Perkament
Schrijven op een dierenvelletje
Vervaardiging van perkament
Haarinplant
Charter
Zegel
Perkament is een geprepareerd dierenvel. Na het losweken van haar en vet in verschillende baden werd de huid over een boomstam gelegd, waar de haren met een bot mes werden verwijderd. Na verder schoonmaken kon de huid opgespannen worden op een frame. Het drogen onder spanning had tot gevolg dat perkament andere eigenschappen heeft dan leer. Het is bijvoorbeeld veel minder soepel. Het gedroogde, nog opgespannen, vel werd aan beide zijden afgeschraapt met een halfmaans-mes. Daarna werd de huid met puimsteen glad geschuurd en was het perkament klaar. Voor gebruik als schrijfmateriaal werd een lichte afwerkingslaag aangebracht.
Een dierenhuid bestaat uit drie lagen: de epidermis (de opperhuid), de dermis (de lederhuid) en de hypodermis. Bij perkament is slecht de lederhuid over. Soms zijn de haarzakjes nog zichtbaar. Daaraan kunnen we de diersoort herkennen.
Een charter is een stuk perkament of papier waarop een akte is geschreven en dat voorzien is van een of meer waszegels. Tot de negentiende eeuw waren charters meestal van perkament. Zegels zijn kwetsbaar en daarom hebben charters meer zorg nodig dan andere archiefstukken. Gevouwen perkament wordt vlak gemaakt en daarna vastgezet op zuurvrij karton. Het zegel krijgt een extra beschermingshoes.
Het zegel was belangrijk, het maakte een charter tot een rechtgeldig stuk. Degene die zijn stempel plaatste was iemand met gezag: schout, schepen, baljuw of graaf. De zegelaar identificeerde zich met zijn naam in het randschrift en indirect in de afbeelding, waarop zijn ambt symbolisch verbeeld werd of zijn wapen was geplaatst. Met behulp van een metalen zegelstempel werd de afbeelding in een klont bijenwas gedrukt. De oorspronkelijk blanke bijenwas was gewoonlijk met behulp van pigmenten groen, rood of wit gekleurd.
Schematische weergave van de haarinplant bij
Opgevouwen charters tussen de papieren stukken
schaap, kalf en geit Een charter: de koopakte van een huis op de Nieuwe
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Keizersgracht, 13 januari 1680
Een perkamentmaker overhandigt een vel perkament aan de heilige Hieronymus. Spaanraam en halfmaansmes zijn ook getekend. Hamburger Bijbel, 1255 (Deense Koninklijke Bibliotheek, Kopenhagen)
Zegelstempel (achttiende-negentiende eeuw) en brokken zegelwas
Geitenvel
Dierenhuiden kunnen bewerkt worden tot perkament. Sinds de middeleeuwen werd dit stevige materiaal gebruikt voor boeken en charters. In onze archieven komen we perkament als schrijfmateriaal vooral tegen in de vorm van charters. Maar veel vaker is het gebruikt als bekledingsmateriaal van boekbanden.
Perkamenten banden
Een kwetsbare huid
Archiefbanden
Sluitlinten
Scharnier en kapjes
Oude restauratiemethodes
Tot in de negentiende eeuw waren archiefboeken gewoonlijk voorzien van een stevige perkamenten band. De meest voorkomende archiefband is de spitselband. De bladzijden van het boek waren vastgenaaid op lange perkamenten stroken, die door de buitenzijde van de band werden geregen. Archiefbanden zijn vooral gebruiksbanden, heel anders dan de pronkbanden in bibliotheken, die vaak een rijk gedecoreerde leerbekleding hebben.
Perkament reageert heel snel met vocht uit de omgeving, waardoor het kan vervormen. Om te voorkomen dat het perkament de platten (de voor- en achterzijde) van een boek zou kromtrekken, werden vaak sluitlinten aangebracht.
Perkament is een zeer sterk materiaal en schade ontstaat meestal door ruw gebruik. Het kapje, de bovenkant van de band, kan stukgetrokken worden bij het uit de kast ‘trekken’ van een boek. Onvoorzichtig openen en plat drukken van een geopend boek kan de band beschadigen.
Tot aan de jaren tachtig van de vorige eeuw werd weinig waarde toegekend aan oude banden. De inhoud vond men belangrijker. Als een band beschadigd was verving men deze eenvoudig door een nieuwe, met moderne bindtechnieken. Zo’n aanpak is tegenovergesteld aan de ethiek van de boekrestauratie die nu gehanteerd wordt.
Stadsarchief Amsterdam, Depot 6, Archief van de Notarissen
Sluitlinten in het Archief van de Secretarie, 1757
Beschadigde kapjes in het Notarieel Archief, ca. 1720
ter Standplaats Amsterdam
Schout en Schepenen, ca.1630
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Oude ordners
Nieuwe restauratiemethodes
Behalve het schrijven in boeken bestond ook de behoefte om losse geschreven stukken, zoals brieven, in een band te bewaren. Een methode was om losse papiervellen in te voegen in een al bestaande lege band - net als onze ordners. De vellen werden stuk voor stuk aan de rug van de band genaaid. De ruggen zijn herkenbaar aan dicht naast elkaar geplaatste bindgarens, voor elk papier één.
Oude ‘ordners’ in het Archief van de Burgemeesters, ca. 1750
Oude en nieuwe perkamenten banden in de Archieven van de
Het doel van de huidige conserveringswerkzaamheden is het behouden van de oorspronkelijke band. Daarbij worden ook moderne materialen gebruikt. Ontbrekende stukken perkament worden aangevuld met Tyvek, een stabiel synthetisch materiaal, dat flexibel genoeg is om de vervormingen van het perkament te volgen zonder nieuwe spanningen te creëren.
Beschadigde spitselband
Gerestaureerde banden in het Archief van de Burgemeesters, ca. 1700
Handgeschept papier
Vezelontsluiting met de Hollander
Wat is papier?
Lompen en vodden
Vezelontsluiting met de Hollander Watermerk en vergé
Papier is een mat van plantaardige vezels, die als een vilt in elkaar grijpen. De vezels zijn opgebouwd uit lange ketens cellulose, die zowel stevig als buigzaam zijn. Om papier te maken worden de vezels in een vat met water gedaan. De papiermaker schept met een zeef een dunne laag vezels uit het vat. Door droging ontstaat er een vel papier.
Oude kleding vormt de beste grondstof voor papier, omdat de vezels door het dragen al enigszins gekneusd en versleten zijn. Aanvankelijk was er in Europa weinig vraag naar papier, maar dat veranderde na de uitvinding van de boekdrukkunst door Gutenberg in 1452. Er ontstond een levendige handel in de waardevolle lompen en vodden.
Voor het maken van papier zijn losse vezels nodig. Het losmaken werd in het begin gedaan door met knuppels op de vodden te slaan. Later kwamen er stampers, die zich ontwikkelden tot gemechaniseerde hamerbakken in Europese watermolens. Rond 1680 werd in de windmolens van de Zaanstreek een nieuw type maalbak ontwikkeld: de Hollander.
Papier wordt geschept met een zeef van koperdraad. De draden liggen dicht naast elkaar en zijn verbonden door een aantal dwars lopende draden. Bij strijklicht of doorzicht zijn de afdrukken van de draden nog herkenbaar. Dit wordt het vergé genoemd. Met koperdraden kunnen ook figuren gemaakt worden die in het papier zichtbaar blijven, omdat het papier daar iets dunner is. Dit zijn lijnwatermerken.
In een ovale kuip werd de vezelbrei rondgepompt door een rol met bronzen messen. Zo was het mogelijk om veel sneller en in veel grotere hoeveelheden papierpulp te maken. Door de stand van de messen aan te passen kon men grover of fijner papier vervaardigen.
Van celluloseketen naar vezel
Gemeentelijk Lompensortering Amsterdam, ca. 1925
Watermerk met Amsterdams wapen en vergé,
www.stadsarchief.amsterdam.nl
tweede helft zeventiende eeuw
Een Hollander gevuld met papierpulp
Ontwikkeling van het papier maken
Doorsnede van een papiermolen met zes Hollanders, 1734
200 v. Chr. papier van hennep in China 104 n. Chr. T’sai Lun beschrijft voor het eerst het papier maken 300 flexibele bamboe zeef 751 Arabisch papier met stijfsellijm 900 vezelontsluiting met stampers in China en Midden-Oosten 1000 Europees papier van hennep en vlas met stijfsellijm 1150 papiermolen in Xativa, Spanje 1281 oudste watermerken in Fabriano, Italië 1283 papier in gebruik bij de kanselarij van graaf Floris V 1379 toepassing van gelatinelijm in Fabriano, Italië 1680 vezelontsluiting met de Hollander
Een lompenhandel in de Kromme Tuinstraat, 1935
Lompen
Bedreigingen van handgeschept papier Waterschade
Brandschade
Foxing (vossenbruin)
Restauratiepapier
Bij veroudering door licht, vocht en temperatuurwisselingen worden de celluloseketens van het papier aangetast. Het aangetaste materiaal is bruin van kleur en oplosbaar in water. Als het papier nat wordt gaat de bruine verkleuring in oplossing. Bij droging trekt het bruine water naar het oppervlak en vooral naar de rand van het natte papier. Hier ontstaat een waterrand.
Papier is zeer brandbaar en vuur vormt een groot gevaar. Maar als papieren dicht tegen elkaar liggen, bijvoorbeeld in een boek, duurt het lang voordat alles geheel verbrand is omdat er nauwelijks zuurstof tussen de bladzijden kan komen. Dat is goed te zien aan documenten uit het notarieel archief. In de nacht van 12 op 13 oktober 1762 woedde er een brand in de protocollenkamer van het Stadhuis. Vele papieren zijn toen aan de randen verbrand, terwijl het binnenste niet beschadigd werd. Deze archiefstukken moeten met extra veel zorg behandeld worden. Elke keer als de broze randen afbrokkelen verdwijnt er tekst. Uiteindelijk kan de inhoud onbegrijpelijk worden.
Foxing is een verzamelnaam voor bruine vlekken in papier, met dezelfde kleur als de vacht van de vos. Foxing ontstaat waarschijnlijk door metaaldeeltjes en schimmel in het papier. Tijdens het papier maken kunnen metaalsporen in de papierpulp terechtkomen en later plaatselijk verkleuringen in het papier veroorzaken.
Voor het restaureren van archiefstukken wordt een heel dun papier gebruikt dat toch heel sterk is. Het wordt in Japan gemaakt van kozo, de binnenbast van de papiermoerbeiboom (Broussonetia papyrifera en Broussonetia kazinoki). De papiermoerbei heeft een lange rechte stam met weinig vertakkingen. De bast kan hierdoor in lange stroken afgepeld worden en levert na bewerking een lange vezel voor het papier.
Foxing
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Water, vuur en foxing
De papiermoerbei (Broussonetia kazinoki)
Waterrand
Brandschade aan bladen uit het notarieel archief
Het repareren van scheuren met Japans papier
Machinaal papier
Vooruitgang leidt tot slechtere kwaliteit
Langzeefmachine
Houthoudend papier
‘Houtvrij’ papier
Dankzij de toepassing van zeer fijn koperdraad in de papierzeef lukte het James Whatman in 1756 om een egaal papier (velijn) te maken. Aan het eind van de achttiende eeuw werd een lopende band van kopergaas ontwikkeld, waarmee een continu productie mogelijk was. Voor het eerst kon papier op een rol vervaardigd worden.
Begin negentiende eeuw werd bij het papier maken de gelatinelijm langzaam vervangen door goedkopere lijm op basis van harsaluin. Toen ontdekt werd dat hout goed te versplinteren was op een slijpsteen kwam er een alternatief voor de schaarse lompen. De kwaliteit van het papier was echter slecht. Hout bevat een lichtgevoelige stof, lignine, die snel verbruint in zonlicht. Dat is de reden dat krantenpapier zo snel verkleurt.
In de negentiende eeuw werd het mogelijk om cellulose chemisch te onttrekken aan hout. In grote ketels werd het hout gekookt met natronloog (sulfaatproces) of met zwavelzuur (sulfietproces). Het aandeel lichtgevoelige lignine werd zo verminderd of geheel verwijderd. Men spreekt dan van ‘houtvrij’ papier. Dit papier is sterker dan papier van houtslijpsel. Maar door de korte vezellengte en de toegepaste zure lijm met harsaluin is de levensduur van deze papiersoort beperkt.
Bij sterke vergroting worden de houtsnippers in het papier zichtbaar
De moderne papierfabriek van de firma Van Gelder in Wormer, 1895. Rechts staat de oude papiermolen. Langzeefmachine in papiermolen de Schoolmeester in Westzaan
Een houtslijper wordt bijgevuld met een boomstammetje (zonder bast) in de papierfabriek van Van Gelder in Velsen, 1935
Ontwikkeling van het papier maken
www.stadsarchief.amsterdam.nl
(Photo Spaarnestad)
1756 velijn papier James Whatman 1774 chloorbleekmiddelen Carl Wilhelm Scheele 1798 langzeefmachine van Nicolas-Louis Robert maakt eerste machinaal papier 1806 harsaluinlijm Moritz Friedrich Illig 1809 rondzeefmachine van John Dickinson 1840 houtslijpsel Friedrich Gotlob Keller 1853 chemisch ontsluiten van cellulose uit hout volgens sulfaatproces 1863 chemisch ontsluiten van cellulose uit hout volgens sulfietproces
Papierrollen in de Paleisstraat, 1959. Foto Henk Jonker (Maria Austria Instituut)
Houtslijpsel, hars, aluinkristallen
Houthoudend papier verkleurd snel en wordt broos
Vanaf 1798 was het mogelijk papier te maken met machines. Een grotere en snellere productie was het gevolg. Maar door de toepassing van houtslijpsel als nieuwe grondstof en gewijzigde productiemethoden nam de kwaliteit van papier steeds verder af. Pas na 1950 trad verbetering op.
Vertraagd verval Verzuring
Ompakken
Depot
Een van de grootste bedreigingen voor papier is verzuring. Zuren zijn aanwezig in het papier door de gebruikte grondstoffen, verouderingsprocessen, luchtvervuiling en schrijf- of drukinkt. Het gevolg is een chemisch proces, zure hydrolyse genoemd. De celluloseketen breekt in stukken en het papier verliest zijn sterkte.
Het opbergen van papier in zuurvrije omslagen en dozen vertraagd het verval. Zuurvrije materialen hebben vaak een alkalische reserve die zuren neutraliseert. De dozen bieden ook bescherming tegen stof, licht en snelle klimaatwisselingen. In een omslag en in een doos is kwetsbaar papier bovendien veel veiliger te hanteren. Nieuw archief wordt eerst omgepakt en daarna op depot geplaatst. Ook al lang aanwezige archieven worden aangepakt. Het vervangen van verouderd bergingsmateriaal is een continu proces in gebouw De Bazel met wel 47 kilometer plankruimte.
Een effectief depot heeft een stabiel klimaat. Temperatuurschommelingen veroorzaken veranderingen in luchtvochtigheid. Elk materiaal reageert verschillend op vocht. Bij snelle wisselingen verouderd papier sneller. Papiervezels bestaan voor een deel uit water. Bij te droge lucht kan papier broos worden. Bij te vochtige lucht (boven 65% relatieve luchtvochtigheid) kunnen schimmels zich snel ontwikkelen en een bedreiging vormen voor de hele collectie.
Structuurverlies door zure hydrolyse
Roestend ijzer, zoals oude nietjes en paperclips, tast het papier aan Hart van het klimaatbeheersingssysteem is een warmtepomp. Deze haalt warm water van 122 meter en koud water van 150 meter diepte uit grondlagen onder De Bazel
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Licht en lucht Omgepakt archief
Plakbandlijm trekt in het papier en veroorzaakt verbruining. Verbruind en broos papier uit 1914
Het aangetaste papier scheurt er gemakkelijk.
Buizen van het klimaatsysteem in een archiefdepot
Licht veroorzaakt onomkeerbaar verval van het papier, zoals verkleuring. Lichtschade stapelt bovendien op. In een depot is het daarom donker en bevinden de meeste archiefstukken zich in lichtdichte dozen. Poreuze materialen, zoals papier, zijn gevoelig voor luchtvervuiling. Fijnstof kan zich vastzetten. Gassen als zwaveldioxide en stikstofdioxide kunnen met in papier aanwezig water veranderen in schadelijke zuren en zo het papier aantasten. Om papier in schone omgevingslucht te bewaren wordt de lucht in de depots gefilterd. Machinaal vervaardigd papier is onderhevig aan langzaam verval. Zuren tasten het papier aan. Door een zuurvrije berging in een geklimatiseerd depot kan dit proces sterk vertraagd worden.
IJzergallusinkt
Galnoten, vitriool, Arabische gom en wijn
Ingrediënten
Schrijfpennen
Krabbeltjes
Strooizand
IJzergallusinkt wordt gemaakt door het mengen van ijzervitriool (ijzer(II)sulfaat) met tanninehoudende plantaardige stoffen (zoals galnoten) in water of wijn. Arabische gom wordt daarna toegevoegd als bindmiddel. Resultaat: een zwart gekleurde inkt.
In een grootboek uit 1674 in het archief van de Amsterdamse Wisselbank zijn twee ganzenveren gevonden, het meest gebruikte schrijfgerei in de zeventiende eeuw. Pas in de negentiende eeuw werden ganzenveren vervangen door metalen kroontjespennen. De vulpen verscheen in de tweede helft van de negentiende eeuw. De balpen dateert van 1943.
Het omslag van dit achttiende-eeuwse boek is gebruikt om een pen uit te proberen, steeds met de hoofdletter B.
Om een net geschreven tekst te drogen kan een stuk vloeipapier gebruikt worden. Vroeger strooide men fijn zand op de natte inkt. Zandkorrels zijn vaak nog te vinden in de kneep van de archiefbanden. En bij sterke vergroting is te zien hoe de korrels op de inktlijnen liggen.
Een inktrecept uit 1552:“Een mengelen wijn die sterck is, set die in ene nieuwe pot te viere, ende laetse heel heet werden mer niet sieden. Daer nae doet drie loot gestoten Galnoten ende derdehalve loot gummi arabicum twe loot Victriol al cleyn ghestoten, ende ghesift daer inne ende roeret wel met een hout door melcandere, soe hebdy een goeden inct.” Viervoudich Tractaet Boeck, Symon Andriessen (Amsterdam 1552).
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Neem 1,2 liter stevige wijn en verwarm die op het vuur in een nieuwe pot, maar breng het geheel niet aan de kook. Voeg 46 gram gestampte galnoten, 38 gram Arabische gom en 31 gram vitriool toe, fijn gestampt en gezeefd. Meng alles goed door elkaar met een roerhout. Zo krijg je goede inkt.
Wijn, vitriool, Galnoten en brokken Arabische gom
Schrijfpennen in een grootboek van de Wisselbank,
Twee microscopische opnamen van ijzergallusinkt
1674
met zandkorrels
Kroontjespennen (negentiende eeuw)
IJzergallusinkt was tot de twintigste eeuw de belangrijkste schrijfinkt. De zwarte kleur van de inkt ontstaat door de chemische reactie van ijzer met een plantaardige materiaal (bijvoorbeeld galnoten) dat aan de lucht oxideert tot een donkere substantie.
Inktvraat IJzergallusinkt: een stille papierverslinder IJzertest
Bewaaromstandigheden
Behoedzame reparaties
Een methode om ijzergallusinkt te herkennen is de ijzertest. Het testpapier is gevoelig voor ijzer(II) ionen, één van de componenten van deze inkt. Kleurt het papier rood, dan zijn er ijzer(II)ionen aanwezig.
De grote boosdoener bij inktvraat is vocht. Archiefstukken die langdurig in vochtige ruimtes lagen opgeslagen werden vertonen meer schade dan papieren uit een relatief droge omgeving. In de depots van het Stadsarchief, waar een relatieve vochtigheid van 50% heerst, wordt het vervalproces niet gestopt, maar wel aanzienlijk vertraagd.
Bij het herstel van papieren met ijzergallus inkt moet vocht zoveel mogelijk worden vermeden. Er wordt daarom gewerkt met reparatiestrookjes met gelatinelijm, waarvoor maar heel weinig water nodig is.
Inktvraat in het archief van Portugees-Israëlitische
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Gemeente
Computersimulatie van inkvraat. Een archiefstuk in 2011, hetzelfde stuk na honderd jaar in 50% relatieve vochtigheid (depots Stadsarchief) of in vochtige omstandigheden (80% Een rood kleurend teststrookje betekent ijzerhoudende inkt
relatieve vochtigheid).
IJzergallusinkt was tot de twintigste eeuw de meest gebruikte schrijfinkt. Bestanddelen van deze inkt kunnen het papier aantasten. De inkt verkleurt van zwart naar bruin en er verschijnen bruine vlekken rond de inktlijnen. In het ergste geval ontstaan er scheuren en vallen er gaten in het papier. Dit wordt inktvraat genoemd.
Fotografisch materiaal
Licht veranderlijk
Laagjes
Oude verpakkingen
Bij fotografie wordt een afbeelding vastgelegd door middel van licht op een lichtgevoelig gemaakte drager. Fotografische materialen zijn daarom een complex geheel van verschillende laagjes en materialen.
Oorspronkelijke verpakkingsmaterialen zijn vaak fraaie tijdsdocumenten. Helaas tast het zure karton de beeldlaag van de foto’s aan. Daarom worden oude verpakkingen apart bewaard. Met één uitzondering: fotoalbums.
Digitale revolutie Originele foto-omslag, glasnegatievendoosje (begin twintigste eeuw) en fotoalbum (ca. 1890)
Sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw heeft de fotografie een digitale revolutie doorgemaakt. Negatieven zijn vervangen door bits en bytes. Digitale prints worden vaak nog foto’s genoemd, maar het is feitelijk drukwerk. Toch hebben ze iets gemeen met fotografie: ze verbleken.
Beeldvormende verbindingen: zilverdeeltjes, kleurstoffen, pigmenten Emulsie of bindmiddel: gelatine, albumine, collodium Tussenlaag: bariumsulfaat (bij afdrukken) Drager: papier, metaal, glas, kunststof
www.stadsarchief.amsterdam.nl
De opbouw van fotografisch materiaal
Een CD en een digitale afdruk. De rechter helft van de afdruk is opzettelijk aan daglicht blootgesteld om de snelle verbleking zichtbaar te maken
Dia, ontwikkel gelatine-zilverdruk, acetaatnegatief en een collodium druk. Een paar voorbeelden van de enorme diversiteit aan procedés en dragers
Fotografisch materiaal heeft zich sinds de uitvinding van het principe in de negentiende eeuw steeds verder ontwikkeld. Zo zijn er in de loop van de jaren ontelbare procedés ontstaan met de digitale fotografie als meest recente techniek.
Fotografie in verval
Verkleuring, verzilvering en vieze vingers
Vieze vingers
Zilverspiegeling
Verkleuring
Koud bewaren
De emulsielaag van een foto is zeer kwetsbaar. Als foto’s met blote handen vastgepakt worden kunnen de vetten, zuren en enzymen van onze huid op de emulsielaag achterblijven. In de loop van de jaren zal die ene vingerafdruk blijvende schade aanrichten. Fotografisch materiaal zou daarom altijd met handschoenen gehanteerd moeten worden
Bij zwart/wit foto’s en negatieven treed regelmatig verzilvering op. Door vocht en verontreiniging bewegen de zilverdeeltjes zich naar het oppervlak, met een metaalachtige glans als gevolg, meestal langs de randen. Het beeld is er verdwenen.
Kleurfoto’s verbleken als ze aan licht blootgesteld worden. Bij vroege kleurenfoto’s verdwijnen blauw en geel en blijft slechts rood over, waardoor de foto’s roodbruin worden. Dit chemisch verval vindt zelfs plaats in een gesloten album.
Chemische reacties verlopen langzamer in een koude droge omgeving. Een dramatisch voorbeeld van verval is het zogenaamde azijnzuursyndroom. Bij celluloseacetaat negatieven kan de drager gaan krimpen waardoor tunneltjes ontstaan onder de gelatinelaag. Dit afbraakproces kan aanzienlijk vertraagd worden in een koudedepot. Het Stadsarchief heeft voor kwetsbare fotoarchieven een apart koudedepot met een permanente temperatuur van 5°C. Tabel met de levensverwachting voor acetaat-negatieven onder verschillende temperaturen Temperatuur
45 jaar
15 C
80 jaar
o
10 C
160 jaar
0oC
625 jaar
o
Vingerafdruk op een zwart/wit ontwikkel gelatine-zilverdruk
Zilverspiegeling op een zwart/wit ontwikkel gelatine-zilverdruk
-10oC
www.stadsarchief.amsterdam.nl
Levensverwachting bij 50%
20 C o
2740 jaar
Verkleurde kleurenfoto
Glasnegatieven in fourflaps en negatievendozen. Fotografisch
Acetaatnegatieven. Het rechter negatief is aangetast door het
materiaal wordt bewaard in speciaal niet-reactieve verpakkin-
azijnzuursyndroom
gen. Deze voldoen aan de norm van de internationaal erkende Photographic Activity Test (PAT)
Katoenen en nitril handschoenen
Fotografische materialen zijn chemisch instabiel. Invloeden van buitenaf, zoals vuil, licht, vocht en temperatuur kunnen een funest effect hebben.