PLAN ROOZE TE BILTHOVEN RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
Status:
Eindconcept
Opdrachtgever:
EduardPlate.nl | Erven Rooze
Projectnummer:
8101
Groningen,
24 juli 2014
Weusthuis is gespecialiseerd in het management van omvangrijke en complexe processen. Sinds de oprichting in 1995 is het bureau uitgegroeid tot een toonaangevend bureau met ervaren mensen. Zowel in stedelijk als in landelijk gebied en op het grensvlak van stad en platteland. Ook adviseren we bij beleidsvorming, onderhandeling en contractvorming (wo. GREX), subsidieverlening, financieringsconstructies en (Europese) aanbestedingsprocedures en verzorgen we de hiervoor noodzakelijke producten. Deze onderbouwing is opgesteld onder verantwoordelijkheid van drs.ing.. W.R..M.(Maarten) Noordhoff. Maarten is sinds 2007 verbonden aan Weusthuis. Daarvoor heeft hij o.a. als senior adviseur gewerkt bij ingenieursburea Oranjewoud en diverse functies bij zowel gemeentelijke als provinciale overheiden gehad.Vanuit deze rollen heeft hij de eindverantworrdelijkheid voor tal van ruimtelijke producaten zoals structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen.
2
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING .........................................................................................5
2.
BESCHRIJVING VAN HET PLAN .....................................................6
2.1.
LIGGING PLAN ROOZE ...................................................................................... 6
2.2.
TOELICHTING OP PLAN ROOZE ....................................................................... 7
3.
VIGEREND BELEID ........................................................................11
3.1.
GEMEENTELIJK PLANOLOGISCH REGIME..................................................... 11
3.2.
AFWIJKING ....................................................................................................... 13 3.2.1. Strijdig gebruik ...................................................................................... 13 3.2.2. Strijd met de bouwregels ....................................................................... 13
4. 4.1.
AFWEGING .....................................................................................14 STRIJDIG GEBRUIK.......................................................................................... 14 4.1.1. ING
14
4.1.2. Entree 15 4.2.
STRIJDIGHEID MET DE BOUW REGELS .......................................................... 16 4.2.1. Achterzijde ............................................................................................ 16 4.2.2. Getogen dakvorm .................................................................................. 16 4.2.3. Balkons ................................................................................................. 17
4.3.
5.
SAMENVATTEND.............................................................................................. 17
MILIEU .............................................................................................19
5.1.
GELUID, BESLUIT HOGERE WAARDEN .......................................................... 19
5.2.
LUCHTKWALITEIT ............................................................................................ 19
5.3.
BODEM ............................................................................................................. 20
5.4.
EXTERNE VEILIGHEID ..................................................................................... 20
5.5.
BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING .................................................................. 21
5.6
ARCHEOLOGIE................................................................................................. 21
5.7
ECOLOGIE ........................................................................................................ 22
5.8
DUURZAAMHEID .............................................................................................. 22
6.
FINANCIEEL....................................................................................24
6.1.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID.............................................................. 24
6.2.
PLANSCHADE RISICO...................................................................................... 24
3
7.
CONCLUSIE ....................................................................................25
4
1.
INLEIDING
Het plan Rooze omvat vervangende nieuwbouw op het perceel Vinkenlaan 10-12 te Bilthoven, ter plaatse van de hoek Nachtegaallaan en Melchiorlaan aan het Vinkenplein. Het bouwplan betreft de realisatie van een appartementencomplex van 6 levensloopbestendige appartementen in het koopsegment op de 1 e en 2e verdieping, een commerciële plint en een parkeerkelder voor de gebruikers van het complex, bedoelt voor de bewoners van de 6 woningen in het appartementencomplex. De ontwikkeling past niet binnen het vigerend bestemmingplan ‘Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven’. Op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), kan voor activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend. Dit is mogelijk indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Hiertoe is voorliggend document opgesteld.
5
2.
BESCHRIJVING VAN HET PLAN 2.1.
Ligging plan Rooze
Het plan Rooze is gesitueerd in het centrumgebied Bilthoven aan het Vinkenplein en aan de Melchiorlaan. In onderstaande afbeeldingen 2.1.1 en 2.1.2 is de ligging van het plan Ro oze weergegeven. Afbeelding 2.1.1. geeft de situatie vóór de realisatie van de Melchiorlaan weer. De locatie van het plan Rooze staat met een sterretje aangegeven. Afbeelding 2.1.2 geeft de actuele situatieschets weer.
Figuur 2.1.1. Luchtfoto bestaande situatie
6
Figuur 2.1.2 Situatieschets plan Rooze
2.2.
Toelichting op plan Rooze
Plan Rooze Het plan Rooze omvat de realisatie van een appartementencomplex in het centrumgebied Bilthoven van 6 levensloopbestendige appartementen in het koopsegment, een parkeerkelder en een commerciële plint waarin onder andere de ING Bank met retail formule een plek zal krijgen. Het complex kent drie bouwlagen en krijgt een moderne uitstraling met een vormtaal die onder andere door het gebruik van verschillende kapvormen aansluit op de schaal en uitstraling van de omgeving. Ruimtelijk Het plan Rooze is ruimtelijk een belangrijke hoekpunt aan het Vinkenplein en geeft vorm aan de nieuwe doorsteek naar de Julianalaan, de Melchiorlaan. De functionaliteiten van de panden aan het plein dragen bij om aan de doelstellingen van het centrum. Het is enerzijds de bedoeling om de verblijfskwaliteit te vergroten, met goede bebouwing zodat de gewenste uitstraling en beleving ontstaat. Anderzijds zal een economische kwaliteitsimpuls gerealiseerd worden. Behoud van de ING bank op deze centrale plek draagt al met al bij aan zowel de ruimtelijke- als de economische wensen ten aanzien van deze locatie. Het plan geeft hiermee mede invulling aan de gemeentelijke ambities met betrekking tot het transformeren van het Vinkenplein tot een groene parkachtige omgeving, als onderdeel van de verbeterde verblijfswaarde en uitstraling van het (entree van het) centrum van Bilthoven. In de volgende afbeeldingen uit het stedenbouwkundig plan Vinkenplein e.o. zijn deze ambities om het Vinkenplein een brinkachtig karakter te geven gevisualiseerd.
7
Figuur 2.2.1 Stedenbouwkundigplan Vinkenplein e.o.
Figuur 2.2.2 Groene sfeer
8
Figuur 2.2.3 Maquette uit Stedenbouwkundigplan Vinkenplein e.o.
Vormgeving plan Rooze Het plan Rooze bestaat niet uit individuele panden, maar in verband met het bestaande gevarieerde dorpse beeld zijn de gevels geparceleerd uitgevoerd door variatie in de gevelindeling, verspringende rooilijnen, wisselende goothoogte en een wisselende kaprichting. De kappen staan afwisselend haaks op en evenwijdig aan de weg. Om het bijzondere karakter van het Vinkenplein te onderstrepen en om aan te sluiten bij de historische bebouwing is de gevelindeling hoofdzakelijk verticaal. De gevel van de begane grond maakt op basis van geleding en materialisatie duidelijk onderdeel uit van de gehele gevel en heeft zo een relatie met de bovenliggende verdiepingen. Door de diepe neggen worden gevelopeningen aangezet en zorgen met gemetselde rollagen voor een verfijnde schaal. De balkons en loggia’s dragen bij aan een verfijnd plastiek beeld en een prettig woonklimaat. Aan de Nachtegaallaan steken de balkons 1,5m uit, dit beeld is om de hoek bij de Nieuwe doorsteek doorgezet om zo lang mogelijk te kunnen genieten van de middagzon. Hiermee wordt aangesloten op woonbehoeften. De materialisatie is overwegend solide om een goede en duurzame aansluiting bij de rest van het centrum te krijgen. Bij de toe te passen materialen wordt gedacht aan baksteen op een natuurstenen plint. Voor de halfronde kappen en de dakkapellen wordt gedacht aan een metaal met een zinken uitstraling. Van de toe te passen materialen zal ongeveer 70% donker (baksteen in een warme aardetint) en 30% licht (baksteen in een zandtint) worden uitgevoerd.
9
Gevelbeeld plan Rooze Vinkeplein
Commerciële functies In het plan Rooze zijn in de plint commerciële ruimten opgenomen. Concreet is er het plan tot vestiging van de ING Bank met retail functie. Dit betreft een verplaatsing van de huidige ING vestiging aan de overzijde aan de Vinkenlaan 8. Deze verplaatsing maakt de weg vrij voor een nieuwe vastgoed ontwikkeling aan de noordzijde van het Vinkenplein, en daarmee voor de gewenste wandvorming voor het vernieuwde plein. Zo wordt het mogelijk gemaakt het Vinkenplein verder te ontwikkelen tot groen verblijfsplein, een groene brink met hoge verblijfswaarde, en is, ook door de herontwikkelingsmogelijkheden die daardoor ontstaan op de huidige ING locatie, in lijn met de stedenbouwkundige ambities.
Huidige ING vestiging Vinkenlaan 8
De ING vestiging zal met een oppervlakte van circa 315 m2 een groot gedeelte van de benedenverdieping van het complex Rooze beslaan. De ING winkel omvat een publieksbalie, enkele spreekkamers, een winkelruimte met leuke gadgets, een ATM (pin automaat), je kunt er online bankieren en er is een koffiecorner en een kleine kantoorruimte voor 2-5 mensen. De overige benedenruimte van circa 150 m2 is bedoeld voor een winkel, hiervoor wordt een huurder gezocht welke een aanvulling op de ING vestiging en de omliggende winkels zal hebben.
10
3. 3.1.
VIGEREND BELEID Gemeentelijk planologisch regime
Het plan Rooze is gelegen in het bestemmingsplan ‘Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven’ welke door de gemeenteraad op 23 juni 2011 is vastgesteld. Het plangebied omvat een groot gedeelte van het centrumgebied van Bilthoven. Het ligt tussen winkelcentrum De Kwinkelier en het stationsgebied. Het gebied wordt gekenmerkt door een grote mate van menging van functies, zoals winkels, dienstverlening, horeca en wonen. Het bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te treffen voor het Emmaplein en Vinkenplein die enerzijds rekening houdt met de bestaande planologische situatie en anderzijds bijdraagt aan de ontwikkeling en realisering van de ambities die de gemeente heeft met het centrum. Doelstelling van het plan is het centrum een positieve impuls te geven met behoud van authenticiteit. Het gebied wordt hiertoe voor een deel volledig opnieuw ingericht. Door de realisatie van tunnels onder het spoor wordt (is) de bereikbaarheid aanmerkelijk verbeterd. De gemeente wil een aantrekkelijk centrum, met een veelzijdig aanbod aan winkels, horeca en diensten, realiseren, met aansluiting op de behoeften van de bewoners en waar het aantrekkelijk is om te winkelen, te verblijven, te wonen en te werken. Voor het Vinkenplein wordt een groen brinkachtig karakter met hoge verblijfswaarde nagestreefd. Het vormt een huiskamer, een visitekaartje, voor het centrum. Met de realisatie van het plan Rooze en de verplaatsing van de ING wordt hiertoe een belangrijke stap g ezet. Hierna zijn de relevant kaartbeelden uit het bestemmingsplan weergegeven. Figuur 3.1.1 Begrenzing bestemmingsplan Emmaplein en Vinkenplein
11
Figuur 3.1.2 Afbeelding bestemmingsplan Emmaplein en Vinkenplein
Figuur 3.1.3 Afbeelding uitsnede bestemmingsplan Emmaplein en Vinkenplein
12
3.2.
Afwijking
De locatie van plan Rooze kent de bestemmingsaanduiding Centrum - 1. Hierin is o.a. toegestaan “detailhandel en daarbij behorende ondergeschikte horeca” op de eerste bouwlaag en “wonen” op de overige bouwlagen en een “gebouwde parkeervoorziening” in de kelder. De afwijkingen van het voorliggende bouwplan betreffen zowel strijdig gebruik als strijd met de bouwregels. Ten behoeve van de inrit naar de parkeerkelder zal een inritvergunning aangevraagd worden. 3.2.1. Strijdig gebruik De voorgestane vestiging van de ING retail bank van ongeveer 315 m2 op de begane grond past niet binnen de aanduiding detailhandel. De retail bank valt onder de bestemming “diensten”. Daarnaast wordt 57 m2 van de begane grond gebruikt als entree voorziening naar de woningen en de parkeerkelder waarin de bestemmingsplanregeling niet voorziet. 3.2.2. Strijd met de bouwregels Het is mogelijk om conform het bestemmingsplan het perceel geheel te bebouwen met een bouwvolume dat langs de belending binnen de projectie valt van een hoek van 20 graden, uitgezet vanaf de snijlijn goothoogte op 7,5 meter, met een maximale bouwhoogte van 11.0 meter. Voor een klein deel van 60m2 geldt een wijzigingsbevoegdheid. Voor dit deel ge lden dezelfde bouwhoogtes, maar dit is niet direct in het bestemmingsplan geregeld. Om het gebouw van extra licht en lucht te voorzien wordt er uit bovengenoemd maximaal volume een lichthof / patio uitgespaard. Ter plekke van de uitsparing op ongeveer 5.6 meter evenwijdig uit de belending ontstaat zo een achtergevel met een hogere goothoogte dan in het bestemmingsplan toegestaan (10.09 meter in plaats van 7.5 meter en geeft een overschrijding van 2.59 meter). Hoewel het bestemmingsplan aangeeft dat het gehele perceel kan worden bebouwd is een uitsparing van ongeveer 5.6 meter opgenomen. De dakvorm kent onder andere een getogen dakvorm. De bouwregels van het bestemmingsplan voorzien enkel in een dakhelling tussen de 20 en 70 graden. De balkons kragen aan de voor- en zijgevels 1.40 tot 1.50 meter uit de gevel. Het bestemmingsplan voorziet bij recht in een uitkraging tot maximaal één meter.
13
4. 4.1.
AFWEGING Strijdig gebruik
4.1.1. ING Bij de afweging omtrent het strijdig gebruik dient het gemeentelijk detailhandelsbeleid zoals dat is vastgelegd in het rapport detailhandelsbeleid De Bilt opgesteld door Drooghtrommel en partners te worden betrokken. Voor het winkelcentrum Bilthoven wordt hier de ambitie uitgesproken de positie als (recreatief) hoofdwinkelcentrum te versterken. Als belangrijk onde rdeel van de plannen om dit te bereiken wordt de versterking van het centrum als vervoersknooppunt met hoge passantenstromen gezien. Voor het Vinkenplein is dit in het Stedebouwkundigplan Vinkenplein e.o (uit mei 2010) uitgewerkt in het nastreven van een brinkachtig karakter met commerciële functies en horeca op de begane grond en wonen daarboven. Hoewel de voorgestane verplaatsing van de ING Bank niet past binnen de geldende bestemmingsomschrijving (Centrum-1, detailhandel) kan geconstateerd worden dat deze verplaatsing geheel in lijn is met het gemeentelijk beleid en dat de verplaatsing noodzakelijk is om de gewenste vastgoedontwikkeling aan de noordwand van het Vinkenplein met horeca, detailhandel en woningen mogelijk te maken. Hierbij kan verder aangetekend worden dat het verschil tussen detailhandel en diensten soms lastig en steeds lastiger is om aan te brengen. De detailhandel verandert snel, er is sprake van branche vervaging en nieuwe diensten, die inspelen op veranderende consu- menten behoeften. Denk aan kappers of wellness (diensten) met detailhandel activiteiten. Een duurzaam functionerend centrum kan op dergelijke veranderingen inspelen. De huidige ING vestiging kent bijvoorbeeld al een openstelling conform de overige winkels en is zo van toegevoegde waarde voor het centrum. De pin automaat vormt voor het centrum een belangrijke functie. Belangrijk is om vast te stellen dat de verplaatsing van de ING retail bank vestiging de beleidsdoelstellingen ondersteunt en versterkt om een aantrekkelijk centrumgebied te realiseren en het Vinkenplein als onderdeel daarvan te transformeren naar een brinkachtige sfeer. De ontwikkeling is behalve een functionele ook een stedenbouwkundige bijdrage aan de gewenste kwaliteit verbetering van de omgeving van het plein en past in de verwachtingen die consumenten hebben bij deze locatie in het centrum. De planologisch/ruimtelijke consequenties van de verplaatsing van ING zijn verder niet wezenlijk anders dan die van de in het bestemmingsplan opgenomen detailhandel. Co ncreet betekent dit dat de vestiging ten aanzien van verkeer en parkeren geen andere effe cten heeft dan in het bestemmingsplan voorzien zijn ten behoeve van detailhandel. In het parkeeronderzoek centrumgebied Bilthoven, ( Goudappel Coffeng, BLT030/Jsk/0378, 23 november 2009) wordt voor commerciële functies een parkeernorm van 3,25 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo gehanteerd. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen detailhandel en dienstverlening, aangezien sprake is van identieke parkeer- en verkeersbewegingen. Uit het opgestelde parkeeronderzoek Centrumgebied Bilthoven blijkt dat er voldoende parkeerplaatsen zijn ingepland om aan de toekomstige parkeervraag te voldoen. De parkeerbalans is sluitend omdat conform de parkeernorm voor de 6 woningen 10 parkeerplaatsen worden voorzien op eigen terrein.
14
Tenslotte kan ten aanzien van de verkeersaspecten opgemerkt worden dat het om verplaatsing van de bestaande ING vestiging aan de overzijde (Vinkenplein) gaat en er ook daardoor geen wezenlijke verandering in de verkeer- en parkeersituatie zal optreden. 4.1.2. Entree Op de begane grond voorziet het bouwplan Rooze in een entree voorziening naar de woningen en de parkeerkelder. Dat de bestemmingsplanregeling hierin niet voorziet dient gezien te worden als een omissie; de entrees betreffen een ondergeschikt onderdeel van 57 m2 welke noodzakelijk is om als stijg- en daalpunt te dienen om de andere verdiepingen te kunnen bereiken. In het Stedebouwkundigplan Vinkenplein e.o, uit mei 2010 is specifiek aandacht gegeven aan de toegang naar parkeervoorzieningen door het geven van referentiebeelden ten behoeve van de gewenste vormgeving (zie ook afbeelding hierna).
In het bouwplan Rooze is de ingang van de garage in de rooilijn opgenomen en is op een zorgvuldige wijze als onderdeel van de gevel vormgegeven, conform de ambities uit deze referentiebeelden. Ten behoeve van de toegang tot de parkeervoorziening zal een inritvergunning aangevraagd worden. Bij de uitwerking zal zorggedragen worden voor een optimaal zicht bij het verlaten van de parkeergarage.Deze inrit naar de garagelift zal conform het stedebouwkundigplan vanaf de Melchiorlaan gerealiseerd worden en niet vanaf het Vinkenplein of de Nachtegaallaan. Aan de planzijde van de Melchiorlaan (noordwest) is een trottoir (2,5m1) en een fietspad (3,5m1) voorzien zonder langsparkeerstrook. De inrit zal voldoende breed (minimaal 5m1) worden uitgevoerd. M.b.t. de veiligheid is in overleg gekozen voor een variant in het plan ontwerp die m.b.t. de inrit uitgaat van een verspringing van resp. 22 cm en 66 cm. Met deze ontwerp variant is zowel stedenbouwkundig als verkeerskundig een acceptabele oplossing gevonden in het bouwkundig ontwerp. Langs het pand wordt een plint van 1 meter gelegd, onder andere ten
15
behoeve voor uitstallingen van van winkeliers. Deze is dus niet primair als loopruimte bedoeld en geeft daarmee extra ruimte voor uitrijden en uitkijken bij het uitrijden. Er zullen daarnaast met lichtsignalen ter hoogte van de inrit extra attentiewaarden gerealiseerd worden. Een knipperlicht zal een signaal geven als een auto de inrit uit gaat rijden. De auto’s zullen vooruit de parkeergarage uitrijden. Hiermee is een goede verkeersveiligheid ter plekke verzekerd. Een goede zichtbaarheid en interactie tussen het incidentele in- en uitrijdend verkeer van de stallingsgarage en de openbare weggebruikers zoals voetgangers, fietsers en het autoverkeer is door het ontwerp en extra aangebrachte voorzieningen gewaarborgd. De straat is een 30km/u zone. 4.2.
Strijdigheid met de bouwregels
4.2.1. Achterzijde De achterzijde van het gebouw, op 5.6 meter van de belending, krijgt gedeeltelijk grenzend aan de patio een goothoogte van 10.09 meter en overschrijdt daarmee de in het bestemmingsplan toegestane goothoogte van 7.5 meter. Deze overschrijding is in het bouwblok ter plaatse van de patio. De bouwhoogten en bouwvolume blijven binnen de bouwcontouren zoals die in het bestemmingsplan gegeven zijn. De afwijking heeft derhalve geen externe ruimtelijke consequenties. Het ontwerp biedt extra licht en lucht en blijft binnen het maximale bouwvolume. Zoals bij hoofdstruk 3 aangegeven, bij de beschrijving van de situatie, wordt om het gebouw van extra licht en lucht te voorzien een maximaal volume een lichthof / patio uitgespaard. Er wordt ook op 5.6 meter uit de belending gebouwd, terwijl 100% bebouwing is toegestaan. Ter plekke van de uitsparing op ongeveer 5.6 meter evenwijdig uit de belending ontstaat zo weliswaar een achtergevel met een hogere goothoogte dan in het bestemmingsplan toegestaan (10.09 meter in plaats van 7.5 meter, een overschrijding van 2.59 meter), maar vindt door toegepast ontwerp ruime compensatie plaats en blijft de hoogte binnen de maximale bebouwingscontour. Door welstand is aangegeven (advies welstandcommissie dd 20 november 2013) dat een goothoogte van 7.5 meter niet perse noodzakelijk is voor deze ondergeschikte en terugliggende achtergevel. Een overschrijding van 2.59 meter wordt voor dit deel van de gevel door welstand gezien als geen noemenswaardige afwijking. 4.2.2. Getogen dakvorm De gebogen kap is een subtiele variatie op de mansarde kap en een verrijking van het reeds aanwezige vorm idioom in Bilthoven. De kap blijft geheel binnen de gestelde maximale principeprofiel, oftewel rondom langs de belending en rooilijn de projectie van een hoek van 20 graden uitgezet vanaf de snijlijn gevel/goothoogte op 7,5m1. De toepassing van de gebogen kapvorm past binnen de (kleinschalige) stedelijkheid van een centrumgebied. Het plan als geheel is op 28 oktober 2013 besproken in de Welstandscommissie, het advies volgde 20 november 2013. Naar het oordeel van zowel de stedenbouwkundig supervisor beeldkwaliteit als de welstandscommissie vormt het plan een geslaagd ontwerp en passende invulling om de entree van het centrumgebied vorm te geven. Men stemt, met waardering, in met het ontwerp.
16
Verder kan opgemerkt worden dat hoewel de bestemmingsplanregeling niet voorziet in een getogen dakvorm, het Stedebouwkundigplan Vinkenplein e.o, uit mei 2010, zoals onder andere blijkt uit onderstaande afbeelding, wel een gebogen dakvorm kent.
4.2.3. Balkons De balkons kragen aan de voor- en zijgevels 1.40 tot 1.50 meter uit de gevel. Het bestemmingsplan voorziet bij recht in een uitkraging tot maximaal één meter. Voor een goede relatie met de groene omgeving wordt gebruik gemaakt van architectonische toevoegingen zoals balkons en loggia’s. De balkons vormen uitzichtpunten op het groen en dragen bij aan een verfijnd beeld en een prettig woonklimaat. Dit is van belang om aan te kunnen sluiten op de woonbehoeften. Het bestemmingsplan kent de mogelijkheid om ten behoeve van o.a. balkons met een binnenplanse afwijking mee te werken. 4.2.4 Veiligheid Bij het ontwerp van de pin automaten kan, in overleg, maximaal ingespeeld worden op behoeften m.b.t. (sociale) veiligheid (camera’s, Amsterdammertjes, verlichting). ING geeft overigens aan tot nu toe nauwelijks of geen problemen op dit punt te kennen, maar hier wel continu attent op te zijn, veiligheid altijd te zullen borgen en continu in te spelen op veranderingen. 4.3.
Samenvattend
Met het plan Rooze wordt conform de gemeentelijke doelstellingen van het Masterplan en het bestemmingsplan ‘Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven’ een aantrekkelijke invulling gerealiseerd. Dit levert een belangrijke positieve impuls voor het centrum en bezoekers op. De verblijfswaarde en het centrum entree worden verbeterd. Door de verplaatsing van ING naar de plint van het complex wordt het mogelijk de gewenste vastgoedontwikkeling aan het Vinkenplein met detailhandel, horeca en woningen, in een brinkachtige, groene omgeving met terrassen verder te realiseren. De afwijking van gebruik om de verplaatsing van de ING vestiging mogelijk te maken betreft de gewenste verplaatsing van een bestaande centrum functie en niet het toevoegen van een nieuwe functie. De afwijking ten behoeve van de entree naar de woningen en de parkeergarage betreft een omissie in het bestemmingsplan welke met deze procedure gelijk ondervangen kan worden.
17
De afwijkingen van de bouwregels betreffen kleine ondergeschikte onderdelen welke geen inbreuk op de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit betekenen. Het gewenste karakter wordt duurzaam versterkt. Dit zijn ook de uitkomsten van de bijeenkomsten met stede nbouwkundige supervisor en welstand, welke, “met waardering”, instemmen met het schetsontwerp. De getogen dakvorm zou zelfs als een verrijking kunnen worden aangemerkt.
18
5.
MILIEU
De wijziging die met deze ROB mogelijk gemaakt worden betreft een gebruikswijziging van winkels naar winkels en diensten en enkele bouwregels, waardoor vestiging van een (retail-) bank die al aan het Vinkenplein aanwezig is mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het milieu hebben deze wijzigingen geen significante betekenis. De wijziging betreft de activiteiten m.b.t. diensten en detailhandel in het gebouw. Daarom wordt in deze paragraaf aangesloten bij de regeling en de voorschriften uit het vigerend bestemmingplan ‘Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven’. 5.1.
Geluid, Besluit Hogere waarden
De Wgh (Wet Geluidhinder) bevat het wettelijk kader voor de toegestane geluidsbelasting bij nieuw te realiseren geluidsgevoelige objecten (zoals woningen) die zijn gelegen binnen de zone van een (spoor)weg. Voor deze objecten geldt een voorkeurswaarde voor de geluid sbelasting. Wordt deze overschreden dan kan een hogere grenswaarde worden verleend. Voor het plangebied is in het kader van het bestemmingsplan een akoestisch onde rzoek uitgevoerd door bureau Peutz. Parallel aan het bestemmingsplan is een procedure Hogere waarden gevolgd waarin voorwaarden zijn opgenomen. Het besluit Hogere waarden is op 11 mei 2011 door het college van Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Er heeft in mei 2014 aanvullend onderzoek plaatsgevonden. (M+P | MBBP groep, 6 mei 2014). In het bestemmingsplan zijn woningen op de verdiepingen voorzien, dit blijft ongewijzigd. De verandering van het gebruik van de begane grond van (bestemming) winkels naar (bestemming) winkels plus dienstverlening (typische centrum functies, die veel voorkomen in combinatie met wonen op verdieping) betreffen beiden geen geluidgevoelige bestemmingen. De gebruiksverandering die met deze ROB mogelijk gemaakt wordt, verandering van winkel functie in de bestemmingsfunctie dienstverlening plus winkels heeft voor het geluidsaspect geen betekenis. Het bouwplan zal voldoen aan de in het besluit Hogere Waarden gestelde voorwaarden. Dit is bevestigd door de uitkomsten van het in mei 2014 uitgevoerde onderzoek naar werkelijke geluidsbelasting. Het bouwplan is gelegen aan een niet zoneringsplichtige 30 km/u weg. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt maximaal 64 dB ter plaatse van het onderhavige bouwplan. Door voorzieningen m.b.t. het bouwontwerp aan te brengen (geluid isolerende dakopbouw, beglazing, verzwaarde houten kozijnen, suskasten i.p.v. ventilatie roosters en goede kier- en naaddichting met extra aandacht voor openslaande deuren) en e.e.a. ook te verwerken rekening houdend met passend comfort zal worden voldaan aan de kaders en wensen m.b.t. geluidbelasting in lijn met de Wet Geluidhinder (Wgh), aanvullende wensen en de wenselijke situatie ter plaatse. 5.2.
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet Milieubeheer (Wm) in werking getreden. Op 1 augustus is 2009 is het NSL in werking getreden. Projecten die ‘niet in betekenende mate’(nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor Luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van een nibm situatie, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. (Algemene Maatregel van Bestuur m.b.t. nibm). Voor het centrumgebied Bilthoven is een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd door Peutz (19 januari 2010) en is een aanvullende notitie op 31 augustus 2010 opgesteld. Voor het plangebied is op 23 juli 2014 door VMP een controle middels de nibm tool uitgevoerd. De onderzoeksresultaten leiden niet tot een gevolg of be- perking voor de uitvoering van het bestemmingsplan. 19
De gebruiksverandering die met deze ROB mogelijk gemaakt wordt, verandering van winkel functie in dienstverlening en winkels, heeft voor de luchtkwaliteit geen betekenis. In de nibm tool van 23 juli 2014 is uitgegaan van een worstcase scenario. Daar de exacte invulling van de winkels nog niet bekend zijn, is er uitgegaan van een supermarket invulling. Voor deze indeling wordt een maximale luchtverontreiniging bereikt. De uitkomst van de nibm tool van 23 juli 2014 is terug te vinden in bijlage 4. 5.3.
Bodem
Het is wettelijk geregeld (bouwverordening) dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. In het kader van het bestemmingsplan is een bodemadvies opgesteld door de Milieudienst Zuid-Oost-Utrecht (29 april 2010). Geconcludeerd wordt dat de resultaten van het bodemonderzoek geen gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De gebruiksverandering van winkels naar diensten en winkels die met deze ROB beoogd wordt heeft in dit kader geen betekenis. Wel is het zo dat in de nabijheid van de locatie Vinkenplein 3 meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd zijn. Er is m.b.t. onderhavig plan Rooze in mei een aanvullend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd. Doel hiervan is om aan te tonen dat de milieu hygiënische bodemkwaliteit geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Bij grondwateronttrekking zal afstemming met de Provincie plaatsvinden door het indienen van een saneringsplan. De reden hiervoor betreft de aanwezigheid van VOCI-grondwaterverontreiniging onder het Vinkenplein. Zie bijlage 1 (verkennend bodemonderzoek 21-07-2014 van Arnicon). De uitkomsten in dit onderzoek geven aan dat de hypothese “verdacht” voor bodemverontreiniging wordt bevestigd op basis van licht ve r- hoogde gehalten aan zink en PAK in de bovengrond en xylenen en naftaleen in het grondw a- ter. Omdat niet inpandig geboord kon worden is de onderzoeksopzet vooraf aan de Omge- vingsdienst regio Utrecht voorgelegd. Gezien de verontreinigingen die op het nabijgelegen perceel zijn aangetoond is onder voorwaarde dat na de sloop van het pand een aanvullend bodemonderzoek plaats zal vinden onder de huidige bebouwing ingestemd met de onder- zoeksopzet. De licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven aldus Arnicon geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek. Wel wordt aanbevolen om na de sloop van het huidige pand een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren i.v.m. de aangetoonde sterke verhogingen aan zink, PAK en minerale olie op het aangrenzende perceel Nachtegaallaan 1. Het gaat met name om aandacht voor mogelijke verontreiniging nabij de pe rceelsgrens. Zodra het huidige pand ter plekke gesloopt is zal extra bodemonderzoek plaatsvinden. 5.4.
Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van raadpleging van de risicokaart is bij het opstellen van het bestemmingsplan gebleken dat er geen stationaire opslag van gevaarlijke stoffen (Bevi-inrichtingen), in of nabij het plangebied aanwezig is. Tevens liggen in en nabij het plangebied van het bestemmings20
plan geen buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. In het plangebied van het bestemmingsplan ligt de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. Over dit traject vind vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Om inzicht te krijgen in de gevolgen voor de toekomstige bewoners en gebruikers van het gebied bij een eventuele calamiteit met gevaarlijke stoffen op het spoor in het plangebied van het bestemmingsplan is door DHV een risicoanalyse uitgevoerd (Risicoanalyse Vinkenplein; april 2010). Voor de gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente De Bilt een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt niet langs of door het plangebied. Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren. Er kan langs het plangebied wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de nietrouteplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is (door het lokale karakter van het transport) dermate laag dat daardoor geen risico’s ontstaan die ruimtelijk relevant zijn. In deze analyse zijn het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) onderzocht en b erekend. In het rapport wordt geconcludeerd dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de planontwikkeling. In het kader van de verhoging van het groepsrisico heeft DHV een rapportage “ uitwerking elementen verantwoording groepsrisico; 9 april 2010” opgesteld op basis waarvan geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is en dat het thema externe veiligheid geen gevolgen heeft voor het bestemmingsplan. De gebruiksverandering van winkels naar diensten die met deze ROB beoogd wordt heeft in dit kader geen betekenis, aangezien de bestemmingsplan verruiming met diensten geen gevolgen heeft voor de situatie m.b.t. de externe veiligheid. Ook wordt geen opslag van gevaarlijke stoffen toegevoegd. De situatie blijft m.b.t. dit aspect ongewijzigd . Er zijn in de omgeving geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de indicatieve magneetveldzones tot het plangebied reiken. Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken. M.b.t. criminaliteit zijn geen negatieve gevolgen te verwachten, blijkt uit meerjarige cijfers van ING. De inrichting van het gebouw zal aan de hoge eisen m.b.t. veiligheid voldoen. Er zijn m.b.t. het plan brandoverslagberekeningen uitgevoerd volgens NEN 6068. (Brande xpert, mei 2014) De conclusie is dat geen aanvullende brandwerende voorzieningen vereist zijn.. 5.5.
Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieu hygiënische aspecten wordt een milieuzonering gehanteerd. Dat wil zeggen voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt in het bestemmingsplan Emmaplein en Vinkenplein gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten. In deze lijst
21
worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieu emissies. Op grond van deze staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de in het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoel ige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De in dit ROB beoogde verruiming in het bestemmingsplan van winkels naar winkels en diensten heeft hiervoor geen consequenties omdat beide functies in milieucategorie I vallen. 5.6
Archeologie
Vanaf de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in 2007 zijn gemeenten verplicht rekening te houden met archeologische waarden in het ruimtelijk ordeningsbeleid. De gemeente De Bilt heeft daartoe een eigen beleidskaart laten vervaardigen. Op deze kaart staan archeologische monumenten en zijn verwachtingszones aangegeven waaraan beleidsregels, zoals oppervlakte- en diepteondergrenzen zijn gekoppeld. Indien een plangebied groter is dan de gestelde ondergrens dient archeologisch onderzoek conform de Archeologische MonumentenZorg-Cyclus (AMZ-cyclus) te worden uitgevoerd. Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente De Bilt is archeologisch onderzoek binnen het plangebied niet noodzakelijk: het plangebied bevindt zich geheel binnen zone VAW5, een zone ‘met een verstoring tot onder het archeologisch niveau en reeds onderzochte en vrijgegeven adviezen’. Het beleidsadvies is om binnen de categorie VAW5 geen archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Door Vestigia BV is voor het plangebied van het bestemmingsplan een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (rapportnummer V667, d.d. 23-09-2009). Mede op basis van de onderzoeksresultaten wordt geen bezwaar gezien in de voortgang van de bouwplannen. Indien tijdens de werkzaamheden archeologische vondsten worden gedaan (toevalsvondsten) moeten deze conform de wettelijke meldplicht (art. 53 Monumentenwet 1988) worden gemeld bij het bevoegd gezag (de Minister OCW). Om praktische redenen adviseren wij een vondstmelding ook altijd bij de gemeente De Bilt te doen.
22
5.7
Ecologie
In augustus 2009 is door BügelHajema Adviseurs een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd en is in augustus 2010 aanvullend onderzoek verricht naar het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen. Geconcludeerd wordt dat uit deze onderzoeken naar effecten op natuurwaarden de aanwezige natuurwaarden geen belemmeringen zijn voor de in het bestemmingsplan gewenste ontwikkelingen. Op dit moment worden de onderzoeken geactualiseerd, zodat er indien noodzakelijk goede voorzieningen kunnen worden getroffen. Tot deze gegevens binnen zijn zal er uitgegaan worden van de oude onderzoeken. Deze zijn bijgevoegd in de bijlage onder bijlage 2 en 3. Zowel vanuit gebiedsbescherming als soortbescherming heeft de in deze ROB nagestreefde functiewijziging van winkels in winkels en diensten geen betekenis en leidt niet tot andere inzichten. 5.8
Duurzaamheid
Tussen gemeente en ontwikkelaar zijn in de vorm van een anterieure overeenkomst als bedoeld in afdeling 6.4.van de W.R.O. d.d. 19-05-2011 procesafspraken gemaakt. In deze overeenkomst is de ambitie neergelegd om te komen tot een duurzame herontwikkeling. Bij de bouwaanvraag van het bouwplan Rooze zal een GPR (duurzaam energie gebruik) / MPG (duurzaam materiaal gebruik) berekening overlegd worden. Middels de tool GPR gebouw zijn de GPR- en MPG berekening opgesteld waarin wordt aangetoond dat er wordt voldaan aan de ambities uit het gemeentelijk beleid inzake duurzaa mheid (Woonvisie 2013-2020) en de Milieuprestatie van het gebouw. In overleg met de Omgevingsdienst is vastgesteld dat er alleen voor de appartementen een berekening behoeft te worden uitgevoerd. Voor de winkels dient er geen separate berekening te worden gemaakt. Het ambitieniveau van de gemeente op het gebied van duurzaamheid is vastgesteld op een gemiddelde GPR van minimaal 6,5 met een streefniveau van 8 (minimaal GPR-score van 7 voor Energie). Visie op ontwerp Duurzaam bouwen betekend niet alleen energie besparen, maar ook flexibiliteit, toekomstbestendigheid, attractiviteit en hergebruik. Duurzaam ontwerpen is geïntegreerd ontwerpen waarbij het bouwkundige- en installatietechnisch ontwerp elkaar versterken en een synergie vormen gedurende de levensduur van het gebouw. Het gebouwontwerp betreft een compact en functioneel gebouw met in de basis hoogwaardige bouwfysische eigenschappen zodat invloeden van buitenaf worden beperkt en de installatiecomponent kan worden geminimaliseerd om de resterende energiebehoefte efficiënt op te wekken. Energie - De energievraag wordt beperkt door investering in een hoogwaardig thermische schil (Rc waarde voor daken en gevels 5,0 m2K/W). - Aandacht voor een goede kierdichting zowel thermisch als akoestisch en het vermijden van koudebruggen om onnodige energiekosten te vermijden - Toepassing van een tijdgestuurd ventilatiesysteem voor de winkels en een CO2gestuurd ventilatiesysteem voor de woningen. - Toepassing van vloerverwarming in de appartementen
23
Materiaalgebruik: - Het toepassen van duurzaam hout voor de kozijnen. - Het toepassen van zinken goten met een coating ivm uitlogen - Het toepassen van kwalitatief hoogwaardige materialen die mooi verouderen met minimaal onderhoud en een lange levensduur. Water: - Het toepassen van een spoelonderbreker voor het waterreservoir - Thermostatische mengkranen - Waterbesparende douchekop Gezondheid & woonkwaliteit - Voor de doelgroep is er in een vroeg stadium in hoge mate rekening gehouden met comfort inzake daglicht en voldoende uitzicht (beleving van de straat door het toepassen van een ‘frans balkon’ met glas tot dicht bij de vloer) en het toepassen van royale buitenruimten. - De instandhouding van het binnenklimaat op natuurlijke wijze leidt tot een binnenklimaat dat hoog wordt gewaardeerd. Handbediende zonwering op de buitengevel zorgt voor het minimaliseren van externe invloeden. Conclusie: De GPR- en MPG berekening van het bouwplan Melchiorlaan te Bilthoven geeft aan dat de kwaliteit voor de toekomstige bewoners is gewaarborgd met een gemiddelde GPR van 7,7. Dit is ruim boven de minimum GPR-score van 6,5 en dicht bij het streefniveau van 8. De score op de GPR sub-module toegankelijkheid voor woningen met het predicaat ‘levensloopbestendig’ heeft een streefscore van 8. Uit de conclusies blijkt onderhavig plan te voldoen. De functie verruiming van winkels naar winkels en diensten heeft verder geen effect op de berekeningen.
24
6. 6.1.
FINANCIEEL Economische uitvoerbaarheid
Voor het plan Rooze is een ontwikkelende partij beschikbaar. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd. Bovendien is, juist i.v.m. de economische uitvoerbaarheid, rekening gehouden met specifieke eisen en wensen t.a.v. de woonbehoeften op dergelijke locatie. Er is, binnen de gestelde randvoorwaarden, zorgvuldig ingespeeld op de lokale woonvraag en behoeften m.b.t. detailhandel. De gemeente draagt verder geen kosten voor deze herontwikkeling en loopt derhalve geen risico als de markt tegenvalt. Een en ander is geborgd in de afgesloten anterieure overeenkomst. 6.2.
Planschade risico
Tussen gemeente en ontwikkelaar zijn in de vorm van een anterieure overeenkomst als bedoeld in afdeling 6.4.van de W.R.O. d.d. 19-05-2011 procesafspraken gemaakt waarin de risico’s voor eventuele planschade geborgd zijn. In deze overeenkomst is het kostenverhaal verzekerd en uitvoerbaarheid geborgd.
25
7.
CONCLUSIE
Met het plan Rooze wordt een belangrijke pleinwand van het Vinkenplein gerealiseerd. Het plan vormt een belangrijke schakel in het centrumgebied en geeft daarmee uitwerking aan gemeentelijke beleidsdoelen zoals die staan in het Masterplan en het detailhandelsbeleid. Bij de uitwerking is zorgvuldig samengewerkt met de gemeente, juist om de doelstellingen m.b.t. het centrum te waarborgen. Het plan geeft vorm aan de gewenst stedenbouwkundige en functionele kwaliteiten voor dit deel van het centrum en ondersteunt het centrum als geheel. De verblijfskwaliteit neemt toe. De verplaatsing van de ING naar de plint van het complex vormt een belangrijke stap waa rmee de verdere transformatie van het Vinkenplein naar een brinkachtige sfeer een stap dichter bij wordt gebracht. De gewenste vastgoedontwikkeling aan de noordwand, met detailhandel, horeca en woningen wordt daarmee mogelijk gemaakt. De ING bankvestiging zelf –met pinautomaat, detailhandel activiteiten en adviesdiensten die juist ook zijn afgestemd op de lokale vraag in de regio- is een belangrijke functionele ondersteuning voor het centrum. Behoud van de ING vestiging op deze centrale plaats draagt bij aan zowel ruimtelijke- als economische wensen en doelstellingen. Hiermee wordt derhalve een breed gewenste kwaliteitsimpuls – economisch en ruimtelijk- voor het centrum van Bilthoven gerealiseerd. Er zijn, alles (ruimtelijk, economisch, financieel, milieu, duurzaamheid) zorgvuldig afwegend, in ruimtelijke zin derhalve geen belemmeringen om onderhavig plan Rooze positief op te nemen in een projectafwijkingsbesluit.
26
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Melchiorlaan te Bilthoven Versie: 21 juli 2014
RAPPORT H14-036-O Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de Melchiorlaan te Bilthoven.
CAPELLE A/D IJSSEL Essebaan 7 2908 LJ Capelle a/d IJssel Postbus 333 2910 AH Nieuwerkerk a/d IJssel
Capelle aan den IJssel, IJssel 21 juli 2014 versie: 02
T. 010 2582300 AMERSFOORT Nijverheidsweg-Nrd 98V 3812 PN Amersfoort Postbus 1547 3800 BM Amersfoort T. 033 460 00 10
APPINGEDAM Kanaalweg 1 9902 AX Appingedam T. 059 669 36 00
TERWOLDE Deventerweg 5a 7396 AX Terwolde Postbus 12 7396 ZG Terwolde T. 0571 290 655
Opdrachtgever:
oma B.V. Adboma Strevelsweg weg 700-314A 700 3083 AS Rotterdam www.arnicon.nl
Boormeester: Protocol: Rapportage: Controle:
Dhr. A. Volders BRL SIKB 2000-2001/2002 2000 Dhr. H.M. Zuur ir. G.J. Meijers
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING EN DOEL VAN HET ONDERZOEK................................................................ 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Doel van het onderzoek Kwaliteitswaarborg en onafhankelijkheid Rapportage
1 1 1 1
2. RESULTATEN VOORONDERZOEK ................................................................................ 2 2.1 Inleiding 2.2 Resultaten 2.3 Hypothese
2 2 5
3. ONDERZOEKSOPZET ..................................................................................................... 6 4. RESULTATEN BODEMONDERZOEK .............................................................................. 7 4.1 Veldwerk 4.2 Chemisch-analytisch onderzoek
7 8
5. SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...............................................12 5.1 Samenvatting 5.2 Conclusies 5.3 Aanbevelingen
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Regionale overzichtskaart Detailtekeningen Boorstaten Analysecertificaten grond Analysecertificaten grondwater Toetsingswaarden standaardbodem Arnicon groep, kwaliteitswaarborg en onafhankelijkheid
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
12 12 13
1. INLEIDING EN DOEL VAN HET ONDERZOEK 1.1
Inleiding
In opdracht van Adboma B.V. te Rotterdam is door Van Moort en Partners Architecten B.V. te Amstelveen aan Arnicon de opdracht verstrekt tot uitvoering van een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 ter plaatse van de Melchiorlaan te Bilthoven. Voor de situering van de onderzoekslocatie wordt verwezen naar bijlagen 1 en 2. De locatie heeft een oppervlakte van circa 600 m2. Op de locatie is een detailhandel gevestigd. De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen nieuwbouw van een appartementencomplex van zes levensloopbestendige appartementen, een commerciële plint en een parkeerkelder. 1.2
Doel van het onderzoek
Het doel van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te verkrijgen of en in hoeverre het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de locatie geleid kan hebben tot verontreiniging van de bodem. Het bepalen van de omvang van een eventueel aan te treffen verontreiniging valt buiten het kader van het verkennend onderzoek. 1.3
Kwaliteitswaarborg en onafhankelijkheid
Kwaliteitswaarborg De Arnicon Groep en haar medewerkers zijn sinds 2007 door Rijkswaterstaat Leefomgeving/ Bodem+ (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) erkend voor het verrichten van diensten vallend onder diverse BRL SIKB protocollen waarmee wordt voldaan aan de wet en regelgeving KWALIBO. De Arnicon Groep is eveneens gecertificeerd voor de kwaliteits- en veiligheidsnormen zoals gesteld in de ISO 9001:2008 en VCA*(*). Onafhankelijkheid De Arnicon Groep en haar medewerkers zijn op geen enkele wijze gelieerd aan de opdrachtgever en/of eigenaar van de onderzoekslocatie. De Arnicon Groep heeft geen enkel (financieel) belang bij het weergeven van de resultaten van het onderzoek. Voor meer informatie over de kwaliteitswaarborg en onafhankelijkheid wordt verwezen naar bijlage 7. 1.4
Rapportage
In dit rapport worden achtereenvolgens de resultaten van het vooronderzoek (hoofdstuk 2), de onderzoeksopzet (hoofdstuk 3) en de resultaten van het bodemonderzoek (hoofdstuk 4) beschreven. Het rapport wordt afgesloten met de conclusies van het onderzoek en de (eventuele) aanbevelingen, die daaruit voortvloeien (hoofdstuk 5).
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
1
2. RESULTATEN VOORONDERZOEK 2.1
Inleiding
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is informatie verzameld over het vroegere en huidige gebruik van de locatie en de directe omgeving. Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse norm NEN 5725, "Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek", januari 2009. Ten behoeve van het historisch onderzoek is om bodeminformatie verzocht bij de Omgevingsdienst regio Utrecht en de Provincie Utrecht. 2.2
Resultaten
Locatiebeschrijving De locatie is kadastraal bekend als gemeente De Bilt, sectie E, nr. 2254 en 2256. De locatie is gelegen aan de Nachtegaallaan 3 / Vinkenlaan 12 te Bilthoven. De doorgetrokken straat waaraan de onderzoekslocatie ligt zal de Melchiorlaan gaan heten. De locatie heeft een oppervlakte van circa 600 m2. Momenteel is de locatie in gebruik als detailhandel voor buitenmeubilair.
Foto 1: Bestaande bebouwing vanuit oostelijke richting
Foto 2: Bestaande bebouwing vanuit oostelijke richting
Historisch gebruik In het verleden is de locatie in gebruik geweest als detailhandel en copyshop. Voor zover bekend hebben zich in het verleden op de locatie geen bodembedreigende activiteiten voorgedaan. Brandstoftanks In het bestand voor ondergrondse tanks van de Omgevingsdienst regio Utrecht staat geen brandstoftank geregistreerd op het adres van de onderzoekslocatie. Ophogingen/slootdempingen Voor zover bekend is in het verleden ter plaatse van de locatie geen grond of ander ophoogmateriaal opgebracht en zijn er geen sloten gedempt.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
2
Maaiveldverhardingen De locatie is grotendeels bebouwd (circa 450 m2). Voor zover te achterhalen is geen kruipruimte aanwezig onder het pand. Een klein deel van de locatie, achter het pand is onverhard (zie foto 2). Het overige terrein is verhard met klinkers en tegels. Terreininspectie Tijdens de visuele terreininspectie, uitgevoerd op 9 mei 2014 door de heer H.M. Zuur, zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Tijdens het locatiebezoek is met de huurder van het pand gesproken. Deze gaf aan dat er onder het pand waarschijnlijk geen kruipruimte aanwezig is. Het is niet mogelijk inpandig te boren door de betonvloer in verband met (water)overlast voor de huurder. Asbest Voor zover bekend valt op de locatie geen asbesthoudend materiaal op of in de bodem te verwachten. Actief bodembeheer De gemeente De Bilt heeft geen bodembeheerplan (BBP) met bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Voor hergebruik van grond gelden de regels uit het generieke beleid in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. De bodemfunctiekaart is wel samengesteld. De locatie is gelegen binnen bodemfunctieklasse ‘Wonen’. Bodemonderzoek De onderzoekslocatie ligt binnen een Wbb-locatie. Uit navraag bij de Omgevingsdienst regio Utrecht en de Provincie Utrecht is gebleken dat in de omgeving van de locatie de volgende bodemonderzoeken zijn verricht: 1)
Verkennend bodemonderzoek Emmaplein 10 te Bilthoven, Grondslag Milieukundig adviesbureau B.V., Project 3321, d.d. 8 augustus 1997;
2)
Bilthoven, Emmaplein 10, Oranjewoud, Projectnummer 100896, d.d. november 2000 (geen tekening bij rapport aanwezig (niet gemaakt));
3)
Wbb-melding: Oriënterend bodemonderzoek Vinkenplein e.o. te De Bilt, Chemielinco B.V., projectnummer 21469, d.d. 16 oktober 2001;
4)
Verkennend bodemonderzoek aan de Nachtegaallaan 1 te Bilthoven (voorheen Emmaplein 10), Milieutechniek ZVS Eemnes B.V., Projectnummer BO13017, d.d. 28 januari 2013.
Uit het verkennend bodemonderzoek van Grondslag (1) blijkt dat in de bovengrond (0-0,5 mmv) ter plaatse van de opslag cardanolie een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie is aangetoond. Daarnaast is in de ondergrond (1,0 tot 1,5 m-mv) ter plaatse van de ondergrondse tank en het oliehok (circa 15 meter vanaf huidige onderzoekslocatie) een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. In de boven- en ondergrond zijn daarnaast licht verhoogde gehalten aan zink en minerale olie aangetroffen. Uit het onderzoek van Oranjewoud (2) blijkt dat in de bovengrond een sterk verhoogd gehalte aan kwik en PAK is aangetoond. Daarnaast zijn plaatselijk in de boven- en ondergrond licht verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan chroom gemeten.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
3
Het oriënterend bodemonderzoek (3), dat ten grondslag ligt aan de Wbb-melding, is uitgevoerd in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek blijkt dat de onderzoekslocatie verdacht is. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat in de vaste bodem matig puinhoudend is. Daarnaast zijn in geringe mate kooldeeltjes en sintels aangetroffen. In de zintuiglijk verontreinigde en zintuiglijk “schone” grond zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK gemeten. Incidenteel is een matig verhoogd gehalte aan lood gemeten. Geconcludeerd is dat de locatie diffuus verontreinigd is met zware metalen en PAK. Nader onderzoek wordt op de locatie niet noodzakelijk geacht. Uit het verkennend bodemonderzoek (4) blijkt dat in de ondergrond plaatselijk een sterk verhoogd gehalte aan PAK is aangetoond. Dit verhoogde gehalte lijkt, net als de voorgaande onderzoeken (1 en 2) gerelateerd te zijn aan de puinbijmenging in de grond. In de overige (meng)monsters zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde stoffen gemeten. Geconcludeerd wordt dat op het aangrenzende perceel (Nachtegaallaan 1) een sterke verontreiniging met PAK en zink in de grond is aangetoond. Mogelijk zijn in de bodem van het onderhavige te onderzoeken perceel dezelfde puinbijmengingen als bij het buurperceel aanwezig. Daarnaast is een sterke verontreiniging met minerale olie aangetroffen ter plaatse van de cardanolieopslag op de grens van het huidige onderzoeksperceel. De olieverontreiniging is volgens informatie van de Omgevingsdienst regio Utrecht gesaneerd (geen rapportage) bij de aanleg van de vloer op het buurperceel. Mogelijk is de verontreiniging perceeloverschrijdend (geweest). Regionale bodemopbouw Voor het samenstellen van de relevante geologische gegevens en hydrologische informatie is gebruik gemaakt van de Grondwaterkaart van Nederland, 31 oost, 32 west (TNO-DGV, 1978). Het westelijke deel van Bilthoven ligt in het Rivierengebied op de scheiding met de Utrechtse Heuvelrug. Vanaf het maaiveld tot een diepte van 36 m-mv bevindt zich het eerste watervoerende pakket, voornamelijk bestaande uit matig fijn tot grof zand welke grindig is vanaf 15 m-NAP. De eerste scheidende laag bestaande uit klei en heeft een dikte van ongeveer 4 meter. Het tweede watervoerende pakket reikt tot 96 m-NAP en bestaat uit uiterst grof tot matig fijn, grindig zand. De tweede scheidende laag reikt tot een diepte van 130 m-NAP, bestaand uit zanderige klei. Van het onderliggende watervoerende pakket is bekend dat deze is opgebouwd uit onregelmatig lopende storingslagen. De regionale grondwaterstroming is westelijk gericht.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
4
Schematische bodemopbouw: Laag
Diepte
Formatie
Bodemstructuur
1e watervoerende pakket
36 m-NAP
Twente, Kreftenheye, Drenthe, Urk en Sterksel
Matig fijn tot grof zand welke grindig is vanaf 15 m-NAP
1e scheidende laag
40 m-NAP
Kedichem
Klei
2e watervoerende pakket
96 m-NAP
Harderwijk
Matig fijn tot uiterst grof zand welke grindig is
2e scheidende laag
130 m-NAP
Tegelen
Zanderige klei
Maassluis
Onregelmatig lopende storingslagen
Onderliggend WVP
Toekomstige bestemming Op de locatie is de bouw van een appartementencomplex van zes levensloopbestendige appartementen, een commerciële plint en een parkeerkelder gepland. 2.3
Hypothese
Op basis van de beschikbare informatie wordt de locatie vanuit het oogpunt van bodemverontreiniging beschouwd als verdacht in verband met diffuse bodembelasting, waarbij wordt uitgegaan van een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming. De locatie wordt als niet-asbestverdacht aangemerkt.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
5
3. ONDERZOEKSOPZET Onderzoeksprotocol Ondanks de hypothese “verdacht” is uitgegaan van de onderzoeksopzet voor onverdachte locaties (ONV), zoals omschreven in de NEN 5740 “Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond”, januari 2009. Met deze opzet worden voldoende boringen en analyses uitgevoerd om de algemene bodemkwaliteit vast te stellen. De te verwachten verontreinigingen maken deel uit van het standaard analysepakket. Omdat niet inpandig geboord kon worden is de onderzoeksopzet vooraf aan de Omgevingsdienst regio Utrecht voorgelegd. Gezien de verontreinigingen die op het aangrenzende perceel zijn aangetoond is onder de voorwaarde dat na de sloop van het pand een aanvullend bodemonderzoek plaats zal vinden onder de huidige bebouwing, ingestemd met de onderzoeksopzet. Algemeen Met behulp van een Edelmanboor zijn verspreid over de onbebouwde locatiedelen boringen verricht tot een diepte van tenminste 1,0 m-mv. Een aantal boringen is doorgezet tot 0,5 m beneden de grondwaterstand, maar maximaal tot 2 m-mv. Tijdens de uitvoering van de boringen is het opgeboorde bodemmateriaal zintuiglijk beoordeeld en geclassificeerd en zijn er boorbeschrijvingen gemaakt. Van de diepere boringen is er één afgewerkt met een peilbuis (zie tabel 1). Er zijn mengmonsters samengesteld uit de toplaag en ondergrond ten behoeve van analyse op het in de NEN 5740 omschreven analysepakket voor grondmonsters (zie tabel 1). Bij het samenstellen van mengmonsters zijn maximaal 7 grondmonsters gemengd. Ten behoeve van het omrekenen van de gemeten gehalten naar de gehalten voor de standaardbodem (10% humus, 25% lutum) zijn de gehalten organische stof en lutum bepaald. De bemonstering van de peilbuis is een week na plaatsing uitgevoerd. Het aan de peilbuis onttrokken grondwatermonster is onderzocht op het in de NEN 5740 omschreven analysepakket voor grondwater (zie tabel 1). De pH en het geleidingsvermogen van het grondwater zijn in het veld gemeten. Boor en analyseprogramma In tabel 1 is het boor- en analyseprogramma gegeven in de vorm van aantallen uitgevoerde boringen en analyses. TABEL 1: BOOR- EN ANALYSEPROGRAMMA Plaats
Verspreid over de onbebouwde locatiedelen
Aantal boringen
Minimale Waarvan met diepte peilbuis (m-mv)
Analyses grond
Analyses grondwater
4
1,0
-
1 x STAP-1
-
2
1,0*
1 (n)
1 x STAP-1
1 x STAP-W
Opmerkingen
*boring tot 0,5 m beneden de grondwaterstand, tenminste tot 1,0 m-mv en maximaal tot 2,0 m-mv (n) = bovenzijde filter tenminste 0,5 m-gws STAP-1= standaardpakket grond inclusief organische stof en lutum: 9 zware metalen, PAK (10 VROM), PCB’s (som 7) en minerale olie (C10-C40) STAP-W= standaardpakket grondwater: 9 zware metalen, vluchtige aromaten (BTEXN+styreen), vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl; 16 st. inclusief vinylchloride), chloorbenzenen, bromoform en minerale olie
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
6
4. RESULTATEN BODEMONDERZOEK 4.1
Veldwerk
Veldwerk Het veldwerk is op 13 mei 2014 uitgevoerd door de heer A. Volders (erkende veldwerker SIKB 2000 – 2001) van Milieukundig en geotechnisch adviesbureau Arnicon B.V.. Daarbij zijn verspreid over de onbebouwde locatiedelen 6 handboringen verricht (de boringen nrs. 01 t/m 06). De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor. Het boorgat van boring 01 is benut voor de plaatsing van een peilbuis (Pb01). De situering van de boringen is weergegeven op bijlage 2. Lokale bodemopbouw De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat tot het diepste punt van de boringen (3,8 m-mv) uit matig fijn zand. De grondwaterstand is tijdens de uitvoering van de boringen waargenomen op een diepte van 2,3 m-mv. Voor een meer nauwkeurige weergave van het bodemprofiel wordt verwezen naar bijlage 3. Zintuiglijke waarnemingen grond De waargenomen zintuiglijke afwijkingen zijn in de onderstaande tabel opgenomen. TABEL 2: ZINTUIGLIJKE AFWIJKINGEN Boring
Traject (m-mv)
Grondsoort
Zintuiglijke afwijking(en)
01
1,0-1,5
Zand
Sporen puin
02
0,05-1,0
Zand
Sporen sintels
04
0,05-0,5
Zand
Sporen puin
05
0,5-1,0
Zand
Sporen puin
06
0,05-1,0
Zand
Sporen puin
Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen in het opgeboorde bodemmateriaal. Grondwater De bemonstering van het grondwater is uitgevoerd op 20 mei 2014 door de heer A.J. Smits van Milieukundig en geotechnisch adviesbureau Arnicon B.V. (erkend veldwerker SIKB 2000 - 2002). In tabel 2 is een overzicht gegeven van de peilbuisgegevens en zintuiglijke waarnemingen en metingen aan het grondwater. TABEL 2: PEILBUISGEGEVENS Peilbuis nr.
Filterdiepte (m-mv)
Grondwater- Troebelheid stand (m-mv) (NTU)
Zuurgraad (pH)
Geleidingsvermogen (µS/cm)
Zintuiglijke waarnemingen
01
2,80-3,80
2,42
6,84
496
Helder
13
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
7
Afwijkingen van de protocollen Het veldwerk is uitgevoerd onder procescertificaat van de BRL SIKB 2000. De gemeten waarde voor de troebelheid betreft een afwijking van de geldende norm. De afwijking valt te relateren aan de grondslag ter plaatse van de onderzochte locatie. Ingeschat wordt dat deze afwijking niet significant van invloed is op de onderzoeksresultaten. 4.2
Chemisch-analytisch onderzoek
Meng- en analyseprogramma Het meng- en analyseprogramma voor de onderzochte grond(meng)monsters en grondwatermonsters is weergegeven in tabel 3. In deze tabel corresponderen de monsternummers met de boringnummers en zijn de dieptetrajecten aangegeven, waaruit de monsters afkomstig zijn. Tevens is in deze tabel de samenstelling van de monsters vermeld. TABEL 3: (MENG-) EN ANALYSEPROGRAMMA GROND EN GRONDWATER Plaats
(Meng-) Boring / peilbuis nummers met (filter-) monster- diepte in m-mv code
Hoofdbestanddeel/- Analyses bijmenging grond (1)
Analyses grondwater (1)
verspreid over de onbebouwde locatiedelen
MM1
01 t/m 06 (0,0-0,5)
Zand
STAP-1
-
MM2
01 (0,5-1,0 en 1,5-2,0), 02 (0,5-1,0), 03 Zand (0,5-1,5), 05 (1,0-2,0), 06 (0,5-1,0)
STAP-1
-
Peilbuis 01
01
Pb01 (2,8-3,8)
-
STAP-W
Grondwater
(1) zie hoofdstuk 3 voor de samenstelling van analysepakketten
Het chemisch-analytisch onderzoek is uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Hoogvliet en de analysecertificaten zijn bijgevoegd als bijlage 4 (grond) en 5 (grondwater). ALcontrol B.V. is geaccrediteerd volgens de door de Raad van Accreditatie gestelde criteria voor testlaboratoria conform ISO/IEC 17025:2005 en erkend door Rijkswaterstaat Leefomgeving/ Bodem+ (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) voor 'Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek' (AS SIKB 3000). Toetsingskader De resultaten zijn conform BoToVa voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 (Staatscourant 27 juni 2013, nr. 16675) en voor de achtergrondwaarde aan het Besluit bodemkwaliteit (Staatscourant 20 december 2007, nr. 247). Op bijlage 6 zijn de toetsingswaarden weergegeven voor de standaardbodem (10% organische stof, 25% lutum). Om de mate van verontreiniging aan te geven, wordt de volgende terminologie gehanteerd: • niet verhoogd: gehalte lager dan of gelijk aan de Achtergrondwaarde (AW) of de Streefwaarde (S) • licht verhoogd: gehalte hoger dan de Achtergrondwaarde of de Streefwaarde, maar lager dan de tussenwaarde (½{AW+I} of ½{S+I}) • matig verhoogd: gehalte hoger dan of gelijk aan de tussenwaarde, maar lager dan de Interventiewaarde (I) • sterk verhoogd: gehalte hoger dan of gelijk aan de Interventiewaarde
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
8
Analyseresultaten Aan de hand van de analyseresultaten (zie bijlagen 4 en 5 voor de certificaten) en de voor grond omgerekende gehalten zijn de tabellen 4 en 5 samengesteld. Naast de gemeten en omgerekende gehalten zijn hierin de overschrijdingen van de achtergrondwaarde (AW), de streefwaarde (S), de interventiewaarde (I) of de toetsingswaarde voor nader onderzoek aangegeven. TABEL 4: GROND (gehalten in mg/kg d.s.)
Monstercode
MM1 01 t/m 06 (0,0-0,5)
MM2 01 (0,5-1,0 en 1,5-2,0), 02 (0,5-1,0), 03 (0,5-1,5), 05 (1,0-2,0) 06 (0,5-1,0) Zand or br
Bodemtypebt)
Zand or
droge stof(gew.-%) organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS)
94.6 0.6 4.7
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
25 <0.2 2.1 6.3 <0.05 32 <0.5 5.9 70
br
94.2 <0.5 2.5 72.4 0.231 5.7 11.9 0.0482 48 0.35 14 146
*
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) 4.657 4.66 * POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 BoToVa)(µg/kgds) 4.9 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
<20
a
24.5 70
<20 <0.2 <1.5 5.2 0.05 25 <0.5 4.5 52
51.1 0.239 3.5 10.6 0.0713 39 0.35 12.6 120
<0.01 1.487
1.49
4.9
24.5
<20
70
a
TOETSING: blanco het gehalte is kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde of lager dan de bepalingsgrens * het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde or origineel resultaat br berekend resultaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012), dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
9
TABEL 5: GRONDWATER (gehalten in µg/l) Monstercode
Pb 01 (2,8-3,8)
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
17 <0.20 <2 4.1 <0.05 <2.0 <2 <3 17
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen
<0.2 0.31 <0.2 0.15 0.38 0.53 <0.2
--*
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen 0.03 * Interventie factor polycyclische aromatische koolwaterstoffen 0.00043 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan <0.2 1,2-dichloorethaan <0.2 a 1,1-dichlooretheen <0.1 cis-1,2-dichlooretheen <0.1 -trans-1,2-dichlooretheen <0.1 -som (cis,trans) 1,2a dichloorethenen (0.7 BoToVa) 0.14 a dichloormethaan <0.2 1,1-dichloorpropaan <0.2 1,2-dichloorpropaan <0.2 1,3-dichloorpropaan <0.2 som dichloorpropanen (0.7 BoToVa) 0.42 a tetrachlooretheen <0.1 a tetrachloormethaan <0.1 a 1,1,1-trichloorethaan <0.1 a 1,1,2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.2 chloroform <0.2 a vinylchloride <0.2 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<25 <25 <25 <25 <50
----
TOETSING: blanco het gehalte is kleiner dan of gelijk aan de streefwaarde of lager dan de bepalingsgrens * het gehalte is groter dan de streefwaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde or origineel resultaat br berekend resultaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012), dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
10
Interpretatie Uit tabel 4 blijkt dat in de bovengrond tot 0,5 m-mv (MM1) licht verhoogde gehalten aan zink en PAK zijn aangetoond. In de ondergrond van 0,5 tot 2,0 m-mv (MM2) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters gemeten. Uit tabel 5 blijkt dat in het grondwatermonster van peilbuis Pb01 licht verhoogde gehalten aan xylenen en naftaleen zijn aangetoond. De aangetoonde licht verhoogde gehalten voor zink en PAK in de bovengrond en xylenen en naftaleen in het grondwater kunnen worden beschouwd als verhoogde achtergrondgehalten. Uit bodemonderzoeken die in de omgeving zijn verricht komt een zelfde beeld naar voren.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
11
5. SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1
Samenvatting
Aanleiding De aanleiding tot het verkennend bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen nieuwbouw van een appartementencomplex van zes levensloopbestendige appartementen, een commerciële plint en een parkeerkelder. Vooronderzoek en hypothese Uit het vooronderzoek blijkt dat op het aangrenzende perceel (Nachtegaallaan 1) een sterke verontreiniging met PAK en zink in de grond is aangetoond. Mogelijk zijn in de bodem van het onderhavige te onderzoeken perceel dezelfde puinbijmengingen als bij het buurperceel aanwezig. Daarnaast is een sterke verontreiniging met minerale olie aangetroffen ter plaatse van de cardanolieopslag op de grens van het huidige onderzoeksperceel. De olieverontreiniging is volgens informatie van de Omgevingsdienst regio Utrecht gesaneerd (geen rapportage) bij de aanleg van de vloer op het buurperceel. Mogelijk is de verontreiniging perceeloverschrijdend (geweest). Op basis van het vooronderzoek is de locatie daarom als "verdacht" aangemerkt ten aanzien van bodemverontreiniging. Hierbij moet opgemerkt worden dat er geen inpandig onderzoek verricht kon worden. Verkennend bodemonderzoek De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat tot het diepste punt van de boringen (3,8 m-mv) uit matig fijn zand. Er zijn in de boven- en ondergrond plaatselijk sporen puin aangetroffen. Uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat in de bovengrond tot 0,5 m-mv (MM1) licht verhoogde gehalten aan zink en PAK zijn aangetoond. In de ondergrond van 0,5 tot 2,0 mmv (MM2) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters gemeten. In het grondwater van peilbuis Pb01 zijn licht verhoogde gehalten aan xylenen en naftaleen aangetoond. Betrouwbaarheid De onderzoeksresultaten worden representatief geacht voor de bodemkwaliteit van de locatie. Voor de betrouwbaarheid van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage 7. 5.2
Conclusies
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de hypothese "verdacht" voor bodemverontreiniging wordt bevestigd op basis van de licht verhoogde gehalten aan zink en PAK in de bovengrond en xylenen en naftaleen in het grondwater. Hierbij moet opgemerkt worden dat niet onder het pand geboord kon worden in verband met (water)overlast voor de huurder. Omdat niet inpandig geboord kon worden is de onderzoeksopzet vooraf aan de Omgevingsdienst regio Utrecht voorgelegd. Gezien de verontreinigingen die op het nabijgelegen perceel zijn aangetoond is onder de voorwaarde dat na de sloop van het pand een aanvullend bodemonderzoek plaats zal vinden onder de huidige bebouwing, ingestemd met de onderzoeksopzet.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
12
5.3
Aanbevelingen
De licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek. In verband met de aangetoonde sterke verhogingen aan zink, PAK en minerale olie op het aangrenzende perceel (Nachtegaallaan 1), zoals verwoord in het historisch onderzoek, wordt aanbevolen na de sloop van het pand een aanvullend bodemonderzoek onder het pand uit te voeren. Hierbij dient met name aandacht besteed te worden aan mogelijke verontreinigingen nabij de perceelsgrens met nummer 1. Eventuele afvoer van grond dient plaats te vinden conform de regelgeving in het Besluit bodemkwaliteit. Indien voor het ontgraven van de parkeerkelder grond naar elders verplaatst dient te worden, wordt aanbevolen hiervoor een (in-situ) partijkeuring conform AP-04 uit te voeren.
Rapport H14-036-O / 21-07-14 / Melchiorlaan te Bilthoven
13
BIJLAGE 1 Regionale overzichtskaart
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
Omgevingskaart
Klantreferentie: H14-036-O
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht. Hier bevindt zich Kadastraal object DE BILT E 2254 Nachtegaallaan 3, 3722 AA BILTHOVEN CC-BY Kadaster.
625 m
Schaal 1: 12500
BIJLAGE 2 Detailtekeningen
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
4 4a 18a
Em ma ple in
917
6
916
18
6a
16
918
8 8A
3003
10
3716 8
392 9
12
5000 2081
3615
6
3717
01
6B
922
2254 10
2
02
03
3930 Me lch iorl aan
4
3461
923 04
12
4999
06
Na cht ega alla an
3909 225 6
3
05
8
Vin ken laa n
8-8a
484 6
aan egaall Nacht
393 1
2150
10
4491
16-16a 0m
LEGENDA: Onderzoekslocatie (toekomstig nieuwbouw) bestaande bebouwing
5m
25 m
Project: Melchiorlaan te Bilthoven
peilbuis
Onderdeel: Overzichtstekening
boring tot 1,0 m-mv
Opdrachtgever: Adboma B.V. N
boring tot 2,0 m-mv
Datum: 27-05-2014 Bron:
Werknr.: H14-036-O Schaal/formaat 1:500 A4
Bladnr.: 1
BIJLAGE 3 Boorstaten
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
Pagina 1 / 1
Boring: 01
Boring: 02
13-05-2014
13-05-2014 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, neutraal bruingrijs
1 50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, geen olie-water reactie, neutraalbruin
2 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, geen olie-water reactie, neutraalbruin
3
0 5
0
tegel Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen sintels, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
1
50 2 100
100
150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
4
200 5
250 6 300
300
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
7
350 8 380
Boring: 03
Boring: 04
13-05-2014
13-05-2014 0 5
0 1
50
50
tegel
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindhoudend, geen olie-water reactie, neutraalbruin
2 100
100
1 50
50
tegel Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, geen olie-water reactie, neutraal geelbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
2 100
100
Boring: 05
Boring: 06
13-05-2014
13-05-2014 0 5
0
tegel
50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, geen olie-water reactie, neutraal geelbruin
2 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, geen olie-water reactie, neutraal bruingrijs
3
0 5
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
1
1 50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, sporen grind, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
2
100
tegel
100
150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, geen olie-water reactie, neutraal grijsbruin
4
200
0 5
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, geen olie-water reactie, neutraal geelbruin
200
Projectnaam: Melchiorlaan te Bilthoven
Projectcode: H14-036
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
ongeroerd monster volumering
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
BIJLAGE 4 Analysecertificaten grond
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Postbus 1547 3800 BM AMERSFOORT
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport-verificatienummer
Blad 1 van 6
: Melchiorlaan te Bilthoven gr. : H14-036-O : 12011741, versienummer: 1 : NPGEF3SQ
Rotterdam, 21-05-2014
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project H14-036O. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven gr.
Orderdatum 13-05-2014 Startdatum 14-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
H14-036-O - 1
12011741
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1 01 (0-50) 02 (5-50) 03 (5-50) 04 (5-50) 05 (5-50) 06 (5-50) MM2 01 (50-100) 01 (150-200) 02 (50-100) 03 (50-100) 05 (100-150) 05 (150-200) 06 (50-100)
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
94.6 23 stenen
94.2 27 stenen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
0.6
<0.5
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
4.7
2.5
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
25 <0.2 2.1 6.3 <0.05 32 <0.5 5.9 70
<20 <0.2 <1.5 5.2 0.05 25 <0.5 4.5 52
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kgds S <0.01 fenantreen mg/kgds S 0.60 antraceen mg/kgds S 0.18 fluoranteen mg/kgds S 1.2 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.61 chryseen mg/kgds S 0.56 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.31 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.54 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.31 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.34 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S 4.657 (0.7 BoToVa)
<0.01 0.16 0.07 0.37 0.19 0.18 0.10 0.18 0.11 0.12 1.487
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds PCB 138 µg/kgds PCB 153 µg/kgds PCB 180 µg/kgds som PCB (7) (0.7 BoToVa) µg/kgds
S S S S S S S S
001
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
002
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
MINERALE OLIE
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven gr.
Orderdatum 13-05-2014 Startdatum 14-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
H14-036-O - 1
12011741
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1 01 (0-50) 02 (5-50) 03 (5-50) 04 (5-50) 05 (5-50) 06 (5-50) MM2 01 (50-100) 01 (150-200) 02 (50-100) 03 (50-100) 05 (100-150) 05 (150-200) 06 (50-100)
Analyse
Eenheid
fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
Q
S
001 <5 <5 <5 <5 <20
002 <5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven gr. H14-036-O 12011741
- 1
Orderdatum 13-05-2014 Startdatum 14-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven gr.
Orderdatum 13-05-2014 Startdatum 14-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
H14-036-O 12011741
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 BoToVa) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform prestatieblad 3010-7 Gelijkwaardig aan NEN-EN-ISO 16703
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 002 002
Y3671652 Y3671575 Y3671567 Y3671568 Y3671565 Y3671579 Y3671563 Y3671486
14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014
13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven gr.
Orderdatum 13-05-2014 Startdatum 14-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
H14-036-O 12011741
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 002 002 002 002
Y3671578 Y3671654 Y3671574 Y3671561 Y3671573
14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014 14-05-2014
13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014 13-05-2014
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
BIJLAGE 5 Analysecertificaten grondwater
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Postbus 1547 3800 BM AMERSFOORT
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport-verificatienummer
Blad 1 van 5
: Melchiorlaan te Bilthoven grondwater : H14-036-O : 12014402, versienummer: 1 : UP6WB15Y
Rotterdam, 21-05-2014
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project H14-036O. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 5
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven grondwater H14-036-O 12014402
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
01-1-1 Pb 01 (280-380)
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
17 <0.20 <2 4.1 <0.05 <2.0 <2 <3 17
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S
<0.2 0.31 <0.2 0.15 0.38 0.53 <0.2
Orderdatum 20-05-2014 Startdatum 20-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
001
1)
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen µg/l S 0.03 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l dichloorethenen (0.7 BoToVa) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S BoToVa) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S chloroform µg/l S vinylchloride µg/l S tribroommethaan µg/l S
<0.2 <0.2 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.2 <0.2 <0.2 <0.2 0.42
1)
1)
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.2 <0.2 <0.2 <0.2
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 5
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven grondwater H14-036-O 12014402
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
01-1-1 Pb 01 (280-380)
Analyse
Eenheid
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
Q
S
Orderdatum 20-05-2014 Startdatum 20-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
001
<25 <25 <25 <25 <50
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 5
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven grondwater H14-036-O 12014402
- 1
Orderdatum 20-05-2014 Startdatum 20-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Arnicon Acorius Dhr. H. Zuur Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 5
Analyserapport Melchiorlaan te Bilthoven grondwater
Orderdatum 20-05-2014 Startdatum 20-05-2014 Rapportagedatum 21-05-2014
H14-036-O 12014402
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 BoToVa) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 BoToVa) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Conform AS3110-4 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001
B1273453 G8590738 G8590745
20-05-2014 20-05-2014 20-05-2014
20-05-2014 20-05-2014 20-05-2014
ALC204 ALC236 ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
BIJLAGE 6 Toetsingswaarden standaardbodem
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
Toetsingswaarden voor standaardbodem (10% humus, 25% lutum. Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden
AW
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
0,60 15 40 0,15 50 1,5 35 140
1/2(AW+I)
I
6,8 102 115 18 290 96 68 430
920 13 190 190 36 530 190 100 720
20 0,20 3,0 5,0 0,050 10 1,5 4,0 20
40
0,35
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) 1,5 21 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 BoToVa)(µg/kgds) MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
AW 1/2(AW+I) I RBK
20
510
1000
190
2595
5000
RBK eis
4,9
35
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde Tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012).
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsingswaarden zijn van toepassing op het standaard bodem type 10% humus en 25% lutum.
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
Toetsingswaarden voor grondwater (as3000) Het betreft gehalten in µg/l tenzij anders aangegeven. Toetsingswaarden
S
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (0.7 BoToVa) styreen
338 3,2 60 45 0,18 45 152 45 432
I
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
RBK
20 0,20 2,0 2,0 0,050 2,0 2,0 3,0 10
15 504 77 35 153
30 1000 150 70 300
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK) naftaleen 0,01 35 Interventie factor PAK
70 1
0,020
900 400 10 1000 20 80 80 80 80 40 10 300 130 500 400 5,0 630
0,20 0,20 0,10 0,20 0,14 0,20 0,20 0,20 0,42 0,10 0,10 0,10 0,10 0,20 0,20 0,20 0,20
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen dichloormethaan som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 BoToVa) 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 BoToVa) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
S 1/2(S+I) I RBK
0,20 7,0 4,0 0,20 6,0
1/2(S+I)
7,0 7,0 0,01 0,01 0,01 0,80 0,80 0,80 0,80 0,01 0,01 0,01 0,01 24 6,0 0,01
454 204 5,0 500 10 40 40 40 40 20 5,0 150 65 262 203 2,5
50
325
600
streefwaarde gemiddelde van streef- en interventiewaarde interventiewaarde Tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012).
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
0,20 0,20 0,20 0,21 0,20
50
BIJLAGE 7 ARNICON GROEP, KWALITEITSWAARBORG EN ONAFHANKELIJKHEID Arnicon Groep De volgende werkmaatschappijen maken deel uit van de Arnicon groep: • Milieukundig en Geotechnisch Adviesbureau Arnicon BV; • Arnicon Projecten BV; • Arnicon Ecoloss BV; • Arnicon Services BV; • Archeomedia BV; • Arnicon Acorius. Kwaliteitswaarborg De Arnicon Groep en haar medewerkers zijn vanaf februari 2007 door Rijkswaterstaat Leefomgeving/ Bodem+ (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) erkend voor het verrichten van diensten vallend onder de volgende BRL SIKB protocollen: • Partijkeuring grond i.h.k.v. het Besluit bodemkwaliteit (BRL SIKB 1000-1001) • Milieukundig bodemonderzoek (BRL SIKB 2000-2001/2002/2003) • Locatie inspectie en monsterneming asbest in bodem (BRL SIKB 2000-2018) • Milieukundige begeleiding en verificatie bij bodemsanering conventionele methoden (BRL SIKB 6000-6001) Hiermee voldoet de Arnicon Groep aan de wet en regelgeving KWALIBO, die met ingang van 1 juli 2007 van kracht is geworden. KWALIBO houdt onder andere in dat bodemintermediairs door Rijkswaterstaat Leefomgeving/ Bodem+ erkend moeten zijn voor het verrichten van hun werkzaamheden. Voor het verkrijgen en behouden van de benodigde certificaten moet het werk zowel in voorbereiding en uitvoering als oplevering conform de eisen van de BRL worden uitgevoerd en moet het uitvoerend personeel voldoen aan gestelde opleidings- en ervaringseisen. De Arnicon Groep is gecertificeerd voor de kwaliteits- en veiligheidsnormen zoals gesteld in de NEN-EN-ISO 9001:2008 en VCA*(*). Het chemisch-analytisch onderzoek wordt uitbesteed aan een laboratorium dat is geaccrediteerd volgens de door de Raad van Accreditatie gestelde criteria voor testlaboratoria conform ISO/IEC 17025:2005. Het onderhavige onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gangbare inzichten en richtlijnen. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Een dergelijk onderzoek is echter per definitie gebaseerd op een beperkt aantal boringen en analyses. Daardoor blijft het mogelijk dat er lokale afwijkingen in de samenstelling van grond en/of grondwater aanwezig zijn, welke tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Verder wordt er op gewezen dat het uitgevoerde bodemonderzoek een momentopname is. Beïnvloeding van de bodemkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na de uitvoering van dit onderzoek, bijvoorbeeld door aanvoer van grond van elders. Arnicon acht zich niet aansprakelijk voor eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen. Naarmate er een langere tijd is verlopen na uitvoering van het onderzoek, dient meer voorzichtigheid te worden betracht bij het gebruik van dit rapport.
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
Onafhankelijkheid De Arnicon Groep is op geen enkele manier gelieerd aan de opdrachtgever en/of eigenaar van de onderzochte locatie. De Arnicon Groep heeft geen (financieel) belang bij het weergeven van de resultaten van het onderzoek. Verklaring functiescheiding Hierbij verklaart ondergetekende dat het veldwerk van onderhavig bodemonderzoek onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van de BRL SIKB 2000. Protocol 2001 Naam boormeester en A. Volders erkende veldwerker :
Handtekening :
Protocol 2002 Naam boormeester en erkende veldwerker : H. Smits
Handtekening :
Bijlage bij rapport H14-036-O / Melchiorlaan te Bilthoven
Bijlage 2 Advies natuurwaarden centrumgebied Bilthoven Versie: 10 september 2009
A dvi e s N at uu r w aa r de n C e nt r u mg e bi e d Bi lt h ove n
A dvi e s N at uu r w aa r de n C e nt r u mg e bi e d Bi lt h ove n
Inhoud
Rapport en bijlagen
10 september 2009 Projectnummer 024.00.03.21.00
I n h o u d s o p g a v e
1
2
Samenvatting
5
1.1
Aanleiding onderzoek
5
1.2
Soortenbescherming
5
1.3
Gebiedsbescherming
5
Inleiding
7
2.1
Procedure
7
2.2
Soortenbescherming
7
2.3
Gebiedsbescherming
9
3
B e s c h r i j v i n g v a n h e t p l a n g e b i e d e n h e t v o o r n e m e n 11
4
Natuurwaarden
15
4.1
Beschermde gebieden
15
4.2
Soortenonderzoek
16
5
6
4.2.1
Vaatplanten
18
4.2.2
Zoogdieren - vleermuizen
20
4.2.3
Zoogdieren - overige
23
4.2.4
Vogels
24
4.2.5
Amfibieën
25
4.2.6
Reptielen
26
4.2.7
Vissen
27
4.2.8
Dagvlinders
27
4.2.9
Libellen
28
4.2.10
Overige ongewervelde soorten
29
Conclusie
31
5.1
Gebiedsbescherming
31
5.2
Soortenbescherming
31
Bronnen
35
6.1
Veldbezoek
35
6.2
Media
35
6.3
Gegevens
35
6.4
Literatuur
36
Bijlagen
024.00.03.21.00
1
S a m e n v a t t i n g
1.1
Aanleiding onderzoek Er bestaan plannen om het centrumgebied van Bilthoven te vernieuwen. In het kader van de Flora- en faunawet is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het gebied. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving.
1.2
Soortenbescherming Voor de in het kader van de Flora- en faunawet relevante soortengroepen is in tabel A aangegeven of er mogelijk verbodsovertredingen worden verwacht en welke vervolgstap dient te worden genomen. Tabel A. Verbodsovertredingen en vervolgstappen beschermde soorten Flora- en faunawet. Soortengroep
Verbodsovertreding van beschermde soorten in het plangebied
Vervolgstap
Vaatplanten
-
-
Vleermuizen
Gewone dwergvleermuis en laatvlie-
Naderonderzoek
ger Overige zoogdieren Bunzing, egel, gewone bosspitsmuis,
Geen, geldt vrijstelling voor
tweekleurige bosspitsmuis, huisspitsmuis en wezel Vogels
Enkele broedvogels, waaronder
Aanvullend onderzoek en bij de
gierzwaluw en huismus
werkzaamheden rekening houden met het broedseizoen
Amfibieën
Bruine kikker, gewone pad en kleine
Geen, geldt vrijstelling voor
Reptielen
watersalamander -
-
Vissen
-
-
Dagvlinders
-
-
Libellen
-
-
Overige soorten
-
-
1.3
Gebiedsbescherming Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op een voldoende afstand van het plangebied, zodat gezien de aard van de ingrepen geen negatieve effecten zijn te
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
5
verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur niet in strijd met het Streekplan Utrecht 2005-2015. Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, om deze visie te bevestigen.
6
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
2
I n l e i d i n g
2.1
Procedure Ten behoeve van de vernieuwing van het centrum van Bilthoven in gemeente De Bilt dient een bestemmingsplan te worden opgesteld. In dit kader is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar de aanwezige natuurwaarden in het gebied (soortenbescherming en gebiedsbescherming). Voorliggend rapport geeft dit onderzoek weer.
2.2
Soortenbescherming Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild
ZORGPLICHT
levende dieren en planten (zowel beschermde als onbeschermde) en hun leefomgeving. Die zorgplicht houdt in ieder geval in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor flora of fauna, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten. Diegene moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om die nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 2). Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12). Beschermd zijn de inheemse zoogdieren (met uitzondering van de huismuis, de
SOORTENBESCHERMING
bruine en zwarte rat), alle inheemse vogels, amfibieën en reptielen, sommige planten, vissen, vlinders, libellen, kevers, mieren en de rivierkreeft, wijngaardslak en Bataafse stroommossel. Deze soorten zijn vermeld op lijsten die zijn gebaseerd op het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
7
De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. BESCHERMINGSREGIMES
Op 23 februari 2005 is de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze AMvB deelt de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes in. In de 'Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en faunawet' worden de soorten ingedeeld in tabellen (zie ook bijlage 8). -
Algemene soorten (in dit rapport aangegeven als 'soorten in tabel 1'). Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen vrijstelling voor de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet.
-
Overige soorten (in dit rapport aangegeven als 'soorten in tabel 2'). Voor overige soorten en vogelsoorten geldt eveneens een vrijstelling bij ruimtelijke activiteiten, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten uit tabel 2 ontheffing worden aangevraagd.
-
Strikt beschermde soorten. Bijlage 1-soorten van de AMvB 2004 en bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn (in dit rapport aangegeven als 'soorten in tabel 3'). Voor deze soorten geldt in principe geen vrijstelling. Voor verstoring van deze soorten en van vogels kan slechts onder bepaalde voorwaarden ontheffing worden verleend. De algemene beleidslijn hierbij is dat de ingrepen zodanig moeten worden gemitigeerd en gecompenseerd dat er geen effecten zijn te verwachten op het goede voortbestaan van de soort op de locatie van de ingreep.
HABITAT
De Flora- en faunawet beschermt individuele exemplaren van een soort en vaste rust- en verblijfplaatsen van diersoorten. Voor een goede instandhouding van een diersoort zijn echter ook behoud van foerageergebied en migratieroutes nodig. Dat wordt in dit rapport ook meegewogen. Deze aspecten worden in de nieuwe interne handleiding van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ook overwogen bij de besluitvorming over ontheffingsverlening.
RODE LIJST
In dit rapport wordt tevens aandacht geschonken aan soorten van de Rode lijst. Hierop staan Nederlandse soorten die bijzondere aandacht nodig hebben. Deze soorten worden bedreigd, zijn zeldzaam of erg kwetsbaar of nemen sterk in aantal af (zie bijlage 7). De Rode lijsten zijn officieel door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgesteld (Besluit Rode lijsten flora en fauna, november 2004). Veel rode lijstsoorten (vooral planten) worden echter niet door de Flora- en faunawet beschermd en hebben daardoor geen duidelijke juridische status.
8
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
2.3
Gebiedsbescherming Naast het soortenbeleid uit de Europese Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ook aandacht worden besteed aan de beschermde natuurgebieden uit deze regelgeving. Dit is uitgewerkt in het Natura 2000-beleid. Natura 2000 is het netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie die worden beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De richtlijnen geven aan welke typen natuur en welke soorten precies moeten worden beschermd. De lidstaten wijzen daarvoor speciale beschermingszones aan. In het kader van de Vogelrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen ter bescherming van vogelsoorten vermeld in bijlage I van deze richtlijn, van trekvogels op de Nederlandse Rode lijst en van hun habitatten. Deze aanwijzing is in Nederland nagenoeg voltooid. In het kader van de Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangemeld bij de Europese Commissie ter bescherming van leefgebieden vermeld in bijlage I en van planten- en diersoorten vermeld in bijlage II van deze richtlijn. Alle gebieden die zich kwalificeren voor aanmelding zijn op grond van de genoemde richtlijnen beschermd alsof ze al zijn aangewezen. Onder de oude Natuurbeschermingswet 1967 vielen twee typen gebieden: nati-
NATUURBESCHERMINGS-
onale en beschermde natuurmonumenten en gebieden die de minister van
WET
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft aangewezen ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen. Per 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de twee hiervoor staande typen gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daar waar de beschermde natuurmonumenten samenvallen met een Natura 2000-gebied, verliest het gebied zijn status als beschermd natuurmonument. Voor ingrepen in of in de omgeving van een dergelijk gebied moet door middel van een vooroverleg tussen bevoegd gezag en initiatiefnemer worden ingeschat of er een kans is op een significant negatief effect. Wanneer geen wetenschappelijke zekerheid bestaat dat er geen significant negatief effect is, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Indien er mogelijk wel een negatief effect is, maar dit zeker niet significant is, moet een verslechterings- en verstoringstoets worden uitgevoerd. Voor beide toetsen moet de initiatiefnemer de gegevens aanleveren in de vorm van een Natuurbeschermingswetrapport. Het bevoegd gezag toetst deze rapportage op verzoek van de initiatiefnemer. Dit is bijna altijd het college van Gedeputeerde Staten van de provincie. In beginsel verleent het bevoegd gezag alleen een vergunning als zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast. De Ecologische Hoofdstructuur uit de Nota Ruimte (Regeringsbeslissing 2006)
ECOLOGISCHE HOOFD-
en het Streekplan Utrecht 2005-2015 geniet een vergelijkbare bescherming.
STRUCTUUR
Ingrepen bij deze gebieden worden door het bevoegd gezag, het college van
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
9
Gedeputeerde Staten van de provincie, getoetst bij een ruimtelijke procedure. De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd. In juli 2007 is door het Rijk en de provincies het beleidskader Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS uitgegeven. Met dit beleidskader kan maatwerk worden geboden. In het beleidskader wordt onder andere een beoordelingskader gegeven (significantie) en wordt aangegeven dat ook externe werking een expliciet te beoordelen effect is.
10
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
B e s c h r i j v i n g h e t
p l a n g e b i e d h e t
3
v a n e n
v o o r n e m e n
Het plangebied bestaat uit het stationsgebied en het winkelgebied van Biltho-
HUIDIGE SITUATIE
ven. Het plangebied is ingedeeld in vier gebieden: deelgebied 1:
De Kwinkelier en het parkeerterrein aan de zuidwestzijde van de Kwinkelier;
deelgebied 2:
Doorsteek, waaronder het plein en bebouwing aan de Vinkelaan en Nachtegaallaan;
deelgebied 3:
Emmaplein/Vinkenplein, waaronder de terreinen en de bebouwing gelegen aan de Julianalaan vanaf het Emmaplein tot en met de Julianakerk; de zuidwestzijde van het Emmaplein en de terreinen en bebouwing aan de Vinkenlaan;
deelgebied 4:
Stationsplein-Zuid, waaronder het gebied tussen de Spoorlaan en het Emmaplein en twee woningen, de fietsenwinkel en stalling aan de noordzijde van het spoor en de parkeerplaats achter het station.
Het deelgebied 5 Stationsplein-Noord is niet opgenomen in dit natuurwaardenonderzoek Een overzicht van de deelgebieden wordt weergegeven in figuur 1. Samen met het treinstation, vormen de winkels en de horecagelegenheden aan het Emmaplein, Julianalaan, Vinkenlaan en De Kwinkelier het hart van Bilthoven. Rondom dit gebied liggen groene woonwijken met bomenlanen en landgoederen. Het plangebied is voor het grootste deel verhard en dicht bebouwd met winkels en horecagelegenheden. Ten opzichte van de omgeving, is binnen het plangebied opvallend weinig groen aanwezig.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
11
Figuur 1. Overzichtkaart van de deelgebieden van het plangebied Centrum Bilthoven (Bron: BDP.khandekar 2009)
460
142
143
Figuur 2. Plangebied (roze), omliggend gebied en kilometerhokken (grijze lijnen)
12
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Zuidzijde De Kwinkelier
Zicht op Nachtegaallaan
Zicht op Emmaplein vanaf Spoorlaan
Parkeerterrein aan noordzijde van het station
De plannen het centrum van Bilthoven te vernieuwen omvatten onder meer
PLANNEN
een opwaardering van het winkelcentrum De Kwinkelier en de realisatie van een doorsteek tussen de Julianalaan en de Nachtegaallaan. Tevens zijn er plannen om het verkeer via een tunnel onder het spoor door, vanaf de Spoorlaan richting de Soestdijkseweg-Noord te leiden. Er wordt gedacht aan een herinrichting van het huidige plein aan de Vinkenlaan en de Nachtegaallaan, waarbij een brinkachtige ruimte wordt gerealiseerd. Aan de noordzijde van het plein komt nieuwe bebouwing voor horeca en wonen. Naast de ontwikkeling van nieuwe bebouwing en het omleggen van wegen, zijn er plannen om het groene karakter en de doorlopende groene boomstructuren in het centrum van Bilthoven te versterken.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
13
Voorbeelduitwerking Masterplan Centrum Bilthoven (Bron BDP.khandekar 2009)
14
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
4
N a t u u r w a a r d e n
4.1
Beschermde gebieden Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd gebied en grenst niet aan
INVENTARISATIE
een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet betreft het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Dit gebied ligt circa 6,5 km ten westen van het plangebied. Het meest nabijgelegen beschermde gebied in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur ligt op 100 m ten zuiden van het plangebied. Het betreft hier het Landgoed Noord Houdringe.
Ecologische Hoofdstructuur rondom het plangebied (roze) (Bron: Provincie Utrecht)
Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen
EFFECTEN
op een ruime afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door bebouwing en infrastructuur. Gezien de aard van de ingrepen zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De Ecologische Hoofdstructuur ligt op een kleinere afstand van het plangebied. Echter gezien het huidige gebruik van het plangebied en voornemende plannen worden geen negatieve effecten op deze Ecologische Hoofdstructuur verwacht. De activiteit zal op het punt van de gebiedsbescherming door het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht waarschijnlijk worden beoordeeld als niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
15
Hoofdstructuur uit Nota Ruimte (juni 2006) en het Streekplan Utrecht 20052015. Deze conclusie kan in het kader van de oriëntatiefase worden bevestigd door deze rapportage voor te leggen aan vertegenwoordigers van het bevoegd gezag. Het is redelijk om te verzoeken dat de uitkomst van de bespreking met het oog op de planologische procedure schriftelijk wordt vastgelegd.
4.2
Soortenonderzoek LIGGING
Het plangebied ligt in het kilometerhok1 142-459 en 142-460 en in uurhok1 3231 en 32-41. Figuur 1 geeft een overzicht van het plangebied en de omliggende kilometerhokken.
BESTAANDE INFORMATIE
Voor het soortenonderzoek zijn gegevens gebruikt van Het Natuurloket2 (www.natuurloket.nl, zie ook tabel B) en provincie Utrecht. Daarnaast zijn per uurhok waarnemingen verzameld uit de landelijke en provinciale soortenatlassen voor zoogdieren, vleermuizen en broedvogels. De verspreidingsgegevens van reptielen en amfibieën zijn afkomstig uit het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON. De verspreidingsgegevens van dagvlinders en libellen zijn (tevens) afkomstig uit het Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' van EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Verder is het rapport
Ecologiescan
gemeente
De
Bilt
(2005)
en
de
website
www.waarneming.nl geraadpleegd. Op de website worden waarnemingen getoond die voornamelijk door vrijwilligers zijn verzameld. Genoemde bronnen wordt bij de soortenbespreking alleen genoemd indien de waarnemingen een toegevoegde waarde hebben. Enkele verspreidingsgegevens van de hiervoor genoemde bronnen berusten voor een deel op dezelfde waarnemingen. Het verschil tussen deze bronnen ligt in de schaal van weergave en de waarnemingsperiode. De gebruikte gegevens zijn opgenomen in de bijlagen. De gegevens die staan geregistreerd per kilometerhok of per uurhok zijn niet rechtstreeks tot het te onderzoeken plangebied te herleiden. Voor de interpretatie van deze gegevens is ecologische veldkennis noodzakelijk.
1
Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling voor het tekenen van de topografische kaarten van Nederland. Een uurhok is een gebied van 5 km bij 5 km gebaseerd op diezelfde verdeling.
2
Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF.
16
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Tabel B. Opgave van Het Natuurloket (d.d. 3 augustus 2009)
Legenda FF1 FF23
= Flora- en faunawet tabel 1 (vrijstelling) = Flora- en faunawet tabel 2 + 3 (streng beschermd)
Hrl
= Habitatrichtlijn (alleen bijlage 2 en 4)
RL = Rode Lijst Volledigheid: Hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortengroep. Detail: Met dit percentage wordt aangegeven welk aandeel van alle van dit kilometerhok beschikbare gegevens van rode lijstsoorten en wettelijk beschermde soorten er ook informatie op detailniveau (tenminste op 100m. nauwkeurig) beschikbaar is. Actualiteit: per groep is aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
17
VELDWERK
Het plangebied is begin augustus 2009 bezocht om een indruk te krijgen van het plangebied, de omgeving en de voorkomende flora en fauna (zie paragraaf 6.1). Om een beeld te krijgen van het gebruik van het plangebied door vleermuizen, zijn in augustus tevens twee avondinventarisaties uitgevoerd. Met behulp van de kennis over leefgebieden van soorten, de indruk die van het plangebied is verkregen en de beschikbare gegevens is van de meeste soortengroepen een compleet beeld ontstaan van het voorkomen van de soorten in het gebied. Alleen van de soortengroepen vleermuizen en vogels is nog geen compleet beeld verkregen. 4 . 2 . 1
Vaatplanten GEGEVENS
Volgens de opgave van Het Natuurloket zijn de betreffende kilometerhokken goed onderzocht op het voorkomen van vaatplanten in de periode 1991 tot en met 2007. Gezien de terreingesteldheid van het plangebied zijn gedetailleerde soortengegevens niet opgevraagd. De gebruikte soortgegevens zijn afkomstig van de Provincie Utrecht. Deze gegevens zijn weergegeven op basis van kilometerhokniveau en zijn verzameld in de periode 1998 tot 2005. Deze gegevens zijn vrij gedetailleerd en redelijk actueel, maar onvolledig (alleen zogenaamde karteersoorten zijn genoteerd). Gezien de terreinomstandigheden geven de bekende gegevens in combinatie met het veldbezoek evenwel een voldoende beeld voor dit onderzoek.
INVENTARISATIE
Volgens Het Natuurloket zijn vier tabel 1-soorten en een tabel 2-/tabel 3-soort waargenomen in de betreffende kilometerhokken. Volgens de gegevens van de provincie Utrecht zijn in de omgeving geen beschermde soorten aangetroffen. Het plangebied wordt globaal gekenmerkt door bebouwing en bestrating met daartussen gemeentelijke beplanting en particuliere tuinen. In het navolgende wordt per deelgebied een korte vegetatiebeschrijving gegeven. Deelgebied 1 In en rond De Kwinkelier zijn bomen als Noorse edoorn, ruwe berk en Amerikaanse eik aanwezig. Het opgaand groen tussen de Muziekschool en de Kwinkelier bestaat uit soorten als gewone klimop, bamboe, gewone esdoorn en ruwe berk. Op de parkeerplaats ten zuiden van de Sperwerlaan en ten noordoosten van de Kwinkelier staan platanen. Deelgebied 2 In het deelgebied de Doorsteek, staat een grote Hollandse linde en vijf robinia's. De achtertuinen van de panden aan de Julianalaan zijn matig onderhouden en begroeid met een ruige graszode en opslag van Noorse esdoorn en gewone klimop.
18
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Groen tussen muziekschool en
Lindes aan de Juliananlaan
Kwinkelier
Deelgebied 3 In het terrein tussen het spoor, het Emmaplein en de Spoorlaan in het deelgebied Stationsplein-Zuid staan hoge bomen, waaronder soorten als robinia, witte paardenkastanje en zwarte els. Het opgaand groen langs de zuidzijde van het spoor bestaat uit soorten als eenstijlige meidoorn, schietwilg en hulst. Aan de noordzijde van het spoor staat een rij robinia. In de tuinen van de woningen aan de noordzijde van het spoor zijn soorten als hortensia, rododendron en eenstijlige meidoorn aanwezig. Aan de Jan Steenlaan-zijde van de tuinen staan drie grove dennen en een westerse levensboom. Achter de fietsenmaker is een schraal grasveldje met soorten als gewone teunisbloem, dagkoekoeksbloem en wilde peen. Op het grasveldje staan verder enkele jonge exemplaren van zomereik, gewone esdoorn en gewone beuk. Oude zomereiken vormen een laan langs de Soestdijkseweg-Noord. Deelgebied 4 Op het Emmaplein, in deelgebied 4, zijn kleine soorten van een linde aangeplant. Van het Emmaplein tot aan de Vinkenlaan vormen enkele Hollandse lindes een laan langs de Julianalaan. Vanaf de Vinkenlaan naar het oosten wordt deze laan gevormd door populieren. Aan het begin van de Julianalaan, tegenover de woonflat, staan een paar kleine prunusboompjes, met rondom perkbeplanting zoals laurier. De tuin van de woonflat bestaat uit een strak gemaaid grasveld met enkele perkplantjes en een bonte esdoorn en wordt door een haag afgescheiden van de straat. Op de parkeerplaats aan de Vinkenlaan en Nachtegaallaan staan meerdere bomen waaronder soorten als plataan, witte paardenkastanje, zwarte populier en zwarte els en haagjes van Spaanse aak. In een klein perkje aan de Vinkenlaan is de beschermde soort kleine maagdenpalm aangetroffen. Deze is hier als perkplant aangeplant. In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek, met uitzondering van enkele aangeplante exemplaren, geen beschermde soorten aangetroffen. Beschermde planten worden binnen het plangebied gezien de terreingesteldheid en gebruik ook niet verwacht.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
19
EFFECTEN
Planten die voorkomen op een plaats waar ze aantoonbaar of naar alle waarschijnlijkheid alleen als gevolg van menselijk activiteiten terecht zijn gekomen vallen niet onder de bescherming van artikel 8 van de Flora- en faunawet. De als perkplant aangetroffen kleine maagdenpalm (tabel 1-soort) is derhalve niet beschermd. Binnen het plangebied worden geen beschermde planten verwacht. 4 . 2 . 2
Zoogdieren GEGEVENS
vleermuizen
Volgens Het Natuurloket zijn de betreffende kilometerhokken slecht tot matig onderzocht op het voorkomen van zoogdieren. Er zijn zeven waarnemingen bekend van een tabel 2- of 3-soort in de betreffende kilometerhokken. Gezien het aanwezige biotoop binnen de kilometerhokken, zal het hier met name gaan om vleermuissoorten. Voor soortgegevens is de landelijke vleermuizenatlas geraadpleegd. Deze atlas heeft de verspreiding van vleermuissoorten in de periode van 1985 tot 1994 in kaart gebracht op basis van uurhokken. Aangezien deze gegevens alleen een beeld geven van voorkomende soorten en omdat een meer gedetailleerd beeld van gebiedsfuncties gewenst is, zijn in augustus twee avondinventarisaties uitgevoerd (zie bronnen 6.1). Tevens zijn de gebouwen en bomen geïnspecteerd op geschiktheid voor verblijfplaatsen. Op basis van dit onderzoek is een vrij goed beeld verkregen van de aanwezigheid van vleermuizen in het najaar (paarperiode). Er is echter nog geen volledig beeld ontstaan van alle gebiedsfuncties. Aanvullend onderzoek in het voorjaar is derhalve noodzakelijk.
INVENTARISATIE
In de uurhokken zijn waarnemingen bekend van zes vleermuissoorten, waaronder rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis (zie bijlage 1). Volgens de Ecologiescan gemeente De Bilt zijn binnen de betreffende kilometerhokken winterverblijfplaatsen van baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis en watervleermuis bekend. Deze soorten verblijven in een bunker buiten het plangebied. Buiten de winterperiode verblijven deze soorten voornamelijk in boomholtes en achter loshangend schors. Rosse vleermuis verblijft het gehele jaar in boomholtes. In het plangebied zijn slechts twee bomen groot genoeg voor mogelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen. Het betreft de oude lindeboom tussen de Vinkenlaan en de Nachtegaallaan en een Amerikaanse eik op de hoek van de Julianalaan en de Vinkenlaan. Echter, gezien de standplaats van de bomen en de afwezigheid van de drie genoemde soorten tijdens de avondbezoeken, is het niet waarschijnlijk dat in deze bomen verblijfplaatsen aanwezig zijn. Tijdens de avondbezoeken zijn gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en laatvlieger (Eptesicus seronitus) waargenomen. Gedurende de avonden was het aantal waarnemingen gering. In de volgende paragrafen zullen de bevindingen van de avondbezoeken per deelgebied worden besproken.
20
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Deelgebied 1 – De Kwinkelier Tijdens beide avondbezoeken zijn enkele individuen van gewone dwergvleermuis waargenomen. De eerste vleermuis is meer dan 30 minuten na zonsondergang waargenomen. Omdat gewone dwergvleermuis vrij kort na zonsondergang uitvliegt, kan worden aangenomen worden dat het onwaarschijnlijk is dat deze soort ten tijde van de veldbezoeken een verblijfplaats in het plangebied bewoonde. Gedurende de hele avond zijn rondom De Kwinkelier vleermuizen waargenomen. De bomenrij langs de Sperwerlaan, het opgaand groen nabij de Koekoeklaan, de begroeiing langs de weg van de Spreeuwlaan en het Uilenpad en de bomen op de parkeerplaats aan de Spreeuwlaan en de Kramsvogellaan worden gebruikt als foerageergebied. Het deelgebied biedt matig geschikt foerageergebied voor enkele individuen gewone dwergvleermuis. Deelgebied 2 - Doorsteek In dit deelgebied is gedurende beide avonden alleen gewone dwergvleermuis waargenomen. De eerste avond werd een individu twaalf minuten na zonsondergang aan de achterzijde van de panden 8 en 8a aan de Julianalaan waargenomen. Beide avonden is hier de hele avond een foeragerend individu waargenomen. Tevens zijn de tweede avond bij deze locatie sociale geluiden gehoord. Het is zeer waarschijnlijk dat een solitair mannetje een zomer- en/of paarverblijfplaats in één van deze panden heeft. Tevens zijn foeragerende exemplaren waargenomen rond de bomen op de parkeerplaats van de Nachtegaallaan/Vinkenlaan en de bomen aan de Nachtegaallaan. Naast genoemde verblijfplaats, dient het plangebied als matig geschikt foerageergebied enkele individuen van gewone dwergvleermuis. Deelgebied 3 – Stationsplein-Zuid In dit deelgebied is tijdens het eerste avondbezoek alleen gewone dwergvleermuis waargenomen, tijdens het tweede avondbezoek is hier ook een laatvlieger waargenomen. De eerste gewone dwergvleermuis werd enkele minuten na zonsondergang tussen de woningen en het kantoorgebouw (in deelgebied 5) waargenomen. Het is zeer aannemelijk dat dit exemplaar een verblijfplaats heeft in het kantoorgebouw, dat net buiten het plangebied staat. De bomenlaan aan de parkeerplaats achter het station werd gedurende de avonden gebruikt als jachtgebied, mogelijk door hetzelfde exemplaar. Aan het Emmaplein zijn gedurende beide avonden één tot twee jagende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Tijdens het tweede avondbezoek werd een overvliegende laatvlieger waargenomen in de Spoorlaan. Er zijn geen aanwijzingen dat binnen het plangebied verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Het plangebied is matig geschikt foerageergebied voor gewone dwergvleermuis. De laanstructuur van de Spoorlaan biedt een geschikte vliegroute voor vleermuizen. Deelgebied 4 – Emmaplein/Vinkenplein Beide avonden is alleen gewone dwergvleermuis waargenomen. De eerste exemplaren zijn 20 minuten na zonsondergang waargenomen. Tijdens beide avondbezoeken betreft de eerste waarneming een foeragerend individu in de
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
21
voortuin van de flat aan het begin van de Julianalaan. Beide avonden zijn overvliegende exemplaren waargenomen tussen de gebouwen Julianalaan nummer 39 en nummer 41 in de richting Vinkenlaan. In dit gebied zijn later op de avond jagende vleermuizen en sociale geluiden waargenomen. Mogelijk hebben een of twee individuen een verblijfplaats aan de achterzijde van deze gebouwen. Eveneens zijn jagende exemplaren waargenomen langs de Vinkenlaan. Het plangebied is matig geschikt foerageergebied voor enkele exemplaren gewone dwergvleermuis. Nabij de panden Julianalaan nummer 39 en nummer 41 is mogelijk een verblijfplaats van één of twee exemplaren aanwezig. EFFECTEN
Gezien het geringe aantal waarnemingen en het waargenomen gedrag van de vleermuizen, kan worden geconcludeerd dat het plangebied slechts een matige geschikt foerageergebied voor gewone dwergvleermuis betreft. Het plangebied heeft voor andere soorten geen noemenswaardige waarde. Door de laanstructuren in het plan te verbeteren, kan de functie van het plangebied als foerageergebied sterk verbeteren. Deelgebied 1 – De Kwinkelier Er zijn geen aanwijzingen dat ten tijde van de avondbezoeken in deelgebied 1 verblijfplaatsen van vleermuizen in gebruik waren. De eerste vleermuizen zijn relatief laat na zonsondergang waargenomen, waarmee het zeer aannemelijk is dat deze individuen elders buiten het plangebied een verblijfplaats bewonen. Delen van het deelgebied zijn geschikt foerageergebied voor enkele exemplaren. Wanneer door de ontwikkelingen een deel van het bestaande opgaand groen zal worden verwijderd, kan de kwaliteit van het foerageergebied afnemen. Echter, in de omgeving zijn voldoende en meer geschikte jachtgebieden aanwezig waardoor de enkele exemplaren uitwijkmogelijkheden naar andere locaties hebben. De ontwikkeling zal dan ook niet conflicteren met de goede instandhouding van de soort. Deelgebied 2 - Doorsteek Het is zeer aannemelijk dat in deelgebied 2 een zomer- en tevens paarverblijfplaats aanwezig is. Mogelijk bevindt deze verblijfplaats zich in één van de beoogde te slopen panden. De exacte locatie kon tijdens de avondbezoeken niet worden bepaald. Nader onderzoek zal nodig zijn om de locatie, de functie van de verblijfplaats en het aantal exemplaren die gebruikmaken van de verblijfplaats te bepalen. Enkele exemplaren jagen rondom het opgaand groen in het deelgebied. Door de ontwikkeling zal mogelijk (tijdelijk) een klein onderdeel van het totale jachtgebied van deze individuen verloren gaan. De ontwikkeling zal hierdoor met betrekking tot het jachtgebied niet conflicteren met de goede instandhouding van de soort. Deelgebied 3 – Staionsplein-Zuid Er zijn geen aanwijzingen dat in deelgebied 3 ten tijde van de avondbezoeken verblijfplaatsen van vleermuizen in gebruik waren. De lijnstructuur van de bomen aan de achterzijde van het station is onderdeel van het jachtgebied van
22
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
twee individuen van gewone dwergvleermuis. Deze individuen hebben mogelijk een verblijfplaats buiten het plangebied (in deelgebied 5). Het is niet aannemelijk dat door de ontwikkelingen verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan. Mogelijk zal voor enkele exemplaren gewone dwergvleermuis het foerageergebied tijdelijk ongeschikt worden door het verwijderen van bomen en opgaand groen. Gezien de hoeveelheid geschikt jachtgebied in de omgeving is dit voor vleermuizen niet onoverkomelijk. Deelgebied 4 – Emmaplein/Vinkenplein In deelgebied 4 zijn waarschijnlijk enkele verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aanwezig. Deze verblijfplaatsen liggen mogelijk aan de achterzijde van de bebouwing aan de Julianalaan. Indien de ontwikkelingen beogen om gebouwen te slopen of te verbouwen, dient nader onderzoek te worden gedaan naar het voorkomen van verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Aan het Emmaplein zijn geen verblijfplaatsen waargenomen en is eveneens matig geschikt foerageergebied aanwezig. De plannen beogen om de laanstructuur te herstellen, waarbij de Soestdijkseweg-Zuid en de Soestdijkseweg-Noord één zullen vormen. Deze plannen bieden mogelijkheden voor geschikte vliegroutes voor vleermuissoorten. 4 . 2 . 3
Zoogdieren -
overige
Volgens Het Natuurloket zijn de betreffende kilometerhokken slecht tot matig
GEGEVENS
onderzocht op het voorkomen van zoogdieren. Gezien de onvolledigheid van de beschikbare gegevens en de terreingesteldheid, zijn gedetailleerde gegevens niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijke zoogdierenatlas. Deze atlas heeft de verspreiding van zoogdieren in de periode van 1970 tot 1988 in kaart gebracht op basis van uurhokken. Deze gegevens zijn redelijk verouderd. De bekende gegevens geven in combinatie met het veldbezoek toch een voldoende beeld voor deze soortengroep. Bij Het Natuurloket zijn waarnemingen bekend van twee tabel 1-soorten en
INVENTARISATIE
zeven tabel 2- of tabel 3-soorten, waaronder mogelijk ook enkele vleermuissoorten. In de uurhokken zijn waarnemingen bekend van de tabel 2-soort eekhoorn, twaalf tabel 1-soorten en drie niet beschermde soorten (zie bijlage 2). Volgens het rapport Ecologiescan gemeente De Bilt is in Noord Houdringe een dassenburcht aanwezig. Das leeft in gebieden met weinig verstoring en woelt in open bodem naar voedsel. Het centrumgebied is geen geschikt leefgebied voor deze soort. Eekhoorns komen voor in loofbos, naaldbos en gemengd bos, maar ook in tuinen, parken en houtwallen die in de buurt van bos liggen. In de omgeving van het plangebied is voldoende geschikt leefgebied voor eekhoorn aanwezig. Echter, in het plangebied zijn geen parken of bomen aanwezig die voldoende voedsel of geschikte verblijfplaatsen bieden voor eekhoorn. Deze soort wordt derhalve niet in het plangebied verwacht.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
23
In het plangebied komen mogelijk wel enkele kleine zoogdieren als bosmuis, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis en egel voor. Ook marterachtigen als wezel en bunzing kunnen in het plangebied voorkomen. EFFECTEN
Door de ontwikkelingen kunnen rust- en verblijfplaatsen van de volgende beschermde soorten worden verstoord of vernietigd: egel, gewone bosspitsmuis, tweekleurige bosspitsmuis, huisspitsmuis, bosmuis, veldmuis, wezel en bunzing. Deze soorten zijn alle soorten uit tabel 1, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt van de verboden. De ontwikkelingen bedreigen deze soorten niet in hun voortbestaan. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. 4 . 2 . 4
Vogels GEGEVENS
Volgens Het Natuurloket zijn de kilometerhokken niet onderzocht op het voorkomen van broedvogels en watervogels in de periode 1996-2007. Gezien de onvolledigheid van de beschikbare gegevens, zijn deze niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landsdekkende broedvogelatlas (19982000). Deze gegevens zijn verzameld per uurhok. Deze gegevens zijn globaal, maar volledig en redelijk recent. De gegevens geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld van de soortengroep vogels.
INVENTARISATIE
Uit het uurhok zijn 82 soorten bekend, waaronder 17 soorten van de Rode lijst (zie bijlage 3). Tijdens het veldbezoek zijn algemene soorten als kraai, ekster en roodborstje waargenomen. Het plangebied is matig geschikt broedgebied voor de uit het uurhok bekende rode lijstsoorten grauwe vliegenvanger, matkop, ringmus en spotvogel. Het plangebied is ongeschikt broedgebied voor de overige rode lijstsoorten, al is het mogelijk wel een klein onderdeel van het jachtgebied van ransuil. Soorten als gierzwaluw en huismus (rode lijst) broeden mogelijk onder de dakpannen van enkele gebouwen in het plangebied. Nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd. In het opgaand groen rondom de Kwinkelier en het toekomstige Vinkenplein kunnen enkele algemene soorten als merel, winterkoning en roodborst tot broeden komen. Eveneens zijn de grote laanbomen langs de Julianalaan geschikt voor nesten van ekster. Deze konden tijdens het veldbezoek door het blad niet worden waargenomen. Het plangebied heeft geen bijzondere waarde voor wintervogels. In de huidige situatie is het plangebied 's winters interessant voor enkele foeragerende zangvogels die in de bomen en struiken vruchten, zaden of insecten eten. Er komen soorten voor als sijs, vink en mezensoorten.
24
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Kauw
Merel
Door de plannen zal een deel van het huidige broedgebied van voorkomende
EFFECTEN
soorten verloren gaan. Nesten van gierzwaluw en huismus zijn sinds kort jaarrond beschermd. Beide soorten zijn op de aangepaste lijst met jaarrond beschermde vogelnesten geplaatst. Bij sloop van gebouwen en bij renovatie van daken is dus aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze soorten noodzakelijk. Daarnaast dient voor vogels in het algemeen rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Alle vogels (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Men kan er in dit plangebied van uitgaan dat (met uitzondering van gierzwaluw en huismus) geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. Bij de tweede optie zullen in ieder geval het te verwijderen opgaand groen en de bebouwing voor aanvang van het broedseizoen moeten worden verwijderd. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli loopt. 4 . 2 . 5
Amfibieën
Het Natuurloket geeft aan dat kilometerhok 142-459 niet is onderzocht en
GEGEVENS
kilometerhok 142-460 slecht is onderzocht op het voorkomen van amfibieën in de periode 1992 tot met 2007. Gezien de onvolledigheid van de beschikbare gegevens zijn gedetailleerde gegevens niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON. In dit waarnemingsoverzicht is de verspreiding van amfibieën in de periode van 1997 tot en met 2006 weergegeven op basis van uurhokken. De gegevens zijn vrij recent, maar zijn deels onvolledig en erg globaal. Gezien de aard van het plangebied, geeft het veldbezoek in combinatie met deze gegevens evenwel een voldoende beeld voor dit onderzoek. Volgens Het Natuurloket komen in kilometerhok 142-460 twee tabel 1-soorten
INVENTARISATIE
voor. In de betreffende uurhokken zijn zes waarnemingen bekend (zie bijla-
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
25
ge 4). Eén hiervan heeft betrekking op het groenekikkercomplex, waarbij het kan gaan om waarnemingen van de soorten poelkikker, meerkikker en een kruising tussen beide soorten, bastaardkikker (hybride). Poelkikker is een soort uit tabel 3 en een rode lijstsoort. Meerkikker en bastaardkikker zijn beide soorten uit tabel 1. De overige waarnemingen betreffen vier soorten uit tabel 1 en de tabel 3-soort kamsalamander; deze soort staat ook vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en valt hiermee in het zwaarste beschermingsregime. In het plangebied zijn geen waterpartijen aanwezig, waardoor voortplantingsgebied voor amfibieën ontbreekt. Gezien de terreinomstandigheden van het plangebied wordt kamsalamander niet in het plangebied verwacht. Dit geldt eveneens voor soorten als bastaardkikker en meerkikker die grotendeels jaarrond aan het water gebonden zijn. Buiten het voortplantingsseizoen leven de minder kritische bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander op het land; ze overwinteren onder meer in holten onder hout, boomwortels of stenen. Mogelijk kan een enkel exemplaar van deze soorten in het plangebied voorkomen. Het voorkomen van deze soorten zal met name beperkt zijn tot de tuinen ten noorden van het station en de struwelen rondom De Kwinkelier. In de deelgebieden de Doorsteek en Emmaplein/Vinkenplein worden geen amfibieën verwacht. EFFECTEN
Bij de werkzaamheden kunnen mogelijk enkele individuen van bruine kikker, gewone pad of kleine watersalamander worden verstoord of gedood. De ontwikkelingen doen geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding. Het betreft hier allemaal algemeen voorkomende soorten uit tabel 1 en deze vallen bij ruimtelijke ontwikkelingen onder de vrijstellingsregeling. 4 . 2 . 6
Reptielen GEGEVENS
Volgens Het Natuurloket is het kilometerhok 142-459 niet onderzocht en kilometerhok 142-460 redelijk onderzocht op het voorkomen van reptielen in de periode 1992-2007. Gezien de aard van het plangebied zijn gedetailleerde gegevens niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON. Hierin is de verspreiding van reptielen in de periode 1997 tot en met 2006 weergegeven op basis van uurhokken. De gegevens zijn globaal, maar recent en over het algemeen voor reptielen vrij volledig. De gegevens van het waarnemingenoverzicht geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld van deze soortengroep.
INVENTARISATIE
In kilometerhok 142-460 is volgens Het Natuurloket één tabel 2/3-soort waargenomen. In de uurhokken zijn waarnemingen van één tabel 2-soort en drie tabel 3-soorten bekend (zie bijlage 4). Over het algemeen bestaat het leefgebied van hagedissen en slangen uit ruige vegetatie die voldoende schuilmogelijkheden biedt en tevens voldoende open is om te kunnen zonnen, zoals overgangen tussen bos en heide en oude heidevelden. Ringslangen zijn gebonden aan waterrijke gebieden. Gezien voorgenoemde biotoopeisen worden reptielen dan ook niet in het plangebied verwacht.
26
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Er worden geen reptielen verwacht in het plangebied. Er zullen door de werk-
EFFECTEN
zaamheden en ontwikkelingen geen effecten op reptielen optreden. 4 . 2 . 7
Vissen
In het plangebied of directe omgeving komt geen oppervlaktewater voor. Er zullen geen effecten op vissen optreden. 4 . 2 . 8
Dagvlinders
Het Natuurloket geeft aan dat de kilometerhok redelijk tot goed zijn onder-
GEGEVENS
zocht op het voorkomen van dagvlinders in periode 1998-2008. Aangezien geen ontheffingsplichtige soorten zijn waargenomen, zijn gedetailleerde soortgegevens niet opgevraagd. Verder is het Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' geraadpleegd. De gegevens van het waarnemingenverslag uit de periode 1999 tot en met 2006 worden weergegeven op basis van uurhokken. Deze gegevens zijn globaal, maar recent en lijken volledig. De bekende gegevens geven in combinatie met de terreingesteldheid, zoals deze is vastgesteld tijdens het veldbezoek, een voldoende beeld voor deze soortengroep.
Atalanta
Klein koolwitje
Volgens Het Natuurloket is er één waarneming bekend van een rode lijstsoort.
INVENTARISATIE
In het uurhok zijn waarnemingen bekend van 31 vlindersoorten, waarvan twee streng beschermde soorten (zie bijlage 5) Het betreft hier rouwmantel en heideblauwtje (beide tabel 3); rouwmantel staat op de Rode lijst vermeld als verdwenen uit Nederland. De soort wordt nog wel regelmatig waargenomen als zwerver uit omliggende landen zoals Duitsland. Het leefgebied van heideblauwtje beperkt zich tot zowel droge als natte heidevelden; vaak op de overgang van droge naar natte heide. Beide streng beschermde soorten worden niet verwacht in het plangebied. Gezien de terreinomstandigheden worden de soorten van de Rode lijst die in het uurhok bekend zijn ook niet binnen het plangebied verwacht.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
27
Door de geringe aanbod aan waardplanten, is het plangebied matig geschikt leefgebied voor algemene en niet beschermde vlindersoorten als groot koolwitje, atalanta en dagpauwoog. Deze vlindersoorten worden vooral verwacht in de tuinen van de woningen aan de noordzijde van het station. EFFECTEN
De ontwikkelingen hebben geen effect op beschermde soorten of rode lijstsoorten. De voorkomende soorten zijn algemeen en niet beschermd. 4 . 2 . 9
Libellen GEGEVENS
Het Natuurloket geeft aan dat het voorkomen van libellen in beide kilometerhokken goed is onderzocht in de periode 1993-2007. Aangezien geen ontheffingsplichtige soorten zijn waargenomen, zijn gedetailleerde soortgegevens niet opgevraagd. Verder is het Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' geraadpleegd. De gegevens van het waarnemingenverslag worden weergegeven op basis van uurhokken uit de periode 1999 tot en met 2006. Deze gegevens zijn globaal, maar recent en lijken volledig. De gegevens geven in combinatie met de terreingesteldheid, zoals deze is vastgesteld tijdens het veldbezoek, een voldoende beeld voor deze soortengroep.
INVENTARISATIE
Volgens Het Natuurloket zijn waarnemingen bekend van twee rode lijstsoorten. In de betreffende uurhokken zijn 30 libellensoorten waargenomen waarvan vier op de rode lijst staan (zie bijlage 6). Vroege glazenmaker is een typische laagveenlibel en komt vooral voor in de verlandingszones van meren en plassen. Glassnijder heeft voorkeur voor laagveenmoerassen, maar kan verder ook waargenomen worden in vegetatierijke plassen, poelen, vennen, sloten en kanalen. Venwitsnuitlibel is een kenmerkende soort van voedselarme, zure wateren. Het leefgebied van bruine winterjuffer bestaat uit vennen, duinplassen en polen met goed ontwikkelde verlandingsvegetatie. Deze soort wordt bij Sandwijck en het Heidepark waargenomen. In het plangebied is geen geschikt leef- en/of voortplantingsgebied voor de vier, zojuist besproken, rode lijstsoorten aanwezig. Tijdens het veldbezoek zijn circa tien individuen van algemene libellensoorten als paardenbijter en bruinrode heidelibel waargenomen in de achtertuinen van de woningen ten noorden van het station. In het plangebied zijn echter geen waterpartijen aanwezig die als voortplantingsplaats kunnen dienen voor algemene libellensoorten.
Bruinrode heidelibel
28
Paardenbijter
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
Door de werkzaamheden en ontwikkelingen zullen geen effecten op bescherm-
EFFECTEN
de soorten optreden. 4 . 2 . 1 0
Overige ongewervelde soorten
De beschermde kevers en mieren zijn niet in het plangebied te verwachten. De beschermde mierensoorten komen voor in zandige bosgebieden. De oude eikenbomen voor vliegend hert zijn afwezig. Juchtleerkever en heldenbok worden binnen Nederland als uitgestorven beschouwd. De wijngaardslak is gebonden aan het voorkomen van mergel. Door de ontwikkelingen binnen het plangebied zullen geen effecten op beschermde overige ongewervelde soorten optreden.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
29
5
C o n c l u s i e
5.1
Gebiedsbescherming Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op voldoende afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door bebouwing en infrastructuur. Gezien de aard van de ingrepen zijn geen negatieve effecten te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. De activiteit is op het punt van de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur niet in strijd met het Streekplan Utrecht 2005-2015. Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, om deze visie te bevestigen.
5.2
Soortenbescherming Ten aanzien van de soortenbescherming zijn vijf aspecten (van belang in de verdere procedure) in acht genomen: -
nadere inventarisatie;
-
niet bedreigde waarden;
-
bescherming vogels;
-
vrijgestelde soorten;
-
ontheffingen.
Alleen van de soortengroepen vleermuizen en vogels is nog geen voldoende
NADERE INVENTARISATIE
beeld verkregen van het voorkomen in het plangebied. Alle vleermuissoorten en inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Op basis van de twee uitgevoerde avondinventarisaties is reeds een vrij goed beeld verkregen van de aanwezigheid van vleermuizen in het najaar (paarperiode). Tijdens het onderzoek in augustus 2009 is gebleken dat mogelijk aan de achterzijde van de gebouwen aan de Julianalaan verblijfplaatsen aanwezig zijn. Het is van belang dat bij het vervolgonderzoek toegang tot de achterzijde van deze gebouwen wordt verkregen. Het gaat om de achterzijde van de gebouwen Julianalaan nummer 6 t/m 12 (deelgebied 2) en nummer 37 t/m 47 (deelgebied 4). De locaties van deze verblijfplaatsen moeten nader worden bepaald. Daarnaast is aanvullend onderzoek in het voorjaar noodzakelijk, aangezien vleermuizen gedurende het seizoen afwisselend gebruikmaken van verschillende verblijfplaatsen.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
31
Wanneer verblijfplaatsen van vleermuizen door de ontwikkelingen worden verstoord of vernietigd, moet een ontheffing worden aangevraagd. De resultaten van het aanvullend onderzoek zijn nodig voor de ontheffingsaanvraag. Conform het protocol voor vleermuisonderzoek wordt het plangebied op verschillende momenten gedurende de periode medio april tot en met oktober geïnventariseerd om het gebruik van het plangebied door vleermuizen door het seizoen heen in kaart te brengen. Binnen het plangebied is een aantal oudere gebouwen aanwezig die door gierzwaluw en huismus als broedplaats kunnen worden gebruikt. Nesten van gierzwaluw en huismus zijn sinds kort jaarrond beschermd. Beide soorten zijn op de Aangepaste lijst met jaarrond beschermde vogelnesten geplaatst. Bij sloop van gebouwen en bij renovatie van daken is aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze soorten noodzakelijk. NIET BEDREIGDE WAARDEN
Van de volgende soortengroepen worden geen verbodsbepalingen overtreden in het gehele plangebied:
BESCHERMING VOGELS
-
vaatplanten;
-
reptielen;
-
vissen;
-
dagvlinders;
-
libellen;
-
overige ongewervelde soorten.
Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. In verband met de aanwezigheid van broedvogels, dient men bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Vogels zullen onder meer in de groenvoorzieningen tot broeden komen. Voor broedvogels, met uitzondering van gierzwaluw en huismus (zie aanvullend onderzoek), geldt dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of de werkzaamheden voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Indien wordt gekozen voor de tweede optie moeten opgaand groen en ruim voor aanvang van het broedseizoen worden verwijderd. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
VRIJGESTELDE SOORTEN
In het gehele plangebied komen enkele beschermde soorten voor in de groepen amfibieën en zoogdieren die worden verstoord door de werkzaamheden. Deze staan in tabel C. Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling voor de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor verstoring van deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze
32
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Bunzing
Mustela putorius
Egel
Erinaceus europaeus
Gewone bosspitsmuis
Sorex araneus
Huisspitsmuis
Crocidura russula
Tweekleurige bosspitsmuis
Sorex coronatus
Wezel
Mustela nivalis
Bruine kikker
Rana temporaria
Gewone pad
Bufo bufo
Kleine watersalamander
Triturus vulgaris
Uit het aanvullend onderzoek naar vleermuizen en broedvogels zal blijken of
ONTHEFFINGEN
als gevolg van de ontwikkelingen verbodsovertredingen worden verwacht en of een ontheffing dient te worden aangevraagd.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
33
6
B r o n n e n
6.1
Veldbezoek Het gebied is op 5 augustus 2009 door mevrouw drs. R.M. Veeneklaas bezocht
VERKENNEND VELDBEZOEK
om een indruk te krijgen van het terrein en het voorkomen van planten- en diersoorten. Er zijn hierbij plantensoorten genoteerd, maar verder geen volledige vegetatieopnamen gemaakt. Het was een zonnige dag met een maximumtemperatuur van 25 °C en windstil. Tevens is tijdens twee avonden (4 en 19 augustus 2009) in het plangebied ge-
VELDBEZOEK VLEERMUIZEN
luisterd naar vleermuizen met behulp van een Pettersson D240x ultrasoon detector (batdetector). Op 4 augustus is het plangebied met acht personen onderzocht en heeft het onderzoek van 21.15 uur tot 23.05 uur geduurd. De zon ging om 21.24 uur onder. Het was een halfbewolkte avond, waarbij de temperatuur afnam van 21°C tot 20°C. Er stond een zwakke zuidoostenwind. Voor vleermuizen zijn dit geschikte omstandigheden. Op 19 augustus is het plangebied met zes personen bezocht en heeft het onderzoek van 20.45 uur tot 23.00 uur geduurd. De zon ging om 20.55 uur onder. Het was een heldere avond, waarbij de temperatuur afnam van 25°C tot 23°C. Er stond een zwakke zuidoostenwind. Voor vleermuizen zijn dit geschikte omstandigheden.
6.2
Media -
www.natuurloket.nl, overzicht recente en beschikbare gegevens van planten en dieren;
-
www.waarneming.nl, verspreidingskaarten van planten en dieren die door vrijwilligers zijn verzameld;
-
www.bodemdata.nl. overzicht van bodemkaarten van Nederland.
6.3
Gegevens -
Provincie Utrecht, Sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving (RER) 2007 voor gegevens van flora en fauna.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
35
6.4
Literatuur -
Masterplan Centrum Bilthoven, januari 2009. In opdracht van gemeente De Bilt, BDP.khandekar, Benthuizen, Nederland 2009.
-
Hoogerwerf, G. Th. de Jong & M. Boonman, 2005. Ecologiescan Gemeente De Bilt. Natuurbalans-Limes Divergens BV, Nijmegen & Bureau Viridis, Culemborg.
-
Meijden, R. van der, Heukels' Flora van Nederland, Wolters-Noordhoff bv, Groningen/Houten 2005.
-
Westhoff, dr. V., drs. A.J. den Held, Plantengemeenschappen in Nederland, boek Thieme & cie, Zutphen 1975.
-
Lange, R., P. Twisk, A. van Winden en A. van Diepenbeek, Zoogdieren van West-Europa, Stichting Uitgeverij KNNV en Vereniging Natuurmonumenten, Utrecht 1994.
-
Broekhuizen, S,, B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse zoogdieren, Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht 1992.
-
Dijkstra, V., Belangrijkste zoogdiergebieden in Nederland; mededeling 37 van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ), Utrecht 1997.
-
Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers, Atlas van de Nederlandse vleermuizen: Onderzoek naar verspreiding en ecologie, KNNV Uitgeverij, Utrecht 1997.
-
Hustings, F., J.-W. Vergeer, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Atlas van de Nederlandse Broedvogels, Nederlandse fauna deel 5, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2002.
-
Stichting RAVON, Waarnemingenoverzicht 2006, RAVON 27, jaargang 9
-
Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlin-
(3): blz. 48-64. derstichting, De Dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming, Nederlandse fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2006. -
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, De Nederlandse libellen (Odonata) - Nederlandse fauna deel 4, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2002.
-
Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen', EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.
-
Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber. A.J. van Loon, A.A. Maelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata) - Nederlandse fauna deel 6. Nationaal Natuur-
36
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
historisch Museum Naturalis, Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2004.
024.00.03.21.00 - Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven - 10 september 2009
37
B i j l a g e n 1.
Vleermuizen
2.
Overige zoogdieren
3.
Broedvogels
4.
Amfibieën en reptielen
5.
Vlinders
6.
Libellen
7.
Codes Rode lijst
8.
Uitleg beschermingsregime
Bijlage 1. Vleermuizen Nederlandse naam
Waarneming 32-31
Rode lijst Beschermingsregime
32-41
Gewone dwergvleermuis
k
x
Tabel 3 (bijlage IV)
Gewone grootoorvleermuis
k
Laatvlieger
x
x
Tabel 3 (bijlage IV)
Rosse vleermuis
x
x
Tabel 3 (bijlage IV)
Ruige dwergvleermuis
x
x
Tabel 3 (bijlage IV)
Watervleermuis
x
x
Tabel 3 (bijlage IV)
Tabel 3 (bijlage IV)
X = foerageerplaats en overige zomerwaarnemingen Z zomerverblijfplaats kolonie p= paarplaats
Bijlage 2. Overige zoogdieren in de uurhokken 32-31 en 32-41 in en rond het plangebied (atlas) Nederlandse naam
Waarneming
Bosmuis
32-31 x
Bosspitsmuis
Rode lijst
Beschermingsregime
32-41 Tabel 1 x
Tabel 1 Tabel 1 Tabel 2
Bruine rat
x
Bunzing Eekhoorn
x x
x x
Egel
x
x
Haas Huismuis
x x
x
Huisspitsmuis Konijn
x x
x
Tabel 1 Tabel 1
Mol
x
x
Tabel 1
Muskusrat Ree
# x
x
Tabel 1
Veldmuis
#
#
Tabel 1
Tabel 1 Tabel 1
Vos
x
x
Tabel 1
Wezel
x
x
Tabel 1
x = vangst of vondst # = braakbalvondst
Bijlage 3. Broedvogels in de uurhokken 32-31 en 32-41 in en rond het plangebied (atlas) Nederlandse naam
Waarneming
Rode
Beschermingsregime
lijst 32-31
32-41
Appelvink
x
x
Boerenzwaluw
x
x
Bonte Vliegenvanger
x
x
Boomklever
x
x
Vogels
Boomkruiper
x
x
Vogels
Boomleeuwerik
x
x
Vogels
Boompieper
x
x
Bosrietzanger
x
Vogels GE
Vogels Vogels
Vogels Vogels
Nederlandse naam
Waarneming 32-31
32-41
x
x
Boomvalk Bosuil
x
Rode lijst KW
Beschermingsregime
Vogels Vogels
Buizerd
x
x
Vogels
Ekster
x
x
Vogels
Fazant
x
Vogels
Fitis
x
x
Vogels
Fluiter
x
x
Vogels
Fuut
x
x
Vogels
Gaai
x
x
Vogels
Geelgors
x
x
Vogels
Gekraagde Roodstaart
x
x
Vogels
Gierzwaluw
x
Vogels
Glanskop
x
x
Vogels
Goudhaantje
x
x
Vogels
Goudvink
x
x
Vogels
Grasmus
x
x
Vogels
Graspieper
x
GE
Vogels
Grauwe Vliegenvanger
x
x
GE
Vogels
Groene Specht
x
x
KW
Vogels
Groenling
x
x
Vogels
Grote Bonte Specht
x
x
Vogels
Grote Lijster
x
x
Vogels
Havik
x
x
Vogels
Heggenmus
x
x
Vogels
Holenduif
x
x
Vogels
Houtduif
x
x
Vogels
Huismus
x
x
Huiszwaluw
x
Kauw
x
x
Vogels
Kievit
x
x
Vogels
Kleine Bonte Specht
x
x
Vogels
Kneu
x
x
GE
Vogels
x
KW
Vogels
Koekoek
GE
Vogels
GE
Vogels
Koolmees
x
x
Vogels
Kruisbek
x
x
Vogels
Kuifmees
x
x
Matkop
x
x
Meerkoet
x
Vogels GE
Vogels Vogels
Merel
x
x
Vogels
Pimpelmees
x
x
Vogels
Putter
x
Raaf
x
x
GE
Vogels
Ransuil
x
x
KW
Vogels
Ringmus
x
GE
Vogels
Roodborst
x
x
Roodborsttapuit
x
x
Scholekster
x
Sijs
Vogels
Vogels Vogels Vogels
x
Vogels
Nederlandse naam
Waarneming 32-31
Rode lijst
Beschermingsregime
32-41
Soepeend
x
Soepgans
x
Sperwer
x
Spotvogel
x
x
Spreeuw
x
x
Staartmees
x
x
Tapuit
x
Tjiftjaf
x
x
Vogels
Torenvalk
x
x
Vogels
Tuinfluiter
x
x
Vogels
Turkse Tortel
x
x
Veldleeuwerik
x
x
Vink
x
x
Vogels
x
Vogels
Vogels Vogels Vogels
BE
Vuurgoudhaantje Waterhoen
Vogels GE
Vogels
Vogels GE
x
Vogels
Vogels
Wespendief
x
Vogels
Wilde Eend
x
Winterkoning
x
x
Vogels
Vogels
Witte Kwikstaart
x
x
Vogels
Zanglijster
x
x
Vogels
Zwarte Kraai
x
x
Vogels
Zwarte Mees
x
x
Vogels
Zomertortel
x
KW
Vogels
Zwarte Roodstaart
x
x
Vogels
Zwarte Specht
x
x
Vogels
Zwartkop
x
x
Vogels
m = mogelijk w = waarschijnlijk z = zeker
Bijlage 4. Amfibieën en reptielen in de uurhokken 32-31 en 32-41 in en rond het plangebied (website RAVON) Nederlandse naam
Rode
Waarneming
lijst
Beschermingsregime
32-31 32-41 199719972006 2006 2005 2005 Bastaardkikker
x
Bruine kikker
x
Gewone pad
x
Tabel 1 x
Tabel 1
x
Groenekikkercomplex
Tabel 1
x
Kamsalamander
x
Kleine watersalamander
x
Hazelworm
x
Levendbarende hagedis
x
Ringslang
x
Zandhagedis
x
(KW) KW
x
x
KW
x x x
Tabel 3 (bijlage IV) Tabel 1
x x
(Tabel 1 / Tabel 3 (bijlage IV))
Tabel 3 (bijlage 1) Tabel 2
x
KW
Tabel 3 (bijlage 1)
KW
Tabel 3 (bijlage IV)
Bijlage 5. Vlinders in de uurhokken 32-31 en 32-41in en rond het plangebied (waarnemingenverslag) Nederlandse naam
Waarneming
Rode
Beschermingsregime
lijst 32-31 32-41 1999- 2002-1999- 20022001 2006 2001 2006 Argusvlinder
x
x
x
x
Atalanta
x
x
x
x
Bont zandoogje
x
x
x
x
Boomblauwtje
x
x
x
x
Bruin blauwtje
x
KW
Bruin zandoogje
x
x
x
x
Citroenvlinder
x
x
x
x
Dagpauwoog
x
x
x
x
Distelvlinder
x
x
x
x
Eikenpage
x
x
x
x
Geelsprietdikkopje
x
x
x
x
Gehakkelde aurelia
x
x
x
x
Gele luzernevlinder
x
Groot dikkopje
x
x
x
x
Groot koolwitje
x
x
x
x
Heideblauwtje
x
x
Heivlinder
x
x
x
x
Hooibeestje
x
x
x
x
KW
Icarusblauwtje
x
x
x
x
Klein geaderd witje
x
x
x
x
Klein koolwitje
x
x
x
x
Kleine vos
x
x
x
x
Kleine vuurvlinder
x
x
x
x
Koevinkje Kommavlinder
x x
Koninginnenpage Landkaartje
x x
KW GE
x
x
x x
Rouwmantel Zwartsprietdikkopje
x
x x
Oranje zandoogje Oranjetipje
Tabel 3 (bijlage 1)
GE
x
x
x
x
x
x
VN
Tabel 3 (bijlage 1)
Bijlage 6. Libellen in de uurhokken 32-31 en 32-41 in en rond het plangebied (waarnemingenverslag) Nederlandse naam
Waarneming
Rode lijst
32-31 32-41 1999- 2002-1999- 20022001 2006 2001 2006 Azuurwaterjuffer
x
x
x
x
Blauwe glazenmaker
x
x
x
x
Bloedrode heidelibel
x
x
x
Bruine glazenmaker
x
x
x
x
Beschermingsregime
Nederlandse naam
Waarneming
Rode lijst
32-31 32-41 1999- 2002-1999- 20022001 2006 2001 2006 Bruine winterjuffer
x
BE
Bruinrode heidelibel
x
x
x
x
Geelvlekheidelibel
x
x
x
x x
Gewone oeverlibel
x
x
x
Gewone pantserjuffer
x
x
x
Grote keizerlibel
x
x
x
x
Grote roodoogjuffer
x
Houtpantserjuffer
x
x
x
x
Kleine roodoogjuffer
x
x
x
x
Lantaarntje
x
x
x
x
Noordse witsnuitlibel
x
Paardenbijter
x
x
x
Platbuik
x
x
x
Steenrode heidelibel
x
x
Glassnijder
x
Tangpantserjuffer
KW
x
x
Variabele waterjuffer
x
Venglazenmaker
x
Venwitsnuitlibel
x
Viervlek
x
Vroege glazenmaker
x
Vuurjuffer
KW x
x
x
x
x
x
x
Vuurlibel
x
x
x
Zwarte heidelibel
x
x
x
Zwervende heidelibel Zwervende pantserjuffer
KW
x
x x
Bijlage 7. Codes Rode lijst BE Bedreigd EB
Ernstig Bedreigd
GE
Gevoelig
KW
Kwetsbaar
OG
Onvoldoende Gegevens
NB
Niet Beschouwd, standaardlijstsoort
TNB
Thans Niet Bedreigd
UW
Uitgestorven (wereldschaal)
UWW
In het Wild uitgestorven (wereldschaal)
VN
Verdwenen uit Nederland
VN*
Verdwenen uit Nederland voor 1900
VNW
In het wild verdwenen (Nederland)
Beschermingsregime
Bijlage 8. Uitleg beschermingsregime Soorten in tabel 1 Dit betreft de soorten die in de AMvB 2004 ex artikel 75 van de Flora- en faunawet worden omschreven als ‘Algemene soorten’. Ze zijn in Nederland zo algemeen voorkomend dat wordt aangenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet negatief beïnvloeden. Voor deze ‘Algemene soorten’ geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Soorten in tabel 2 Dit betreft de soorten die in de AMvB 2004 ex artikel 75 van de Flora- en faunawet worden omschreven als ‘Overige soorten’. Voor deze ‘Overige soorten’ geldt, in het kader van de Flora- en faunawet, een vrijstelling mits wordt gewerkt volgens een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door de sector of de ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring (zie hierna). Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten ontheffing worden aangevraagd. Een ontheffing zal worden verleend als: -
er geen benutting of economisch gewin plaatsvindt;
zorgvuldig wordt gehandeld. Dit houdt in elk geval in dat de werkzaamheden geen wezenlijke invloed hebben op de soort. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Verder moet voorafgaand aan de werkzaamheden in redelijkheid alles worden verricht of gelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat dieren worden gedood of verwond en verblijfplaatsen worden beschadigd. Hierdoor ligt het voor de hand dat in ieder geval buiten het broedseizoen zal moeten worden gewerkt. Soorten in tabel 3 Dit betreft de soorten die worden genoemd in bijlage 1 van de AMvB 2004 ex artikel 75 van de Flora- en faunawet of in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Ontheffing voor deze soorten wordt alleen verleend onder strikte voorwaarden. Voor verstoring van deze soorten kan slechts ontheffing worden verleend als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan: -
als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
-
als er geen alternatief is voor de werkzaamheden; als sprake is van een specifiek in de wet of de AMvB genoemde omstandigheid, bijvoorbeeld de bedreiging van de volksgezondheid of de openbare veiligheid, bestendig gebruik en uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
Gedragscodes voor soortenbescherming Een gedragscode wordt noodzakelijk om van bepaalde vrijstellingen te kunnen gebruikmaken. De code moet door een sector of ondernemer worden opgesteld en worden goedgekeurd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Een gedragscode maakt op systematische wijze duidelijk hoe aan de voorwaarden van de vrijstelling kan worden voldaan. Belangrijke elementen hierbij zijn de begrippen ‘zorgvuldig handelen’ en ‘al het redelijke doen’ om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Daarbij moet: -
een inventarisatie worden verricht naar beschermde soorten in het plangebied (door een deskundige);
-
een plan van aanpak worden opgesteld voor het voorkomen van verstoring van de
-
beschermde soorten; tevens een plan van aanpak worden opgesteld om verblijfplaatsen die voor langere periode worden gebruikt, te beschermen;
-
bijzondere aandacht worden besteed aan soorten van de Rode lijst, bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de Vogelrichtlijn;
en tot slot:
-
mogen geen werkzaamheden worden uitgevoerd die in strijd zijn met de verbodsbepalingen in de voor soorten meest kwetsbare periode.
Vogels Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van een ruimtelijke inrichting geldt vrijstelling van de verboden als wordt gehandeld volgens een goedgekeurde gedragscode. Als er geen gedragscode is, moet worden nagegaan of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden. In dergelijk geval is het mogelijk ontheffing aan te vragen. Men kan ook buiten het broedseizoen werken of starten voor het broedseizoen en de werkzaamheden continu laten voortduren waardoor geen verbodsbepalingen worden overtreden. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt.
Colofon Rapport Mevrouw R.M. Veeneklaas De heer D. Venema BügelHajema Adviseurs Fotografie BügelHajema Adviseurs Projectleiding De heer drs. J.W. Bomhof BügelHajema Adviseurs Projectnummer 024.00.03.21.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Utrechtseweg 7 Postbus 2153 3800 CD Amersfoort T 033 465 65 45 F 033 461 14 11 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
Bijlage 3 Aanvullend vleermuizen onderzoek Bilthoven Centrum Versie: 31 augustus 2010
A an vu l le n d v le e r mui z e no n de rz oe k Bi lt h ove n C e n t ru m 2 0 0 9 -2 0 1 0
A an vu l le n d v le e r mui z e no n de rz oe k Bi lt h ove n C e n t ru m 2 0 0 9 -2 0 1 0
Inhoud
Rapport
31 augustus 2010 Projectnummer 024.00.03.10.01
I n h o u d s o p g a v e
1
Aanleiding
5
2
Methode
7
3
Resultaten
9
4
Interpretatie en effecten
13
5
Conclusie
17
5.1
Conclusie per deelgebied
17
5.2
Mitigerende maatregelen
18
6
Bronnen
024.00.03.10.01
21
1
A a n l e i d i n g
Er bestaan plannen om het centrum van Bilthoven in de gemeente De Bilt te
herinrichten. De plannen het centrum van Bilthoven te vernieuwen, omvatten onder meer een opwaardering van het winkelcentrum De Kwinkelier en de realisatie van een doorsteek tussen de Julianalaan en de Nachtegaallaan. Tevens zijn er plannen om het verkeer via een tunnel onder het spoor door te leiden, vanaf de Spoorlaan richting de Soestdijkseweg-Noord. Er wordt gedacht aan een herinrichting van het huidige plein aan de Vinkenlaan en de Nachtegaallaan, waarbij een brinkachtige ruimte wordt gerealiseerd. Aan de noordzijde van het plein komt nieuwe bebouwing voor horeca en wonen. Naast de ontwikkeling van nieuwe bebouwing en het omleggen van wegen, zijn er plannen om het groene karakter en de doorlopende groene boomstructuren in het centrum van Bilthoven te versterken. Ten behoeve van de realisatie van deze plannen dienen enkele panden binnen het plangebied te worden gesloopt. In het vooronderzoek (Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven, 2009) is aangegeven dat de betreffende bebouwing moet worden onderzocht op het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen. Tevens dient te worden vastgesteld of de ontwikkelingen mogelijk negatieve effecten zullen hebben op aanwezige soorten. Alle vleermuissoorten zijn op basis van de Flora- en faunawet zwaar beschermd. Dit rapport beschrijft de resultaten en conclusies van het nader onderzoek naar vleermuizen.
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
5
2
M e t h o d e
Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van augustus 2009 tot en met sep-
tember 2010, conform het protocol voor vleermuisinventarisaties dat door het Netwerk Groene Bureaus is opgesteld1. De bebouwing in het plangebied is geïnspecteerd op de aanwezigheid van mogelijke invliegopeningen en sporen van vleermuizen (onder andere uitwerpselen). Daarnaast zijn inventarisaties uitgevoerd in de vorm van avond- en ochtendbezoeken. Tijdens deze veldbezoeken is gelet op (uit)vliegende, jagende en baltsende vleermuizen. Vleermuizen maken gebruik van echolocatie om zich in een gebied te oriënteren en voor het lokaliseren van prooien tijdens de jacht. Deze echolocatie vindt plaats door middel van ultrasone geluiden die de vleermuis produceert en zijn soortspecifiek. Met behulp van een ultrasounddetector (batdetector) kunnen deze geluiden voor mensen hoorbaar worden gemaakt. Bij het onderzoek is gebruikgemaakt van Petterson D240x ultrasounddetectoren. Met behulp van een Creative ZEN V en Edirol (recorder) zijn van de vleermuizengeluiden opnamen gemaakt, die later zijn geanalyseerd met het programma Bat Sound Pro 3.31b. De avondbezoeken vonden plaats in de periode van augustus 2009 tot en met september 2010. De navolgende tabel geeft de data weer van alle avondbezoeken en de daarbij behorende relevante gegevens. Voor alle bezoeken geldt dat ze plaatsvonden onder voor vleermuizen geschikte omstandigheden. Tabel 1. Overzicht van de duur en omstandigheden van de avondbezoeken Datum
Tijdsduur
Zonsonder-
Weer
/opgang 04-08-09
21:15-23:05
21:24
19-08-09
20:45-23:00
20:55
24-09-09
19:00-20:30
19:31
zwakke wind, half bewolkt matige
wind,
onbewolkt windstil, onbewolkt
04-06-10
21:30-23:00
21:53
matige wind, onbewolkt
02-07-10
03:20-05:30
05:24
Zwakke wind, licht bewolkt
15-09-10
19:45-21:45
19:55
Gemiddelde
Aantal
temperatuur
onderzoekers
20°C
8 personen
22°C
6 personen
15°C
1
doorsteek
16°C
4 personen
22°C
1 persoon
Zwaar bewolkt Vanaf 20:55 lichte regen
2 pers. Alleen
14°C
1 persoon Emmaplein
GaN, NGB en Zoogdiervereniging, 2009 Vleermuisprotocol versie 2 april 2009, Gegevensautoriteit Natuur, Netwerk Groene Bureaus en Zoogdiervereniging, www. gegevensautoriteitnatuur.nl, Utrecht.
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
7
3
R e s u l t a t e n
Deelgebied 1 - De Kwinkelier
Tijdens de drie avondbezoeken zijn enkele individuen van gewone dwergvleermuis waargenomen. De vroegste waarneming van een vleermuis betrof meer dan 30 minuten na zonsondergang. Omdat gewone dwergvleermuis vrij kort na zonsondergang uitvliegt, kan worden aangenomen dat het onwaarschijnlijk is dat deze soort ten tijde van de veldbezoeken een verblijfplaats in het plangebied bewoonde. Tijdens het ochtend bezoek zijn geen individuen gewone dwergvleermuis waargenomen in het plangebied. Wel is toen een rosse vleermuis overvliegend waargenomen. Gedurende alle avonden zijn rondom De Kwinkelier vleermuizen waargenomen. De bomenrij langs de Sperwerlaan, het opgaande groen nabij de Koekoeklaan, de begroeiing langs de weg van de Spreeuwlaan en het Uilenpad en de bomen op de parkeerplaats aan de Spreeuwlaan en de Kramsvogellaan worden korte tijd door enkele individuen gewone dwergvleermuis gebruikt als foerageergebied. Deelgebied 2 - Doorsteek In dit deelgebied is gedurende alle avondbezoeken alleen gewone dwergvleermuis waargenomen. Tijdens het ochtendbezoek is ook een laatvlieger korte tijd jagend waargenomen. De eerste avond werd een exemplaar gewone dwergvleermuis twaalf minuten na zonsondergang aan de achterzijde van de panden 8 en 8a aan de Julianalaan waargenomen. Tijdens alle avondbezoeken en het ochtendbezoek is hier waarschijnlijk hetzelfde individu jagend waargenomen. In het najaar maakte dit individu tevens sociale geluiden. Op 24 september 2009 is een uitvliegende gewone dwergvleermuis waargenomen. Deze vleermuis vloog vanonder de zinken gevelafwerking aan de zuidelijke gevel van het bergingsgebouw (pand 10) uit. De spouwmuur waarin deze vleermuis vermoedelijk zijn verblijfplaats heeft, is via de onderzijde van deze zinken gevelafwerking bereikbaar. Dit exemplaar vloog van de achterzijde van het bergingsgebouw langs de oostzijde van het gebouw richting de Julianalaan. Op de foto (zie figuur 1) en de kaart (zie figuur 3) is de locatie van de verblijfplaats aangegeven. Deze gewone dwergvleermuis is vervolgens foeragerend waargenomen in de steeg aan de voorzijde tussen de panden 8 en 10 en in de achtertuin van pand 8. Om 20.02 uur is een tweede gewone dwergvleermuis waargenomen. Deze kwam van buiten het plangebied uit zuidoostelijke richting aanvliegen. Tot 20.10 uur zijn beide exemplaren waargenomen in de achtertuin van pand 8. Vanaf 20.06 uur zijn eveneens sociale geluiden van gewone dwergvleermuis gehoord. Om 20.10 uur heeft één exemplaar het plangebied verlaten. De sociale geluiden zijn vervolgens tot 20.14 uur gehoord. Er zijn
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
9
gedurende de avond geen andere vleermuissoorten in of nabij het plangebied waargenomen.
Figuur 1. Foto van achterzijde berging met locatie van aangetroffen uitwerpselen en verblijfplaats
Het betreft een solitair mannetje, dat een zomer- en paarverblijfplaats in pand nr. 10 aan de Julianalaan heeft. Tevens zijn enkele malen foeragerende exemplaren van gewone dwergvleermuis waargenomen rond de bomen op de parkeerplaats van de Nachtegaallaan/Vinkenlaan en de bomen aan de Nachtegaallaan. Het plangebied als geheel vormt echter slechts matig geschikt foerageergebied voor enkele individuen van gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Deelgebied 3 - Stationsplein-Zuid In dit deelgebied zijn vier soorten vleermuizen waargenomen, namelijk gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis. Tijdens het eerste avondbezoek is de eerste gewone dwergvleermuis enkele minuten na zonsondergang tussen de woningen en het kantoorgebouw (in deelgebied 5) waargenomen. Tijdens het veldbezoek van 4 juni 2010 vloog eveneens een exemplaar gewone dwergvleermuis vanuit het kantoorgebouw richting de Jan Steenlaan. Het is zeer aannemelijk dat een exemplaar gewone dwergvleermuis een verblijfplaats heeft in het kantoorgebouw, dat net buiten het plangebied staat. De bomenlaan aan de parkeerplaats achter het station werd gedurende de avonden gebruikt als jachtgebied, mogelijk door hetzelfde exemplaar. Nabij het Emmaplein zijn gedurende alle avonden één tot twee jagende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Tijdens het tweede avondbezoek werd een overvliegende laatvlieger waargenomen in de Spoorlaan. Tijdens het ochtendbezoek is een overvliegend exemplaar rosse vleermuis waargenomen. Daarnaast is tijdens dit ochtendbezoek in de kraamtijd (juni-juli) een invliegend exemplaar gewone dwergvleermuis waargenomen. Dit exemplaar vloog in een stootvoeg boven de deur van Emmaplein nr. 3 (zie figuur 2 en figuur 3).
10
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
Gedurende het avondbezoek van 15 september 2010 zijn geen uitvliegende exemplaren waargenomen. Om 20.36 uur is een gewone dwergvleermuis aan de achterzijde rond de daar aanwezige bomen ten noorden van het pand Emmaplein 7 waargenomen. Dit individu maakte tevens sociale geluiden, wat duidt op de aanwezigheid van een paarplaats of territorium in deze omgeving. Gedurende dit veldbezoek werd tevens een ruige dwergvleermuis voorbij vliegend waargenomen. Het plangebied is matig geschikt foerageergebied voor gewone dwergvleermuis. De laanstructuur van de Spoorlaan biedt een geschikte vliegroute voor vleermuizen, echter is tijdens de veldbezoeken geen vliegroute waargenomen.
Figuur 2. Foto van voorzijde Emmaplein nr. 3, met locatie van waargenomen verblijfplaats
Deelgebied 4 - Emmaplein/Vinkenplein Tijdens alle veldbezoeken is alleen gewone dwergvleermuis waargenomen. De eerste exemplaren zijn 20 minuten na zonsondergang waargenomen. Tijdens de eerste twee avondbezoeken betreft de eerste waarneming een foeragerend individu in de voortuin van de flat aan het begin van de Julianalaan. Ook zijn de eerste twee avonden overvliegende exemplaren waargenomen tussen de gebouwen Julianalaan nummer 39 en nummer 41 in de richting Vinkenlaan. In dit gebied zijn later op de avond jagende vleermuizen en sociale geluiden waargenomen. Mogelijk hebben een of twee individuen een verblijfplaats aan de achterzijde van deze gebouwen. Eveneens zijn jagende exemplaren waargenomen langs de Vinkenlaan. Het plangebied is matig geschikt foerageergebied voor enkele exemplaren gewone dwergvleermuis. Nabij de panden Julianalaan nummer 39 en nummer 41 is mogelijk een verblijfplaats van één of twee exemplaren aanwezig.
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
11
Figuur
3.
Overzichtkaart
van
de
deelgebieden
van
het
plangebied
Centrum
Bilthoven en verblijfplaatsen vleermuis (roze ster) (Bron: BDP.khandekar 2009)
12
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
I n t e r p r e t a t i e
4
e n
e f f e c t e n
In de uurhokken zijn waarnemingen bekend van zes vleermuissoorten, waaronder rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis. Volgens de Ecologiescan gemeente De Bilt zijn binnen de betreffende kilometerhokken winterverblijfplaatsen van baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis en watervleermuis bekend. Deze soorten verblijven in een bunker buiten het plangebied. Buiten de winterperiode verblijven deze soorten voornamelijk in boomholtes en achter loshangende schors. Rosse vleermuis verblijft het gehele jaar in boomholtes. In het plangebied zijn slechts twee bomen groot genoeg voor mogelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen. Het betreft de oude lindeboom tussen de Vinkenlaan en de Nachtegaallaan en een Amerikaanse eik op de hoek van de Julianalaan en de Vinkenlaan. Echter, gezien de standplaats van de bomen en de afwezigheid van de drie genoemde soorten tijdens de avondbezoeken, is het niet waarschijnlijk dat in deze bomen verblijfplaatsen aanwezig zijn. Tijdens het ochtendbezoek is tweemaal een overvliegend exemplaar rosse vleermuis waargenomen, maar niet nabij de geschikte bomen. Het is zeer aannemelijk dat deze exemplaren verblijfplaatsen hebben in bosrijkere gebieden, zoals Bilthoven-Noord en Houderinge. Tijdens de veldbezoeken zijn vier vleermuissoorten in het plangebied waar genomen, gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis. De waarnemingen van de laatste drie soorten duiden niet op een binding met het plangebied. Het betrof voornamelijk overvliegende of sporadisch foeragerende exemplaren. Gewone dwergvleermuis lijkt daadwerkelijk een binding te hebben met het plangebied. In het gehele plangebied betreft het echter een relatief klein aantal exemplaren. Doordat het plangebied grotendeels verhard en er relatief weinig opgaande begroeiing aanwezig is vormt het een matige geschikt foerageergebied voor gewone dwergvleermuis. Door de geringe hoeveelheid opgaande groenstructuren en waterpartijen binnen het plangebied zijn ook weinig insecten aanwezig en is het plangebied een kwalitatief laag foerageergebied. De omgeving van het plangebied is veel groener met dichte laanstructuren en tuinen met opgaand groen en vormt derhalve beter foerageergebied. Deelgebied 1 - De Kwinkelier Er zijn geen aanwijzingen dat ten tijde van de avondbezoeken in deelgebied 1 verblijfplaatsen van vleermuizen in gebruik waren. De eerste vleermuizen zijn relatief laat na zonsondergang waargenomen, waarmee het zeer aannemelijk is dat deze individuen elders buiten het plangebied een verblijfplaats bewonen. Delen van het deelgebied zijn korte perioden in de nacht in gebruik als
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
13
foerageergebied voor enkele exemplaren gewone dwergvleermuis. Het opgaande groen in dit deelgebied biedt echter onvoldoende insecten voor een volledige nachtmaaltijd voor één vleermuis. Deze individuen zullen later doorvliegen naar geschiktere jachtgebieden. Wanneer door de ontwikkelingen een deel van het bestaande opgaande groen zal worden verwijderd, kan de kwaliteit van het foerageergebied afnemen. Echter, in de omgeving zijn voldoende en meer geschikte jachtgebieden aanwezig waardoor de enkele exemplaren uitwijkmogelijkheden naar andere locaties hebben. De ontwikkeling zal dan ook niet conflicteren met de goede instandhouding van de soort. Er is geen vliegroute in dit deelgebied waargenomen. Deelgebied 2 - Doorsteek Er is één verblijfplaats van gewone dwergvleermuis in pand nr. 10 aan de Julianalaan vastgesteld. De waarneming van sociale geluiden (baltsgedrag) duidt erop dat in de berging van pand nummer 10 een zomer- en paarverblijfplaats is van één exemplaar gewone dwergvleermuis (solitair mannetje). Door middel van baltsgedrag proberen mannetjes gewone dwergvleermuizen in het najaar vrouwtjes de verblijfplaats in te lokken. Op enig ander moment kan de verblijfplaats dan ook door meerdere vleermuizen worden gebruikt. Een succesvol mannetje heeft soms wel vijf vrouwtjes in zijn verblijfplaats. Gezien de waarnemingen tijdens de veldbezoeken in juni-juli 2010, zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een kraamverblijfplaats in dit deelgebied. Indien sprake is van slopen van pand nr. 10, zal een zomer- en paarverblijfplaats worden vernietigd. Enkele exemplaren jagen rondom het opgaande groen in het deelgebied. Door de ontwikkeling zal mogelijk (tijdelijk) een klein onderdeel van het totale jachtgebied van deze individuen verloren gaan. Deelgebied 3 - Stationsplein-Zuid Er is één zomerverblijfplaats van een solitair mannetje gewone dwergvleermuis in pand nummer 3 aan de Emmaplein vastgesteld. Alle vrouwelijke vleermuizen zitten tijdens het kraamseizoen bij elkaar in een kolonie, ook wanneer zij geen jongen hebben. Aangezien er tijdens het paarseizoen nabij dit pand geen sociale geluiden zijn waargenomen, is het niet aannemelijk dat het ook een paarverblijfplaats betreft. Mogelijk heeft dit exemplaar elders in de omgeving een paarverblijfplaats. Door de beoogde sloopplannen zal deze (zomer)verblijfplaats worden vernietigd. Het opgaande groen rondom het pand is onderdeel van het jachtgebied van dit individu. Echter gezien de geringe waarnemingen, is het aannemelijk dat een groot deel van het jachtgebied buiten het plangebied ligt. De lijnstructuur van de bomen aan de noordzijde van het station is onderdeel van het jachtgebied van twee individuen van gewone dwergvleermuis. Deze individuen hebben mogelijk een verblijfplaats buiten het plangebied (in deelgebied 5). Mogelijk zal voor enkele exemplaren gewone dwergvleermuis het foerageergebied tijdelijk ongeschikt worden door het verwijderen van bomen en opgaand groen. Gezien de hoeveelheid geschikt jachtgebied in de omgeving
14
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
is dit voor vleermuizen niet onoverkomelijk. Er is geen vliegroute in dit deelgebied waargenomen. Deelgebied 4 - Emmaplein/Vinkenplein In deelgebied 4 zijn waarschijnlijk enkele verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aanwezig. Deze verblijfplaatsen liggen mogelijk aan de achterzijde van de bebouwing aan de Julianalaan. Indien de ontwikkelingen beogen om deze gebouwen te slopen of te verbouwen, dient nader onderzoek te worden gedaan naar het voorkomen van verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Aan het Emmaplein zijn geen verblijfplaatsen waargenomen en is bovendien matig geschikt foerageergebied. De plannen beogen om de laanstructuur te herstellen, waarbij de Soestdijkseweg-Zuid en de Soestdijkseweg-Noord één zullen vormen. Deze plannen bieden mogelijkheden voor geschikte vliegroutes voor vleermuissoorten. Er zijn echter geen vliegroutes in dit deelgebied waargenomen. Tabel 1. Overzicht van deelgebieden en geïnventariseerde gebiedsfuncties van vleermuissoorten. De Kwinke-
Zomerverblijf
Paarverblijf
Kraamverblijf
Jachtgebied
Vliegroute
geen
geen
geen
matig ge-
geen
lier De Doorsteek
schikt 1x gewone
1x
dwergvleermuis
dwergvleermuis
Stationsplein-
1x gewone
geen
Zuid
dwergvleermuis
Emmaplein /
geen
VInkenplein
gewone
geen
matig ge-
geen
schikt geen
matig ge-
geen
schikt geen
geen
matig ge-
geen
schikt
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
15
5
C o n c l u s i e
Alle gebiedsfuncties van vleermuizen, zoals opgenomen in het Vleermuisprotocol, zijn binnen het plangebied Bilthoven Centrum geïnventariseerd (zie tabel 1). Door de plannen zal één zomer- en paarverblijfplaats van een mannetje gewone dwergvleermuis en één zomerverblijfplaats van een mannetje gewone dwergvleermuis worden vernietigd. Tot slot zal het verwijderen van het opgaande groen binnen het plangebied een gering effect hebben op het foerageergebied van de waargenomen individuen.
5.1
Conclusie per deelgebied Deelgebied 1 - De Kwinkelier Gezien de afwezigheid van verblijfplaatsen en geschikt foerageergebied in dit deelgebied, zullen de ontwikkelingsplannen geen effect hebben op de instandhouding van vleermuissoorten. Er vinden naar verwachting geen verbodsovertreding in het kader van de Flora- en faunawet plaats. Deelgebied 2 - Doorsteek Gezien de aanwezigheid van één zomer- en paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis in het plangebied, zijn de beoogde sloopplannen gewijzigd. Teneinde de aangetroffen verblijfplaats niet te vernietigen en om de noodzaak tot een ontheffing te voorkomen, zal de berging van pand nummer 10 behouden blijven, en alleen pand nr. 8 worden gesloopt. Indien er in de toekomst plannen zijn om de berging alsnog te slopen, dan dient ruim voor aanvang van de werkzaamheden te worden begonnen met het treffen van mitigerende maatregelen voor het vernietigen van een zomer- en paarverblijfplaats van één exemplaar gewone dwergvleermuis (zie paragraaf 5.2). De sloopwerkzaamheden van pand 8 kunnen geluidsverstoring bij vleermuizen in de berging van pand 10 veroorzaken. Omdat deze verstoring van korte duur zal zijn (één dag) en omdat de panden niet met elkaar zijn verbonden, zullen de effecten evenwel gering zijn. Door het verwijderen van het opgaande groen aan de achterzijde van pand 8 zal een deel van het jachtgebied van één exemplaar gewone dwergvleermuis tijdelijk ongeschikt zijn. In de directe omgeving is voldoende groen aanwezig waarnaar kan worden uitgeweken. In de uiteindelijke doorsteek zal weer groen worden aangeplant. Deelgebied 3 - Stationsplein-Zuid Door de beoogde ontwikkelingsplannen zal één zomerverblijfplaats van een mannetje gewone dwergvleermuis worden vernietigd. Aangezien er tijdens het paarseizoen nabij dit pand geen sociale geluiden zijn waargenomen, is het niet
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
17
aannemelijk dat het ook een paarverblijfplaats betreft. Mogelijk heeft dit exemplaar elders in de omgeving een paarverblijfplaats. In de directe omgeving zijn meer dan voldoende panden aanwezig, waarin potentieel geschikte verblijfplaatsen aanwezig zijn, die als zomerverblijfplaats van een solitair mannetje van gewone dwergvleermuis kunnen fungeren. Van gewone dwergvleermuis is bekend dat ze regelmatig van verblijfplaats wisselen. De vernietiging van deze zomerverblijfplaats zal worden gemitigeerd en de sloop van het pand Emmaplein 3 zal plaatsvinden onder begeleiding van een vleermuisdeskundige. Voorafgaand (maximaal twee weken) aan de sloop, zal moeten worden onderzocht of vleermuizen de bebouwing op dat betreffende moment gebruiken. Dit moment zal worden afgestemd op voor vleermuizen geschikte weersomstandigheden (droog, weinig wind en temperaturen in de voornacht boven 8°C, overdag boven 10°C). Indien de bebouwing in gebruik is door vleermuizen, zal de sloop worden uitgesteld of zullen maatregelen worden getroffen om de verblijfplaats zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor de aanwezige vleermuizen om ze te stimuleren een andere locatie te zoeken. Dit kan onder meer worden bewerkstelligd door het gedeeltelijk openbreken van de verblijfplaats. De fasen zullen worden gemonitord door een ter zake kundige. Deze deskundige kan daarnaast zo nodig ingrijpen en onverhoopte slachtoffers opvangen. Deelgebied 4 - Emmaplein/Vinkenplein Gezien de afwezigheid van verblijfplaatsen en geschikt foerageergebied in dit deelgebied, zullen de ontwikkelingsplannen geen effect hebben op de instandhouding van vleermuissoorten. Er vindt geen verbodsovertreding in het kader van de Flora- en faunawet plaats. Met inachtneming van mitigerende maatregelen, zullen de ontwikkelingsplannen geen negatief effect hebben op de instandhouding van de populatie gewone dwergvleermuis in Bilthoven, waardoor er geen noodzaak bestaat tot een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet. Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen met het oog op de gewenste ontwikkelingen.
5.2
Mitigerende maatregelen VERBLIJFPLAATSEN
Het betreft hier maatregelen als het plaatsen van vleermuiskasten en/of het realiseren van verblijfplaatsen in nieuwbouw middels 'vleermuisvriendelijke' bouw, zoals een toegankelijke restruimte ((dubbele) spouw of ruimte onder het dak). Door het plaatsen van nestkasten en/of het gebruik van vleermuisdakpannen en -stenen kunnen extra zomerverblijfplaatsen worden gecreëerd. Een ervaren ecoloog zal bij het opstellen en uitvoeren van de mitigerende maatregelen worden betrokken.
18
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
Opgaand groen dat onderdeel is van het foerageergebied van één exemplaar
AANLEG GROEN
gewone dwergvleermuis zal tijdelijk verloren gaan. In de nabije omgeving van het plangebied is voldoende groen aanwezig waar dit exemplaar naar kan uitwijken. Als mitigerende maatregel dient het groen in de directe omgeving van het plangebied dan ook te worden behouden totdat nieuw opgaand groen in het plangebied is aangeplant. Door de aanleg van nieuw opgaand groen in het plangebied kan het foerageergebied worden hersteld en zelfs worden verbeterd.
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
19
6
B r o n n e n
-
Masterplan Centrum Bilthoven, januari 2009. In opdracht van gemeente De Bilt, BDP.khandekar, Benthuizen, Nederland 2009.
-
Hoogerwerf, G. Th. de Jong & M. Boonman, 2005. Ecologiescan Gemeente De Bilt. Natuurbalans-Limes Divergens BV, Nijmegen & Bureau Viridis, Culemborg.
-
Advies
Natuurwaarden
Bilthoven
Centrum.
Projectnummer
024.00.03.21.00 BügelHajema Adviseurs, 2009. -
Notitie Aanvullend Onderzoek Vleermuizen Julianalaan 8, Projectnummer: 024.00.03.10.01. BügelHajema Adviseurs, 2009.
024.00.03.10.01 - Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010 31 augustus 2010
21
Colofon Opdrachtgever Gemeente De Bilt Contactpersoon De heer F. van der Beek
Rapport Mevrouw drs. R.M. Veeneklaas BügelHajema Adviseurs Fotografie BügelHajema Adviseurs Projectleiding Mevrouw drs. H. Vegelin BügelHajema Adviseurs Projectnummer 024.00.03.10.01
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Vaart nz 48-50 Postbus 274 9400 AG Assen T 0592 316 206 F 0592 314 035 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
Bijlage 4 Berekening luchtkwaliteit dmv de NIBM tool Versie: 23 juli 2014
VAN MOORT & PARTNERS ARCHITECTEN BV
VMP
REMBRANDTWEG 665d POSTBUS 88 1180 AB AMSTELVEEN T 020 6435383 F 020 6438916 E
[email protected] W vanmoortarchitecten.nl
Datum Betreft Project
: 23 juli 2014 : Berekening luchtkwaliteit dmv de NIBM tool : Melchiorlaan te Bilthoven
Bij de onderstaande berekening wordt uitgegaan van een zogenoemd “worstcase scenario”, waarbij in de winkelruimten een supermarkt geplaatst wordt. Met de waarden van een supermarkt wordt de maximale luchtverontreiniging bereikt. Ook gaan we met de wegbreedte, de bomenfactor, het vrachtverkeer, het zichtjaar, de hoeveelheid verkeer, de binnenstedelijke situatie en met het wegtype uit van het ongunstigste geval. Gegeven: 6 woningen/ appartementen 2 winkelruimten: - 1 winkelruimte van 150 m2 - 1 winkelruimte van 300 m2 Totaal aan winkelruimte: 450 m2 Uitgangspunten: - In het worstcase scenario zijn er 6 voertuigbewegingen per woning per dag De berekening: 6 woningen Bij woningen wordt er in het worstcase scenario uitgegaan van 6 voertuigbewegingen per dag. Voor dit plan geldt dus: 6 x 6 = 36 voertuigbewegingen per dag.
2 winkels 1 winkel van 300 m2 en 1 winkel van 150 m2, totaal dus een winkeloppervlak van 450 m2. In dit worstcase scenario zijn de winkels berekend als supermarkten. Uit de kerngetallen van CROW publicatie 256 betekend dit dat er per werkdag 450 x 1,1 = 495 motorvoertuigbewegingen zijn die de supermarkt bezoeken. Bij de berekening in de NIBM tool gaan we uit van een weekdag, wat 90% van het werkdaggemiddelde is. Op een weekdag zijn er dus 495 x 0,9 = 445,5 = afgerond 446 voertuigbewegingen. Gemiddeld zijn er 0,3 vrachtauto’s per 100 VVO (verkoopvloeroppervlak) nodig. In dit geval zijn er dus 0,3 x 4,5 = 1,35 = afgerond 1,4%. Het totale aantal voertuigbewegingen is dus 36 (wonen) + 446 (winkels) = 482 voertuigbewegingen, waarvan 1,4% vrachtverkeer is. Na het invullen van deze gegevens in de NIBM-tool kunnen we concluderen dat de bijdrage van het extra verkeer Niet In Betekenende Mate is. In het worstcase scenario ligt het omslagpunt van NIBM naar IBM bij 1160 voertuigbewegingen per dag.
Samenvatting/ uitkomst NIBM berekening
Alle opdracht worden uitgevoerd volgens de Standaard voorwaarden 1997 vastgesteld door de Bond van Nederl. Architekten B.N.A. gedeponeerd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te A=dam onder nr. 230/1996
VAN MOORT & PARTNERS ARCHITECTEN BV
VMP
REMBRANDTWEG 665d POSTBUS 88 1180 AB AMSTELVEEN T 020 6435383 F 020 6438916 E
[email protected] W vanmoortarchitecten.nl
Alle gegevens van de NIBM berekening
Alle opdracht worden uitgevoerd volgens de Standaard voorwaarden 1997 vastgesteld door de Bond van Nederl. Architekten B.N.A. gedeponeerd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te A=dam onder nr. 230/1996