Ruimtelijke onderbouwing Groene Velden 157-159 te Lelystad
Ruimtelijke onderbouwing Groene Velden 157-159 te Lelystad
Opdrachtgever
: Stichting Woonzorg Flevoland Meentweg 12 8224 BP Lelystad
Projectnummer
: 20130284
Status rapport / versie nr.
: Definitief 04
Datum
: Januari 2014
Opgesteld door
: S. Spapens
Gecontroleerd door
: M.M.C Janssen
Voor akkoord
: S. Spapens
Paraaf :
Versie nr.
Datum
Omschrijving
Opgesteld door
Gecontroleerd door
D01
12-08-2013
Ruimtelijke onderbouwing
SSp
MJ
D02
07-10-2013
Ruimtelijke onderbouwing
SSp
MJ
D03
25-10-2013
Ruimtelijke onderbouwing
SSp
MJ
D04
17-01-2014
Ruimtelijke onderbouwing
SSp
MJ
Postbus 4156 4900 CD Oosterhout Hoevestein 20b 4903 SC Oosterhout
t.(0162) 456481 f.(0162) 435588
[email protected] www.ageladviseurs.nl
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
INHOUD
1
2
4
5
blz.
INLEIDING
3
1.1
Aanleiding
3
1.2
Ligging plangebied
3
1.3
Vigerend bestemmingsplan
4
1.4
Leeswijzer
5
PLANBESCHRIJVING
6
2.1
Huidige situatie
6
2.1.1
De Groene Velden
6
2.1.2
Het plangebied
7
2.2
3
20130284 januari 2014 blad 1
Toekomstige situatie
7
2.2.1
Beschrijving van het initiatief
7
2.2.2
Toetsing van het initiatief
8
2.2.3
Conclusie
9
BELEIDSKADER
10
3.1
Omgevingsplan Flevoland
10
3.2
Structuurplan Lelystad
11
3.3
Welstandsnota
11
OMGEVINGSASPECTEN
12
4.1
Bodem
12
4.2
Water
12
4.3
Natuur
12
4.3.1
Gebiedsbescherming
12
4.3.2
Soortenbescherming
13
4.4
Akoestiek
13
4.5
Externe veiligheid
13
4.6
Luchtkwaliteit
13
4.7
Hinderlijke bedrijvigheid
14
4.8
Archeologie en cultuurhistorie
14
4.9
Kabels en leidingen
15
UITVOERBAARHEID
16
5.1
Economische uitvoerbaarheid
16
5.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
16
© AGEL adviseurs 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorgaande toestemming van AGEL adviseurs, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
20130284 januari 2014 blad 2
BIJLAGEN
1 2
Informatieformulier bodem (ingevuld), inclusief uitdraai bodemrapportage van de provincie Flevoland. Waterparagraaf.
© AGEL adviseurs 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorgaande toestemming van AGEL adviseurs, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
1 1.1
20130284 januari 2014 blad 3
INLEIDING Aanleiding
Stichting Woonzorg Flevoland is voornemens om in De Groene Velden in Lelystad enkele zorgappartementen, in combinatie met een dagbestedingsvoorziening, te realiseren; het project ‘Vergeten Landleven’. Deze naam geeft de ambitie van de initiatiefnemers duidelijk weer; het creëren van een groen, open gebied, met behoud van de karakteristieke sfeer van de wijk. De voorzieningen zijn gericht op de huisvesting en verzorging van (jong en oud) dementerenden. In overleg met de gemeente Lelystad is een locatie aangewezen binnen de wijk ‘De Groene Velden’, waar deze voorziening gerealiseerd kan worden. De gemeente heeft per brief, d.d. 17 mei 2013 (kenmerk: U13-70819), laten weten in principe positief tegenover de ontwikkeling te staan. De ontwikkeling past binnen uitgangspunten voor ‘De Groene Velden’. Het vigerend bestemmingsplan staat deze ontwikkeling echter niet direct toe. In overleg tussen initiatiefnemer en gemeente is bepaald dat een omgevingsvergunningprocedure wordt opgestart voor het afwijken van het bestemmingsplan. Aangezien de regeling van artikel 2.7 Wabo, die verplicht dat een aanvraag ziet op alle onlosmakelijke activiteiten, is gewijzigd, is voortaan mogelijk om eerst voor deze activiteit apart een projectomgevingsvergunning aan te vragen (ook al is de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ (art. 2.1, lid 1, onder c Wabo) onlosmakelijk verbonden met andere activiteiten in de zin van artikel 2.1 Wabo). Hierdoor wordt het mogelijk om de benodigde vergunning ‘op te knippen’. Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt. Conform de huidige wetgeving is in het kader van de omgevingsvergunning voor het planologisch afwijken van het bestemmingsplan ‘een goede ruimtelijke onderbouwing’ vereist. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing (planafwijkingsbesluit) is een verantwoording gegeven waaruit blijkt dat de ontwikkeling aanvaardbaar is op deze locatie. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als onderdeel van de omgevingsvergunningaanvraag ingediend.
Indien gewijzigde omstandigheden in de toekomst leiden tot een andere ruimtelijke invulling van het perceel dan zal hiervoor te zijner tijd een separate ruimtelijke procedure worden voorbereid. 1.2
Ligging plangebied
De ontwikkeling vindt plaats in De Groene Velden, ter plaatse van de nummers 157-159. Op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Lelystad, nummers F709, F710 en F711, bevinden zich in de huidige situatie twee woningen (twee-onder-één kap), een paardenstal en een kapschuur. De huidige twee-onder-één kap woningen worden verbouwd ten behoeve van de dagbesteding en op de achterzijde van het perceel worden 14 zorgeenheden gerealiseerd. De volgende afbeeldingen tonen de ligging van het plangebied.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
Ligging Groene Velden in Lelystad
1.3
20130284 januari 2014 blad 4
Groene Velden
Kadastrale situatie (plangebied in blauw)
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan ‘’De Groene Velden’. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 14 juni 2010. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan is deels vernietigd. De gemeenteraad is de verplichting opgelegd om voor de percelen F839 en F876 binnen 6 maanden een nieuw besluit te nemen. Hiertoe is door de gemeenteraad de partiële herziening ‘De Groene Velden, partiële hervaststelling artikel 5’ vastgesteld. Deze partiële herziening heeft geen invloed op de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied. Onderstaande afbeeldingen laten een uitsnede zien van beide bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan ‘De Groene Velden’ (plangebied met blauwe stip aangegeven)
Partiële herziening (plangebied met blauwe stip aangegeven)
Voor het plangebied geldt derhalve uitsluitend het bestemmingsplan ‘De Groene Velden’. Het plangebied heeft daarin de bestemming ‘De Groene Velden’ gekregen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend ‘agrarische en/of semi-agrarische bedrijven en/of activiteiten’ en ‘bed&breakfast activiteiten’ toegestaan. Ter plaatse van enkele specifieke aanduidingen zijn ook andere functies, zoals een zorgboerderij en een kinderdagverblijf toegestaan. Op het perceel Groene Velden 157-159 is een dergelijke aanduiding niet opgenomen.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
20130284 januari 2014 blad 5
Daarnaast mag het aangegeven bebouwingspercentage en de goot- en bouwhoogte niet worden overschreden. Voor het perceel gelden de volgende eisen: Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Maximaal bebouwingspercentage
Eis 6 meter 10 meter 10% van het bouwperceel
Het initiatief van Stichting Woonzorg Flevoland past niet binnen de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Aangezien elders in de wijk zorgfuncties zijn toegestaan wordt deze ontwikkeling passend geacht. De onderbouwing van het beoogde initiatief is nader beschreven in deze ruimtelijke onderbouwing. 1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze ruimtelijke onderbouwing wordt de huidige situatie beschreven en wordt ingegaan op de inpasbaarheid van het initiatief. De relevante beleidskaders worden beschreven in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de diverse omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt tot slot aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van de plannen.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
2
20130284 januari 2014 blad 6
PLANBESCHRIJVING
De ruimtelijke structuur van Lelystad is aan de hand van de zogeheten "wijkgedachte" opgezet. Dit betekent dat Lelystad uit min of meer zelfstandig functionerende gebieden bestaat: ook wel eilanden genoemd. Elk gebied bestaat uit ongeveer 1.000 tot 2.700 inwoners en heeft tot op zekere hoogte een eigen voorzieningenniveau. 2.1
2.1.1
Huidige situatie
De Groene Velden
Het plangebied behoort tot het eiland ‘De Groene Velden’, een ruim opgezette woonwerkbuurt van 56 hectare. De Groene Velden is destijds opgezet en ontwikkeld als een gebied voor kleinschalige bedrijven in de agrarische en semi-agrarische sector, als overgang tussen het stedelijke gebied in het zuiden en het grootschalige biologische akkerbouwgebied in het noorden. Daarbij werden de volgende doelstellingen nagestreefd: Het aanbieden van een goede locatie voor kleinschalige agrarische en semi-agrarische bedrijven waarvoor noch in de stad, noch in het buitengebied plaats is. In die zin is De Groene Velden in functionele zin een overgang tussen stad en platteland. De Groene Velden vormt ook in ruimtelijk opzicht een overgang tussen stad en platteland. De bebouwing staat, ten opzichte van de stad, op overwegend zeer ruime kavels. De bebouwingsdichtheid is laag en er zijn zichtlijnen naar het platteland. Bij de ontwikkeling van het gebied zijn de gronden overwegend uitgegeven in kavels van 5000 m 2 of meer om te voorkomen dat het open, agrarische karakter van het gebied verloren gaat en er stedelijk gebied zou ontstaan, vergelijkbaar met de nabij gelegen wijk Jagersveld. Voorbeelden van kleinschalige agrarische en semi-agrarische bedrijven in De Groene Velden zijn paardenhouderijen en -fokkerijen, een wijngaard en een groenvoorzieningenbedrijf. De wijk heeft een groen aanblik, mede door het agrarische karakter van het gebied en het lage bebouwingspercentage. In ‘De Groene Velden’ komen geen dagelijkse voorzieningen voor zoals een kerk, supermarkten en postkantoor. De weinige voorzieningen in De Groene Velden zijn gebaseerd op de natuur en duurzame ecologie. In De Groene Velden bevinden zich wel een dierenopvang, kinderopvang en dagbestedingscentra voor volwassenen en kinderen (via TriAde).
Impressies van De Groene Velden
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
2.1.2
20130284 januari 2014 blad 7
Het plangebied
Het plangebied bevindt zich centraal in de wijk. Zoals in hoofdstuk 1 te zien is, bestaat het plangebied uit 3 kadastrale percelen. De twee-onder-een kap woningen staan elke op een apart kadastraal perceel. Beide percelen tezamen zijn circa 460 m2. Het overig deel van het erf is eveneens een apart kadastraal perceel met een oppervlakte van circa 9.040 m 2. Binnen het plangebied bevinden zich twee woningen en enkele bijgebouwen, waaronder een kapschuur en een paardenstal. De gronden zijn in gebruik als rijbak, tuin en weiland. Aan de noord- en oostzijde wordt het perceel begrensd door een brede groene zoom. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het plangebied.
Luchtfoto met perceelsbegrenzing
2.2
2.2.1
Foto aanwezig bijgebouw
Foto bestaande woningen Groene Velden 157-159
Toekomstige situatie
Beschrijving van het initiatief
Stichting Woonzorg Flevoland is voornemens om in de bestaande woningen een dagbestedingsvoorziening te realiseren. Achter deze bestaande woningen wordt een nieuw gebouw gerealiseerd die plaats biedt aan 14 zorgeenheden. De volgende afbeeldingen geven een impressie van het nieuw te ontwikkelen gebouw. De bestaande woningen worden uitsluitend intern verbouwd.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
Vorige pagina: Links: Rechts:
20130284 januari 2014 blad 8
3D impressie Impressie plattegronden 14 zorgeenheden Impressie positionering op het perceel
Het nieuwe gebouw heeft een goothoogte van ruim 3 meter en een bouwhoogte van ruim 6 meter. Op het bouwperceel (F711, 9.040 m2), waarop de 14 zorgeenheden worden gerealiseerd, staan in verschillende bouwwerken, te weten: Nieuwbouw zorgeenheden: circa 735 m2 Paardenstal: circa 144 m2 Kapschuur: circa 60 m2 Het bebouwingspercentage op het betreffende perceel bedraagt in de toekomstige situatie 10,38% (939 m2/9.040 m2) en overschrijdt hiermee minimaal de bouwregels uit het geldende bestemmingsplan. Deze minimale overschrijding is ruimtelijk en stedenbouwkundig acceptabel, onder andere omdat het bebouwingspercentage op het totale perceel (3 kadastrale percelen tezamen) onder de 10% blijft. Bovendien kan in de voorgestelde opzet de paardenstal behouden blijven. Het behoud van deze agrarische functie draagt bij aan het karakter van de wijk. Het wordt dan ook wenselijk geacht om de bestaande bebouwing te behouden. Daarnaast draagt het houden van dieren ook bij aan het welzijn van de cliënten. Het project heet ‘Vergeten Landleven’. Deze naam geeft de ambitie van de initiatiefnemers duidelijk weer; het creëren van een groen, open gebied, met behoud van de karakteristieke sfeer van de wijk.
2.2.2
Toetsing van het initiatief
In functioneel opzicht wijkt het initiatief enigszins af van de oorspronkelijke gedachte voor De Groene Velden; namelijk het creëren van een woonwerklocatie met een (semi)agrarische functie. In de praktijk worden ook de bewoners van De Groene Velden ouder en neemt de zorgbehoefte toe. Het initiatief van Stichting Woonzorg Flevoland biedt juist de groep (jong en oud) dementerende mensen de kans om te blijven wonen in deze groene omgeving. Het project draagt, door het behouden van de ‘paardenwei’ (inclusief paardenstal) en de groene inrichting, bovendien bij aan het versterken van het ‘landleven-gevoel’.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
20130284 januari 2014 blad 9
Daarnaast zijn meerdere zorgfuncties gevestigd in de wijk. Zo zijn een zorgboerderij en een logeerhuis reeds aanwezig. Deze zorgfuncties passen goed in het gemengde karakter van het gebied. De toevoeging van een nieuwe zorgfunctie, met een duidelijk landelijk karakter, past derhalve uitstekend in dit gemengde beeld. En ook in ruimtelijk opzicht is de ontwikkeling inpasbaar binnen de wijk. De voorheen afzonderlijke percelen worden nu gezamenlijk in gebruik genomen door Stichting Woonzorg Flevoland. Hierdoor ontstaat een perceel van circa 9.500 m2, die kadastraal is onder verdeeld in 3 afzonderlijke percelen, waarvan de ontwikkelingen plaatsvinden op het grootste perceel (circa 9.040 m2). Aangezien het bebouwingspercentage circa 10% bedraagt en de goot- en bouwhoogte lager zijn dan in het geldend bestemmingsplan is toegestaan, sluit de ontwikkeling aan bij het karakter van de wijk. Het open en agrarische karakter van het gebied blijft derhalve ook na realisatie gehandhaafd. Het herinrichten van het terrein zal leiden tot een kwaliteitsverbetering die de uitstraling van de wijk ten goede komt. Door het toevoegen van beplanting aan de straatzijde blijft het groene karakter behouden. Ook het parkeren wordt ingepast, overeenkomstig het karakter van het gebied. Het is de intentie om de huidige parkeergelegenheid te handhaven. De parkeerbehoefte is immers niet groot. Op elk moment van de dag zullen er maximaal 3 medewerkers aanwezig zijn en bezoek is beperkt. De huidige parkeervoorziening op eigen terrein is derhalve van voldoende omvang om aan de vraag te kunnen voldoen.
2.2.3
Conclusie
Het toevoegen van een zorgfunctie past goed binnen het gemengde en groene karakter van De Groene Velden. Daarnaast wordt het open en agrarische karakter zoveel mogelijk behouden door het beperkte bouwvolume en het behoud van de ‘paardenwei’.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
3
20130284 januari 2014 blad 10
BELEIDSKADER
In dit hoofdstuk worden de relevante beleidskaders beschreven. Het rijksbeleid is buiten beschouwing gelaten, aangezien dit beleid geen uitspraken doet over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. 3.1
Omgevingsplan Flevoland
Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Door de vier plannen in één integraal plan samen te voegen, zijn de hoofdlijnen van het beleid van de provincie Flevoland compact en is de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen het best gewaarborgd. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. De provincie stelt als voorwaarden voor een evenwichtige groei: het behoud en het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving, het milieu, het water, de natuur en het landschap. Onderdeel hiervan is dat bij stedelijke uitbreiding moet worden aangesloten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund. Nieuwe bebouwing is in principe uitsluitend toegestaan binnen de stedelijke gebieden. Het plangebied valt binnen het stedelijk gebied, waardoor transformatie/uitbreiding is toegestaan. Nevenstaande kaart toont een uitsnede van de kaart die onderdeel is van het omgevingsplan. De provincie Flevoland heeft haar woonbeleid uitgewerkt in de Woonvisie Flevoland. Ook in het omgevingsplan wordt hier aandacht aan besteed. Enkele kernpunten uit de Woonvisie zijn: het inlopen van de tekorten aan woonzorgvormen voor mensen met een beperking, ouderen en andere zorgbehoevenden. Voor deze woonzorgvormen is de nabijheid van verschillende voorzieningen gewenst; differentiatie van woonmilieus; het mengen van wonen, voorzieningen en werken. De provincie wil dat alle inwoners kunnen participeren in de samenleving en dat ze meer betrokken zijn bij elkaar én bij de Flevolandse en Nederlandse samenleving. De gemeenten zijn echter primair verantwoordelijk voor het welzijnsbeleid. De voorgenomen ontwikkeling, de realisatie van een dagbestedingsvoorziening en 14 zorgeenheden voor jong dementerenden sluit naadloos aan bij dit streven van de provincie Flevoland.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
3.2
20130284 januari 2014 blad 11
Structuurplan Lelystad
In het voorjaar van 2005 heeft de gemeenteraad het ‘Structuurplan Lelystad 2015’ vastgesteld. Het Structuurplan heeft een looptijd van 25 jaar, waarbij gedurende de periode tot 2015 hoofdzakelijk uitvoering zal worden gegeven aan het vastgestelde beleid. Er is dus voldoende tijd om met de betrokken overheden overleg te voeren over de haalbaarheid van de door Lelystad gewenste ontwikkelingen. De
hoofdlijnen van het Structuurplan zijn als volgt samen te vatten: geen omvangrijke groei; kwaliteit staat voorop; handhaving van de kernkwaliteiten groen, water, rust en ruimte; vernieuwing van de wijken: de "wooneilanden"; aanbieden van concurrerende bedrijventerreinen en kantorenlocaties; ontwikkeling van dynamische knooppunten: het Stadshart, de Kust, Larserpoort/Vliegveld (de Larserknoop) en Flevokust; accenten op en ontwikkeling van Groene Stad / Blauwe Stad.
Met betrekking tot het thema ‘wonen’ wordt concreet het volgende gezegd:
‘De hoofdopgave is het ontwikkelen van een veelzijdige woonplaats voor een gedifferentieerd samengestelde bevolking. Het Structuurplan voorziet hierin door transformatie (herstructurering) van de wooneilanden, wat zich uit in het creëren van variatie in woonmilieus, waardoor wooneilanden met ieder hun eigen identiteit ontstaan. Bij het creëren van variatie in woonmilieus moet gedacht worden aan variatie in woningtypes, inrichting van de openbare ruimte en de sociale aspecten. De kwaliteit en diversiteit van het voorzieningenniveau zijn hierbij ook mede bepalend voor het woonmilieu. Het gaat hierbij zowel om commerciële voorzieningen als om sociale en culturele voorzieningen die de identiteit van een wooneiland bepalen.’ Daarnaast gaat in het Structuurplan ook speciale aandacht uit naar ouderen en jongeren. In de transformatieopgave van de eilanden en de knooppuntontwikkeling wordt rekening gehouden met de situering en type woningen en voorzieningen voor deze specifieke doelgroepen. Voor elk ‘wooneiland’ is een ontwikkelingsrichting opgesteld. De Groene velden behoort tot wooneiland 6 ‘De Oorsprong (Zuiderzeewijk, Langezand, Jagersveld, Groene Velden, Kofschip)’. Concrete ontwikkelingen worden in de Groene Velden niet voorzien. Wel is duidelijk aangegeven dat er sprake is van een gecombineerd woon- en werkmilieu.
3.3
Welstandsnota
In 2007 heeft de gemeente Lelystad het beleid ten aanzien van welstand in de Welstandsnota Lelystad opgenomen. De welstandscriteria die hierin zijn opgenomen zijn “gebiedsgericht”. Dat wil zeggen dat zij zijn gebaseerd op de kwaliteiten die per gebied voorkomen. Sommige gebieden verdragen meer vrijheid dan anderen. Voor enkele delen van Lelystad gelden geen welstandscriteria, waaronder De Groene Velden.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
4
20130284 januari 2014 blad 12
OMGEVINGSASPECTEN
In dit hoofdstuk zijn de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten behandeld. 4.1
Bodem
Voor elke functiewijziging, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een scan te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. In voorliggend geval is in het kader van het geldende bestemmingsplan reeds een historisch bodemonderzoek verricht. Er zijn, op basis van de onderzochte gegevens geen belemmeringen geconstateerd voor de bestemmingswijziging. Aangezien het gebruik in de tussentijd niet is gewijzigd wordt het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Wel is een uitdraai van de bodemrapportage van de provincie Flevoland bijgevoegd (zie bijlage 1). Ook hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling. 4.2
Water
Vanwege het toenemende belang van water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid verwacht bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Voorliggend initiatief vindt plaats in het beheersgebied van het waterschap Zuiderzeeland. De beoogde ontwikkeling is aan het Waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Aangezien de toename van het verhard oppervlak beperkt is kan worden volstaan met de ‘normale’ procedure voor de watertoets. De noodzakelijke waterparagraaf is opgenomen in de bijlage 2. 4.3
Natuur
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. Voor de planlocatie is een quickscan verricht naar voorkomende beschermde natuurgebieden en flora en fauna.
4.3.1
Gebiedsbescherming
Nevenstaande uitsnede toont de beschermde gebieden in de omgeving van het plangebied. De Ecologische Hoofdstructuur is aangeduid in het groen en het Natura 2000 gebied ‘IJsselmeer’ is aangeduid in het blauw. De afbeelding laat zien dat beschermde gebieden zich niet bevinden op korte afstand van het plangebied. Bovendien vindt de ontwikkeling plaats binnen het stedelijk gebied en worden geen milieubelastende activiteiten ontplooid. Negatieve en significante effecten op deze gebieden zijn derhalve niet te verwachten. Nader onderzoek naar de effecten van de voorgestane ontwikkeling op Natura 2000 gebieden is derhalve niet noodzakelijk.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
4.3.2
20130284 januari 2014 blad 13
Soortenbescherming
Het plangebied is in de huidige situatie reeds in gebruik als tuin, rijbak en weiland. In het plangebied komt geen beschermde flora en fauna voor die bedreigd wordt ten gevolge van de voorgestane ontwikkeling. Nader onderzoek naar voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. 4.4
Akoestiek
In het kader van het geldende bestemmingsplan is reeds een akoestische onderbouwing opgesteld naar de geluidssituatie in de Groene Velden. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied de voorkeursgrenswaarden voor zowel wegverkeerslawaai als railverkeerslawaai niet worden overschreden. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de berekende akoestische waarden ter plaatse. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. 4.5
Externe veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpgtankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) dienen afstanden in acht te worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Uit een inventarisatie van de nationale risicokaart (zie uitsnede) is gebleken dat het initiatief niet gelegen is in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, van transportroutes en van leidingen. Een nader onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. 4.6
Luchtkwaliteit
Indien er sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient het aspect luchtkwaliteit te worden beschouwd. Hierbij dient te worden uitgegaan van de uitvoeringsregels van de Wet milieubeheer, te weten het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (besluit NIBM), de Regeling niet in betekende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007), de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 en het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
20130284 januari 2014 blad 14
Er hoeft geen toetsing aan de luchtkwaliteitseisen plaats te vinden indien sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM zijn categorieën van projecten aangewezen met getalsmatige grenzen voor de omvang van projecten. Onder andere de bouw van woningen valt hieronder. Het voorgestane initiatief, het realiseren van een dagbestedingsvoorziening en 14 zorgeenheden, is niet expliciet genoemd in de Regeling maar heeft een dusdanig lage verkeersaantrekkende werking dat het project niet in betekenende mate bijdraagt. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. 4.7
Hinderlijke bedrijvigheid
Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder die bedrijven veroorzaken kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009). In deze handreiking is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. In de VNG-handreiking worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk ‘rustige woonwijk’/’rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een ‘rustige woonwijk’. Voor woningen in een ‘gemengd gebied’ mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is alleen mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk. De Groene Velden is een wijk gericht op woon-werk combinaties. Derhalve is sprake van een gemengd gebied. Binnen de wijk komen, naast de woonfunctie, ook enkele zorgfuncties voor en enkele (semi)agrarische bedrijvigheid. De betreffende activiteiten zijn echter kleinschalig en worden ingedeeld in een relatief lage milieucategorie (milieucategorie 1 of 2). In een gemengd gebied moet, voor dergelijke activiteiten, een afstand aangehouden worden van 10 meter tot de gevels van gevoelige objecten zoals woningen. Aangezien het gebouw is gepositioneerd op een afstand van circa 30 meter ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens kan te allen tijde aan deze afstand worden voldaan. Omliggende bedrijvigheid vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. 4.8
Archeologie en cultuurhistorie
Gemeenten hebben op basis van de Monumentenwet en de Wet op de archeologische monumentenzorg de rol van bevoegd gezag. Dit betekent dat de zorg voor het bodemarchief niet langer vrijblijvend is, maar dat zij de verantwoordelijkheid moeten nemen voor de archeologische monumentenzorg. De gemeente Lelystad heeft hiertoe de notitie ‘Archeologische monumentenzorg in Lelystad’ vastgesteld. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
20130284 januari 2014 blad 15
De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen. Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De Maatregelenkaart is gebaseerd op de Archeologische beleidskaart uit het Provinciaal Omgevingsplan 2006. Hier is onder andere het Provinciaal kerngebied en aandachtsgebied opgenomen. Op de maatregelenkaart zijn het Provinciaal kerngebied en aandachtgebied opgenomen. Op de maatregelenkaart is deze informatie gecombineerd met de gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Aan de hand van de maatregelenkaart kan worden bepaald in welke gebieden het gemeentelijk beleid archeologische monumentenzorg van toepassing is. Voor het plangebied geldt, op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid, een lage verwachtingswaarde. Hierover staat concreet het volgende:
“De landschappelijke omstandigheden waren hier minder gunstig voor bewoning. Bovendien is het bodemprofiel in deze gebieden meestal aangetast door één of meer overstromingsfasen, waardoor de top van het pleistocene oppervlak is weggeslagen. De kans op het aantreffen van prehistorische vindplaatsen in laag. Er hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wel dient men er alert op te zijn dat tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten uit de prehistorie of delen van scheepswrakken gevonden kunnen worden. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient onmiddellijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682).” De gemeente Lelystad stelt daarnaast dat bij toevalsvondsten contact opgenomen moet worden met het Nieuwland Erfgoedcentrum (D. Velthuizen). 4.9
Kabels en leidingen
In, en in de omgeving van, het plangebied komen geen kabels en leidingen voor die een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden zal een KLIC-melding worden gedaan.
AGEL adviseurs Ruimtelijke onderbouwing Stichting Woonzorg Flevoland ‘Vergeten Landleven’
5 5.1
20130284 januari 2014 blad 16
UITVOERBAARHEID Economische uitvoerbaarheid
Wanneer sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening) dient hierbij conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis is echter niet van toepassing wanneer het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De gronden zijn in eigendom van de opdrachtgever. De voorbereidings- en uitvoeringskosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente Lelystad en de initiatiefnemer is bovendien een anterieure overeenkomst gesloten. Het plan is voor de gemeente Lelystad derhalve een kostenneutrale ontwikkeling. Het opstellen van een exploitatieplan kan hiermee achterwege blijven en de financiele uitvoerbaarheid is gewaarborgd. 5.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld ten behoeve van een afwijking van het bestemmingsplan, conform artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het ‘planafwijkingsbesluit’ doorloopt de uitgebreide procedure zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van de Wabo. Hiertoe zal het besluit worden verzonden naar de vooroverleginstanties. Daarnaast krijgen belanghebbenden, gedurende 6 weken, de mogelijkheid om hun zienswijzen naar voren te brengen. Na afloop van de procedure kan worden geconcludeerd dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is.
BIJLAGE 1 INFORMATIEFORMULIER BODEM
Notitie Contactpersoon Teun Nijenkamp Datum 13 oktober 2008 Kenmerk N010-4522917TNY-evp-V01-NL
Historisch bodemonderzoek 1.1
Aanleiding
De aanleiding voor het historische bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen wijziging van drie bestemmingsplannen. Het betreffen: • Bestemmingsplangebied 1 - Kustpark • •
Bestemmingsplangebied 2 - De Velden Bestemmingsplangebied 3 - Oostrandhout
1.2
Doel
Doel van het historisch onderzoek is om vast te stellen of de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige bestemming.
1.3
Methode
Voor het uitvoeren van het historisch bodemonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: • Bodem Informatie Systeem (BIS) van de gemeente Lelystad • www.bodemloket.nl • •
Recentelijk uitgevoerde bodemonderzoeken die nog niet in BIS zijn verwerkt Lijst met aanwezige bedrijven binnen het bestemmingsplangebied (aangeleverd door de gemeente Lelystad).
Het historisch bodemonderzoek is niet volledig conform NVN 5725 uitgevoerd. Reden dat voor deze verminderde onderzoeksinspanning is gekozen is dat er weinig tot geen veranderingen in het gebied plaats gaan plaatsvinden. Over de gekozen onderzoeksopzet heeft veelvuldig overleg plaats gevonden met mevrouw Rozema van de gemeente Lelystad.
2 Bestemmingsplangebied De Velden Het bestemmingsplangebied wordt begrensd door de Houtribweg in het noorden, de Zuigerplasdreef in het westen en de Binnenhavenweg (inclusief de ten zuiden hiervan gelegen bosschage) in het zuiden en de rand van industrieterrein Oostervaart aan de oostkant. Voor een precieze ligging wordt verwezen naar bijlage 1. 2.1.1
Huidig gebruik
Momenteel is de locatie in gebruik voor de functie’s wonen, landbouw, natuur en recreatie. Binnen het plangebied zijn een tweetal woonwijken gelegen het betreffen: Groenevelden en het Jagersveld. Het buitengebied heeft voornamelijk een agrarische bestemming.
Bodemonderzoek bestemmingsplan
1\2
Kenmerk N010-4522917TNY-evp-V01-NL
Enkele plekken zijn in gebruik voor natuur. Voor zover bekend zal het toekomstige gebruik niet worden veranderd. (Bron: www.maps.google.nl) 2.1.2
Bodem verontreiniging verdachte activiteiten
Op basis van de geraadpleegde informatie is een overzicht gemaakt van de voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten (bijlage 2). Tevens is een lijst opgesteld van de huidige op locatie aanwezige bedrijven die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt (bijlage 3). Onderstaand wordt een globaal overzicht weergegeven van de voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten binnen dit gebied. Voor een gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar de bijlagen 2 en 3. • Crematorium / begraafplaats • Rangeerterrein Nederlandse spoorwegen •
Stortplaats
Een aantal van deze activiteiten is inmiddels vervallen en gesaneerd. 2.1.3
Uitgevoerde bodemonderzoeken
Binnen het plangebied hebben diverse bodemonderzoeken plaats gevonden. Tijdens deze onderzoeken is een groot aantal van bovenstaande verdachte activiteiten onderzocht. Over het algemeen worden in grond en grondwater maximaal lichte verontreinigingen gemeten. Op enkele plekken worden sterke tot matige verontreinigingen gemeten. Ter plaatse van de voormalige stortplaats zijn zowel in grond als grondwater sterke verontreinigingen gemeten. Het verdient de voorkeur om deze verontreinigingen nader te onderzoeken en eventueel te saneren. Voor het overige terreindeel geldt dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor omvangrijke gevallen van ernstige bodemverontreiniging. 2.1.4
Asbest
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn geen aanwijzingen gevonden dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest. Wel is door de gemeente Lelystad aangegeven dat de woonwijk het Jagersveld, gezien de leeftijd (bouwjaar woningen circa 1980), verdacht is op het voorkomen van asbest. Dit geldt ook voor de voormalige volkstuincomplexen. 2.1.5
Conclusie
Op basis van de bekende gegevens zijn er voor bodem geen problemen bij de voorgenomen bestemmingsplan wijziging. Wel dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de voormalige stortplaats binnen het gebied.
2\2
Bodemonderzoek bestemmingsplan
Bijlage 1 Ligging bestemmingsplangebieden
Bijlage 2 Tabel samenvatting bodemonderzoeken
Deellocatie 2 Locatie
Type onderzoek
Kenmerk
Jaarta Verdachte activiteiten Activiteit l
van
tot
Voldoende onderzocht
Resultaten overig terrein Zintuiglijk bovengrond
Kans Grondw voorkomen ater op asbest
Conclusie
ondergrond
geen
<S
<S
>S
geen
Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Betreft voormalige stortplaats. In zowel grond als grondwater zijn diverse sterke verontreinigingen aangetroffen. Locatie is verdacht op het voorkomen van asbest.lichte Maximaal
Mercuriusweg 6
Verkennend onderzoek 76664
1997
Pluimveeslachterij
9999
9999
onbekend
Kwaliteit grond/ grondwater onbekend
Jupiterweg 12
Verkennend onderzoek 02-0459
2002
-
-
-
-
-
geen
>S
<S
<S
geen
Jupiterweg
Verkennend onderzoek Lls302.2
1997
-
-
-
-
-
geen
<S
n.g
>S
geen
Jupiterweg 10
Verkennend onderzoek 041207
2004
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
Bronsweg 14
Verkennend onderzoek 3520-52595
1996
-
-
-
-
-
geen
<S
n.g
>S
geen
Bronsweg
Oriënterend Onderzoek 17795-53162-2
1997
Voormalige stortplaats
1968
1980
nee
>I
stortmateria al slakken etc.
-
-
ja
Bronsweg 10
Verkennend onderzoek M95.042/PG
1995
-
-
-
-
-
geen
>S
n.g.
>S
geen
Bronsweg 18
Verkennend onderzoek Lls278,1
1996
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
Bronsweg 22
Verkennend onderzoek 62154
1998
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
Bronsweg 26
Verkennend onderzoek 01/203
2001
-
-
-
-
-
geen
>S
<S
<S
geen
Bronsweg 30 Bronsweg 29
Verkennend onderzoek 052104/AvA Verkennend onderzoek 61816
2005 1998
-
-
-
-
-
geen geen
<S <S
<S <S
<S >S
geen geen
Bronsweg 27
Verkennend onderzoek Lis289-1.001
1996
-
-
-
-
-
geeen
<S
<S
>S
geen
Bronsweg 33
Verkennend onderzoek 941060
1995
-
-
-
-
-
geen
<S
n.g.
>S
geen
Bronsweg 40
Verkennend onderzoek 04A0407
2004
-
-
-
-
-
geen
>S
<S
>S
geen
Bronsweg 41
Verkennend onderzoek Lls302,1
1997
-
-
-
-
-
geen
<S
n.g.
>S
geen
Bronsweg 41
Verkennend onderzoek 950295
1995
-
-
-
-
-
geen
<S
n.g.
>S
geen
Beginweg 35
Oriënterend Onderzoek 00301312
2000
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
Jagesrveld 6
Verkennend onderzoek FA-16448
2005
-
-
-
-
-
geen
>S
<S
<S
geen
Jagersveld 8
Verkennend onderzoek 60470
1995
-
-
-
-
-
geen
<S
n.g.
>S
geen
Jagesrveld 58
Verkennend onderzoek FA-15584
2004
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
<S
geen
Wildbaan 12
Verkennend onderzoek 60495
1995
-
-
-
-
-
geen
<S
>S
>S
geen
Jagersveld 28
Verkennend onderzoek 052037/DV
2005
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen
Locatie
De Groene Velde
Type onderzoek
Kenmerk
Verkennend onderzoek 4604-52855
Jaarta Verdachte activiteiten Activiteit l
van
tot
Voldoende onderzocht
1996
-
-
-
-
Kwaliteit grond/ grondwater -
Resultaten overig terrein Zintuiglijk bovengrond
Conclusie
ondergrond
Kans Grondw voorkomen ater op asbest
geen
<S
n.g.
>S
geen
Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen. In eerste Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen
De Groene Velde, kavel Verkennend onderzoek 6374 204 De Groene Velde 193/195 Verkennend onderzoek FA-15213
2002
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
<S
geen
2004
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
De Groene Velde 5
Verkennend onderzoek 65325
2004
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
<S
geen
De Groene Velde (t.o. 5 en 9) De Groene Velde 33
Verkennend onderzoek 65759
2004
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
Verkennend onderzoek 512046
2005
-
-
-
-
-
geen
<S
<S
>S
geen
2005 2005 2008 2005 2004 2006 2004
-
-
-
-
-
geen geen geen -
<S <S <S <S <S
<S <S <S <S <S
<S <S <S >S >S
geen geen geen -
Bronsweg 40
Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek
-
-
-
-
-
-
>S
<S
>S
-
Groene Velden 58-60 Groene Velden Groene Velden 114-116
Verkennend onderzoek 052066/A Verkennend onderzoek 06-M3493 Verkennend onderzoek 65953
2005 2006 2005
-
-
-
-
-
-
<S <S <S
<S <S <S
<S <S >S
-
Groene velden 193-195
Verkennend onderzoek FA-15213
2004
-
-
-
-
-
-
<S
<S
>S
-
Groene velden 33
Verkennend onderzoek FA-16524 Verkennend onderzoek 512046
2006 2005
-
-
-
-
-
-
<S
<S
>S
-
Groene Velden 46 Groene Velden 5
Verkennend onderzoek FA-15560 Verkennend onderzoek 65235
2004 2004
-
-
-
-
-
-
<S <S
<S >S
<S <S
-
Groene Velden 65a Groene Velden 85 Jagersveld 20 Jagersveld 58 Jagersveld 28
Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek Verkennend onderzoek
60700084 FA-15944 FA-17259 FA-15584 052037/D
2007 2005 2007 2004 2005
-
-
-
-
-
-
<S <S <S <S <S
<S <S <S <S <S
<S <S <S <S >S
-
Jagersveld 6 Jupiterweg 10
Verkennend onderzoek FA-16448 Verkennend onderzoek 041207
2005 2004
-
-
-
-
-
-
<S <S
<S <S
<S >S
-
Mercuriusweg
Verkennend onderzoek 02-M1150
2002
-
-
-
-
-
-
<S
<S
>S
-
Wildbaan 6
Verkennend onderzoek FA-17553
2007
-
-
-
-
-
-
>S
<S
>S
-
Bronsweg 10
Verkennend onderzoek NC70403
2007
-
-
-
-
-
-
>S
<S
>S
-
Bronsweg 17
Verkennend onderzoek NC70403
2007
-
-
-
-
-
-
>S
>S
>S
-
De Groene Velde (ong) De Groene Velde 85 Bronsweg 12 Bronsweg 30 Bronsweg 32
052066/AVA FA-15944 080128 052104/A 06-M3207 06-M3207 04A0407
Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Geen verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen
Locatie
Type onderzoek
Kenmerk
Jaarta Verdachte activiteiten Activiteit l
van
tot
Voldoende onderzocht
Resultaten overig terrein Zintuiglijk bovengrond
Conclusie
ondergrond
Kans Grondw voorkomen ater op asbest
-
<S
<S
>S
-
Maximaal lichte verontreinigingen Maximaal lichte verontreinigingen Geen verontreinigingen
Bronsweg 18
Verkennend onderzoek NC70403
2007
-
-
-
-
Kwaliteit grond/ grondwater -
Bronsweg 21
Verkennend onderzoek NC70403
2007
-
-
-
-
-
-
>S
>S
>S
-
Bronsweg 22
Verkennend onderzoek NC70403 Verkennend onderzoek NC70403 Verkennend onderzoek NC70403
2007 2007 2007
-
-
-
-
-
-
<S
<S
<S
-
-
-
-
-
-
-
<S
<S
>S
-
Bronsweg 45
Maximaal lichte verontreinigingen
Bijlage 3 Lijst van de voor bodemverontreiniging verdachte bedrijven
BIJLAGE 2 WATERPARAGRAAF
Waterparagraaf Groene Velden 157-159 te Lelystad
Waterparagraaf Groene Velden 157-159 te Lelystad
Opdrachtgever
: Stichting Woonzorg Flevoland Meentweg 12 8224 BP Lelystad
Projectnummer
: 20130284
Status rapport / versie nr.
: Definitief 04
Datum
: 25 oktober 2013
Opgesteld door
: ing. G. Spruijt
Gecontroleerd door
: ing. S. Spapens
Voor akkoord
: ing. S. Spapens
Paraaf :
Versie nr.
Datum
Omschrijving
Opgesteld door
Gecontroleerd door
D01
12-08-2013
Waterparagraaf Hoefkensstraat 7 te Made
GS
SSp
D02
01-10-2013
Opmerkingen gemeente Lelystad
GS
SSp
D03
25-10-2013
Wijziging plannen opdrachtgever
GS
SSp
D04
17-01-2014
Wijziging plannen opdrachtgever
SSp
SSp
Postbus 4156 4900 CD Oosterhout Hoevestein 20b 4903 SC Oosterhout
t.(0162) 456481 f.(0162) 435588
[email protected] www.ageladviseurs.nl
AGEL adviseurs Waterparagraaf Stichting Woonzorg Flevoland Groene Velden 157-159 te Lelystad
INHOUD
1
20130284 januari 2014, D04 blad 1
blz.
WATERPARAGRAAF
2
1.1
Aanleiding waterparagraaf
2
1.2
Huidige situatie
2
1.2.1
Algemeen
2
1.2.2
Riolering
2
1.2.3
Geohydrologie
2
1.2.4
Grondwater
3
1.3
Beleid
3
1.4
Toekomstige situatie
3
1.4.1
Regenwater (RWA)
3
1.4.2
Waterbezwaar
4
1.4.3
Advies behandeling regenwater (RWA)
4
1.4.4
Vuilwater (DWA)
4
1.5
Conclusie
5
BIJLAGEN
1 2
Digitale watertoets Oppervlakte bepaling
© AGEL adviseurs 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorgaande toestemming van AGEL adviseurs, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
AGEL adviseurs Waterparagraaf Stichting Woonzorg Flevoland Groene Velden 157-159 te Lelystad
1
20130284 januari 2014, D04 blad 2
WATERPARAGRAAF
1.1
Aanleiding waterparagraaf
Stichting Woonzorg Flevoland is voornemens om in De Groene Velden in Lelystad enkele zorgappartementen te realiseren. De voorzieningen zijn gericht op de huisvesting en verzorging van (jong en oud) dementerenden. Om deze ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken dient er een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. In het kader van deze procedure heeft AGEL Adviseurs in opdracht van Stichting Woonzorg Flevoland een watertoetsproces doorlopen. Het plangebied valt onder het beheerdistrict van waterschap Zuiderzeeland. Conform het beleid dient er voor ruimtelijke ontwikkelingen, zoals deze, in eerste instantie een digitale watertoets te worden doorlopen. De doorlopen digitale watertoets is bijgevoegd in bijlage 1 van deze rapportage, uit deze toetsing kwam naar voren dat de normale procedure doorlopen dient te worden. Het opstellen van een waterparagraaf wordt na telefonisch overleg, d.d. 09-08-2013 door het waterschap als voldoende geacht. In deze waterparagraaf wordt op beknopte wijze ingegaan op de (eventuele) invloeden welke de toekomstige ontwikkeling op de aanwezige waterhuishouding heeft, en middels welke maatregelen / voorzieningen deze invloeden kunnen worden geminimaliseerd. 1.2
Huidige situatie
1.2.1
Algemeen
1.2.2
Riolering
1.2.3
Geohydrologie
De ontwikkeling vindt plaats in De Groene Velden, ter plaatse van de nummers 157-159, binnen de bebouwde kom van Lelystad. Op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Lelystad nummers F709, F710 en F711, bevinden zich in de huidige situatie twee woningen (twee-onderéén kap). Daarnaast is er een paardenstal en een kapschuur aanwezig. Het totale perceeloppervlak bedraagt circa 9.500 m² (bestaande uit 3 afzonderlijke kadastrale percelen) en de maaiveldhoogte ca. 4,50 m -N.A.P. (bron: AHN). In de Groene Velden ter hoogte van het plangebied ligt in de berm een vrij verval DWA-stelsel welke afstroomt naar het zuidelijk gelegen rioolgemaal. De twee-onder-één kap woning loost zijn vuilwater op dit stelsel. Het regenwater wat in de huidige situatie op de daken en verharding valt stroomt oppervlakkig dan wel via een regenwaterafvoer af naar de afvoersloot aan de straatzijde van het plangebied. De afvoersloot aan de straatzijde van het plangebied is niet waterhoudend. Het (regen)water in de sloot wordt afgevoerd dan wel infiltreert er ter plaatsen. De dichtstbijzijnde waterhoudende watergang betreft de Wortmantocht ten noorden van het plangebied. Deze watergang heeft een doodlopende zijtak richting Jagersveld. Het plangebied valt onder het peilbesluit Lage Vaart peilvak-code LVA01. Het peilbesluit uit 2005 heeft een vast zomer- en winterpeil van 6,20 m – N.A.P. In het plangebied is een deklaag aanwezig bestaande uit kleiafzettingen van de Westland Formatie (zavel (klei en zand)). Deze varieert in dikte. Langs de Houtribdijk is de dikte circa 8 m. Naar het zuidoosten neemt de dikte af. Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerend pakket bestaande uit Formaties van Kreftenheye en Drenthe en de niet slibhoudende fijne zanden van de Formatie van Twente.
AGEL adviseurs Waterparagraaf Stichting Woonzorg Flevoland Groene Velden 157-159 te Lelystad
1.2.4
20130284 januari 2014, D04 blad 3
Grondwater
De stijghoogte van het eerste watervoerende pakket ligt op circa 4 tot 5 m –N.A.P.. Regionaal gezien is de diepere grondwaterstroming vanaf de Veluwe naar het noordwesten gericht. Op een subregionaal niveau treedt grondwaterstroming in de minder diepe bodemlagen op. Vanuit het IJsselmeer en de Randmeren zijgt water in. In de zone achter de dijk treedt er vervolgens water aan de oppervlakte. In grote gedeelten van Flevoland stroomt grondwater vanuit diepere pakketten naar het oppervlakten. In het plangebied treedt de kwel naar de watergangen, waar de waterstanden lager zijn (waterpeil 2,60 m –N.A.P.). In het plangebied is geen last van grondwateroverlast. 1.3
Beleid
Het waterschap Zuiderzeeland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit in het onderhavige gebied. De bestaande riolering in de omgeving van het plangebied is in beheer en eigendom van de gemeente Lelystad. De beleidsregels ten aanzien van voorwaarden voor planontwikkelingen van het Waterschap Zuiderzeeland zijn opgenomen in het ‘Waterkader’ d.d. 09 januari 2007. De beleidsregels die de gemeente Lelystad hanteert ten aanzien van water zijn opgenomen in het “Waterplan Lelystad” d.d. 08 januari 2004. Ten aanzien van riolering geldt het Verbreed gemeentelijke Rioleringsplan 2011 t/m 2015” d.d. 04 januari 2011. Voorgaande documenten gelden als uitgangspunt bij de verwerking van het regenwater. Kort samengevat is de perceeleigenaar verplicht om regenwater te verwerken op het eigen perceel. Het versneld afvoeren van regenwater is hierbij niet toegestaan. De terreineigenaar is zelf verantwoordelijk voor het verwerken van regenwater dat op het eigen terrein valt. Het kan noodzakelijk zijn om daartoe drainage te aan te brengen. 1.4
1.4.1
Toekomstige situatie
Regenwater (RWA)
Met de planontwikkeling zal de huidige twee-onder-één kap woning worden verbouwd ten behoeve van een dagbestedingsvoorziening en op de achterzijde van het perceel worden 14 zorgeenheden gerealiseerd. Ten gevolge van de toekomstige ontwikkeling vindt er een wijziging in de oppervlakteverdeling plaats. Onderstaand worden de nog te realiseren oppervlaktes weergegeven (zie tevens bijlage 1). Hierbij is er vanuit gegaan dat de bestaande inrit wordt gebruikt. Tabel 1: Oppervlakteverdeling huidige en toekomstige situatie. Oppervlaktes
Huidige situatie m²
Toekomstige situatie m²
Dakoppervlak
307
1042
Bestaande woningen Kapschuur Paardenstal 14 zorgeenheden
103 60 144 0
103 60 144 735
Extra verharding
Totaal
0
125
307
1167
Het blijkt dat het oppervlak aan verharding/bebouwing met circa 860 m² toeneemt.
AGEL adviseurs Waterparagraaf Stichting Woonzorg Flevoland Groene Velden 157-159 te Lelystad
1.4.2
Waterbezwaar
1.4.3
Advies behandeling regenwater (RWA)
20130284 januari 2014, D04 blad 4
Het verhard oppervlak neemt als gevolg van de ontwikkeling netto met 860 m² toe. Het plangebied ligt in een peilgebied waarbij 5,0 % van de netto toename in verharding als open water moet worden gecompenseerd. Bij de hantering van de bergingsnorm gaat het om het benodigde oppervlak openwater op de hoogte van het streefpeil. Bij afvoersloten zonder openwater dient de compensatie in bodemoppervlak plaats te vinden. Bij aanleg van natuurvriendelijke oevers geldt de volgende reductie op de bergingsnorm; 0,5% bij een talud van 1:4 en 1% bij een talud van 1:5 of flauwer. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak, of te wel het regen- en vuilwater gescheiden houden. Vanuit het waterschap Zuiderzeeland worden er aanvullende voorzieningen in het kader van berging van regenwater geëist. Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het eigen projectgebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is dient dichterbij het projectgebied compensatie gezocht te worden. Compensatie dient in ieder geval binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden. Het bodemoppervlak van de afvoersloot (deels openbaar terrein) aan de straatzijde dient met 43 m² (860 m² * 5%) te worden uitgebreid zonder het toepassen van flauwe oevers. Indien er oevers worden toegepast van 1:5 of flauwer mag er een reductie op de bergingsnorm van 1% plaats vinden, waardoor er wordt gekomen tot een slootbodem uitbreiding van 34,4 m². De afvoersloot heeft ter hoogte van het perceel aan de straatzijde een lengte van 99 meter. De zaksloot zal worden verbreedt zonder het toepassen van flauwe oevers, waardoor er 43 m² bodemoppervlak gerealiseerd zal moeten worden. Over een lengte van 99 m betekend dit dat de bodem verbreedt dient te worden met 0,43 m (43 m² / 99 m). De verbreding van de zaksloot zal aan de kant van het plangebied worden gerealiseerd. Op deze manier wordt er voldaan aan de verplichte compensatie en vindt de compensatie op eigen terrein plaats. Het regenwater in de zaksloot kan hier ter plaatse infiltreren of wordt verder afgevoerd. Voor het verbreden van de watergang dient er een watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap Zuiderzeeland. De compensatie dient eerder gerealiseerd te worden dan de uitvoering van de rest van de planontwikkeling (realisatie van verhard oppervlak). De reeds aanwezige ruimte voor berging mag in het bestaande watersysteem niet afnemen. Het nieuw te realiseren dakoppervlak en verharding binnen het plangebied mag na compensatie vrij afwateren op de afvoersloot aan de straatzijde van het plangebied. Bij de nieuwbouw is het van belang dat er gebruik wordt gemaakt van niet uitlogende materialen, zoals lood en zink.
1.4.4
Vuilwater (DWA)
De Leidraad Riolering geeft als maatgevende belasting voor een zorginstelling 15 liter per uur per cliënt. Met de voorgenomen planontwikkeling worden er 14 zorgeenheden gerealiseerd. Dit betekent dat er dus 14 x 15 liter = 210 liter/uur wordt “geproduceerd”, per dag (10 uur) komt dit uit op 2.100 liter. Het DWA-stelsel binnen het plangebied dient te worden aangesloten op het gemeentelijk vrij verval DWA-riool. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de bestaande huisaansluiting ø125 mm. Er wordt aangenomen dat de huisaansluiting een verhang heeft van minimaal 1:250. Dit is het minimale verhang voor een DWA-stelsel, conform de Leidraad Riolering.
AGEL adviseurs Waterparagraaf Stichting Woonzorg Flevoland Groene Velden 157-159 te Lelystad
20130284 januari 2014, D04 blad 5
Met een maximale vulling van 50% heeft de huisaansluiting een afvoercapaciteit van 12,60 m³/uur (tabel 2), op basis waarvan geconcludeerd wordt dat de huisaansluiting ruim voldoende capaciteit heeft. Door de planontwikkeling zal de vuilwaterproductie met 2100 liter/dag toenemen. Er mag worden aangenomen dat het DWA-gemaal voldoende capaciteit heeft voor deze zeer kleine toename in vuilwater. Tabel 1: Berekening debiet en stroomsnelheid. Gegevens buis
Waarde
Diameter Vulling Nat oppervlak (Av) Natte omtrek (Pv) Hydraulische straal (Rh)
Eenheid 0,125 50% 0,006 0,196 0,031
m Leidraad B2100 m² m m
Av/Pv
Berekening afvoer bij gegeven profiel, waterdiepte en helling (Formule van Chezy met C berekend uit km) Waarde Verhang (S) k-manning (km) Cchezy (Ch) Stroomsnelheid (Vo) Debiet (Chezy) (Q) Debiet (q) Debiet (Q)
1.5
0,004 90,909 51,021 0,570 0,004 3,500 12,600
Eenheid
Oorsprong
m1/3s-1 m0,5/s m/sec m³/sec l/sec m³/uur
km*Rh1/6 Q/A Ch*A*(Rh*S)^0,5 Q*1000
Conclusie
Voor de toename in verhard oppervlak dient de slootbodem aan de straatzijde te worden uitgebreid met 43 m². De bodem van de zaksloot zal worden verbreed met 0,43 m aan de kant van het plangebied, zonder het toepassen van flauwe oevers. De compensatie dient eerder gerealiseerd te worden dan de uitvoering van de rest van de planontwikkeling. Bij de nieuwbouw is het van belang dat er gebruik wordt gemaakt van niet uitlogende materialen. Het vuilwater van het plangebied zal doormiddel van de bestaande huisaansluiting op het gemeentelijk DWA-stelsel in de Groene Velden worden aangesloten. Bij de verdere planuitwerking, vloerpeilbepaling, zal moeten worden gekeken of er eventueel drainage toegepast dient te worden.
BIJLAGE 1 DIGITALE WATERTOETS
datum 12-8-2013 dossiercode 20130812-37-7421
Geachte heer/mevrouw Gijs Spruijt, U heeft een watertoets uitgevoerd op de website www.dewatertoets.nl. Op basis van deze toets volgt u de normale procedure. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met Waterschap Zuiderzeeland. Hierbij ontvangt u alvast de uitgangspuntennotitie voor de normale procedure van de watertoets die automatisch is gegenereerd op basis van de antwoorden op vragen en het ingetekende plangebied. Deze uitgangspuntennotitie bevat de voor uw plan relevante waterhuishoudkundige streefbeelden, strategieen en randvoorwaarden van Waterschap Zuiderzeeland. Deze uitgangspuntennotitie kunt u gebruiken bij het ruimtelijk laten meewegen van het waterbelang en bij het opstellen van de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing van uw bestemmingsplan. LET OP! Met de digitale watertoets heeft u Waterschap Zuiderzeeland op de hoogte gebracht van uw bestemmingsplan, hiermee doet u nog geen aanvraag voor een wateradvies. U volgt vanaf nu de normale procedure, dus vragen wij u als vervolgstap contact op te nemen voor vooroverleg via het e-mailadres
[email protected]. Deze uitgangspuntennotitie dient als goede basis voor het overleg. _________________________________________________________________________ 1. Inleiding Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan. De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterbelang, de korte procedure en de normale procedure. Welke procedure gevolgd moet worden hangt af van de implicaties van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De procedure geen waterbelang en de korte procedure zijn bedoeld voor ruimtelijke plannen met beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Bij deze twee procedures kan de watertoets volledig digitaal doorlopen worden. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. In dit geval is actieve betrokkenheid van Waterschap Zuiderzeeland nodig. De relevante randvoorwaarden voor het plan zijn gerangschikt onder zeven streefbeelden ingedeeld op basis van de drie waterthema's 'Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water'. Van streefbeeld naar randvoorwaarde vindt u het uitgangspunt, dat het vertrekpunt vormt bij de verwezenlijking van het streefbeeld. U krijgt op deze manier een goed overzicht van de randvoorwaarden en kan eveneens herleiden waarop deze gebaseerd zijn. Deze notitie dient als goed uitgangspunt voor gesprek/vooroverleg.
2.1. Thema veiligheid 2.1.1. Veiligheid - primaire waterkeringen op orde Streefbeeld Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze
bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. 2.1.2 Veiligheid Regionale waterkeringen op orde Streefbeeld Regionale keringen kunnen zowel binnen als buitendijks liggen. De binnendijkse Knardijk, een zogeheten compartimenteringsdijk, scheidt Zuidelijk en Oostelijk Flevoland, om de gevolgen van een overstroming te beperken. Buitendijkse regionale keringen beschermen buitendijkse gebieden tegen hoog water. Het plangebied ligt niet buitendijks. Het plangebied ligt niet in een keurzone van de waterkering. Op basis van de ingevoerde gegevens over het plangebied zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing. Bodemenergie: warmte-koude-opslag Er wordt in het plan geen gebruikt gemaakt van bodemenergie, ofwel warmte koude opslag. 2.2. Thema Voldoende Water 2.2.1 Wateroverlast Streefbeeld Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebeid, is in 2015 op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunt wateroverlast Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
Met de planontwikkeling wordt er netto geen verhard oppervlak in landelijk gebied toegevoegd. Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden. . Randvoorwaarde(n) wateroverlast Het plangebied is gelegen in het stedelijk gebied. Het verhard oppervlak neemt als gevolg van de ontwikkeling netto met 797m2 toe. Indien deze toename groter is dan 750 m2 dan is compensatie noodzakelijk. Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het eigen projectgebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is dient dichtbij het projectgebied compensatie gezocht te worden. Compensatie dient binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden of eventueel bovenstrooms. De berging wordt niet later gerealiseerd dan de uitvoering van de rest van het plan. De reeds aanwezige ruimte voor berging mag niet afnemen. De oppervlakte te realiseren waterberging is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare peilstijging in het peilvak en de netto oppervlakte nieuw te realseren verharding. Ontwerprichtlijnen compensatie toename verharding
Uw plangebied is gelegen in een peilgebied waarbij 5,0% van de netto toename aan verharding als open water moet worden gecompenseerd. Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak openwater op de hoogte van het streefpeil. Bij aanleg van natuurvriendelijke oevers geldt de volgende reductie op de begingsnorm. 0,5% bij een talud van 1:4 en 1% bij een talud van 1:5 of flauwer. Indien (vanwege lange termijn ontwikkelingen) een inrichtingsplan nog niet is uitgewerkt, wordt voor een indicatieve berekening van aan te leggen berging de toename van het verhard oppervlak ingeschat. Voor een bedrijventerrein wordt uitgegaan van een verhard oppervlak van 90% van het uitgeefbaar terrein (60% daken en 30% wegen en terreinen). Voor een woonwijk is dit een verhard oppervlak van 45% van het uitgeefbaar terrein (30% daken en 15% wegen en terreinen). Bij plannen waarbij meer dan 250000 m2 verharding wordt toegevoegd, kan niet worden volstaan met de bergingsnorm. Dan is het nodig om de te realiseren compensatie dmv een model te toetsen aan de normering wateroverlast Flevoland. U kunt contact opnemen met het waterschap om de aanpak te bespreken. 2.2.2 Goed functionerend watersysteem Streefbeeld Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties. Uitgangspunten Het aantal maatregelen in het watersysteem om de gewenste situatie te bereiken blijft zoveel mogelijk beperkt. Voor de oevers langs open water wordt gestreefd naar een onderhoudsvriendelijke inrichting (inclusief bereikbaarheid). Randvoorwaarde(n) goed functionerend watersysteem Het is belangrijk dat na aanleg van (particuliere) voorzieningen zoals wadi's, vijvers en waterpartijen die specifiek bedoeld zijn voor de berging van regenwater goed onderhouden worden zodat de functie behouden blijft. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Het waterschap streeft naar grote peilvakken. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is.
Ontwerprichtlijnen bij aanleg nieuw water Permanent watervoerende watergangen in het stedelijk gebied dienen te voldoen aan een technisch profiel en hebben een minimale waterdiepte van 1,2 m bij streefpeil, een minimale bodembreedte van 1 m en een talud van 1:3 of flauwer. In het geval een Stedelijk Waterplan is vastgesteld, wordt uitgegaan van in het plan aangegeven profielen per gebruiksfunctie. Voor de dimensionering van vaarten en tochten in het landelijk gebied wordt de Legger van Waterschap Zuiderzeeland gevolgd. De maximaal toelaatbare gemiddelde stroomsnelheid voor onbeschoeide watergangen bedraagt: 0,60 - 0,80 m/s voor kleigrond, 0,30 - 0,60 m/s voor zavel en veen, 0,20 - 0,50 m/s voor grof zand en 0,15 - 0,30 m/s voor fijn zand. Een watergang dient voorzien te zijn van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 meter breed: - aan een zijde van een watergang met een waterbreedte tot en met 12 meter; - aan weerszijden van een watergang met een waterbreedte van 12 tot 24 meter. Voor watergangen breder dan 24 meter is varend onderhoud nodig. Indien een watergang smaller is, dan zal in principe rijdend onderhoud mogelijk worden gemaakt. Er kan onderbouwd gekozen worden voor varend onderhoud. De minimaal benodigde doorvaarthoogte is 1,5 meter en de minimum doorvaart breedte is 3,00 meter. Bij een talud van 1:4 of flauwer is geen onderhoudsstrook nodig. In alle gevallen wordt rekening gehouden met een benodigde doorrijhoogte van 4 meter ten behoeve van onderhoudsmateriaal. [ALS_kunstwerken=ja][/ALS_kunstwerken=ja]
2.2.3 Anticiperen op watertekort Streefbeeld Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen. Uitgangspunt In het hele beheersgebied streeft het waterschap na dat de aanwezige functies worden gefaciliteerd door goed en voldoende water. Echter binnen een klimaatbestendig en robuust watersysteem past afhankelijkheid van wateraanvoer niet. Met het oog op toekomstige watertekorten is het wenselijk de hoeveelheid aanvoerwater zoveel mogelijk te beperken. Randvoorwaarde(n) Nieuwe watersystemen worden dusdanig ingericht dat ze zelfvoorzienend zijn. Uitbreiding van wateraanvoer bij de huidige functies is niet wenselijk. De afweging van wateraanvoer vindt plaats op basis van robuustheid, effectiviteit en efficiency. Hierbij geldt als uitgangspunt dat herverdeling van water binnen de polder de voorkeur heeft boven wateraanvoer van buiten de polder. Ontwerprichtlijnen wateraanvoer Een watersysteem dient zo ontworpen te zijn dat het niet afhankelijk is van de aanvoer van water. In het ontwerp van een gestuwd watersysteem wordt rekening gehouden met uitzakken van het peil met 30-40 cm ten tijde van droogte, om wateraanvoer overbodig te maken. Dergelijk beheer wordt overwogen en opgenomen in het peilbesluit. In overeenstemmijag met de door de provincie aangegeven volgorde, wordt wateraanvoer afgewogen: ● ● ● ● ●
de noodzaak van het gebruik; besparingsmogelijkheden; optimale benutting van het lokale oppervlaktewatersysteem; alternatieve bronnen; de wijze waarop water duurzaam aangevoerd kan worden.
In verband met het toetsen op efficiency maakt een kosten-batenanalyse deel uit van de afweging. 2.3. Thema Schoon Water 2.3.1 Goede structuurdiversiteit Streefbeeld Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Uitgangspunt Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Bij de dimensionering van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit. Randvoorwaarde(n) en ontwerprichtlijnen Oevers worden bij voorkeur duurzaam en indien passend bij de functie natuurvriendelijk ingericht. Natuurvriendelijke oevers hebben een talud van 1:5 of flauwer; afhankelijk van de beschikbare ruimte en functie kan een steiler talud worden toegepast. Grotere waterpartijen hebben een waterdiepte van minimaal 1,5 meter bij streefpeil (mede i.v.m. stabiliteit); plaatselijk zijn verdiepingen van de waterbodem tot een diepte van 2,5 meter gewenst. Oppervlaktewater met een doelstelling voor goede chemische en/of biologische waterkwaliteit (vaak helder) wordt niet nadelig beïnvloed door water met een lagere waterkwaliteitsdoelstelling (vaak troebel). Bij de inrichting van het watersysteem dient water met een hogere kwaliteit te stromen naar water met een lagere kwaliteit. Er is voldoende watercirculatie.
2.3.2 Goede oppervlaktewaterkwaliteit Streefbeeld Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor. Uitgangspunten In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'.Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron. Randvoorwaarde(n) Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren, zonder vergunning. Schoon regenwater mag zonder vergunning direct geloosd worden op oppervlaktewater. Voor beschoeiing zijn alleen niet-oxydeerbare, niet-uitlogende en gecertificeerde materialen toegestaan. Lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken (bijv. zinken of koperen daken) zijn vergunningplichtig. Lozingen op kwetsbaar water van alle typen oppervlakken gemaakt van uitlogende materialen worden verboden door het waterschap.
2.3.3 Goed omgaan met afvalwater Streefbeeld Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Uitgangspunt(en) Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Randvoorwaarde(n) Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een "zuiverend" gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. In bestaand gebied wordt ernaar gestreefd om schoon regenwater af te koppelen van het rioolstelsel. Onder schoon hemelwater wordt verstaan: - Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag; - Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen; - Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem; schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt; - Hemelwater van onverhard terrein; - Hemelwater van centrumgebieden (m.u.v. marktterreinen). Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water. Ook ter compensatie van het afgekoppelde verharde oppervlak dient extra open water of alternatieve berging te worden aangelegd. Het hemelwater stroomt onder vrij verval af, direct of indirect (eventueel via een lokale zuivering) richting open water. Het afstromend hemelwater wordt vanaf de erfgrens, en waar mogelijk, bovengronds aangeboden.Vuil hemelwater is afstromend hemelwater dat niet onder schoon is vermeld. Verharde oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden afgevoerd via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider. Een bodempassage wordt gedimensioneerd volgens de Leidraad Riolering. De afvoer van minder schone verharde oppervlakken via het rioolstelsel vindt plaats op basis van expert-judgement.
In het geval huishoudelijk- of bedrijfsafvalwater niet wordt aangeboden via het bestaande rioolstelsel denken wij graag met u mee over de verwerking van dit afvalwater. U wordt verzocht contact op te nemen met het Team Waterprocedures van het waterschap. Er wordt de volgende voorkeursvolgorde in het omgaan met afvalwater gehanteerd: 1. Lozingen / emissies worden voorkomen. 2. Afvalwater wordt vergaand hergebruikt. 3. Aansluiting afvalwaterstroom op riolering. 4. Afvoer per as (transport). 5. Opslag en gelijkmatige verspreiding___________________________________________________________________________________ Verklaring Dit document is een automatisch gegenereerd bestand op basis van de door u ingevulde gegevens. U bent akkoord gegaan met de door u ingevulde gegevens en heeft verklaard dat alles naar waarheid is ingevuld.
De WaterToets 2012
BIJLAGE 2 OPPERVLAKTE BEPALING