen door machinaal geslagen munten en gedrukt papiergeld. De populaire pees werden in 1875 verboden en de traditionele kogelvormige pot-duang was aan e het begin van de 20 eeuw hetzelfde lot beschoren. Sinds die tijd werd het land eindelijk voorzien van een aan internationale normen voldoende regelmatige en toereikende stroom wettelijk betaalmiddelen in de vorm van machinaal gemaakte munten en papiergeld. De onofficiële maar populaire pee-muntjes van Thailand waren in feite fiches uitgegeven door Chinese gokbazen in Ayutthaya en Bangkok. Zij waren in eerste instantie bedoeld als speelpenningen die aan het eind van het spel ingewisseld konden worden voor geld. e Desondanks bleken ze aan het begin van de 19 eeuw in het dagelijks leven als pasmunt geschikter te zijn dan de kauri's van weinig waarde en de vaak schaarse, door de regering uitgegeven, zilveren munten. De landelijke populariteit van dit onofficiële betaalmiddel, gekoppeld aan de steeds groter wordende vervalsingproblematiek en de niet in de hand te houden productietoename, brachten de economie van het land decennialang serieus in gevaar, totdat de regering uiteindelijk het gebruik ervan als wettig betaalmiddel verbood.
11
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
3. De Chinezen in Thailand Handel en reizen De Chinezen zijn al sinds hun eerste contacten met de buitenwereld zeer geïnteresseerd geweest in Zuidoost-Azië. Chinese dynastieke annalen bevatten zeldzame informatie over de stadstaten en koninkrijken op het vasteland en in de eilandgebieden van Zuidoost-Azië 28 vanaf het begin van hun geschiedenis. Handel en politiek waren de belangrijkste, maar niet de enige, drijfveren voor wederzijds(e) enthousiasme en activiteiten. In de annalen van de e Tang-dynastie staat vermeld dat een keizerlijk gezant in de 8 eeuw naar Thailand afreisde 29 om een ‘handelsrelatie’ aan te gaan , maar een aantal Chinese handelaars hadden zich in e die tijd al in dat land gevestigd. Het bewijs hiervan is een votieftafel, stammend uit de 7 30 eeuw, met een Chinese inscriptie, waarop een aanzienlijke en zeer gewaardeerde Chinese bijdrage aan het stichten van een boeddhistische gemeenschap in Thailand wordt herdacht. Het grootste deel van de Chinese bezoekers aan Zuidoost-Azië moeten handelaren geweest zijn. Ze verbleven voor langere tijd of vestigden zich blijvend in de nieuwe landen, waar ze op vele manieren bijdragen leverden aan de gemeenschap. De keizerlijke interesse voor Zuidoost-Azië en Thailand bereikte haar hoogtepunt naar het schijnt in de Song- en Yuanperiodes, toen het enorme gewin van handel met overzeese landen volledig tot het hof doordrong. Grote Chinese jonken begonnen daarop de zuidelijke zeeën te bevaren op zoek naar luxeartikelen en winstgevende transacties. Een kolonie Chinese handelaren verbleef in e de 13 eeuw in Angkor, de hoofdstad van Cambodja, en het is niet onwaarschijnlijk dat hetzelfde gebeurde in het naburige Thailand. Afgezanten uit Siam vervoegden zich in die tijd aan het keizerlijke hof en brachten ‘geschenken’ mee in ruil waarvoor de welwillendheid van de keizers hen ten beurt viel, terwijl ze enorm profiteerden van de handel.
Autochtone buitenlanders Chinese kolonisten moeten lange tijd een gewoon verschijnsel zijn geweest in het land dat tegenwoordig Thailand heet. Behalve handelaren die zich hier blijvend vestigden en er hun nieuwe hoofdkwartieren oprichtten, moeten er al vanaf de beginperiode van de handel groepen of zelfs gilden Chinese ambachtslieden in Thailand werkzaam zijn geweest. e Chinese pottenbakkers bouwden er in de 13 eeuw al hun ovens en hebben klaarblijkelijk de kunst en techniek van geglazuurd aardewerk, alom bekend als Siamees sangkhalok, 31 overgedragen aan het Thaise volk van het koninkrijk Sukhothai. De groots opgezette en bekwaam uitgevoerde scheepsbouwindustrie in Ayutthaya, die de aandacht trok van Jeremias van Vliet, hoofd van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, zal waarschijnlijk door Chinezen, wier vakbekwaamheid op dit gebied wijd erkenning had, gerund zijn 32 geweest. De Chinese kolonie vormde een integraal onderdeel van het sociale en economische leven e e van Ayutthaya, dat in de 17 en 18 eeuw in Zuidoost-Azië de grootste mogendheid was. De handel floreerde er, bracht rijkdom en verhoogde het prestige en de zeemacht van het koninkrijk. Veel Chinese migranten bekleedden hoge posities aan het hof en deden in die hoedanigheid zaken voor de koning en bemanden de koninklijke jonken op weg naar China, India en de Zuidzee om daar handel te drijven. Het overgrote deel van de Chinese kolonisten zal bestaan hebben uit kooplieden en handelaren, maar er wordt ook melding 33 gemaakt van geleerden, doktoren, ambachtslieden, toneelspelers en zelfs varkensfokkers. Gemengde huwelijken kwamen veel voor en een Chinese achtergrond vormde geen belemmering om een hoge functie te bekleden of zelfs de troon te bestijgen. Volgens een e aantekening van de VOC uit de 18 eeuw werd algemeen verondersteld dat de grondlegger 34 en eerste koning van Ayutthaya een tweede-generatie Chinees was. Lokale kronieken van Thailand zijn het allemaal eens over de Chinese afkomst van Phra Chao Tak, de heldhaftige 12
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
generaal die het Birmese juk afschudde en de onafhankelijkheid van het land aan het einde e van de 18 eeuw herstelde. De Chinezen maken al meer dan 700 jaar deel uit van de Thaise gemeenschap, hadden speciale privileges en werden over het algemeen niet als buitenlander gezien. De Chinezen hebben van hun kant een zeer royale bijdrage geleverd aan de Thaise samenleving, zowel door diensten als financiële steun te bieden. De Chinezen hebben Ayutthaya dapper verdedigd en het was voornamelijk de rijkdom van de Chinezen in Siam die het snelle herstel na de verwoesting van de bezetting van de Birmezen in 1767 inzette. Toen dit grote gevaar eenmaal voorbij was, ontsproot hieruit de wil een nieuwe hoofdstad te laten verrijzen en de moraal en glans van het land te herstellen, hetgeen in een spectaculair korte periode lukte. Veel Chinese families kregen de speciale eer een bijdrage te leveren aan het stichten van 35 koninklijke kloosters in het oude Ayutthaya. Anderen werden aangemoedigd om tempels in hun eigen traditionele stijlen in de nieuwe hoofdstad te bouwen, waaruit de innerlijke drang 36 om zich met de Thaise gemeenschap te mengen duidelijk naar voren kwam.
Integratie en culturele samensmelting Toch bestond er van tijd tot tijd wrijving tussen de kolonisten en de Thaise gemeenschap. e e Met name in de 18 en 19 eeuw, toen het aantal Chinese migranten enorm toenam, en de 37 anti-Mantsjoe-beweging vanuit China in Thailand zijn intrede deed ,kwamen hieruit wel eens incidenten voort. Geheime genootschappen, de zogenaamde Tien-ti-huay, of triades (van hemel, aarde en mens) waren in heel Zuidoost-Azië actief. Deze verbonden, die veel onrust veroorzaakten, hebben een aantal ernstige verstoringen teweeggebracht. Maar als je de hele loop van de geschiedenis bekijkt, waren dit zeldzame incidenten die niet op de steun van de meerderheid van de migrantengemeenschap konden rekenen. Men kan rustig zeggen, en dat is met feitelijke voorbeelden van migranten aan te tonen, dat ze zich graag aan de Thaise manier van leven aanpasten en dat ze geheel opgenomen werden in de lokale cultuur. Veel aristocratische en voorname families in het hedendaagse Thailand hebben Chinese voorouders. Opmerkzame afgezanten uit de 18e en 19e eeuw merken het volgende over de Chinese kolonisten op: ".... als kolonisten zijn ze uitermate waardevol in nieuwe landen vanwege hun onophoudelijke en doelgerichte werklust, hun ondernemingslust als handelaren, hun op luxe ingestelde gewoontes die de inkomsten door het verbruik van belastbare goederen doen toenemen, en tenslotte misschien omdat hun fysieke uithoudingsvermogen groter is 38 dan dat van de Maleisiërs en andere Indo-Chinese volkeren.” En ". ... Chinezen zoeken hun toevlucht tot Siam en andere vreemde landen zonder hun familie. Hierdoor gaan ze snel gemengde huwelijken met Siamezen aan zonder wederzijdse gewetensbezwaren. Zij nemen zelfs de boeddhistische godsdienst aan, of ze daarvoor nu wel of geen andere godsdienst hadden, bezoeken Siamese tempels en geven de gebruikelijke aalmoezen aan de priesters. Een aantal wordt zelfs priester, hoewel die manier van leven in geen enkel opzicht lijkt te passen bij hun ijverige 39 karakter.” De huidige situatie in Thailand is een afspiegeling van het verleden: "Typerend voor de handelaar uit Siam is dat hij Chinees bloed heeft en dat zijn grootvader waarschijnlijk een volbloed Chinees was. Hij vereert zijn voorouders waarschijnlijk nog steeds door goudpapier te verbranden, zijn zonen hebben Siamese scholen doorlopen en hebben in beide talen op hun leien leren schrijven. De Chinezen van de derde generatie kennen geen Chinees meer; de meesten van hen hebben hun 40 familienaam veranderd en zijn hun afkomst vergeten."
13
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Erfelijke passie e
e
Het aantal Chinese migranten nam in de 18 en 19 eeuw fors toe. Daarmee deed een bijzonder verschijnsel uit het Chinese leven zijn intrede in Thailand. Chinezen zijn berucht 41 om hun voorliefde en buitensporige passie voor gokken en kansspelen. In de hoogtijdagen van Ayutthaya verrezen al gokhuizen in Thailand en kregen ze vergunningen van de 42 regering, die hieraan overigens rijkelijk verdiende. Zowel de gokbazen als de meerderheid van de bezoekers waren Chinezen. De beruchte Chinese passie voor gokken werd in het nieuwe land blijkbaar overgenomen door de Thaise e bevolking die ook een besmettelijke aanleg voor gokkoorts had. Bezoekers aan het 19 eeuwse Thailand merkten steeds op dat de lucratieve gokhuizen in Bangkok ook enthousiast bezocht werden door grote, of in ieder geval aanzienlijke, aantallen opgewonden Thaise gokkers. Dit wordt bevestigd door de vele aantekeningen en waardeaanduidingen in het Thai op de speelpenningen die in dergelijke gokgelegenheden gebruikt werden.
De speelhuizen Gokhuizen als instellingen met een vergunning bestonden in Siam sinds de Ayutthayaperiode. Chinese speelpachters exploiteerden zo’n gokhuis en betaalden hiervoor belasting aan de regering. Het hoofd van de gelegenheid (hong) droeg de officiële rang van Khun (= een hoffunctionaris van lagere rang), en werd vereerd met de volledige titel van Khun Phatthanasombat (= functionaris belast met de Winstgevendheid van Vermogen). Ze hadden elk een vergunning om speelpenningen uit te geven voor gebruik in de respectieve gelegenheden op strikte voorwaarde ze op verzoek in te wisselen voor contant geld. Tot hun taken behoorden ook het handhaven van de orde en het oplossen van problemen met e betrekking tot vervalsingen van wettelijk geld en speelpenningen. Net als in het 19 -eeuwse 43 China mochten de gokhuizen in Siam alleen open zijn in de periode rond nieuwjaar. De e werkelijkheid kan anders zijn geweest, want het viel bezoekers aan het 19 -eeuwse Bangkok 44 op dat veel gokhuizen het hele jaar geopend waren. De Chinese Khun Phatthanasombat hield niet alleen toezicht op gokactiviteiten, maar ook op 45 de verkoop van drank, en duidelijk ook op andere vormen van recreatie voor mensen met vrije tijd en geld. Deze luxe en kostbare vrijetijdsbesteding vond waarschijnlijk niet plaats in e de gewone gokhuizen, die door bezoekers aan het Bangkok van de 19 eeuw vaak werden beschreven als de holen voor het uitschot van de maatschappij. De Chinese Khun Phatthanasombat van grote speelgelegenheden waren meestal rijke en invloedrijke bankiers die controle hadden over uiteenlopende transacties en natuurlijk het vertrouwen, maar niet altijd het respect, genoten van de regering, de klanten en de bevolking in het algemeen.
Favoriete kansspelen De meest favoriete kansspelen die in de gokhuizen van Bangkok werden gespeeld zijn volgens Haas (opgetekend in 1879) en in de herinnering van de hedendaagse Thai, onder meer de in Archdeacon Gray’s boek over China genoemde ching-tow, nim, fan en kok en het 46 in andere publicaties genoemde fan-tan. Ze zijn in Siam algemeen bekend onder lokale 47 namen als thua (= bonenspel) en po. Het voornaamste onderdeel voor zo’n spel is een plat vierkant bord, aan de vier zijden gemarkeerd met de cijfers 1, 2, 3 en 4. De spelleider legt er een paar handjes kauri-schelpen of harde bonen op, die hij met een kom bedekt. De spelers gokken op het aantal schelpen of bonen dat overblijft nadat de hoop door vier is gedeeld. Zij leggen hun inzet aan de kant van het bord met het aantal waarop ze wedden (1, 2, 3 of 4). Als iedereen gewed heeft, wordt de kom opgetild en haalt de spelleider met een stokje steeds vier eenheden tegelijk weg, tot er vier of minder overblijven. Als vier eenheden overblijven is het winnende nummer vier, enzovoorts. De spelleider houdt 25 procent van inzet van elke winnaar, betaalt de winnaar vijfmaal zijn resterende inzet en veegt de verloren inzetten van het bord met een dunne bamboe hark. 14
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Waar geld niet moet rollen Kauri schelpen en klein zilvergeld, zoals salung, fuang en att, zullen oorspronkelijk in de gokhuizen als inzetgeld zijn gebruikt. Deze bleken echter onhandig in gebruik voor de geïmporteerde Chinese kansspelen thua en po. De kauri-schelpen zouden vanwege hun geringe waarde een te grote, onhandige en verspreid liggende hoop vormen, terwijl de ronde pot-duangs van de ene naar de andere kant van het bord rolden – niet in het minst vanwege de stijgende opwinding van de menigte – waardoor vaak meningsverschillen ontstonden over op welke nummers de spelers hadden gewed. Of ze rolden zelfs helemaal van het bord af. De platte nieuwe kleine munten waren meestal te dun om makkelijk met de bamboe hark van het bord afgeveegd te worden. Bovendien waren ze vanwege de slechte kwaliteit te broos voor intensief gebruik en sprongen er snel stukjes af, wat hun gewicht en waarde verminderde. Verschillende gokhuizen gaven om die reden hun eigen speelpenningen met de juiste vormen en duurzaamheid uit met hun eigen merkteken om de inruilwaarde voor contant geld aan het eind van het spel te waarborgen. Deze speelpenningen of fiches waren ook in omloop bij lucratieve transacties in en rond de gokhuizen, en als de kredietwaardigheid van de Khun Phattanasombat maar groot genoeg was, werden ze uiteindelijk ook buiten de gokgelegenheid als geld geaccepteerd.
15
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
4. Speelmunten met geldwaarde Grote hoeveelheden en soorten speelpenningen uit het voormalige Siam zijn door 48 verschillende auteurs onder de aandacht van het publiek gebracht . Hun volhardende studies hebben licht geworpen op verschillende aspecten van deze minuscule maar fascinerende voorwerpen. Toch blijven er genoeg zaken over die nader onderzocht of bewezen dienen te worden. De brief van Hamel, geschreven in 1887, maar nog steeds regelmatig geciteerd, blijft een van de belangrijkste rechtstreekse bronnen van informatie. Zijn mening over de geschiedenis en chronologische volgorde van Siamese speelmunten behoeft slechts hier en daar een kleine correctie.
De niet-porseleinen speelmunten Siamese fiches uit de Ayutthaya-periode werden gemaakt van verschillende soorten lokaal 49 beschikbaar materiaal zoals klei, lak en metaal. Zowel qua vorm als afbeelding waren deze vroege exemplaren vaak een imitatie van Chinese geldstukken.
RMV 627-204 en 205
Het artikel van Ramsden gaat over een aantal vroege metalen exemplaren nagemaakt van 50 Chinese geldstukken. Er wordt gezegd dat ze uit Bhamo in Noord-Birma komen, waar de e e Thai het voor het grootste gedeelte van de 18 en 19 eeuw voor het zeggen hadden. Het is zeer goed mogelijk dat geïmporteerde exemplaren uit China als model dienden voor de eerste lokaal vervaardigde fiches. In China kenden ze het gebruik van speelpenningen al 51 lang, en sommige hiervan kunnen in Thailand terecht zijn gekomen, als handelsvoorwerp of als persoonlijke bezittingen van Chinese kolonisten. Twee speelmunten in de collectie Hamel in het Leidse museum zijn slechts met het Chinese 52 woord tongbao gemerkt en hebben een type glazuur waardoor men zou kunnen afleiden 53 dat deze fiches uit de Ming-periode (1368-1644) dateren . Dit zou erop kunnen wijzen dat deze fiches in China al bestonden voordat zij een algemeen verschijnsel in Thailand werden.
RMV 627-148 en 149
Een aantal vroege metalen exemplaren van Siamese speelmunten hebben een parelrandje om dierenfiguren heen en herinneren aan de lokale Zuidoost-Aziatische muntsoorten en penningen die hun voorgeschiedenis in India hadden. Andere vertonen duidelijk lokaal 16
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
ontwikkelde vormen en ontwerpen, waarbij de contouren van typische en betekenisvolle Thaise motieven, zoals het wiel en de lotusrozet, die sinds de dagen van Ayutthaya op de munten werden afgebeeld, worden geïmiteerd.
RMV 627-200, 201, 202 en 203
Speelpenningen die qua vorm imitaties zijn van ronde en platte muntstukken komen bij de vroege exemplaren het meest voor. Of de metalen imitaties van de kauri-schelpen, die 54 Althoff tot de vroegste soorten Siamese fiches rekent, ook daadwerkelijk voor dit doel waren gemaakt, valt te betwijfelen. De metalen kauri's zouden namelijk net zo op de speelborden gerold hebben als hun natuurlijke tegenhangers. Wij veronderstellen dat deze imitaties van het oude kauri-geld gebruikt zouden kunnen zijn als duurzame en draagbare amuletten om rijkdom aan te trekken, zoals de hedendaagse bevolking van Thailand ze nog steeds gebruikt. In tegenstelling tot de algemeen aanvaarde theorie dat de productie en het gebruik van metalen fiches voorafgingen aan hun porseleinen tegenhangers, bestaan er ook metalen exemplaren waarop de dynastieke of koninklijke symbolen van de Bangkok-periode (176755 1932) zijn aangebracht.
RMV 627-198.
Dat plaatst ze in de tijd waarin de porseleinen fiches het toppunt van hun populariteit al hadden bereikt. Een aantal van deze metalen fiches, waarop symbolen staan die vrij laat voorkwamen op munten uit de Bangkok-periode, zouden zelfs uit de periode kunnen stammen nàdat de productie van hun porseleinen tegenhangers al gestopt was.
'Roulerende schatten' Het is duidelijk aantoonbaar dat speelpenningen van porselein in grote hoeveelheden door hongs (speelhuizen) vanuit China naar Thailand werden geïmporteerd om de lokaal vervaardigde fiches te vervangen. Naast hun kortstondige functionele betekenis in het Thaise geldwezen van de 19e eeuw, vertonen die porseleinen munten enkele uiterlijke kenmerken die een verwantschap suggereren met het officiële Chinese muntgeld uit het premoderne China. Toch heeft er tussen beide muntsoorten nooit enige monetaire of anderszins functionele relatie bestaan! Sterker nog: de speelmunten waren buiten hun eigen locale Siamese speelkring lange tijd hoe dan ook volkomen waardeloos. In dat opzicht waren die munten dus niets meer of minder dan nepgeld. Zoals echter meestal met namaakgeld - zowel speelgeld, offergeldwaardecoupons, spaarzegels en wat dies meer zij - zijn ook bij de Siamese speelmunten wel degelijk suggestieve waarde- of echtheidskenmerken in het uiterlijk opgenomen. Deze gaven de munten vooral enig cachet en suggereerden mede daardoor een zekere legaliteit en validiteit. Een eerste en simpele suggestie daarvoor - zeker voor de van origine Chinese gokkers - was gelegen in de imitaties van het aloude uiterlijk van het Chinese geld: een ronde munt met in het midden een vierkante gat en daaromheen enkele karaktertekens. 17
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
RMV 1-3885, 1990-27 en 1-2324 Drie karakteristieke Chinese munten uit verschillende tijdstippen in de Chinese geschiedenis: v.l.n.r. munten uit regeringsperiode van de Keizers Hongwu (1368-1399), Kangxi (1662-1723) en Xianfeng (1851-1862). Hieronder drie voorbeelden van porseleinen munten die gelijkenis vertonen met het traditionele Chinese muntgeld.
RMV 627- 77, 79 en 175
Vertrouwenwekkender nog dan de vormgelijkenis met het echte Chinese geld waren voor de Chinezen waarschijnlijk de op de porseleinen munten aangebrachte Chinese karaktertekens. Ongeacht hun individuele betekenis moet de aanwezigheid van die karakters de Chinezen sowieso het gevoel hebben gegeven dat het "iets van hen" was. Daarmee werd het iets vertrouwds en betrouwbaars. Een aardig voorbeeld hiervan is de aan het echte Chinese muntgeld ontleende karaktertekst tongbao.
De aanduiding tongbao op een munt (detail van RMV 1-3885).
Twee porseleinen munten met de aanduiding tongbao. (RMV 627-148-2 en 175) 18
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Tongbao is met enige krampachtigheid letterlijk te vertalen tot de verder weinig zeggende term van "roulerende schat". Minder letterlijk, maar wel meer naar de eeuwenlange werkelijkheid van de dag, is de vertaling van tongbao als "rijksmunt". Op vrijwel alle muntstukken namelijk, die in het premoderne keizerlijke China in opdracht van de heersende keizer en zijn gezagsdragers waren gegoten, stond deze - of een gelijkaardige - aanduiding. De term tongbao garandeerde met andere woorden simpelweg de gecontroleerde en geautoriseerde uitgifte van de munten. In China was dit voor het in omloop zijnde geld van reële betekenis. Bij de Siamese porseleinen speelmunten wekte de aanduiding tongbao louter een suggestie. Dit in tegenstelling tot de diverse gelukbrengende begrippen en spreuken op de speelmunten, die voor de spelers wel een reële betekenis hadden.
Circulatie en distributie Het is aannemelijk dat de speelmunten in het hele land in omloop waren. Waar Chinese gemeenschappen waren, floreerden speelhuizen en dit geldt voor het hele Siamese politieke territorium en zelfs daarbuiten. Hamel bracht zijn verzameling in Thailand bijeen, maar gelijksoortige voorwerpen waren ook in omloop in aangrenzende regio’s van het tegenwoordige Myanmar (Birma), Cambodja, Laos en Maleisië, waarover Siam eens de politieke en maatschappelijke macht had. De meest speelmunten, zoals blijkt uit de in het Thais aangebrachte waarden, waren overduidelijk speciaal voor Siam geproduceerd en voor die gebieden die onder sterke Siamese invloed stonden, politiek, financieel of anderszins. Tot dusverre zijn er geen aanwijzingen gevonden dat deze munten, behalve dan in China, elders als geld in gebruik zijn geweest.
Gebruiksduur We weten niet precies wanneer de porseleinen munten in Thailand zijn geïntroduceerd, noch wanneer ze een geaccepteerd betaalmiddel werden. In Ayutthaya bestonden speelhuizen e als instelling met een vergunning tenminste vanaf de 18 eeuw. Naar alle waarschijnlijkheid waren bepaalde soorten fiches met geldwaarde toen al in omloop. Haas schreef in 1879, waarschijnlijk op basis van informatie van lokale bronnen, dat pee56 munten met geldwaarde rond 1760 werden geïntroduceerd. Hoewel wetenschappers over het algemeen sceptisch tegenover deze vroege introductiedatum staan, is het heel goed mogelijk dat dit soort fiches, evenals de ngoen prakap van 1744, in het land werd gebruikt als alternatief noodgeld in de nadagen van Ayutthaya. Historisch gezien markeert het jaar 1760 voor de Thaise bevolking een korte onderbreking in de vernietigende aanvallen van 57 Birmese troepen, waarop een periode volgde waarin ze wanhopig probeerden het leven van alledag weer op te pakken. Er moet een tekort aan zilver, geld en nog veel meer andere zaken zijn geweest en de pee-fiches met hun geldwaardegarantie van betrouwbare speelhuizen zouden een tijdelijk hulpmiddel geweest kunnen zijn om de aan de rand van de afgrond verkerende economie gaande te houden. Daarnaast was de financiële situatie van Ayutthaya tijdens de regeerperiode van de laatste koning Ekathat (1758-1767) verre van florissant. Uit de kronieken blijkt dat er vanaf het eerste begin van zijn regeerperiode een 58 grote behoefte bestond om het valutasysteem van het land te standaardiseren, waaruit opgemaakt kan worden hoe bedroevend de staat van ‘s lands financiën was na de extravagante heerschappij van zijn voorganger. Schlegel schreef in 1890, op basis van informatie van Consul-generaal Hamel (brief van 5 59 februari 1887) dat de speelmunten in 1821 werden geïntroduceerd. Dit zou een ‘tweede’ introductie kunnen zijn of een officiële acceptatie van de pee-munten als wettelijk betaalmiddel. Dit gebeurde in de laatste regeringsperiode van Rama II (1809-1824), toen er wederom een tekort was aan officieel geproduceerde munten met een lage geldwaarde. Meestal ging er een onregelmatige aanvoer van geïmporteerde kauri's aan vooraf, wat de stroom van alledaagse geldtransacties belemmerde en uiteindelijk de waarde van de kauri's 19
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
onstabiel maakte en devalueerde waardoor ze steeds ongeschikter werden, zelfs voor dagelijks gebruik. Een enorm tekort aan zilveren munten veroorzaakte een groot probleem in het begin van de regeerperiode van Rama III (1824-1851), toen de internationale handel zich explosief ontwikkelde en de regering terugviel op andere oplossingen – onder meer de invoering van een nieuw openbaar goksysteem – om ervoor te zorgen dat er meer geld in 60 roulatie kwam. De passie voor gokken onder de Siamese bevolking, gestimuleerd door de dynamiek van de economische koorts die in het land heerste, bereikte, evenals de behoefte om veel geld te spenderen, haar hoogtepunt duidelijk in de derde regeerperiode van de Bangkok-dynastie (1824-1851). Het lag voor de hand dat de vertrouwde fiches met geldwaarde het tekort aan officieel muntgeld weer aanvulde, deze keer voor een langere periode en op veel grotere schaal dan voorheen. De uitzonderlijke rijkdom en stevig gevestigde positie van de Chinese Khun Phatthanasombats (pachters van speelhuizen) in deze regeerperiode, waarin handel een grote economische groei genereerde, gaf de bevolking grote zekerheid, wat de populariteit van de speelmunten met geldwaarde alleen maar versterkte. De landelijke circulatie van de pees als geaccepteerd muntgeld zette zich in de volgende regeerperiode voort. Duizenden en duizenden reeksen van deze pees, die in China besteld werden, moeten nodig zijn geweest, omdat de hongs als regel de in omloop zijnde reeksen 61 vaak vervingen door nieuwe, om vervalsing tegen te gaan of om meer winst te maken. De pees werden zodoende ‘heet geld’ dat snel uitgegeven moest worden voordat het waardeloos werd. Zij moeten een aanzienlijke stimulans aan de economische groei van het land hebben geleverd door geld actief in omloop te houden. Maar paradoxaal genoeg ondermijnden ze de basis van de economie omdat de regering geen effectieve controle had over de productie van en het uit de circulatie nemen door de hongs van deze onofficiële, maar algemeen geaccepteerde, fiches met geldwaarde. Tijdens de regeerperiode van Rama IV (1851-1868) trad het land een tijdperk van modernisering binnen. De regering introduceerde een nieuwe officiële geldsoort, de ka-pae, 62 koperen en tinnen munten met lagere waarden voor dagelijks gebruik. Deze moesten echter met de hand gemaakt worden, waardoor de productie beperkt was en de productiesnelheid laag lag. De populariteit van de pees bleef daarom bestaan tot ze uiteindelijk werden vervangen door machinaal vervaardigde munten en papiergeld en ze in 1875 officieel als wettelijk betaalmiddel verboden werden. Uiteraard behielden de pees hun bruikbaarheid als speelmunten zoals voorheen, maar de dagen van hun productie en import op grote schaal waren geteld. Met een slinkende circulatie nam ook hun populariteit in hoog tempo af. Wood, een Britse consul die in 1890 in Thailand arriveerde, kwam in een aantal 63 speelhuizen in Bangkok geïmproviseerde metalen speelmunten tegen, maar hun porseleinen tegenhangers moeten in het grootste deel van het land nog steeds dienst 64 gedaan hebben. Slechts het officiële verbod op de speelhuizen in 1916 bracht een definitief einde aan het gebruik van deze fiches als geaccepteerd betaalmiddel voor transacties in en rondom deze gelegenheden.
20
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
5. 'Made in China' Een belangrijke zorg van ieder die geld of waardepapieren en dergelijke uitgeeft, is het behouden van hun echtheid en waarde. De grootste bedreiging van die echtheid is grootschalige namaak. Zodra bekend wordt dat vervalsingen in omloop zijn, kunnen de echte stukken geheel of gedeeltelijk hun waarde verliezen. Het is dus van belang om dergelijke ongewenste imitaties te voorkomen. Dit gold eertijds in Siam ook voor de speelmunten die de Chinese gokbazen in hun gokhuizen in omloop hadden. Kwam het onverhoopt toch voor dat met kwade bedoelingen een imitatie op de markt werd gebracht, dan was het in ieders belang - niet in het minst van de gokbaas zelf - de originelen uit het speelveld te halen en deze officieel waardeloos te verklaren. Volgens Hamel ging dat dan als volgt: "Als namaak eener soort bekend wordt, doet de betreffende pachter door middel van gongslag in zijn district bekend maken dat hij de echte door hem uitgegeven soort wenscht uit te wisselen, en geeft hij, eene nieuwe soort uit." De belangrijkste garantie voor hun echtheid en de controle op hun aanmaak bleek gelegen 65 in de keuze van het materiaal voor hun vervaardiging: porselein. Siam kende in de achttiende en negentiende eeuw geen binnenlandse porseleinfabricage en namaak ter plaatse was derhalve praktisch uitgesloten. De porseleinen munten moesten dus van elders komen en het lag voor de hand dat de Chinese gokbazen daarbij naar China keken. Daar te lande immers bestonden toentertijd diverse belangrijke en eeuwenoude centra voor omvangrijke en hoogwaardige productie van porselein. De plaats Dehua [Têhua], in de zuidoostelijke kustprovincie Fujian, was zo'n vooraanstaand centrum van porseleinproductie. Tot ver buiten de landsgrenzen was - en is - Dehua bekend vanwege de grote variëteit aan 66 geheel witte porseleinen voorwerpen die daar in grote aantallen voor binnen- en buitenland werden en worden geproduceerd.
Twee voorbeelden van blanc de Chine objecten uit Dehua: links een tien-armige Guanyin, en rechts een pot met houten deksel en voetstuk (resp. RMV 3121-3 en 02-62)
Het daar aanwezige vakmanschap, de mogelijkheden tot goedkope massaproductie, de betrekkelijke nabijheid van en de goede transportwegen naar Siam, maken het vrij aannemelijk dat de Chinese gokbazen vooral in Dehua hun orders plaatsten voor de aanmaak van de fiches. Andere plaatsen van herkomst - vooral in de zuidelijke kustprovincie 67 Guangdong - kunnen echter niet worden uitgesloten . Naast veiligheid bood porselein nog een aantal andere belangrijke voordelen voor de 68 69 aanmaak van speelmunten. De belangrijkste grondstoffen - kaolien en petuntse - waren bijzonder goedkoop en royaal voorhanden. Mede daardoor was porselein zeer geschikt voor 21
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
70
relatief snelle massaproductie . Voorts bood de kneedbaarheid van het materiaal haast onbeperkte mogelijkheden voor variaties in vormen, motieven en decoraties. Tenslotte waren de porseleinen munten - eenmaal gebakken - behoorlijk duurzaam en slijtvast.
Massaproductie "De aanmaak geschiedde op bestelling van de speelpachters. Oorspronkelijk werd de munt, naar het schijnt, in Bangkok vervaardigd uit rood lak; later van lood en geel koper en nog later van aardewerk of porcelein. De laatste soort kwam van China" en "Enkele bestellingen schijnen in Europa te zijn uitgevoerd." Meer meldt Hamel niet over de productie van de porseleinen speelmunten. Maar hoe geschiedde die aanmaak of uitvoering, daar in China of Europa? Helaas zwijgen Hamel en vrijwel alle andere bronnen daarover in alle talen. Pas vrij recent is hier onderzoek naar verricht en is er over gepubliceerd. Ralf Althoff geeft in een beschrijving van een zeer aanzienlijke collectie Siamese porseleinen 71 munten in het Duitse Kultur-und Stadthistorisches Museum Duisburg kort en duidelijk aan hoe naar alle waarschijnlijkheid de productie van de munten plaatsvond. "Nu werd de productie, op basis van ongebakken porseleinaarde, vrij eenvoudig. Van deze kneedbare substantie werd een rol op gewenste dikte gemaakt en daarvan werden plakjes in de vorm van koekjes gesneden. In het proces dat hierop volgde werden de ongebakken porseleinplakjes voorzien van een basisglazuur (wit/glazig) en werden de tekens, meestal Chinese, na een korte droogtijd met blauw glazuur op de fiches geschilderd. Tenslotte werden de geprepareerde fiches in de oven gebakken. Een aantal fiches hebben kleine spikkeltjes, wat erop wijst dat ze plat op de ovenplaat hebben gelegen. Andere geven geen enkele aanwijzing, dat wil zeggen, zij vertonen geen spikkels of sporen van aankoeken, waaruit de apparatuur van de oven te herleiden zou zijn. De vaak door speelpachters uit de roulatie gehaalde complete reeksen fiches leidden tot voortdurend nieuwe, enigszins gewijzigde reeksen. Elke nieuwe serie die een oudere serie moest vervangen, werd iets gecompliceerder gevormd; op die manier ontwikkelde zich een kringloop van het uit de omloop halen van oude en het in omloop brengen van nieuwe fiches die zich steeds sneller herhaalde. Het kon niet uitblijven dat dit een verandering in het productieproces tot gevolg zou hebben. De onversierde plakjes werden niet meer meteen geglazuurd, maar werden versierd door ze in een mal te persen. Bij de series met een groef om de afbeelding en dieperliggende tekens werden die er wellicht in gestanst, omdat de tekens van een serie altijd met een en dezelfde stempel zijn gemaakt en tevens altijd gelijke afstanden vertonen. Alle andere fiches met reliëftekens of afbeeldingen werden in een mal geperst. Hiertoe werd de nog zachte porseleinaarde van de ongebakken plakjes apart in de mal geperst, zodat een reliëfafdruk werd verkregen als het fiche uit de vorm werd gehaald. Op de fiches die slechts aan een kant een afdruk hadden, werden de keerzijden, nog steeds met de hand, voorzien van tekens in blauw glazuur. Voordat de dubbelzijdige fiches ontwikkeld konden worden, bestond er nog een andere variant met dieper gelegen tekens op de keerzijde. De dubbelzijdige fiches met reliëftekens op beide zijden behoren tot de laatste of meest recente fiches, en symboliseren de gecompliceerde productiemethode. Voor de beschildering werden alleen heldere, duidelijke kleuren met rode, blauwe, groene en gele tinten gebruikt, incidenteel aangevuld met zwart. Een aanzienlijk aantal fiches heeft ook roodbruine, bruine, grijze of zwarte kleuren, die zeker niet zo bedoeld waren, maar het gevolg waren van een bakfout (te hete oven). Deze grote verschillen 72 kunnen zelfs binnen één reeks voorkomen."
22
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Vormen Volgens een zeer ruwe schatting zouden in de hoogtijdagen van hun gebruik tussen de duizend en tweeduizend verschillende typen porseleinen spelmunten in roulatie zijn 73 gebracht . Gelukkig zijn die duizenden variaties wel terug te brengen tot een beperkt aantal hoofdvormen. Zo is om te beginnen vast te stellen dat ze allemaal plat zijn; ze zijn dus nooit dikker dan ze lang en/of breed zijn. Binnen de Leidse collectie lopen de dikten uiteen van 3 tot 7 mm. Bij de overige maten - breedte, lengte en diameter - variëren de eenheden tussen de 0,5 en 1,3 tot 2,5 cm. Voorts vinden we speelmunten die
rond (RMV 627-64),
ovaal (RMV 627-194),
vierkant (RMV 627-120),
ruitvormig (RMV 627-114),
zes- (RMV 627-107),
acht- (RMV 627-104),
twaalfkantig (RMV 627-90),
rozet- (RMV 627-101)
of kruisvormig (RMV 627-91)
zijn, of die naar de werkelijkheid - bepaalde planten, dieren, objecten of personages - zijn gemodelleerd. Aan de uiteenlopende geometrische vormen kenden de Chinezen geen diepere betekenissen toe. Daarentegen bevatten voor hen de weergaven van bepaalde objecten, planten of dieren, vaak wel vooral gelukbrengende ideeën. In de Leidse collectie zijn hiervan slechts twee voorbeelden terug te vinden: een inktvis en een traditionele Chinese gewichtvorm.
RMV 627-142, 143
23
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Motieven en decoraties e
Op de 6 vraag van de heren uit Batavia of "de figuren (niet de Chineese karakters), welke op deze geldsoort voorkomen, bijzondere beteekenissen [hebben]" luidt het antwoord van Hamel: "De figuren op de munten voorkomende hebben geen bijzondere beteekenissen; sommig en hebben een leeuw, anderen een tijger of ander dier op de ééne zijde (enkele zijn zelfs in den vorm van een of ander dier vervaardigd). Op de andere zijde is gewoonlijk in Chinesche karakters de waarde aangegeven." Helaas slaat Hamel hier de plank geheel mis. De meeste motieven op de munten komen namelijk voort uit de rijke wereld van de Chinese symboliek. Daarin figureren al sedert vele eeuwen talloze dieren, planten, personages en objecten die voor de Chinezen meer betekenen dan de simpele uitbeelding ervan doet vermoeden. In verreweg de meeste gevallen gaat het daarbij om toespelingen op of koppelingen met ideeën die te maken hebben met een verlangen naar fortuin, zakelijke voorspoed, een succesvolle carrière, een lang leven, mooie vrouwen, kinderzegen en wat dies meer zij. Kortom: geluk in de meest brede zin en dus ook in het spel waarin de porseleinen munten een rol speelden. Enkele voorbeelden van deze symboliek op de munten, die ook zijn terug te vinden op exemplaren uit de Leidse collectie, zijn: -
de pauw: deze vogel is een symbool van schoonheid en waardigheid. Vanwege het gebruik van pauwenveren als officieel waardigheidsteken bij de hoeden van de keizerlijke ambtenaren werd de vogel geassocieerd met succes bij de keizerlijke 74 examens en aansluitend een mooie bestuurscarrière.
RMV 627-90
-
de tijger: wordt beschouwd als het symbool van magistrale waardigheid en strengheid, als model voor moed en felheid. Soms beeldt de tijger de god van de rijkdom uit.
RMV 627- 88
-
de haas: symbool van lang leven, omdat men gelooft dat hij zich op de maan voortplant, het ingrediënt van het elixer van het lange leven.
RMV 627- 60
24
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
-
de vis: de vis is het symbool van rijkdom of overvloed, vanwege de overeenkomst in de uitspraak van de woorden yü, vis, en yü, overvloed, en ook omdat vis in de Chinese wateren zeer rijkelijk aanwezig is. Door zijn voortplantingsvermogen is hij een symbool van wedergeboorte, en omdat hij in zijn element of omgeving gelukkig is, is hij tevens het symbool van harmonie en echtelijk geluk. […] De karper, met zijn schubbige pantser, een symbool van krijgshaftige eigenschappen, wordt bewonderd omdat hij tegen de stroom in worstelt en is daarom het symbool van volharding geworden. Van de steur van de Gele Rivier wordt gezegd dat degenen die erin slagen de stroomversnellingen van Lung-mên te passeren in draken veranderen; vandaar dat deze vis een symbool is van literaire grootheid of het behalen van 75 examens met lof.
RMV 627- 72 en 108
-
de bagua, de "Acht Trigrammen": Een groep tekens die de hemel, water (zoals in moerassen of meren), aarde, vuur, onweer, wind, lucht (zoals in regen en wolken) en heuvels voorstellen. Zij symboliseren aspecten van het universum door middel van individuele samenstellingen van drie horizontale lijnen.
Links: de acht trigrammen met het yin-yang-symbool in het midden. Rechts: RMV 627-113
-
de babao, de "Acht Kostbaarheden" zijn veelbelovende symbolen van geluk
Het zijn, vanaf linksboven: 1. Juweel of "parel" 2. Muntstuk – symbool van rijkdom 3. Open ruit- in vroeger tijden gebruikt om hoofdtooien te versieren. Soms als de Fan Sheng (dubbele ruit) symbool van overwinning. 4. Stel boeken - symbool van geleerdheid, houden boze geesten op afstand. Soms een schildering, als symbool van schone kunsten, cultuur en van de Vier Tekenen van de Geleerde. 5. Spiegel (dichte ruit) – bevordert ononderbroken echtelijk geluk en maakt boze invloeden ongedaan. 6. Klankvolle gong van jade (Qin), is een geestelijk symbool en symboliseert de praktijk van het oordeelsvermogen en van zegeningen. 7. Stel hoorns van een neushoorn – stelt geluk voor. 8. Artemisia blad – weert ziektes af, heeft helende eigenschappen en is een symbool van zegening. (Bron: http://www.gotheborg.com/glossary/symbolsindex.htm)
25
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
RMV 627-117, 91. Twee voorbeelden van emblemen van de 'Acht Kostbaarheden'.
-
de qilin: is een fabeldier van gunstige voortekenen en het symbool van lang leven, grootsheid, zegening, illuster nageslacht en wijs bestuur.
RMV 627- 169
-
yin-yang: Yin en yang worden beschouwd als twee tegenover elkaar staande soorten energie of tegenkrachten. Yin is omschreven als toegevend, passief, negatief, donker en vrouwelijk. Yang is dynamisch, assertief, positief, licht en mannelijk. De twee energieën zijn tegengesteld en toch afhankelijk van elkaar. Yin kan yang worden en vice versa, evenals dag nacht wordt, koud warm kan worden en omgekeerd. Het gedrag van yin en yang beschrijft de structuur van gebeurtenissen of zaken. Hun dynamische verhouding beschrijft de werking van de Tao in de scheppingscyclus en hun afwisselende beweging ligt ten grondslag aan de structuur van alles in het universum. Het concept van yin en yang wordt uitgedrukt door de 76 tijger en de draak en door het Taiji-symbool.
Links: het yin-yang symbool. Rechts: RMV 627- 164, met op het witte veld het karakter fang als waarde aanduiding van de munt.
-
de Acht Onsterfelijken: Dit is een groep legendarische semi-historische taoïstische figuren in zowel het religieuze taoïsme als in de volksreligie. Van de Onsterfelijken, zeven mannelijke en één vrouwelijke, wordt gezegd dat ze uit de Han-dynastie stammen. [….] De figuren worden meestal aan hun attributen herkend. Dat zijn Zhongli Quan met een waaier; Zhang Guo met een visvormig muziekinstrument; Lü Dongbin met een zwaard en een vliegenmepper; Cao Guojiu met een stel kleppers die aan castagnettes doen denken; Li Tieguai met een ijzeren kruk en een kalebas; Han Xiangxi met een fluit; Lan Caihe met een bloemenmand; en He Xiangu met een lotusbloem. Verhalen over de Acht Onsterfelijken werden op het toneel, in volksoverleveringen, in romans en in de blokdrukkunst populair gemaakt. Daarnaast kwamen ze ook voor op allerlei soorten keramische en decoratieve voorwerpen. (Bron: http://www.gotheborg.com/glossary/symbolsindex.htm) 26
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Vier voorbeelden van verwijzingen naar de `Acht Onsterfelijken' : v.l.n.r. het zwaard van Lü Dongbin, de kalebas van Li Tieguai, de bloemenmand van Lan Caihe en He Xiangu met haar lotusbloem. (Resp. RMV 627-174, 103, 108 en 70)
Verklaring der tekens Chinese opschriften 77
Eerder is reeds aangegeven dat de op de munten aangebrachte Chinese karaktertekens ongeacht hun individuele betekenis - voor de Chinezen vertrouwenwekkende elementen moeten zijn geweest. De karakters gaven hen het gevoel dat de munten "iets van hen" waren. Daarmee werd het iets herkenbaars en betrouwbaars. De aan het echte Chinese muntgeld ontleende karaktertekst tongbao diende als voorbeeld. Er zijn echter meer Chinese tekens en teksten te vinden op de porseleinen munten. Hierbij valt op dat die opschriften naar hun betekenis ruwweg in drie groepen zijn te verdelen: -
aanduidingen voor de Siamese geldwaarde en voor het aantal munten dat van een bepaald type - ergens - is aangemaakt; aanduidingen van namen van de speelhuizen, die de uitgifte hadden verzorgd, hungebruik toestonden en garant stonden voor een werkelijke tegenwaarde; spreuken, aforismen, individuele betekenisvolle karaktertekens of kleine combinaties daarvan.
De informatie over namen en waarden varieerden per kant, wat betekent dat ze zowel op de voorzijde als op de keerzijde aangebracht werden. Maar over het algemeen werden de namen op de voorzijden en de waarden op de keerzijden aangebracht; in slechts zeer 78 zeldzame gevallen ontbreken zowel naam als waarde. Waarden en aantallen Op de meeste Siamese porseleinen munten zijn Chinese karaktertekens terug te vinden, die een bepaalde waarde aangaven binnen het Siamese geld- en gokcircuit van die tijd. Verhoudingsgewijs waren dit allemaal lagere waarden, van salung tot att, en soms zelfs nog lager. Met het Chinese muntstelsel en daarin voorkomende eenheden hadden de karaktertekens weinig of niets van doen. 79 Zo was - en is - het karakterteken 錢 qian in China wel het begrip voor "geld" in het algemeen, maar functioneerde het op de porseleinen munten als waardeduiding voor de Siamese geldeenheid van 1 salung.
RMV 627-63 27
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Het karakterteken 方 fang heeft, afhankelijk van de context, in het Chinees een veelheid aan betekenissen: vierkant, plaats, plan, methode, toen, vergelijken, verwaarlozen, stroken, centreren. Fang is in het Chinees echter nooit een muntsoort of muntwaarde geweest. Het gebruik van dit karakterteken op de porseleinen munten lijkt dan ook alleen te verklaren uit de klankgelijkenis met de Siamese muntwaarde fuang.
RMV 627-111
Een zelfde verschijnsel van translitteratie heeft zich voorgedaan bij de muntwaarde songphai. Hiervoor heeft men de naam van een dynastie, de Song 宋 (960-1274 AD), en het karakter 派 pai - afvaardigen, zenden - gekozen.
RMV 627-84 en 95
Voor de dan weer kleinere waarden zoals phai, att en solot, werden respectievelijk de Chinese termen 派 pai, 文 wen en 分 fen gebruikt. Aardig hierbij te melden is dat het begrip fen in China wel een munteenheid - de kleinste - was en nog steeds is. De fen is in dat opzicht te vergelijken met cent bij veel andere geldsoorten.
Diverse muntjes met uiteenlopende waardeaanduidingen in Chinese karakters: v.l.n.r. si bai (400 = 4 att), er bai (200 = 2 att), yi bai wen (100 = 1 att) en ershiwu fen (25 fuang) (RMV 627- 184, 188, 194, 196)
Plaatsen wij alle op de porseleinen munten voorkomende Siamese en Chinese aanduidingen in schema, dan leidt dit tot het volgende overzicht van termen en waarden:
28
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Siamese munteenheden
Chinese aanduiding
Tegenwaarde in cowries
1 chang
--
--
20 tamlung
1 tamlung
--
--
4 baht / 4 tical
1 baht / tical
--
6400
4 salung
1 salung
錢 qian
1600
2 fuang
1 fuang
方 fang
800
2 songphai
宋 派 songpai
400
2 phai
派 pai
200
2 att
百 文 bai wen
100
2 solot
分fen
50
1 songphai / siek 1 phai / siaw 1 att 1 solot
Andere overeenkomende (tegen)waarden
--
'Aantallen' Op welgeteld één porseleinen munt in de Leidse collectie is een Chinese getalsaanduiding te vinden: 五 千 wuqian, 5000. Dit getal heeft helemaal niets te maken met een of andere geldwaarde, maar alles met het aantal exemplaren dat van deze munt is aangemaakt.
RMV 627-79 80
Uit onderzoek op andere grote collecties, waarin zich veel meer van dergelijke munten bevinden, is gebleken dat het niet ongebruikelijk was de hoeveelheid aangemaakte exemplaren aan te geven. Het aantal van 5000 stuks komt daarbij vaak naar voren en moet gemiddeld genomen de bovengrens van de productie zijn geweest. Aanwijzingen voor 81 andere duizendtallen - 2000, 3000, 4000, 6000 en zelfs 10.000 - zijn echter ook aangetroffen. Dat dergelijke grote series ook werkelijk zijn geproduceerd, kan via een omweg worden vastgesteld met behulp van munten waarop weer andere getallen zijn aangebracht, namelijk individuele volgnummers. Het gaat hierbij dan vooral om munten die in principe identiek zijn, maar aan de achterzijde zijn voorzien van uiteenlopende nummers in Chinees handelssteno. Voorbeelden hiervan zijn in getekende vorm door Hollink afgebeeld in een van zijn artikelen 82 voor de Oriental Numismatic Society . Een van deze afbeeldingen is hier als illustratie enigszins bewerkt gereproduceerd. 29
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Op de voorzijde - links - het opschrift tian fa, "Growing increase (of profit)" De afbeeldingen 1 t/m 4 geven in Chinees handelssteno de individuele productienummers weer van munten uit een en de zelfde serie. Respectievelijk staan vermeld v.l.n.r. 1206, 2716, 3592 en 4691. ( Bron: Hollink ONS 121)
Drie voorbeelden van cijfers in Chinees handelssteno op porseleinen munten uit de Leidse collectie: links het getal 17, midden op de onderste helft het getal 25 en rechts eveneens het getal 25 (RMV 627-120, 124 en 196)
De gokhuizen Relatief talrijk zijn de porseleinen munten waarbij op de voorzijde in karakters de aanduiding gongsi is aangebracht. Deze term is, al naar gelang de context, te vertalen in termen als firma, genootschap, corporatie, bedrijf, vennootschap, club, kliek en - in dit geval - gokclub of speelhuis. De ene gongsi was echter de andere gongsi niet en voor het noodzakelijk onderscheid koos elk een specifieke eigen bedrijfs- of clubnaam. Meestal waren namen met zowel een poëtische formulering als met een zeer profane betekenis. Tien willekeurige voorbeelden hiervan uit de Leidse collectie zijn de firma's:
(V.l.n.r. RMV 627-58, 75, 76, 77, en 78)
協 利 公 司, xieli gongsi, Genootschap [van de] eendrachtige opkomst. 財 發 公 司, caifa gongsi, Genootschap om rijk te worden. 瑞 源 公 司, shuiyuan gongsi, Genootschap [van de] gelukkige bron. 崇 盛 公 司, chongsheng gongsi, Genootschap [van de] verheven bloei. 天 成 公 司, tiancheng gongsi, Genootschap [van de] hemelse volmaaktheid
30
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
(V.l.n.r. RMV 627-99, 105, 107, 126 en 127)
源 昌 公 司, yuanchang gongsi, Genootschap [van de] oorspronkelijke bloei(tijd) 和 盛 公 司, hesheng gongsi, Genootschap [van de] vreedzame bloei(tijd). 萬 財 公 司, wancai gongsi, Genootschap [van de] tienduizend schatten 如 意 公 司, ruyi gongsi, Genootschap naar [uw] wens. 和 利 公 司, heli gongsi, Genootschap [van de] vreedzame winst. Et cetera, etcetera. De spreuken Een aantal munten zijn voorzien van spreuken, aforismen, individuele betekenisvolle karaktertekens of kleine combinaties daarvan. In de meeste gevallen gaat het hierbij om begrippen. Enkele willekeurige voorbeelden hiervan zijn:
RMV 627-63, 66, 79 en 87
如 坤 元 和
意, ru yi, "[alles] zoals U wenst". 利, kun li, "aards voordeel". 83 享 利 貞, yuan xiang li zhen, "schepping, vermeerdering, volmaaktheid, voleindiging" . 財 秘 錢, he cai bi qian,"vreedzame schatten en geheimzinnig geld".
RMV 627-91, 102, 110 en 188
竹 間 禽 語 性 相 似 也, zhu jian qin yü xing xiang si ye, "vogels zingen liefelijk tussen de bamboe; wat hun natuur betreft lijken beide op elkaar". 財 源 廣 進, cai yuan guang jin, "de bron van de rijkdom komt overvloedig binnen". 萬 物 靜 觀 皆 自 得, wan wu jing guan zi de, "alle wezens wachten bedaard en ieder krijgt het zijne". 興, xing, "vooruitgang". Etcetera.
31
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
De "huismerken" Enigszins merkwaardig op een klein aantal munten zijn de tekens die ogenschijnlijk Chinees of Siamees zouden kunnen zijn. Geen van beider is echter het geval. Waarschijnlijk zijn het helemaal geen schrifttekens, maar een soort merktekens. Deze moeten bij het maken van de munten met een stempeltje of mesje op een van de zijden zijn aangebracht. Met welk doel dat is gebeurd en van wie ze zijn, is geheel onduidelijk. Een optie zou kunnen zijn dat 84 het gaat om een soort huismerken van de fabrikant van de munten of van de pachter van een speelhuis die ze heeft besteld en uitgeeft.
Afwisselend de volledige weergave en als detail het huismerk van RMV 627-129 en 134.
Helaas zijn er in de Leidse collectie geen doubletten, noch van de munten waarop een bepaald merkje is aangebracht, noch van de merktekens zelf, die via onderlinge vergelijking een bevredigende verklaring zouden kunnen bieden voor hun aanwezigheid en betekenis. Vergelijking met andere collecties leverde in dit verband al evenmin een plausibele verklaring op. Thaise opschriften. Op veel munten in de collectie Hamel staat een kruisfiguur, zoals in de traditionele Thaise waarde-aanduiding. Meestal bevat die rechtsonder het Thaise cijfer 1, waarmee de waarde van 1 salung wordt aangeduid.
RMV 627-63, 112 en 126. Voorbeelden van porseleinen munten waarop in het Thai de waarde van 1 salung staat aangegeven.
Op sommige staat bovendien boven het kruis de naam van het gokhuis dat de munt heeft uitgegeven, dikwijls in enigszins foutief Thais schrift, hetgeen doet vermoeden dat het door een Chinese hand erop is geschreven. In één geval verschijnt de Chinese naam 'ho ki' (RMV 85 627-90), en in een ander 'chai seng' (RMV 627-169).
RMV 627-90 en 169
De thans vermiste zilveren munt (RMV 627-198) met daarop het garuda-symbool van de Derde Regeerperiode (1824-1851), heeft op de achterzijde een ongewoon opschrift, 32
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
gevormd door het Siamese cijfer 200 en het woord 'sombat' in Khmer/Thais schrift. Die term kan vertaald worden als 'schat' of 'bezitting'. De munt heeft trouwens een officieel uiterlijk dat de suggestie wekt dat het een door de Koninklijke Schatmeester uitgegeven geldstuk is, en niet een fiche voor gokdoeleinden.
RMV 627-198
33
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Nawoord In het hedendaagse Thailand blijven handenvol porseleinen pees over het hele land bij particulieren bewaard als gekoesterde of nostalgische voorwerpen uit het verleden. Er bestaan vermoedelijk nog ongekende aantallen, want ze duiken van tijd tot tijd op als antiek of curiosa op markten, in stalletjes en in obscure winkeltjes in de Chinese wijken van Bangkok en andere steden. De pees behoren tot een te recente geschiedenis om de aandacht van archeologen te trekken en zijn te talrijk om zeldzaam genoemd te worden. We komen ze nauwelijks in oosterse of westerse musea tegen en informatie over hun geschiedenis en aard is minder makkelijk te achterhalen dan onderzoekers hadden verwacht. Toch hebben deze voorwerpen, ondanks het kleine beetje dat er over bekend is, een ontegenzeglijk intrigerende geschiedenis. Door hun bijzondere rol in het leven van de gewone man, maar ook op een nationaal en zelfs internationaal niveau, belichamen ze veel menselijke belangen tegen de achtergrond van een uniek maar controversieel nationaal beleid. Zelfs nu vertellen ze een bijna ongeloofwaardig verhaal van hoe een onbeduidend speeltje een heftige koorts van opwinding, hoop, hebzucht en wanhoop in de mens kan doen ontbranden, maar ook de slapende economie van een land aan kan wakkeren en tegelijkertijd heimelijk kan ondermijnen.
34
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Literatuur Althoff, Ralf Sammlung Köhler-Osbahr, Band II/3. Vormünzliche Zahlungsmittel und Aussergewöhnliche Geldformen: Siamesische Porzellantoken. Duisburg 1995. Brummelhuis, Hans ten, Merchant, Courtier and Diplomat: A History of the Contacts between the Netherlands and Thailand. De Tijdstroom, Lochem/Gent 1987. Campos, J. de, The Origin of the Tical, The Siam Society Fiftieth Anniversary Commemorative Publication, vol.ll, Bangkok 1954, pp. 95-111. Cartwright, B.G., The Huey Lottery, in The Siam Society Fiftieth Anniversary Commemorative Publication, vol.l, Bangkok 1954, pp.131-149. Chalerm Boonyongkird, Pee tokens of the Hongs, Bangkok, 1971. Charnvit Kasetsiri, The Rise of Ayudhya, A History of Siam in the Fourteenth and Fifteenth Centuries, East Asian Historic Monographs, Oxford University Press, Oxford etc., 1976. ----------, Charuk nai Prathet Thai (= Corpus of Inscriptions in Thailand), vol. 1, National Library of Thailand, Bangkok B.E. 2529 (AD 1986). ----------, Chavalit Angwitthayathorn, Ngoen Tra Namo (= Namo Coins), Muang Boran Publications, Bangkok B.E. 2538 (=AD 1995). Chévillard, L'Abbé Similien, Siam et les Siamois, Paris 1889. Christie, J. W., A Preliminary Survey of Early Javanese Coinage Held in Javanese Collections, Kundika Publication, Museum Nasional Coop., Jakarta, n.d. Coedes, G., The Indianized States of Southeast Asia, East-West Centre Press, Honolulu 1968. Damrong Rajanubhab, H.R.H. Prince, Ruang Ang Yi (The story of Ang-Yi), in Nithan Borankhadi (Archaeological Tales), Bangkok, B.E. 2511 (AD 1968), pp.153-178. Donnelly, P.J., Blanc de Chine, London 1969. Dyer Ball, J., th Things Chinese, or Notes connected with China, 4 ed., John Murray, London, 1904. Flensborg, P., 'Siamese Porcelain Tokens', in Newsletter 140, Oriental Numismatic Society, Llanfyllin 1994. 35
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Gühler, U., Further Studies on Old Thai Coins, in Siamese Coins and Tokens, London 1977, Part II, pp. 29-69. ----------, Some Investigations on the Evolution of the Pre-Bangkok Coinage, in Siamese Coins and Tokens, London 1977, Part II, pp. 70-89. ----------, Notes on Old Siamese Coins, in Siamese Coins and Tokens, London 1977, Part 11, pp. 90-123. ----------, Essay on the Symbols and Marks of Old Siamese Coins, in Siamese Coins and Tokens, London, 1977, Part 11, pp. 124-148. Gutman, P., The Ancient Coinage of Southeast Asia. Journal of the Siam Society, vol.66, pt.1, pp.8-21. Haas, Joseph, Siamese Coinage, Shanghai 1879. Harding Kneedler, W., The Coins of North Siam, in Siamese Coins and Tokens, Siam Society, London, 1977, Part II, pp. 3-28. Harvey, G. E., History of Burma, From the Earliest Times to 10 March 1824, The Beginnings of the English nd Conquest, 2 ed., Frank Cass & Co. Ltd., London 1967. Hofrichter, H.P., Siamesische Token, Hamburg 1977. Hollink, G., 'Porcelain Chinese-Siamese Pee Tokens. "Ramsden and the 1/16 of a song-pei". An essay to rectify the wrong conclusions of Ramsden after 75 years - part 1', in Newsletter 110, Oriental Numismatic Society, Wolverhampton 1988. ----------, 'Porcelain Chinese-Siamese Pee Tokens. "Ramsden and the 1/16 of a song-pei". An essay to rectify the wrong conclusions of Ramsden after 75 years - part 2', in Newsletter 111, Oriental Numismatic Society, Wolverhampton 1988. ----------, 'An Introduction to Chinese-Siamese Pee Coins', in Newsletter 117, Oriental Numismatic Society, Wolverhampton 1989. ----------, 'The Chinese-Siamese porcelain pee-coins I', in Newsletter 120, Oriental Numismatic Society, Wolverhampton 1989. ----------, 'The Chinese-Siamese porcelain pee-coins II', in Newsletter 121, Oriental Numismatic Society, Wolverhampton 1989. 36
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
----------, 'The Chinese-Siamese Pee Coins: How the Gambling Tokens became Coins ', in Newsletter 131, Oriental Numismatic Society, Llanfyllin 1991-1992. ----------, 'The Chinese-Siamese Pee Coins, used as currency: ', in Newsletter 135, Oriental Numismatic Society, Llanfyllin 1993. Khaisang Sukhavadhana, The Chinese-Influenced Thai Buddhist Monasteries of the Early Rattanakosin Period, Chulalongkorn University, Bangkok, 1982. Krause, C.L. and C. Mishier, Standard Catalogue of World Coins, KP Publications, Wisconsin, 1979. LeMay, R., 'Coinage of Siam', in Siamese Coins and Tokens. An Anthology by Le May, Ramsden, Guehler and Harding Kneedier, Siam Society, London 1977, Part I, pp.1-179. McFarland, G. B., Thai - English Dictionary, Fifth Printing, Standford University Press, California, 1969. Nathaphat Nawikacheewin, Ee-pae Thai samai Ratchakarn thi Si (= Thai ee-pae of the Fourth Reign, in Silpakorn Journal, vol.21, no.1, May 1977, pp.100-103. Oliver, T., Twenty Centuries of Coins, Thailand's Currency through the Ages, Allied Printers Ltd. , Bangkok, 1978. Opitz, C.J., An Ethnographic Study of Traditional Money, Ocala, Florida 2000. Petit, K., Les jetons de porcelaine du Siam, Mons 1980. Phraputtharup lae Phraphim nai kru Phraprang Wat Ratburana (= Buddha Images and Votive Tablets from the Crypt of the Prang of Wat Ratburana), Fine Arts Department, Bangkok 1959. Potchananukrom chabab rajabanditayasathan (= Dictionary (of Thai words) compiled by the Royal Academy of Learning), BE 2473 (AD 1958) version, 5th edition, Bangkok BE 2503 (= AD 1960) Purcell, V., nd The Chinese in Southeast Asia, 2 ed., Oxford University Press, London etc., 1965. Ramsden, H.A., Siamese porcelain and other tokens. Yokohama 1911 (1977 reprint in Siamese Coins and Tokens, Siam Society. D.J. Mackay, Chatham, England) Rong Syamananda, rd A History of Thailand, 3 ed., Chulalongkorn University / Thai Watana Panich Co. Ltd., Bangkok 1977.
37
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Sadab Thirabutr, Ngoen Pot-duang (Pot-duang Coins), Department of Currency, Ministry of Finance, Bangkok, n.d. Saran Singh, The Encyclopaedia of The Coins of Malaysia, Singapore and Brunei, 1400-1967, Kuala Lumpur 1996. Schlegel, Gustaaf, 'Siamesische und Chinesisch-Siamesische Münzen', in Internationales Archiv für Ethnographie. Bd II, Leiden c. 1890, pp. 241-254. Skinner, G. W., Chinese Society in Thailand: An Analytical History, Cornell University Press, Ithaca 1957. Spinks, C.N., rd The Ceramic Wares of Siam, The Siam Society, 3 ed., Bangkok 1978. Thai Money, Publication of the National Bank of Thailand, Bangkok, n.d. (c. 1990). Vliet, J. A van, A Short History of the Kings of Siam, translated by L. Andaya, Siam Society, Bangkok 1975. Wheatley, P., Description of the Kingdom of Siam, The Golden Khersonese, University of Malaya Press, 1961. Williams, C.A.S., rd Outlines of Chinese Symbolism and Art Motives, 3 ed., Shanghai 1941 (1976 reprint by Dover Publications, New York) Wood, W.A.R., Consul in Paradise (Sixty-nine Yars in Siam), Trasvin edition, Bangkok, 1991. Young, E., st The Kingdom of the Yellow Robe, 1 ed., London 1898.
38
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Noten 1
In totaal zijn er nu nog 298 porseleinen muntjes, waarvan 153 doubletten.
2
In de jaren 1884 en 1885 schonk Hamel twee maal een serie van rond 40 etnografica van uiteenlopende aard. Deze objecten zijn opgenomen in de museumcollectie onder de serienummers 432 en 504. 3
Mr. Lindor Serrurier was directeur van het Rijks Ethnografisch Museum -de voorloper van het Rijksmuseum voor Volkenkunde -van 1882 tot 1896. Naast zijn voortvarende verwervings- en ruilbeleid met collecties is hij vooral bekend geworden door twee publicaties waarmee hij de erbarmelijke beheer- en behoudsituaties van de collecties in de toenmalige museumgebouwen aan de kaak heeft gesteld: Museum of Pakhuis? (1893) en Museum of Mesthoop? (1895). 4
Brief No 250, dd. 5 December 1885.
5
Dit deel handelt over het verslagjaar 1886 en is in 1887 in druk verschenen.
6
Mr J.A. van der Chijs was de 'Vice-President, Thesaurier, Redacteur der verhandelingen en Conservator der ethnologische en numismatische verzamelingen' van het bestuur van het Bataviaasch Genootschap. 7
Bedoeld wordt het Genootschap.
8 Het museum bezit ook (een kopie van) een handgeschreven brief van Hamel aan' de Directie van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen' die qua inhoud geheel gelijkluidend is aan hetgeen in dit deel in gedrukte versie is verschenen. De herkomst van die brief en de aanwezigheid in het museumarchief is vooralsnog onverklaarbaar. 9
In deze tussentijds geschreven brief meldt Hamel '[. ...] dat het hem nog onmogelijk is de gevraagde inlichtingen omtrent de vroeger in Siam gangbare porseleinen munten te verstrekken, doch dat hij die, zodra hij ze ontvangen heeft, aan het Genootschap zal doen toekomen.' (Uit de notulen van het Genootschap, d.d. 2 november 1886) 10
In de handgeschreven versie van deze antwoorden staat hierbij in de marge in een ander handschrift geschreven: (Later vond ik ook van minder waarde. Zelfs van ½ att) 11
Zijn bitterheid blijkt onder andere uit een fragment in een kort briefje van Hamel aan Serrurier in 6 oktober 1887. Daarin schrijft hij: "Heeft U de Begr[oting]:B[uitenlandse] Z[aken] gezien en de loftuitingen die de memorie van toelichting op mij zingt. Als ik werkelijk zo'n braaf; goed + flink ambtenaar mij getoond heb te zijn, is het dan niet treurig dat een Minister geen andere belooning voor zoo iemand uitdenken kan, dan hem zonder advies en zonder vorm van proces uit zijn betrekking te rukken en hem op een schraal wachtgeld te stellen!" 12 Hoewel Gustaaf Schlegel (1840 -1903) van 1877 tot zijn overlijden in 1903 als hoogleraar Chinese Talen en Culturen aan de Rijksuniversiteit Leiden was verbonden, hoeft zijn onderzoek op de Siamese porseleinen munten van het museum niet te verbazen. Het museum als instelling én zijn directeur vielen namelijk direct onder het gezag van de Curatoren van de Leidse universiteit. Universiteit en museum waren dus in zeker opzicht één bedrijf. Bovendien circuleerden de munten oorspronkelijk vooral binnen de Chinese gemeenschap van Siam en is het merendeel van de munten voorzien van Chinese opschriften. Schlegel's kennis was dus welkom en zijn onderzoek en zijn objectbeschrijvingen waren en zijn nog steeds van grote waarde. 13 Het tijdschrift Internationales Archiv für Ethnographie was in 1888 ontstaan uit een gezamenlijk initiatief van enkele vooraanstaande volkenkundige instellingen en werd uitgegeven te Leiden. 14
Thans het Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet te Leiden en gelegen naast het Rijksmuseum van Oudheden.
15
Bedoeld worden 41 stuks goudgewichten uit het West-Afrikaanse Asante-rijk, in het gebied van het huidige Ghana. Vanaf de vijftiende eeuw tot de invoering van het muntgeld in 1889 was goudstof bij de Akan-volken in ZuidGhana en Ivoorkust het gebruikelijke betaalmiddel. Het goud werd gewogen met goudgewichten van koper of messing. Die waren met behulp van de 'verloren was'-techniek in een bepaalde vorm gegoten. De goudgewichten van vóór 1700 hebben doorgaans een eenvoudige geometrische vorm. Het oppervlak is versierd met ingesneden of in reliëf opgelegde motieven. In de achttiende eeuw kwam het Asante-rijk tot bloei. Dit leidde tot nieuwe stijlen in de goudgewichten. Er kwamen steeds meer figuratieve vormen, die vaak een spreekwoord uitbeeldden. Die spreekwoorden speelden een rol in de transacties tussen handelaren, maar ook in de opvoeding van kinderen. 16 Le May, Coinage of Siam, 3-6, pl. I, nos.3-6; Guehler, Essay on the Symbols, 127-134; Gutman, Ancient Coinage of Southeast Asia, 8-21. 17
Harvey, History of Burma,13; Le May, Coinage of Siam, 11; Gutman, Ancient Coinage of Southeast Asia, 9. 39
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
18
Gutman, Ancient Coinage of Southeast Asia, 9.
19
Christie, J.W., A Preliminary Survey of Early Javanese Coinage.
20
Le May, Coinage of Siam, 10, 48-50.
21
Le May, Coinage of Siam, 24-52, 69-96; Sadab Thirabutr, Ngoen Pot-duang.
22
Campos, The Origin of the Tical, 95-111.
23
Van Vliet, Description of the Kingdom of Siam (1636 AD), see Ravenswaay, Translation, 26 and 95.
24
Chavalit Angwitthayathorn, Ngoen Tra Namo.
25
Le May, Coinage of Siam, 8-13, 95; Thai Money, 36-37.
26
Thai Money, 37; Oliver, Twenty Centuries of Coins, 24.
27 Haas, Siamese Coinage, 54; Thai Money, 33-35; Oliver, Twenty Centuries of Coins, 25-26; Nathaphat Nawikacheewin, Thai ee-pae of the Fourth Reign, 100-103. 28
Wheatley, The Golden Khersonese,8-113; Coedes, The Indianized States, 37-45.
29
Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 13.
30
Charuk nai Prathet Thai, vol.I, 23.
31
See Spinks, The Ceramic Wares of Siam.
32
Van Vliet, Description of the Kingdom of Siam (1636 AD), see Ravenswaay, Translation, 95.
33 Charnvit Kasetsiri, The Rise of Ayudhya, 63-72; Skinner, Chinese Society in Thailand, 3-27; Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 85-92. 34
Van Vliet, The Short History of the Kings of Siam, 15-16, 55-57.
35
Phraputtharup lae Phraphim; Charnvit Kasetsiri, The Rise of Ayudhya, 81-82.
36
Khaisaeng Sukhavadhana, The Chinese-Influenced Thai Monasteries of the Early Rattanakosin Period.
37
Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 83-86.
38
James Low, quoted in Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 94.
39
John Crawfurd, quoted in Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 94-95.
40
Kumut Chandruang, quoted in Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 93.
41
Segers, China, 203-204; Purcell, The Chinese in Southeast Asia, 99, 105, 402-403.
42
De vader van koning Tak Sin, die het zelfbestuur van Thailand na de verwoesting van Ayutthaya herstelde, droeg officieel de rang van Khun Phatthanasombat, en runde een van de gokhuizen met vergunning in Ayutthaya. 43
Haas, Siamese Coinage, 51-54; Segers, China, 203-204, 223-224.
44
Wood, Consul in Paradise, 21-22; Young, Kingdom of the Yellow Robe, 158-160.
45
Chevillard, Siam et les siamois, 132-134.
46
Haas, Siamese Coinage, 52-53; Wood, Consul in Paradise, 21-22. Dyer Ball, Things Chinese, 579-581.
47 McFarland, Thai-English Dictionary, 384, 537; Potchananukrom chabab Rajabanditayasathan, 434, 613; Wood, Consul in Paradise, 21-22. 48
Haas (1879), Schlegel (1890), Ramsden (1911 ), Hollink (1988-'93) en Althoff (1995).
49
Thai Money, 44-45.
50
Ramsden, Siamese Porcelain and Other Tokens, nos.336-339. 40
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
51
Rawson, The British Museum Book of Chinese Art, 186, 205; Crossman, Decorative Arts of China Trade, 295.
52
Tongbao is met enige krampachtigheid letterlijk te vertalen tot de verder weinig zeggende term van "roulerende schat". Minder letterlijk, maar wel meer naar de eeuwenlange werkelijkheid van de dag, is de vertaling van tongbao als "rijksmunt". Op vrijwel alle muntstukken namelijk, die in het premoderne keizerlijke China in opdracht van de heersende keizer en zijn gezagsdragers waren gegoten, ontbrak deze - of een gelijkaardige - aanduiding. De term tongbao garandeerde met andere woorden simpelweg de gecontroleerde en geautoriseerde uitgifte van de munten. In China was dit voor het in omloop zijnde geld van reële betekenis. 53
Wij zijn drs. Pier A. Terwen, die onze aandacht vestigde op dit belangrijke en eerder onopgemerkt gebleven kenmerk, zeer dankbaar. 54
Althof , Sammlung Kohler-Osbahr, nos.1-3.
55
Althof , Sammlung Kohler-Osbahr, no. 34.
56
Haas, Siamese Coinage, 54.
57
Wood, A History of Siam, 240-242; Syamananda, A History of Thailand, 90-92.
58
Wood, A History of Siam, 239.
59
Schlegel, Siamesische und Chinesisch-Siamesische Munzen, 242
60
Cartwright, The Huey Lottery, 131-149.
61
Chevillard, Siam et les siamois, 132-134.
62
Haas, Siamese Coinage, 54; Thai Money, 34-35; Nathaphat Nawikacheewin, Thai ee-pae of the Fourth Reign, 100-103. 63
Wood, Consul in Paradise, 21-22.
64
Skinner, Chinese Society in Thailand, 122-123.
65
Porcelain is high-fired pottery formed by combining white-burning kaolin, or china clay - which is used as either the chief clay or as the only clay - with suitable proportions of feldspar and flint, and by firing the clay at a temperature in excess of 1250° C; porcelain is hard, dense, and white; it is impervious to liquid, translucent, and resonant when struck. (Valenstein 1975:248) Unlike earthenware and stoneware, which are made from single natural clay and then fired (baked), porcelain is basically made from a mixture of two ingredients - kaolin and petuntse. Kaolin is pure white clay that forms when the mineral feldspar breaks down. Petuntse is a type of feldspar found only in China. It is ground to a fine powder and mixed with kaolin. This mixture is fired at temperatures from about 1250° C to 1450° C. At these extreme temperatures, the petuntse vitrifies -- that is, it melts together and forms a nonporous, natural glass. The kaolin, which is highly resistant to heat, does not melt and therefore allows the item to hold its shape. The process is complete when the petuntse fuses itself to the kaolin. (Source: http://www.artistictile.net) 66
In Westerse literatuur staat dit geheel witte porselein bekend onder de naam blanc de chine.
67
In de Köhler-Osbahr collectie van het Kultur- und Stadthistorisches Museum te Duisburg am Rhein bevindt zich een zeer aanzienlijke en buitengewoon belangwekkende verzameling Siamese porseleinen speelmunten. In 1995 verscheen van de hand van Ralf Althoff een fraaie catalogus van deze collectie. Hierin meldt Althoff dat slechts op twee van de ruim 1300 door hem beschreven fiches een plaats van productie staat vermeld. de firma Xinghe te Fengxi. (Althoff 1995.24) 68
Kaolien - in het Chinees gaolintu of citu - is fijne, witbakkende, vuurvaste klei, die het hoofdbestanddeel vormt van het mengsel van grondstoffen voor de fabricage van porseleinen voorwerpen. Veldspaat -petuntse - is het andere bestanddeel van het mengsel.
69
Petuntse - in het Chinees baitunzi of cishi - is tot poeder gemalen veldspaatgesteente, dat als grondstof wordt toegevoegd aan de kaolien. Het mengsel dat dan ontstaat dient voor het maken van porselein.
70
Metaal zou in dit verband een voor de handliggend alternatief zijn geweest. Echter, de kostprijs en de intrinsieke waarde van metalen munten - zelfs van de goedkoopste samenstelling en makelij - lag ondanks alles vaak hoger dan de nominale waarden die de speelmunten feitelijk vertegenwoordigden. 71 Deze munten maken deel uit van de naar het echtpaar Ingeborg Köhler-Osbahr en Dr. Herbert Köhler vernoemde collectie Köhler-Osbahr. Zij hebben het museum bijna 70.000 munten, ongeveer 200 pronkstukken en bijna 500 41
PORSELEIN OM MEE TE SPELEN.
PAUL VAN DONGEN © Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
andere objecten uit de antieke oudheid in permanente bruikleen gegeven. De porseleinen munten - bijna 1350 stuks - staan alle beschreven en afgebeeld in een catalogus getiteld. Sammlung Köhler-Osbahr, Band II/3. Vormünzliche Zahlungsmittel und Aussergewöhnliche Geldformen: Siamesische Porzellantoken. Duisburg 1995. 72
Althoff 1995:29-30
73
Donnelly 1969:209 De gehanteerde marge - 1000 tot 2000 - is dermate groot dat enige twijfel bestaat rond de juistheid van de genoemde aantallen. 74 The decoration of the Peacock's Feather was granted for meritorious services, and, like many other orders, was also obtainable by purchase, or as a reward for contributing to charity. These feathers had either three, two, or a single "eye," or circular marking, according to the grade conferred. No doubt this use of the plumes caused a large annual consumption of the bird. […] The beautiful daughter of Tou I - a military commander in A.D. 562 - painted a peacock on a screen, and offered to marry the man who was able to hit the bird twice running with an arrow. The first Emperor of the T'ang dynasty put out both the eyes of the bird with his shots, and was therefore declared the successful suitor. Hence "selection by hitting the bird screen" has become a synonym for choosing a husband. (Williams 1976:317-8) 75
Williams 1976:185.
76
Source: http://www.gotheborg.com/glossary/symbolsindex.htm
77
Zie hoofdstuk 4, 'Roulerende schatten'.
78
Althoff 1995:34
79
Bij hun weergave van een bepaalde waardeaanduiding gebruiken de Chinezen naast volledige karaktertekens regelmatig ook standaard afgekorte karakters of varianten uit een soort handelsstenografie. 80
Zie G. Hollink ONS 121en Althoff's catalogus van de Köhler-Osbahr collectie.
81
Hollink ONS 121.
82
Hollink ONS 121.
83
Dit zijn vier bijzondere begrippen uit de Yijing, het `Boek der Veranderingen'. De Yijing is één van de zogenoemde de Wu Jing, de "Vijf Klassieken". Dit zijn vijf belangrijke boekwerken uit tweede eeuw voor Christus waarin oude(re) filosofische en historische teksten zijn opgenomen. De Yijing kenmerkt zich vooral door de vele metafysische en kosmologische speculaties - waaronder die rond de 'acht trigrammen' - die er in aan de orde komen.
84
Gustaaf Schlegel noemt in voorkomende gevallen deze tekens in het Duits Handelszeichen of Handelsstempel.
85 Beide namen zijn ook te vinden op porseleinen munten in andere collecties, die gepubliceerd zijn door Ramsden en Althoff.
42