PEUTERSPEELZAAL
“TRIXIE”
PEDAGOGISCH WERKPLAN
versie: november 2012 herzien: januari 2016
INHOUD:
1.
Doelstelling
4
2.
Werken aan ontwikkeling van de peuter
5-6
3.
Normen en waarden
7-8
4.
Groepsindeling, dagindeling, lokaalindeling
9-10
5.
Afscheid nemen
11
6.
Als wennen niet lukt
12
7.
Materiaal aanbod
13-14
8.
Protocol VVE
15-17
9.
Signaleren van een probleem
18
10.
Protocol kindermishandeling
19-20
11.
Peuters met een verstandelijke beperking
21
12.
Dood en Rouw
22
13.
Samenwerking met ouders
23
14.
Gescheiden ouders
24
15.
Feesten
25-27
16.
Stage
28
17.
Hygiëne, veiligheid en ontruiming
29-30
18.
Protocol ziekte en medicijnen
31-32
19.
Klachtenprocedure
33-37
~2~
WOORD VOORAF: In dit pedagogisch werkplan wordt zoveel mogelijk in algemene zin gesproken over ‘de peuter’, ‘het kind’ of ‘de ouder c.q. verzorger’, met andere woorden, het is vrijwel geheel onzijdig geschreven. Daar waar het voor de leesbaarheid niet met deze woorden geschreven is, kan voor de woorden: hij, hem, mama, moeder of ouder(s) gelezen worden: zij, haar, vader en/ of andere verzorger van het kind.
~3~
1. Doelstelling Peuterspeelzaal Trixie stelt zich ten doel om alle peuters in de leeftijd van 2 jaar tot 4 jaar in een voor hen veilige en vertrouwde omgeving onder deskundige leiding op te vangen, te verzorgen en te begeleiden. De pedagogische paragraaf in het beleidsplan van peuterspeelzaal ‘Trixie” is als volgt geformuleerd: 1. 2. 3. 4.
Algemeen Basiskader Ontwikkelingsgebieden van kinderen Contacten met ouders.
1. Algemeen: Met deze pedagogische paragraaf geeft het bestuur haar visie; het biedt ouders en anderen duidelijkheid over het aanbod van de peuterspeelzaal. Het dient tevens als een intern systeem voor kwaliteitszorg. 2. Basiskader: Centraal staat het respect voor de eigen identiteit voor elke peuter; het kind leren vertrouwen te hebben in zijn eigen mogelijkheden en stimuleren van zijn zelfstandigheid. Het is belangrijk dat de peuter zijn eerste contacten met leeftijdsgenootjes positief leert ervaren en begeleid wordt in de aanzet tot sociaal gedrag. 3. Ontwikkelingsgebieden van kinderen: a. Sociaal / emotioneel: Een veilige omgeving bieden buiten het gezin waarin het kind zich optimaal uit kan drukken. b. Cognitief : Stimuleren van de verstandelijke ontwikkeling en ruime aandacht voor de taalontwikkeling. c. Lichamelijk: Stimuleren van ervaringen m.b.t. motorische vaardigheden en zintuiglijke indrukken. d. Creatief: Gelegenheid geven ervaringen op te doen met diverse expressie materialen om zich daarin uit te drukken. 4. Contacten met ouders: De peuterspeelzaal kan een aanvulling zijn op de opvoedingssituatie in het gezin. Voor een goede opvang en begeleiding van een peuter is een wisselwerking in het contact met ouder(s) – kind – pedagogisch medewerker wenselijk.
~4~
2. Werken aan de ontwikkeling van de peuter Taalontwikkeling: Peuterpraat is een taalstimuleringsprogramma voor kinderen van 2 t/m 4 jaar. Het richt zich op 2 belangrijke aspecten van de taalontwikkeling: stimulering van de communicatie en ontwikkeling van de woordenschat, waarbij het accent ligt op communicatie en interactie, plezier in praten, uitbreiding van de woordenschat en het taalbegrip. Peuterpraat richt zich ook op de kennisuitbreiding van de pedagogisch medewerkers. Alle pedagogisch medewerkers hebben een cursus doorlopen. Een ander doel is het informeren en inschakelen van de ouders, waarbij er vooral aandacht is voor praktische zaken, die de ouders thuis met hun peuter kunnen doen. Als ondersteuning werken wij met thema’s. Wij brengen de ouders hiervan op de hoogte d.m.v. een ouderbrief. (bijlage 1) Peuterpraat is ontwikkeld in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Het doel van de VVE is (taal) achterstanden vroegtijdig te signaleren en aan te pakken. Peuters met een taalontwikkeling achterstand bieden wij de mogelijkheid van extra taalondersteuning aan. Sociaal / emotionele ontwikkeling: Bij peuters staat het ‘ik’ besef centraal. Ze zitten op een emotionele wip. Enerzijds willen ze groot zijn en alles zelf doen, bewijzen dat ze onafhankelijk zijn. Anderzijds voelen ze zich klein en is elke nieuwe ervaring overweldigend. Ze ontdekken dat ze een eigen persoon zijn los van hun vader en moeder. Om deze ontwikkeling goed te stimuleren moeten wij de peuter een veilige en betrouwbare omgeving aanbieden. In deze ontwikkelingsfase is het heel belangrijk dat de peuter serieus genomen wordt, dat er naar hem geluisterd en meegeleefd wordt. De pedagogisch medewerkers moeten denken vanuit het kind en laten zo de peuter merken dat ze hem begrijpt en hem in zijn waarde laat. Door de positieve bevestiging van de aanwezigheid van de peuter ( “fijn dat je er bent “) en de verwoording van de gevoelens van de peuter (door alle emoties bespreekbaar te maken) help je de peuters om hun grenzen te leren kennen (koppigheidsfase) en hun eigen ‘ik’ af te bakenen. Een peuterspeelzaal is een ontwikkelingsplek en een stimulans tot het leggen van contact met anderen. Op de peuterspeelzaal staat het kind centraal. Door de aangeboden veiligheid krijgt het kind zelfvertrouwen, en door deze op een positieve (waardering, aanmoediging) manier te stimuleren (kind helpen zijn grenzen te verleggen, steeds een stapje verder) ontwikkelt het kind ook zijn zelfstandigheid. Een aantal activiteiten die de sociaal/ emotionele ontwikkeling stimuleren zijn: a) b) c) d) e) f) g) h) i)
Taalspelletjes en gesprekjes, leren luisteren naar elkaar (ontdekkisten) Spelletjes aan tafel Rollenspel in de huishoek Het spelen in de bouwhoek met auto’s, blokken en treinbaan Het spelen met de klei Het samen maken van een puzzel. Het samen opruimen waarmee je gespeeld hebt. Het geven van kleine opdrachtjes, bijv. jas aan doen Het kind helpen zijn grenzen te verleggen (steeds een stapje verder)
~5~
De lichamelijke of motorische ontwikkeling: De lichamelijke of motorische ontwikkeling is onder te verdelen in de grove motoriek (lopen, kruipen, enz.) en de fijne motoriek (pakken en vasthouden). Om de lichamelijke ontwikkeling te stimuleren krijgen de kinderen de ruimte om zowel binnen als buiten bezig te zijn met het bewegen. Door bewegingspel met peuters te doen, wordt er getracht de motorische ontwikkeling nog extra te stimuleren. Bij deze peutergym gaat het om het bewegen met het hele lichaam. Peuters houden van rennen, klimmen en klauteren. Een vereiste hiervoor is dat er voldoende ruimte is om zo te bewegen. Er wordt daarom bij droog en niet te winderig of te koud weer buiten gespeeld op het speelplein en bij slecht weer binnen in het lokaal. Materiaal aanbod voor de grote motoriek: Het materiaal aanbod bestaat uit fietsen, loopauto’s, klim-, klauter en sjouwmateriaal, een glijbaan. De activiteiten kunnen bestaan uit vrij spel, geleid spel, fantasiespel en bewegingsspel met peuters. Materiaal aanbod voor de fijne motoriek: Dit materiaal aanbod bestaat o.a. uit: nopper, duplo, kralen rijgen, tekenen, lijm, zand, klei, verf en water. Lichaamsbesef: Om het lichaamsbesef te bevorderen worden regelmatig zintuiglijke spelletjes zoals horen, zien, ruiken en voelen met de peuters gedaan. Ook wordt gebruik gemaakt van liedjes en opzegversjes waarbij delen van het lichaam aangewezen worden en benoemd, zoals “dit zijn mijn wangetjes”, en “hoofd schouders, knie en teen”. Hiermee gaat het kind zijn eigen lichaamsbesef en die van de ander ontdekken. Zelfstandigheid: Dagelijks wordt er gewerkt aan de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid training, zoals zelf handen wassen, zelf jas aantrekken, en zelf je broek op halen. Maar ook zelf een puzzeltje maken of iets opruimen hoort hierbij. Hierbij wordt gekeken naar, en gelet op, wat de peuter al kan en waar de peuter op dat moment aan toe is. Door genoeg ruimte te geven voor zelfstandigheid en door de peuter te laten weten dat hij fouten mag maken wordt de zelfstandigheid gestimuleerd. Zindelijkheid: Een peuter wordt zich vaak rond zijn tweede levensjaar bewust van zijn plas en ontlasting. Is dit het geval, dan heeft de peuter beheersing over zijn sluitspieren. Een peuter is pas zindelijk als hij zelf aanvoelt dat hij moet plassen en dan ook zelf naar het toilet gaat. We leren de peuters dat er bepaalde normen bestaan voor het toiletbezoek a) b) c) d) e) f) g)
Je broek pas naar beneden doen als je bij het toilet bent, Als je klaar bent je broek in toiletruimte omhoog te halen. Eén peuter tegelijk in het toilet. Tijdens het toiletbezoek doe je de deur dicht. Je gaat goed op het toilet zitten en zorgt dat je broek ver genoeg naar beneden is. Als je klaar bent trek je door. Na het toiletbezoek handen wassen.
~6~
3. Normen en waarden Peuters kunnen werkelijkheid en fantasie nog niet uit elkaar houden. Op een consequente en rustige manier wordt de peuter uitgelegd wat goed is en wat niet. Zo wordt de peuter geleerd om met zijn geweten om te gaan en leren ze respect te hebben voor elkaar. Ook leert men de peuters op deze wijze wat regels zijn en het leren kennen van de grenzen van wat wel en wat niet toelaatbaar is naar andere kinderen en volwassenen toe. Deze normen en waarden moeten veiligheid, zekerheid en een goed functioneren in de groep waarborgen. Corrigeren: We grijpen in als het kind niet toelaatbaar gedrag vertoont (dat wil zeggen gedrag wat niet op de speelzaal getolereerd wordt). De pedagogisch medewerker probeert geduldig en vriendelijk, maar wel duidelijk het kind uit te leggen waarom iets niet mag. Bij herhaling of extreem gedrag wordt er overgegaan tot corrigeren. Dit doen we door: a) b) c) d)
het kind uit de situatie te halen het kind op een stoel zetten (bezinning) een ‘gesprek aan gaan’ om het gedrag bespreekbaar te maken en uit te leggen waarom iets niet mag en kan elke correctieperiode wordt met een positief gesprek afgerond
Belonen: Om een positief beeld van zichzelf te kunnen ontwikkelen, krijgt de peuter complimentjes. Dit doen we door: a) b)
positieve uitlatingen (bijv: “goed zo”, “knap”, “wat kan je dat goed”) knuffelen, lijfelijk contact (als een kind dit wil)
Emotioneel uiten: Door positief in te gaan op blijdschap, verdriet, woede, angst en onverschilligheid wordt de ontwikkeling van het leren kennen van de gevoelens en ermee om kunnen gaan duidelijk gestimuleerd. De gevoelens van de peuter worden serieus genomen. En doordat de pedagogisch medewerker het vertrouwen van het kind probeert te winnen en zich kan inleven in de belevingswereld van het kind, merkt het kind dat de pedagogisch medewerker hem begrijpt. Dit doen we door: a) b) c) d) e) f) g)
emotie te benoemen, erkennen van het gevoel negeren, afleiden en troosten. voorlezen, zingen. praten met het kind. rollenspel. kinderen elkaars emotie laten ervaren, belangstelling wekken, prikkelen. toenadering zoeken (in zichzelf gekeerde kinderen voorzichtig benaderen, vertrouwen winnen, veiligheid bieden, zelf activeren via spel of puzzel, als een kind niet wil dan toch steeds erbij blijven betrekken
~7~
Sociale omgang: We zien dit als een belangrijke functie van de speelzaal, plezier hebben om samen iets te doen. Kinderen leren op de peuterspeelzaal dat ze in een bepaalde groep horen, waarin ze leren aanpassen aan anderen en aan de regels van de groep. Een peuter is een egocentrisch wezen en bij de sociale omgang wordt de peuter bewust gemaakt van zichzelf en van de andere peuters in de groep. Hij leert dit niet alleen door stimulering van de pedagogisch medewerker, maar ook doordat hij het van de andere peuters uit zijn groep ziet. Zo is samenspel heel belangrijk en komt de sociale houding van de peuter overeen met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau. Dit doen we door: a) b) c) d)
kringspel gezamenlijke activiteit (wachten en luisteren naar elkaar) leren samenwerken in een groep (respect hebben voor elkaar en leren om te gaan met de spelregels van de groep kinderen te laten samenwerken door jezelf in het spel te integreren (voorbeeld functie) kinderen elkaar laten helpen.
Taalgebruik: Kinderen nemen veel van elkaar over: soms begint een kind met iets, bijvoorbeeld gillen, vieze woorden roepen of schelden, dat door anderen wel leuk gevonden wordt en daardoor aanstekelijk werkt. We willen geen discriminerende opmerkingen, geen schuttingtaal, geen vloeken, over het algemeen genomen betekent dit dat we geen taalmisbruik willen. Taalmisbruik willen we aanpassen. Veelal doen we dit op gevoel. Toch willen we rekening houden met de opvoedingssituatie waarin de kinderen zich thuis bevinden en een eventueel taalmisbruik op een positieve manier ombuigen. Dit doen we door: a) b)
gillen in spel verwerken (hard, zacht), agressie even lucht geven corrigeren, kinderen erop wijzen respect te hebben voor de ander, vloeken schelden e.d., kinderen erop wijzen dat wij op de speelzaal zo niet praten.
Seksualiteit: Onder seksualiteit bij peuters verstaan we eigenlijk het ontdekken van hun eigen en elkaars lichaam. Vaak gebeurt dit spelenderwijs. Het is belangrijk dat de peuters weten dat er verschil bestaat tussen jongens en meisjes. Als we via observatie het spel van de peuters bekijken, kunnen we zelf beslissen of we ons zelf in het spel integreren om zodoende spelenderwijs de grenzen te kunnen aangeven (normen en waarden). Het is belangrijk dat de kinderen in hun waarde gelaten worden, er moet ook respect voor elkaar zijn. Met seksualiteit gaan we op een speelse manier met de kinderen om, luchtig zonder gewicht, een onderdeeltje van het leven. Als er vragen komen van kinderen over seksualiteit, dan zouden we eerlijk antwoord moeten geven, zover het toelaatbaar is voor hun leeftijd en begripsvermogen; dus er zeker niet te diep op ingaan. Peuters vragen vaak om begrijpelijke oppervlakkige antwoorden. Doktertje spelen in de poppenhoek is leuk, de buik mag daarbij wel bloot, maar verder gaan we niet. De verzorging bij verschonen of hulp bij het naar de wc gaan staat hier los van.
~8~
4. Groepsindeling, dagindeling, lokaalindeling Door een gestructureerde dagindeling met duidelijke regels, grenzen en vaste opbergplaatsen voor het speelgoed, wordt er voor de peuters een zo veilig en vertrouwd mogelijke omgeving en sfeer aangeboden. Trixie tijden: 8.30 uur- 12.00 uur Brengen: De kinderen kunnen gebracht worden ’s ochtends om 8.30 uur . De ouders krijgen de gelegenheid om samen met hun kind een spelletje te doen of een boekje te lezen. Ook kunnen zij dan bij de pedagogisch medewerker informeren hoe het met hun kind gaat. Voor uitgebreide informatie over het kind, het bespreken van problemen of opvoedingsvragen wordt geadviseerd om een afspraak te maken. Ophalen: De kinderen worden ’s ochtends tussen 11.55 en12.00 uur weer opgehaald. Het op tijd aanwezig zijn van de ouders is van groot belang voor het kind. Het weg zien gaan van alle kinderen en het alleen overblijven kan het gevoel van verlatenheid oproepen. Als de peuter door een ander persoon dan afgesproken wordt opgehaald, dient dit van te voren gemeld worden aan de pedagogisch medewerker. Groepsindeling: De groep bestaat uit maximaal 15 peuters. De leeftijd van de peuters in een groep loopt uiteen van 2 jaar tot 4 jaar. De kinderen komen uit verschillende culturen. De groep wordt begeleid door twee vaste pedagogisch medewerkers. Dagindeling: Peuters hebben nog geen begrip van tijd en hebben geen idee van wat het betekent als er gezegd wordt: “Ik kom je straks weer ophalen”. Door het aanbieden van een gestructureerd dagprogramma en vaste regels wordt het ‘straks’ voor de peuter duidelijk. Het kind krijgt hierdoor meer vertrouwen in zijn omgeving. De dagindeling is geen dwingende structuur maar het geeft de pedagogisch medewerker en peuters houvast. Dagindeling: a) brengen en afscheid nemen b) vrij spelen en een individueel of in kleine groepjes knutselen of een spelletje doen. c) alles opruimen d) samen eten en drinken e) creatieve/knutsel activiteit f) buiten spelen/gym of spelactiviteit binnen g) kringactiviteit zoals voorlezen, zingen, taalspelletjes, vertelkastje h) ophalen
.
~9~
Zo kan ze de kinderen individuele aandacht geven of de kinderen een techniek aanleren zoals bijv. het knippen of prikken. Tevens kan ze inspelen op de ontwikkeling van het kind. Het opruimen doen we gezamenlijk om structuur aan te brengen, sociale vaardigheden aan te leren zoals samen spelen, samen opruimen. Materialen moeten gesorteerd worden in de juiste bakken en op de juiste plaats. Lokaalindeling: Vaste indeling in het lokaal, alles op ‘kindhoogte’ zodat ze het zelf kunnen pakken. Het lokaal is ingedeeld in verschillende hoeken waar verschillende activiteiten gedaan kunnen worden. Themahoek: Is een hoek die de pedagogisch medewerkers maken aan de hand van een thema. Dit spelmateriaal wordt door en met de kinderen gebruikt. Poppenhoek: a) het verwerken van emoties d.m.v. rollenspel of fantasiespel b) sociaal bezig zijn (samen spelen) c) rustpunt Bouwhoek / autohoek: a) ontwikkelen van de motoriek b) omgaan met fantasie c) het verwerven van ruimtelijk inzicht d) sociale vaardigheid Lees/voorleeshoek: a) luister en rustpunt b) taalontwikkeling c) de peuter kan zich even terug trekken Water, verf, zandhoek: a) ontwikkeling van de tastzintuigen b) fantasie c) sociale vaardigheid
~ 10 ~
5: Afscheid nemen Als een peuter naar de peuterspeelzaal komt, is dit vaak de eerste keer dat het kind ‘alleen achtergelaten’ wordt in een nieuwe omgeving. Door het maken van afspraken over het afscheid nemen wordt ervoor gezorgd dat zowel peuter als ouder snel vertrouwen krijgt in de nieuwe omgeving. Afspraken worden gemaakt tijdens de intake. Huilgedrag: Er zijn peuters die huilen tijdens de gewenperiode (bij het afscheid nemen). De ervaring leert dat in de meeste gevallen het kind snel rustig wordt. Toch zijn er peuters die blijven huilen, dan handelen we als volgt: a) b) c) d) e) f)
troosten erkennen en begrip tonen voor zijn verdriet vertrouwen van het kind winnen door het kind overal bij te betrekken handelingen verwoorden afleiden en negeren eerder ophalen
Knuffels: Het is zeker voor de wenperiode prettig dat het kind iets meeneemt van thuis wat vertrouwd is, dit kan zijn een knuffel, doekje, speen etc. De speelzaal is niet verantwoordelijk voor zoekgeraakte knuffels. Ouderbegeleiding: Ook door onzekerheid van de ouders over het achterlaten van hun kind, bestaat de kans dat het kind veel moeite heeft met het afscheid nemen. We begeleiden de ouders als volgt: a) b) c) d)
ouders gerust stellen mogelijkheid geven tot bellen of pedagogisch medewerker belt zelf hoe het gaat als het echt niet gaat ouders bellen om het kind op te halen als de ouder het moeilijk vindt om afscheid te nemen, neemt de pedagogisch medewerker het initiatief om het afscheid te begeleiden
~ 11 ~
6. Als wennen niet lukt Moeilijkheden rond afscheid nemen en niet naar de peuterspeelzaal willen, blijft overigens niet beperkt tot de wenperiode. Het kind kan zich opeens verzetten na een periode waarin het graag naar de speelzaal ging. Deze reactie hoeft niet te duiden op een terugval. Het kind kan bang zijn geworden voor een ander kind of een ‘onzichtbare’ ruzie hebben gehad, of een verandering in de thuissituatie (geboorte). Door in te gaan op de gevoelens van het kind en samen te werken met de ouders tracht men het vertrouwen van het kind opnieuw te winnen en de angst weg te nemen. Wanneer er door de pedagogisch medewerkers of de ouders aangegeven wordt dat het kind grote moeite heeft om te wennen, dan zal er eerst overleg plaatsvinden tussen del pedagogisch medewerker en ouders, waar in aangegeven wordt wat het advies is van de pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers kunnen een advies geven om nog even vol te houden of om het kind pas mee te laten draaien als het wat ouder is. Het advies van de pedagogisch medewerkers zal worden doorgegeven aan de leidinggevende. De leidinggevende geeft daarna een bindend advies, welke via de pedagogisch medewerkers teruggekoppeld wordt naar de ouders. Op deze manier zijn de pedagogisch medewerkers altijd ondersteund door de leidinggevende in de beslissing om een kind later te laten starten in de groep als ouders het toch geplaatst willen houden. Als de pedagogisch medewerkers aangeven het nog even te willen proberen maar de ouders denken daar anders over, dan ligt de beslissing bij de ouders. Herplaatsing gaat daarna via de administratie i.v.m. de ruimte in de groepen.
~ 12 ~
7. Materiaal aanbod Creativiteit: De creatieve ontwikkeling komt tot uiting door de kinderen te laten kennismaken en te laten experimenteren met creatieve middelen, zoals klei, verf, lijm, zand, papier, lapjes en water. Deze activiteiten worden deels gestuurd en deels overgegeven aan het kind, door vrije expressie. Fantasie: Het dagelijks leven van een peuter en alles wat hij daarin meemaakt heeft een belangrijke rol in het fantasiespel. Juist het spel biedt de kans om verder te gaan dan de realiteit. Het spel is de manier voor kinderen om fantasievol en creatief bezig te zijn met materiaal, met hun eigen ideeën, gevoelens, problemen, en sociale omgang. Die ruimte scheppen de peuters voor zichzelf, maar daarbij hebben ze wel de steun en de aanmoediging nodig van leidsters met een spelvriendelijke instelling. De simpelste vorm van fantaseren is denken in beelden, die op het moment geen weerspiegeling zijn van de werkelijkheid. Voor een peuter zijn beelden uit de werkelijkheid en beelden uit de fantasie even ‘waar’ en levendig. Zo draagt een kind in het tweede levensjaar een beeld van zijn verzorgen in zich, zodat hij korte periode van scheiding kan gedragen. Als moeder er niet is, fantaseert hij haar af en toe. Hij haalt haar voor de geest, maar voor hem is ze er. Poppenhoek: De poppenhoek is een hoek in het lokaal waar de peuters samen kunnen spelen. Tijdens hun spel kunnen zij hun fantasie (rollenspel), creativiteit en hun sociaal emotionele ontwikkeling ontwikkelen. In deze hoek kunnen peuters ongestoord spelen terwijl de pedagogisch medewerkers de kinderen goed kunnen zien. In de poppenhoek spelen de peuters over het algemeen een vrij spel, soms worden thema’s verwerkt in de poppenhoek. Materialenkast: In de materialen kast en bergruimte vinden we bijv. puzzels, klei, kralen, insteekmaterialen Klei en kleimaterialen Kralen Noppen en insteekmateriaal
fantasie en motoriek. fijne motoriek,de oog - handcoördinatie. fijne motoriek en de oog - handcoördinatie.
Bouwhoek: In de kast staan grote plastic blokken, nopper, auto’s, boerderij met beesten, houten blokken, duplo en ander constructiemateriaal. De kinderen kunnen op een vloerkleed met de materialen spelen. Kleine bouwmaterialen worden op de tafels aangeboden. Het spelen in de bouwhoek stimuleert de ontwikkeling van: a) b) c) d) e) f)
ontwikkelen van de fijne vinger en hand motoriek het ontwikkelen van de visuele waarneming; vorm en afmeting ontwikkelen van de ruimtelijke oriëntatie ontwikkelen van het gevoelsleven; iets kunnen maken geeft voldoening en zelfvertrouwen. ontwikkelen van fantasie en creativiteit ontwikkelen van het sociale gevoel, samen aan het spelen en bouwen zijn
~ 13 ~
Waterhoek: Spelen in deze hoek stimuleert de ontwikkeling van de fantasie, motoriek, vrije expressie samenspel en tastzin. Gezelschap- en ontwikkelingsspel: Wij hebben hiervan een aantal verschillende spellen. Deze spellen stimuleren de taalontwikkeling, het leren van kleuren, vormherkenning, concentratie en de sociale ontwikkeling. De pedagogisch medewerker probeert elk dagdeel een spel aan te bieden. Het spel wordt aangeboden in kleine groepjes. Materialen hiervoor zijn: a) b) c) d) e) f) g)
duospel; voor en achterkant van een voorwerp bij elkaar zoeken memorie helftendomino lotto domino kleurenlotto zelfgemaakte spellen behorend bij thema’s (ontdekkisten)
~ 14 ~
8: Protocol VVE Dit protocol is bedoeld voor de pedagogisch medewerkers die werken met VVE programma ’s zoals Peuterpraat. Vier zaken komen hierbij aan de orde. 1. Hoe gaan we om met vertrouwelijke gegevens. 2. Wat zijn de procedures aangaande de observatielijsten. 3. Hoe verloopt de overdracht naar de basisschool. 4. Wie komt er in aanmerking voor een derde dagdeel (extra ondersteuning)en hoe regel je dat. 1. Zorgvuldige behandeling van gegevens. Ten behoeve van een zorgvuldige behandeling van gegevens betreffende de ontwikkeling van peuters is het volgende opgesteld (binnen het kader van de wet persoonsregistraties). Telkens wanneer hieronder gesproken wordt over ouders worden de wettelijke vertegenwoordigers van het kind bedoeld. Voorwaarde: Het basis-observatieformulier maakt deel uit van de afspraken binnen de peuterspeelzaal over het volgen van de ontwikkeling en signalering van ontwikkelingsproblemen bij kinderen en bespreking hiervan met de ouders. Het mag niet zo zijn dat ouders pas bij het vertrek van hun kind naar de basisschool geconfronteerd worden met gegevens over problemen in de ontwikkeling van hun kind, die al eerder gesignaleerd zijn. Aard van de gegevens: Slechts de gegevens over aspecten van de ontwikkeling van peuters worden geregistreerd. Het gaat niet om een uitgebreid leerlingvolgsysteem. N.B: Op het observatieformulier mogen geen gevoelige gegevens over gezinsachtergrond worden opgenomen. Registratie van gegevens: - Registratie vindt plaats met behulp van het basis-observatieformulier ( bijlage 2) - Dit formulier wordt ook als overdrachtsformulier gebruikt. Het formulier wordt door de pedagogisch medewerkers ingevuld. - Het basis observatieformulier wordt voor alle kinderen 3 x ingevuld. De eerste keer bij de leeftijd 2 jaar en 3 maanden, de 2e keer bij 2 jaar en 10 maanden en de 3e keer bij de leeftijd 3 jaar en 10 maanden. - Het basis-observatieformulier wordt met de ouders besproken voor dat het kind naar de basisschool gaat, en voor akkoord getekend. Beveiliging en bewaartermijn: - Het basis-observatieformulier is niet vrij ter inzage, het zal binnen een afsluitbare (dossier)kast worden bewaard. Slechts daartoe aangewezen personen binnen de instelling mogen de gegevens raadplegen, corrigeren of verwijderen. Dit geldt zowel voor de peuterspeelzaal die de gegevens heeft geregistreerd, als voor de basisschool die de gegevens ontvangt. - Ouders hebben te allen tijde recht op inzage. - Nadat de basisschool het formulier heeft ontvangen wordt dit minimaal 5 jaar bewaard. - De basisschool neemt het formulier op in het dossier/ leerlingvolgsysteem. De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld.
~ 15 ~
2. Procedures: -Ouders worden geïnformeerd door de peuterspeelzaal over de observaties en overdrachtsprocedure naar de basisschool, bv door het informatieboekje, ouderavonden -Bij inschrijving op de peuterspeelzaal wordt aan de ouders toestemming gevraagd voor de observaties en om het doorgeven van de gegevens aan de desbetreffende basisschool (bijlage 3). -Indien de ouders geen toestemming geven voor observatie en / of overdracht naar de basisschool wordt dit gerespecteerd. -Voor alle kinderen die op de peuterspeelzaal zitten wordt een basisformulier ingevuld als 2 en 3 maanden, ze 2 jaar en 10 maanden zijn en als ze 3 jaar en 10 maanden zijn. -Bij twijfel over de ontwikkeling van een kind kan de observatie eerder plaats vinden. Dit kan bijvoorbeeld geschieden op grond van informatie van het consultatiebureau (consultatiebureau: aan de hand van de consulten van het consultatiebureau kunnen zij goed beoordelen of er sprake is van een taalachterstand (aan de hand van Lexilijst Nederlands) en kan, indien nodig, een extra consult worden uitgevoerd. Tevens worden de ouders nadrukkelijk gewezen op de aanwezigheid van de peuterspeelzalen en de daar aanwezige taalstimuleringsprogramma’s). -Wanneer de observatie aanleiding geeft tot zorg over de taalontwikkeling van het kind neemt de speelzaal het initiatief om de observatie met de ouders te bespreken. 3. Overdracht van gegevens: -De peuterspeelzaal draagt het basis-observatieformulier over aan de basisschool, gericht aan de leerkracht van groep 1, nadat het voor de 3 keer is ingevuld. Indien het uitgebreide observatie formulier is ingevuld wordt dit ook overgedragen en wordt tevens aangegeven dat er extra ondersteuning is geweest /of heeft gevolgd i.v.m. taalachterstand. -Bij de ‘doelgroepkinderen’(kinderen met een aantoonbare taalachterstand gebaseerd op de taaltest van het consultatiebureau (zij zien het kind de eerste 2 levensjaren regelmatig en nemen daarbij taaltesten af) en een signaalfunctie van de peuterspeelzaal: door observatie van en omgang met het kind kan een taalachterstand gesignaleerd worden, deze achterstand zal met een objectieve observatielijst (behorend bij het VVE programma Peuterpraat) gesignaleerd worden) vindt er een ‘warme’ overdracht plaats, indien mogelijk, 2 à 3 maanden voor plaatsing op de basisschool. -Heeft de groepsleerkracht n.a.v. het basisobservatie formulier en/of het uitgebreide observatieformulier behoefte aan een toelichting, dan vraagt hij aan de ouders toestemming om informatie in te winnen bij de peuterspeelzaal. -De observatieformulieren kunnen ook gebruikt worden bij verhuizing van een kind naar een andere peuterspeelzaal.
~ 16 ~
4. Aanvraag vergoeding 3e dagdeel: Invullen basis-observatieformulier (bijlage 3). -Wanneer bij het onderdeel ‘spraak - taal ontwikkeling’ of ‘kringactiviteit’ bij 1 item ‘nee’ wordt ingevuld, word het uitgebreide observatieformulier ingevuld.(bijlage 4) -Wanneer na invulling van het uitgebreide observatieformulier een achterstand van meer dan een ½ jaar wordt geconstateerd, kan het kind in aanmerking komen voor een 3 e dagdeel vergoed door de Gemeente. -De pedagogisch medewerkers vragen toestemming aan de ouders voor een observatie door een medewerker van AED. -De contactpersoon van de peuterspeelzaal vraagt de observatie aan. -De medewerker van de AED komt een observatie doen en zal adviezen geven, tevens zal zij aangeven of een extra dagdeel (vergoed door de gemeente) gehonoreerd wordt. -Observatie verslag wordt door pedagogisch medewerkers besproken met ouders en eventueel wordt het extra dagdeel aangeboden. -Als de ouders gebruik willen maken van het extra dagdeel aanbod vult de contactpersoon van de peuterspeelzaal het aanvraag formulier 3e dagdeel in en geeft de gegevens door aan de medewerker van de AED. -De medewerker van de AED dient de geaccordeerde aanvraag digitaal bij de Gemeente in.
voorwaarden: -De vergoeding voor het 3e dagdeel wordt door de Gemeente overgemaakt naar de desbetreffende peuterspeelzaal. Dit gebeurt ( in verband met interne controle en comptabiliteitsvoorschriften van de Gemeente) op declaratiebasis. -De declaratie wordt ingediend bij de Gemeente Nieuwkoop, afdeling VVH, Postbus 1, 2460 AA Ter Aar.
~ 17 ~
9. Signaleren van een probleem Wanneer de pedagogisch medewerkers een probleem bij het kind signaleren gaan zij volgens het volgende stappenplan te werk: -Er wordt overlegd met de collega op de groep. -Ouders worden informeel aangesproken en er wordt nagegaan hoe de thuissituatie is. -Het kind wordt ingebracht in de teamvergadering. -De bevindingen en observaties worden bijgehouden in het logboek. -Na 1 maand wordt er weer geobserveerd en/ of het probleem besproken. -Wanneer het probleem is verminderd wordt er op de afgesproken wijze doorgegaan maar het kind blijven we wel volgen. En de ouders worden informeel op de hoogte gebracht. -Wanneer het probleem hetzelfde is gebleven gaan we een gesprek met de ouders aanvragen. (er wordt afgesproken waar het gesprek gaat plaatsvinden, wanneer, en hoe het naar de ouders wordt gebracht). Wanneer de ouders het probleem herkennen ga je samen actie ondernemen. -Wanneer de ouders het probleem niet herkennen word er een vervolgafspraak gemaakt met de ouders over 2 maanden. En met de andere pedagogisch medewerkers worden er afspraken gemaakt over de benadering van het kind. -Bij het samen actie ondernemen kan het zijn dat je samen met ouders bepaalde afspraken maakt over hoe je het kind gaat benaderen zodat je samen op 1 lijn zit.(dit het liefst op papier zetten) en na een maand weer bespreken. -Of actie ondernemen in de vorm van externe hulp zoeken bijvoorbeeld: 1) Extra oproep consultatiebureau 2) Verwijzing (via huisarts) voor logopedisch onderzoek 3) Molenspreekuur Audio logisch Centrum Leiden 4) CJG
~ 18 ~
10. Kindermishandeling + protocol Kindermishandeling is een beladen begrip. Ouders mishandelen hun kinderen niet met opzet, maar omdat het hun gewoon niet lukt om hun kinderen de zorg te geven die ze nodig hebben. Bij kindermishandeling denken veel mensen aan slaan. Maar het is ook mishandeling als een kind geen aandacht en genegenheid krijgt, als het seksueel misbruikt of slecht verzorgd wordt. Ook kinderen stelselmatig negeren, kleineren treiteren en uitschelden is mishandeling. De vijf vormen van kindermishandeling zijn: lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, emotionele mishandeling, emotionele verwaarlozing en seksueel misbruik. Meestal gaat het om een combinatie van deze vormen. Bij mishandeling komen kinderen iets te kort of wordt hen iets aangedaan waardoor zij lichamelijk of psychische schade oplopen. De ontwikkeling van kinderen loopt gevaar als het ouders niet lukt hun de zorg te geven die ze nodig hebben. Dat kan bijvoorbeeld komen door persoonlijke problemen van een of van beide ouders, door problemen in hun relatie of door gedragsproblemen van het kind. Ook andere omstandigheden kunnen maken dat ouders niet genoeg rekening houden met de belangen van hun kinderen. Meestal doen zij dat niet bewust, maar uit onmacht of frustratie. Als ouders er zelf niet uitkomen en ook geen hulp zoeken, kunnen hun kinderen ernstig in de knel komen. In de situatie van die kinderen komt dan meestal alleen verandering wanneer mensen in hun omgeving iets ondernemen. Als er een vermoeden bestaat van kindermishandeling, dient er te allen tijde overleg plaats te vinden met het bestuur over de te volgen procedure. Voor algemene informatie en vragen over kindermishandeling kan men terecht bij: "Veilig thuis" tel: 0800-2000 Of via de website: www.vooreenveiligthuis.nl
PROTOCOL KINDERMISHANDELING:
Fase 1: (Vermoeden) -
Observeren Informatie verzamelen bijvoorbeeld : Signaleren van blauwe plekken of verwondingen op vreemde plekken Onvoldoende lichamelijke verzorging, groei en ontwikkelingsachterstand, slaapstoornissen Vaak klagen over buikpijn of hoofdpijn Angstig gedrag, zoals: angst om aangeraakt te worden, bang worden van kietelspelletjes, schrikken bij onverwachte beweging van volwassenen, bang worden als andere kinderen huilen. Weinig of geen spontaan bewegingsspel, slecht kunnen spelen Houterige motoriek Niet uitgekleed of verschoond willen worden Slecht contact maken, teruggetrokken of juist veel aandacht vragen Opvallend gedrag bij halen en brengen
Opmerking: Een signaal is nog geen bewijs, maar een waarschuwing om oplettend te zijn; vertoond een kind meerdere signalen dan is er reden tot ongerustheid.
~ 19 ~
Fase 2 (Overleg): -
Overleg met collega’s, leidinggevende en bestuur
Fase 3 (Plan van aanpak): -
-
Advies Veilig thuis Gesprek met ouders hierin vertel je wat je opgevallen is aan het kind Je vraagt of zij dat ook gemerkt hebben. Je zegt dat je daar ongerust over bent. Je vraagt of zij daar ook zorgen over hebben. Hoe pakken ze het thuis aan, helpt het? Neem ouders serieus, gebruik het woord mishandeling niet Zie je geen verbetering, ouders gaan gesprek uit de weg, ontkennen problemen die duidelijk wel aanwezig zijn, dan mag je dit als extra signalen beschouwen
Fase 4 (Beslissing): -
Melding wel/of niet.
Fase 5 ( Evaluatie)
~ 20 ~
11. Peuters met verstandelijke en/of lichamelijke beperking De peuterspeelzaal is toegankelijk voor kinderen met een verstandelijke en of een lichamelijke beperking. Criteria waar naar gekeken wordt bij plaatsing van deze kinderen: - Iedere aanmelding wordt individueel bekeken - Het bestuur beslist in welke groep het kind geplaatst wordt in overleg met de desbetreffende pedagogisch medewerkers - De plaatsing moet puur om de sociale aspecten gaan - Er wordt gekeken of het kind enigszins mobiel is - Sociaal contact moet mogelijk zijn - De plaatsing mag niet ten koste gaan van de groep of de pedagogisch medewerkers - Een goed overleg tussen pedagogisch medewerkers en ouders is noodzakelijk zodat er voldoende kennis is over de handicap en verzorging van het kind - Samenwerking met de organisatie waar het kind al komt, dit in overleg met de ouders - De pedagogisch medewerkers hebben regelmatig overleg met de ouders, wees hierbij vooral duidelijk en eerlijk naar de ouders.
~ 21 ~
12. Dood en rouw De dood is iets wat bij het leven hoort en de peuter gaat hierop een natuurlijke manier mee om. Een peuter kan al een gevoel van verlies en emotie ervaren. Er bestaat wel een vorm van scheidingsangst, ze zijn bang dat hun ouders of dierbare hen verlaten. Hoe gaan we als pedagogisch medewerkers om met de dood of de naderende dood: Als de ouder komt vertellen dat er iemand in de directe omgeving (vader, moeder, broertje zusje) van de peuter ongeneeslijk ziek is en daardoor kan komen te overlijden dan: - Geef je de ouder de kans en tijd om hierover te praten (luisterend oor). - Je vraagt de ouder om een vervolgafspraak om zo samen met je naaste collega en de ouder over dit onderwerp te praten. - Navragen wat de peuter over deze situatie is verteld. - Navragen hoe in deze situatie de thuissituatie is. Als men komt vertellen dat diegene is komen te overlijden dan: - Neem je als pedagogisch medewerker contact op met de ouder. - Na aanleiding van de binding, situatie en de wil van de ouder vraag je of het op prijs wordt gesteld dat je op rouwbezoek komt. - Bespreek met de ouder hoe men de peuter heeft verteld dat diegene overleden is. Op de speelzaal kunnen we de peuter spelenderwijs begeleiden in zijn rouw en verwerkingsproces door: - Het voorlezen van boekjes (oa. Oma Pluis is dood van Dick Bruna) - Rollenspel te spelen - Kringgesprek of groepsgesprek - Praten met de peuter - D.m.v. knutselen, bijvoorbeeld tekenen
~ 22 ~
13. Samenwerking met ouders Als speelzaal vinden we het belangrijk om een goed contact met de ouders/verzorgers van de peuter te hebben. Dit doen we op de volgende manieren: Inloopochtend: Dit is 1 a 2x in het jaar op een zaterdagmorgen. Op deze ochtend is het mogelijk voor ouders om hun peuter op te geven voor de speelzaal. Tijdens deze inloopochtend worden de ouders geïnformeerd over de werkwijze van de peuterspeelzaal. Ook kunnen ouders/verzorgers en de peuters vast de sfeer proeven. Huisbezoek: Zo nodig wordt er een huisbezoek gebracht. Tijdens het huisbezoek vertelt de pedagogisch medewerker in het kort wat er allemaal in de groep en op de peuterspeelzaal gebeurt. De peuter ziet een van de pedagogisch medewerkers in zijn eigen vertrouwde omgeving. Ook is er thuis ruimte om even rustig met de ouder(s) van gedachte te wisselen over zaken aangaande de peuter of de thuissituatie. Ouderavond: Er wordt niet structureel een ouderavond georganiseerd in de speelzaal.
~ 23 ~
14. Gescheiden ouders Ouders hebben tegenwoordig in de regel beiden gezag. ‘Ze beslissen dus samen over hun kind. Dan komt het erop neer: wat zijn de afspraken tussen de ouders, hoe communiceren ze die afspraken naar de kinderopvang en houden ze zich eraan?’ Het begint bij het intakegesprek. Meld ouders dat je op de hoogte wilt zijn van grote veranderingen in het gezin: scheiding, verhuizing, maar ook als de vader of moeder een nieuwe partner heeft. Die details heb je nodig om het gedrag van het kind goed te kunnen observeren.. Gescheiden ouders willen meestal graag betrokken blijven bij het kind en hebben er vaak moeite mee hebben dat één ouder alles regelt en bepaalt. Daarom is het goed de ouders tegelijk te spreken en alleen bij een slechte verstandhouding ieder apart. Zo voorkom je dat de ene ouder beter op de hoogte is dan de andere. Bespreek met de ouders hoe het beste kan worden gecommuniceerd: of beide ouders worden geïnformeerd óf een ouder krijgt de informatie en geeft dat tijdig door aan de ander. Leg dat duidelijk vast. Hoe ga je om met een conflict? Je hebt vaak het meeste contact met de verzorgende ouder, die het kind ophaalt en wegbrengt. Bij een conflict kan zo’n ouder je wellicht ongevraagd negatieve dingen vertellen over de ‘uitwonende’ ouder. Zorg dat je niet meegetrokken wordt in het conflict. Blijf neutraal en professioneel. Neutraal ben je als je steeds het welzijn van het kind erbij betrekt. Zeg bijvoorbeeld: “Ik kan mij voorstellen dat het vervelend voor u is, maar wat zou voor jullie dochter/zoon het beste zijn en hoe kunnen wij jullie daarbij helpen?” Hamer op gezamenlijk ouderschap. Als het echt niet lukt om ouders te helpen bij hun problemen, dan is het goed hen door te verwijzen. Stel voor dat ze naar een mediator gaan of naar een praktijk van psychologen en pedagogen. Conflicten zijn vaak gecompliceerd en hebben dieperliggende oorzaken. Het is niet de taak van een pedagogisch medewerker conflicten tussen ouders op te lossen. Welke rechten hebben ouders? Volgens het Burgerlijk Wetboek: Bij een scheiding hebben in principe beide ouders zeggenschap. Beslissingen voor het kind worden door beiden genomen. De psz moet dus ook de andere ouder informeren over het welbevinden van het kind en op de hoogte houden van de ontwikkeling van het kind. Dat betekent bijvoorbeeld dat beide ouders recht hebben op een gesprek. Daarnaast is er een zorgregeling (ook wel omgangsregeling genoemd) door de rechter vastgesteld. Hierin staat bij welke ouder het hoofdverblijf is en wanneer de andere ouder het kind mag zien/bij zich mag hebben. Als kindercentrum moet je hieraan vasthouden, daarmee ‘bewaak’ je dat de kinderopvang voor het kind een veilige plek is. Soms houdt de uitwonende ouder zich niet aan de regels en duikt hij/zij ineens bij de psz op om het kind toch te zien. Wijs erop dat dit niet mag. Tenzij natuurlijk de andere ouder er geen bezwaar tegen heeft. Neem hem/haar even apart en praat rustig. Neem contact op met de andere ouder en laat deze beslissen welke stappen (bijvoorbeeld politie) moeten worden genomen. Er kan ook een echtscheidingsconvenant zijn vastgesteld. Als dit niet bij de rechtbank is vastgelegd, is het slechts een afspraak. Als ouders zich er niet aan houden, moet je hen er wel op wijzen, maar de politie zal niet zomaar ingrijpen. Advies: zorg dat je bij de intake van gescheiden ouders ook weet wat er in de zorgregeling staat, vraag desnoods een kopie. Als de ouders niet getrouwd zijn moet de vader het kind erkennen en gezag aangaan. Bij geboorte aangifte wordt dit door de Burgerlijke Stand uitgelegd. Als een kind is erkend betekent dit niet automatisch dat je gezag hebt. Gezag moet worden aangevraagd en dan is dus weer de rechter in beeld die deze keer besluit dat iemand gezag krijgt. Ouderlijk gezag kan ook achteraf (na jaren) nog aangevraagd en geregeld worden, via de advocaat. De rechter doet hier uitspraak over.
~ 24 ~
15. Feesten Het is belangrijk dat kinderen al op jonge leeftijd stil leren staan bij feestelijke evenementen als kerstfeest, verjaardagen enz. De activiteiten moeten aansluiten bij de peuterfase en de belevingswereld van de peuter. Ze moeten zich hierbij veilig voelen. Een goed voorbereiding is belangrijk bij zo’n gebeurtenis. Spel activiteiten en spelmateriaal wordt aan het onderwerp aangepast. Het lokaal wordt ook aangepast aan de activiteiten. Knutselactiviteiten worden aangepast op het thema. Deelname van de kinderen is niet verplicht. Er wordt rekening gehouden met de verschillende culturen. Ouders worden schriftelijk op de hoogte gehouden. Soms is hulp van ouders ook noodzakelijk. Hieronder wordt duidelijk welke feesten er gevierd worden en hoe deze op onze speelzaal worden gevierd. Sinterklaas: Doel: -Kinderen vertrouwd maken met de figuren Sinterklaas en Zwarte Piet. -Een Nederlandse traditie met plezier en spanning ook op de speelzaal vieren. Voorbereiding: -Cadeaus en strooigoed inkopen -Speelzaal versieren -Sinterklaas en pietenkleding strijken uithangen en na afloop wassen -Sint en Pieten uitnodigen en doornemen wat het thema in de speelzaal is -Eventueel hulp van ouders vragen -Foto’s maken Uitvoering: In de klas zijn er kleine Sint en Pietenpakjes aanwezig waarin de kinderen in de huid van Sint of Piet kan kruipen en een rollenspel spelen. Er kan gekozen worden om pietengym te spelen of poppenkast. Tijdens het spelen kunnen er werkjes m.b.t. dit thema gemaakt worden met behulp van klei, plakken, prikken etc. Er kan gekozen worden om pepernoten te bakken of taai-taai te versieren. Iedere pedagogisch medewerker kan dit naar eigen keuze invullen in overleg met haar collega. Op de speelzaal spelen we het sinterklaasfeest als volgt: De speelochtend begint zoals altijd. Er wordt uitgelegd dat er bezoek komt. Vooraf is er met de pieten gesproken over de invulling deze ochtend. Alle peuters gaan met de Pieten op de foto. Ook wordt er een groepsfoto gemaakt. Er wordt met de Pieten gezongen en gespeeld. De Pieten delen cadeau’ s uit en sluiten het sinterklaas feest af. Na afloop wordt alles opgeruimd en de pakken enz. gewassen.
~ 25 ~
Kerstfeest: Doel: -Met ouders, peuters en pedagogisch medewerkers de sfeer van kerst beleven -Saamhorigheid Voorbereiding: -Klas versieren -Kerstboom in de klas opzetten en voorzien van lichtjes -Koekjes, waxinelichtjes kopen (op batterij) -Uitnodigingen maken voor ouders -Peuter kerst ontbijt voorbereiden Uitvoering: De laatste speelzaalochtend voor de kerstvakantie worden de ouders uitgenodigd om vanaf 11.00 uur de kerstviering bij te wonen. De kinderen en ouders zitten gezamenlijk rond de kerstboom en er worden gezamenlijk kerstliedjes gezongen en eventueel een verhaal voorgelezen. Daarna is er gelegenheid voor het drinken van koffie voor de ouders en limonade en koekjes voor de peuters. De kinderen worden op het feest voorbereid door het maken van werkjes, het zingen van liedjes en het voorlezen van verhaaltjes. Lentefeest: Doel: -Het begin van nieuw leven vieren d.m.v. jonge dieren in de klas halen. -Saamhorigheid. Voorbereiding: -Klas versieren.
Uitvoering: We werken met de kinderen over het thema lente door bijv. het knutselen met allerlei materialen, door liedjes te zingen en door voor te lezen in de kring of kringgesprekken te houden over bijv: jonge dieren zoals, kuikentjes, lammetjes etc. Als het mogelijk is zijn er ook dieren in de klas aanwezig. (allergie). Vader-en Moederdag: Doel: -Extra aandacht voor vader, moeder, verzorgers, opa’s en oma’s. Uitvoering: -In de groepen maken we een cadeautje, in geval van overlijden, scheiding etc. wordt overleg gepleegd door pedagogisch medewerker met ouder /verzorger.
~ 26 ~
Verjaardag peuter: Doel: -Extra aandacht voor de peuter -Stil staan bij een belangrijk moment in het leven van een peuter Uitvoering: Een verjaardag is een belangrijke gebeurtenis in het leven van een peuter. Het is goed om hierbij stil te staan. Er horen allerlei rituelen bij deze gebeurtenis zoals een verjaardagshoed, een taart met kaarsjes, zingen, een cadeautje en een traktatie. De ouders van de jarige worden uitgenodigd om de verjaardag vanaf 11.30 uur mee te vieren (opa en/of oma zijn ook welkom).De peuter mag zelf zijn traktatie uitdelen. Traktatie: -Er mag snoep getrakteerd worden maar niet teveel -Vooraf neemt de pedagogisch medewerker het initiatief om de verjaardag/afscheid te plannen -Er worden afspraken gemaakt over wat er getrakteerd wordt i.v.m. allergieën -Kinderen met een allergie zorgen voor een eigen trommeltje wat gebruikt kan worden voor een traktatie. Jaarafsluiting: Doel: Afsluiten van een schooljaar samen met pedagogisch medewerkers, ouders en peuters Voorbereiding: -Fietstocht organiseren en uitzetten -locatie zoeken en bekijken voor koffie/limo moment -Het maken van een uitnodiging -Ouders inschakelen voor hulp-
Uitvoering: In de laatste week worden ouders uitgenodigd om het schooljaar af te sluiten door gezamenlijk te fietsen door de omgeving en koffie te drinken. Als er veel kinderen afscheid nemen van de peuterspeelzaal organiseren we dit voor de laatste speelochtend.
~ 27 ~
16. Stage Beroeps Praktijk Vormings - werkplan: De peuterspeelzaal is een erkend leerbedrijf en biedt de gelegenheid stagiaires te laten werken in een reële arbeidssituatie en de eindtermen via beroepspraktijkvorming te realiseren. De kwalificatie die, de peuterspeelzaal aanbiedt geldt voor: -sociaal pedagogisch werker niveau 3 -helpende welzijn niveau 2 -vmbo zorg en welzijn De uren die door stagiaires gemaakt moeten worden kunnen niet altijd gemaakt worden in Peuterspeelzaal Trixie. Bij een plaatsing wordt hier op gelet en evt. is er overleg met de zalen uit de Stichting voor plaatsing. De peuterspeelzaal streeft ernaar om voldoende begeleiding te geven. De directe begeleiding van de stagiaire ligt bij de pedagogisch medewerkers van de groep waar stage wordt gelopen. Deze beoordelen ook de stagiaire d.m.v. een stageboek. De begeleiding vindt plaats vanaf aanvang werktijd t/m eindtijd. Bij introductie vindt een rondleiding door het gebouw plaats met de contactpersoon. Er worden informatiefolders uitgereikt, en het contract wordt getekend. Per stageperiode vindt er minimaal 1 keer overleg plaats tussen de begeleider op de stageplaats, stagiaire en de schoolbegeleider ten einde de houding van de stagiaire te beoordelen. Alle betrokkenen verplichten zich tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens. De peuterspeelzaal heeft de plicht elk stuk dat de stagiaire schrijft in het kader van de stage door te lezen en te ondertekenen. Dit om de beroepsethiek te verzekeren. De stagiaire houdt zich aan de voorschriften op het gebied van orde, veiligheid en gezondheid en volgt de aanwijzingen van de stagebegeleider op dit gebied. Er staat geen vergoeding tegenover verrichte arbeid. Werktijden zijn de tijden die afgesproken worden tijdens de introductie. Bij ziekte of verzuim dient dit gemeld te worden bij de contactpersoon. De onderwijsinstelling sluit voor de leerlingen een ongevallenverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering af. Ook dient er een verklaring van goed gedrag aanwezig te zijn. Het contract wordt beëindigd: - indien een van de betrokkenen de afspraken niet nakomt. - indien verdere samenwerking niet meer mogelijk is.
~ 28 ~
17. Hygiëne, veiligheid en ontruiming Hygiëne: Persoonlijke hygiëne voor pedagogisch medewerkers en kinderen. Pedagogisch medewerkers zien er verzorgd uit, dus schoon gewassen en geen kapotte kleding. Als er wondjes zijn dienen die worden afgedekt. Handen wassen: -na het toiletbezoek. -na het verschonen van een peuter. -na het snuiten van neuzen. -voor en na wondverzorging Sanitaire ruimten: Het sanitair verkeert in goede staat. De toiletruimten worden na elk dagdeel schoon gemaakt. De wanden, plafonds en vloer zijn goed te reinigen. Er is voldoende toiletpapier aanwezig. De papieren handdoekjes worden nagekeken en aangevuld. Er is een zeeppompje. Het fonteintje is op kinderhoogte. De commode wordt na elke verschoning schoon gemaakt met chloordoekjes. Na elk dagdeel wordt de prullenbak verschoond. Lokalen: De ruimtes zijn schoon en worden na elk dagdeel schoon geveegd. Tafels worden schoongemaakt. Het speelgoed wordt regelmatig schoongemaakt. Grote schoonmaak aan einde schooljaar. (met hulp van ouders) Veiligheid: De omgeving buiten: De zandbak heeft een waterdoorlatende ondergrond. Het zand wordt 1x keer per 2 jaar ververst. De zandbak wordt na gebruik afgeschermd met een net dat niet op het zand ligt (i.v.m. kattenbezoek). De speelplaats houden we vrij van zwerfvuil/eetafval/glas. Klimtoestellen worden regelmatig gecontroleerd op veiligheid. De buitenspeelplaats is gevoelig voor vandalisme. Dit heeft aandacht. De omgeving binnen: Schoonmaakmiddelen staan buiten bereik van de kinderen. . Er is een EHBO doos en er zijn branddekens aanwezig. Speelgoed wat kapot is wordt gerepareerd of weggegooid.
~ 29 ~
Ontruiming: Het protocol bij calamiteiten: - Waarschuw bij ontdekking de BHV-er van de PSZ. - Eerst taxeren of je (bij brand) zelf kan blussen. - Glas indrukken, de sirene gaat. - 112 bellen (BHV-er) - VERTREKKEN.
-
De pedagogisch medewerkers trekken veiligheidsvestjes aan en pakken de ontruimingsketting. Met de peuters wordt het verzamelliedje (we gaan nu naar buiten in een lange rij) gezongen en de peuters worden geteld. De BHV-er controleert de toiletten, het magazijn en zij neemt de presentiemap en telefoon mee. De andere aanwezigen gaan naar buiten via de gebruikelijke vluchtroute van het gebouw. Peuters gaan met de pedagogisch medewerkers mee naar buiten, ook als ouders in de speelzaal zijn. De Trixie groep verzamelt in gebouw Beatrix. (de BHVer rapporteert aan de BHVer van school en deze onderhoud het contact met andere instanties) De pedagogisch medewerkers blijven bij de kinderen van hun groep.
In iedere groep wordt regelmatig een ontruiming geoefend 2 x per jaar wordt een ontruimingsoefening gehouden. 1 x in het najaar en 1 x aan het einde van het schooljaar. De oefen datum wordt in het ontruimingsplan genoteerd.
~ 30 ~
18. Protocol ziekte en medicijngebruik Zieke peuters: - Peuters met een temperatuur hoger dan 38 graden en/of een besmettelijke ziekte mogen niet naar de PSZ gebracht worden. - De pedagogisch medewerkers mogen ouders / verzorgers van een peuter die ziek wordt op de PSZ verzoeken het kind op te halen. - Bij een waterdunne ontlasting verzoeken wij de ouder / verzorgers de peuter op te halen. Dit i.v.m. besmettingsgevaar. - Wij hanteren bij het weren van zieke peuters de regels van de GGD, welke zijn opgenomen in het naslagwerk Kinderopvang. - Ouders vullen bij het aanmelden op het aanmeldingsformulier de nodige informatie over het kind in. - Ouders zijn zelf verantwoordelijk om wijzigingen op dit formulier door te geven aan de pedagogisch medewerkers - Bij een calamiteit zullen de ouders / verzorgers direct op de hoogte gesteld worden. Zij bepalen verder beleid. - Wanneer de ouders niet bereikbaar zijn, zullen de pedagogisch medewerkers contact opnemen met het noodnummer. - Wanneer de pedagogisch medewerkers spoed noodzakelijk vinden, er duidelijk letsel is of wanneer er twijfel is, zal contact worden opgenomen met de huisarts, welke vermeld is op het aanmeldingsformulier. - Ouders hebben een meldingsplicht wanneer de peuter of andere gezinsleden de volgende ziektebeelden vertonen: braken, diaree, huiduitslag of bij een infectieziekte. Ouders dienen contact opgenomen te hebben met de huisarts over wel / niet brengen van peuter naar de PSZ bij infectieziekten. - De pedagogisch medewerkers bepalen of de peuter toegelaten kan worden op de PSZ. Medisch handelen: - De pedagogisch medewerkers zullen, met in achtneming van wet BIG (bevat regels voor zorgverlening door beroepsbeoefenaars), geen medische handelingen uitvoeren.
~ 31 ~
Toedienen medicijnen: - De pedagogisch medewerkers dienen in principe geen medicijnen toe aan de peuters. Vaccinaties en infectieziekten: - Wij hanteren bij infectieziekten de regels van de GGD, welke zijn opgenomen in het naslagwerk Kinderopvang. - De PSZ moet op de hoogte worden gehouden over het vaccinatieschema van de peuter, dit om in geval van infectieziekten adequaat te kunnen handelen. - De PSZ zal via schriftelijke informatie bekend maken als een besmettelijke ziekte binnen de PSZ heerst. - Bij het intake gesprek geven ouders/verzorgers aan of zij het RVP (Rijksvaccinatie programma) voor hun kind volgen. - In de map van de pedagogisch medewerkers worden alle gegevens genoteerd. - Hierbij worden ook de medicijnbriefjes gestopt. - Ook overige informatie met betrekking tot de gezondheid van de peuter wordt hierbij gevoegd, zoals allergieën en vaccinaties.
~ 32 ~
19. Klachtenprocedure Reglement interne klachtenprocedure. Een reglement voor een interne klachtenprocedure ten behoeve van organisaties aan gesloten bij de ZCKK (Zuid-Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang). Artikel 1. Begripsomschrijving 1.1 Organisatie of kinderopvangorganisatie: een aangesloten rechtspersoon of natuurlijk persoon die in organisatorisch verband een voorziening in stand houdt om regelmatig opvang te bieden aan kinderen in de leeftijd van 0 t/m einde basisschoolleeftijd in de vorm van kinderdagverblijf (KDV), peuterspeelzaal PSZ, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouderbureau (GOB). 1.2 Bestuur: de (verzameling van) personen die krachtens opgedragen bevoegd heden eindverantwoordelijk (is) zijn voor de uitvoering van de kinderopvang door de betreffende organisatie. 1.3 Leidinggevende / management: de persoon / personen die in opdracht van en onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur leiding geeft / aan de organisatie (adjunct) hoofd, coördinator, of directeur. 1.4 Pedagogisch medewerkers (v/m): persoon die de verantwoordelijkheid heeft over de opvang van de groep kinderen. 1.5 Medewerker: iedere persoon die, zowel door een dienstverband als op andere wijze verbonden aan betreffende kinderopvangorganisatie, diensten verleend onder verantwoordelijkheid van genoemde organisatie. Bij behandeling van een klacht wordt uiteindelijk de organisatie als aangeklaagde partij beschouwd, niet de individuele medewerker. 1.6 Geledingen: de lagen binnen de organisatie waar een klacht ingediend kan worden. Er worden 2 geledingen onderkend binnen een organisatie, van hoog naar laag: bestuur en groepsleiding. 1.7 De Zuid-Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang, hierna te noemen ZCKK is een provinciale klachtencommissie voor kinderopvang in Zuid Holland. zij werkt voor aangesloten organisaties voor KDV,PSZ,BSO en GOB. Voor GOB´s werkt de ZCKK voor zover het de werkzaamheden van het GOB betreft, inclusief, de uitvoering van de opvang bij gastouders waarmee het GOB een arbeidsrelatie heeft. De ZCKK kan worden ingeschakeld door klanten van aangesloten organisaties. 1.8 Klant: een natuurlijk persoon, die gebruik maakt, wenst te maken of gebruik heeft gemaakt van de diensten van de kinderopvangorganisatie. 1.9 Klager: een persoon of een groep van personen, behorende tot de klanten van De kinderopvangorganisatie, die een klacht voorlegt of voorgelegd wil zien aan genoemde organisatie.
~ 33 ~
1.10 Klacht: Schriftelijke of mondelinge uiting van ongenoegen van een klant wat betreft de dienstverlening van de kinderopvangorganisatie, of een medewerker van de organisatie. Het ongenoegen dient betrekking te hebben op handelingen of beslissingen, of het nalaten daarvan, van de aangeklaagde organisatie in een zaak waarin de klager een belang heeft. De klacht kan betrekking hebben op alle aspecten van de dienstverlening van de organisatie die de kinderopvang betreffen. Artikel 2 Indienen van een klacht 2.1 Het recht tot indienen van een klacht komt toe aan: - de klant, d.w.z. ouders of verzorgers en kinderen vanaf 6 jaar - zijn of haar wettelijke vertegenwoordigers - zijn of haar nabestaanden - natuurlijke personen die door de klant zijn gemachtigd 2.2 De klager is te allen tijde gerechtigd de klacht in te trekken 2.3 Bij intrekking van de klacht door de klager is het bestuur bevoegd onderzoek te doen naar de klacht. De klager wordt hiervan in kennis gesteld 2.4 De klager is gerechtigd de klacht binnen de organisatie in te dienen bij elke door hem of haar gewenste geleding van de organisatie en / of bij de externe Klachtencommissie, de ZCKK. Aanbevelingen voor de geschiktste geleding bij een bepaalde klacht worden gegeven in de navolgende subparagrafen 2.4.a Bij de pedagogisch medewerkers in te dienen klachten betreffende: - het functioneren van de pedagogisch medewerkers of kinderen - de huisregels en tijden - accommodatie en spelmaterialen - hygiëne en voeding 2.4.b Bij het bestuur in te dienen klachten betreffende: - procedures binnen een groep - financiële zaken - het functioneren van medewerkers (waaronder ook leidinggevenden). - aanname- en plaatsingsbeleid - algemeen beleid 2.4.c Bij het bestuur kunnen klachten ingediend worden die niet naar tevredenheid zijn afgehandeld door een of beide lagere geledingen
~ 34 ~
Artikel 3 Behandeling van de klacht 3.1 De medewerker die de klacht in ontvangst neemt. Is verantwoordelijk voor een (tijdige) reactie aan de klager, al dan niet na overleg met een hogere geleding binnen de organisatie. Indien de reactie niet bevredigend is, kan de klager zijn klacht vervolgens indienen bij een hogere geleding. Bovengenoemde medewerker maakt klager hierop attent. 3.2 De medewerker die de klacht in ontvangst neemt, maakt van de klacht en de afhandeling een korte schriftelijke rapportage t.b.v. de organisatie. 3.3 De termijn voor het geven van een reactie op een klacht is ten hoogste twee weken, indien de klacht vervolgens ingediend wordt bij een hogere geleding, geldt hiervoor opnieuw een termijn van ten hoogste twee weken. De maximale termijn bij het doorlopen van alle 2 geledingen bedraagt daarmee 2 x 2 weken. De organisatie draagt zorg voor de inachtneming van genoemde termijnen. Zolang de klager de klacht niet bij een hogere geleding heeft ingediend, is er in feite geen klacht. De 2 weken tijd die de organisatie heeft per geleding,gaat in bij het wederom indienen van de klacht. De maximale tijd van 4 weken kan dus over meer tijd verspreidt worden, afhankelijk van de snelheid van reageren van de klager. De medewerkster die de klacht in ontvangst neemt, informeert de klager op dit punt. 3.4 Indien de klacht betrekking heeft op een medewerker, de klacht niet naar tevredenheid is afgehandeld en door de klager bij een hogere geleding is ingediend, wordt de beklaagde medewerker door de hogere geleding in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk haar / zijn standpunt toe te lichten. 3.5 Indien de klacht betrekking heeft op een medewerker, de klacht niet naar tevredenheid is afgehandeld en door de klager bij een hogere geleding is ingediend, worden klager en beklaagde in de gelegenheid gesteld hun argumenten naar voren te brengen en toe te lichten in elkaars aanwezigheid, tenzij het nodig wordt geacht partijen afzonderlijk te horen, of indien een van de partijen hierom verzoekt. Indien tot afzonderlijk horen van klager en beklaagde wordt overgegaan, zal alleen die informatie bij de overwegingen worden betrokken waarop de wederpartij gelegenheid heeft gehad te reageren. 3.6 De klager kan te allen tijde zijn of haar klacht voorleggen aan de Zuid-Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang. De organisatie attendeert klager op de mogelijkheid de klacht bij ZCKK in te dienen, en stelt hem of haar een klachtformulier en reglement ter beschikking. De organisatie attendeert klager op externe instanties waar hij of zij eventueel ondersteuning kan krijgen bij het op schrift stellen van de klacht. Voor klachten ingediend door een minderjarige klager, wordt vanaf dit moment de ouder/verzorger geacht verder als vertegenwoordiger op te treden.
~ 35 ~
Artikel 4 Bijstand Partijen kunnen zich laten bijstaan, of doen vertegenwoordigen, door een door hem of haar aan te wijzen persoon. Artikel 5 5.1 De organisatie kan ter beoordeling van de klacht nadere informatie inwinnen bij de klager, alsmede bij derden. Voor het inwinnen van informatie bij derden is schriftelijk toestemming nodig van betrokkene(n), voor zover het hun privacy betreft. 5.2 Van het inwinnen van informatie wordt schriftelijk aantekening gehouden door de organisatie. Deze aantekening bevat datum, inhoud, en eventueel plaats of bron van de verkregen informatie. 5.3 De organisatie is verplicht alle bescheiden en/of informatie, betrekking hebbend op de klacht, vertrouwelijk te behandelen en geheimhouding te verzekeren t.a.v. de bij de behandeling van de klacht betrokken personen, indien dit gevraagd wordt door degene(n) van wie deze bescheiden en/of informatie afkomstig (zijn) is. Artikel 6. Inzagerecht Klager en, indien de klacht betrekking heeft op een persoon, beklaagde worden in de gelegenheid gesteld alle op de klacht betrekking hebbende stukken in te zien. Stukken die door een der partijen worden ingediend onder de conditie dat de andere partij hierin geen inzagerecht heeft, worden niet in behandeling genomen en spelen bij de uiteindelijke oordeelsvorming geen rol. Artikel 7. Beslissing organisatie De organisatie stelt klager binnen 2 weken na indiening van de klacht mondeling en/of schriftelijk, en met redenen omkleed in kennis van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht. De organisatie deelt klager mede of, en zo ja welke maatregelen zij zal nemen naar aanleiding van de klacht. Artikel 8. Geheimhouding Een ieder is tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle partijen betreffende gegevens en informatie die haar of hem ter kennis zijn gesteld. Dit geldt voor gegevens waarvan hij of zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden. Artikel 9. Bekendmaking klachtenregeling De organisatie brengt de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van haar klanten.
~ 36 ~
Artikel 10. Vaststelling en wijziging reglement Dit reglement wordt vastgesteld door het bestuur van de organisatie. Het bestuur heeft hiervoor instemming verkregen van de aanwezige cliëntenvertegenwoordiging. Wijziging zal plaatsvinden na overleg met de cliëntenvertegenwoordiging. Uitgesloten van wijziging worden de maximale termijn van 2x2 weken en het maximum aantal van 2 geledingen voor de klachtenbehandeling. Artikel 11. Inwerkingtreding. Het reglement treedt in werking per onmiddellijke ingang.
Herzien November 2013 September 2014 Januari 2015 Januari 2016
~ 37 ~