Plan Uitvoeringsbeleid bouw- en ruimtelijke regelgeving Woudenberg (bouwbeleidsplan) Verkorte versie, 9 mei 2008
1. Inleiding De gemeente Woudenberg is op basis van bouw- en ruimtelijke wet- en regelgeving verplicht vergunningverlening en handhaving op haar grondgebied vorm en inhoud te geven. Ten aanzien van deze wet- en regelgeving is een taak voor de gemeente Woudenberg weggelegd omdat aan bepaalde activiteiten in de fysieke omgeving maatschappelijke risico’s zijn verbonden. Het toezien gebeurt in een aantal stadia, namelijk bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag, bij uitvoerende werkzaamheden naar aanleiding van een afgegeven vergunning en tijdens het reguliere gebruik. De gemeente Woudenberg gaat na of burgers, bedrijven en instanties en partijen die namens hen optreden (architect, constructeur, aannemer) zich houden aan landelijke, provinciale en lokale wet- en regelgeving. De gemeente Woudenberg heeft als taak om na te gaan of deze partijen voldoende aannemelijk hebben gemaakt volgens de regels en voorschriften te handelen. De huidige beleidskaders voor deze taak worden gevormd door een nota integraal handhavingsbeleid. Het onderhavige beleidsplan bevat een uitbouw en integratie van het huidige beleid. Diverse aanleidingen liggen ten grondslag aan het vervaardigen van dit beleidsplan: • De ontwikkelingen in de bouwregelgeving. • De aanbevelingen van de VROM-inspectie gedaan tijdens eerdere onderzoeken. • De calamiteiten op het gebied van de bouwregelgeving. De reacties op deze calamiteiten (zie kader op de volgende pagina), en de resultaten van de onderzoeken naar deze calamiteiten laten zien dat een actueel consistent doelgericht beleid van groot belang is. • De wettelijke verplichting die de gemeente Woudenberg per 1 april 2008 heeft om beleid en een programma ten aanzien van de handhaving van de bouwregelgeving te ontwikkelen. Het beleidsplan legt het beleid (opnieuw) vast en komt tot een invulling van de wijze waarop de “aannemelijkheidstoets” eenduidig en transparant wordt uitgevoerd. De term aannemelijkheidstoets wordt in de Woningwet vooral gekoppeld aan de bouwvergunning. In het kader van het beleidsplan is het begrip gehanteerd als rode draad: beoordeling waaruit blijkt dat waarschijnlijk wordt voldaan aan wet- en regelgeving. Het beleidskader zorgt uiteindelijk voor meer uniformiteit in werken tussen de medewerkers, een heldere prioriteitsstelling, duidelijke afspraken over het werkniveau en de inzet van extra capaciteit bij piekbelastingen door grotere projecten en een meer efficiënt en effectief functioneren van het taakveld Ontwikkeling van de sector Grondgebied op het gebied van vergunningverlening en handhaving.
1
| 32
Risico’s bouwregelgeving De afgelopen periode hebben diverse calamiteiten op het terrein van het bouw- en woningtoezicht het nieuws gehaald. Voorbeelden zijn: •
de cafébrand in Volendam;
•
het instorten van het parkeerdek bij Van der Valk in Tiel;
•
het instorten van de toneeltoren (in aanbouw) in Hoorn;
•
het instorten van balkons in Maastricht met dodelijke afloop;
•
het ontruimen van parkeergarages, winkels en woningen aan het Bos en Lommerplein en Osdorpplein in Amsterdam wegens constructieproblemen;
•
het instorten van platte daken door overbelasting van sneeuw;
•
het loslaten en naar beneden vallen van gevelbekleding;
•
de brand op het cellencomplex van Schiphol waarbij doden vielen;
•
de schade aan belendingen door het aanleggen van een bouwput voor het nieuwe theater in Middelburg;
•
het instorten van een trap in Utrecht met dodelijke afloop.
Bij bovenstaande calamiteiten hebben de risico’s in eerste instantie betrekking op fysieke onveiligheid leidend tot gevaar, letsel, en dood. Deze calamiteiten laten zien dat wanneer fysieke veiligheid in het geding is dit direct leidt tot allerlei neveneffecten, die niet uit het oog mogen worden verloren. De belangrijkste neveneffecten zijn: 1.
Externe financiële schade: de gemeenschap wordt geconfronteerd met extra uitgaven. Deze kosten kunnen zowel een collectief als individueel karakter hebben.
2. 3.
Maatschappelijke onrust: op verschillende geografische schaalniveaus (buurt, stad, land) ontstaat commotie. Aantasting van het bestuurlijk imago: de betrouwbaarheid, daadkracht, integriteit van de overheid wordt in twijfel getrokken. Er wordt zowel vaak als snel naar de gemeente Woudenberg gewezen als boosdoener. Het bestuur kan hierop worden afgerekend.
4.
Aansprakelijkheid en verwijdbaarheid (onder meer via onderzoek Openbaar Ministerie).
De risico’s bij het taakveld bouw- en woningtoezicht hebben niet alleen betrekking op fysieke onveiligheid. Andere maatschappelijke risico’s zijn: •
Aantasting van de kwaliteit van de leefomgeving: (ver)bouwen, slopen en gebruik kunnen een negatieve invloed hebben op stedenbouwkundige, architectonische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden.
•
Gevaar voor de gezondheid: (ver)bouwen, slopen en gebruik kunnen een negatieve invloed hebben op de gezondheid van mensen; bijvoorbeeld een slechte kwaliteit van het binnenklimaat van bouwwerken (ventilatie, daglicht, bescherming tegen geluid en vocht, energieprestatie) of de aanwezigheid van asbestdeeltjes in de lucht (bij slopen).
•
Bedreiging van de sociale kwaliteit van het leven; (ver)bouwen, slopen en gebruik kunnen een negatief effect hebben op de sociale veiligheid (inbraakpreventie), de bruikbaarheid van bouwwerken voor bepaalde doelgroepen (toegankelijkheid) en de algemene bruikbaarheid van bouwwerken (aanwezigheid van installaties, specifieke ruimten, gebruiksveiligheid).
2
| 32
Het beleidsplan heeft een sterk operationeel karakter. Het is gericht op uitvoeringsbeleid en maakt keuzen hoe de gemeente Woudenberg de aannemelijkheidstoets op aspecten in het kader van bouw- en ruimtelijke wet- en regelgeving gaat uitvoeren. Het beleidsplan richt zich op het wegnemen van de grootste algemene risico’s. Bij het vervaardigen van het beleidsplan is onder meer rekening gehouden met allerlei landelijke projecten. Voor het beleidsplan relevante lokale kaders zijn onder meer: •
Integraal handhavingsbeleid ,mei 2007.
•
Gemeente Woudenberg: De onderste steen boven? , juli 2006
•
Onderzoek VROM regelgeving gemeente Woudenberg, september 2006
Het terrein van het taakveld bouw- en ruimtelijke wet- en regelgeving is een breed terrein. Het is het terrein van de Woningwet, het Bouwbesluit, de bouwverordening, de welstandsnota, de bestemmingsplannen e.d.. De taken van de gemeente Woudenberg op het gebied van naleving van deze regelgeving zijn op een rij gezet. Op basis van een analyse is vervolgens nagegaan welke taken in het beleidsplan primair aandacht moeten krijgen. Deze analyse heeft in combinatie met de eerder genoemde wettelijke verplichting geleid tot het uitwerken van de volgende onderdelen: • Vooroverleg / voorlichting; • Principe plan; • Bouwvergunningen (inclusief inspectie); • Sloopvergunningen (inclusief inspectie); • Gebruiksvergunningen; • Omgevingsveiligheid bouwen en slopen; • Handhaving instandhoudingstermijn tijdelijke vergunningen en ontheffingen; • Intrekken bouwvergunningen; • Gebiedsgericht toezicht; • Toezicht brandveilig gebruik bouwwerken; • Toezicht kwaliteit bestaande bouw; • Thematisch toezicht; • Handhaving naar aanleiding van inspecties en toezicht; • Melden en verzoeken tot handhaving. Het geformuleerde beleid is gebaseerd op bepaalde uitgangspunten. Deze uitgangspunten geven aan op welke wijze de gemeente Woudenberg de aannemelijkheidstoets tegemoet treedt. De volgende wettelijke uitgangspunten zijn relevant: 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden. 2. De gemeente Woudenberg beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften. 3. De gemeente Woudenberg heeft een vangnetfunctie op het gebied van bouw- en ruimtelijke wet- en regelgeving.
3
| 32
4. De vangnetfunctie heeft een publiekrechtelijk en geen privaatrechtelijk karakter, tenzij de gemeente zelf eigenaar is. 5. De vangnetfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. De gemeente Woudenberg ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe. 6. De kernbepalingen hebben vooral betrekking op de ruimtelijke kwaliteit, veiligheid en gezondheid vanuit het oogpunt van de bouwregelgeving en bestemmingsplannen. 7. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat risico’s tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. 8. De gemeente Woudenberg hanteert bij het vorm en inhoud geven van de vangnetfunctie de zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Dat wil zeggen dat burgers, bedrijven en instanties direct worden aangesproken op de geleverde kwaliteit. Communicatie met de klant speelt daarbij een zeer centrale rol. Er is sprake van een proactieve en preventieve benadering die probeert te voorkomen dat zaken achteraf tegen hoge kosten voor klant en gemeente Woudenberg moeten worden rechtgezet.
Begrippenkader •
Vergunningverlening heeft betrekking op het in behandeling nemen van een vergunningsaanvraag, het beoordelen van deze aanvraag en het nemen van een beslissing op de aanvraag in de vorm van een beschikking.
•
Onder inspectie wordt verstaan de activiteiten van de gemeente Woudenberg in relatie tot de realisatie van het vergunde. Het betreft de inspectie van de uitvoeringswerkzaamheden en het zonder formeel juridische instrumenten tegemoet treden van afwijkingen.
•
Toezicht betreft controle op de naleving van wet- en regelgeving (als het vergunde eenmaal is gerealiseerd) en het zonder formeel juridische instrumenten tegemoet treden van overtredingen. Onder toezicht wordt tevens verstaan de controles in het kader van de handhaving.
•
Handhaving is de (bestuurlijke) oordeelsvorming over bevindingen tijdens inspectie en toezicht, en het – waar nodig en bestuurlijk wenselijk geacht – plegen van interventies (maatregelen en sancties) met formeel juridische instrumenten, zoals het toepassen van bestuursdwang, het opleggen van dwangsommen of het intrekken van een vergunning.
•
Aannemelijkheidstoets is de toets waaruit blijkt dat waarschijnlijk wordt voldaan aan wet- en regelgeving. De systematiek is als volgt: het is de taak van de aanvrager om aannemelijk te maken dat één en ander aan wet- en regelgeving voldoet. Het is de taak van de gemeente Woudenberg om op basis van beleid selectief na te gaan of dit ook zo is.
•
Kernbepalingen zijn onderdelen van wet- en regelgeving die een zodanig afbreukrisico hebben dat zij kunnen leiden tot maatschappelijk onacceptabele risico’s en hierdoor het speerpunt van de gemeente zijn bij het uitvoeren van de aannemelijkheidstoets.
4
| 32
2. Centrale vragen beleidsplan In deze verkorte versie van het beleidsplan wordt ingegaan op de volgende onderdelen: • Bouwvergunning (inclusief inspectie). • Sloopvergunning (inclusief inspectie). • Gebruiksvergunning. • Omgevingsveiligheid. • Toezicht instandhoudingstermijn tijdelijke bouwvergunning. • Intrekken van vergunningen. • Gebiedsgericht toezicht. • Toezicht brandveilig gebruik bouwwerken. • Toezicht kwaliteit bestaande bouw. • Thematisch toezicht bouw- en ruimtelijke regelgeving. • Handhaving. De basisafwegingen c.q. keuzen ten aanzien van het kwaliteitsniveau van deze onderdelen zijn in de vorm van een aantal vragen terug te vinden op de volgende pagina. In het volgende hoofdstuk wordt het antwoord op de vragen geformuleerd. Ten aanzien van enkele onderdelen vinden in het verdere hoofdstuk overigens geen uitwerking plaats. Voor deze onderdelen wordt verwezen naar het hoofdrapport.
5
| 32
Bouwvergunning
Gebruiksvergunning
Hoe intensief worden aanvragen in de gemeente Woudenberg getoetst op de weigeringsgronden? Hoe intensief wordt in de gemeente Woudenberg geïnspecteerd op de uitvoering van (ver)bouw werkzaamheden?
Hoe intensief worden aanvragen in de gemeente Woudenberg getoetst? Hoe intensief wordt in de gemeente Woudenberg geïnspecteerd op het brandveilig gebruik van bouwwerken met een gebruiksvergunning?
•
Ruimtelijke inpassing
•
Esthetische inpassing
•
Constructieve veiligheid
•
Brandveiligheid
•
Gebruiksveiligheid
•
Sociale veiligheid
•
Geluid
•
Vocht
•
Afvalwater & riolering
•
Ventilatie
•
Beperking schadelijke stoffen en dieren
•
Brandcompartimentering
•
Watervoorziening
•
Rookcompartimentering
•
Daglicht
•
Ontvluchting
•
Toegankelijkheid
•
Brandveiligheid constructies
•
Ruimten
•
Materiaalgebruik
Opstelplaatsen
•
Brandveiligheidsinstallaties
•
Energiezuinigheid
•
Gebruik
•
Omgevingsveiligheid
•
Sloopvergunning Hoe intensief worden aanvragen in de gemeente Woudenberg getoetst op de weigeringsgronden? Hoe intensief wordt in de gemeente Woudenberg geïnspecteerd op de uitvoering van sloopwerkzaamheden? •
Omgevingsveiligheid
•
Openbare weg
•
Belendingen
•
Hinder en overlast
•
Bodem
•
Riolering
Hoe intensief worden in de gemeente Woudenberg bouwwerken en inrichtingen na realisatie gecontroleerd op hun technische staat en functioneren?
•
Kabels & leidingen
•
Asbest
• Constructief
•
Milieugevaarlijke stoffen
•
Overig sloopafval
•
Terreinafwerking
Objectgericht toezicht
• Bouwkundig • Brandveiligheid • Installatietechnisch • Bouwfysisch • Gebruik • Hygiëne • Milieutechnisch
Themagericht toezicht Hoe wordt omgegaan met plotselinge ontwikkelingen op het gebied van bouw- en ruimtelijke regelgeving die vragen om een actieve benadering van de gemeente Woudenberg? Voorbeelden uit het verleden: platte daken en balkons. Tijdelijke bouwvergunning In hoeverre wordt in de gemeente Woudenberg actie ondernomen als van een bouwvergunning die voor een tijdelijke periode is afgegeven de instandhoudingstermijn verloopt?
Gebiedsgericht toezicht
Handhaving
Hoe intensief wordt in de gemeente Woudenberg gecontroleerd op overtredingen van bouw- en ruimtelijke regelgeving ?
Welke geconstateerde overtredingen van bouw- en regelgeving worden in de gemeente Woudenberg bestuursrechtelijk opgepakt?
•
Illegale bouw, sloop en aanleg
•
Slechte staat open erven / terreinen
•
Excessen vergunningsvrij bouwen
•
Strijdig gebruik 6
| 32
3. Het beleid
3.1. Bouwvergunning Achtergrond: Voor het bouwen of verbouwen van woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken is veelal schriftelijk toestemming van gemeentewege vereist. In landelijke wet- en regelgeving is geregeld of een bouwwerk vergunningplichtig, dan wel vergunningvrij is. Bij een vergunningsplichtig bouwwerk gaat de gemeente Woudenberg na, zowel bij vergunningverlening als inspectie, of het bouwplan voldoet aan regels en voorschriften. Kernbepalingen: Op basis van de in hoofdstuk 1 geformuleerde uitgangspunten zijn de kernbepalingen ruimtelijke kwaliteit openbare ruimte, veiligheid en gezondheid. Benaderingswijze: De aannemelijkheidstoets kan wat betreft diepgang op verschillende manieren vorm en inhoud worden gegeven (zie bijlage 1). De gemeente Woudenberg heeft ervoor gekozen om niet één manier te kiezen, maar de manier van werken te koppelen aan twee factoren, namelijk de factor “type bouwwerk” en de factor “technisch onderdeel”. Beiden spelen in relatie tot de in hoofdstuk 1 genoemde risico’s een belangrijke rol bij zowel de vergunningverlening als inspectie. Het type bouwwerk is sterk bepalend voor de mate van risico. Bij een eenvoudig tuinhuisje kan er bijvoorbeeld veel minder mis gaan dan bij een bouwwerk met een publiek karakter waar wordt overnacht, zoals in een hotel of pension. De bouwwerken die in de gemeente Woudenberg vaak voorkomen zijn voor het beleidsplan in een aantal categorieën onderverdeeld. Deze typologie wordt nader beschreven in bijlage 2.
In de wet- en
regelgeving zijn over zeer veel (technische) onderdelen, die een rol kunnen spelen bij (ver)bouwen, regels en voorschriften opgenomen. De mate van risico is per “onderdeel” zeer verschillend. Het onderdeel constructieve veiligheid is bijvoorbeeld, gezien de geformuleerde uitgangspunten, beduidend belangrijker dan het onderdeel watervoorziening. Voor het beleidsplan zijn de onderdelen uit wet- en regelgeving gebundeld tot thema’s. Deze thema’s worden nader beschreven in bijlage 3.
Beleid: De gemeente Woudenberg besteedt niet aan alle technische onderdelen / thema’s, die volgens wet- en regelgeving van toepassing zijn, aandacht. De aannemelijkheidstoets wordt bij de toetsing van de aanvraag in het kader van de vergunningverlening vooral gedaan door na te gaan of tekeningen en berekeningen zijn ingediend en deze op uitgangspunten te controleren. Deze wijze van toetsing, niveau 2, wordt voor de gemeente Woudenberg als het basisniveau beschouwd. Er is een duidelijk verschil in aandacht waar te nemen tussen de verschillende bouwwerkcategorieën: • Bij nieuw- en verbouw van woon- en logiesgebouwen, nieuw- en verbouw van publiekstoegankelijke bouwwerken en kantoren en nieuwbouw grondgebonden woningen worden veel thema’s minimaal op niveau 2 beoordeeld. De beoordeling is minder intensief op het gebied van opstelplaatsen. De thema’s watervoorziening en beperking invloed schadelijke stoffen worden niet beoordeeld.
7
| 32
•
•
•
Bij nieuw- en verbouw van bedrijfsgebouwen categorie II worden ook relatief veel thema’s beoordeeld door de gemeente. Op het gebied van veiligheid, ruimten, afvalwater & riolering en energiezuinigheid is het beleid gelijk aan de bij het vorige punt genoemde categorieën. Op alle overige thema’s wordt minder intensief getoetst, namelijk op niveau 1. Bij aan-, uit- en bijgebouwen bij alle functies worden ook nog steeds relatief veel thema’s beoordeeld door de gemeente. De aandacht richt zich op brandveiligheid en constructieve veiligheid. Er is sprake van werkniveau 2. Alle andere thema’s worden minder intensief beoordeeld. Bij alle overige bouwwerkcategorieën concentreert zich de aandacht op voornamelijk op constructieve veiligheid en brandveiligheid. Deze thema’s worden in het algemeen op minimaal niveau 2 beoordeeld. De thema’s gebruiksveiligheid, afvalwater & riolering en ventilatie worden voor zover van toepassing in het algemeen op maximaal niveau 2 beoordeeld.
Ten aanzien van de thema’s kan worden geconcludeerd dat de kernbepalingen bestaan uit: • Ruimtelijke inpasbaarheid, esthetische inpasbaarheid en bodem worden altijd op niveau 4 beoordeeld, dat wil zeggen dat zij altijd volledig aan de aanwezige beleidskaders worden beoordeeld. Deze thema’s maken dan ook onderdeel uit van de kernbepalingen. • Constructieve veiligheid en brandveiligheid: zij worden bij bijna alle bouwwerkcategorieën minimaal op niveau 2 beoordeeld. • Gebruiksveiligheid, ruimten en afvalwater & riolering en energiezuinigheid: zij worden bij 4 à 6 van de 10 bouwwerkcategorieën minimaal op niveau 2 beoordeeld. In de volgende toetsingsmatrix is het beleid voor de vergunningverlening weergegeven. Als rij zijn de type bouwwerken terug te vinden; als kolom zijn de thema’s aangegeven. Type bouwwerken en thema’s zijn gesorteerd naar mate van belangrijkheid. Alleen de technische thema’s uit het Bouwbesluit zijn opgenomen in de tabel.
Watervoorziening
Beperking schadelijke stoffen / dieren
Toetsingsmatrix
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
Blanco = nagaan of tekeningen / berekeningen zijn
Nieuw- en verbouw bedrijfsgebouw categorie II
3
3
3
Nieuw- en verbouw bedrijfsgebouw categorie I
3
3
-
Aan- en uit- en bijgebouwen bij woonfunctie
-
Aan- en uitbouwen bij andere functies
3
Grote bouwwerken geen gebouw zijnde Agrarische bouwwerken
3
Kleine bouwwerken
2
-
-
2
2
2
2
Sociale veiligheid
2
3
Nieuwbouw woningen
Opstelplaatsen
-
Toegankelijkheid
2
Daglicht
2
Vocht
-
3
Geluid
3
3
Ventilatie
3
3
2 = geen aandacht
Energiezuinigheid
3
3
- = lager toetsniveau
Afvalwater & riolering
3
Nieuw- en verbouw publiek.bouwwerken / kantoren
3 = hoger toetsniveau
Ruimten
Constructieve veiligheid
Nieuw- en verbouw woon- /logiesgebouwen
bijlage 1 als basisniveau)
Gebruiksveiligheid
Brandveiligheid
ingediend en controle op uitgangspunten (niveau 2 uit
-
-
-
-
-
-
-
2
2
2
2
-
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
8
| 32
2
De aannemelijkheidstoets bij de inspectie tijdens uitvoering van werkzaamheden vindt voornamelijk plaats door na te gaan of onderdelen op hoofdlijnen volgens tekening zijn aangebracht. Deze wijze van inspectie, niveau 2, wordt voor de gemeente Woudenberg als basisniveau beschouwd. Het inspectiebeleid ligt in het verlengde van het toetsbeleid. Er wordt bewust voor gekozen om deze koppeling tot stand te brengen. Een bouwvergunning op papier is een belangrijk aspect, maar de uiteindelijke kwaliteit wordt pas buiten bereikt. Toezicht hierop wordt van essentieel belang geacht. De rapporten naar aanleiding van de in deel 1 genoemde calamiteiten, zoals van de CUR (Leren van instortingen) en de Raad voor de Veiligheid (Gevelbeplating) laten het belang van een professioneel toezicht ook expliciet zien. De markt laat regelmatig steken vallen. Ten opzichte van het toetsbeleid is een aantal verschillen waar te nemen: • De ruimtelijke inpasbaarheid, esthetische inpasbaarheid en bodem worden op niveau 2 geïnspecteerd, dat wil zeggen er wordt gekeken of zij worden gerealiseerd volgens de algemene projecttekeningen. • Bij kleine bouwwerken worden tijdens de inspectie de thema’s brand- en gebruiksveiligheid bekeken. Deze mochten, uitgaande van een aanvraag om lichte bouwvergunning, niet worden getoetst. Bij de inspectie wordt dus achteraf gekeken of aan deze twee thema’s wel wordt voldaan. De meeste inspecties vinden plaats in de fasen als aan het casco wordt gewerkt. Zodra het casco wind- en waterdicht is neemt het aantal inspecties af. Vooral bij woon- en logiesgebouwen en nieuw- en verbouw van publiekstoegankelijke bouwwerken en kantoren is sprake van een relatief hoge inspectiefrequentie. Er wordt uitgegaan van gemiddeld 20 inspecties uitgaande van een bouwwerk met 3 bouwlagen en een bebouwd oppervlak tot maximaal 500 m2. Bij nieuwbouw van grondgebonden woningen, nieuw- en verbouw van industrie en agrarische bouwwerken ligt het aantal inspecties veel lager: 5 à 8. Bij de overige type bouwwerken is het aantal inspecties zeer beperkt: 1 à 3. Het beleid voor de inspectie is weergegeven in de inspectiematrix. De opzet is gelijk aan die van de toetsingsmatrix. Type bouwwerken en thema’s zijn gesorteerd naar mate van belangrijkheid. Alleen de technische thema’s uit het Bouwbesluit zijn opgenomen in de tabel.
9
| 32
Watervoorziening
Beperking schadelijke stoffen / dieren
Inspectiematrix
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
Blanco = inspectie door controle of onderdelen op
Nieuw- en verbouw bedrijfsgebouw categorie II
3
3
Nieuw- en verbouw bedrijfsgebouw categorie I
3
3
-
Aan- en uit- en bijgebouwen bij woonfunctie
-
Aan- en uitbouwen bij andere functies
3
Grote bouwwerken geen gebouw zijnde Agrarische bouwwerken Kleine bouwwerken
-
-
2
2
2
2
Sociale veiligheid
2
3
Nieuwbouw woningen
Opstelplaatsen
-
Toegankelijkheid
2
Daglicht
2
Vocht
-
3
Geluid
3
3
Ventilatie
3
3
2 = geen aandacht
Energiezuinigheid
3
3
- = lager inspectieniveau
Afvalwater & riolering
3
Nieuw- en verbouw publiek.bouwwerken / kantoren
3 = hoger inspectieniveau
Ruimten
Constructieve veiligheid
Nieuw- en verbouw woon- /logiesgebouwen
uit bijlage 1 als basisniveau)
Gebruiksveiligheid
Brandveiligheid
hoofdlijnen conform tekening zijn aangebracht (niveau 2
-
-
-
-
-
-
-
2
2
2
2
-
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
-
2
-
-
2
2
Het geformuleerde beleid ten aanzien van vergunningverlening en inspectie wordt aangevuld met een aantal andere, ondersteunende, beleidsregels: • De genoemde werkwijze per type bouwwerk en per technisch onderdeel is het zogenaamde aanvangsniveau. Dit is het werkniveau waarmee de behandelend ambtenaar start. Wanneer op basis van het aanvangsniveau blijkt dat onderdelen niet in orde zijn, moet de werkwijze worden opgeschaald. Er moet dan op een intensiever niveau worden beoordeeld. • Het uitgangspunt is dat vooraf gegevens moeten worden ingediend die aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de eisen van constructieve veiligheid. • Op basis van het toetsbeleid is nadrukkelijker geformuleerd dat uitwerking van de thema’s correct op de vergunningstekening moet staan. De gemeente gaat hier als volgt mee om. Indien de aanvrager onvoldoende aannemelijk maakt dat wordt voldaan aan wet- en regelgeving wordt nadrukkelijk gevraagd om tekeningen en berekeningen voordat vergunningverlening plaatsvindt aan te passen. Hiervoor zal voor zover noodzakelijk het instrument van verdaging van het besluit worden ingezet. • Toetsing van bepaalde onderdelen vindt plaats door specialisten, die beschikken over de nodige kennis en ervaring. • Op basis van kenmerken van de aanvraag om bouwvergunning moet in de fase van de vergunningverlening een analyse omgevingsveiligheid worden uitgevoerd. Deze analyse moet uitsluitsel geven in hoeverre gevaar, overlast en hinder voor het direct aangrenzende gebied met haar gebruik en gebruikers en gevaar voor belendende bebouwing aanwezig is. Bij de risicovolle locaties wordt consequent met een bouwveiligheidsplan gewerkt. • Bij nieuwbouw of grootschalige verbouw van risicovolle bouwwerken krijgen vergunninghouders en partijen die namens hen optreden voor aanvang van de bouw een startgesprek met de toezichthouder om wederzijdse rechten en plichten in kaart te brengen.
10
| 32
•
(Ver)bouwen in afwijking van bouwvergunning wordt ten aanzien van de kernbepalingen streng gehandhaafd.
Concreet kunnen de accenten van het beleid als volgt worden samengevat: 1. Alle bouwwerken waarvoor de gemeente Woudenberg toestemming moet geven, moeten bij oplevering brand en constructief veilig zijn en ruimtelijke / esthetisch ingepast zijn in hun omgeving. 2. Bij grotere bouwwerken waar kortere of langere tijd mensen verblijven moet bij oplevering de kwaliteit van het binnenklimaat in orde zijn. Deze bouwwerken moeten bovendien gebruiksveilig zijn. 3. Woningen, woongebouwen en bouwwerken met een publiek karakter moeten bij oplevering voldoen aan de regels en voorschriften van toegankelijkheid. 4. Tijdens de uitvoering van (ver)bouwwerkzaamheden moeten hinder, overlast en gevaar voor omwonenden en passanten zoveel mogelijk worden voorkomen in verband met aansprakelijkheid en verwijtbaarheid.
3.2. Sloopvergunning Achtergrond: Voor het afbreken van bouwwerken of onderdelen daarvan is vaak een sloopmelding of sloopvergunning vereist. In lokale wet- en regelgeving (bouwverordening) zijn hiervoor de regels vastgelegd. Is een sloopwerk vergunningplichtig, dan gaat de gemeente Woudenberg, zowel in de fase van de vergunningverlening als inspectie, na of de aanvrager en partijen die namens haar optreden (architect, constructeur, aannemer) voldoen aan de regels en voorschriften. Kernbepalingen: De kernbepalingen zijn op basis van de in hoofdstuk 1 geformuleerde uitgangspunten veiligheid (omgevingsveiligheid) en gezondheid (asbest). Benaderingswijze: In het beleidsplan worden vier types toestemmingen onderscheiden, namelijk de sloopmelding, de sloopvergunning asbest en de (niet)risicovolle sloopvergunning. De toelichting op deze type toestemmingen staat in bijlage 4. Voor slopen zijn in wet- en regelgeving ten aanzien van allerlei onderdelen regels en voorschriften geformuleerd. Deze onderdelen zijn in het beleidsplan gebundeld tot thema’s (zie bijlage 5). Afhankelijk van het type toestemming wordt een werkwijze ten aanzien van de thema’s voorgestaan.
11
| 32
Beleid: Het beleid ten aanzien van de vergunningverlening kan als volgt worden samengevat: Type toestemming
Beleid
Sloopmelding, niet risicovolle
Wanneer de aanvrager of partijen die namens hem optreden complete en goed
sloopvergunning en
uitgewerkte aanvragen indienen hoeft in het algemeen geen diepgaande inhoudelijke
sloopvergunning asbest
beoordeling op thema’s plaats te vinden (met uitzondering van asbest bij de sloopvergunning asbest en de eventuele coördinatie met een aanlegvergunning in het buitengebied en een monumentenvergunning). In de vergunning worden allerlei aanvullende voorwaarden gesteld, die betrekking hebben op de uitvoering. Voor een belangrijk deel zijn deze types administratief van aard.
Risicovolle sloopvergunning
Bij dit type sloopvergunning vindt altijd een beoordeling plaats van de thema’s cultuurhistorische en landschappelijke waarden, omgeving, bodem, asbest en sloopafval. Dit gebeurt minimaal door na te gaan of uitgangspunten uit tekeningen en berekening of andere documenten zijn te halen. Er vindt een beperktere beoordeling op alle andere thema’s plaats. In de vergunning worden allerlei aanvullende voorwaarden gesteld, die betrekking hebben op de uitvoering. Afhankelijk van de locatie kan een sloopveiligheidsplan worden gehanteerd in verband met omgevingsveiligheid.
Bij de sloopmelding en –vergunning asbest vindt overigens in het kader van de vergunningverlening altijd een inspectie ter plaatse plaats. Na afgifte van de sloopmelding of –vergunning vindt de inspectie plaats op het slopen. Het volgende beleid is hiervoor geformuleerd: Type toestemming
Beleid
Sloopmelding
Er vindt alleen een administratieve controle plaats van de stortbonnen van asbest.
Niet risicovolle sloopvergunning
Er vindt alleen achteraf een inspectie plaats.
Sloopvergunning asbest
Er vinden bij dit type sloopwerk een drietal administratieve controles plaats. Deze zijn gericht op de asbestketen. Er vindt een controle plaats of degene die het asbest verwijderd hiervoor is gecertificeerd. Vervolgens wordt gecontroleerd of het asbestvrij verklaren van het bouwwerk door een gecertificeerde instantie gebeurt. Tenslotte vindt de controle plaats van de stortbonnen van het asbest. Het asbest mag alleen maar naar bepaalde instanties worden afgevoerd.
Risicovolle sloopvergunning
Wanneer sprake is van asbest vinden in ieder geval de inspecties plaats zoals genoemd bij de sloopvergunning asbest. Daarnaast vinden gemiddeld vier inspecties ter plekke plaats op alle andere thema’s. De inspecties vinden vooral plaats bij de start van de sloopwerken en bij de oplevering.
12
| 32
3.3. Gebruiksvergunning Achtergrond: Voor het in gebruik nemen van bepaalde bouwwerken is een gebruiksvergunning noodzakelijk. In lokale wet- en regelgeving (bouwverordening) zijn hiervoor de regels vastgelegd. Kernbepaling: Brandveiligheid Benaderingswijze: Voor de vergunningverlening is in het beleidsplan het beleid overgenomen dat de in het verleden is geformuleerd voor brandveiligheid bestaande gebouwen. Voor het toezicht op het brandveiligheid gebruik bouwwerken is het beleid de afgelopen jaren gebaseerd op de PREVAP. Ook dit is overgenomen in het beleidsplan. Beleid: Het beleid ten aanzien van vergunningverlening bestaat per gebruiksfunctie van het Bouwbesluit uit een beleids- en werkpakket. De werkpakketten bevatten de concrete eisen waaraan een gebouw getoetst moet worden. Ook kunnen deze eisen dienen als aanschrijvingszinnen. Toepassing van het werkpakket vindt plaats volgens een integrale werkwijze. Indien een aanvraag om gebruiksvergunning betrekking heeft op nieuwbouw wordt tevens de beoordeling van de bouwvergunning, ten aanzien van de brandveiligheid, opgeschaald naar dezelfde werkwijze. In de PREVAP, de handleiding Preventie Activiteiten Plan van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zijn aan de hand van slachtofferrisico en brandrisico’s categorieën van bouwwerken opgenomen met daaraan gekoppelde controlefrequenties.
13
| 32
3.4. Tijdelijke bouwvergunningen Achtergrond: In een verleende bouwvergunning kan een termijn zijn gesteld. Na het verstrijken van deze termijn mag het bouwwerk niet langer in stand worden gehouden. Kernbepaling: Behoud of herstel van de ruimtelijke kwaliteit. Beleid: Er wordt voor gekozen om actief op te treden als de termijn verstrijkt. De gemeente Woudenberg heeft namelijk een beginselplicht tot handhaven. Het bouwwerk dient of te worden verwijderd door de vergunninghouder, de instandhoudingstermijn wordt door de gemeente Woudenberg verlengd of er wordt nagegaan of legalisatie tot de mogelijkheden behoort.
3.5. Intrekken vergunningen Achtergrond Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van het gestelde in artikel 59 Woningwet de bouwvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indienen binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de bouwvergunning geen begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden of tussen het begin en het einde van de bouwwerkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilleggen. Kernbepaling: Kwaliteit van de openbare ruimte. Oude vergunningen kunnen niet passen binnen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Beleid De gemeente Woudenberg heeft de beginselplicht tot handhaven. Hieraan moet dan ook vorm en inhoud worden gegeven. Vanuit de gemeente vindt een actieve opstelling plaats ten aanzien van het intrekken van bouwvergunningen en wel als volgt: als binnen twee jaar na onherroepelijk worden van de bouwvergunning niet met de bouwwerkzaamheden is begonnen vindt een analyse plaats of het noodzakelijk is te komen tot intrekken van de vergunning. Wanneer dat het geval is wordt gemotiveerd het proces om te komen tot intrekking van de vergunning gestart. Tot intrekking kan eerder worden overgegaan als de ruimtelijke ontwikkeling van gebieden of andere wet- en regelving dit noodzakelijk maakt
14
| 32
3.6. Gebiedsgericht toezicht Achtergrond: Bouwen zonder vergunning, slopen zonder vergunning, uitvoeren van aanlegvergunningsplichtige werken zonder vergunning, onrechtmatig gebruik van bouwwerken en erven, slechte onderhoudsstaat van erven en vergunningsvrije bouwwerken, die niet voldoen aan de minimale vereisten zijn overtredingen van wet- en regelgeving waarop het bouw- en woningtoezicht moet toezien. Kernbepalingen: Ruimtelijke kwaliteit, veiligheid en gezondheid. Benaderingswijze: Naast handhaven van de huidige ad-hoc benadering op basis van meldingen is gekozen voor een benadering waarbij de gemeente Woudenberg actief toezicht houdt. Beleid: Het beleid dat tot nu toe is gevolgd kan worden bestempeld als het uitrukmodel. Burgers, bedrijven, instanties en eigen medewerkers signaleren ad hoc een overtreding en melden dit. Deze meldingen zijn aanleiding om in actie te komen. Het beleidsplan breidt dit beleid uit door meer pro-actief en programmatisch toezicht te houden op dit soort overtredingen volgens het patrouillemodel. Dit is toezicht op basis van direct opvallende zaken tijdens algemene toezichtronden. Een patrouille houdt in dat een ambtenaar in combinatie met andere werkzaamheden het gebied bezoekt en mogelijke overtredingen van wet- en regelgeving waarneemt. Er is een 4-tal gebieden onderscheiden. Het buitengebied wordt gezien de risico’s 4x per jaar actief gecontroleerd; de bebouwde kom 2x per jaar en de bedrijventerreinen 1x per jaar. Op de recreatieterreinen vinden geen patrouilles plaats. Zij worden gecontroleerd op het moment dat de gemeente daar is voor andere zaken.
3.7. Objectgericht toezicht Achtergrond: Het houden van toezicht op de technische staat (constructief, bouwkundig, installatietechnisch, bouwfysisch, hygiëne) en het gebruik van bestaande bouwwerken. Bestaande bouwwerken dienen voor wat betreft hun technische staat, op grond van de Woningwet, te voldoen aan het gestelde in het Bouwbesluit 2003. In het Bouwbesluit zijn daarvoor voorschriften opgenomen ten aanzien van de onderwerpen veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (toekomstige regels). Daarnaast zijn in de bouwverordening ook regels opgenomen ten aanzien van een veilig gebruik met betrekking tot bouwvalligheid (artikel 7.2.1) en een veilige en hygiënische aansluiting op de nutsvoorzieningen en de riolering (artikel 7.2.2). Kernbepalingen: Veiligheid en gezondheid.
15
| 32
Benaderingswijze: Er wordt gekozen voor een benadering waarbij uiteindelijk (op termijn) een zo integraal mogelijke wijze van controleren het vertrekpunt is. Om dit te realiseren moeten disciplines zoals brandveiligheid, milieu en bouwen / ruimtelijke ordening beter op elkaar worden afgestemd en gekomen worden tot één wijze van aanpak. Wet- en regelgeving zijn gebaseerd op een geaccepteerd risico. Voor bepaalde bouwwerkcategorieën is bijvoorbeeld geen bouw-, gebruiks- of milieuvergunning nodig. Bouwwerken, die vallen onder het geaccepteerd risico worden niet actief objectgewijs gecontroleerd met uitzondering van panden waarvan bekend is dat zij voor permanent wonen worden gebruikt maar hiervoor niet zijn ontworpen. Beleid: Daar waar op dit moment toezicht plaatsvindt door andere instanties vanuit milieu- of brandveiligheidsoogpunt met ieder hun eigen handhavingsprogramma, vindt geen afzonderlijk toezicht plaats vanuit het bouw- en woningtoezicht. Het uitgangspunt bij deze objecten is de instanties tijdens hun toezicht aan de hand van een checklist thema’s op het gebied van de bouw- en ruimtelijke regelgeving meenemen. Bij eventuele problemen vindt onderlinge afstemming en terugkoppeling plaats. Bij objecten, die niet onder deze handhavingsprogramma’s vallen wordt een twee sporenbeleid gevolgd. Het eerste spoor betreft het toezicht op basis van klachten en meldingen. Het tweede spoor betreft aanscherping van het gebiedsgericht toezicht. Tijdens dit toezicht wordt ook gelet op de uiterlijke kwaliteit en technische staat van bestaande bebouwing.
3.8. Thematisch toezicht bouw- en ruimtelijke ordening Calamiteiten in het land, zoals met de balkons, gevelbeplating en platte daken kunnen aanleiding zijn voor de inspectie VROM om gemeenten op te dragen tot onderzoek over te gaan. Dergelijke verzoeken kunnen ook voortkomen uit regionale of lokale situaties. Daarnaast kunnen de andere vormen van programmatisch toezicht, besproken in de voorgaande paragrafen, aanleiding vormen om bepaalde thema’s uit te lichten en aan een gedetailleerd onderzoek te onderwerpen.
16
| 32
3.9. Handhaving Achtergrond: Op basis van inspecties en toezicht worden overtredingen geconstateerd van bouw- en ruimtelijke regelgeving. Deze overtredingen zullen afhankelijk van aard en omvang moeten worden aangepakt. Kernbepalingen: De uitgangspunten van het beleidsplan geven aan dat ruimtelijke kwaliteit, veiligheid, en gezondheid de centrale drijfveren zijn. Het oppakken van overtredingen ligt dan ook in het verlengde hiervan. Daarnaast spelen aspecten mee als precedentwerking, geloofwaardigheid van de overheid, bestuurlijke prioriteiten e.d. Benaderingswijze: De huidige werkwijze vormt een belangrijk uitgangspunt. De ervaringen opgedaan de afgelopen periode vragen om een aanscherping en nadere prioritering. Beleid: Het eerste beleid heeft betrekking op het zogenaamde bijstempelen. Het bijstempelen is in een aantal gevallen de voorloper van handhaving. Het bijstempelen is in wezen de ruimte die de toezichthouder heeft om kleine afwijkingen van vergunningen op tekening vast te leggen zonder nieuwe tekeningen, een nieuwe vergunning of aanvullend bewijsmateriaal op te vragen. Bijstempelen moet zorgdragen voor een verantwoord omgaan met afwijkingen zonder bureaucratisch te worden en moet voorkomen dat direct zware middelen als handhaving moeten worden ingezet. Rechtsbescherming van derde belanghebbenden moet daarbij wel goed in het oog worden gehouden. Bijstempelen is alleen mogelijk als sprake is van een afwijking, die niet eerder is afgewezen (bijvoorbeeld in het kader van de vergunningverlening) en geen relatie heeft met andere wet- en regelgeving. Wanneer vervolgens sprake is van een ondergeschikte afwijking wordt een aantekening in het dossier gemaakt. De toezichthouder doet verslag in het inspectierapport. Bij een niet ondergeschikte afwijking wordt gekeken of legalisatie mogelijk is: • Indien mogelijk dan wordt een verzoek gedaan om een aanvraag voor (wijziging van de) bouwvergunning of om aan te tonen dat sprake is van een gelijkwaardige oplossing. • Indien niet mogelijk, maar waarbij wel via een hercontrole kan worden nagegaan of herstel heeft plaatsgevonden wordt via een brief verzocht tot herstel van de afwijking over te gaan. Na de hersteltermijn vindt inspectie van gemeentewege plaats. In alle andere gevallen wordt tot handhaving overgegaan. Het tweede beleid heeft betrekking op het optreden bij werken in afwijking van een vergunning. De overtredingen worden in een aantal categorieën ten aanzien van aard en zwaarte onderverdeeld. Ten aanzien van de sanctiestrategie is sprake van twee mogelijke trajecten:
17
| 32
1. Na signalering van een overtreding onmiddellijk optreden. Op grond van art. 4:11 Awb kan in spoedsituaties, bij acuut gevaar, direct worden opgetreden. 2. Het aankondigen van toepassing van bestuursdwang: a. Er is geen aanvraag voor een wijzigingsvergunning of bewijs voor gelijkwaardigheid ingediend. b. Na herinspectie blijkt de afwijking nog steeds aanwezig te zijn. c. Er is negatief beslist op de wijzigingsaanvraag. Er wordt een rapportage en een brief opgesteld waarin een termijn wordt gegeven waarbinnen de overtreding moet worden opgeheven. Dit kan per overtreding een verschillende termijn zijn. De termijn is afhankelijk van de aard van de overtreding. Tevens wordt een termijn gesteld waarbinnen een zienswijze kan worden ingediend tegen het voornemen om een handhavingbeschikking op te leggen. Dit betreft twee verschillende termijnen die in één brief worden samengevoegd. De hercontrole wordt (kort) na afloop van de gestelde termijn voor het opheffen van de overtreding uitgevoerd. Tijdens deze controle kan ook de eventueel ingebrachte zienswijze worden beoordeeld. Bij voortduring van de overtreding wordt de definitieve sanctiebeschikking genomen. De beoordeling van de zienswijze en het nemen van de sanctiebeschikking (inclusief het stellen van de begunstigingstermijn) gebeurt in één briefwisseling. Na afloop van de begunstigingstermijn en bij voortduring van de overtreding wordt de sanctiebeschikking geëffectueerd. Het derde beleid bestaat uit de spelregels voor handhaving van overtredingen geconstateerd tijdens gebieds- en objectgericht toezicht. Het beleid bestaat uit een twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft de prioritering van overtredingen op het gebied van bouw- en ruimtelijke regelgeving. Dit onderdeel bestaat uit twee stappen. In de eerste stap wordt het soort overtreding bepaald: • Gekwalificeerde overtreding. • Niet gekwalificeerde overtreding. De gekwalificeerde overtredingen hebben de hoogste prioriteit en worden altijd aangepakt. Wanneer sprake is van een overige situatie wordt in de volgende stap de prioriteit van de overtreding bepaald. De overtredingen met de meeste punten hebben altijd de hoogste prioriteit. De puntenscore wordt bepaald aan de hand van een aantal factoren (bijlage 7). Het tweede onderdeel betreft de handhavingsstrategie. Per situatie wordt een inschatting gemaakt van het in te zetten instrument nadat is nagegaan of legalisatie van de overtreding mogelijk is. Wanneer legalisatie mogelijk is wordt een brief verzonden met het verzoek om een vergunningsaanvraag in te dienen. Wanneer legalisatie niet mogelijk is, er niet wordt gereageerd op het verzoek om een vergunningsaanvraag in te dienen of de vergunning na beoordeling toch wordt geweigerd vindt toepassing van de sanctiestrategie plaats zoals zojuist beschreven onder punt 2 bij werken in afwijking van de vergunning. Indien overtredingen in de categorie overige situaties niet kunnen worden aangepakt vanuit de beschikbare capaciteit wordt ten aanzien van een deel van deze overtredingen de volgende strategie gehanteerd: iedere overtreder ontvangt een brief van de constatering met het verzoek om de situatie ongedaan te maken. Aan het resterende deel van de overige situaties wordt niets gedaan, zij worden wel meegenomen in de volgende ronde van het gebiedsgericht toezicht om na te gaan of niet een verslechtering van de situatie is opgetreden.
18
| 32
4. Capaciteitsvraagstuk
Het voorgestelde beleid in het beleidsplan is vertaald naar een capaciteitsraming. Voor alle producten zijn hiervoor de volgende kengetallen bepaald: • Het aantal te leveren eenheden op jaarbasis. • Het aantal uur per eenheid product. • De verdeling van het aantal uur per eenheid product over de disciplines binnen het bouw- en woningtoezicht. Het resultaat van de doorrekening is samengevat in de volgende tabellen. Totaal beeld Producten
Aantal uren
Opgenomen in beleidsplan
7.397
Niet opgenomen in beleidsplan
1.410 Totaal
Producten opgenomen in beleidsplan
8.807
Aantal uren
Vergunningverlening
4.084
Inspectie en handhaving
2.198
Toezicht en handhaving
1.115 Totaal
7.397
Specificatie naar hoofdproducten Producten niet opgenomen in beleidsplan
Aantal uren
Beleid en programma
246
Voorlichting en informatie
244
Specialisatie en advisering
720
Overig vergunningverlening
200
Overig inspectie, toezicht en handhaving
0 Totaal
Vergunningverlening
1.410
Aantal uren
Voorlichting en vooroverleg
210
Principe plan
200
Bouwvergunning
2.700
Beoordeling constructieve aspecten
138
Deelgoedkeuring voorwaarden vergunning
592
Sloopvergunning
118
Gebruiksvergunning
126 Totaal
19
| 32
4.084
Inspectie en handhaving
Aantal uren
Inspectie bouwvergunning
1.777
Inspectie sloopvergunning
99
Bijstempelen n.a.v. inspecties
110
Handhaving n.a.v. inspecties
212 Totaal
Toezicht en handhaving
2.198
Aantal uren
Intrekken bouwvergunning
29
Tijdelijke vergunningen en ontheffingen
29
Gebiedsgericht toezicht
68
Toezicht brandveilig gebruik bouwwerken
480
Toezicht kwaliteit bestaande bouw
0
Handhaving n.a.v. toezicht
385
Meldingen en verzoeken tot handhaving
124
Thematisch toezicht
0 Totaal
1.115
Op basis van het uitvoeringsprogramma ambtelijk adequaat niveau is 3,8 fte aan formatie benodigd. Per fte is uitgegaan van 1.545 uur aan productieve uren. In de volgende tabel is de huidige formatie in beeld gebracht op basis van de begroting 2008. Functies
Aanwezig
Gevraagd
Verschil
Administratief
0,50
0,50
0,00
Planbeoordeling
2,00
2,00
0,00
1)
0,80
1,00
-0,20
Juridische handhaving
0,20
0,30
-0,10
3,50
3,80
-0,30
Inspectie en toezicht
Totaal 1)
De huidige inspecteur is belast met de juridische handhaving. Vandaar dat 1,0 fte is verdeeld over inspectie/toezicht en juridische handhaving
Geconcludeerd kan worden dat vraag naar en aanbod van beschikbare capaciteit niet helemaal op elkaar aansluiten. Er is een verschil van 0,30 fte. Het beleidsplan en de overige producten kunnen niet zonder meer binnen de formatie worden gerealiseerd. Bij inspectie en toezicht is het grootste tekort waarneembaar, namelijk 0,20 fte. Bij juridische ondersteuning is een tekort waarneembaar van 0,10 fte. Bij de administratie en plantoetsing is geen tekort / overschot waarneembaar. Voor de overige instanties wordt kort een beeld geschetst hoe de vraag naar capaciteit is. Het beleidsplan vraag een inzet van de Brandweer van 0,6 fte. De huidige beschikbare formatie voor de preventietaken, inclusief beleid, bedraagt 0,7 fte. Het beleidsplan moet dus door de Brandweer kunnen worden uitgevoerd. Ten behoeve van de uitbesteding van werkzaamheden aan een technisch bureau moet worden uitgegaan van een omvang ter grootte van 0,4 fte. Op dit moment wordt jaarlijks een bedrag in de begroting gereserveerd van € 5.000,--. Op basis van het beleidsplan wordt een inzet van circa 540 uur gevraagd. Deze vraag kan niet binnen het huidige budget worden gerealiseerd. Een aanzienlijke verhoging van het budget is noodzakelijk.
20
| 32
In de capaciteitsraming zijn extra toekomstige bouw- en sloopplannen niet meegenomen. De capaciteitsberekening heeft betrekking op de basisbezetting. Het werkaanbod van ingediende aanvragen is onderhevig aan fluctuaties. Deze fluctuaties worden veroorzaakt door factoren, die buiten de invloedssfeer van de betrokken medewerkers liggen. Economische factoren zijn bijvoorbeeld van invloed op de bouwproductie. In het beleidsplan is het kwaliteitsbeleid voor vergunningverlening, inspectie, toezicht en handhaving vastgelegd. Voorkomen moet worden dat het uiteindelijk vastgestelde kwaliteitsbeleid door het wisselende werkaanbod in de knel komt en niet kan worden gerealiseerd. De kans hierop is vooral aanwezig in situaties waar sprake is van meer werkaanbod. Dit heeft een incidenteel karakter. In relatie tot het geformuleerde kwaliteitsbeleid zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd om piekbelastingen tegemoet te treden: 1. De basisbezetting is gebaseerd op een regulier werkaanbod en is op basis van de bestuurlijke besluitvorming over het beleidsplan vastgesteld. 2. Piekbelastingen worden gefinancierd uit de extra legesinkomsten. De extra legesinkomsten worden gelabeld om het afgesproken kwaliteitsniveau te kunnen blijven realiseren. Bezig zijn met het beleidsplan is bezig zijn met het zoeken naar evenwicht tussen kwaliteit en kwantiteit. Het verschil tussen de benodigde en aanwezige capaciteit vraagt om een afweging. De taken kunnen op verschillende uitvoeringsniveaus worden gerealiseerd. Aan ieder uitvoeringsniveau hangt een prijskaartje. Dit prijskaartje wordt bepaald door de inzet van vooral capaciteit. Aan ieder uitvoeringsniveau hangt ook een risicoprofiel. Afhankelijk van het uitvoeringsniveau worden bepaalde risico’s wel en niet afgedekt. Uitvoering van het beleidsplan vraagt, zoals aangegeven, om een extra inzet van 0,3 fte en extra middelen voor de inzet van een technisch bureau. Een korte toelichting met een pleidooi om niet tot afschaling van het geformuleerde beleidsniveau te komen. Plantoetsing en administratie Er is geen extra inzet voor de plantoetsing nodig. Nadere afwegingen hoeven niet te worden gemaakt. Aansluitend is wel een beeld geschetst waarop de formatie voor plantoetsing wordt ingezet: • Er zullen ten gevolge van het beleidsplan verschuivingen in werkniveau plaatsvinden: bij bepaalde bouwwerkcategorieën en bepaalde thema’s uit wet- en regelgeving spelen de kernbepalingen namelijk meer dan bij andere categorieën en thema’s. Veiligheid, gezondheid en soms ook bruikbaarheid krijgen hier meer aandacht dan tot op heden. Ook het aanvullend geformuleerde beleid ten aanzien van de indieningsvereisten en de kwaliteit van vergunningstekeningen betekenen een verschuiving binnen het werk. De verschuiving vindt vooral plaats bij bouwwerken waar langere tijd mensen verblijven. • De uren voor informatie, voorlichting en principe plan zijn nadrukkelijker in beeld gebracht in verband met de aanpak aan de voorkant.
21
| 32
Naast de reeds genoemde werkzaamheden zijn de plantoetsers tevens verantwoordelijk voor de beleidsmatige aspecten van het deelterrein bouw- en woningtoezicht en allerlei overige werkzaamheden. De overige werkzaamheden die door deze functie worden verricht vragen eenvoudigweg om capaciteit. Bij bezwaar en beroep zijn de plantoetsers het eerste aanspreekpunt. Ten gevolge van inspectie, toezicht en handhaving moeten regelmatig legalisatieonderzoeken plaatsvinden. Er zijn uren nodig voor kleinere taken als monumentenen aanlegvergunningen. Inspectie, toezicht en handhaving In de capaciteitsberekening is zoals reeds eerder aangegeven geen rekening gehouden met het gebouwbeheer. Alleen de werkzaamheden voor het deelterrein bouw- en woningtoezicht zijn in beeld gebracht. Er wordt gepleit voor een intensivering van het buitentoezicht en dan vooral bij de bouwvergunningen. Rapporten van CUR en Raad voor de Veiligheid over de instortingen in Nederland (zie deel 1) laten zien dat een kwalitatief goede vergunning nog geen garantie is voor een kwalitatief goede uitvoering. De kwaliteit van de uitvoering staat steeds vaker onder druk door onder meer bezuinigingen, ontbreken van regie, miscommunicatie en teruglopende kennis en ervaring. In het beleidsplan wordt daarom ingezet op een adequaat bouwtoezicht. Daarnaast wordt ingezet op een adequaat toezicht op bouw- en ruimtelijke regelgeving nadat een bouwwerk is gerealiseerd. De actualisatie van bestemmingsplannen wordt binnen de gemeente in volle vaart opgepakt. Hieraan wordt actief toezicht van gemeentewege gekoppeld. Het betreft dan vooral het gebiedsgericht toezicht en de daaraan gekoppelde aanpak van overtredingen. Het gebiedsgerichte toezicht wordt programmatisch opgepakt. Dit in tegenstelling tot het objectgerichte toezicht, dat in het beleidsplan nog steeds op ad hoc basis wordt gedaan. Er wordt voorgesteld om tot een herschikking van werkzaamheden op het gebied van inspectie, toezicht en handhaving te komen. De inspecteur bouw- en woningtoezicht wordt geheel ingezet voor de buitenwerkzaamheden. Voor de ondersteunende juridisch administratieve werkzaamheden wordt 0,3 fte geraamd. Brandweer en technisch bureau De (extra) inzet voor de Brandweer en het technisch bureau komt voort uit de aandacht voor het thema veiligheid. Constructieve veiligheid en brandveiligheid hebben in het kader van de (aanvraag) bouwvergunning de hoogste prioriteit gekregen. Zowel de toetsing als controle op deze vormen van veiligheid worden op dit moment reeds op inhuurbasis door instanties buiten het Bouw- en Woningtoezicht uitgevoerd. Het beleidsplan betekent een extra inzet op constructief gebied. Er zal nadrukkelijker naar de hoofdconstructieve opzet van bouwwerken voor het moment van vergunningverlening worden gekeken en nadrukkelijker worden toegezien op het indienen en vervolgens beoordelen van constructieve tekeningen en berekeningen die na de vergunningverlening mogen worden ingediend.
22
| 32
Op het gebied van brandveiligheid worden voor bepaalde type bouwwerken meer integrale toetsen op de brandveiligheidsvoorschriften geïntroduceerd en wordt nadrukkelijker op deze voorschriften gelet tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Bovendien wordt nadrukkelijker toegezien op het indienen en vervolgens beoordelen van installatietechnische tekeningen en berekeningen die na de vergunningverlening mogen worden ingediend. Ten slotte wordt nadrukkelijk formatie voor het toezicht op de voorschriften opgenomen in de gebruiksvergunning geraamd. Bij de Brandweer zal binnen de formatie een verschuiving van werkzaamheden plaatsvinden. Niet alle aanvragen om bouwvergunning worden meer aan de Brandweer voorgelegd. Het beleidsplan gaat uit van een nadere selectie van plannen die worden voorgelegd. Gezien het maatschappelijk belang van constructieve veiligheid en brandveiligheid wordt geen afschaling voorgestaan. De extra kosten wegen niet op tegen de kosten ten gevolge van klein of groot leed op het gebied van veiligheid kunnen ontstaan. De calamiteiten zoals genoemd in hoofdstuk 1 zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Het verschil tussen de benodigde en aanwezige capaciteit vraagt om een afweging. Ten behoeve van afwegingen is in kaart gebracht welke onderdelen van het voorgestelde beleid zouden kunnen worden afgeschaald. Of afschaling wenselijk c.q. noodzakelijk is, is een bestuurlijke keuze. Zoals reeds eerder aangegeven levert afschaling enerzijds wel minder formatiebehoefte op, maar anderzijds ook meer risico’s. Hierbij moet gedacht worden aan: • Meer bouwwerken en inrichtingen die niet voldoen aan wet- en regelgeving. • Meer bouwfouten en klachten. • Een grotere kans op ongevallen en onveilige situaties. • Aantasting van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. • Verslechtering van het naleefgedrag van burgers, bedrijven en instanties. • Toenemende kans op gedeeltelijke aansprakelijkheid gemeente. • Hogere kosten voor burgers, bedrijven en instanties als zij achteraf moeten voldoen aan wet- en regelgeving. • Uiteindelijk ook hogere kosten voor de gemeente, omdat preventief optreden goedkoper is dan repressief optreden (voorkomen is beter dan genezen). Het beleidsplan kan worden gezien als een buffet. Er moet gegeten worden, maar voordat het buffet wordt opengesteld moet worden nagegaan of het niet te overvloedig is. Er kunnen onderdelen van het buffet worden weggenomen. In dit deel van het bouwbeleidsplan wordt ingegaan op de onderdelen die uit het buffet zouden kunnen worden verwijderd. In wezen betekent dit afschaling van het ambitieniveau. In verband met het relatief grote verschil tussen de vraag naar capaciteit en de huidige aanwezige capaciteit worden bij de afschalingsmogelijkheden alleen rigoureuze varianten in de menukaart opgenomen. Het wordt wenselijk c.q. noodzakelijk geacht om duidelijke keuzen te maken. De keuzen concentreren zich daarbij op het buitenwerk en de daaraan gekoppelde juridische werkzaamheden, omdat hier de grootste verschillen in formatie zijn waar te nemen.
23
| 32
Het aantal keuzen is beperkt. De grootste risico’s vinden plaats bij de grotere bouwplannen. Hierop zet het beleidsplan in. Het aantal van deze plannen is echter relatief klein. De hoofdmoot bestaat uit kleinere bouwplannen. De intensiteit van de technische werkzaamheden voor deze bouwplannen is in het beleidsplan beperkt gehouden. De menukaart biedt opties om te kiezen. De volgende mogelijkheden voor afschaling zijn aanwezig: 1. Gebiedsgericht toezicht op basis van piepsysteem Het gebiedsgerichte toezicht vindt niet actief plaats. Er wordt niet aan de hand van het patrouillemodel door de gemeente zelfstandig op zoek gegaan naar overtredingen van wet- en regelgeving. Er wordt alleen gereageerd op meldingen en verzoeken tot handhaving aangedragen door burgers en bedrijven. Het niet actief houden van toezicht leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit en rechtsongelijkheid. Immers niet iedereen heeft een kritisch buur. De keuze voor deze optie betekent dat de huidige situatie in wezen wordt doorgetrokken. Het afschalen van het ambitieniveau in het beleidsplan naar het huidige niveau levert circa 0,25 fte op, namelijk 0,1 fte inspectie en toezicht en 0,15 fte juridisch. of 2. Verlagen inspectiefrequentie aan-, uit- en bijgebouwen bij alle functies De inspectiefrequentie laten aansluiten bij dat van de kleine bouwwerken. Dit is ten opzichte van het ambitieniveau in het beleidsplan een reductie van tweederde. In het beleidsplan wordt uitgegaan van drie inspecties, bij kleine bouwwerken wordt één inspectie uitgevoerd. De kans op niet geconstateerde bouwfouten neemt daardoor toe. Er is hierdoor een verhoogd bouwkundig risico en risico ten aanzien van de ruimtelijke en esthetische inpasbaarheid. De kans dat burgers en bedrijven achteraf alsnog wijzigingen moeten aanbrengen neemt toe. Aanvragers van aan-, uit- en bijgebouwen betreffen overigens de grootste groep klanten. In verband met de impact van dergelijke bouwwerken op de directe omgeving is het aantal klachten ten aanzien van deze bouwwerken relatief groot. Het verlagen van de inspectiefrequentie kan dus grote consequenties op andere gebieden hebben. Dit leidt wel tot een verminderde inzet van 0,3 fte: 0,20 fte inspectie en toezicht en 0,1 fte juridisch.
24
| 32
Bijlage 1: Werkwijzen vergunningverlening en handhaving
Werkniveau
Werkwijze vergunningverlening
Werkwijze uitvoering
0
Er vindt geen controle op het onderdeel plaats
Er wordt niet geïnspecteerd of onderdelen
omdat wet- en regelgeving niet van toepassing
(goed) zijn aangebracht
zijn of er vindt geen controle op het onderdeel plaats, tenzij hiervan iets op tekening is vermeld, dan vindt beoordeling plaats op niveau 1. 1
Controle
op
aanwezigheid
tekeningen
/
Er
wordt
berekeningen. Zijn vereiste voorzieningen op
aangebracht
tekening aangegeven en is het op basis van
tekeningen.
nagegaan zonder
of
onderdelen raadpleging
zijn van
een eerste globale inschatting plausibel te maken dat op hoofdlijnen aan de eisen wordt voldaan? 2
Controle door na te gaan of uitgangspunten uit tekeningen / berekeningen zijn te halen door bijvoorbeeld: •
maten of meten
•
controle andere specificaties (bijvoorbeeld certificaat)
•
controle rekenmethode
Er
vindt
bij
uitvoering
of
oplevering
steekproefsgewijs een inhoudelijke controle plaats op hoofdlijnen aan de hand van algemene tekeningen
en voldoen aan de gestelde eisen. Tekeningen en berekeningen worden concreet naast de eis gelegd en met elkaar vergeleken. 3
Controle onderdelen
door van
aantal een
representatieve
tekening
en
/
of
berekening rekenkundig te controleren
Er vindt steekproefsgewijs bij uitvoering of oplevering een inhoudelijke controle plaats op hoofdlijnen en op kritieke / kenmerkende details
aan de hand van algemene en
detailtekeningen 4
Controle door alle onderdelen diepgaand na te
Er vindt tijdens de uitvoering of bij oplevering
rekenen of meten
een diepgaande inhoudelijke controle plaats van alle onderdelen aan de hand van alle algemene en detailtekeningen
25
| 32
Bijlage 2: Typologie bouwwerken (aanvraag) bouwvergunning
1
Naam type / categorie
Omschrijving
Kleine bouwwerken
• Bijgebouwen ondergeschikt aan functie zonder langdurig verblijf van mensen • Bouwwerken geen gebouw zijnde van ondergeschikt belang • Voor zover vallend onder de criteria van een lichte aanvraag bij alle functies (dus niet alleen wonen)
2
• Met langdurig verblijf van mensen en / of
Aan-, uit- en bijgebouwen bij woonfunctie
• Constructieve aspecten • Kleine bouwwerken niet vallend binnen criteria lichte aanvraag 3
Nieuwbouw woningen
Grondgebonden woningbouw zowel individueel als projectmatig
4
Nieuw- en verbouw woon- en logiesgebouw
• Gestapelde woningbouw of • Utiliteitsbouw waar geslapen worden of • Utiliteitsbouw met voorzieningen voor niet zelf redzame personen
5
Aan-, uit- en bijgebouwen bij andere
• Met langdurig verblijf van mensen en / of
functies
• Constructieve aspecten • Kleine bouwwerken niet vallend binnen criteria lichte aanvraag
6
Agrarische bouwwerken
Bouwwerken bestemd voor agrarische doeleinden
7
Nieuw- en verbouw bedrijfsgebouw
Maximaal 1.000 m2 en één functie
categorie I 8
Nieuw- en verbouw bedrijfsgebouw
Niet vallend onder categorie 6 en 7
categorie II 9
Nieuw- en verbouw publiekstoegankelijke
Niet vallend onder categorie 5
bouwwerken en kantoren 10
• Bouwwerken met grote mate algemeen belang en / of
Grote bouwwerken geen gebouw zijnde
• Constructief belang
26
| 32
Bijlage 3: Typologie onderdelen (aanvraag) bouwvergunning
Thema wet- en
Toelichting
regelgeving 1.
Ruimtelijke inpassing
Bebouw- en gebruikseisen bestemmingsplan met betrekking tot de planologische inpassing van bouwen en gebruiken. Aanvullende werking van stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening hoofdstuk 2 paragraaf 5, artikel 2.5.3 bereikbaarheid bouwwerken t/m artikel 2.5.30 parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden. Andere aspecten die onder dit thema vallen zijn: verkeer, archeologie en aardkundige waarden.
2.
Esthetische inpassing
Redelijke eisen van welstand (welstandsnota) ten aanzien van uiterlijk, plaatsing op zichzelf en plaatsing ten opzichte van de omgeving.
3.
Constructieve veiligheid
Algemene sterkte van de constructie, sterkte bij brand en vloerafscheidingen zoals vastgesteld in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit.
4.
Gebruiksveiligheid
Overbrugging van hoogteverschillen, trappen, electriciteits- en noodstroomvoorziening, verlichting, gasvoorziening en draairichting van ramen en deuren zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit. Aansluitplicht elektriciteit en aardgas uit hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Bouwverordening.
5.
Brandveiligheid
Ontstaan van brand, ontwikkeling en uitbreiding van brand, ontstaan en verspreiding van rook, vluchtroutes, bestrijding van brand, ontstaan en beperking van ongevallen zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit. Tevens voorschriften uit de Bouwverordening: hoofdstuk 2 paragraaf 5 over bereikbaarheid van bouwwerken en brandblusvoorzieningen en hoofdstuk 2 paragraaf 6 over diverse installaties ten aanzien van brandmelding, ontruimingsalarm en vluchtrouteaanduidingen.
6.
Sociale veiligheid
Toegang tot bouwwerk en inbraakpreventie zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit.
7,
Geluid
Bescherming tegen geluid van buiten, geluid van installaties, geluid tussen ruimten en galm zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit
8.
Vocht
Wering van vocht van buiten en binnen zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit
7.
Afvalwater & riolering
Afvoer van afvalwater, faecaliën en hemelwater zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit en aansluiting op riolering zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Bouwverordening.
9.
Ventilatie
Luchtverversing, spuivoorziening, afvoer van rook en toevoer van verbrandingslucht zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit.
10.
Beperking invloed
Toepassing schadelijke materialen en binnendringen schadelijke stoffen uit de grond.
schadelijke stoffen /
Bescherming tegen muizen en ratten. Eén en ander is vastgelegd in hoofdstuk 3 van het
dieren
Bouwbesluit. In dit beleidsplan wordt dit thema opgevat als aanlegdiepte.
27
| 32
Thema wet- en
Toelichting
regelgeving 11.
Watervoorziening
Drinkwater en warmwatervoorziening zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit en aansluiting op waterleidingnet zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Bouwverordening.
12.
Daglicht
Toetreding van daglicht zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit.
13.
Toegankelijkheid
Toegankelijkheid en bereikbaarheid voor rolstoelgebruikers, vrije doorgang, verkeersroutes, bereikbaarheid bouwwerken, bereikbaarheid gebouwen voor gehandicapten zoals vastgelegd in hoofdstuk 4 van het Bouwbesluit en aansluiting op riolering zoals vastgelegd in de Bouwverordening paragraaf 2.5.3. bereikbaarheid bouwwerken en paragraaf 2.5.4. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
14.
Ruimten
Aanwezigheid en omvang van (gemeenschappelijke) ruimten in een gebouw zoals vastgelegd in hoofdstuk 4 van het Bouwbesluit.
15.
Opstelplaatsen
Aanwezigheid en plaats van aanrecht en waar (gemeenschappelijke) apparaten zoals kooktoestel en warmwatertoestel worden opgesteld zoals vastgelegd in hoofdstuk 4 van het Bouwbesluit.
16,
Energiezuinigheid
Isolatie, luchtdoorlatendheid en andere (installatie)voorzieningen die de energieprestatie positief beïnvloeden zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit.
17.
Bodem
Tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 paragraaf 4 van de Bouwverordening.
28
| 32
Bijlage 4: Typologie sloopwerken (aanvraag) sloopvergunning A.
Naam type / categorie
Omschrijving
1
Sloopmelding
Het door een particulier slopen van: •
Geschroefde, hechtgebonden asbesthoudende platen met een maximum oppervlakte van 35 vierkante meter per kadastraal perceel;
•
Asbesthoudende vloertegels met een maximum oppervlakte van 35 vierkante meter per kadastraal perceel;
•
Niet-gelijmde asbesthoudende vloerbedekking met een maximum oppervlakte van 35 vierkante meter per kadastraal perceel.
2
Sloopvergunning asbest
Het uitsluitend verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit een bouwwerk.
3
Niet risicovolle sloopvergunning
Het afbreken van een bouwwerk, waarbij de hoeveelheid sloopafval minimaal 10 m3 bedraagt. Een sloopwerk is niet risicovol als de volgende criteria gelden: •
Geen asbest;
•
Geen gemeenschappelijke draagconstructie;
•
Geen risicovolle of aandachtslocatie;
•
Geen gevoelige omgeving ten aanzien van hinder en overlast;
•
Geen verdachte bodemlocatie in relatie tot milieuschadelijke stoffen;
•
Geen bodemlocatie in relatie tot archeologie;
•
Geen aanwezigheid van gebruikers in resterende delen van het bouwwerk
4
Risicovolle sloopvergunning
Alle overige sloopvergunningen.
29
| 32
Bijlage 5: Typologie onderdelen (aanvraag) sloopvergunning
1.
2.
Thema
Toelichting
Cultuurhistorische en landschappelijke
Monument- en aanlegvergunning (op grond van het vigerende
waarden
bestemmingsplan)
Omgeving
•
Externe veiligheid: afscheiding sloopterrein, hulpconstructies
•
Openbare weg inclusief voorzieningen: beschadiging / vervuiling, ingebruikname, bereikbaarheid / toegankelijkheid
•
Belendingen: beschadiging, toegankelijkheid / bereikbaarheid, afwerking
• 3.
Bodem
Hinder en overlast: geur, geluid, stof, trillingen
Ledigen putten, opvullen gaten, bodemverontreiniging, archeologie, grondwater
4.
Riolering
Rioolaansluiting
5.
Kabels en leidingen
Gas, water en elektra, overige kabels en leidingen
6.
Asbest
Aanwezigheid, verwijderen, asbestvrij verklaren, afvoer / stort
7.
Milieuschadelijke stoffen
Scheiding, opslag, verwerking
8.
Sloopafval
Scheiding, opslag, verwerking
9.
Terreinafwerking
Netheid, afwerking bij oplevering
30
| 32
Bijlage 6: Typologie technische onderdelen (aanvraag) gebruiksvergunning
Thema
Toelichting
1.
Brandcompartimenten hebben tot doel een brand te beperken tot
Brandcompartimentering
een vooraf vastgesteld gebied
2.
Rookcompartimentering
Rookcompartimenten hebben tot doel de rookverspreiding te beperken waardoor de bij brand vluchtende mensen niet te lang door de rook moeten vluchten
3.
Ontvluchting
Vluchtmogelijkheden om een veilig gebied te kunnen bereiken
4.
Constructies
De dragende constructies en hoofddraagconstructie van een gebouw dient een van tevoren vastgestelde tijd weerstand te bieden tegen bezwijken in geval van brand
5.
Materiaalgebruik
Om brandontwikkeling, brandvoortplanting en rookproductie tegen te gaan of te beperken worden eisen gesteld aan de toepassing van (bouw)materialen.
6.
Voorzieningen
Brandweerlift, brandslanghaspels en droge blusleidingen, installaties noodzakelijk voor het ontdekken of bestrijden van brand en het veilig ontvluchten, kleine blusmiddelen en vluchtwegaanduiding
31
| 32
Bijlage 7: Factoren voor puntenscore niet gekwalificeerde overtredingen
Kenmerken Locatie
Categorieën Ligging in buitengebied Zichtbaar vanaf de openbare weg of openbare ruimte Overig
Bouwwerk
Publiektoegankelijk bouwwerk Gestapelde woningen, logies- of kantoorgebouw Industrie en bedrijfsgebouwen, grote bouwwerken geen gebouw zijnde Grondgebonden woningen, kleine bouwwerken met veiligheidsrisico’s Overig
Monumentstatus
Officieel monument Beeldbepalend pand Geen status
Effect
Cultuurhistorie, veiligheid en gezondheid Economisch, gevelwaarden, stedenbouwkundig / planologisch Overig
Aard en omvang
Overlast, hinder, ongemak of letsel op collectief niveau Beperkte mate van overlast, hinder, ongemak of letsel op collectief niveau Overlast, hinder, ongemak of letsel op individueel niveau Beperkte mate van overlast, hinder, ongemak of letsel op individueel niveau
Ouderdom overtreding
Niet ouder dan 5 jaar Ouder dan 5 jaar, maar niet ouder dan 8 jaar Ouder dan 8 jaar
Overig
Handhavingsverzoek Precedentwerking Geloofwaardigheid gemeente Bestuurlijke prioriteiten / speerpunten van beleid Samenloop meerdere wet- en regelgeving Gevolgschade Politieke gevoeligheid en media aandacht
32
| 32