UITVOERINGSBELEID HANDHAVING BESTAANDE BOUW
GEMEENTE HILVERSUM 8 januari 2007
Inhoudsopgave 1. INLEIDING
2 2 2 2 3 3 3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Vooraf Algemeen Aanleiding Doel Bereik/Beoogd resultaat 1.6 Reikwijdte
2. UITGANGSPUNTEN
3 3 3
2.1 Definities 2.2 Afbakening
3. JURIDISCHE INSTRUMENTEN
4 4 5 5 5 5 6 6 6 6
3.1 Belangenafweging 3.2 Klachten en verzoeken om handhaving 3.3 Legaliseren en gedogen 3.4 Bestuursrecht 3.5 Bestuursdwang of dwangsom 3.6 Stilleggen van werkzaamheden 3.7 Intrekken van de vergunning 3.8 Strafrecht 3.9 Privaatrecht
4. WERKWIJZE PRIORITEREN MET BEHULP VAN RISICO-ANALYSE 4.1 Risicomatrix 4.2 Inventarisatie 4.3. Risicoanalysemodel handhaving bouwregelgeving 4.4 Prioritering
5. SAMENVATTING INVENTARISATIE
7 7 7 7 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10
5.1 Centrumgebied 5.2 Villagebied 5.3 Oude wijk “Over ´t spoor” 5.4 Zuidelijke Stadswijk 5.5 Nieuwe wijk “Over ´t spoor” 5.6 Noord 5.7 Kerkelanden 5.8 Hilversumse Meent
6. RISICOANALYSE EN PRIORITEITENSTELLING 6.1 Niet voldoen aan vereisten Bouwbesluit 6.2 Afwijking bouwvergunning of geen bouwvergunning 6.3 Gebruik bouwwerk, standplaats, open erf in afwijking van de Bouwverordening 6.4 Gebruik bouwwerk, standplaats, open erf in afwijking van het bestemmingsplan 6.5 Totaaloverzicht handhavingsopgaven naar prioriteiten
7. MONITORING EN EVALUATIE 7.1 Vorm van monitoring en evaluatie
10 10 11 11 12 12 13 14
BIJLAGEN Bijlage 1 verslag interviews inspecteurs Bouwen, Wonen en Milieu
1
1. INLEIDING 1.1. Vooraf Deze nota beschrijft in de eerste hoofdstukken de aanleiding, het doel en de uitgangspunten van het handhavingsbeleid bestaande bouw. Vervolgens is in hoofdstuk 3 beschreven welke juridische instrumenten ter beschikking staan. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de methode van prioritering. Hoofdstuk 5 bevat een inventarisatie van wijkopbouw binnen de gemeente met aandachtspunten en geconstateerde overtredingen. In hoofdstuk 6 is het handhavingsbeleid nader geformuleerd. Dit beleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma. De nota wordt besloten met conclusies en aanbevelingen.
1.2. Algemeen Handhaven is in Hilversum een onderdeel dat de laatste jaren, met name op het gebied van veiligheid, veel aandacht krijgt. Het uitgangspunt uit het collegeprogramma dat een veilige gebouwde omgeving voor de inwoners van Hilversum is gewaarborgd, wordt waargemaakt door uitvoering te geven aan de Visie en plan van aanpak “Programmatisch Handhaven”. Het plan van aanpak heeft geresulteerd in verschillende nota´s op het gebied van het handhaven van regelgeving op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Woningwet (inclusief het Bouwbesluit, in het bijzonder de brandveiligheid en de bouwverordening). Het betreft de volgende nota’s: Procesbeschrijvingen handhaven bouwen; Nota Kernbepalingen voor het inschakelen van het Openbaar Ministerie en Politie; Nota gedifferentieerde toetsing Bouwen; Nota planning en controlecyclus Programmatisch Handhaven; Nota rol, taken en posities van disciplines; Nota voorrangsregels bouwvoornemens; Nota handhaven of gedogen. Deze nota´s zijn al vastgesteld en geoperationaliseerd. Met handhaven ben je nooit klaar. In 2004 heeft de uitvoering van Programmatisch Handhaven daadwerkelijk vorm gekregen. Prioritering en werkwijze zijn conform Programmatisch Handhaven uitgevoerd. Ook is de samenwerking met Brandweer, Politie en Openbaar ministerie op gang gekomen. Deze huidige situatie is met name gericht op nieuwbouw. In 2006 zal gezamenlijk met politie, brandweer, Openbaar Ministerie en Milieu zowel ambtelijk als bestuurlijk de gehele beleidscyclus Programmatisch Handhaven worden geëvalueerd. Deze nota uitvoeringsbeleid handhaving bestaande bouw is hierop aanvulling ten aanzien van probleemanalyse, prioritering, monitoring, resultaten en planning. De handhavingstools zoals procesbeschrijvingen, handhavingsarrangementen met het Openbaar Ministerie en politie, nota gedogen en nota voorrangsregels zijn ook van toepassing op de handhaving van bestaande bouw.
1.3 Aanleiding Voor het opstellen van deze nota met betrekking tot handhaving in de bestaande bouw zijn er diverse aanleidingen. Deze worden hieronder achtereenvolgens gegeven. (1) Op grond van de wijziging van de Woningwet die thans in voorbereiding is, krijgt het college de plicht om de gemeenteraad te informeren over haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. 1 (2) Op 16 juli 2002 heeft het college in het kader van programmatisch handhaven in Hilversum de nota “gedifferentieerde toetsing en handhaving van de voorschriften uit het Bouwbesluit” vastgesteld. Deze nota heeft betrekking op de nieuwbouw: de wijze waarop aanvragen om bouwvergunningen worden getoetst en tijdens de bouw hiervan moet worden gecontroleerd. Mede op basis van de bij deze nota behorende checklisten is het mogelijk gemaakt om afgewogen en expliciete keuzes te maken bij de technische toets van aanvragen en bij de uitvoering van bouwwerken. 1
Doelstelling van deze wetgeving is dat het handhavingsbeleid een democratisch, transparant en cyclisch karakter krijgt.
2
Een dergelijk beleid over de wijze waarop burgemeester en wethouder van de gemeente Hilversum omgaat met de handhaving van de bouwregelgeving bij de bestaande bouw is niet voorhanden. Als gevolg hiervan is er geen sprake van een consequente en transparante handhaving. (3) Mede als gevolg van de op 1 januari 2003 gewijzigde Woningwet (meer mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen), wordt er veel gebouwd in Hilversum, zonder dat er een bouwvergunning is vereist. Juist deze verruimde vergunningsvrije bouwwerken werken bewust dan wel onbewust zonder vergunning bouwen in de hand. Vaak blijkt dat door de complexiteit van de wetgeving voor het vergunningsvrij bouwen, men afwijkt van de voorwaarden hiervan, waardoor er sprake is van een overtreding van de Woningwet. (4) Vóór de rampen in Enschede en Volendam (2001) was handhaving geen speerpunt. Er werden weinig middelen vrijgemaakt om voldoende aandacht te besteden aan het handhavend optreden tegen illegale bouw en/of gebruik. Mede doordat in het verleden niet regelmatig opgetreden werd tegen illegale situaties, is de illegaliteit toegenomen. In sommige gebieden van Hilversum is zelfs sprake van wildgroei. Hierbij dient uiteraard onderscheid gemaakt te worden in verschillende grootheden zoals veiligheid en volume. Genoemde wildgroei betreft voornamelijk kleine bouwwerken aan de achterzijde zoals uitbouwen, dakkapellen, erfafscheidingen, tuinhuisjes. Het wordt steeds lastiger te achterhalen wat illegaal is en hoe lang deze illegale situatie al bestaat, waardoor een handhavingzaak juridisch erg complex is. Deze handhavingprocedures duren hierdoor heel lang. Ook wordt het gewenste resultaat nl. de beëindiging van de strijdige situatie, niet altijd gehaald. Met de huidige (personele) capaciteit is het haast onmogelijk om al deze complexe en langdurige procedures aan te kunnen naast al de andere wettelijke taken. Vanwege de diversiteit in strijdigheden en overtredingen zijn er geen duidelijke kaders waarbinnen gehandhaafd kan worden: “wil de overheid zich bemoeien met overtredingen van enkele centimeters of ligt de prioriteit toch wel ergens anders”? Uit bovenstaande blijkt dat enerzijds het een verplichting is om een handhavingsbeleid te hebben en anderzijds het tevens een noodzaak is om efficiënt te kunnen handhaven.
1.4 Doel Het handhavend optreden bij bestaande bouw transparanter maken voor zowel de organisatie en het bestuur enerzijds en de burgers anderzijds. Ook zal dit leiden tot een positieve beïnvloeding van burgers, bedrijven en instellingen ter verhoging van het nalevingsgedrag. Het leidt tevens tot risicobeperking van gebruik van bouwwerken. Door het zodanig prioriteren en inrichten van de wijze waarop handhavend opgetreden zal worden bij de bestaande bouw, sluit deze zoveel mogelijk aan bij de haalbaarheid van het handhavend optreden, de capaciteit en middelen van het handhavingapparaat. De handhavinginstrumenten zullen beter, efficiënter en gerichter worden ingezet.
1.5 Bereik / Beoogd resultaat Door een nota vast te stellen over de wijze waarop uitvoering gegeven zal worden aan het handhavend optreden bij bestaande bouw zal voor alle partijen helder zijn in welke gevallen wel en in welke gevallen niet direct opgetreden zal worden. Duidelijke kaders en de juiste prioritering zullen ertoe leiden dat handhavingzaken sneller afgehandeld kunnen worden en de juridische procedures minder moeizaam zullen verlopen.
1.6 Reikwijdte Deze nota heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bouw en het gebruik hiervan. De wet- en regelgeving die hieraan ten grondslag liggen zijn de Wet op de Ruimtelijke ordening (bouw- en gebruiksvoorschriften), het Bouwbesluit, de Bouwverordening, de Monumentenwet en de Woningwet. Het handhavingsbeleid heeft geen betrekking op illegale bouwwerken en illegaal gebruik in het buitengebied. Dit gebied is anders van karakter en vereist een andere aanpak. Voor dit gebied zal separaat een handhavingsbeleid worden vastgesteld. Er is in deze nota nog geen rekening gehouden met mogelijke gevolgen van de zogenaamde toekomstige omgevingsvergunning (deze vergunning voegt de toestemmingen samen die nodig zijn als een burger of een bedrijf op een bepaalde plek iets wil gaan slopen, (ver)bouwen of gaan gebruiken. Het is te prematuur om nu te kunnen beoordelen of deze vergunning consequenties heeft voor het handhavingsbeleid bestaande bouw.
3
2. UITGANGSPUNTEN 2.1 Definities Handhaven in ruime zin kan worden omschreven als “bevorderen of bewerkstelligen van de naleving van het bepaalde bij of krachtens wettelijk voorschrift” Handhaving in enge zin kan worden omschreven als “het door toezicht en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke dan wel privaatrechtelijke sancties bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd”.
2.2 Afbakening Als uitgangspunt voor de totstandkoming van het uitvoeringsbeleid handhaving bestaande bouw wordt uitgegaan van de enge versie van het begrip handhaving, waarbij verdere afbakening wordt gemaakt ten aanzien van het bestuursrechtelijke spoor. Dit beleid heeft zich primair gericht op het toezicht houden op de naleving van gestelde voorschriften, bepalingen en voorwaarden en het repressief handhaven door juridische procedures. Hoewel deze nota zich beperkt tot de eerdergenoemde regelgeving (Wet op de Ruimtelijke ordening (bouw- en gebruiksvoorschriften), het Bouwbesluit, de Bouwverordening, de Monumentenwet en de Woningwet) is gekeken en rekening gehouden met de handhavingspartners van andere vakgebieden, zoals brandweer en openbare ruimte.
3. JURIDISCHE INSTRUMENTEN In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische instrumenten die het gemeentebestuur tot de beschikking staan om handhavend op te kunnen treden. Niet alle instrumenten zijn direct inzetbaar op bestaande bouw, maar hebben soms (ook) betrekking op het daadwerkelijk bouwen. Handhaving vindt voornamelijk plaats via de bestuursrechtelijke weg. Handhaving kan echter ook via de strafrechtelijke of privaatrechtelijke weg plaatsvinden. Alvorens wordt besloten om tot handhaving over te gaan dient te worden bekeken of de illegale situatie gelegaliseerd kan worden. Indien legalisatie niet mogelijk blijkt, heeft het gemeentebestuur een beginselplicht tot handhaving. Volgens vaste jurisprudentie is een gemeentebestuur bij verzoeken om handhavend op te treden tegen illegale situaties in beginsel verplicht daartoe te besluiten. Uit constante rechtspraak kan ook geconcludeerd worden dat deze beginselplicht niet alleen “op verzoek” geldt maar dat ook tot handhaving moet worden besloten als daar niet om wordt verzocht, dus uit eigen beweging.
3.1. Belangenafweging Bij een besluit tot handhaving dienen alle belangen te worden afgewogen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen verzoeken om handhaving (van belanghebbenden) en klachten (van niet-belanghebbenden) of constateringen naar aanleiding van een controle. Uit de belangenafweging kan blijken dat sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’. In dat geval kan het zo zijn dat van handhaving wordt afgezien. Deze bijzondere omstandigheden zijn uitgekristalliseerd in de jurisprudentie. Zo zal een derde belanghebbende duidelijk moeten maken dat het belang van handhaving in zijn of haar geval groter is dan het belang van niet-handhaving. Onder bepaalde voorwaarden kan vervolgens een gedoogbeschikking worden afgegeven of ‘gewoon niet worden opgetreden’. In de praktijk betekent dit dat handhaving van bagatelovertredingen niet langer hoeft plaats te hebben. Indien uit de belangenafweging wel blijkt dat handhavend opgetreden dient te worden, staat het college van burgemeester en wethouders een aantal sancties tot haar beschikking. Aan besluiten om wel of niet handhavend op te treden gaat een belangenafweging vooraf. De belangen die vóór dan wel tegen handhaving pleiten moeten worden afgewogen. Het bestuursorgaan komt bij deze belangenafweging in beginsel beleidsvrijheid toe. In de jurisprudentie heeft de bestuursrechter een beginselplicht tot handhaving geformuleerd. Nog steeds geldt dat afweging van de betrokken belangen in het concrete geval tot het achterwege blijven van handhavend optreden kan leiden. De rechter benadrukt echter dat het niet optreden beperkt dient te zijn tot uitzonderingssituaties. Voorts moet dit worden gemotiveerd met overwegingen die zijn toegesneden op het concrete geval.
4
3.2. Klachten en verzoeken om handhaving Er is sprake van een verzoek om handhaving in de zin van de Algemene wet bestuursrecht indien een belanghebbende dit verzoek schriftelijk heeft ingediend. Deze brief is dan een ‘aanvraag’ om een besluit te nemen (art. 1:3 Awb). In dit geval moet worden aangesloten bij de termijnen van artikel 4:13 Awb. Binnen redelijke termijn, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek dient een besluit te zijn genomen op het verzoek om handhaving. Deze termijn kan eventueel met acht weken verlengd worden. De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de procedure. Indien het verzoek niet afkomstig is van een belanghebbende, is geen sprake van een verzoek om handhaving in de zin van artikel 1:2 Awb. Er is dan sprake van een klacht. Er behoeft geen besluit te worden genomen in antwoord op de brief. Voor de klager staat geen bezwaarprocedure open. Het kan voorkomen dat een anonieme brief wordt gestuurd waarin het gemeentebestuur wordt gevraagd om handhavend op te treden. Dergelijke brieven kunnen nooit een verzoek om handhaving zijn, omdat het geen aanvraag is de zin van art. 1:3 Awb is. Het indienen van een (anonieme) klacht betekent niet dat van handhavend optreden zal worden afgezien, de beginselplicht tot handhaven blijft bestaan.
3.3. Legaliseren en gedogen Niet handhavend optreden kan zich op verschillende manieren uiten, namelijk de overtreding kan worden gelegaliseerd of gedoogd (expliciet of stilzwijgend). Gedogen is in beginsel onwenselijk. In de nota “Handhaven of gedogen” (15 april 2004) is nader ingegaan op de beleidsuitgangspunten in dezen. Allereerst dient te worden onderzocht of legalisatie mogelijk is. Indien legalisatie mogelijk en wenselijk blijkt wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld alsnog een vergunning aan te vragen. Als de overtreder niet meewerkt aan legalisatie, dient alsnog een handhavingsprocedure opgestart te worden ter beëindiging van de overtreding. Indien de illegale situatie niet gelegaliseerd kan worden moet de handhavingsprocedure worden voortgezet.
3.4. Bestuursrecht Indien blijkt dat tot handhaving dient te worden overgegaan staat het gemeentebestuur een aantal bestuursrechtelijke sancties ter beschikking. Om een reeds bestaande overtreding te beëindigen kan gekozen worden uit een tweetal sancties, namelijk het opleggen van een dwangsombeschikking of het toepassen van bestuursdwang. Indien illegaal wordt gebouwd, dan wel wordt gebouwd in afwijking van een bouwvergunning kunnen de bouwwerkzaamheden worden stilgelegd. Twee andere voorkomende bestuursrechtelijke sancties zijn het verbod tot ingebruikneming en het intrekken van een begunstigende beschikking.
3.5 Bestuursdwang of dwangsom Bestuursdwang Bestuursdwang is als volgt gedefiniëerd: in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Bestuursdwang is een reparatoire sanctie (gericht op herstel) Dit middel is gericht op het feitelijk ongedaan maken van de strijdige situatie en wordt ingezet bij degene die de strijdige situatie ongedaan kan maken.. Een andere mogelijkheid is om preventief bestuursdwang toe te passen, bedoeld om herhaling van een overtreding te voorkomen. Last onder dwangsom Het opleggen van een dwangsom is een middel om de overtreder te bewegen de overtreding te beëindigen.De last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan de overtreder die het in zijn macht heeft om de overtreding ongedaan te maken. Dit in tegenstelling tot bestuursdwang dat kan worden toegepast bij een ieder die de illegale situatie ongedaan kan maken, ongeacht of dit de feitelijke overtreder is. Een verschil met bestuursdwang is dat de toepassing van bestuursdwang al mogelijk is indien er sprake is van een illegale situatie. De dwangsom kan slechts worden ingezet bij de overtreder. Het uitoefenen van bestuursdwang leidt altijd tot het beëindigen van een illegale situatie, een last onder dwangsom leidt slechts tot invordering, waarbij de illegale situatie nog steeds kan blijven bestaan, zodat er opnieuw 5
gehandhaafd moet worden. Bij bestuursdwang dient het kostenaspect te worden betrokken. Het verhalen van de kosten op de overtreder kan complex zijn. In principe is het gemeentebestuur vrij om te kiezen tussen bestuursdwang of dwangsom. Ten aanzien van de last onder dwangsom kunnen de volgende beperkingen worden genoemd: het belang dat het voorschrift beoogt te beschermen mag zich niet verzetten tegen het opleggen van een dwangsom. Voor de dwangsom mag niet worden gekozen als, gelet op het geschonden belang het risico wordt gelopen dat de overtreding ondanks de last onder dwangsom nog zou worden voortgezet of herhaald. Evenmin is de dwangsom op zijn plaats als de overtreder in een blijvende, algehele onmogelijkheid verkeert om aan de last te voldoen.
3.6 Stilleggen van werkzaamheden De bouwstop is een belangrijk handhavingsmiddel. Werkzaamheden die zonder vergunning worden verricht worden direct (mondeling) stilgelegd. Na de mondelinge stillegging volgt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee werkdagen een schriftelijke bevestiging. Een stillegging is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en derhalve vatbaar voor bezwaar en beroep. Na de stillegging wordt direct bekeken of legalisatie mogelijk is. Is dat het geval, dan wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld alsnog een aanvraag om vergunning in te dienen. Deze nota heeft geen betrekking op bouwwerken in uitvoering. De inzet van dit handhavingsmiddel zal dan ook onverkort van toepassing blijven.
3.7 Intrekken van vergunning Bij de eindcontrole van onherroepelijke bouw-, sloop- en aanlegvergunningen blijkt regelmatig dat nog niet is begonnen met de werkzaamheden, de zogenaamde “slapende vergunning”. Op het eerste gezicht is dit geen probleem. Vergunninghouder is niet verplicht om gebruik te maken van de bouwvergunning. Toch kan het ongewenst zijn dat het jaren duurt voordat begonnen wordt met de werkzaamheden. Immers, de eisen uit de regelgeving, bijvoorbeeld een bestemmingsplan of het Bouwbesluit, kunnen gewijzigd worden. Indien te lang wordt gewacht met aanvang van de werkzaamheden, bestaat de mogelijkheid dat het bouwwerk alsnog in strijd met de (gewijzigde) regelgeving wordt gerealiseerd. Mede vanuit het oogpunt van de rechtszekerheid moet dit zoveel mogelijk worden voorkomen. Het intrekken van een bouwvergunning is ook mogelijk als blijkt dat een vergunninghouder onjuiste gegevens heeft verstrekt. De wettelijke basis voor het intrekken van een bouwvergunning is te vinden in artikel 59 van de Woningwet juncto artikel 4.1 van de gemeentelijke bouwverordening. De bouwvergunning kan onder andere ingetrokken worden als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de bouwvergunning een begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden of tussen het begin en het einde van de bouwwerkzaamheden de werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen.
3.8 Strafrecht Artikel 106 e.v. van de Woningwet, artikel 12.1 van de gemeentelijke bouwverordening en artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepalen dat strafrechtelijk kan worden opgetreden tegen overtreding van bepaalde voorschriften. De strafrechtelijke aanpak is in tegenstelling tot de bestuursrechtelijke louter punitief (bestraffend); de overtreding wordt niet ongedaan gemaakt. Strafrecht is met name bedoeld om nalevingsgedrag in de toekomst te voorkomen en een sanctie op te leggen voor de reeds gedane overtredingen. In de beleidsnota “Kernbepalingen voor het inschakelen van het Openbaar Ministerie en Politie Bouw en Milieu handhaving”(2002) is de samenwerking vastgelegd tussen de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie.
3.9. Privaatrecht De privaatrechtelijke weg wordt vrijwel nooit gebruikt om overtredingen aan te pakken. Overtredingen kunnen immers in beginsel altijd bestuursrechtelijk worden aangepakt. Volgens vaste jurisprudentie mag het publiekrecht, waaronder het bestuursrecht, niet worden doorkruist en mag het privaatrecht niet worden gebruikt als met het publiekrecht een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt (Windmill-doctrine/Tweewegenleer).Er blijft niet veel ruimte over voor de privaatrechtelijke weg. Zolang binnen de voorwaarden van de Windmill-doctrine gebleven wordt, kan gebruik van het privaatrecht wel bijdragen aan beëindiging van een overtreding Bij gebruikmaking van privaatrechtelijke middelen moet te allen tijde worden voldaan aan de beginselen van behoorlijk bestuur. 6
4. WERKWIJZE PRIORITEREN MET BEHULP VAN RISICO-ANALYSE 4.1 Risicomatrix 100% Handhaven van de ruimtelijke en bouwregelgeving is een utopie: er moeten keuzes worden gemaakt. Om een keuze te maken zal geïnventariseerd moeten worden welke handhavingsopgaven er zijn en welke van deze opgaven om handhaving vragen. Van hieruit kunnen prioriteiten worden gesteld en kunnen de handhavingsopgaven worden doorvertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma. In het kader van programmatisch handhaven is door het Expertisecentrum Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie een risicomatrix ontwikkeld. Deze matrix, het zogenaamde risicomodel, wordt als hulpmiddel gebruikt voor het inschatten van de risico’s van bepaalde overtredingen. Met behulp van dit model kunnen overtredingen in kaart worden gebracht en kan per overtreding een inschatting van het risico worden gemaakt. Vervolgens kan deze risico-inventarisatie gebruikt worden bij het stellen van prioriteiten voor de uitvoering van de handhavingsopgaven. 4.2 Inventarisatie Om tot een reële risico-analyse te komen zijn de huidige kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in kaart gebracht. De volgende onderwerpen zijn betrokken bij de inventarisatie: - de opbouw van de wijken in Hilversum; - welke categorieën bouwwerken komen veelvuldig voor; - welke delen van Hilversum hebben de meeste geregistreerde bouwwerken; - is er sprake van relatief oude of nieuwe wijken; - is er sprake van grote of kleine bouwwerken; - welke maatschappelijke en bestuurlijke wensen/prioriteiten zijn er op dit onderdeel; - welke uitstraling heeft de wijk; - welke ontwikkelingen vinden in de wijk plaats; - wat was het nalevingsgedrag; - is er sprake van moedwillige overtredingen of is sprake van onwetendheid; - welke werkwijze in het kader van handhaving vindt thans plaats; - welke handhavingsprocedures hebben zich afgespeeld - welke handhavingsinstrumenten worden thans ingezet. Inventarisatie heeft plaatsgevonden door middel van het houden van interviews met de inspecteurs van de afdeling Bouwen, Wonen en Milieu en dossieronderzoek. De indeling van de bestemmingsplannen is hierbij als uitgangspunt genomen. Per wijk is omschreven hoe de wijk is opgebouwd en aangegeven welke de meest voorkomende type bouwwerkzaamheden in de betreffende wijken zijn. Per wijk zijn eveneens aandachtspunten, ontwikkelingen en verbeterpunten vastgesteld. Voorts zijn de meest voorkomende overtredingen in het onderzoek geïnventariseerd. Daarbij is gebruik gemaakt van de geregistreerde handhavingsprocedures in de periode 2002 tot 2005. Een samenvatting van de inventarisatie is te vinden in hoofdstuk 5. In de bijlage is een verslag opgenomen van interviews met de inspecteurs.
4.3 Risicoanalysemodel handhaving bouwregelgeving De analyse laat enerzijds zien waar en in welke situaties eerder de kans bestaat dat de regelgeving wordt overtreden en anderzijds toont de analyse aan waar zich bij overtredingen de grootste negatieve effecten kunnen voordoen. Onder risico dient te worden verstaan met de ernst van de negatieve effecten vermenigvuldigd de kans op overtreding (R = ne * k). Negatieve effecten kunnen als volgt worden ingedeeld: a. veiligheid (in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de fysieke veiligheid en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen); b. volksgezondheid (in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de bescherming van de volksgezondheid en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen); c. natuur/milieu (in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de bescherming van het natuurschoon en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om het natuurschoon te beschermen); 7
d. financieel-economisch (maatschappelijke schade: hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeente als alle subjecten de tot hen gerichte gedragsvoorschriften overtreden); e. leefbaarheid (in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen); f. imago van de gemeente (hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit dit thema onvoldoende worden nageleefd). Per mogelijke overtreding is per element, een inschatting gemaakt van de grootte van de negatieve gevolgen eveneens op een schaal van 1 tot 5. Een 5 staat voor een groot negatief effect en een 1 staat voor vrijwel geen negatief effect. Bij de kans op overtreding spelen de volgende aspecten een rol: a. kennis van de regels (is deze voldoende duidelijk bij de doelgroep) b. kosten-baten (wat zijn voor- en nadelen van overtreden) c. mate van acceptatie ( hoe redelijk vindt de doelgroep de regelgeving) d. normgetrouwheid (in hoeverre is de doelgroep bereid zich aan de regelgeving te houden) e. informele controle (positieve of negatieve reactie van niet-overheidsinstanties) Per mogelijke overtreding is een overall-inschatting gemaakt hoe groot de kans is dat regels niet worden nageleefd. Daarbij is uitgegaan van het bestaande handhavingsbeleid. Per overtreding is een score toegekend op een schaal van 1 tot 5. Een score 5 staat voor een grote kans op overtreding en een 1 staat voor een kleine kans op overtreding.
4.4 Prioritering Nadat een risico-inschatting is gemaakt kunnen prioriteiten worden toegekend. Een hoog risico wil niet per definitie zeggen dat een hoge prioriteit wordt toegekend. Dit is mede afhankelijk van politieke keuzes en de eigen verantwoordelijkheid van de overtreder. Op grond van de resultaten zijn de handhavingstaken onderverdeeld in drie categorieën (prioriteiten): 1. hoge prioriteit 2. middelhoge prioriteit 3. lage prioriteit In beginsel wordt tegen iedere illegale situatie opgetreden, echter er kunnen zich situaties voordoen, denk aan ernstig gevaar, dat direct moet worden opgetreden. Deze overtreding behoort tot categorie 1. Optreden tegen een dergelijke overtreding dient onmiddellijk plaats te vinden. Situaties waarbij sprake is van een risico voor de (brand)veiligheid en/of constructie vallen per definitie in categorie 1 en vereisen een acuut optreden. Overtredingen behorende tot categorie 2 zijn toegekend aan de normale werkvoorraad. Deze situaties kunnen op de gebruikelijke wijze, afhankelijk van de werkvoorraad, op een later tijdstip worden ingepland. Overtredingen met een lage prioriteit verdienen niet de directe aandacht. Dit betekent echter niet dat van handhaving zal worden afgezien. In de toekomst kunnen dergelijke overtredingen wel weer worden opgepakt. De uitkomsten van de risico-analyse en prioritering zijn verwerkt in hoofdstuk 6.
5. SAMENVATTING INVENTARISATIE Onderstaand overzicht geeft een globaal beeld weer van de wijkopbouw, aandachtspunten en geconstateerde overtredingen. Niet alle wijken zijn in deze samenvatting opgenomen, omdat sommige wijken een overlap hebben en uit deelgebieden bestaan. In de bijlage van deze nota is een uitgebreid verslag opgenomen van de interviews uitgesplitst in wijken.
5.1 Centrumgebied Het centrumgebied heeft een mix van kleine woningen, winkels en woningen. De bestaande woningen zijn veelal gelegen op kleine percelen, waarbij de achterpercelen vaak grotendeels volgebouwd zijn zonder vergunning. De nieuwbouw betreft met name appartementen en winkels. In het winkelgebied betreffen de verbouwingen veelal het wijzigen van puien, inwendige veranderingen en het aanbrengen van reclame.
8
Geconstateerde overtredingen zijn met name het wijzigen van winkels en gevels, het plaatsen van afzuiginstallaties, het maken van appartementen. In de omgeving Oosterstraten/Nieuwstraten zijn veel reeds lang bestaande illegale bouwwerken.
5.2 Villagebied Het villagebied is ontstaan door de aanleg van verschillende los van elkaar ontwikkelde villaparken vanaf 1875. Het gebied kent overwegend grootschalige villabebouwing en heeft een parkachtig karakter. De wijk Boomberg heeft een iets dichtere bebouwing dan de rest van het villagebied. Het villagebied heeft hoofdzakelijk woningbouw, meer naar het centrum zijn villa’s ook in gebruik voor kantoordoeleinden. De bouwwerkzaamheden zijn met name aan- en uitbouwen, omvangrijke bijgebouwen, kelders en erfafscheidingen. Geconstateerde overtredingen zijn onderkelderen van woningen, gebruik van bijgebouwen als woning, verbouwen van bijgebouwen en het oprichten van erfafscheidingen. Een veel voorkomende overtreding is het bouwen in afwijking van de bouwvergunning. Ook het aanleggen van verhardingen zonder aanlegvergunning komt veelvuldig voor.
5.3 Oude wijk “Over ’t spoor” Deze wijk is ontstaan aan het einde van de 19e eeuw is van oorsprong een industrie- en arbeiderswijk. De oorspronkelijke arbeiderswoningen zijn in de loop van de tijd gerenoveerd, vergroot of vernieuwd. Langs het spoor liggen veel (industriële) bedrijven. De bouwwerkzaamheden zijn vooral klein van aard en omvang, zoals aan- en uitbouwen aan de achterzijde, bergingen erfafscheidingen, dakopbouwen, dakkapellen en geveloptrekkingen. In diverse concentraties worden woningen kamersgewijs verhuurd. Geconstateerde overtredingen betreffen woningsplitsting, een wildgroei van schotelantennes zichtbaar vanuit de openbare ruimte, erfafscheidingen hoger dan 1,00 meter bij hoekpanden en dakkapellen. Ook zijn er veel langdurige (langer dan 10 jaar) illegale bouwwerken, zoals dakkapellen en aan- of uitbouwen aan de achterzijde van de woningen, bestemmingswijzigingen van bedrijfspanden en bewoning van bijgebouwen.
5.4 Zuidelijke Stadswijk De zogenaamde bloemenbuurt bestaat voornamelijk uit woningbouw uit de jaren `20. De wijk wordt doorsneden door de winkelstraat Gijsbrecht van Amstelstraat. De Utrechtseweg en omgeving heeft een elitaire uitstraling met woningen op grotere groene percelen. Het gebied rond de Gijsbrecht van Amstelstraat heeft een dichtere bebouwing, meer zuidelijk nemen de percelen in oppervlakte toe. Het betreft dan met name woningbouw vanaf de jaren 1930 tot 1970. De bouwwerkzaamheden betreffen aanen uitbouwen, bergingen, dakkapellen en erfafscheidingen. Bij de kleinere woningen is ook sprake van geveloptrekkingen. In de omgeving van de Koningsstraat/Gasthuisstraat komt vrij veel kamerbewoning voor en zijn kleine bedrijven gevestigd. Geconstateerde overtredingen betreffen veel dakkapellen, met name aan de achterzijde, aan- en uitbouwen aan de achterzijde, bijgebouwen. erfafscheidingen en illegale bewoning van bijgebouwen.
5.5 Nieuwe wijk “Over ´t Spoor” Deze wijk is ontstaan in de jaren 20 van de vorige eeuw en bestaat uit veel middenstandswoningen. Het betreffen voornamelijk eengezinswoningen. Bij vervangende woningbouw zijn ook op kleinere schaal appartementen gebouwd. In het oosten wordt de wijk begrensd door “Het Kamrad” een in de jaren ´60 gebouwde wijk met eengezinswoningen en flats waar de overgang naar de natuur duidelijk zichtbaar is gebleven. Geconstateerde overtredingen betreffen dakkapellen, aan- en uitbouwen aan de zij- of achtergevel en met name rond het gebied van de Anthony Fokkerweg een wildgroei van schotelantennes.
5.6 Noord Deze wijk is in de jaren `50 ontstaan en bestaat voornamelijk uit woningbouw, zowel flatgebouwen als eengezinswoningen. De flatgebouwen bevinden zich met name in het noord-westelijke deel van de wijk. Veel woningen zijn in het bezit van de woningcorporaties. Aan de noordzijde (Erfgooiersstraat) bevindt zich een klein woonwagencomplex. 9
Geconstateerde overtredingen zijn erfafscheidingen bij hoekpanden, schotelantennes zichtbaar vanuit de openbare ruimte en dakkapellen, aan- en uitbouwen en bergingen.
5.7 Kerkelanden De woonwijk Kerkelanden is ontstaan in de periode vanaf eind jaren `60. De wijk bestaat uit hoog- en laagbouw en bevat aan de zuid-oostzijde een bedrijventerrein. De laagbouw is uitgevoerd in een zogenaamd hofjesstructuur. De bouwwerkzaamheden betreffen aan- en uitbouwen, dakkapellen en erfafscheidingen. In enkele gevallen is kamerbewoning geconstateerd. Geconstateerde overtredingen zijn erfafscheidingen bij hoekpercelen, het dichtzetten van loggia’s bij de split-levelwoningen en dakkapellen.
5.8 Hilversumse Meent De Meent is een groene wijk, in de jaren ´70 ontstaan en inmiddels bebouwd met zo’n 1500 woningen en een winkelcentrum. Slechts bij het winkelcentrum zijn een klein aantal appartementen, de rest van de wijk bestaat uit eengezinswoningen zowel in de huur- als in de koopsector. De bouwwerkzaamheden zijn met name aan- en uitbouwen en dakkapellen. Geconstateerde overtredingen carports aan de voorzijde, erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de openbare weg of bij hoekpercelen, schotelantennes in beperkte mate.
6. RISICOANALYSE EN PRIORITEITENSTELLING Naar aanleiding van de in hoofdstuk 4 beschreven methodiek en de in hoofdstuk 5 beschreven inventarisatie zijn in onderstaande tabellen de meest voorkomende overtredingen genoemd en is ingeschat wat het risico is. Na de analyse is een prioriteitsstelling uitgevoerd (negatieve effecten x kans op overtreding) op basis van de in hoofdstuk 4.3 genoemde effecten/ kenmerken en wegingsfactoren.
Ne * k Scores 0-40 = laag risico Scores 41-70 = middelhoog risico Scores 71-150 = hoog risico 6.1 Niet voldoen aan vereisten van het Bouwbesluit Het Bouwbesluit bevat voorschriften voor bouwwerken welke betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid. Een hoge prioriteit is toegekend indien er sprake is van risico’s voor de veiligheid in gebouwen. Ernstig gevaar voor de veiligheid van mensen in een gebouw moet direct worden beëindigd. Er is een onderscheid gemaakt tussen gebouwen waar grote groepen mensen aanwezig zijn, zogenaamde bijeenkomstgebouwen zoals gezondheidsinstellingen, scholen, winkelcentra, restaurants, kinderdagverblijven, sporthallen en gebouwen waar kleinere groepen mensen dan wel enkele mensen aanwezig kunnen zijn, zoals kantoren, winkels en woningen. De kans dat een bijeenkomstgebouw niet voldoet aan alle vereisten van het Bouwbesluit is redelijk groot. Bij woningen geldt dit eveneens, omdat de burger niet altijd op de hoogte is van de (aangescherpte) eisen van het Bouwbesluit. Het gevaar bij woningen is minder groot omdat in een woning relatief minder mensen verblijven. Voor (oudere) woongebouwen kan het risico toenemen, omdat onvoldoende of ongeschikte vluchtwegen c.q. voorzieningen aanwezig zijn. Voor bedrijven die niet voldoen aan de voorschriften van het Bouwbesluit kunnen de gevolgen voor de omgeving aanzienlijk zijn. Tenslotte is een onderscheid aangebracht in overtredingen welke betrekking hebben op de constructie van een bouwwerk. Te denken valt aan instortingsgevaar.
Niet voldoen aan vereisten Bouwbesluit categorie Woning Woongebouw Bijgebouw
a 3 5 1
negatieve effecten b c d e f 3 1 2 3 2 4 2 4 4 4 1 1 1 1 1
kans ne * k tot. 14 23 5 10
4 4 2
56 92 10
risico
prioriteit
middel hoog laag
middel hoog laag
Ziekenhuizen/zorgcentra Sporthal/zwembad Restaurant/café/horeca (kinder)dagverblijven Scholen Bedrijven Kantoren Winkels Alle categorieën constr.
4 3 3 5 5 4 4 4 5
5 3 3 5 5 4 4 3 5
2 2 2 2 2 2 2 2 2
4 4 4 3 3 2 2 2 4
2 2 2 2 2 4 2 1 4
2 2 2 4 4 2 2 1 5
19 16 16 21 21 18 16 13 25
2 4 4 4 4 3 3 3 3
38 64 64 84 84 54 48 39 75
laag middel middel hoog hoog middel middel laag hoog
hoog hoog hoog hoog hoog middel middel laag hoog
6.2 Afwijking bouwvergunning of geen bouwvergunning Illegale bouw kan zowel planologische/esthetische gevolgen hebben als gevolgen voor de gezondheid en veiligheid. De bouwwerken zijn immers niet getoetst aan de bepalingen van het bestemmingsplan, er heeft geen welstandsbeoordeling plaatsgevonden en de bouwwerken zijn niet getoetst aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Het negatieve effect van dergelijke illegale bouwwerken kan groot zijn. Met name in de gebieden waar een bijzonder welstandsniveau geldt zijn extra inspanningen nodig om het niveau te handhaven. Bij de beoordeling van individuele gevallen zal het welstandsniveau een rol blijven vervullen. Illegaal bouwen aan of bij woningen komt vrij vaak voor. Enerzijds is dit het gevolg van de regelgeving. De mogelijkheid om vergunningsvrij te bouwen is vanaf 1 januari 2003 verruimd, echter de criteria zijn voor een burger niet altijd duidelijk. De impact van kleinere bouwwerken zoals dakkapellen en uitbouwen aan de achterzijde, erfafscheidingen zijn relatief klein. Wel is de kans dat dergelijke bouwwerken illegaal worden opgericht groot. Interne verbouwingen kunnen constructieve gevolgen hebben. Indien deze verbouwingen niet zijn getoetst aan de technische voorschriften kunnen onveilige situaties ontstaan. N.B. Afwijkingen bouwvergunning hebben geen betrekking op nieuwbouw. Dit onderdeel is opgenomen in de in 2002 vastgestelde nota “Gedifferentieerde toetsing Bouwen”.
Afwijking bouwvergunning of geen bouwvergunning categorie a Uitbreid.woning voorzijde 3 Uitbreid.woning overig 3 Bijgeb.woning voorzijde 2 Bijgeb.woning overig 2 Int. constr. wijz.woning 5 Int. overige wijz. woning 3 Externe wijziging woning 3 Dakkapel voorzijde 1 Dakkapel overig 1 Gevelwijziging voorzijde 2 Gevelwijziging overig 2 Erfafscheiding voorzijde 1 Erfafscheiding overig 1 Woningsplitsing 3 Airco/luchtbeh. Inst. 1 Schotelantennes 1 Reclame 1 Uitbr.ov.gebouw voorz. 3 Uitbr.ov.gebouw overig 3 Bijgeb.ov.geb.voorzijde 2 Bijgeb.ov.geb. overig 2 Int. wijz.ov.gebouwen 3 Externe wijz.ov.gebouwen 3 Wijz.monum./besch.stadsg. 2
negatieve effecten b c d e f 2 2 2 3 3 2 2 2 1 2 1 1 1 3 2 1 1 1 1 2 3 1 1 1 4 2 1 1 1 1 2 1 1 3 2 1 1 1 3 4 1 1 1 2 2 1 1 2 4 4 1 1 2 3 3 1 3 2 4 4 1 2 2 4 2 3 1 2 4 4 2 1 2 4 2 1 2 2 4 3 1 2 1 4 3 2 2 2 3 3 2 2 2 1 2 1 1 1 3 2 1 1 1 1 2 2 1 1 1 1 2 1 1 3 2 2 2 3 4 4
kans ne * k tot. 15 12 10 8 15 9 12 7 4 14 12 15 11 17 12 13 12 15 12 10 8 9 12 17
5 4 5 5 4 4 5 4 5 3 3 4 2 5 4 5 4 5 4 5 4 4 4 2
75 48 50 40 60 36 60 28 20 42 36 60 22 85 48 65 48 75 48 50 32 36 48 34
Risico
prioriteit
hoog middel middel laag middel laag middel laag laag middel laag middel laag hoog middel middel middel hoog middel middel laag laag middel laag
hoog middel hoog middel hoog laag hoog hoog laag hoog laag middel laag hoog middel middel middel hoog middel hoog middel laag hoog hoog
6.3 Gebruik bouwwerk, standplaats, open erf in afwijking van de Bouwverordening De Bouwverordening bevat onder meer voorschriften over het gebruik van bouwwerken, standplaatsen en het gebruik en staat van onderhoud van open erven en terreinen. De negatieve effecten kunnen groot zijn, 11
er kan sprake zijn van gevaar voor veiligheid en gezondheid. Hoofdstuk 6 van de Bouwverordening bevat voorschriften over brandveilig gebruik van bouwwerken en hoofdstuk 7A bevat gebruikseisen voor kamerbewoning. De regelgeving met betrekking tot de gebruikseisen is overigens eerst in 2005 in werking getreden. Overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk 6 en 7A kunnen grote risico’s bevatten voor gebruikers van bijeenkomstgebouwen. De kans op het illegaal exploiteren van kamerpanden is groot omdat de vraag naar kamers groot is vanwege de krappe woningmarkt in Hilversum. Strijdig gebruik van erven kan risico’s bevatten voor de omgeving (ongedierte, stank), de gevolgen van dergelijke overtredingen zijn in het algemeen gering, maar kunnen incidenteel ook grote gevolgen hebben. Regelmatig wordt geconstateerd dat bedrijven of instellingen een pand zonder of in afwijking van de gebruiksvergunning in gebruik hebben. Het risico voor de gebruiker kan daarbij aanzienlijk groot zijn en krijgt als gevolg daarvan een hoge prioriteit. Anderzijds kunnen er strijdigheden voorkomen die van ondergeschikte betekenis zijn. Deze afwijkingen behoren dan tot een lage tot middelhoge prioriteit.
Gebruik bouwwerk, standplaats, open erf in afwijking bouwverordening Categorie Brandgevaar Overbevolking Hinder/stank Kamerbewoning Geen gebruiksvergunning Afwijking gebruiksverg.
a 5 3 3 4 5 4
negatieve effecten b c d e f 5 3 3 4 4 3 1 1 3 2 3 2 2 3 2 3 1 2 4 4 4 1 2 4 4 3 1 2 4 4
kans ne * k tot. 24 13 15 18 20 18
3 1 3 5 3 4
72 13 45 90 60 72
risico
prioriteit
hoog laag middel hoog middel hoog
hoog laag middel hoog hoog hoog
6.4 Gebruik bouwwerk, standplaats, open erf of terrein in afwijking van het bestemmingsplan Het bestemmingsplan bevat voorschriften over het gebruik van bouwwerken en gronden. Het gebruik in strijd met de voorschriften levert veelal geen ernstige gevolgen op voor de veiligheid of gezondheid. De planologische effecten kunnen wel impact hebben. Het wonen in of bedrijfsmatig gebruik van bijgebouwen neemt in behoorlijke mate toe. In het buitengebied betekent dit naast de planologische effecten ook een risico voor de natuurwaarden. Ook komt het regelmatig voor dat woningen in overwegende mate worden gebruikt voor een andere bestemming. In de meeste bestemmingsplannen is voor aanlegactiviteiten een aanlegvergunning nodig. Met name in het villagebied en buitengebied is deze regelgeving het instrumentarium om de natuurwaarden en het groene karakter te beschermen.
Gebruik bouwwerk, standplaats, open erf of terrein in afwijking van bestemmingsplan Categorie bedrijven Niet-woning als woning Erf/tuin Terrein bij bedrijf Bijgebouwen Aanlegwerkzaamheden
a 2 4 1 4 3 1
negatieve effecten b c d e f 2 2 2 3 4 4 2 2 2 2 1 1 1 2 3 4 2 1 3 3 2 2 1 2 2 1 4 3 4 3
kans ne * k tot. 15 16 9 17 12 16
3 3 4 3 4 3
45 48 36 51 48 48
risico
prioriteit
middel middel laag middel middel middel
hoog hoog middel middel middel middel
6.5 totaaloverzicht handhavingsopgaven naar prioriteiten hoge prioriteit nr. specificatie 1 Woongebouw 2 Ziekenhuis/zorgcentra 3 Sporthal/zwembad 4 Restaurant/café/horeca 5 (kinder)dagverblijven 6 Scholen 7 Alle categorieën constructief 8 Uitbreiding woning voorzijde
handhavingstaak Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Geen of afwijking bouwvergunning 12
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Bijgebouw woning voorzijde Int. constructieve wijz.woning Externe wijziging woning Dakkapel voorzijde Gevelwijziging voorzijde Woningsplitsing Uitbreiding ov. gebouwen voorzijde Bijgebouw ov. gebouwen voorz. Externe wijziging overige gebouwen Wijziging monument/besch. stadsgez. Brandgevaar Kamerbewoning Geen gebruiksvergunning Afwijking gebruiksvergunning Niet woning als woning bedrijven
Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Afwijking bouwverordening Afwijking bouwverordening Afwijking bouwverordening Afwijking bouwverordening Strijd met bestemmingsplan Strijd met bestemmingsplan
middelhoge prioriteit nr. specificatie 1 Woning 2 Bedrijven 3 kantoren 4 Uitbreiding woning overig 5 Bijgebouw bij woning overig 6 Uitbreiding ov.gebouwen overig 7 Bijgeb. overige gebouw overig 8 Schotelantennes 9 Erfafscheiding voorzijde 10 Reclame 11 Hinder/stank 12 Terrein bij bedrijf 13 Bijgebouwen 14 aanlegwerkzaamheden 15 Airco/luchtbehandelingsinstallaties 16 Erf/tuin
handhavingstaak Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Afwijking bouwverordening Strijd met bestemmingsplan Strijd met bestemmingsplan Strijd met bestemmingsplan Geen of afwijking bouwvergunning Strijd met bestemmingsplan
lage prioriteit nr. specificatie 1 winkels 2 Bijgebouw 3 Interne wijziging woning 4 Dakkapel overig 5 Gevelwijziging overig 6 Erfafscheiding overig 7 Interne wijziging overige gebouwen 8 Overbevolking
handhavingstaak Niet voldoen aan het Bouwbesluit Niet voldoen aan het Bouwbesluit Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Geen of afwijking bouwvergunning Afwijking bouwverordening
7. MONITORING EN EVALUATIE Met deze nota is vooruitgelopen op de komende wijziging van de Woningwet. De wijziging behelst een verplichting van het college van burgemeester en wethouders om jaarlijks een uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving op te stellen voor het komende jaar. Het doel van deze wetswijziging is om het beleid een transparant en cyclisch karakter te geven. Het zal duidelijk zijn dat het noodzakelijk blijft om de ingezette kwaliteitsslag te behouden en waar nodig te verbeteren. De cyclus van het maken van een handhavingsbeleid en het uitvoeren hiervan bestaat tevens uit het monitoren en evalueren van de handhavingsresultaten. Jaarlijks zal een uitvoeringsprogramma worden vastgesteld dat past in het handhavingsbeleid. De evaluatie en resultaten zullen worden neergelegd in een jaarverslag. Op basis van 13
de handhavingsresultaten kunnen het handhavingsbeleid en de prioriteitsstelling zo nodig worden bijgestuurd.
7.1 Vorm van monitoring Om handhavingsresultaten te kunnen monitoren moet er sprake zijn van een goede administratieve organisatie. De structuur van de administratieve organisatie is vastgelegd in bedrijfsprocessen. Deze procesbeschrijving zijn in modellen en schema’s vastgelegd in 2003 en in het automatiseringsprogramma BWT4ALL opgenomen.
14