Betere leerteksten schrijven: een stijlkwestie? Een experimenteel onderzoek naar de interactie tussen vetgedrukte kernwoorden en opsommingen in leerteksten
P.R.J. van Alphen J.J.M. Beerens Universiteit van Tilburg Augustus 2005
Betere leerteksten schrijven: een stijlkwestie? Een experimenteel onderzoek naar de interactie tussen vetgedrukte kernwoorden en opsommingen in leerteksten
P.R.J. van Alphen
[email protected] J.J.M. Beerens
[email protected] Communicatie- en Informatiewetenschappen Afstudeerrichting: Tekst en Communicatie Faculteit der Letteren Universiteit van Tilburg Augustus 2005 Scriptiebegeleider: dr. R. Cozijn Tweede lezer: dr. C.H.van Wijk
2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord Samenvatting Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.4 1.4.1 1.4.2 1.5 1.6 1.6.1 1.6.2
Theoretisch kader Inleiding Aanleiding Maatschappelijke aanleiding Theoretische aanleiding Typografie Opsomming Vet Verwerking Usability onderzoek Leesonderzoek Vraagstelling Hypothesen Achtergrondinformatie per afhankelijke variabele Hypothesen
2 2 3 3 6 7 8 10 12 14 15 19 21 22 23
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3 2.4
Materiaalexperiment Inleiding Methode Proefpersonen Materiaal Design Procedure Verwerking van de gegevens Resultaten Conclusie
26 26 26 26 26 27 28 28 28 29
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.9.1 3.9.2 3.9.3 3.9.4
Leesexperiment Methode Proefpersonen Materiaal Design Instrumentatie en design Apparatuur Procedure Verwerking van de gegevens Resultaten Leestijden Begrip Onthoudbaarheid Waardering
30 30 31 31 33 33 35 37 38 38 39 44 45 47
3
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4
Conclusie & discussie Conclusie Discussie Vervolgonderzoek Aanbevelingen
49 49 49 51 52
Referenties
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Pre-test teksten Instructie pre-test Recall-vragen per conditie verdeeld over de lijsten Instructie leesexperiment Teksten leesexperiment Design leesexperiment
4
Voorwoord Om onze studie Communicatie- en Informatiewetenschappen af te ronden, hebben wij gekozen voor een experimenteel leesonderzoek met betrekking tot leerteksten. De uitvoering ervan verliep niet altijd even vloeiend en bepaalde onderdelen bleken uiterst bewerkelijk. Ondanks alles was het erg leerzaam en interessant. Tevens raden we iedereen aan om de uitdaging aan te gaan eens een experimenteel onderzoek uit te voeren.
Uiteraard hebben we niet alles alleen gedaan. Wij zijn onze scriptiebegeleider Rein Cozijn dan ook zeer erkentelijk voor zijn coaching, inzet en constructieve kritiek tijdens het onderzoekstraject. Zonder zijn advies, hulp en (sterke) koffie zouden de dagen wezenlijk langer geduurd hebben. Daarnaast zijn we onze tweede lezer Carel van Wijk dankbaar.
Tot slot sluiten wij ons aan bij Ernst Rothkopf (1976), van wie de volgende statement afkomstig is dat naadloos aansluit op de insteek van dit onderzoek:
‘For the results, care should be taken not only that students read to learn, but also that the text has been written to teach.’
P.R.J. van Alphen J.J.M. Beerens Maastricht, september 2005
5
Samenvatting Uit vooronderzoek blijkt dat in middelbare schoolboeken veel verschillende soorten opsommingen en functies van vette kernwoorden gebruikt worden. Deze scriptie behelst een experimenteel onderzoek naar de interactie tussen vetgedrukte kernwoorden en opsommingen in leerteksten. Hierbij zijn de leestijden, het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van de leerteksten als afhankelijke variabelen genomen. De leerteksten die de proefpersonen te lezen kregen zijn afkomstig uit middelbare schoolboeken. Ze werden waar nodig qua lengte en woordkeuze aangepast en daarna aan een pre-test onderworpen. Het design van dit materiaalexperiment is semi-random tot stand gekomen. Aan het materiaalexperiment deden 29 personen mee. Op deze manier werden de definitieve versies van 24 teksten vastgesteld die daarna in zes condities omgeschreven zijn. De onafhankelijke variabelen hierbij zijn een opsomming, geen opsomming, een globaal vetgedrukt kernwoord, een lokaal vetgedrukt kernwoord en geen vet. Een globaal kernwoord duidt het onderwerp van de tekst aan terwijl een lokaal kernwoord over de opsomming gaat. Om ervoor te zorgen dat niet alle proefpersonen de teksten in dezelfde conditievolgorde te lezen kregen, zijn de teksten verdeeld over zes lijsten. 30 proefpersonen die meededen aan het leesexperiment leverden bruikbare gegevens op. De leestijden werden nauwkeurig gemeten met behulp van een eye-tracker. De leestijdresultaten gaven aan dat leerteksten met een opsomming niet sneller gelezen werden dan leerteksten zonder opsomming. De hypothese werd dus niet bevestigd. Hetzelfde gold voor de hypothese dat een opsomming langzamer gelezen wordt dan een uitgeschreven opsomming. Tevens werd de hypothese dat leerteksten met vette kernwoorden langzamer worden gelezen dan leerteksten zonder vette kernwoorden niet bevestigd. De enige hypothese aangaande leestijden waar evidentie voor gevonden werd stelt dat de verwerking van vetgedrukte kernwoorden langer duurt dan de verwerking van niet vetgedrukte kernwoorden. Dit effect is het hoogst als de vetgedrukte kernwoorden lokaal van aard zijn. Nader onderzoek wees uit dat regio 1 in een tekst het snelst gelezen werd als het kernwoord niet vetgedrukt was en er geen Opsomming in stond. Het effect van de markering heeft zich al laten gelden op de regio vlak voor de markeringen waarschijnlijk omdat lezers tijdens het lezen vooruitkijken. Tevens bleek dat de regio 1-5 langzamer gelezen werd wanneer er in de tekst een kernwoord vetgemarkeerd was dan wanneer er geen kernwoord vetgemarkeerd was. Ook is getoetst of opsommingen die vooraf gegaan worden door een lokaal gemarkeerd kernwoord sneller gelezen worden dan opsommingen die vooraf gegaan worden door een globaal gemarkeerd
6
woord. Dit effect werd niet geconstateerd. Nadere toetsing wees uit dat regio 1-6 langzamer gelezen werd wanneer het lokale kernwoord vetgedrukt was dan wanneer het globale kernwoord vetgedrukt was. De laatste hypothese met betrekking tot leestijden die veronderstelt dat leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen langzamer gelezen worden dan leerteksten met globale vette kernwoorden en zonder opsommingen wordt op basis van de onderzoeksresultaten verworpen. Of de proefpersonen ook daadwerkelijk begrepen wat ze gelezen hadden, werd getest door middel van drie verificatievragen die na elke tekst gesteld werden. Het resultaat was dat leerteksten met een opsomming niet beter begrepen werden dan leerteksten zonder opsomming en dat leerteksten met vette kernwoorden niet beter begrepen werden dan leerteksten zonder vette kernwoorden. Daarnaast werd er ook geen evidentie gevonden voor de hypothese dat leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen beter begrepen worden dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen. Wat de proefpersonen na de teksten gelezen te hebben nog onthouden hadden, werd getest met recall-vragen. De uitkomsten hiervan zijn dat leerteksten met een opsomming niet beter onthouden werden dan leerteksten zonder opsomming. Daarnaast is er ook geen bewijs gevonden voor deze hypothese dat leerteksten met vette kernwoorden beter onthouden worden dan leerteksten zonder vette kernwoorden. Tevens kan de hypothese dat leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden beter onthouden dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen niet bevestigd worden. Om de waardering van de leerteksten in verschillende condities te meten, kregen de proefpersonen zes (dus één maal na elke soort conditie) keer vijf waarderingvragen. Deze moesten beantwoord worden op een zevenpunts semantische differentiaal. Daarmee werd vastgesteld dat leerteksten met een opsomming hoger gewaardeerd werden dan leerteksten zonder opsomming. Daarentegen zijn de bevindingen van dit onderzoek niet in overeenstemming met de hypothese dat leerteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden dan leerteksten zonder vette kernwoorden. Tot slot wordt ook de hypothese dat leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen hoger gewaardeerd worden dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen tegen de verwachting in niet bevestigd. Als algemene conclusie van dit onderzoek kan gesteld worden dat de visuele tekstuele markering vet de grootste invloed op de leestijden heeft indien het een lokaal kernwoord betreft. Voor de tekstuele markering opsomming geldt dat het alleen de waardering van de
7
leerteksten bevordert. Interactie-effecten tussen vetgedrukte kernwoorden en opsommingen zijn niet geconstateerd.
8
Hoofdstuk 1 Theoretisch kader
1.1
Inleiding
Alle soorten teksten beschikken over het gemeenschappelijke kenmerk dat ze informatie overdragen, ondanks dat ze niet hetzelfde doel hebben. Het doel van de tekst bepaalt hoe de tekst geschreven en gestructureerd wordt. Zo wordt een informatieve tekst anders opgebouwd dan een instructieve tekst en heeft een reclamefolder andere kenmerken dan een leertekst. Leerteksten staan in dit onderzoek centraal. Het onderzoek spitst zich toe op de interactieve effecten van het gebruik van vetgedrukte kernwoorden en opsommingen met betrekking tot: De leestijd; hoe snel worden teksten gelezen. Het begrip; hoe worden de teksten begrepen. De onthoudbaarheid; hoe worden teksten onthouden. De waardering; hoe worden teksten gewaardeerd. In dit eerste hoofdstuk wordt antwoord gegeven op vragen als: waarom worden de visuele tekstuele markeringen vet en opsomming toegepast? Wanneer moeten deze typografische markeringen worden gebruikt? Zijn er conventies met betrekking tot het gebruik van vetgedrukte kernwoorden en opsommingen opgesteld? Biedt de literatuur (genoeg) richtlijnen voor deze toepassingen? En zo ja, berusten die richtlijnen wel op gedegen onderzoek? Het gebruik van vetgedrukte kernwoorden en opsommingen wordt door veel tekstwetenschappers, typografen en tekstontwerpers als positief beschouwd en aangeraden. De vraag die aan de hand van dit gegeven rijst is: waarom wordt het aangeraden? Na de inleiding (paragraaf 1.1) komt allereerst de aanleiding (paragraaf 1.2) van dit onderzoek aanbod, welke gesplitst wordt in de maatschappelijke aanleiding (paragraaf 1.2.1) en de theoretische aanleiding (paragraaf 1.2.2). Zo komen in de maatschappelijke aanleiding alle stijlkenmerken aanbod, die in leerteksten gebruikt worden. In de theoretische aanleiding wordt ingegaan op het onderzoek naar de effecten van stijlkenmerken op de verwerking van leerteksten. Hierna wordt de typografie besproken (paragraaf 1.3) om een beter beeld te geven van de typografische elementen; opsomming (paragraaf 1.3.1) en vet (paragraaf 1.3.2). Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de verwerking van teksten (paragraaf 1.4); dit om een onderscheid weer te kunnen geven tussen leerteksten en instructieve teksten. De verwerking wordt opgedeeld in usability; het scannen van teksten (paragraaf 1.4.1) en 9
leesonderzoek; het lezen van teksten (paragraaf 1.4.2). De onderzoeken van Mol (2003) en Megens (2004) komen vervolgens aanbod om uit te monden in de vraagstelling (paragraaf 1.5) van dit onderzoek. Als allerlaatste worden de hypothesen (paragraaf 1.6) behandeld. Deze paragraaf wordt opgesplitst in een paragraaf waar de achtergrondinformatie wordt gegeven per afhankelijke variabele (paragraaf 1.6.1) en een paragraaf waar de opgestelde hypothesen (paragraaf 1.6.2) bekend worden gemaakt
1.2
Aanleiding
De aanleiding voor dit onderzoek kent een maatschappelijke en een theoretische zijde. Beide zijden worden in de volgende twee deelparagrafen nader toegelicht.
1.2.1 Maatschappelijke aanleiding Er bestaan veel handleidingen en richtlijnen die vertellen hoe leerboeken het beste opgebouwd kunnen worden (zie bijvoorbeeld Steehouder,1999; Teunissen, 1998). Een theoretische onderbouwing van de richtlijnen ontbreekt helaas vaak. Dit geldt ook voor het gebruik van opsommingen in teksten en het visueel markeren van woorden. Desondanks is een aantal van deze boeken bijzonder populair. Veel leerboeken bevatten een leeswijzer waarin ze vastleggen welk stijlmiddel en opmaak ze voor welk doel gebruiken. Verwacht wordt dat het boek zich hier aan houdt maar op veel plaatsen wordt van het vastgestelde afgeweken. Opsommingen komen in veel verschillende vormen voor. Er is een inventarisatie gemaakt van voorbeelden van opsommingen uit acht verschillende leerboeken van het voortgezet onderwijs (Tabel 1.1 t/m 1.8). Vanwege de omvang van de punten in de opsommingen zijn deze gereduceerd tot enkele woorden. Dit beïnvloedt de voorbeeldfunctie niet. Tabel 1.1: Opsomming met bolletjes: Vluchtelingenstromen laten diepe sporen na in het herkomstland en in het opvangland. •
In het herkomstland…
•
In het opvangland…
(Bron: Wereldwijs, Aardrijkskunde voor het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs, Handboek 3+4 VMBO)
10
Tabel 1.2: Opsomming met streepjes: Belangrijke Romeinse ideeën over de rechtspraak zijn: -
alle rechten en plichten…
-
alle wetten…
(Bron: Sprekend verleden, Nijgh Versluys Geschiedenis, HAVO/VWO 1) Tabel 1.3: Opsomming met cijfers: Als je verschillen tussen regio`s wilt beschrijven zijn kaarten een onmisbaar hulpmiddel. Als je kaarten gebruikt, vraag je je af: 1.
Welke kaart moet ik hebben?
2.
Wat staat er op de kaart?
3.
Kan ik een verklaring geven met mijn aardrijkskundige kennis?
(Bron: Wereldwijs, Aardrijkskunde voor het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs, Handboek 3+4 VMBO) Tabel 1.4: Opsomming met symbolen: Je leert in hoofdstuk 1:
werken met luchtfoto`s…
bij topografie leer je provincies en grote steden in Nederland
(Bron: Terra, Aardrijkskunde, Informatieboek HAVO/VWO 1) Tabel 1.5: Opsomming met romeinse cijfers: Als onderzoeker maak je steeds gebruik van het Deltastappenplan: |
Bij de voorbereiding bepaal je…
||
Bij de uitvoering gaat het om…
|||
Bij de afsluiting gaat het vooral over…
(Bron: Wereldwijs, Aardrijkskunde voor de basisvorming, Handboek 1 HAVO/VWO) Tabel 1.6: Opsomming met kleine letters: Ga per gegeven na: a.
Welk ideaal of welke idealen worden in praktijk gebracht?
b.
Aan welk ideaal of welke idealen houden de Atheners zich niet?
(Bron: Sprekend verleden, Nijgh Versluys Geschiedenis, HAVO/VWO 1)
Tabel 1.7: Opsomming met hoofdletters: Pericles, één van de bekendste politieke leiders in het oude Athene noemde als idealen van democratie: A. De macht is in handen van de bevolking (Pericles bedoelde alleen de vrije mannen boven de 18 jaar). B. De mensen zijn vrij om te denken, te zeggen en te doen wat ze willen. (Bron: Sprekend verleden, Nijgh Versluys Geschiedenis, HAVO/VWO 1)
11
Tabel 1.8: Uitgeschreven opsomming: Er waren twee problemen die de Belgen in de loop van de 19de eeuw bezig hielden. In de eerste plaats de strijd van de arbeidersbeweging tegen de uitbuiting en voor invoering van sociale wetten en algemeen kiesrecht. Ten tweede de taalstrijd. (Bron: Memo, Geschiedenis voor de basisvorming, Handboek 3 MAVO/HAVO)
De voorbeelden (Tabel 1.1 t/m 1.8) laten zien dat er veel variatie is in het gebruik van opsommingen in leerteksten. Er worden acht verschillende vormen gevonden. De vraag is waarom ervoor gekozen is om informatie in een opsomming te plaatsen en waarop de keuze voor de opsommingsstijl is gebaseerd. Een ander veelvoorkomend stijlmiddel is vetgedrukte woorden. Het zijn woorden die geaccentueerd worden door een dikkere druk dan de overige tekst. In de acht leerboeken blijkt dat ook met betrekking tot vette markeringen van woorden veel gevarieerd wordt (Tabel 1.9 t/m 1.12). Tabel 1.9: Vet kernwoord als opsommingsverduidelijking: Er zijn twee soorten vluchtelingen: •
Politieke vluchtelingen. In Irak is een strenge regering. Mensen die het niet eens zijn met de regering, worden gevangen gezet, soms zelf gedood. Ze vluchten, bijvoorbeeld naar Nederland.
•
Economische vluchtelingen. In sommige …
(Bron: Wereldwijs, Aardrijkskunde voor het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs, Handboek 3+4 VMBO) Tabel 1.10: Vet kernwoord als titelverduidelijking: De Verenigde Staten van Indonesië Verenigde Staten van Indonesië zullen uit de volgende negara’s bestaan: 1.
Republiek Indonesia (groot deel van Java en Sumatra),
2.
Indonesia Timur (inclusief de Molukken),
(Bron: Memo, Geschiedenis voor het VMBO, Handboek 3+4 VMBO)
Tabel 1.11: Vet kernwoord als lokale aanduider tussen term en opsomming: Een logboek is je werkverslag. Daarin houd je precies bij wat je doet en wanneer je dat gedaan hebt. In een logboek staan in ieder geval: •
Alles wat tijdens je onderzoek fout ging
•
Alle gegevens die je nodig hebt, vind je in je logboek
(Bron: Terra, Aardrijkskunde voor de basisvorming, Leerboek HAVO)
12
Tabel 1.12: Als verwijzing naar het begrippenregister achterin het boek: Tijdens de Tweede Wereldoorlog leken de grote landen nog van goede wil. In 1945 werden de Verenigde Naties opgericht, een organisatie die de wereldvrede moest bewaken. (Bron: Terra, Aardrijkskunde voor de basisvorming, Leerboek HAVO)
In Tabel 1.10/1.11 is te zien dat verschillende woorden vet gemarkeerd zijn. De woorden komen echter ook voor in de opsomming (en elders in het boek) waarin ze niet vetgedrukt zijn. Op basis van de leer-/leeswijzer zou verwacht kunnen worden dat deze woorden overal vetgedrukt zouden zijn. Dit is niet zo. Zoals blijkt uit bovenstaande voorbeelden is er veel variatie in het gebruik van opsommingen en vetgedrukte woorden. Een verantwoording voor deze variatie wordt vaak niet gegeven. Het lijkt zo te zijn dat de stijlkenmerken inconsistent worden toegepast. In het hiernavolgende deel wordt ingegaan op de literatuur die antwoord zou moeten geven op de vraag hoe de inzet van stijlkenmerken kan worden verantwoord.
1.2.2 Theoretische aanleiding Er is inmiddels veel tekstwetenschappelijk onderzoek gedaan naar het gebruik en de effecten van leerteksten, maar slechts enkele tekstwetenschappers zijn ingegaan op de effecten van stijlkenmerken op de verwerking van leerteksten. Onder leerteksten worden onder andere instructieve teksten, teksten in boeken voor het onderwijs, maar ook webteksten verstaan. Dat er weinig onderzoek verricht is naar de effecten van het gebruik van visuele markeringen in teksten lijkt geen verklaring te hebben, maar de afwezigheid van wetenschappelijke interesse zou een aannemelijke oorzaak kunnen zijn. Waller (1982) constateert dat linguïstische wetenschappers maar weinig aandacht hebben geschonken aan grafische verschijnselen in geschreven taal. Verder stelt hij dat er weinig overeenstemming bestaat over de betekenis van typografische conventies en dat het gebruik ervan niet consistent is. Volgens Waller is meer onderzoek naar de effecten van typografische elementen in teksten gewenst. Onderzocht moet worden welke cognitieve processen plaatsvinden tijdens het lezen van een tekst en er moeten experimenten uitgevoerd worden naar de invloed van typografische elementen op het begrijpen van teksten. Op basis van de resultaten van dat onderzoek zouden richtlijnen voor het gebruik van typografische elementen opgesteld kunnen worden.
13
De afwezigheid van wetenschappelijke literatuur over typografische signalen wordt ook door Narveson (2001) geconstateerd. Typografische signalen zijn volgens hem onder andere vette woorden, opsommingen met bolletjes en opsommingen met nummers. Narveson geeft aan dat hoewel er aanwijzingen bestaan over hoe signalen in het algemeen werken, nog niet bekend is hoe individuele signalen werken, waarom ze die bepaalde werking hebben en hoe ze interacteren. Helaas zitten tekstontwerpers en tekstwetenschappers niet altijd op dezelfde lijn. Frase et al. (1985) zeggen dat psychologische theorieën over wat teksten moeilijk te begrijpen maakt, door tekstontwerpers te simplistisch worden gevonden. Hieruit kan worden afgeleid dat de tekstontwerpers de werkelijkheid ingewikkelder vinden dan de theorieën suggereren. Deze redenering wordt onderbouwd door het argument dat theorieën vaak maar een (klein) gedeelte van de werkelijkheid beschrijven, wat ertoe leidt dat niet met alle factoren rekening wordt gehouden. Het verschil van perspectief vindt zijn weerslag in de doelen die men wil bereiken. Het doel van de tekstontwerper is immers goede teksten te schrijven, terwijl de tekstwetenschapper zich bezighoudt met het verklaren en oplossen van begripsproblemen met teksten. Typografie is een belangrijk aspect met betrekking tot het vormgeven van een tekst. In de volgende paragraaf wordt hierover uitgeweid. Eerst wordt aangegeven wat typografie inhoudt en welke theorieën er over bestaan. Vervolgens wordt ingegaan op de twee voor dit onderzoek relevante typografische elementen vet en opsomming.
1.3
Typografie
Typografie kan gedefinieerd worden als “de visuele attributen van geschreven taal“ (Waller, 1987, p.81). De Beaugrande maakt in zijn theorie van lineaire actie (hier worden typografische signalen gekoppeld) een vergelijking. Deze stelt dat geschreven taal in mindere mate gebonden is aan lineariteit dan gesproken taal. Zo kunnen lezers van een boek bijvoorbeeld gemakkelijk teruggaan naar eerder gelezen hoofdstukken of paragrafen. De Beaugrande heeft zeven principes van lineariteit opgesteld. Als eerste duidt hij kern en ondersteuning aan. Dit geeft het onderscheid aan tussen hoofd- en bijzaken in een tekst. Ten tweede onderscheidt hij pauzes, welke het mogelijk maken dat de on-line volgorde geremd of uitgesteld wordt. Het derde principe noemt hij terugkijken, waarmee het samenvatten van al het van tevoren besprokene wordt bedoeld. Het vierde principe is vooruit kijken, hetgeen het 14
samenvatten van alle verwachtingen in de tekst is. Ten vijfde behandelt De Beaugrande disambiguïteit, wat het uitsluiten van woorden met twee verschillende betekenissen betekend door naar de context te kijken (bijvoorbeeld het woord; bank). Het zesde principe is zwaarte, hetgeen een gradatie van belangrijkheid is. Tot slot is principe zeven het maken van opsommingen. Hierbij gaat het om vergelijkbare items in een volgorde. Waller (1987) heeft aan de zeven principes van lineariteit van De Beaugrande typografische elementen gekoppeld. Zo geeft hij typografische signalen (zoals vet) of tekens als voorbeeld om kern van ondersteuning te onderscheiden. Bij pauzes moet volgens hem gedacht worden aan het invoegen van bijvoorbeeld boxen of voetnoten. Voor het derde en vierde principe van lineariteit kunnen volgens Waller dezelfde typografische elementen gebruikt worden, namelijk de regelmaat in lay-out en tabelstructuren. Hierbij kan gedacht worden aan parallelle constructies, alliteratie en andere vormen van rijm. Als voorbeeld van disambiguïteit noemt hij dat de lay-out enerzijds systematisch gebruikt wordt om de volgorde van de lezer te sturen en anderzijds om gerelateerde items te relateren. Waller illustreert zwaarte door woorden vet te maken en opsommingen door punten voor de opgesomde woorden te zetten of door middel van een tabelstructuur. Omdat alleen de principes opsommingen en vetgedrukt relevant zijn voor dit onderzoek, wordt hierop ingegaan in de volgende twee deelparagrafen.
1.3.1 Opsomming Het maken van opsommingen houdt zich volgens De Beaugrande bezig met sorteren van vergelijkbare, opeenvolgende items. Hieruit kan niet afgeleid worden dat hij een onderscheid maakt tussen puntsgewijze verticale opsommingen en uitgeschreven opsommingen. Deze twee verschillende opsommingen worden in Tabel 1.13 geïllustreerd. Tabel 1.13: Een puntsgewijze verticale opsomming en uitgeschreven opsommingen In Nederland zijn veel voorzieningen in de gezondheidszorg. De voorzieningen worden onderverdeeld in: •
Eerstelijnzorg zijn voorzieningen als huisartsenhulp, tandartsenhulp (bron 2), verloskundige zorg en fysiotherapie. Het is zorg gericht op mensen die thuis verblijven. Deze zorg gaat uit van de vraag van de patiënt. Eerstelijnszorg is gebonden aan de buurt of wijk waar je woont.
•
Tweedelijnszorg zijn voorzieningen als ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen en allerlei specialistische hulp. De huisarts verwijst de patiënt door naar de specialist in het ziekenhuis.
(Bron: Wereldwijs, Aardrijkskunde voor het VMBO, Handboek 3+4 VMBO)
15
De twee van bolletjes voorziene vetgedrukte kernwoorden vormen de puntsgewijze verticale opsomming van de soorten voorzieningen in de gezondheidszorg. De bolletjes structureren de informatie in de opsomming. In de uitleg die bij de twee soorten voorzieningen gegeven wordt, staan uitgeschreven opsommingen. Dillon (1994) bevestigt de kracht van conventies met betrekking tot opsommingen en zegt dat de structuur van de tekst voor zowel de schrijver als voor de lezer een conventie kan zijn. Enerzijds wil de schrijver zich conformeren aan de verwachting die lezers van een bepaald type tekst hebben en anderzijds lezen lezers naar de verwachting die ze van een bepaald teksttype hebben. Structuur bevordert begrip en biedt voor schrijver en lezer een mentaal model waarin de inhoud van de tekst wordt georganiseerd. De schrijver wordt gedwongen zijn informatie logisch te ordenen en om zo het begrip bij de lezers te faciliteren. Veelgebruikte structuren kunnen leiden tot het ontstaan van schematische kennis. Met betrekking tot (web-) teksten wordt beweerd dat de voorspelbaarheid verhoogd kan worden door consistent gebruik van visuele taalelementen, zoals vette kernwoorden en opsommingen. Boekelder en Steehouder (1998) onderschrijven het belang van visuele tekstuele markeringen en de selecterende functie van opsommingen. Zij plaatsen opsommingen onder de noemer diagrammen en zien diagrammen als ruimtelijk georganiseerd tekstueel materiaal. Zij halen experimenten aan waaruit blijkt dat de effectiviteit (accuraatheid) en de snelheid van de uit te voeren taak toeneemt wanneer instructies in een diagram worden gepresenteerd. Diagrammen leiden volgens hen tot reductie van syntactische en logische complexiteit en zorgen ervoor dat het herinneren van de informatie minder moeite kost. Schriver voegt eraan toe dat de leesbaarheid van een tekst belangrijker is dan het toepassen van visuele tekstuele markeringen. Zo kan het dat het positieve effect van het gebruik van opsommingen teniet gedaan wordt indien er te veel opsommingen in een tekst gebruikt worden of als deze op een visueel inconsistente manier gepresenteerd worden. Ten aanzien van het gebruik van opsommingen zijn verschillende aanbevelingen gedaan. Schriver (1996) stelt dat combinaties van ongerelateerde items in een lijst vermeden dienen te worden. Het is beter als de items tot dezelfde familie behoren. Tevens raadt ze af items te noemen die inhoudelijk te veel overlappen. Dit kan namelijk leiden tot misinterpretatie bij de lezer. Indien de volgorde van belang is, wordt in plaats van een opsommingslijst geadviseerd cijfers of letters te gebruiken. Zo zou uit de Tabel 1.14 geconcludeerd kunnen worden dat de waarde van een groep belangrijker is dan bijvoorbeeld de taal die men spreekt of de overheersende huidskleur.
16
Tabel 1.14: Voorbeeld van een opsomming uit een leerboek van de HAVO Wij delen de aarde in tien cultuurgebieden in. Daarbij kijken we naar vijf groepenkenmerken. 1.
De waarde van een groep…
2.
Taal, bevolkingsdichtheid en nederzettingsvormen…
3.
De overheersende huidskleur…
(Bron: Terra, Aardrijkskunde voor de basisvorming, 1999)
Ook adviseert ze de onderdelen van de opsomming consistent op te bouwen. Ze doelt hierbij op consistent woordgebruik, bijvoorbeeld allemaal zelfstandige naamwoorden, werkwoorden of hele zinnen met interpunctie, etc. Met betrekking tot het effect van opsommingen stelt Schriver dat ze het visuele zoekproces versnellen en dat ze helpen bij het leren. Belangrijk bij opsommingen is dat ze voorafgegaan worden door kopjes of kernwoorden die direct gerelateerd zijn aan de inhoud van de opsomming. Shrivers (1996) aanbevelingen worden ook door anderen ondersteunt. Zo raadt ook Waller (1987) het gebruik van bolletjes bij opsommingen aan en zegt dat het van belang is dat een opsomming uit nevenschikkende (dus gelijkwaardige) elementen bestaat.
1.3.2 Vet Veel manuscripten zijn rijkelijk voorzien van accentueringen zoals onderstreepte, schuine of vetgedrukte woorden. Deze markeringen worden gebruikt als belangaanduiders. Markeert men lukraak of te veel woorden in een tekst, dan heeft dat een averechtse werking bij de lezers (Van der Horst, 1997). Deze belangaanduidersfunctie is vergelijkbaar met het leggen van accenten in gesproken taal (Waller, 1987). Vette woorden zouden dan de visuele tegenhangers zijn van gesproken accenten. Door een woord vet te maken, legt de schrijver nadruk op dat woord. Het volgende voorbeeld illustreert dat. In een zin als “Die vrouw is mijn zus” kan bij de uitspraak de klemtoon gelegd worden op het woord ‘die’. Door dat woord vet te maken, bijvoorbeeld “Die vrouw is mijn zus” wordt hetzelfde bereikt: duidelijk is dan dat het om die ene vrouw gaat en niet die andere (gegeven dat er twee of meerdere vrouwen zijn). Deze zin kan echter ook geschreven worden als “Die vrouw is mijn zus”, waarbij de nadruk ligt op ‘zus’. In dit geval wordt de eventuele verwarring weggenomen over ‘die vrouw’. Het is namelijk niet mijn vriendin, buurvrouw of oma, maar mijn zus. De ‘zwaarte’ van tekstdelen geeft aan of typografische elementen veel of weinig van de lezer vergen om de informatie te verwerken. De Beaugrande beschrijft de zwaarte als een indeling van belangrijkheid, nadruk, focus, lengte, onderscheidendheid of nieuwheid. Daarbij 17
benadrukt hij dat deze elementen van belang zijn omdat ze een zwaardere druk op de verwerking leggen (De Beaugrande, 1984). Een voor dit onderzoek van belang zijnde typografische verschijning van ‘zwaarte’ is typografische nadruk. Zoals hierboven al gezegd geeft Waller hierbij het vet maken van woorden aan als voorbeeld. Beiden geven niet aan wat er gebeurt bij de verwerking van deze visuele tekstuele markering. Ze veronderstellen dat er een zwaardere druk komt te liggen op het verwerken van het verzwaarde tekstelement, maar dit wordt verder niet onderbouwd. Dat verzwaarde elementen meer aandacht trekken en tot betere leerprestaties leiden, is aangetoond door Reynolds en Shirey (1988). Ze bespreken experimenten die aangeven dat meer aandacht leidt tot beter leren. Hoe belangrijker een lezer een tekstelement vindt, des te meer aandacht eraan besteed wordt, des te langer de leestijd is en des te beter geleerd wordt. Het belang dat lezers aan een tekst(-element) toekennen is afhankelijk van voorkennis, leesdoel en tekstkenmerken. Op basis van hun onderzoeken beweren ze dat de mate van aandachtbesteding aan belangrijke tekstelementen een belangrijk aspect is voor het bestuderen en leren van informatie. Ze sluiten zich aan bij Duchastel (1982) die stelt dat gemarkeerde tekstelementen de aandachtstoekenning aan die elementen faciliteren. Tevens zegt deze dat lezers continu moeten beslissen over wat belangrijke informatie is. Aan de hand van de als belangrijk bestempelde tekstelementen bouwen lezers geleidelijk een representatie rondom de kernbegrippen op. Dit proces wordt gefaciliteerd door gemarkeerde kernwoorden. Ook Schriver (1996) deelt bovenstaande mening en voegt daaraan toe dat een tekst met goed toegepaste typografie de lezer helpt bij het ontdekken van het doel en de organisatie van de tekst. Ze beweert dat teksten zonder typografische markeringen meer mentaal werk van de lezer vereisen. De interpretatie van de inhoud van een tekst kan gestuurd worden door de vorm van de tekst. Lezers dienen over vaardigheden te beschikken om de belangrijkheid van gemarkeerde tekstelementen te bepalen. Indien een lezer de pragmatische betekenis van een vet woord niet begrijpt, zal het begrijpen of het onthouden van de informatie niet gefaciliteerd worden. De vraag is of lezers de functie van markeringen intuïtief begrijpen of dat het om een aangeleerde vaardigheid gaat. In principe gaan lezers ervan uit dat mensen taal produceren met de bedoeling om ware, informatieve, relevante en niet-ambigue informatie te verschaffen (Grice, 1975). Dit gaat op voor gesproken taal, maar ook voor geschreven taal. Verwacht zou kunnen worden dat deze principes niet alleen gelden voor de inhoud van uitingen maar ook voor de vorm. De vraag blijft echter hoe lezers de betekenis van visuele tekstuele markeringen herkennen en begrijpen. Aangezien lezen een aangeleerde vaardigheid is, ligt het voor de 18
hand dat ook de functie van markeringen geleerd moet worden. Mol (2003) zegt dat het antwoord op deze vraag de vorming van conventies is en dat semantische en pragmatische betekenissen van typografische markeringen ook conventies zijn. Als mensen geleerd hebben dat vetgedrukte woorden in een tekst kernwoorden zijn, zal men meer moeite doen om deze woorden te begrijpen en te onthouden. Zoals reeds besproken vallen opsommingen ook onder de door De Beaugrande opgestelde principes van lineariteit. In de volgende paragraaf komen twee soorten opsommingen aan bod en wordt ingegaan op de effecten van het gebruik van opsommingen in een tekst. Nu typografie in het algemeen en de twee voor dit onderzoek relevante tekstuele visuele markeringen aan bod gekomen zijn, wordt de soort tekst welke gebruikt wordt tijdens het experiment nader toegelicht. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op vragen als: Welke soorten instructieve teksten onderscheidt de literatuur? Waarop wordt het onderscheid gemaakt? Welke andere functies kunnen instructieve teksten hebben naast het geven van instructies?
1.4
Verwerking
Volgens Maes, Ummelen en Hoeken (1996) ondersteunen instructieve teksten (Tabel 1.15) producten, handelingen, taken en procedures. Als voorbeelden van instructieve teksten noemen ze formulieren, werkinstructies, trainingsdocumentatie, lesmateriaal en schoolboeken. Gebruiksaanwijzingen, softwarehandleidingen en bijsluiters behoren volgens hen niet tot instructieve teksten, maar tot de categorie van routebeschrijvingen. Met route wordt hier bedoeld dat de lezer in een aantal opeenvolgende stappen tot een bepaald einddoel geleid wordt. Instructieve teksten worden ingedeeld op basis van drie gebruiksdoelen. Het eerste doel is het uitvoeren van een taak en wordt reading-to-do genoemd. Hierbij heeft de instructieve tekst de functie van een extern geheugen.
19
Tabel 1.15: Voorbeeld van een instructieve tekst Follow the following steps to acquire the best CR (see Figure 16): a) Ensure the head camera bar is centered on the subject’s face so the corneal illuminators are positioned over the center of each eye. b) Ensure the head camera bar is as low as possible (usually over the subject’s eyebrows) so that the corneal illuminators are not occluded by the subject’s eyelashes. c) Press the Auto Threshold button to set the CR threshold. You should see a yellow circle appear near the pupil on each eye. Auto Threshold should almost always set the correct CR threshold. d) If the auto thresholding sets the threshold too low or high, use the CR threshold buttons, or the + and – keys, to manually adjust the CR threshold. e) Have the subject slowly look along the edges of the display surface and ensure that the corneal reflection does not get lost. If the CR does get lost, a red warning message will appear below the small camera image for the eye indicating “No CR” on the Host PC. (Bron: SR Research Eyelink II User Manual Version 1.07)
Het tweede doel is reading-to-learn, waarbij de instructieve tekst als middel om te leren gezien wordt. Schriver (1997) stelt met betrekking tot deze manier van lezen dat het tot doel heeft de inhoud van een tekst te begrijpen en te onthouden, zoals men bijvoorbeeld een studieboek leest. Het derde doel is reading-to-assess. Dit houdt in dat men leest om te kunnen beslissen om handelingen wel of niet uit te voeren. Bij deze derde manier van lezen heeft de instructieve tekst een motiverend karakter. Het doel van reading-to-assess is het evalueren van de relevantie of de waarde van de inhoud van de tekst (Schriver, 1997). Naast de drie gebruiksdoelen gedefinieerd door Maes, Ummelen en Hoeken (1996) onderscheidt Schriver (1997) een vierde, namelijk reading-to-enjoy waarbij het voornamelijk gaat om de genoegdoening en het plezier dat de lezer heeft bij het lezen van de tekst. Een instructieve tekst is een interessant medium om de interactie tussen handelen, taal en cognitie op een relatief directe manier te onderzoeken en te toetsen. Hij geeft meer dan alleen maar instructies en beperkt zich niet alleen tot acties en procedures die met producten uit te voeren zijn. Naast instrueren kunnen instructieve teksten motiveren, leren, attenderen, waarschuwen, adviseren, definiëren, illustreren en beschrijven. Al deze instructieve tekstdoelen vinden hun realisering in andere informatie dan pure instructies. Hendrikx (1999) heeft richtlijnen met betrekking tot het ontwerpen van leerteksten opgesteld. Hierbij staat het schrijven van webteksten centraal. Hij raadt het gebruik van visuele middelen bij het schrijven van leerteksten aan. Deze visuele middelen zorgen ervoor dat tekstelementen opvallen en gemakkelijker te lezen zijn. Volgens Hendrikx zijn opsommingen een van de
20
meest opvallende visuele middelen in leerteksten, ze zijn snel leesbaar en gemakkelijk te onthouden. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op het onderzoek dat is uitgevoerd naar stijlkenmerken. Ook wordt er verklaard wat het scannen van teksten inhoudt en welke tekstuele markeringen een tekst scanbaar maken.
1.4.1 Usability onderzoek Het begrip bruikbaarheid, ofwel usability (dit is vooral een term voor webteksten), wordt door Nielsen (1993) onderscheiden in een vijftal componenten, te weten: efficiëntie, foutmarge, leerbaarheid, onthoudbaarheid en tevredenheid. Hij stelt dat de usability van een systeem alleen relatief, met betrekking tot verschillende taken en gebruikers, gemeten kan worden. Gedegen usability-onderzoek vereist dat aan alle vijf componenten aandacht geschonken wordt en dat de taken en doelgroepen duidelijk afgebakend zijn. Deze vijf componenten van usability zijn uitermate geschikt om de bruikbaarheid van instructieve teksten te meten. Met name bij instructieve teksten voor het Middelbaar Onderwijs spelen leesbaarheid, leerbaarheid, onthoudbaarheid, begrijpelijkheid en waardering een belangrijke rol. De vraag is hoe lezers met een tekst omgaan en welke tekstkenmerken benodigd zijn voor een goed begrip en een hoge waardering. Om een antwoord te kunnen geven op deze vragen, moet er onderscheid gemaakt worden tussen het lezen en het scannen van een tekst. Het lezen gaat gepaard met informatieverwerking, terwijl het scannen meer lijkt op het zoeken naar informatie. Zo wordt bijvoorbeeld een krant gescand op interessante kopjes om te bepalen wat er gelezen wordt. De vormgeving van teksten helpt de lezer bij het selecteren van relevante informatie (Waller, 1982). Mol (2003) stelt dat schrijvers van webteksten scanbare teksten moeten schrijven en dat lezers zich moeten realiseren dat scannen tijdsbesparing kan opleveren. Nielsen (1993) stelt dat lezers een tekst zelden van begin tot eind lezen. Tijdens het lezen worden tekstgedeelten namelijk overgeslagen en wordt er vooruit- en teruggelezen. Dit gegeven wordt door Horton (1994, p. 101) bevestigd: “They skim, they scan, they skip, they flip, they hop and they bounce”. Zoekend naar informatie wordt een instructieve tekst, net zoals een webpagina, niet gelezen maar eerder gescand op relevante kernwoorden. Voor bruikbaarheidsonderzoeken stellen Morkes & Nielsen (1997) een set van tekstkenmerken samen, die een tekst volgens hen scanbaar maken. Deze set bestaat uit fotobijschriften, korte 21
tekstgedeelten, gebruik van kopjes, opsommingen en vette woorden. Uit het onderzoek bleek dat proefpersonen taken sneller volbrengen indien men scanbare teksten leest in plaats van niet-scanbare teksten. Tevens zorgt een scanbare tekst ervoor dat de informatie beter onthouden wordt, dat er minder fouten gemaakt worden en dat de tekst hoger gewaardeerd wordt. Geheel kritiekloos blijft het onderzoek van Nielsen niet. Zo stelt Mol (2003) dat de individuele bijdrage van de onafhankelijke variabelen niet helder is, wegens het samennemen van de vijf operationalisaties. Vragen als ‘welk tekstkenmerk zorgt voor welk effect?’ of ‘bestaat er een hiërarchische indeling van tekstkenmerken op basis van effect’ blijven onbeantwoord. Daarnaast wordt er geen argumentatie gegeven voor de wijze waarop de onafhankelijke variabelen geoperationaliseerd zijn. Op de vraag welke woorden vet gemaakt moeten worden en waarom, moet men het antwoord schuldig blijven. Als laatste punt van kritiek stelt Mol het aantal respondenten aan de kaak. In twee van de drie deelonderzoeken zijn er volgens haar te weinig respondenten om te kunnen generaliseren.
1.4.2 Leesonderzoek Kirschner, Schlusmans en Van den Boom (in Van der Veen, 1985) beschouwen de werking van tekstkenmerken in leerteksten vanuit twee groepen theorieën. De eerste groep is de attentietheorie. Hierbij wordt gesteld dat tekstkenmerken belangrijke informatie aan de lezer kenbaar maken waarop de lezer attent moet zijn (selectieve waarneming en verwerking van informatie) of dat ze de aandacht van de lezer trekken (motivatiestimulering van de lezers). De tweede is de groep van de verwerkingstheorieën. Deze stelt dat tekstkenmerken van invloed zijn op de manier waarop de lezer de informatie verwerkt, met andere woorden hoe het gelezen materiaal in het geheugen gestructureerd wordt. Hierbij geldt dat hoe beter de leerstof gestructureerd wordt, des te meer er opgeslagen kan worden en des te makkelijker de informatie teruggevonden kan worden. Het verrichten van mentale activiteit tijdens het lezen leidt tot diepere verwerking van de leerstof. Dat wil zeggen dat de in de tekst aanwezige informatie op een meer betekenisvolle en doeltreffende manier geleerd wordt. Kirschner, Schlusmans en Van den Boom geven de invloed van het typografische kenmerk vetgedrukt schematisch weer aan de hand van de dimensies attentie en verwerking. Attentie zorgt voor het motiveren van de lezer tot het lezen van de tekst en het helpen van de lezer voor het maken van een selectie uit de aangeboden informatie. Verwerking bevordert het van buiten leren van feiten, jaartallen, definities, schema’s, etc., het stimuleert het analyseren van informatie in een tekst en het aaneenschakelen van afzonderlijke tekstonderdelen tot een 22
geheel. Daarnaast zet het aan tot het zelf bedenken van voorbeelden, toepassingen en elaboratie vanuit de leefwereld van de lezer. De typografische tekstkenmerken cursief, onderstreping en vetgedrukt worden door Kirschner, Schlusmans en Van den Boom als vergelijkbare fenomenen beschouwd. Enerzijds zorgen ze ervoor dat de aandacht getrokken wordt en anderzijds verduidelijken ze de tekststructuur. Hierdoor wordt het begrip en de toepassing van de gelezen informatie bevorderd. Door op een bewuste en gerichte manier tekstkenmerken in een leertekst toe te passen kan een schrijver ervoor zorgen dat bepaalde leerprocessen (en daarmee de leerresultaten) bevorderd worden, terwijl andere processen worden tegengegaan. Tekstkenmerken als cursief, onderstreping en vetgedrukt zijn voornamelijk van belang bij het verwerken en opslaan van de gelezen informatie en niet voor het terugroepen van informatie uit het geheugen. Bolsius (1977) verrichtte voor het eerst in Nederland een effectonderzoek op het gebied van het begrijpend lezen in het voortgezet onderwijs. Voor goed tekstbegrip is het zijns inziens noodzakelijk dat lezers weten wat de bedoelingen van de schrijver zijn, wat het centrale thema van de tekst is en op welke wijze conclusies getrokken kunnen worden. Volgens Rijlaarsdam zijn er twee manieren om teksten te lezen: top-down versus bottom-up. De laatste jaren wordt steeds meer aandacht besteed aan de top-down variant, die ook wel als interactie-opvatting aangeduid wordt. Bij top-down lezen wordt eerst de betekenis van de tekst ‘van boven naar onder’ geconstrueerd. Op grond van voorkennis maakt de lezer voorspellingen over wat er in de tekst zal staan. De deeltjes worden niet apart bekeken: zodra gezien wordt dat ze overeenkomen met wat er volgens de lezer zou moeten staan, wordt er verder gelezen. Bij top-down lezen wordt gebruikt gemaakt van voorspellingen en wordt nieuwe informatie ingepast in wat de lezer al weet. Het risico van deze benadering is dat de lezer gaat raden en daardoor niet meer nagaat of hypotheses overeenkomen met wat gelezen wordt. Bottom-up lezen werkt andersom: de lezer probeert de tekst van onder naar boven te begrijpen. Men analyseert eerst de individuele woorden van een zin, dan de woordgroepen, dan de deelzinnen, de hele zin, een alinea, enz. Vanuit de afzonderlijke deeltjes, de ‘bodem’ van de tekst, probeert de lezer tot begrip van het geheel te komen. Een bottom-up-lezer steunt sterk op de tekst om een voorstelling te maken van wat erin staat. Het gevaar daarvan is dat de lezer op de ‘bodem’ van de tekst blijft steken en dat er geen overzicht verkregen wordt.
23
Bij het lezen van een tekst is een aantal factoren van belang: de motivatie, de taalschat (bijvoorbeeld vocabulaire, morfologie, syntaxis), de tekstuele kennis (bijvoorbeeld tekstfuncties), de pragmalinguïstische kennis (bijvoorbeeld retorische functies en patronen) en de (lees-) strategieën. Leerlingen behoren drie soorten leesvaardigheden te bezitten. Ten eerste het lezen zelf; dit bestaat enerzijds uit het oriënteren (het vormen van een beeld van tekst) en anderzijds uit het activeren van voorkennis. Ten tweede het inzicht in de tekstkenmerken. Ten derde het inzicht en de vaardigheid in de leesstrategieën. Anders dan het onderscheid doet vermoeden, staan deze leesvaardigheden niet los van elkaar. Verder wordt er nog een onderscheid gemaakt tussen de activiteiten tijdens en na het lezen. Zo wordt tijdens het lezen de hoofdgedachte van de tekst achterhaald, de belangrijkste informatie geselecteerd, de informatie gerelateerd en inferenties gemaakt. Na het lezen wordt de informatie herhaald, het begrip gecontroleerd en worden hulpstructuren (zoals een samenvatting) gemaakt. Bimmel (1999) onderscheidt drie soorten leesstrategieën. Ten eerste gebruiken lezers tekstelementen met hoge informatiegehalte. Ten tweede gebruiken lezers hun eigen kennis. Ten derde gebruiken lezers structuurmarkerende elementen. Als voorbeeld van het gebruik van tekstelementen met hoge informatiegehalte wordt het kriskras doorlopen van een tekst op zoek naar sleutelfragmenten en kernwoorden genoemd. Deze manier van relevante informatie zoeken komt overeen met het eerder genoemde scannen van teksten. Inspringingen, in kleurgezette woorden en vetgedrukte woorden behoren volgens hem tot de grafische structuurkenmerken. Andere genoemde structuurmarkeerders zijn titels, tussenkopjes, verbindingswoorden en structuurindicatoren (zoals de aanduiding: ‘Hiervoor zijn drie redenen te noemen’). Om het lezen van teksten beter te begrijpen is het nodig om te weten hoe mensen taal verwerken (Tabel 1.16). Het taalverwerkend systeem bestaat uit een aantal met elkaar
24
samenhangende deelsystemen. Ieder deelsysteem vervult een specifieke functie en voert daartoe specifieke bewerkingen uit. Tabel 1.16: De menselijke taalverwerker Wereldkennis
→
Conceptuele systeem
INTERPRETATIE
Lexicon
→
Begripssysteem
SEMANTISCHE ANALYSE SYNTACTISCHE PARSING LEXICALE TOEGANG FONOLOGISCHE & GRAFEMISCHE CODERING
↑ Perceptuele systeem
AUDITIEF
- VISUEEL
(Bron: Het verwerken van tekst, Noordman & Maes, 2000)
Bij het verwerken van taal worden drie deelsystemen onderscheiden: Perceptuele systeem: de eerste stap bij de verwerking is de perceptie van de waargenomen stimuli. Bij geschreven taal is de eerste stap de transformatie van visueel waargenomen patronen in letterkenmerken, letters en letterreeksen. Begripssysteem: op basis van de woordvormen die nu gedecodeerd zijn wordt de syntactische structuur van de zin afgeleid. Conceptuele systeem: hier wordt de uiteindelijke interpretatie van de zin achterhaald. De processen in de verschillende deelsystemen maken gebruik van twee soorten kennis: het lexicon en wereldkennis. Deze kennis is opgeslagen in wat genoemd wordt het lange termijn geheugen (dit bevat alles wat we in de loop van ons leven geleerd hebben). Als je opsommingen vaker leest dan wordt dit ook schematische kennis. Deze kennis komt goed van pas bij het begrijpen van teksten en wordt in de toekomst nog vaak benut. Nu alle van belang zijnde aspecten voor dit het leesexperiment nader toegelicht zijn, volgt de vraagstelling van dit onderzoek in paragraaf 1.5 gevolgd door de hypothesen die beschreven staan in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk.
25
1.5
Vraagstelling
In de vorige paragrafen is besproken wat diverse tekstwetenschappers door de jaren heen aan onderzoeksresultaten aangaande effecten van vette kernwoorden en opsommingen in teksten vergaard hebben. Daarnaast is het gebruik van vette kernwoorden en opsommingen aan de hand van acht middelbare schoolboeken geïnventariseerd. Uit dit materiaalonderzoek blijkt dat de auteurs vaak inconsistent zijn met betrekking tot het vet maken van (kern-)woorden, stijlbreuk plegen en onvolledige leeswijzers opstellen. Het gebruik van vette woorden wordt namelijk wel vaak verklaard maar niet consistent toegepast en over het gebruik van opsommingen en de manier waarop deze samengesteld wordt, wordt in de regel niets gezegd. Mol (2003) vond dat webteksten met opsommingen langzamer gelezen werden dan webteksten met opsommingen. Voor webteksten met een opsomming gold ook dat ze sneller én beter begrepen werden dan webteksten zonder opsommingen. Tevens gaven Mol’s resultaten aan dat webteksten waarin een opsomming verwerkt was sneller, maar niet beter onthouden werden. Tot slot werden webteksten niet hoger gewaardeerd dan webteksten zonder opsommingen. Met betrekking tot vet vond Mol dat webteksten met een vetgedrukt woord sneller gelezen werden dan webteksten waarin geen enkel woord vet was gedrukt. De webteksten met een vetgedrukt element werden niet sneller en niet beter begrepen dan de vetloze tekstvariant. Hetzelfde gaven de onhoudbaarheidresultaten aan: met vet werd niet sneller en niet beter onthouden dan zonder vet. Wel werden de webteksten die een vetgedrukt element bevatten hoger gewaardeerd dan de webteksten zonder een vetgedrukt element. Mol mat ook de interactie tussen de visuele tekstuele elementen vet en opsomming. Het resultaat was dat webteksten waarin een vet woord en een opsomming verwerkt waren hoger gewaardeerd werden dan webteksten zonder visuele tekstuele elementen of webteksten met alleen een opsomming. Teksten met een vetgedrukt woord of een opsomming werden hoger gewaardeerd dan teksten zonder visuele tekstuele elementen. Tot slot werden Mol’s webteksten met vet hoger waardeerd dan webteksten met alleen een opsomming. Naast Mol (2003) heeft Megens (2004) ook nog een onderzoek aangaande vetgedrukte elementen en opsommingen in teksten gedaan. In tegenstelling tot Mol mat Megens de leestijden zeer nauwkeurig. Haar onderzoeksresultaten gaven aan dat teksten met een opsomming niet sneller of langzamer gelezen werden dan uitgeschreven opsomming. Daarnaast werden bij teksten met een opsommingen de beweringen sneller beantwoord dan bij teksten waarin geen opsomming verwerkt was. Maar er werden niet minder fouten gemaakt in de teksten met opsommingen. Megens vond ook dat vette kernwoorden langzamer gelezen werden dan niet 26
vette kernwoorden. Ondanks dat de vette woorden in haar onderzoek langzamer gelezen werden, hetgeen duidt op meer aandacht dus betere verwerking, werden ze niet beter begrepen en werden de beweringen niet sneller beoordeeld. Megens onderzocht de interactie tussen vetgedrukte woorden en opsommingen op een andere manier dan Mol (2003). Zij plaatste de vetgedrukte woorden namelijk in de opsomming. Zo vond ze een effect van interactie tussen het gebruik van een opsomminglijst en het gebruik van vet. Haar resultaten gave aan dat vetgedrukte kernwoorden in een opsomminglijst langzamer gelezen werden dan wanneer ze niet vet waren. En wanneer deze woorden in een uitgeschreven opsomming weergegeven werden, werden vetgedrukte woorden sneller gelezen dan wanneer ze niet vetgedrukt waren. Volgens Megens lijkt het er dus op dat het gebruik van een opsomming en het gebruik van vetgedrukte woorden elkaar versterken. Megens geeft aan dat de manier van het operationaliseren van de taken een oorzaak kan zijn voor de verschillende resultaten. In Mol’s experiment kregen de proefpersonen na het lezen van de teksten een begripsvraag, een woordherkenningsvraag en een vragenlijst die de waardering mat. Megens reduceerde dit tot alleen een begripsvraag, omdat ze dacht dat de proefpersonen in het experiment van Mol de teksten anders gelezen hadden dan de proefpersonen in haar onderzoek. Bij het experiment van Mol moesten de proefpersonen na de teksten een woord uit de gelezen webtekst kunnen herkennen en moesten de webteksten op onder andere stijl geëvalueerd worden. Volgens Megens veroorzaakt deze opdracht ander leesgedrag dan wanneer de proefpersonen alleen een bewering hoeven te beoordelen die over de kern van de tekst gaat zoals in het onderzoek van Megens het geval was. Dit geeft Megens als verklaring voor de langere leestijden van Mol. Daarnaast hebben Mol en Megens niet dezelfde meetmethode gebruikt. De metingen van Mol liepen via een browser met relatief hoge lees- en reactietijden tot gevolg. Meting via een browser zijn niet erg nauwkeurig, daarom gebruikte Megens in haar experiment de eyetracker. Ondanks deze kritiek op Mol (2003) was het een omvangrijker onderzoek dan dat van Megens. Megens mat wel leestijden en begrip, maar geen onthoudbaarheid en waardering van teksten met opsommingen. Hetzelfde geldt voor teksten met een vetgedrukt kernwoord. De teksten die Megens presenteerde aan het proefpersonen gingen allemaal over consumentenrecht. Dit onderwerp kan als een (te) moeilijk onderwerp beschouwd worden. Dit onderzoek combineert de goede elementen van de twee hierboven besproken onderzoeken, waarbij de vraag welke effecten de interactie tussen vette kernwoorden en opsommingen in leerteksten bij ervaren lezers teweegbrengt centraal staat. De effecten worden aan de hand van vier afhankelijke variabelen gemeten: de leestijd, het begrip, de 27
onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten. De leestijd, het begrip de waardering van de leerteksten wordt on-line gemeten door middel van oogbewegingsregistratie, terwijl de onthoudbaarheid gemeten worden door 12 open off-line vragen. De waarderingsvragen moeten beantwoord worden op basis van een zeven punts semantische differentiaal. De onafhankelijke variabele vet wordt op drie manieren in de leerteksten gepresenteerd: een globaal vetgedrukt woord, een lokaal vetgedrukt woord en geen vetgedrukt woord. De tweede onafhankelijke variabele, de opsomming, komt voor in een puntsgewijze verticale vorm en in een uitgeschreven vorm. Net zoals bij het onderzoek van Megens (2004) wordt bij dit onderzoek gebruik gemaakt van de eye-tracker. Om te voorkomen dat de verkeerde woorden vetgedrukt worden in de leerteksten die de proefpersonen te lezen krijgen, is er een pre-test (ook wel materiaalonderzoek) uitgevoerd. Een andere reden daarvoor is om te bepalen welke 24 leerteksten gebruikt worden voor het leesexperiment. De pre-test is in de vorm van een paper- en pencil studie gedaan. Om het leesexperiment uit te voeren, worden er 26 teksten met opsommingen en vetgedrukte woorden gezocht in aardrijkskunde- en geschiedenisboeken voor het Middelbaar Onderwijs. Er zijn drie redenen voor deze keuze. De eerste reden is om het probleem van Megens te omzeilen, namelijk dat het onderwerp te moeilijk is. De tweede reden is dat de onderwerpen aardrijkskunde en geschiedenis zeer divers zijn, zodat de teksten niet saai of eentonig worden. De derde reden tot slot is dat uit vooronderzoek blijkt dat in middelbare schoolboeken veel verschillende soorten opsommingen en functies van vette kernwoorden gebruikt worden. Over het algemeen is de interactie tussen vette kernwoorden in opsommingen in leerteksten een onontgonnen gebied, reden te meer dus om daar meer helderheid in te scheppen.
1.6
Hypothesen
Op basis van de in de bovenstaande paragrafen besproken literatuur wordt in deze paragraaf aangeven wat de verwachtingen zijn van de effecten van de typografische markeringen vet en opsomming op de leestijd, het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten. Hieronder worden per afhankelijke variabele de belangrijkste effecten en kenmerken inzake vette kernwoorden en opsommingen nog eens aangehaald. Deze korte samenvattingen monden uit in de hypothesen die beschreven worden in de volgende paragraaf.
28
1.6.1 Achtergrondinformatie per afhankelijke variabele
Leestijd Diverse tekstwetenschappers hebben aangegeven dat het gebruik van opsommingen in teksten, in tegenstelling tot de uitgeschreven versie, ervoor zorgt dat de tekst sneller gelezen wordt en dat opsommingen de lezer helpen bij het selecteren van belangrijke informatie. Een tekst met opsommingen kan efficiënter verwerkt worden, doordat opsommingen de syntactische en logische complexiteit reduceren. Een tekst met vette kernwoorden wordt langzamer gelezen dan een tekst zonder vette kernwoorden. Deze bewering wordt onder andere ondersteund door Reynolds en Shirey (1988). De verklaring hiervoor is dat vette woorden de aandacht trekken en beter verwerkt worden. Dat kost tijd. Met betrekking tot de interactie kan voor de leestijd worden gezegd; hoe meer de stijlkenmerken Vet en Opsomming in een tekst worden toegepast, hoe meer aandacht deze zullen krijgen en des te langer de leestijd zal worden.
Begrip Omdat opsommingen aandacht trekken, helpen bij het selecteren van belangrijke informatie en een interpretatiekader vormen, mag verwacht worden dat teksten waarin opsommingen gebruikt staan beter begrepen worden dan teksten zonder opsommingen. Zoals eerder vermeld faciliteren opsommingen de vorming van schema´s voor de organisatie van de inhoud van een tekst en wordt de syntactische en logische complexiteit verminderd. Een opsomming bevordert de verwerking van informatie en wordt daardoor beter begrepen. Voor het gebruik van vette woorden geldt dat teksten met vette woorden beter begrepen worden dan teksten zonder vette markeringen. De reden hiervoor wordt gevonden in de nadruk die een vette markering op het betreffende tekstelement legt. Vette woorden kunnen aangeven dat ze belangrijk zijn, hierdoor schenkt de lezer er meer aandacht aan, hetgeen tot gevolg heeft dat er beter geleerd wordt. Daarnaast zorgen de vetgemarkeerde tekstelementen voor vermindering van de mentale belasting. Er wordt verwacht dat de strekking van de tekst beter begrepen wordt, omdat de lezer van de tekst geholpen wordt de strekking te achterhalen met vette woorden. Vet heeft dus een belangaanduidende functie en het helpt bij het opbouwen van de representatie van de tekst (Mol, 2003). Als gekeken wordt naar begrip in interactie dan kan worden gezegd dat het begrip toeneemt naarmate meer vetgemarkeerde woorden en opsommingen worden gebruikt. Onthoudbaarheid 29
De effecten van de typografische markeringen vet en opsomming op de onthoudbaarheid van een tekst zijn vergelijkbaar met de effecten op het begrip van een tekst. Beide afhankelijke variabelen worden gemeten aan de hand van de door de lezer opgebouwde mentale representatie van de tekst. Het gebruik van vet en opsommingen zorgt ervoor dat de strekking van de tekst beter ontdekt, begrepen en onthouden wordt. Aan de hand van de literatuur kan verwacht worden dat ook voor de onthoudbaarheid geldt dat opsommingen beter onthouden worden dan uitgeschreven teksten. Dit heeft te maken met de helpende functie van opsommingen bij het selecteren van relevante informatie en dat zowel de syntactische als logische complexiteit van de tekst gereduceerd wordt. Het faciliteren van de schemavorming voor de organisatie van de tekstinhoud, zorgt ervoor dat verwacht kan worden dat teksten met opsommingen beter onthouden worden dan teksten zonder opsommingen. Met betrekking tot vette woorden wordt verwacht dat teksten met vette kernwoorden beter onthouden worden dan teksten zonder vette kernwoorden. De nadruk die de vette markering aan een woord meegeeft, is de reden voor dit effect. Doordat de vette woorden meer aandacht trekken, worden ze beter verwerkt. De verwachting is dat ook de tekst beter geleerd wordt. Visuele markeringen helpen namelijk bij het opbouwen van een mentale representatie van de strekking van de tekst. Ook zal de onthoudbaarheid tijdens interactie toenemen naarmate vetgemarkeerde kernwoorden en opsommingen in een tekst worden toegepast. Dit wil zeggen dat als iemand zich meer tijd neemt om iets te lezen dan is de kans groter dat hetgeen beter onthouden wordt.
Waardering Naar aanleiding van de besproken literatuur wordt verwacht dat het gebruik van de typografische markeringen vet en opsomming de waardering van een tekst verhoogt. Als gekeken wordt naar de interactie dan kan gezegd worden dat hoe meer vetgemarkeerde woorden en opsommingen worden toegepast, hoe leesbaarder de tekst is. Hierdoor neemt de waardering waarschijnlijk toe.
1.6.2 Hypothesen De hypothesen hebben ten eerste betrekking op de afzonderlijke effecten van vette kernwoorden en opsommingen. En ten tweede wordt er ingegaan op de interactie tussen tussen vette kernwoorden en opsommingen. Hypothesen met betrekking tot leestijden: 1. Leerteksten met opsomming worden sneller gelezen dan leerteksten zonder opsomming. 30
2. Een opsomming wordt langzamer gelezen dan een uitgeschreven opsomming. 3. Leerteksten met vette kernwoorden worden langzamer gelezen dan leerteksten zonder vette kernwoorden. 4. De verwerking van vetgedrukte kernwoorden duurt langer dan niet vetgedrukte kernwoorden. 5. Opsommingen die vooraf worden gegaan door een lokaal gemarkeerd kernwoord worden sneller gelezen dan opsommingen die vooraf gegaan worden door een globaal gemarkeerd worden. 6. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden langzamer gelezen dan leerteksten met globale vette kernwoorden en zonder opsommingen.
Hypothesen met betrekking tot begrip: 7. Leerteksten met een opsomming worden beter begrepen dan leerteksten zonder opsomming. 8. Leerteksten met vette kernwoorden worden beter begrepen dan leerteksten zonder vette kernwoorden. 9. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden beter begrepen dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen.
Hypothesen met betrekking tot onthoudbaarheid: 10. Leerteksten met een opsomming worden beter onthouden dan leerteksten zonder opsomming. 11. Leerteksten met vette kernwoorden worden beter onthouden dan leerteksten zonder vette kernwoorden.
31
12. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden beter onthouden dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen.
Hypothesen met betrekking tot waardering: 13. Leerteksten met een opsomming worden hoger gewaardeerd dan leerteksten zonder opsomming. 14. Leerteksten met vette kernwoorden worden hoger gewaardeerd dan leerteksten zonder vette kernwoorden. 15. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden hoger gewaardeerd dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen.
In de volgende hoofdstukken wordt beschreven hoe de leerteksten tot stand gekomen zijn en worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Allereerst wordt het materiaalexperiment beschreven (Hoofdstuk 2). Vervolgens wordt het leesexperiment en de onderzoeksresultaten besproken (Hoofdstuk 3). Daarna worden de conclusies van het leesexperiment uiteengezet (Hoofdstuk 4). Tot slot volgt er een discussie en worden er aanbevelingen en suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.
32
Hoofdstuk 2 Materiaalexperiment Dit hoofdstuk gaat over hoe het materiaal voor het leesexperiment tot stand gekomen is. Er wordt inzicht gegeven in de toegepaste methode, de proefpersonen, het materiaal en de procedure. Tot slot komen de resultaten aan bod waarbij aangegeven wordt welke keuzes er gemaakt zijn bij het vet maken van kernwoorden.
2.1
Inleiding
Uit de acht leerboeken werden verschillende teksten met opsommingen gehaald. Dit werd gedaan om vast te stellen wat de kernbegrippen in de opsommingen waren. Onder kernbegrippen wordt verstaan; de woorden die het onderwerp van de tekst of de opsomming in één woord samenvatten. Om dit te doen werd er een pre-test uitgevoerd. De pretestresultaten bepalen welke leerteksten gebruikt worden voor het leesexperiment. De volgende paragrafen geven een toelichting op deze fase van het onderzoek.
2.2
Methode
De pre-test werd afgenomen in de vorm van een paper- en pencil studie.
2.2.1 Proefpersonen De pre-test werd bij 29 personen afgenomen. Allen waren studenten aan de Universiteit van Tilburg en hadden een gemiddelde leeftijd van 22,7 jaar. Er deden 13 mannen en 16 vrouwen mee.
2.2.2 Materiaal Er werden 26 teksten geselecteerd die afkomstig waren uit aardrijkskunde en geschiedenisboeken van de middelbare school. Bij de onderwerpen die in de leerteksten aan bod kwamen, werd geen extreme of extreem weinig voorkennis verwacht. Tevens werd aangenomen dat de teksten bij ervaren lezers zoals studenten geen begripsproblemen veroorzaakten. Alle teksten hadden een reading-to-learn doel. Het waren dus informerende teksten zonder dat de nieuwe kennis direct in de praktijk behoeft te worden toegepast. De teksten werden waar nodig aangepast aan opgestelde criteria (Tabel 2.1). Dit werd gedaan om ervoor te zorgen dat de teksten qua structuur en lengte niet van elkaar verschilden. Er werd op gelet dat de strekking van de tekst onveranderd bleef. De opgestelde criteria waren als volgt. De lay-out van elke tekst is identiek vanwege een twee zinnen tellende inleiding, 33
gevolgd door de targetzin, een opsomming en een uitleiding van twee zinnen. De opsomming bestaat uit drie onderdelen. In de targetzin mag maximaal maar één vet woord staan: Of het globale kernwoord (dit kernwoord vat de gehele tekst samen) of het lokale kernwoord (dit kernwoord vat de gehele opsomming samen). Deze kernwoorden zijn van te voren vastgesteld en worden in het onderzoek getoetst. Voor de inleiding, de opsomming en de uitleiding geldt dat deze niet nog een opsomming mogen bevatten. Tevens geldt voor de opsomming dat deze nieuwe informatie ten aanzien van de tekst moet verschaffen. Met betrekking tot het woordgebruik is besloten dat er geen jargon gebruikt wordt. Het woord ‘ook’ wordt niet in de opsomming gebruikt, omdat dit woord de zin opsplitst. De targetzin mag niet integreren in de uitgeschreven voorbeelden, waarmee bedoeld wordt dat de markeringswoorden niet in de opsomming mogen terugkeren. De targetzin wordt in alle condities afgesloten met een dubbele punt. Aangaande markeringswoorden zijn de volgende richtlijnen aangehouden. Nietszeggende markeringswoorden zoals “kenmerken” en “punten” werden zo min mogelijk gebruikt. Een markeringswoord bestond uit één woord. Ook mag een markeringswoord in de 26 teksten maar één keer voorkomen. Tot slot het laatste criteria inzake de uitleiding. Deze ging altijd over het globale markeringswoord. Voor een overzicht van de teksten zie bijlage 1. Tabel 2.1: Standaard opbouw van een tekst Twee zinnen
Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de
inleiding
jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd:
Drie punten
Een stalen frame.
opsomming
De muren waren dun met veel glas.
De vormgeving was strak en sober.
Twee zinnen
Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen.Eén
uitleiding
van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright.
(Bron: Memo, Geschiedenis voor de basisvorming, Handboek 3 MAVO/HAVO)
2.2.3 Design Het design van de pre-test zag er als volgt uit. De personen die meededen aan de pre-test kregen alle 26 teksten in een zodanige volgorde aangeboden dat twee dezelfde onderwerpen niet na elkaar kwamen (semi-random). Zo waren er twee teksten over de Europese Unie. Deze teksten werden ver uit elkaar geplaatst.
34
2.2.4
Procedure
De deelnemers werd verzocht de 26 teksten goed te lezen maar niet te treuzelen. Per pagina werden 2 teksten geplaatst. Terugbladeren was niet toegestaan. Na elke tekst werd er gevraagd om steeds in één woord aan te geven waar de opsomming over ging (lokaal kernbegrip) en in één begrip waar de tekst over ging (globaal kernbegrip). Er werd niet gevraagd om woorden uit de tekst te onderstrepen. Voor de pre-test hadden de proefpersonen gemiddeld 20 minuten nodig. Voor de complete instructietaak zie bijlage 2.
2.2.5 Verwerking van de gegevens Nadat de pre-test was afgenomen bij 29 deelnemers werd er handmatig geturfd hoe vaak het vooraf vastgestelde kernwoord voor de opsomming en de gehele tekst daadwerkelijk werd ingevuld. Om het turven van de uitkomsten te vereenvoudigen zijn synoniemen en parafrasen samengenomen. Er werd een criterium gesteld dat minimaal 30% van de proefpersonen hetzelfde woord moest aanduiden om het kernwoord als geschikt te kwalificeren. Bij de teksten waar de kernwoorden niet voldeden, werd een post pre-test gehouden met nog 5 andere deelnemers.
2.3
Resultaten
De vooraf vastgestelde lokale en globale kernwoorden zijn in 17 van de 26 teksten door de proefpersonen in de pre-test bevestigd. De gemiddelde percentages van de lokale en globale markeringswoorden waren respectievelijk 62% en 74%. Dit wil zeggen dat gemiddeld 62% van de proefpersonen dezelfde lokale kernwoorden uit de tekst belangrijk achtte als verwacht werd. Opvallend was dat enkele personen, ondanks dat men gevraagd werd te antwoorden in één woord, met meerdere woorden of met zinnen antwoordde. In de resterende negen teksten werden de lokale en/of globale kernwoorden anders verwoord. Het betrof hier vijf lokale en vijf globale kernwoorden. De kernwoorden, zoals die door de proefpersonen werden omschreven, waren in de teksten van de post pre-test opgenomen. De post pre-test groep bestond uit 5 personen (drie vrouwen en twee mannen). De gemiddelde leeftijd was 21,4 jaar. Het resulteerde in bevestigingen van gemiddeld 84% bij de lokale kernwoorden en 93% bij de globale kernwoorden.
35
2.4
Conclusie
De resultaten van de pre-test en de post pre-test gaven op een verantwoorde manier aan welke de belangrijkste woorden (zowel globaal als lokaal) in de leerteksten zijn. Uiteindelijk werden 24 van de 26 teksten geselecteerd om in het experiment deel te nemen. De andere 2 werden als oefentekst gebruikt. Één met een lokaal vetgedrukt kernwoord en de ander met een globaal vetgedrukt kernwoord
Na in dit hoofdstuk het materiaalexperiment beschreven te hebben, wordt in het volgende hoofdstuk het leesexperiment uiteengezet, hetgeen zal leiden tot de resultaten van dit onderzoek.
36
Hoofdstuk 3 Leesexperiment Alle teksten voldeden aan de criteria genoemd in paragraaf 2.2.2. Dit was een goede basis om de volgende stap in het onderzoek te zetten. Een onderzoek staat of valt met de kwaliteit van het materiaal. Door middel van een leesexperiment werd onderzocht welke effecten vette kernwoorden en opsommingen in leerteksten bij ervaren lezers teweegbrengen. Aan de hand van de volgende vier afhankelijke variabelen werden de effecten gemeten: de leestijd, het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de methode die gebruikt is bij het experiment. Dan komen de proefpersonen aan bod, waarna er dieper op het materiaal ingegaan wordt. Hier wordt het gebruik van de onafhankelijke variabelen vet en opsommingen verantwoord. Ook wordt er een paragraaf gewijd aan de instrumentatie en wordt de procedure besproken. Ter afsluiting worden de verwerking van de gegevens en de onderzoeksresultaten behandeld.
3.1
Methode
De effecten tussen vette kernwoorden en opsommingen in leerteksten werden in dit leesexperiment gemeten aan de hand van oogbewegingsregistraties. Met behulp van deze oogbewegingsregistraties kunnen oogbewegingspatronen vastgelegd worden. Hiermee werd inzicht verschaft in de temporele eigenschappen van het leesproces bij de lezer. Tevens kon er onderscheid gemaakt worden tussen eerdere en latere lezingen van een stuk tekst. Een latere lezing wil zeggen dat men sprongen terug in de tekst maakt. Dit werd ook wel regressie genoemd. Door het nader bestuderen van oogbewegingspatronen kunnen de leestrategieëen die lezers toepassen wanneer ze moeilijkheden tegenkomen blootgelegd worden. De meest voorkomende oplossingen bij problemen tijdens het lezen worden opgelost door middel van één van de volgende wijzen:
De lezer pauzeert op de plaats waar het probleem zich voordoet.
De lezer gaat terug naar een eerder gelezen deel van de tekst.
Lezen betekent dat de ogen van de ene positie in de zin naar de volgende springen. Zo’n sprong die de ogen maken heet een saccade en had een gemiddelde lengte van acht lettertekens. Tussen de saccades staan de ogen even stil, ze rusten als het ware even. Dit moment werd een fixatie genoemd. Om leestijden te meten die met regressies samenhangen, werd een regressiepad gebruikt. Dit is een maat van leestijd en houdt de som van de duren van fixaties en de saccades in een regio (bijvoorbeeld een zin of alinea) in, plus die van de fixaties en de saccades vanuit die regio naar eerdere passages van de tekst totdat de tekst in 37
voorwaartse richting verlaten wordt (Cozijn et a., 2003). Tijdens dit leesexperiment werden de regressiepaden van de al dan niet gemarkeerde kernwoorden en de opsommingen geanalyseerd.
3.2
Proefpersonen
Aan het leesexperiment namen 49 proefpersonen deel. De gemiddelde leeftijd was 22,5 jaar. De proefpersonen zijn studenten van diverse faculteiten van de Universiteit van Tilburg. Deze keuze werd beargumenteerd door de geringe verscheidenheid in vooropleiding van de studenten. Dit zorgde voor een relatief homogene groep proefpersonen die over goede leesvaardigheden beschikte. Een andere vereiste was dat de proefpersonen geen lenzen of een bril droegen.
3.3
Materiaal
De 26 teksten, afkomstig uit het materiaalexperiment (zie hoofdstuk 2), werden gebruikt om het leesexperiment uit te voeren. Deze teksten zijn waar nodig aangepast zodat ze een uniforme opbouw hadden. De 26 teksten werden in zes condities aan de proefpersonen aangeboden (zie bijlage 3). De gemiddelde lengte van de teksten was 67 en 68 woorden. Tabel 3.1 laat de zes condities zien. De onafhankelijke variabelen waren vetgedrukte kernwoorden en opsommingen. Voor de uitgeschreven opsomming gold dat deze altijd gekoppeld werd door middel van een komma en het woord en. Door dit woordje hadden de teksten met de uitgeschreven opsomming altijd één woord meer dan de teksten met een puntsgewijze opsomming. Tabel 3.1
Zes condities waarin de leerteksten aangeboden worden. Vetgedrukt
Opsomming Geen Opsomming
1
1
Lokaal kernwoord
Globaal kernwoord
Geen woord
A
B
C
D
E
F
Hiermee wordt een uitgeschreven opsomming bedoeld
38
Tabel 3.1A: Voorbeeld van een opsomming met een vetgedrukt lokaal kernwoord Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd:
Een stalen frame.
De muren waren dun met veel glas.
De vormgeving was strak en sober.
Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Tabel 3.1B: Voorbeeld van een opsomming met een vetgedrukt globaal kernwoord Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd:
Een stalen frame.
De muren waren dun met veel glas.
De vormgeving was strak en sober.
Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Tabel 3.1C: Voorbeeld van een opsomming met geen vetgedrukt kernwoord Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd:
Een stalen frame.
De muren waren dun met veel glas.
De vormgeving was strak en sober.
Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Tabel 3.1D: Voorbeeld van een uitgeschreven opsomming met een vetgedrukt lokaal kernwoord Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd. Een stalen frame, de muren waren dun met veel glas en de vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright.
39
Tabel 3.1E: Voorbeeld van een uitgeschreven opsomming met een vetgedrukt globaal kernwoord Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd. Een stalen frame, de muren waren dun met veel glas en de vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Tabel 3.1F: Voorbeeld van een uitgeschreven opsomming met geen vetgedrukt kernwoord Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd. Een stalen frame, de muren waren dun met veel glas en de vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. (Bron: Memo, Geschiedenis voor de basisvorming, Handboek 3 MAVO/HAVO)
Een globaal kernwoord duidt het onderwerp van de tekst aan. Zo geeft het vetgedrukte woord in Tabel 3.1B aan dat de tekst over het ‘modernisme’ gaat. De tekst is dus in conditie B geschreven. Een lokaal kernwoord geeft aan waar de opsomming over gaat. In figuur 3.1A geeft het vetgedrukte woord ‘bouwstijl’ het onderwerp van de (uitgeschreven) opsomming aan. De tekst over speelfilms staat dus in conditie D.
3.4
Design
De teksten kwamen in zes condities voor, maar elke proefpersoon zag elke tekst maar in één conditie. Er waren dus zes lijsten met teksten. Door de tekstnummers van de condities met de vetgedrukte lokale en globale kernwoorden en zonder vetgedrukte markeringen op te tellen, bleek dat deze gelijkmatig verdeeld waren. Alle drie kwamen namelijk op 100 uit. Tevens werden teksten in dezelfde conditie of met hetzelfde onderwerp of met dezelfde markeringswoorden nooit achter elkaar gezet. Op deze manier werd een volgorde-effect uitgesloten (zie bijlage 4).
3.5
Instrumentatie en design
Het leesexperiment had een binnen-proefpersoonontwerp waarbij de volgorde van de juiste en onjuiste verificatievragen semi-random bepaald werd. Door middel van vier taken werd in dit leesexperiment de interactie tussen vetgedrukte kernwoorden en opsommingen in leerteksten
40
onderzocht. Deze vier taken bestonden uit een leestaak, een verificatietaak, een recall-taak en een waarderingstaak. Deze worden hieronder kort besproken.
Leestaak Tijdens de leestaak worden de leestijden van de vetgemarkeerde woorden en de opsommingen gemeten. De meting worden verricht met behulp van de eye-tracker (zie paragraaf 3.6). In het totaal leest een proefpersoon 24 teksten. Hierbij worden de regressiepaden in kaart gebracht (zie paragraaf 3.1).
Verificatietaak Deze taak bestaat uit het beantwoorden van drie beweringen die op het beeldscherm verschijnen nadat de proefpersoon een tekst gelezen heeft. Op deze manier wordt gemeten of de inhoud van de tekst ook echt begrepen is. Bij elke lijst werden dezelfde verificatievragen gesteld. Elke bewering gaat over een apart deel uit de voorafgaande tekst namelijk: de intro, de opsomming en de uitleiding (Tabel 3.2). Er waren even veel vragen die met waar beantwoord moesten worden als vragen die met onwaar beantwoord moesten worden. Deze verdeling werd zo geconstrueerd dat de verficatievraag over de opsomming altijd met waar beantwoord diende te worden.
Tabel 3.2: Drie voorbeelden van verificatievragen 1. Tijdens het modernisme werden de gevels van gebouwen prachtig versierd. 2. Dunne muren met veel glas is een bouwstijl van het modernisme. 3. Een bouwstijl kan de functie van een gebouw veranderen.
Recall-taak Door middel van 12 recall-vragen werd na het lezen van de 24 teksten gemeten wat de proefpersoon onthouden heeft. De vragen hadden alleen betrekking op de opsommingen die in de leerteksten stonden en werden in elke conditie steeds in dezelfde volgorde aangeboden. Telkens werd gevraagd de drie elementen waaruit de opsomming bestaat te reproduceren. Er werd maar op zes van de 12 teksten gemeten. De teksten waarop gemeten werd correspondeerden met de zes teksten waarover de proefpersonen hun waardering konden uiten. De recall-taak werd in tegenstelling tot de andere soorten metingen niet digitaal
41
afgenomen, maar op papier (bijlage 5). In Tabel 3.3 wordt een voorbeeld gegeven van een recall-vraag. Tabel 3.3: Een voorbeeld van een recall-vraag Wat zijn de drie bouwstijlen die door het modernisme geïntroduceerd werden? 1. ...................................................................................................... 2. ...................................................................................................... 3. ......................................................................................................
Vragenlijst De waardering die de proefpersonen aan de teksten toekenden, werd gemeten aan de hand van een zevenpunts semantische differentiaal op het gebied van eenvoud, duidelijkheid, overzichtelijkheid, opbouw en leesbaarheid. Dit werd niet na alle 24 teksten gevraagd, maar alleen maar zes maal. Elke set van vijf waarderingsvragen kwam na één van de zes condities waarin de verschillende teksten geschreven zijn (Tabel 3.4). Om te zorgen dat het beantwoorden van de waarderingsvragen geen automatisme werd, werd de volgorde van twee uitersten af en toe omgewisseld. Zo staat in onderstaand voorbeeld eenvoudig rechts en ingewikkeld links, maar bij een andere tekst zou dat omgedraaid kunnen zijn. Antwoorden deed men door strak naar het kruisje van voor keur te kijken en op de rechter knop van het bedieningspaneel te drukken. Tabel 3.4: Een voorbeeld van een waarderingsvraag Deze tekst vind ik: Eenvoudig x
3.6
x
x
x
x
x
Ingewikkeld x
Apparatuur
Dit leesexperiment vereist zeer nauwkeurige registratie van de oogbewegingen van de proefpersonen. Er werd gewerkt met een SR Research Eyelink 2 Eyetracker. Een onderdeel van dit apparaat is de hoofdband. Figuur 3.5 geeft aan uit welke onderdelen de hoofdband bestaat.
42
Figuur 3.5: De hoofdband; uit Eyelink 2 User Manual Version 1.07
De proefpersonen konden de leerteksten met beide ogen lezen, maar er werd alleen op het rechteroog gemeten. Het beeldscherm waarop de leerteksten en de beweringen aan de proefpersonen getoond werden, had een resolutie van 800 bij 600 pixels en een lichte achtergrond. De proefpersonen zaten 60 tot 70 centimeter van het beeldscherm vandaan. De data werden door een tweede computer geregistreerd. De proefpersonen gebruikten tijdens het experiment een bedieningspaneel dat gelijk is aan onderstaande afbeelding (Figuur 3.6): de Saitek P880 Dual Analog Game Pad. Er werd voor dit apparaat gekozen, omdat hiermee een zeer accurate tijdsmeting mogelijk is. Door op de rechter knop te drukken kan aangegeven worden dat men de tekst gelezen heeft en dat men klaar is om de beweringen op hun waarheid te beoordelen. Ook het beoordelen gebeurt met behulp van het bedieningspaneel. Bij de waarderingsvragen hoeft alleen maar naar het kruisje van voorkeur gekeken te worden en op de rechter knop gedrukt te worden.
Figuur 3.6: Saitek P880 Dual Analog Game Pad (GC-005-SK)
43
3.7
Procedure
Nadat een proefpersoon het laboratorium binnengekomen is, wordt hem of haar verzocht plaats te nemen op de stoel die recht voor het beeldscherm van de computer waaraan de eyetracker verbonden is. Het logboek wordt dan bijgewerkt met de data die bij de betreffende proefpersoon van toepassing zijn. Dit is het nummer van de proefpersoon, het nummer van de lijst en de naam van de proefleider. Verder wordt de leeftijd, het geslacht, de studierichting, rechts- of linkshandigheid en de aanvangs- en eindtijd van het experiment genoteerd. Als dit gebeurd is wordt de instructie hardop voorgelezen (bijlage 6). Hierbij wordt een gedetailleerde uitleg gegeven over de apparatuur, de installatie ervan en wat er van de proefpersoon verwacht wordt. Tussentijds wordt gevraagd of de proefpersoon het allemaal begrijpt en of er nog vragen zijn. Na het voorlezen van de instructie wordt de eye-tracker op het hoofd van de proefpersoon geplaatst en wordt de rechter camera in positie gebracht. De proefpersoon wordt verzocht goed rechtop te gaan zitten. Dat wil zeggen dat de voeten plat op de grond gezet moeten worden, de armen op de leuning laten rusten en de rug tegen de rugleuning. In dit experiment wordt alleen gemeten op het rechter oog van de proefpersonen. Dan kan er gecalibreerd en gevalideerd worden. Calibratie is een procedure waarmee de computer precies vaststelt waar de proefpersoon naar kijkt. Om te calibreren wordt een scherm gebruikt waarop negen kleine zwarte punten te zien zijn. Voordat de calibratie begint, verschijnt er een punt in het midden van het scherm. Zodra de proefpersoon strak naar het midden van deze punt kijkt, moet deze op de rechter knop van het bedieningspaneel drukken. Vervolgens worden de punten één voor één op het scherm getoond. De bedoeling daarbij is dat de proefpersoon telkens strak naar het midden van de punt kijkt. Als er naar een punt gekeken wordt, zal deze automatisch verdwijnen en het volgende punt zal verschijnen. Na de calibratie volgt de validatie en verloopt op dezelfde manier als de calibratie. De validatie controleert of de calibratie goed gegaan is. Wanneer de calibratie en de validatie gelukt zijn, krijgt de proefpersoon twee proefteksten met vragen te lezen om zo alvast te wennen aan de manier van antwoorden door middel van het bedieningspaneel. Na het lezen van de tekst krijgt de proefpersoon eerst drie verificatievragen te lezen. Wanneer een proefpersoon denkt dat de bewering juist is, geeft deze dat aan door op de rechter knop van het bedieningspaneel te drukken. Indien hij of zij de bewering onjuist acht dient de linker knop gebruikt te worden. Tijdens de instructie wordt aangegeven dat men de beweringen moet beoordelen op basis van de informatie die in de tekst staat. Daarna verschijnen er nog vijf waarderingsvragen. Wanneer de proefteksten doorgenomen zijn, wordt nog in enkele korte en bondige zinnen samengevat wat er precies van de 44
proefpersoon verwacht wordt. Benadrukt wordt dat geantwoord dient te worden op basis van de informatie die de tekst verschaft en niet op basis van de reeds aanwezige kennis. Op het teken van de proefleider wordt daarna het leesexperiment gestart. Met behulp van de eyetracker kunnen de leestijden, het begrip en de waardering van de teksten gemeten worden. Voor het meten van de onthoudbaarheid wordt de proefpersoon na afloop van het leesgedeelte van het experiment gevraagd om 12 vragen over de gelezen teksten te beantwoorden. De vragen houden concreet in dat men de drie delen van de opsommingen moet reproduceren. Als ook deze taak voltooid is, is het experiment te einde. De gemiddelde duur van het experiment was 33 minuten.
3.8 Verwerking van de gegevens Aan het experiment hebben 49 proefpersonen deelgenomen. Hiervan leverden 30 personen bruikbare gegevens op. Van deze gegevens werden de regressiepaden berekend. Deze analyse werd in het programma fixation gedaan. Dit programma plaatst alle woorden van een tekst in een kader. Aan de hand van de fixatiepunten kan nagegaan worden hoe en hoe snel een proefpersoon een tekst gelezen heeft. Teksten die proefpersonen meedere malen gelezen hadden of waarbij bleek dat de eyetracker scheef geïnstalleerd was, werden als onbruikbaar beschouwd. Op deze manier zijn veel proefpersonen afgevallen. Met behulp van SPSS 11.5 zijn de resultaten van dit onderzoek tot stand gekomen.
3.9
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten per afhankelijke variabele uiteengezet en gekoppeld aan de hypotheses als beschreven in paragraaf 1.6.2. De invloed van de onafhankelijke variabelen Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet op de verwerking (regressiepadtijden), het begrip en de waardering is getoetst in variantieanalyses over proefpersonen (F1) en over stimuli (F2). De drie onafhankelijke variabelen zijn binnen proefpersonen en binnen stimuli geanalyseerd. Om de errorvariantie te drukken bevatte de proefpersonenanalyse daarnaast een tussenproefpersoonvariabele lijst (de lijst waarop de proefpersoon stond) en de stimulusanalyse een tussenstimulusvariabele groep (items die steeds in dezelfde condities op een lijst werden aangeboden). Deze variabelen worden verder niet besproken. Er waren in totaal 720 mogelijke observaties (30 ppn x 24 teksten). Per analyse wordt aangegeven hoeveel observaties zijn uitgesloten als gevolg van slechte metingen, uitschieters (+/- 3,0 SD per conditie) en/of fouten gemaakt op de verificatietaak. De 45
recall-gegevens zijn in chi-kwadraattoetsen getoetst. Om de betrouwbaarheid van de waarderingsresultaten te onderzoeken is de Cronbach’s Alpha berekend. Voor een goede betrouwbaarheid moeten de uitkomsten minimaal 0.7 scoren als alpha-coëfficiënt.
3.9.1 Leestijden De regressiepadtijden zijn geanalyseerd over de gehele teksten en over regio's binnen de teksten. De geanalyseerde regio's waren het begin van de targetzin tot aan de eerste markering (regio 1), de kernwoorden (regio's 2 en 4), de targetzin (regio 1-5), de targetzin plus de opsomming (regio 1-6), de opsomming (regio 6) en de tekst na de opsomming (regio 7). Voor een overzicht van de indeling in regio's zie Tabel 3.7 Tabel 3.7: Voorbeeld van een experimentele tekst met de verdeling in regio`s. De regionummers staan vetgedrukt tussen haakjes vóór de regio's waarop ze betrekking hebben. (0) Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. (1) In het (2) modernisme (3) na de oorlog werd een andere (4) bouwstijl (5) geïntroduceerd: (6)
Een stalen frame.
De muren waren dun met veel glas.
De vormgeving was strak en sober. (7)
Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. (Bron: Memo, Geschiedenis voor de basisvorming, Handboek 3 MAVO/HAVO)
Regressiepadtijden van de gehele tekst: Van de in totaal 720 mogelijke observaties vielen 19 observaties uit omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 2,6%. Daarna werden er nogmaals 6 observaties uitgesloten (0,9%) ten gevolge van uitschieters. Er was geen effect van de variabele Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, geen effect van de variabele Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1 en geen interactie: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. Een analyse van de globale en de lokale Vetgedrukte markeringen en Opsomming leverde evenmin effecten op. Globaal/Lokaal Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, Opsomming: F1(1,24) = 1,283; MSE = 3600357; p = 0,283; F2(1,18) = 1,909; MSE = 1877122; p = 0,184. Globaal/lokaal Vet x Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) = 1.887; MSE = 1912585; p = 0,186. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.8.
46
Tabel 3.8: Gemiddelde regressiepadtijden van hele teksten (ms) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
20329
19956
20222
Geen Opsomming
19974
20657
20320
Regressiepadtijden van het eerste gedeelte van de targetzin (regio 1) In deze analyse was een uitval van 237 observaties omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 32,9%. Daarna werden er nogmaals 11 observaties uitgesloten (2,3%) ten gevolge van uitschieters. De analyse van de leestijden van regio 1 liet een effect van Vet zien in de proefpersoonanalyse maar niet in de stimulusanalyse: F1(1,24) = 5,623; MSE = 38844; p < 0,05; η2 = 0,190, F2(1,15) = 2,777; MSE = 102532; p = 0,116. Voor proefpersonen gold dat de regio langzamer werd gelezen als een kernwoord Vet gemarkeerd was dan wanneer geen kernwoord Vet gemarkeerd was. Er was geen effect van Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,15) < 1, en geen interactie: F1(1,24) < 1; F2(1,15) < 1. Er werd evenmin een effect van Globaal/Lokaal Vet gevonden: F1(1,24) < 1; F2(1,13) < 1, noch een interactie tussen Globaal/Lokaal Vet en Opsomming: F1(1,24) = 1,867, MSE = 84597; p = 0,184; F2(1,13) = 2,784; MSE = 74340; p = 0,119. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.9. Tabel 3.9: Gemiddelde regressiepadtijden (ms) van het eerste gedeelte van de targetzin (regio 1) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet. Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
596
625
724
Geen Opsomming
570
738
689
Regressiepadtijden van de targetzin (regio 1-5) In het totaal waren er voor deze analyse 701 observaties hetgeen betekent dat er in 19 gevallen geen meting of een slechte meting was (2,6%). Hiervan werden er 18 uitgesloten (2,6%) ten gevolge uitschieters. Er was een effect van de variabele Vet: F1(1,24) = 12,859; MSE = 173113; p < 0,01; η2 = 0,349, F2(1,18) = 11,259; MSE = 161547; p < 0,01; η2 = 0,385. De regio werd langzamer gelezen wanneer er in de tekst een kernwoord vetgemarkeerd was dan wanneer er geen kernwoord vetgemarkeerd was. In de stimulusanalyse was er een trend van Opsomming: F1(1,24) = 2,742; MSE = 17072; p = 0,111, F2(1,18) = 4,070; MSE = 163150; p = 0,059; η2 = 0,184. Over stimuli gold dat de regio sneller werd gelezen wanneer 47
deze vooraf ging aan een opsomming met een bulletlist dan wanneer deze vooraf ging aan een uitgeschreven opsomming. Er was tevens een bijna significante interactie tussen Vet en Opsomming: F1(1,24) = 5,081; MSE = 196161; p < 0,05; η2 = 0,175, F2(1,18) = 4,172; MSE = 281188; p = 0,056; η2 = 0,188. Het effect van Vet was het sterkst in de conditie waarin op de regio een uitgeschreven opsomming volgde en het effect van Opsomming was het sterkst wanneer in de zin een vetgemarkeerd kernwoord voorkwam. Een analyse van de globale en de lokale Vetgedrukte markeringen en Opsomming leverde geen effect van Globaal/Lokaal Vet op: F1(1,24) = 2,440; MSE = 244792; p = 0,131, F2(1,18) = 1,956; MSE = 250938; p = 0,179, maar wel van Opsomming: F1(1,24) = 9,145; MSE = 362779; p < 0,01; η2 = 0,276; F2(1,18) = 11,601; MSE = 270868; p < 0,01; η2 = 0,392. In de condities waarin vetgedrukte markeringen voorkwamen was de leestijd van de regio langer wanneer hij aan een uitgeschreven opsomming voorafging dan wanneer hij een niet-uitgeschreven opsomming voorafging. Er was geen interactie tussen Globaal/lokaal Vet en Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.10. Tabel 3.10: Gemiddelde regressiepadtijden (ms) van de targetzin (regio 1-5) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet. Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
2491
2534
2615
Geen Opsomming
2433
2809
3016
Regressiepadtijd voor het lokaal gemarkeerde kernwoord Van de in totaal 720 mogelijke observaties vielen 92 observaties uit omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 12,8%. Daarna werden er nogmaals 13 observaties uitgesloten (2,1%) ten gevolge van uitschieters. De analyse van de leestijden van het lokaal gemarkeerde kernwoord (zie Tabel 3.11) liet een effect van Vet zien in de proefpersoonanalyse en in de stimulusanalyse: F1(1,24) = 12,838; MSE = 17484; p < 0,01; η2 = 0,348, F2(1,18) = 18,377; MSE = 9068; p < 0,01; η2 = 0,505. Het lokaal gemarkeerde kernwoord werd langzamer gelezen wanneer het vetgedrukt was dan wanneer het niet vetgedrukt was. Er was geen effect van Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, maar de interactie was bijna significant: F1(1,24) = 3,401; MSE = 27877; p = 0,078; η2 = 0,124, F2(1,18) = 3,326; MSE = 22164; p = 0,085; η2 = 0,156. Het effect van Vet was het grootst als het kernwoord gevolgd werd door een opsomming. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.11. 48
Tabel 3.11: Gemiddelde regressiepadtijden (ms) van het lokale kernwoord als functie van Vet en Opsomming. Niet Vet Vet Opsomming
316
461
Geen Opsomming
364
395
Regressiepadtijd voor het globaal gemarkeerde kernwoord Van de in totaal 720 mogelijke observaties vielen 90 observaties uit omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 12,5%. Daarna werden er nogmaals 17 observaties uitgesloten (2,7%) ten gevolge van uitschieters. Er was geen effect van de variabele Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. Er was een effect van Opsomming in de stimulusanalyse: F1(1,24) = 2,231; MSE = 53656; p = 0,148, F2(1,18) = 4,813; MSE = 16795; p < 0,.05; η2 = 0,211. Over stimuli gold dat het globale kernwoord langzamer werd gelezen wanneer het gevolgd werd door een uitgeschreven opsomming dan wanneer het gevolgd werd door een opsomming met een bulletlist. De interactie was niet significant: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.12. Tabel 3.12: Gemiddelde regressiepadtijden van het globale kernwoord (ms) als functie van Vet en Opsomming. Niet Vet Vet Opsomming
436
429
Geen Opsomming
469
525
Regressiepadtijden van de targetzin plus de opsomming (regio 1-6) Van de 720 mogelijke observaties vielen 24 uit omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 3,3%. Daarna werden er nogmaals 12 observaties uitgesloten (1,7%) ten gevolge van uitschieters. Er was geen effect van de variabele Vet: F1(1,24) = 1,952; MSE = 429656; p = 0,175, F2(1,18) = 1,005; MSE = 981617; p = 0,329, geen effect van de variabele Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1 en geen interactie: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. Een analyse van alleen de vetgedrukte markeringen leverde een effect op van Globaal/Lokaal Vet: F1(1,24) = 6,188; MSE = 709714; p < 0,05; η2 = 0,205, F2(1,18) = 4,124; MSE = 941098; p = 0,057; η2 = 0,186. De regio werd langzamer gelezen wanneer het lokale kernwoord vetgedrukt was dan wanneer het globale kernwoord vetgedrukt was. Er werd geen effect gevonden van Opsomming: F1(1,24) < 1, F2(1,18) < 1, en geen interactie: F1(1,24) < 1; F2(1,18) = 1,056; MSE = 634579; p = 0,318. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.13.
49
Tabel 3.13: Gemiddelde regressiepadtijden (ms) van de targetzin plus de opsomming (regio 1-6) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet. Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
6744
6708
7232
Geen Opsomming
6924
6913
7168
Regressiepadtijden van de opsommingstekst (regio 6) Van de 720 mogelijke observaties vielen 34 uit omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 4,7%. Daarna werden er nogmaals 12 observaties uitgesloten (1,75%) ten gevolge van uitschieters. Er was geen effect van de variabele Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, geen effect van de variabele Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1 en geen interactie: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. Een analyse van alleen de vetgedrukte kernwoorden leverde evenmin effecten op. Globaal/Lokaal Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, Opsomming: F1(1,24) < 1, F2(1,18) < 1 en Globaal/Lokaal Vet x Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.14. Tabel 3.14: Gemiddelde regressiepadtijden (ms) van de opsommingstekst (regio 6) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet. Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
4064
4095
4276
Geen Opsomming
4170
4109
3998
Regressiepadtijden van tekst na de opsomming (regio 7) Van de 720 mogelijke observaties vielen 19 uit omdat er geen meting was of vanwege slechte metingen. Dit komt neer op 2,6%. Daarna werden er nogmaals 13 observaties uitgesloten (1,9%) ten gevolge van uitschieters. Er was geen effect van de variabele Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, geen effect van de variabele Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1 en geen interactie: F1(1,24) = 2,594; MSE = 1125272; p = 0,120, 1; F2(1,18) < 1. Een analyse van de globale en de lokale Vetgedrukte markeringen en Opsomming leverde evenmin effecten op. Globaal/Lokaal Vet: F1(1,24) < 1; F2(1,18) < 1, Opsomming: F1(1,24) = 2,246; MSE = 1712762; p = 0,147; F2(1,18) = 2,295; MSE = 1463147; p = 0,147. Globaal/lokaal Vet x Opsomming: F1(1,24) < 1; F2(1,18) = 1,101; MSE = 829813; p = 0,755. De gemiddelde regressiepadtijden staan in Tabel 3.15.
50
Tabel 3.15: Gemiddelde regressiepadtijden van regio 7 (ms) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
6687
6663
6458
Geen Opsomming
6429
7060
6790
Terugkoppeling naar de hypotheses: 1. Leerteksten met opsomming worden sneller gelezen dan leerteksten zonder opsomming. Deze hypothese wordt niet bevestigd.
2. Een opsomming wordt langzamer gelezen dan een uitgeschreven opsomming. Deze hypothese wordt niet bevestigd.
3. Leerteksten met vette kernwoorden worden langzamer gelezen dan leerteksten zonder vette kernwoorden. Deze hypothese wordt niet bevestigd.
4. De verwerking van vetgedrukte kernwoorden duurt langer dan niet vetgedrukte kernwoorden. Deze hypothese werd bevestigd. Regio 1 werd in een tekst het snelst gelezen als het kernwoord niet vetgedrukt was en er geen Opsomming in stond. Het effect van de markering heeft zich al laten gelden op de regio vlak voor de markeringen waarschijnlijk omdat lezers tijdens het lezen vooruitkijken. Nader onderzoek wees uit dat de regio 1-5 langzamer gelezen werd wanneer er in de tekst een kernwoord vetgemarkeerd was dan wanneer er geen kernwoord vetgemarkeerd was. Deze regio is een aanvulling op de geplande toetsing.
5. Opsommingen die vooraf worden gegaan door een lokaal gemarkeerd kernwoord worden sneller gelezen dan opsommingen die vooraf gegaan worden door een globaal gemarkeerd worden. Deze hypothese wordt niet bevestigd.
51
Uit nader onderzoek bleek dat regio 1-6 langzamer gelezen werd wanneer het lokale kernwoord vetgedrukt was dan wanneer het globale kernwoord vetgedrukt was. Deze regio is een aanvulling op de geplande toetsing.
6. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden langzamer gelezen dan leerteksten met globale vette kernwoorden en zonder opsommingen. Deze hypothese wordt niet bevestigd.
3.9.2 Begrip Met behulp van verificatievragen is het begrip met betrekking tot de leerteksten gemeten. De analyse is uitgevoerd over de verificatietijden van alleen de beweringen die over het tweede lid van de opsomming gingen.Van de resultaten is 12,8% (N = 92) van de beweringen onjuist beantwoord. Daarnaast waren er nog 1,2% uitschieters. Tezamen komt dit neer dat 14% van het onderzoek word uitgesloten. Uit de resultaten bleek dat voor Vet zowel als voor Opsomming gold: F1(1,96) < 1. Er is dus geen enkel effect gevonden. Ook voor de interactie tussen Opsomming en Vet werd geen effect gevonden. De gemiddelde verificatietijden staan in Tabel 3.17. Tabel 3.17: Gemiddelde verificatietijden van het tweede lid van de Opsomming (ms) als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet Niet Vet Vet Globaal
Lokaal
Opsomming
3362
3291
3341
Geen Opsomming
3638
3350
3500
Terugkoppeling naar de hypotheses: 7. Leerteksten met een opsomming worden beter begrepen dan leerteksten zonder opsomming. Op basis van de onderzoeksresultaten moet deze hypothese verworpen worden.
8. Leerteksten met vette kernwoorden worden beter begrepen dan leerteksten zonder vette kernwoorden. Er is geen evidentie gevonden voor deze hypothese.
9. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden beter begrepen dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen.
52
De uitkomsten van dit onderzoek stemmen niet in met deze hypothese.
3.9.3 Onthoudbaarheid Er werd getoetst of er een effect gevonden kon worden van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet op de onthoudbaarheid van het tweede lid van de opsommingen. Ondanks de controles die voorafgaand aan het experiment gehouden zijn is er toch een fout in een van de opsommingen blijven staan. Een door onszelf opgesteld criterium aangaande opsommingen is dat er geen opsomming in zou mogen staan. Naderhand is gebleken dat dit in de tekst over cultuur in het tweede lid van de opsomming toch gebeurd is. De recall-taak werd afgenomen bij 12 teksten hetgeen resulteerde in 360 aantal mogelijke responses (30 ppn x 12 teksten). Zie Tabel 3.18 voor de aantallen goede antwoorden. (NB: het totaal aantal mogelijke goede antwoorden per cel is 60). Tabel 3.18: De aantallen goede antwoorden op de recall-taak als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet. Niet Vet
Vet Globaal
Lokaal
Met Opsomming
26
37
28
Zonder Opsomming
29
29
30
Er was geen effect van Vet: χ2(1) = 0,547, geen effect van Opsomming: χ2(1) = 0,05 en geen effect van Globaal/Lokaal Vet: χ2(1) = 0,516. Terugkoppeling naar de hypotheses: 10. Leerteksten met een opsomming worden beter onthouden dan leerteksten zonder opsomming. Er is geen bewijs gevonden voor deze hypothese.
11. Leerteksten met vette kernwoorden worden beter onthouden dan leerteksten zonder vette kernwoorden. Hypothese 11 kan door de onderzoeksresultaten niet bevestigd worden.
12. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden beter onthouden dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen.
53
Voor hypothese 12 bieden de onderzoeksresultaten geen bewijs. Een opmerkelijke uitkomst bij de recall-resultaten was dat de vraag over complementariteit maar door vier proefpersonen ingevuld werd en daarvan hadden er maar twee juist geantwoord. Daarnaast kan er enige vertwijfeling of onduidelijkheid ontstaan zijn bij de beantwoording van de laatste twee vragen. De onderwerpen waarover de twee teksten gingen leken op elkaar waardoor er bij de recall-opdracht de ene keer gevraagd werd naar de drie vormen van waarin grafieken afgebeeld kunnen worden en de andere naar de drie modellen waarin een leeftijdsgrafiek weergegeven kan worden. De antwoorden werden dan ook vaak door elkaar gehaald.
3.9.4 Waardering De proefpersonen moesten bij zes teksten hun waardering over de teksten aangeven over de duidelijkheid, de eenvoudigheid, de overzichtelijkheid, de leesbaarheid en over de (logische) opbouw (zie Tabel 3.19). Over de vijf vragen is een componentenanalyse gedaan hetgeen resulteerde in slechts één component. De vragen hingen betrouwbaar samen (Cronbach's α = 0,876) zodat ze samengenomen mochten worden. Tabel 3.19: De gemiddelde waardering van zes teksten als functie van Vet, Opsomming en Globaal/Lokaal Vet op een schaal van 1 tot 7 (respectievelijk laag en hoog). Niet Vet
Vet Globaal
Lokaal
Met Opsomming
5,49
5,46
5,59
Zonder Opsomming
5,16
5,16
5,08
Er was geen effect van Vet: F (1, 156) < 1, maar wel een effect van Opsomming: F(1, 156) = 7,55; MSE = 0,906; p < 0,01; η2 = 0,046. De teksten met opsomming werden hoger gewaardeerd dan de teksten zonder opsomming. De interactie tussen Vet en Opsomming was niet significant: F (1,156) < 1.
Terugkoppeling naar de hypotheses: 13. Leerteksten met een opsomming worden hoger gewaardeerd dan leerteksten zonder opsomming.
54
De resultaten bevestigen hypothese 13: F (1, 156) = 7,55; MSE = 0,906; p < 0,01.
14. Leerteksten met vette kernwoorden worden hoger gewaardeerd dan leerteksten zonder vette kernwoorden. De bevindingen van dit onderzoek zijn niet in overeenstemming met hypothese 14.
15. Leerteksten met lokale vette kernwoorden en opsommingen worden hoger gewaardeerd dan leerteksten met globale vette kernwoorden en opsommingen. Tegen de verwachting in kan hypothese 15 niet bekrachtigd worden.
De conclusies die uit de in dit hoofdstuk beschreven resultaten getrokken kunnen worden, worden toegelicht in hoofdstuk 4, Conclusie & discussie.
55
Hoofdstuk 4 Conclusie & discussie In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken uit de resultaten die het leesexperiment opleverde. Paragraaf 4.2 behelst het discsussiegedeelte. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een drietal suggesties voor vervolgonderzoek.
4.1 Conclusie De conclusies worden onderverdeeld in de volgende thema`s: Vet, Opsomming, Interactie Vet en Opsomming, Globaal gemarkeerd kernwoord versus Lokaal gemarkeerd kernwoord en Interactie Globaal / Lokaal Vet met Opsomming. Hierbij wordt specifiek aangegeven waar de effecten plaats vonden.
Vet Er was bij de leestijden een effect van de variabele Vet in de regio 1, in de regio 1-5 en bij het lokaal gemarkeerde kernwoord. Bij regio 1 was het effect dat de regio langzamer werd gelezen als een kernwoord Vet gemarkeerd was dan wanneer geen kernwoord Vet gemarkeerd was. De regio 1-5 werd langzamer gelezen wanneer er in de tekst een kernwoord vetgemarkeerd was dan wanneer er geen kernwoord vetgemarkeerd was. Daarnaast werd het lokaal gemarkeerde kernwoord langzamer gelezen wanneer het vetgedrukt was dan wanneer het niet vetgedrukt was. Tot slot bevorderde deze visuele markering het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten niet. Met betrekking tot Vet kan over het algemeen geconcludeerd worden dat vetgemarkeerde kernwoorden langzamer gelezen worden dan niet vetgemarkeerde kernwoorden.
Opsomming De onderzoeksresultaten met betrekking tot opsomming kwamen niet overeen met de verwachtingen. Wel was er bij de leestijden een trend van Opsomming in de regio 1-5 in de stimulusanalyse en een effect van Opsomming bij het globaal gemarkeerde kernwoord. Bij regio 1-5 gold over stimuli dat deze sneller werd gelezen wanneer deze vooraf ging aan een opsomming met een bulletlist dan wanneer deze vooraf ging aan een uitgeschreven opsomming. Daarnaast vond er een effect van Opsomming plaats in de stimulusanalyse bij het globaal gemarkeerde kernwoord. Over stimuli gold dat het globale kernwoord langzamer gelezen werd wanneer het gevolgd werd door een uitgeschreven opsomming dan wanneer het gevolgd werd door een opsomming met een bulletlist. Tot slot kan geconcludeerd worden dat het gebruik van een opsomming geen effect heeft op het begrip en de onthoudbaarheid van 56
leerteksten en dat leerteksten met een Opsomming hoger gewaardeerd worden dan leerteksten zonder Opsomming.
Interactie Vet en Opsomming Er was bij de leestijden een trend van interactie tussen Vet en Opsomming in de regio 1-5 en bij het lokaal gemarkeerde kernwoord. Bij regio 1-5 was een bijna significante interactie tussen Vet en Opsomming. Het effect van Vet was het sterkst in de conditie waarin op de regio een uitgeschreven opsomming volgde en het effect van Opsomming was het sterkst wanneer in de zin een vetgemarkeerd kernwoord voorkwam. Bij het lokaal gemarkeerde kernwoord was de interactie ook bijna significant. Hier was het effect van Vet het grootst als het kernwoord gevolgd werd door een opsomming. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat er bijna interactie-effect optreedt tussen Vet en Opsomming. Tevens doet de interactie tussen Vet en Opsomming bij het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten er niet toe.
Globaal gemarkeerd kernwoord versus Lokaal gemarkeerd kernwoord Nader onderzoek wees uit dat er bij de leestijden een effect van Globaal/Lokaal in de regio 16 was. Geconcludeerd kan worden dat de targetzin en de opsomming langzamer gelezen werden wanneer het lokale kernwoord vetgedrukt was dan wanneer het globale kernwoord vetgedrukt was. Bij het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten deden Globaal/Lokaal er niet toe.
Interactie Globaal / Lokaal Vet met Opsomming Er werden bij de interactie Globaal / Lokaal Vet met opsomming geen effecten gevonden. Ook bij het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering van leerteksten deed de Interactie Globaal/Lokaal Vet met Opsomming er niet toe.
4.2
Discussie
Op basis van de conclusie in paragraaf 4.1 wordt in deze paragraaf ingegaan op de volgende thema`s: Vet, Opsomming, Interactie Vet en Opsomming, Globaal gemarkeerd kernwoord versus Lokaal gemarkeerd kernwoord en algemeen over het leesexperiment.
57
Vet Dit onderzoek bevestigt de hypothese dat de verwerking van vetgedrukte kernwoorden langer duurt dan kernwoorden die niet vetgedrukt zijn. Ook Megens (2004) vond evidentie voor deze stelling. Megens plaatste de vetgedrukte kernwoorden in de opsomming en de uitleiding van de teksten. Bij dit onderzoek werden de vetgedrukte kernwoorden in de targetzin (de zin voor de opsomming) gezet. Dit onderzoek kan dus gezien worden als een aanvulling op het onderzoek van Megens (2004). De langere leestijden van vetgemarkeerde woorden zijn in overeenstemming met de theorieën van de Beaugrande (1984), Waller (1987) en Schriver (1996). Zij beweren dat vette markeringen de nadruk leggen op woorden of zinsdelen, hetgeen meer tijd kost tijdens het lezen. Uit aanvullend onderzoek bleek dat er bij de leestijden een effect van de variabele Vet in de regio 1, in de regio 1-5 en bij het lokaal gemarkeerde kernwoord aanwezig was. De reden hiervoor kan zijn dat de markering zich al heeft laten gelden op de regio vlak voor de markeringen. Waarschijnlijk omdat lezers tijdens het lezen vooruitkijken.
Opsomming Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat met betrekking tot hypothese 13 geconcludeerd kan worden dat leerteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden dan leerteksten zonder opsomming. Dit in tegenstelling tot het onderzoek van Mol (2003). Zij bevestigt deze hypothese namelijk niet. Het onderscheid zou verklaard kunnen worden door het verschil in het aantal data. Mol (2003) gebruikte 45 proefpersonen voor haar onderzoek. Deze kregen 20 teksten te lezen. Met betrekking tot de waardering werden na elke tekst vijf vragen gesteld. Deze vragen gingen over logische opbouw, overzichtelijkheid, leesbaarheid, duidelijkheid en ingewikkeldheid van de webteksten. Na afloop van haar leesexperiment beschikte Mol (2003) over een database van 4500 (45 x 20 x 5) antwoorden op waarderingsvragen. Aan dit onderzoek hebben 49 proefpersonen deelgenomen. Deze kregen 24 teksten te lezen, waarbij de waardering slechts op 6 teksten gemeten werd. De meting werd op dezelfde vijf aspecten (logische opbouw, overzichtelijkheid, leesbaarheid, duidelijkheid en ingewikkeldheid) als Mol (2003) afgenomen. Dit resulteerde in 1470 (49 x 6 x 5) antwoorden aangaande de waarderingsvragen. Op basis van deze aantallen kan gesteld worden dat het onderzoek van Mol representatiever is dan dit onderzoek. Uit aanvullend onderzoek bleek er bij de leestijden een effect van de variabele Opsomming in de regio 1-5 in de stimulusanalyse te zijn. De targetzin werd sneller gelezen wanneer deze 58
vooraf ging aan een opsomming met een bulletlist. De reden hiervoor kan zijn dat een opsomming met bulletlist opvalt en daardoor door de lezer als belangrijker wordt beschouwd dan een uitgeschreven opsomming. De lezer leest snel naar de opsomming met bulletlist toe omdat deze daar de kern van de tekst verwacht. Hierbij krijgen de lokale en globale kernwoorden in de targetzin de meeste aandacht. Wederom blijkt dat lezers tijdens het lezen waarschijnlijk vooruitkijken. Tevens kwam naar voren dat er een effect van Opsomming bij het globaal gemarkeerde kernwoord aanwezig was. Het globale gemarkeerde kernwoord wordt sneller gelezen wanneer het gevolgd wordt door een opsomming met een bulletlist dan door een uitgeschreven opsomming. Een uitgeschreven opsomming is niet direct zichtbaar, hetgeen ervoor zorgt dat de lezer ervan uitgaat dat het vetgedrukte globale kernwoord het belangrijkste van de tekst is. Hierdoor wordt aan dit globaal gemarkeerde kernwoord de meeste aandacht geschonken. Indien een opsomming met een bulletlist volgt op een vetgedrukt globaal kernwoord, blijft de lezer korter hangen bij het vetgedrukte globale kernwoord. Dit omdat de lezer verwacht dat de belangrijkste informatie van de tekst in de bulletlist staat.
Interactie Vet en Opsomming Er was bij de leestijden een trend van interactie tussen Vet en Opsomming in de regio 1-5 en bij het lokaal gemarkeerde kernwoord. Bij regio 1-5 was een bijna significante interactie tussen Vet en Opsomming. Het effect van Vet was het sterkst bij een uitgeschreven opsomming. Een uitgeschreven opsomming is niet direct zichtbaar, hierdoor stijgt de mate van belangrijkheid van de targetzin met het lokaal gemarkeerde kernwoord. De lezer schenkt daardoor meer aandacht aan deze targetzin en dit kost tijd. Het effect van Opsomming was het sterkst wanneer in de targetzin een vetgemarkeerd kernwoord voorkwam. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het vetgemarkeerde kernwoord als trigger diende voor de opsomming met bulletlist. Hierdoor wordt er meer aandacht geschonken aan de opsomming en minder aan de targetzin met vetgemarkeerd kernwoord.
Globaal gemarkeerd kernwoord versus Lokaal gemarkeerd kernwoord Na de bevestiging dat vetgedrukte kernwoorden langzamer gelezen werden dan niet vetgedrukte woorden is het onderzoek toegespitst op het onderscheid tussen globaal gemarkeerde kernwoorden en lokaal gemarkeerde kernwoorden. In de onderzoeken van Mol (2003) en Megens (2004) is dit onderscheid tussen globaal en lokaal gemarkeerde 59
kernwoorden niet aanbod gekomen. Uit de resultaten bleek dat lokaal gemarkeerde kernwoorden langzamer gelezen werden dan globaal gemarkeerde kernwoorden of kernwoorden die helemaal niet gemarkeerd waren. Nader onderzoek wees uit dat er bij de leestijden een effect van Globaal/Lokaal in de regio 16 was. Lokaal vetgedrukt kernwoord in targetzin zorgt ervoor dat de targetzin en de opsomming langzamer gelezen worden. Dit komt door het vooruit- en terugkijken van de lezer. Tijdens of na het lezen van de opsomming kijkt de lezer terug naar het gemarkeerde lokale kernwoord omdat dit het onderwerp van de opsomming weergeeft. Dit kost tijd.
Algemeen over het leesexperiment De proefpersonen werd gevraagd 24 teksten te lezen van gemiddeld 67 woorden (met opsomming) en 68 woorden (uitgeschreven opsomming), 72 (24 x 3) verificatievragen te beantwoorden, 30 (6 x 5) waarderingsvragen te beantwoorden en tot slot 36 (12 x 3) opsommingselementen te reproduceren om de recall te meten. Veel proefpersonen gaven na (en enkelen ook tijdens) het experiment aan dat het een zwaar experiment was en dat het voor sommigen te lang duurde. Dit zou een negatieve invloed gehad kunnen hebben op de concentratie van de proefpersonen, hetgeen zou kunnen leiden tot onnatuurlijk leesgedrag.
4.3
Vervolgonderzoek
Voor vervolgonderzoek zouden andere proefpersonen gevraagd kunnen worden om deel te nemen aan eenzelfde leesexperiment. Zowel Mol (2003) als Megens (2004) en dit onderzoek hebben dezelfde soort proefpersonen, namelijk studenten tussen ongeveer 20 en 25 jaar. Het voordeel van studenten is natuurlijk dat het ervaren lezers zijn, maar dit kan ook als nadeel fungeren. Door de grote hoeveelheid stof die studenten moeten lezen, zijn ze vaak getraind om snel tot de kern van de mededeling te komen. Voor een vervolgonderzoek zou men eventueel kunnen werken met “onervaren” lezers, bijvoorbeeld kinderen in de leeftijdscategorie waar de leerteksten in eerste instantie voor geschreven zijn. Op die manier kan zichtbaar gemaakt worden of onervaren lezers op dezelfde manier omgaan met visuele tekstkenmerken als ervaren lezers. Een paar laatste suggesties voor vervolgonderzoek zijn het toepassen van andere stijlkenmerken (zoals lettertypes en lettergroottes) in leerteksten. Op deze manier kan aangetoond worden welke stijlkenmerken door de lezers als nuttigst worden beschouwd. Tevens zouden er voor hetzelfde onderzoek andere soorten teksten gebruikt kunnen worden.
60
Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan persuasieve teksten. Dit om de draagkracht van de tot nu toe gevonden resultaten te vergroten.
4.4
Aanbevelingen
Aan de hand van de bevindingen uit dit experiment worden hieronder aanbevelingen gedaan voor de effectieve toepassing van de visuele tekstuele elementen Vet en Opsomming in leerteksten.
Maak belangrijke (kern-)woorden in een leertekst vet. Belangrijke woorden in een leertekst dienen onder de aandacht te worden gebracht bij de lezer. Een geschikte manier om een woord te benadrukken is door het vet te maken. Hierdoor blijft de lezer langer gefocust op het vetgedrukte woord. De resultaten uit dit onderzoek komen overeen met theorieën van de Beaugrande (1984), Waller (1987) en Schriver (1996).
Maak lokale (kern-)woorden in een leertekst vet. Een tweede aanbeveling komt voort uit nader onderzoek met betrekking tot het visuele tekstuele element Vet dat opgesplitst wordt in lokaal en globaal. Uit de resultaten bleek dat lokaal gemarkeerde kernwoorden langzamer gelezen werden dan globaal gemarkeerde kernwoorden of kernwoorden die helemaal niet gemarkeerd waren.
Gebruik opsommingen in leerteksten. Voor een hogere waardering van leerteksten wordt het gebruik van opsommingen aanbevolen. Uit dit onderzoek blijkt dat leerteksten met opsommingen hoger gewaardeerd werden dan uitgeschreven opsommingen. In de literatuur wordt dit verklaard doordat opsommingen de complexiteit van de tekst reduceren.
61
Referenties Beaugrande, R. de (1984). Text production: Towards a science of composition. Norwood, NJ: Ablex Bimmel, P. (1999). Training en transfer van leesstrategieën. Training in de moedertaal en transfer naar een vreemde taal, een effectstudie bij leerlingen in het voortgezet onderwijs. Malmberg: ’s-Hertogenbosch Boekelder, A. & Steehouder, M. (1998). Selecting and switching: Some Advantages of Diagrams over Tables and Lists for Presenting Instructions. In: IEEE Transactions in Professional Communication, vol. 41, no. 4. Bolsius, R. (1977). Een leergang ter verbetering van de receptief schriftelijke taalbeheersing in de brugklassen van een mavo-school. Utrecht: Psych. Lab. RUU. Craik & Lockhart (1972). In: Veen, G. van der (red.) (1985). Onderwijs in druk: Leerteksten kiezen, schrijven, vormen en drukken. Deventer: Kluwer / Van Loghum Slaterus in samenwerking met de Rijksuniversiteit te Utrecht (p. 45) Dillon, A. (1994). Designing Usable Electronic Texts: Ergonomic Aspects of Human Information Usage. London: Taylor & Francis Duchastel, P.C. (1982). Textual Display Techniques. In: Jonassen, D.H. (Ed.). The Technology of Text 1, Principles for Structuring, Designing, and Displaying Text. (pp. 167191). New Jersey: Educational Technology Publications Englewood Cliffs. Es, M. van. In: Veen, G. van der (red.) (1985). Onderwijs in druk: Leerteksten kiezen, schrijven, vormen en drukken. Deventer: Kluwer / Van Loghum Slaterus in samenwerking met de Rijksuniversiteit te Utrecht (pp. 21-38) Frase, L.T., Macdonald, N.H. & Keenan, S.A. (1985). Intuitions, Algorithms, and a Science of Text Design. In Duffy, T.M. & Waller, R.W. Designing usable texts. London: Academic Press Inc. Hendrikx, W. (1999). Schrijven voor het beeldscherm. Den Haag: S.D.U. Uitgevers. Horst, P.J. van der. (1997). Redactiewijzer. Den Haag / Antwerpen: S.D.U. Uitgevers / Standaard Uitgeverij Horton, W.K. (1994). Designing and Writing Online Documentation. New York: John Wiley & Sons, Inc. Kirschner, Schlusmans en Van den Boom. In: Veen, G. van der (red.) (1985). Onderwijs in druk: Leerteksten kiezen, schrijven, vormen en drukken. Deventer: Kluwer / Van Loghum Slaterus in samenwerking met de Rijksuniversiteit te Utrecht. (pp. 39-48)
62
Maes, F. en Schellens, P.J. (1998). Instructieve teksten, meer dan instructies. (Inleiding bij Themanummer) Taalbeheersing, 20e jaargang, 1998-2. (pp. 97-99) Maes, F., Ummelen, N. & Hoeken, H. (1996). Instructieve teksten. Analyse, ontwerp en evaluatie. Bussum, Coutinho. Megens, H. (2004). De invloed van opsommingen en vette kernwoorden op de verwerking van webteksten: Een oogbewegingexperiment. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Mol, E. (2003). Experiment naar het effect van het gebruik van vette kernwoorden en opsommingen in webteksten op ef. ciëntie, begrip, onthoudbaarheid en waardering. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Morkes, J. & Nielsen, J. (1997). Concise, Scannable, and Objective: How to Write for the Web. Retrieved May 17, 2005, from the World Wide Web: http://www.useit.com/papers/webwriting/writing.html Narveson, R. (2001). Bulleted Points and Typographic Cues: effects on Recall and Recall Order. PhD. University of Minnesota. Nielsen, J. (1993). Usability Engineering. Londen: Academic Press Ltd. Noordman, L.G.M & Maes, A. (2000). Het verwerken van tekst. In A. Braet (Ed.), Taalbeheersing als communicatiewetenschap (blz. 29-60). Bussum, Coutinho. Rijlaarsdam, G. & Hulshof, H. (1985). Schrijven: theorie en praktijk van het schrijfvaardigheidsonderwijs : een bundel artikelen over schrijfonderwijs. Den Bosch: Malmberg. Reynolds, R.E. & Shirey, L.L. (1988). The role of attention in studying and learning. In C.E. Weinstein, E.T. Goetz & P.A. Alexander (Eds.). Learning and study strategies (pp. 77-100). New York: Academic Press. Schriver, K.A. (1997). Dynamics in Document Design. New York: John Wiley & Sons Inc.. Singer, M. (1990). Psychology of Language: an introduction to sentence and discourse processes. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaurn Associates, Inc. Steehouder, M., Jansen, C., Maat, K. e.a. (1999). Leren communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Groningen: Wolters-Noordhoff. Teunissen, F. (1998). Lesgeven op papier. Effectieve leerteksten schrijven. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Tulving en Thompson (1973) In: Veen, G. van der (red.) (1985). Onderwijs in druk: Leerteksten kiezen, schrijven, vormen en drukken. Deventer: Kluwer / Van Loghum Slaterus in samenwerking met de Rijksuniversiteit te Utrecht. (p.45)
63
Veen, G. van der (red.) (1985). Onderwijs in druk: Leerteksten kiezen, schrijven, vormen en drukken. Deventer: Kluwer / Van Loghum Slaterus in samenwerking met de Rijksuniversiteit te Utrecht Waller, R.H.W. (1982). Text as Diagram: Using Typography to Improve Access and Understanding. In Jonassen, D.H. (Ed.). The Technology of Text 1, Principles for Structuring, Designing, and Displaying Text. (pp. 137-166). New Jersey: Educational Technology Publications Englewood Cliffs. Waller, R.H.W. (1987). Typography and reading strategy. In Britton, B.K. & Glynn, S.M. (Ed.), Executive control processes in reading (pp. 81-106). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, Inc.
64
Bijlagen
65
Bijlage 1: Pre-test teksten Korte uitleg: Hier worden alle teksten weergegeven die tijdens de pre-test aan de proefpersonen zijn voorgelegd. Het betreft hier 26 teksten waarbij de proefpersonen per tekst moesten aangeven waar de tekst en waar de opsomming over ging. Dit moest gedaan worden in één woord.
Tekst 1 Vanaf 1 januari 1993 is er in de Europese Unie één interne markt. De interne markt is een van de grondslagen van de Europese Unie, het resultaat van het Verdrag van Rome. Over het algemeen zijn de gevolgen van deze markt als volgt: Burgers kunnen zonder beperkingen binnen de Eurpese Unie bewegen. Bedrijven kunnen zich in alle lidstaten vestigen. Bij de grens is bijna geen oponthoud meer. De Europese Unie groeit nog altijd. Onlangs zijn er 10 lidstaten bijgekomen. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
66
Tekst 2 Mensen migreren omdat ze denken dat het ergens anders beter is. De regio van herkomst is vaak in bepaalde opzichten complementair aan de regio van de bestemming. Voor migratie kunnen de volgende redenen genoemd worden: Economische problemen in het herkomstland zoals veel werkloosheid. Maatschappelijke problemen in het herkomstland zoals een burgeroorlog. De natuur in het herkomstland kent extreme droogte. Vluchtelingenstromen laten diepe sporen na in het herkomstland en in het opvangland. Ze kunnen zowel het land van herkomst als het land van bestemming behoorlijk ontwrichten. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 3 Bij aardrijkskunde wordt veel gebruik gemaakt van kaarten. Een atlas is een boek met kaarten van landen, gebieden en aardrijkskundige onderwerpen. Door in een atlas gebruik te maken van de volgende hulpmiddelen kunnen gegevens snel worden gezocht: Een register. Een legenda. Een lijst met afkortingen. Atlassen zijn handig, omdat veel informatie overzichtelijk in één kaartbeeld staat. Er bestaan verschillende soorten atlassen. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
67
Tekst 4 In Nederland kan men op veel verschillende manieren wonen. In een stad is het anders wonen dan in een dorp. Aan de hand van de volgende vragen kunnen woonvoorzieningen vergeleken worden: Wat is de kwaliteit van de woningen? Zijn er recreatiemogelijkheden? Is er openbaar vervoer? Een stad heeft vaak meer voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningenniveau is in het centrum het hoogst. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 5 Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het koloniale beleid dat ze in Indonesië hadden verricht. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol: • De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid. • De invloed van het Nederlandse bestuur. • De vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
68
Tekst 6 Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant: - Het inkomen. - De grootte. - De samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 7 Werkgebieden zijn gebieden waar het grootste deel van de grond in gebruik is door bedrijven. In elke stad zijn wel een paar werkgebieden. Voor werkgebieden komen meerdere locaties in aanmerking: De werkgebieden langs toegangswegen. Het stadscentrum. Het bedrijfsterrein aan de rand van de stad. Elk werkgebied heeft zo zijn voordelen. Een bedrijf vestigt zich in het werkgebied dat voor dat bedrijf de meeste voordelen heeft. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
69
Tekst 8 Alles waardoor informatie wordt gewonnen heet een bron. Het is niet verstandig om bronnen zo maar te geloven. Er zijn verschillende controlevragen om bronnen te beoordelen: Wanneer is iets een feit? Is er bewijs voor een bewering? Hoe betrouwbaar is de bron? Mensen die over het verleden schrijven, halen hun kennis uit bronnen. Soms proberen mensen met opzet andere mensen iets te vertellen dat niet waar is. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 9 Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven: Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien. Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan. Hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
70
Tekst 10 Een indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar: - Niet liegen. - Niet stelen. - Geen overspel plegen. Als je deze leefregels volgt, bouw je een gunstig karma op. Deze karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 11 In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Een onderscheid in winkelcentra wordt gemaakt aan de hand van hun locaties binnen de gemeente: In de wijk. In het centrum. Aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het variëert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
71
Tekst 12 Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren: Jacht. Het verzamelen van fruit en groente. Landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen.
Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 13 Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd: Een stalen frame. De muren waren dun met veel glas. De vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
72
Tekst 14 Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben: Het moet eenvoudig zijn. Het moet minimaal 90 minuten duren. Het moet een hoofdpersonen bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s.
Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 15 Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt: Het is ver reizen naar het werk. Er is weinig variatie in recreatie. Er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
73
Tekst 16 Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden: Internet. Bibliotheek. Televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 17 De Europese Unie is in 1957 gestart met zes landen. Veel landen hebben zich er inmiddels bij aangesloten. Voor het besturen van de Europese Unie zijn enkele belangrijke instellingen in het leven geroepen: De Europese Commissie controleert of lidstaten zich aan afspraken houden. De Raad van Ministers neemt besluiten over verschillende belangrijke Europese kwesties. Aan het Europese Hof van Justitie kunnen landen worden gedaagd. Elk half jaar wisselt het voorzitterschap van de Europese Unie. Van 1 juli tot en met 31 december 2004 was Nederland voorzitter. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
74
Tekst 18 Een woonwijk is een duidelijk afgegrensd deel van een plaats waarin vooral woningen staan. Een voorbeeld van zo’n grens is een weg of een kanaal. De verschillen tussen woonwijken kunnen als volgt vastgesteld worden: De hoeveelheid huizen per vierkante kilometer. De hoeveelheid verdiepingen per huis of flat. De hoeveelheid groen in een wijk. Verschillende wijken in een plaats trekken verschillende soorten bewoners aan. Dat heeft te maken met de prijs van de woningen.
Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 19 Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden: Lijnen. Staven. Cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
75
Tekst 20 Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol: Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen. Het is het leefgebied van mensen. Het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 21 Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn: De verzameling geschiedt vanuit de lucht. De opslag bestaat uit getallen. Er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
76
Tekst 22 Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd: Renoveren van bestaande huizen en gebouwen. Restaureren van oude gebouwen. Slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 23 Binnen een land bestaan verschillen in woon- en leefomstandigheden. Tussen landen zijn de verschillen nog veel groter. Om de leefomstandigheden in regio`s uiteen te zetten worden de volgende eigenschappen met elkaar vergeleken: De leeftijd van de bevolking De vruchtbaarheid van de bodem. De gezondheid van de economie De verschillen tussen regio`s zijn beschreven in kaarten. Deze kaarten zijn een onmisbaar hulpmiddel en geven een compleet beeld van de regio. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
77
Tekst 24 Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden: Voor het geven van overzichten. Voor het navigeren. Voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
Tekst 25 De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van zeewater zijn de volgende oorzaken aan te wijzen: Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen. De warmte wordt door de stroming afgevoerd. De warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
78
Tekst 26 In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven: Piramide. Klok. Urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent. Geef in één woord aan waar de opsomming over gaat: ................................................................. Geef in één begrip aan waar de tekst over gaat: .................................................................
79
Bijlage 2: Instructietekst pre-test Korte uitleg: Deze instructie werd aan de proefpersonen van de pre-test voorgelezen voordat ze aan de opdracht mochten beginnen.
Instructieblad voor pre-test
Opdracht Deze stencil bevat 13 pagina’s met 2 korte eenvoudige teksten. Lees de teksten goed, maar treuzel niet. Na iedere tekst wordt gevraagd om aan te geven waar de tekst en de opsomming over gaat.
Bron De teksten zijn allemaal afkomstig uit aardrijkskunde- en geschiedenisboeken van de middelbare school. Waar nodig is de formulering en woordkeuze aangepast.
Doel Door middel van deze pre-test kan bepaald worden of het materiaal geschikt is om te gebruiken voor het echte experiment waarbij leestijden, begrip, onthoudbaarheid en waardering van de teksten gemeten worden.
Gegevens Vul a.u.b. onderstaande gegevens in. Leeftijd: Geslacht: Opleiding:
..... M/V .....
Bij voorbaat dank! P.R.J. van Alphen J.J.M. Beerens
80
Bijlage 3: Leesexperiment teksten
Korte uitleg: In deze bijlage staan alle 24 leerteksten en de twee oefenteksten die aan de proefpersonen tijdens het leesexperiment voorgelegd zijn. Als eerste wordt de tabel gegeven die een overzicht geeft van het totaal aantal woorden per tekst en welke woorden behoren tot het lokale en het globale kernwoord. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een opsomming en een uitgeschreven opsomming. Alle teksten worden weergegeven in de zes condities. Daarna volgen de drie verificatievragen. Als de letter w voor een stelling staat, betekent dit dat de bewering waar is.
81
Targetwoord Tekst Oefentekst 1 Oefentekst 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Gemiddeld:
Lokaal
Globaal
vragen woonvoorzieningen oorzaken zee gevolgen interne markt redenen migratie hulpmiddelen atlas discussiepunten indonesiëbeleid aspecten huishoudens locaties werkgebieden controlevragen bronnen verdeling cultuur waarheden Boeddhisme plaats winkelcentra methoden regenwoud bouwstijl modernisme verhaalkenmerken film nadelen platteland informatiebronnen spreekbeurt instellingen Europese Unie verschillen woonwijken vormen grafieken belangen waddengebied gegevenskenmerken remote-sensing bouwmogelijkheden herinrichting eigenschappen leefomstandigheden doeleinden kaarten modellen leeftijdsopbouw
Aantal woorden Opsomming Uitgeschreven opsomming 62 63 79 80 80 81 85 86 61 62 77 78 51 52 65 66 67 68 65 66 55 56 52 53 56 57 68 69 70 71 79 80 42 43 86 87 73 74 66 67 63 64 59 60 68 69 69 70 70 71 71 76 67 68
82
Oefentekst 1 Boek 1 | Titel: Wereldwijs | Blz: 11
Opsomming Aantal woorden: 62
Geen opsomming Aantal woorden: 63
Lokaal (BOOM) In Nederland kan men op veel verschillende manieren wonen. In een stad is het anders wonen dan in een dorp. Aan de hand van de volgende vragen kunnen woonvoorzieningen vergeleken worden: - Wat is de kwaliteit van de woningen? - Zijn er recreatiemogelijkheden? - Is er openbaar vervoer? Een stad heeft vaak meer voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningenniveau is in het centrum het hoogst. In Nederland kan men op veel verschillende manieren wonen. In een stad is het anders wonen dan in een dorp. Aan de hand van de volgende vragen kunnen woonvoorzieningen vergeleken worden. Wat is de kwaliteit van de woningen, zijn er recreatiemogelijkheden en is er openbaar vervoer? Een stad heeft vaak meer voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningenniveau is in het centrum het hoogst.
Vet Globaal (DAL) Geen In Nederland kan men op veel In Nederland kan men op veel verschillende manieren wonen. verschillende manieren wonen. In een stad is het anders wonen In een stad is het anders wonen dan in een dorp. Aan de hand dan in een dorp. Aan de hand van de volgende vragen kunnen van de volgende vragen kunnen woonvoorzieningen vergeleken woonvoorzieningen vergeleken worden: worden: - Wat is de kwaliteit van de - Wat is de kwaliteit van de woningen? woningen? - Zijn er - Zijn er recreatiemogelijkheden? recreatiemogelijkheden? - Is er openbaar vervoer? - Is er openbaar vervoer? Een stad heeft vaak meer Een stad heeft vaak meer voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningenniveau is in het voorzieningenniveau is in het centrum het hoogst. centrum het hoogst. In Nederland kan men op veel In Nederland kan men op veel verschillende manieren wonen. verschillende manieren wonen. In een stad is het anders wonen In een stad is het anders wonen dan in een dorp. Aan de hand dan in een dorp. Aan de hand van de volgende vragen kunnen van de volgende vragen kunnen woonvoorzieningen vergeleken woonvoorzieningen vergeleken worden. Wat is de kwaliteit van worden. Wat is de kwaliteit van de woningen, zijn er de woningen, zijn er recreatiemogelijkheden en is er recreatiemogelijkheden en is er openbaar vervoer? openbaar vervoer? Een stad heeft vaak meer Een stad heeft vaak meer voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningen dan een dorp. Het voorzieningenniveau is in het voorzieningenniveau is in het centrum het hoogst. centrum het hoogst.
Woonvoorzieningen in Nederland lijken op elkaar. w Een vraag om woonvoorzieningen te vergelijken is of er recreatiemogelijkheden zijn. Het voorzieningenniveau in het stadscentrum is het laagst.
83
Oefentekst 2 Boek 5 | Titel: Terra | Blz: 25
Opsomming Aantal woorden: 79
Geen opsomming Aantal woorden: 80
w
Lokaal (BOOM) De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van de zee zijn de volgende oorzaken aan te wijzen: - Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen. - De warmte wordt door de stroming afgevoerd. - De warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd. De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van de zee zijn de volgende oorzaken aan te wijzen. Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen, de warmte wordt door de stroming afgevoerd en de warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd.
Vet Globaal (DAL) De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van de zee zijn de volgende oorzaken aan te wijzen: - Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen. - De warmte wordt door de stroming afgevoerd. - De warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd. De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van de zee zijn de volgende oorzaken aan te wijzen. Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen, de warmte wordt door de stroming afgevoerd en de warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd.
Geen De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van de zee zijn de volgende oorzaken aan te wijzen: - Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen. - De warmte wordt door de stroming afgevoerd. - De warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd. De zee matigt de temperatuur van het land. De zee wordt langzaam warm en houdt de warmte goed vast. Voor deze eigenschap van de zee zijn de volgende oorzaken aan te wijzen. Er is veel warmte nodig om het water te verwarmen, de warmte wordt door de stroming afgevoerd en de warmte moet enkele meters in het water doordringen. Behalve invloed op de temperatuur heeft de zee ook invloed op de neerslag. Vanaf zee wordt immers vaak vochtige lucht aangevoerd.
De zee koelt snel af. Stroming is de oorzaak van afvoer van warmte. De zee regelt de afvoer van vochtige lucht.
84
Tekst 1 Boek 6 | Titel: Memo | Blz: 133
Opsomming Aantal woorden: 80
Geen opsomming Aantal woorden: 81
Vet Globaal (DAL) Vanaf 1 januari 1993 is er in de Europese Unie één interne markt. De interne markt is een van de grondslagen van de Europese Unie, het resultaat van het Verdrag van Rome. Over het algemeen zijn de gevolgen van deze interne markt als volgt: • Burgers kunnen zonder beperkingen binnen de Europese Unie bewegen. • Bedrijven kunnen zich in alle lidstaten vestigen. • Bij de grens is bijna geen oponthoud meer. De Europese Unie groeit nog altijd. Onlangs zijn er 10 lidstaten bijgekomen. Vanaf 1 januari 1993 is er in de Vanaf 1 januari 1993 is er in de Europese Unie één interne Europese Unie één interne markt. De interne markt is een markt. De interne markt is een van de grondslagen van de van de grondslagen van de Europese Unie, het resultaat van Europese Unie, het resultaat het Verdrag van Rome. Over het van het Verdrag van Rome. algemeen zijn de gevolgen van Over het algemeen zijn de deze interne markt als volgt. gevolgen van deze interne Burgers kunnen zonder markt als volgt. Burgers beperkingen binnen de Europese kunnen zonder beperkingen Unie bewegen, bedrijven kunnen binnen de Europese Unie zich in alle lidstaten vestigen en bewegen, bedrijven kunnen zich bij de grens is bijna geen in alle lidstaten vestigen en bij oponthoud meer. de grens is bijna geen De Europese Unie groeit nog oponthoud meer. De Europese altijd. Onlangs zijn er 10 Unie groeit nog altijd. Onlangs lidstaten bijgekomen. zijn er 10 lidstaten bijgekomen. Lokaal (BOOM) Vanaf 1 januari 1993 is er in de Europese Unie één interne markt. De interne markt is een van de grondslagen van de Europese Unie, het resultaat van het Verdrag van Rome. Over het algemeen zijn de gevolgen van deze interne markt als volgt: • Burgers kunnen zonder beperkingen binnen de Europese Unie bewegen. • Bedrijven kunnen zich in alle lidstaten vestigen. • Bij de grens is bijna geen oponthoud meer. De Europese Unie groeit nog altijd. Onlangs zijn er 10 lidstaten bijgekomen.
Geen Vanaf 1 januari 1993 is er in de Europese Unie één interne markt. De interne markt is een van de grondslagen van de Europese Unie, het resultaat van het Verdrag van Rome. Over het algemeen zijn de gevolgen van deze interne markt als volgt: • Burgers kunnen zonder beperkingen binnen de Europese Unie bewegen. • Bedrijven kunnen zich in alle lidstaten vestigen. • Bij de grens is bijna geen oponthoud meer. De Europese Unie groeit nog altijd. Onlangs zijn er 10 lidstaten bijgekomen. Vanaf 1 januari 1993 is er in de Europese Unie één interne markt. De interne markt is een van de grondslagen van de Europese Unie, het resultaat van het Verdrag van Rome. Over het algemeen zijn de gevolgen van deze interne markt als volgt. Burgers kunnen zonder beperkingen binnen de Europese Unie bewegen, bedrijven kunnen zich in alle lidstaten vestigen en bij de grens is bijna geen oponthoud meer. De Europese Unie groeit nog altijd. Onlangs zijn er 10 lidstaten bijgekomen.
De interne markt is een van de grondslagen van het verdrag van Rome. w Een gevolg van de interne markt is het vrij vestigen van bedrijven in de Europese Unie. Er komen geen landen meer bij de Europese Unie.
85
Tekst 2 Boek 1 | Titel: Wereldwijs | Blz: 31
Lokaal (BOOM) Opsomming Mensen migreren omdat ze denken dat het ergens anders beter is. De regio van herkomst Aantal is vaak in bepaalde opzichten woorden: 85 complementair aan de regio van de bestemming. Voor migratie kunnen de volgende redenen genoemd worden: • Economische problemen in het herkomstland zoals veel werkloosheid. • Maatschappelijke problemen in het herkomstland zoals een burgeroorlog. • De natuur in het herkomstland kent extreme droogte. Vluchtelingenstromen laten diepe sporen na in het herkomstland en in het opvangland. Ze kunnen zowel het land van herkomst als het land van bestemming behoorlijk ontwrichten. Mensen migreren omdat ze Geen opsomming denken dat het ergens anders beter is. De regio van herkomst is vaak in bepaalde opzichten Aantal complementair aan de regio van woorden: 86 de bestemming. Voor migratie kunnen de volgende redenen genoemd worden. Economische problemen in het herkomstland zoals veel werkloosheid, maatschappelijke problemen in het herkomstland zoals een burgeroorlog en de natuur in het herkomstland kent extreme droogte. Vluchtelingenstromen laten diepe sporen na in het herkomstland en in het opvangland. Ze kunnen zowel het land van herkomst als het land van bestemming behoorlijk ontwrichten.
Vet Globaal (DAL) Mensen migreren omdat ze denken dat het ergens anders beter is. De regio van herkomst is vaak in bepaalde opzichten complementair aan de regio van de bestemming. Voor migratie kunnen de volgende redenen genoemd worden: Economische problemen in het herkomstland zoals veel werkloosheid. Maatschappelijke problemen in het herkomstland zoals een burgeroorlog. De natuur in het herkomstland kent extreme droogte. Vluchtelingenstromen laten diepe sporen na in het herkomstland en in het opvangland. Ze kunnen zowel het land van herkomst als het land van bestemming behoorlijk ontwrichten.
Geen Mensen migreren omdat ze denken dat het ergens anders beter is. De regio van herkomst is vaak in bepaalde opzichten complementair aan de regio van de bestemming. Voor migratie kunnen de volgende redenen genoemd worden: • Economische problemen in het herkomstland zoals veel werkloosheid. • Maatschappelijke problemen in het herkomstland zoals een burgeroorlog. • De natuur in het herkomstland kent extreme droogte. Vluchtelingenstromen laten diepe sporen na in het herkomstland en in het opvangland. Ze kunnen zowel het land van herkomst als het land van bestemming behoorlijk ontwrichten. Mensen migreren omdat ze Mensen migreren omdat ze denken dat het ergens anders denken dat het ergens anders beter is. De regio van herkomst is beter is. De regio van herkomst vaak in bepaalde opzichten is vaak in bepaalde opzichten complementair aan de regio van complementair aan de regio van de bestemming. Voor migratie de bestemming. Voor migratie kunnen de volgende redenen kunnen de volgende redenen genoemd worden. genoemd worden. Economische Economische problemen in het problemen in het herkomstland herkomstland zoals veel zoals veel werkloosheid, werkloosheid, maatschappelijke maatschappelijke problemen in problemen in het herkomstland het herkomstland zoals een zoals een burgeroorlog en de burgeroorlog en de natuur in het natuur in het herkomstland kent herkomstland kent extreme extreme droogte. droogte. Vluchtelingenstromen laten diepe Vluchtelingenstromen laten sporen na in het herkomstland en diepe sporen na in het in het opvangland. herkomstland en in het Ze kunnen zowel het land van opvangland. herkomst als het land van Ze kunnen zowel het land van bestemming behoorlijk herkomst als het land van ontwrichten. bestemming behoorlijk ontwrichten.
w Het herkomstland is vaak complementair aan het opvangland. w Een reden van migratie zijn de maatschappelijke problemen in het herkomstland. De stroom van vluchtelingen ontwricht alleen het herkomstland.
86
Tekst 3 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 17
Opsomming Aantal woorden: 61
Geen opsomming Aantal woorden: 62
Lokaal (BOOM) Bij aardrijkskunde wordt veel gebruik gemaakt van kaarten. Een atlas is een boek met kaarten van landen, gebieden en aardrijkskundige onderwerpen. Door in een atlas gebruik te maken van de volgende hulpmiddelen kunnen gegevens snel worden gezocht: • Een register. • Een legenda. • Een lijst met afkortingen. Atlassen zijn handig, omdat veel informatie overzichtelijk in één kaartbeeld staat. Er bestaan verschillende soorten atlassen. Bij aardrijkskunde wordt veel gebruik gemaakt van kaarten. Een atlas is een boek met kaarten van landen, gebieden en aardrijkskundige onderwerpen. Door in een atlas gebruik te maken van de volgende hulpmiddelen kunnen gegevens snel worden gezocht. Een register, een legenda en een lijst met afkortingen. Atlassen zijn handig, omdat veel informatie overzichtelijk in één kaartbeeld staat. Er bestaan verschillende soorten atlassen.
Vet Globaal (DAL) Geen Bij aardrijkskunde wordt veel Bij aardrijkskunde wordt veel gebruik gemaakt van kaarten. gebruik gemaakt van kaarten. Een atlas is een boek met Een atlas is een boek met kaarten van landen, gebieden en kaarten van landen, gebieden en aardrijkskundige onderwerpen. aardrijkskundige onderwerpen. Door in een atlas gebruik te Door in een atlas gebruik te maken van de volgende maken van de volgende hulpmiddelen kunnen gegevens hulpmiddelen kunnen gegevens snel worden gezocht: snel worden gezocht: • Een register. • Een register. • Een legenda. • Een legenda. • Een lijst met afkortingen. • Een lijst met afkortingen. Atlassen zijn handig, omdat veel Atlassen zijn handig, omdat veel informatie overzichtelijk in één informatie overzichtelijk in één kaartbeeld staat. Er bestaan kaartbeeld staat. Er bestaan verschillende soorten atlassen. verschillende soorten atlassen. Bij aardrijkskunde wordt veel Bij aardrijkskunde wordt veel gebruik gemaakt van kaarten. gebruik gemaakt van kaarten. Een atlas is een boek met Een atlas is een boek met kaarten van landen, gebieden en kaarten van landen, gebieden en aardrijkskundige onderwerpen. aardrijkskundige onderwerpen. Door in een atlas gebruik te Door in een atlas gebruik te maken van de volgende maken van de volgende hulpmiddelen kunnen gegevens hulpmiddelen kunnen gegevens snel worden gezocht. Een snel worden gezocht. Een register, een legenda en een lijst register, een legenda en een lijst met afkortingen. met afkortingen. Atlassen zijn handig, omdat veel Atlassen zijn handig, omdat veel informatie overzichtelijk in één informatie overzichtelijk in één kaartbeeld staat. Er bestaan kaartbeeld staat. Er bestaan verschillende soorten atlassen. verschillende soorten atlassen.
Een atlas is een kaart van landen. w Een legenda is een hulpmiddel om gegevens in een atlas op te zoeken. Atlassen met veel informatie zijn onoverzichtelijk.
87
Tekst 4 Boek 2 | Titel: Memo | Blz: 41
Opsomming Aantal woorden: 77
Geen opsomming Aantal woorden: 78
Lokaal (BOOM) Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het indonesiëbeleid dat de regering tot dan toe had gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol: • De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid. • De invloed van het Nederlandse bestuur. • De vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit. Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het indonesiëbeleid dat de regering tot dan toe had gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol. De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid, de invloed van het Nederlandse bestuur en de vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit.
Vet Globaal (DAL) Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het indonesiëbeleid dat de regering tot dan toe had gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol: • De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid. • De invloed van het Nederlandse bestuur. • De vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit. Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het indonesiëbeleid dat de regering tot dan toe had gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol. De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid, de invloed van het Nederlandse bestuur en de vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit.
Geen Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het indonesiëbeleid dat de regering tot dan toe had gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol: • De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid. • De invloed van het Nederlandse bestuur. • De vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit. Vóór 1940 waren de Nederlanders trots op het indonesiëbeleid dat de regering tot dan toe had gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog braken er heftige discussies los. In de tweestrijd over het indonesiëbeleid speelden meerdere discussiepunten een rol. De rol van de militairen bij de uitvoering van het koloniale beleid, de invloed van het Nederlandse bestuur en de vorm van de dekolonisatie. Later kwam er ook veel kritiek van jonge Nederlanders. Zij vonden dat Nederlandse ondernemers Indonesiërs hadden uitgebuit.
Het indonesiëbeleid heeft geen tweestrijd gekend. w De invloed van het Nederlandse bestuur was een discussiepunt in het indonesiëbeleid. Jonge Nederlanders stonden achter de Nederlandse ondernemers in Indonesië.
88
Tekst 5 Boek 3 | Titel: Terra | Blz: 14
Opsomming Aantal woorden: 51
Geen opsomming Aantal woorden: 52
Lokaal (BOOM) Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant: - Het inkomen. - De grootte. - De samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden. Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant. Het inkomen, de grootte en de samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden.
Vet Globaal (DAL) Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant: - Het inkomen. - De grootte. - De samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden. Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant. Het inkomen, de grootte en de samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden.
Geen Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant: - Het inkomen. - De grootte. - De samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden. Huishoudens worden beschouwd als zelfstandige eenheden. Ze kunnen bestaan uit één of meerdere personen. Voor het indelen van huishoudens zijn de volgende aspecten relevant. Het inkomen, de grootte en de samenstelling. Huishoudens geven een goed beeld van de bewoners. Met deze informatie kan ook een overzicht van de verschillende wijken gemaakt worden.
w Een huishouden bestaat uit één of meerdere personen. w Een aspect om huishoudens in te delen is de grootte. Bewoners van een wijk geven een goed beeld van huishoudens
89
Tekst 6 Boek 3 | Titel: Terra | Blz: 16
Opsomming Aantal woorden: 65
Geen opsomming Aantal woorden: 66
Lokaal (BOOM) Werkgebieden zijn gebieden waar het grootste deel van de grond in gebruik is door bedrijven. In elke stad zijn wel een paar werkgebieden. Voor werkgebieden komen meerdere locaties in aanmerking: - De werkgebieden langs toegangswegen. - Het stadscentrum. - Het bedrijfsterrein aan de rand van de stad. Elk werkgebied heeft zo zijn voordelen. Een bedrijf vestigt zich in het werkgebied dat voor dat bedrijf de meeste voordelen heeft. Werkgebieden zijn gebieden waar het grootste deel van de grond in gebruik is door bedrijven. In elke stad zijn wel een paar werkgebieden. Voor werkgebieden komen meerdere locaties in aanmerking. De werkgebieden langs toegangswegen, het stadscentrum en het bedrijfsterrein aan de rand van de stad. Elk werkgebied heeft zo zijn voordelen. Een bedrijf vestigt zich in het werkgebied dat voor dat bedrijf de meeste voordelen heeft.
Vet Globaal (DAL) Geen Werkgebieden zijn gebieden Werkgebieden zijn gebieden waar het grootste deel van de waar het grootste deel van de grond in gebruik is door grond in gebruik is door bedrijven. In elke stad zijn wel bedrijven. In elke stad zijn wel een paar werkgebieden. Voor een paar werkgebieden. Voor werkgebieden komen meerdere werkgebieden komen meerdere locaties in aanmerking: locaties in aanmerking: - De werkgebieden langs - De werkgebieden langs toegangswegen. toegangswegen. - Het stadscentrum. - Het stadscentrum. - Het bedrijfsterrein aan de rand - Het bedrijfsterrein aan de rand van de stad. van de stad. Elk werkgebied heeft zo zijn Elk werkgebied heeft zo zijn voordelen. Een bedrijf vestigt voordelen. Een bedrijf vestigt zich in het werkgebied dat voor zich in het werkgebied dat voor dat bedrijf de meeste voordelen dat bedrijf de meeste voordelen heeft. heeft. Werkgebieden zijn gebieden Werkgebieden zijn gebieden waar het grootste deel van de waar het grootste deel van de grond in gebruik is door grond in gebruik is door bedrijven. In elke stad zijn wel bedrijven. In elke stad zijn wel een paar werkgebieden. Voor een paar werkgebieden. Voor werkgebieden komen meerdere werkgebieden komen meerdere locaties in aanmerking. De locaties in aanmerking. De werkgebieden langs werkgebieden langs toegangswegen, het toegangswegen, het stadscentrum en het stadscentrum en het bedrijfsterrein aan de rand van bedrijfsterrein aan de rand van de stad. de stad. Elk werkgebied heeft zo zijn Elk werkgebied heeft zo zijn voordelen. Een bedrijf vestigt voordelen. Een bedrijf vestigt zich in het werkgebied dat voor zich in het werkgebied dat voor dat bedrijf de meeste voordelen dat bedrijf de meeste voordelen heeft. heeft.
Er zijn veel steden zonder werkgebieden. w Het stadscentrum is een goede locatie voor een werkgebied. Een werkgebied heeft voor alle bedrijven dezelfde voordelen.
90
Tekst 7 Boek 4 | Titel: Sprekend verleden | Blz: 10
Opsomming Aantal woorden: 67
Geen opsomming Aantal woorden: 68
w
Vet Globaal (DAL) Alles waardoor informatie wordt gewonnen heet een bron. Het is niet verstandig om bronnen zo maar te geloven. Er zijn verschillende controlevragen om bronnen te beoordelen: - Wanneer is iets een feit? - Is er bewijs voor een bewering? - Hoe betrouwbaar is de bron? Mensen die over het verleden schrijven, halen hun kennis uit bronnen. Soms proberen mensen met opzet andere mensen iets te vertellen dat niet waar is. Alles waardoor informatie wordt Alles waardoor informatie gewonnen heet een bron. Het is wordt gewonnen heet een bron. niet verstandig om bronnen zo Het is niet verstandig om maar te geloven. Er zijn bronnen zo maar te geloven. Er verschillende controlevragen zijn verschillende om bronnen te beoordelen. controlevragen om bronnen te Wanneer is iets een feit, is er beoordelen. bewijs voor een bewering en hoe Wanneer is iets een feit, is er betrouwbaar is de bron? bewijs voor een bewering en Mensen die over het verleden hoe betrouwbaar is de bron? schrijven, halen hun kennis uit Mensen die over het verleden bronnen. Soms proberen mensen schrijven, halen hun kennis uit met opzet andere mensen iets te bronnen. Soms proberen vertellen dat niet waar is. mensen met opzet andere mensen iets te vertellen dat niet waar is. Lokaal (BOOM) Alles waardoor informatie wordt gewonnen heet een bron. Het is niet verstandig om bronnen zo maar te geloven. Er zijn verschillende controlevragen om bronnen te beoordelen: - Wanneer is iets een feit? - Is er bewijs voor een bewering? - Hoe betrouwbaar is de bron? Mensen die over het verleden schrijven, halen hun kennis uit bronnen. Soms proberen mensen met opzet andere mensen iets te vertellen dat niet waar is.
Geen Alles waardoor informatie wordt gewonnen heet een bron. Het is niet verstandig om bronnen zo maar te geloven. Er zijn verschillende controlevragen om bronnen te beoordelen: - Wanneer is iets een feit? - Is er bewijs voor een bewering? - Hoe betrouwbaar is de bron? Mensen die over het verleden schrijven, halen hun kennis uit bronnen. Soms proberen mensen met opzet andere mensen iets te vertellen dat niet waar is. Alles waardoor informatie wordt gewonnen heet een bron. Het is niet verstandig om bronnen zo maar te geloven. Er zijn verschillende controlevragen om bronnen te beoordelen. Wanneer is iets een feit, is er bewijs voor een bewering en hoe betrouwbaar is de bron? Mensen die over het verleden schrijven, halen hun kennis uit bronnen. Soms proberen mensen met opzet andere mensen iets te vertellen dat niet waar is.
Een tekst met bronvermelding is altijd op waarheid gebaseerd. Een controlevraag voor een bron is of er bewijs is. Bronnen worden altijd gebruikt wanneer men over het verleden schrijft.
91
Tekst 8 Boek 4 | Titel: Sprekend verleden | Blz: 18
Opsomming Aantal woorden: 65
Geen opsomming Aantal woorden: 66
w w
Lokaal (BOOM) Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven: - Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien. - Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan. - Hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan. Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven. Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien, hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan en hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan.
Vet Globaal (DAL) Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven: - Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien. - Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan. - Hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan. Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven. Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien, hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan en hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan.
Geen Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven: - Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien. - Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan. - Hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan. Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bevolkingsgroep. Iedere groep heeft zijn eigen geschiedenis en cultuur. Een verdeling van cultuur wordt als volgt omschreven. Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien, hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan en hoe mensen de macht onderverdelen. De cultuur kan in de loop van de tijd veranderen. Bovendien kunnen ook binnen een cultuur verschillen bestaan.
Elke bevolkingsgroep heeft zijn eigen cultuur. Cultuur kenmerkt zich door het gedrag van mensen. Een cultuur is onveranderlijk.
92
Tekst 9 Boek 5 | Titel: Terra | Blz: 45
Opsomming Aantal woorden: 55
Geen opsomming Aantal woorden: 56
w w
Lokaal (BOOM) Een Indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar: - Niet liegen. - Niet stelen. - Geen overspel plegen. Door goed te leven wordt een gunstig karma opgebouwd. Dit karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte. Een Indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar. Niet liegen, niet stelen en geen overspel plegen. Door goed te leven wordt een gunstig karma opgebouwd. Dit karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte.
Vet Globaal (DAL) Een Indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar: - Niet liegen. - Niet stelen. - Geen overspel plegen. Door goed te leven wordt een gunstig karma opgebouwd. Dit karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte. Een Indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar. Niet liegen, niet stelen en geen overspel plegen. Door goed te leven wordt een gunstig karma opgebouwd. Dit karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte.
Geen Een Indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar: - Niet liegen. - Niet stelen. - Geen overspel plegen. Door goed te leven wordt een gunstig karma opgebouwd. Dit karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte. Een Indiase prins die leefde van 563-483 voor Christus noemde zich Boeddha. Dit betekende de verlichte. In het Boeddhisme zit het leven volgens enkele waarheden in elkaar. Niet liegen, niet stelen en geen overspel plegen. Door goed te leven wordt een gunstig karma opgebouwd. Dit karma leidt tot verlossing uit de cirkelgang van geboorte en wedergeboorte.
Boeddha leefde na Jezus. Volgens de boeddhistische waarheden was diefstal verboden. Een gunstig karma leidt tot verlossing.
93
Tekst 10 Boek 3 | Titel: Terra | Blz: 20
Opsomming Aantal woorden: 52
Geen opsomming Aantal woorden: 53
Lokaal (BOOM) In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Aan de hand van hun plaats binnen de gemeente kunnen winkelcentra worden opgedeeld: - In de wijk. - In het centrum. - Aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het varieert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen. In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Aan de hand van hun plaats binnen de gemeente kunnen winkelcentra worden opgedeeld. In de wijk, in het centrum en aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het varieert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen.
Vet Globaal (DAL) In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Aan de hand van hun plaats binnen de gemeente kunnen winkelcentra worden opgedeeld: - In de wijk. - In het centrum. - Aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het varieert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen. In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Aan de hand van hun plaats binnen de gemeente kunnen winkelcentra worden opgedeeld. In de wijk, in het centrum en aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het varieert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen.
Geen In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Aan de hand van hun plaats binnen de gemeente kunnen winkelcentra worden opgedeeld: - In de wijk. - In het centrum. - Aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het varieert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen. In bijna elke plaats is er een winkelcentrum. Alleen kleine dorpen hebben er geen. Aan de hand van hun plaats binnen de gemeente kunnen winkelcentra worden opgedeeld. In de wijk, in het centrum en aan de stadsrand. Het aanbod per winkelcentrum verschilt enorm. Het varieert van de dagelijkse boodschappen tot de meer luxegoederen.
Ook kleine dorpen hebben een winkelcentrum. w Een winkelcentra ligt ook in het centrum. Het goederenaanbod is per winkelcentrum gelijk.
94
Tekst 11 Boek 6 | Titel: Memo | Blz: 46
Opsomming Aantal woorden: 56
Geen opsomming Aantal woorden: 57
w w
Lokaal (BOOM) Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren: - Jacht. - Het verzamelen van fruit en groente. - Landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen. Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren. Jacht, het verzamelen van fruit en groente en landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen.
Vet Globaal (DAL) Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren: - Jacht. - Het verzamelen van fruit en groente. - Landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen. Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren. Jacht, het verzamelen van fruit en groente en landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen.
Geen Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren: - Jacht. - Het verzamelen van fruit en groente. - Landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen. Jaarlijks verdwijnt er veel tropisch bos. De sterke bevolkingsgroei en commerciële doeleinden spelen hierbij een rol. De mensen in het regenwoud maken gebruik van verschillende methoden om voedsel te vergaren. Jacht, het verzamelen van fruit en groente en landbouw. Door betere medische voorzieningen is de bevolking sterk gegroeid. Regenwoudbewoners worden door de ontbossing constant gedwongen te verhuizen.
Alleen vanwege economische redenen wordt tropisch bos gekapt. Het verzamelen van groente en fruit is een methode om voedsel te vergaren. Ontbossing verdrijft de regenwoudbewoners.
95
Tekst 12 Boek 6 | Titel: Memo | Blz: 89
Opsomming Aantal woorden: 68
Geen opsomming Aantal woorden: 69
w w
Lokaal (BOOM) Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd: - Een stalen frame. - De muren waren dun met veel glas. - De vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd. Een stalen frame, de muren waren dun met veel glas en de vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright.
Vet Globaal (DAL) Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd: - Een stalen frame. - De muren waren dun met veel glas. - De vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijkste vertegenwoordigers van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd. Een stalen frame, de muren waren dun met veel glas en de vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright.
Geen Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd: - Een stalen frame. - De muren waren dun met veel glas. - De vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright. Al rond 1890 werden er in de Verenigde Staten wolkenkrabbers gebouwd. Tot de jaren dertig hadden deze prachtig versierde gevels. In het modernisme na de oorlog werd een andere bouwstijl geïntroduceerd. Een stalen frame, de muren waren dun met veel glas en de vormgeving was strak en sober. Door het modernisme kregen wolkenkrabbers meerdere functies dan voorheen. Eén van de belangrijke vertegenwoordiger van het modernisme was Frank Lloyd Wright.
Tijdens het modernisme werden de gevels van gebouwen prachtig versierd. Dunne muren met veel glas is een bouwstijl van het modernisme. Een bouwstijl kan de functie van een gebouw veranderen.
96
Tekst 13 Boek 6 | Titel: Memo | Blz: 153
Opsomming Aantal woorden: 70
Geen opsomming Aantal woorden: 71
w
Lokaal (BOOM) Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben: - Het moet eenvoudig zijn. - Het moet minimaal 90 minuten duren. - Het moet een hoofdpersoon bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s. Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben. Het moet eenvoudig zijn, het moet minimaal 90 minuten duren en het moet een hoofdpersoon bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s.
Vet Globaal (DAL) Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben: - Het moet eenvoudig zijn. - Het moet minimaal 90 minuten duren. - Het moet een hoofdpersoon bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s. Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben. Het moet eenvoudig zijn, het moet minimaal 90 minuten duren en het moet een hoofdpersoon bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s.
Geen Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben: - Het moet eenvoudig zijn. - Het moet minimaal 90 minuten duren. - Het moet een hoofdpersoon bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s. Speelfilms proberen vermaak te bieden aan een zo groot mogelijk publiek. De kosten voor het maken van een film moeten terugverdiend worden en het liefst met zoveel mogelijk winst. Vanwege deze doelstelling moet een film bepaalde verhaalkenmerken hebben. Het moet eenvoudig zijn, het moet minimaal 90 minuten duren en het moet een hoofdpersoon bevatten. Oorlogen zijn vaak het onderwerp van speelfilms. Het zijn dan ook ingrijpende gebeurtenissen met veel menselijke drama`s.
Het maken van winst is bij speelfilms onbelangrijk. Een verhaalkenmerk van een film is een speelduur van meer dan 90 minuten. Het thema menselijk drama wordt weinig gebruikt in speelfilms.
97
Tekst 14 Boek 1 | Titel: Wereldwijs | Blz: 15
Opsomming Aantal woorden: 79
Geen opsomming Aantal woorden: 80
Lokaal (BOOM) Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt: - Het is ver reizen naar het werk. - Er is weinig variatie in recreatie. - Er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog. Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt. Het is ver reizen naar het werk, er is weinig variatie in recreatie en er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog.
Vet Globaal (DAL) Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt: - Het is ver reizen naar het werk. - Er is weinig variatie in recreatie. - Er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog. Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt. Het is ver reizen naar het werk, er is weinig variatie in recreatie en er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog.
Geen Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt: - Het is ver reizen naar het werk. - Er is weinig variatie in recreatie. - Er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog. Het maakt verschil of een landelijk gebied dicht bij een stad ligt of niet. Niet veel mensen uit de stad gaan in de ver afgelegen landelijke gebieden wonen. Dit doen ze niet doordat het platteland de volgende nadelen met zich meebrengt. Het is ver reizen naar het werk, er is weinig variatie in recreatie en er zijn te weinig voorzieningen. Veel mensen uit de stad gaan in de landelijke gebieden dichtbij de stad wonen. Daardoor gaan de grondprijzen daar omhoog.
Veel mensen uit de stad verhuizen naar het ver afgelegen platteland. w Het nadeel van het platteland is weinig gevarieerde recreatie. Verhuizing naar het platteland zorgt daar voor dalende grondprijzen.
98
Tekst 15 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 21
Opsomming Aantal woorden: 42
Geen opsomming Aantal woorden: 43
w w
Lokaal (BOOM) Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden: - Internet. - Bibliotheek. - Televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma. Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden. Internet, bibliotheek en televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma.
Vet Globaal (DAL) Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden: - Internet. - Bibliotheek. - Televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma. Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden. Internet, bibliotheek en televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma.
Geen Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden: - Internet. - Bibliotheek. - Televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma. Voor het houden van een spreekbeurt moet onderzoek gedaan worden. Daarvoor moet eerst het onderwerp duidelijk zijn. De volgende informatiebronnen kunnen voor een spreekbeurt gebruikt worden. Internet, bibliotheek en televisie. Bij spreekbeurten worden steeds vaker computers gebruikt. Powerpoint is daarvoor een handig programma.
Op grond van onderzoek wordt een onderwerp bepaald. De bibliotheek is een goede informatiebron voor een spreekbeurt. Een goede spreekbeurt wordt altijd in powerpoint gemaakt
99
Tekst 16 Boek 6 | Titel: Memo | Blz: 125 Vet Lokaal (BOOM) Globaal (DAL) Opsomming De Europese Unie is in 1957 De Europese Unie is in 1957 gestart met zes landen. Veel gestart met zes landen. Veel landen hebben zich er inmiddels landen hebben zich er inmiddels Aantal bij aangesloten. Voor het bij aangesloten. Voor het woorden: 86 besturen van de Europese Unie besturen van de Europese Unie zijn enkele belangrijke zijn enkele belangrijke instellingen in het leven instellingen in het leven geroepen: geroepen: • De Europese • De Europese Commissie controleert Commissie controleert of lidstaten zich aan of lidstaten zich aan afspraken houden. afspraken houden. • De Raad van Ministers • De Raad van Ministers neemt besluiten over neemt besluiten over verschillende verschillende belangrijke Europese belangrijke Europese kwesties. kwesties. • Aan het Europese Hof • Aan het Europese Hof van Justitie kunnen van Justitie kunnen landen worden landen worden gedaagd. gedaagd. Elk half jaar wisselt het Elk half jaar wisselt het voorzitterschap van de Europese voorzitterschap van de Europese Unie. Van 1 juli tot en met 31 Unie. Van 1 juli tot en met 31 december 2004 was Nederland december 2004 was Nederland voorzitter. voorzitter. De Europese Unie is in 1957 De Europese Unie is in 1957 Geen gestart met zes landen. Veel gestart met zes landen. Veel opsomming landen hebben zich er inmiddels landen hebben zich er inmiddels bij aangesloten. Voor het bij aangesloten. Voor het Aantal besturen van de Europese Unie besturen van de Europese Unie woorden: 87 zijn enkele belangrijke zijn enkele belangrijke instellingen in het leven instellingen in het leven geroepen. De Europese geroepen. De Europese Commissie controleert of Commissie controleert of lidstaten zich aan afspraken lidstaten zich aan afspraken houden, de Raad van Ministers houden, de Raad van Ministers neemt besluiten over neemt besluiten over verschillende belangrijke verschillende belangrijke Europese kwesties en aan het Europese kwesties en aan het Europese Hof van Justitie Europese Hof van Justitie kunnen landen worden gedaagd. kunnen landen worden gedaagd. Elk half jaar wisselt het Elk half jaar wisselt het voorzitterschap van de Europese voorzitterschap van de Europese Unie. Van 1 juli tot en met 31 Unie. Van 1 juli tot en met 31 december 2004 was Nederland december 2004 was Nederland voorzitter. voorzitter. Alle huidige leden zijn vanaf het begin lid van de Europese Unie. w Een belangrijke instelling is de Raad van Ministers. De voorzitter van de Europese Unie komt altijd uit hetzelfde land.
Geen De Europese Unie is in 1957 gestart met zes landen. Veel landen hebben zich er inmiddels bij aangesloten. Voor het besturen van de Europese Unie zijn enkele belangrijke instellingen in het leven geroepen: • De Europese Commissie controleert of lidstaten zich aan afspraken houden. • De Raad van Ministers neemt besluiten over verschillende belangrijke Europese kwesties. • Aan het Europese Hof van Justitie kunnen landen worden gedaagd. Elk half jaar wisselt het voorzitterschap van de Europese Unie. Van 1 juli tot en met 31 december 2004 was Nederland voorzitter. De Europese Unie is in 1957 gestart met zes landen. Veel landen hebben zich er inmiddels bij aangesloten. Voor het besturen van de Europese Unie zijn enkele belangrijke instellingen in het leven geroepen. De Europese Commissie controleert of lidstaten zich aan afspraken houden, de Raad van Ministers neemt besluiten over verschillende belangrijke Europese kwesties en aan het Europese Hof van Justitie kunnen landen worden gedaagd. Elk half jaar wisselt het voorzitterschap van de Europese Unie. Van 1 juli tot en met 31 december 2004 was Nederland voorzitter.
100
Tekst 17 Boek 3 | Titel: Terra | Blz: 13/14
Opsomming Aantal woorden: 73
Geen opsomming Aantal woorden: 74
Lokaal (BOOM) Een woonwijk is een duidelijk afgegrensd deel van een plaats waarin vooral woningen staan. Een voorbeeld van zo’n grens is een weg of een kanaal. De verschillen tussen woonwijken kunnen als volgt vastgesteld worden: • De hoeveelheid huizen per vierkante kilometer. • De hoeveelheid verdiepingen per huis of flat. • De hoeveelheid groen in een wijk. Verschillende wijken in een plaats trekken verschillende soorten bewoners aan. Dat heeft te maken met de prijs van de woningen. Een woonwijk is een duidelijk afgegrensd deel van een plaats waarin vooral woningen staan. Een voorbeeld van zo’n grens is een weg of een kanaal. De verschillen tussen woonwijken kunnen als volgt vastgesteld worden. De hoeveelheid huizen per vierkante kilometer, de hoeveelheid verdiepingen per huis of flat en de hoeveelheid groen in een wijk. Verschillende wijken in een plaats trekken verschillende soorten bewoners aan. Dat heeft te maken met de prijs van de woningen.
Vet Globaal (DAL) Een woonwijk is een duidelijk afgegrensd deel van een plaats waarin vooral woningen staan. Een voorbeeld van zo’n grens is een weg of een kanaal. De verschillen tussen woonwijken kunnen als volgt vastgesteld worden: - De hoeveelheid huizen per vierkante kilometer. - De hoeveelheid verdiepingen per huis of flat. - De hoeveelheid groen in een wijk. Verschillende wijken in een plaats trekken verschillende soorten bewoners aan. Dat heeft te maken met de prijs van de woningen.
Geen Een woonwijk is een duidelijk afgegrensd deel van een plaats waarin vooral woningen staan. Een voorbeeld van zo’n grens is een weg of een kanaal. De verschillen tussen woonwijken kunnen als volgt vastgesteld worden: • De hoeveelheid huizen per vierkante kilometer. • De hoeveelheid verdiepingen per huis of flat. • De hoeveelheid groen in een wijk. Verschillende wijken in een plaats trekken verschillende soorten bewoners aan. Dat heeft te maken met de prijs van de woningen. Een woonwijk is een duidelijk Een woonwijk is een duidelijk afgegrensd deel van een plaats afgegrensd deel van een plaats waarin vooral woningen staan. waarin vooral woningen staan. Een voorbeeld van zo’n grens Een voorbeeld van zo’n grens is een weg of een kanaal. De is een weg of een kanaal. De verschillen tussen woonwijken verschillen tussen woonwijken kunnen als volgt vastgesteld kunnen als volgt vastgesteld worden. De hoeveelheid huizen worden. De hoeveelheid huizen per vierkante kilometer, de per vierkante kilometer, de hoeveelheid verdiepingen per hoeveelheid verdiepingen per huis of flat en de hoeveelheid huis of flat en de hoeveelheid groen in een wijk. groen in een wijk. Verschillende wijken in een Verschillende wijken in een plaats trekken verschillende plaats trekken verschillende soorten bewoners aan. Dat soorten bewoners aan. Dat heeft te maken met de prijs van heeft te maken met de prijs van de woningen. de woningen.
Woonwijken zijn onafgegrensde delen van een plaats. w De hoeveelheid verdiepingen per huis is een kenmerk om woonwijken te onderscheiden. De prijs van de woningen heeft weinig te maken met het soort bewoner.
101
Tekst 18 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 23
Opsomming Aantal woorden: 66
Geen opsomming Aantal woorden: 67
w
Lokaal (BOOM) Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden: - Lijnen. - Staven. - Cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden. Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden. Lijnen, staven en cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden.
Vet Globaal (DAL) Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden: - Lijnen. - Staven. - Cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden. Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden. Lijnen, staven en cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden.
Geen Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden: - Lijnen. - Staven. - Cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden. Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze in een tabel overzichtelijk bij elkaar worden gezet. Nog gemakkelijker in gebruik zijn grafieken. Het afbeelden van grafieken kan in verschillende vormen gedaan worden. Lijnen, staven en cirkels. De betekenis van een groot aantal cijfers kan zo op een eenvoudige manier zichtbaar gemaakt. Een voordeel van een grafiek is dat veel cijfers in één oogopslag met elkaar vergeleken kunnen worden.
Grafieken zijn moeilijker in gebruik dan tabellen. Staven zijn een vrom om grafieken af te beelden. Voor een vergelijking van veel cijfers is een tabel erg handig.
102
Tekst 19 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 24
Opsomming Aantal woorden: 63
Geen opsomming Aantal woorden: 64
w
Lokaal (BOOM) Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol: - Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen. - Het is het leefgebied van mensen. - Het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn. Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol. Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen, het is het leefgebied van mensen en het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn.
Vet Globaal (DAL) Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol: - Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen. - Het is het leefgebied van mensen. - Het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn. Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol. Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen, het is het leefgebied van mensen en het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn.
Geen Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol: - Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen. - Het is het leefgebied van mensen. - Het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn. Het waddengebied bestaat uit ruim twintig eilanden en de Waddenzee. Het is één van de laatste Nederlandse natuurgebieden. Verschillende tegengestelde belangen spelen in het waddengebied een rol. Het is een natuurgebied van talrijke vogels en vissen, het is het leefgebied van mensen en het is een economisch wingebied. De bedreigingen van het waddengebied zijn groot. Dit zorgt ervoor dat maatregelen en beperkingen noodzakelijk zijn.
De zee koelt snel af. Stroming is de oorzaak van afvoer van warmte. De zee regelt de afvoer van vochtige lucht.
103
Tekst 20 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 13
Opsomming Aantal woorden: 59
Geen opsomming Aantal woorden: 60
w
Lokaal (BOOM) Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn: - De verzameling geschiedt vanuit de lucht. - De opslag bestaat uit getallen. - Er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie. Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn. De verzameling geschiedt vanuit de lucht, de opslag bestaat uit getallen en er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie.
Vet Globaal (DAL) Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn: - De verzameling geschiedt vanuit de lucht. - De opslag bestaat uit getallen. - Er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie. Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn. De verzameling geschiedt vanuit de lucht, de opslag bestaat uit getallen en er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie.
Geen Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn: - De verzameling geschiedt vanuit de lucht. - De opslag bestaat uit getallen. - Er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie. Remote-sensing betekent letterlijk ‘waarnemen op afstand’. Het is een veel gebruikte methode om ruimtelijke gegevens in kaart te brengen. De gegevenskenmerken van remote-sensing zijn. De verzameling geschiedt vanuit de lucht, de opslag bestaat uit getallen en er is geen legenda. Remote-sensing wordt onder andere gebruikt voor het opstellen van weerberichten. Deze techniek is inmiddels vergevorderd en geeft zeer gedetailleerde informatie.
Ruimtelijke gegevens kunnen slecht met remote-sensing worden vastgelegd. Opslag van getallen is een gegevenskenmerken van remote-sensing. Remote-sensing is ongeschikt voor weerkaarten.
104
Tekst 21 Boek 3 | Titel: Terra | Blz: 21/22
Opsomming Aantal woorden: 68
Geen opsomming Aantal woorden: 69
Lokaal (BOOM) Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd: • Renoveren van bestaande huizen en gebouwen. • Restaureren van oude gebouwen. • Slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar. Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd. Renoveren van bestaande huizen en gebouwen, restaureren van oude gebouwen en slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar.
Vet Globaal (DAL) Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd: • Renoveren van bestaande huizen en gebouwen. • Restaureren van oude gebouwen. • Slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar. Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd. Renoveren van bestaande huizen en gebouwen, restaureren van oude gebouwen en slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar.
Geen Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd: • Renoveren van bestaande huizen en gebouwen. • Restaureren van oude gebouwen. • Slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar. Herinrichting in steden komt vooral voor in oude wijken en flatwijken. De bewoners van deze wijken zijn soms ontevreden over de inrichting van hun wijk. De uitvoering van herinrichting kan met de volgende bouwmogelijkheden worden gerealiseerd. Renoveren van bestaande huizen en gebouwen, restaureren van oude gebouwen en slopen van gebouwen met nieuwbouw. Herinrichting komt niet alleen in steden voor, maar ook in landelijke gebieden. Het maakt gebieden weer leefbaar.
Flatwijken worden zelden heringericht. w Een manier om te herinrichten is het restaureren van oude gebouwen. w Herinrichting maakt steden en landelijke gebieden weer leefbaar
105
Tekst 22 Boek 1 | Titel: Wereldwijs | Blz: 27
Opsomming Aantal woorden: 69
Geen opsomming Aantal woorden: 70
Lokaal (BOOM) Binnen een land bestaan verschillen in woon- en leefomstandigheden. Tussen landen zijn de verschillen nog veel groter. Om de leefomstandigheden in regio`s uiteen te zetten worden de volgende eigenschappen met elkaar vergeleken: - De leeftijd van de bevolking. - De vruchtbaarheid van de bodem. - De gezondheid van de economie. De verschillen tussen regio`s zijn beschreven in kaarten. Deze kaarten zijn een onmisbaar hulpmiddel en geven een compleet beeld van de regio.
Vet Globaal (DAL) Binnen een land bestaan verschillen in woon- en leefomstandigheden. Tussen landen zijn de verschillen nog veel groter. Om de leefomstandigheden in regio`s uiteen te zetten worden de volgende eigenschappen met elkaar vergeleken: - De leeftijd van de bevolking. - De vruchtbaarheid van de bodem. - De gezondheid van de economie. De verschillen tussen regio`s zijn beschreven in kaarten. Deze kaarten zijn een onmisbaar hulpmiddel en geven een compleet beeld van de regio.
Geen Binnen een land bestaan verschillen in woon- en leefomstandigheden. Tussen landen zijn de verschillen nog veel groter. Om de leefomstandigheden in regio`s uiteen te zetten worden de volgende eigenschappen met elkaar vergeleken: - De leeftijd van de bevolking. - De vruchtbaarheid van de bodem. - De gezondheid van de economie. De verschillen tussen regio`s zijn beschreven in kaarten. Deze kaarten zijn een onmisbaar hulpmiddel en geven een compleet beeld van de regio. Binnen een land bestaan Binnen een land bestaan Binnen een land bestaan verschillen in verschillen in verschillen in leefomstandigheden. Tussen leefomstandigheden. Tussen leefomstandigheden. Tussen landen zijn de verschillen nog landen zijn de verschillen nog landen zijn de verschillen nog veel groter. Om de veel groter. Om de veel groter. Om de leefomstandigheden in regio`s leefomstandigheden in regio`s leefomstandigheden in regio`s uiteen te zetten worden de uiteen te zetten worden de uiteen te zetten worden de volgende eigenschappen met volgende eigenschappen met volgende eigenschappen met elkaar vergeleken. De leeftijd van elkaar vergeleken. De leeftijd elkaar vergeleken. De leeftijd van de bevolking, de de bevolking, de vruchtbaarheid van de bevolking, de vruchtbaarheid van de bodem en van de bodem en de gezondheid vruchtbaarheid van de bodem en de gezondheid van de de gezondheid van de economie. van de economie. De verschillen tussen regio`s De verschillen tussen regio`s zijn economie. zijn beschreven in kaarten. Deze beschreven in kaarten. Deze De verschillen tussen regio`s kaarten zijn een onmisbaar zijn beschreven in kaarten. kaarten zijn een onmisbaar hulpmiddel en geven een hulpmiddel en geven een Deze kaarten zijn een onmisbaar hulpmiddel en compleet beeld van de regio. compleet beeld van de regio. geven een compleet beeld van de regio.
Tussen landen verschilt de leefomstandigheid minder dan binnen een land. w Een eigenschap van leefomstandigheden is de bodemvruchtbaarheid. De verschillen tussen regio`s kan door middel van globes worden weergegeven.
106
Tekst 23 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 13
Opsomming Aantal woorden: 70
Geen opsomming Aantal woorden: 71
w
Lokaal (BOOM) Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden: - Voor het geven van overzichten. - Voor het navigeren. - Voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd. Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Voor het geven van overzichten, voor het navigeren en voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd.
Vet Globaal (DAL) Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden: - Voor het geven van overzichten. - Voor het navigeren. - Voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd. Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Voor het geven van overzichten, voor het navigeren en voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd.
Geen Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden: - Voor het geven van overzichten. - Voor het navigeren. - Voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd. Op een globe zijn de ligging en de vorm van grote landoppervlakken goed te zien. Maar om meer details zichtbaar te maken, kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal kaarten. De verscheidenheid aan kaarten kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Voor het geven van overzichten, voor het navigeren en voor het tonen van thematische informatie. Door het gebruik van satellieten worden kaarten steeds nauwkeuriger. Ook worden ze steeds vaker vernieuwd.
Op een globe zijn details goed zichtbaar. Een doel van een kaart is om te navigeren. Kaarten worden zelden vernieuwd.
107
Tekst 24 Boek 7 | Titel: Wereldwijs | Blz: 35
Opsomming Aantal woorden: 71
Geen opsomming Aantal woorden: 76
w w
Lokaal (BOOM) In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven: - Piramide. - Klok. - Urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent. In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven. In een piramide, een klok en een urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent.
Vet Globaal (DAL) In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven: - Piramide. - Klok. - Urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent. In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven. In een piramide, een klok en een urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent.
Geen In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven: - Piramide. - Klok. - Urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent. In veel arme landen is het geboortecijfer hoog terwijl dit in rijke landen dikwijls veel lager is. De verschillen in leeftijdsopbouw tussen landen kunnen goed geïllustreerd worden aan de hand van een grafiek. De leeftijdsopbouw kan in verschillende modellen worden weergegeven. In een piramide, een klok en een urn. De leeftijdsgrafiek laat voor een bepaald gebied het aantal mannen en vrouwen en de leeftijdsopbouw zien. Er kan dan worden afgelezen of een land vergrijst of ontgroent.
Rijke landen hebben een hoger geboortecijfer dan arme landen. Een model om de leeftijdsopbouw in weer te geven is een klokvorm. Het doel van een leeftijdsgrafiek is om de leeftijdsopbouw weer te geven.
108
Bijlage 4: Leesexperiment design Korte uitleg: Dit is het design dat aangeeft in welke volgorde de leerteksten in zes condities werden aangeboden aan de proefpersonen tijdens het leesexperiment. # Items: 24 Ranksum total: 300 A-LM = Group 1 (size 4, ranksum 50) B-GM = Group 2 (size 4, ranksum 50) C-M = Group 3 (size 4, ranksum 50) D-LZ = Group 4 (size 4, ranksum 50) E-GZ = Group 5 (size 4, ranksum 50) F-Z = Group 6 (size 4, ranksum 50) Standarddeviations: Group 1: 5.723 Group 2: 5.895 Group 3: 6.690 Group 4: 7.263 Group 5: 8.139 Group 6: 7.500 ITEM 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
1 D-LZ F-Z E-GZ C-M A-LM B-GM E-GZ C-M A-LM B-GM F-Z B-GM D-LZ F-Z D-LZ E-GZ A-LM C-M A-LM C-M D-LZ B-GM F-Z E-GZ
2 E A F D B C F D B C A C E A E F B D B D E C A F
3 F B A E C D A E C D B D F B F A C E C E F D B A
4 A C B F D E B F D E C E A C A B D F D F A E C B
5 B D C A E F C A E F D F B D B C E A E A B F D C
6 C E D B F A D B F A E A C E C D F B F B C A E D 109
L: 1+5+9+13+15+17+19+21=100 G: 3+6+7+10+12+16+22+24=100 -: 2+4+8+11+14+18+20+23=100
Bijlage 5: Recallvragenformulier Korte uitleg: Dit is het vragenformulier dat alle proefpersonen moesten invullen na het lezen van de 24 teksten met de eye-tracker. Middels deze vragenlijst werd de onthoudbaarheid gemeten. Het betreft hier 12 teksten waarvan de drie leden van de opsomming gereproduceerd moesten worden.
nr.: .....
Instructie We willen graag weten wat je nog onthouden hebt van de teksten die je net hebt gelezen. Lees de vragen goed door en probeer deze zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden. Succes! 1. Noem de drie gevolgen die de interne markt in de EU met zich meebrengt. 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 2. Noem de drie onderwerpen waarop complementariteit gebaseerd kan zijn. 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 3. Noem de drie aspecten die relevant zijn voor het indelen van een huishouden.
110
1. ........................................................................................ 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 4. Welke drie locaties komen in aanmerking voor werkgebied. 1. ........................................................................................ 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 5. In welke driedeling kan cultuur omgeschreven worden? 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 6. Op welke drie manieren kan herinrichting worden gedaan? 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 7. Volgens welke waarheden zat volgens Boeddha het leven in elkaar? 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 8. Noem drie plaatsen binnen een gemeente waarin onderscheid gemaakt kan worden in winkelcentra. 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 9. Noem de drie methoden die regenwoudbewoners gebruiken om voedsel te vergaren.? 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 111
10. Noem de drie instellingen die in het leven zijn geroepen voor het bestuur van de EU. 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 11. In welke drie vormen kunnen grafieken afgebeeld worden? 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. ....................................................................................... 12. In welke drie modellen kan een leeftijdsgrafiek weergegeven worden? 1. ....................................................................................... 2. ....................................................................................... 3. .........................................................................................
112
Bijlage 6: Leesexperiment instructie Korte uitleg: Deze instructie werd voorafgaand aan het leesexperiment aan de proefpersonen voorgelezen.
Instructie In dit experiment wordt onderzocht hoe mensen leerteksten lezen en begrijpen. Zoals je ziet, is daar behoorlijk veel apparatuur voor nodig. Voordat ik inga op het experiment en de bedoeling daarvan, vertel ik eerst wat over de algemene procedure. In deze opstelling kunnen oogbewegingen tijdens het lezen geregistreerd worden. Daarvoor moet een helm met twee cameraatjes op jou worden in gesteld. Het instellen bestaat uit twee stappen: de helm moet worden geplaatst en afgesteld en vervolgens moet het apparaat worden gecalibreerd. Calibratie is een procedure waarmee de computer precies vaststelt waar jij naar kijkt. Om te calibreren wordt een scherm gebruikt waarop negen punten te zien zijn. Elk punt is een kleine zwarte cirkel. Voordat de calibratie begint, verschijnt er een cirkel in het midden van het scherm. Zodra je strak naar het midden van deze cirkel kijkt, druk je op de rechter knop van je bedieningspaneel. Vervolgens worden de punten één voor één op het scherm getoond. De bedoeling daarbij is dat je telkens strak naar het midden van de punt kijkt. Als je naar een punt kijkt zal deze automatisch verdwijnen en het volgende punt zal verschijnen. Zo loop je door alle negen punten heen. Daarna moet je even wachten zodat ik kan zien of de calibratie gelukt is. In het geval dat de calibratie mislukt is, wordt deze opnieuw gedaan, net zolang totdat het goed gaat. Het is heel belangrijk dat je telkens strak naar het midden van elke punt kijkt, en dat je niet met je ogen knippert. In het begin, wanneer de zwarte cirkel in het midden van het scherm staat, mag je wel nog knipperen. Zodra je niet meer hoeft te knipperen, kijk je strak naar het midden van deze cirkel en druk je op de rechter knop van je bedieningspaneel. Na de calibratie volgt de validatie. De validatie controleert of de calibratie goed gegaan is en verloopt op dezelfde manier als de calibratie. Je kijkt weer naar het midden van het scherm, zodra je het gevoel hebt dat je precies naar het midden van de cirkel kijkt, druk je op de rechter knop van je bedieningspaneel. Hierna doorloop je weer alle negen punten zoals bij de calibratie. Heb je hier nog vragen over? Nadat als goed ingesteld is, kan het leesgedeelte beginnen. Het experiment betreft een onderzoek naar hoe mensen leerteksten lezen en begrijpen. Je krijgt dadelijk een aantal teksten over aardrijkskunde en geschiedenis te lezen. Na elke tekst verschijnen drie beweringen over de tekst die je op juistheid moet beoordelen. Dit doe je met betrekking tot de inhoud van de tekst die je daarvoor gelezen hebt. Het is de bedoeling dat je de teksten goed en snel leest, dit wil zeggen dat je ze goed begrijpt en dat je goed doorleest. De procedure bij elke tekst is als volgt. Vóór elke tekst verschijnt er een calibratiepunt linksboven op het scherm. Je kijkt naar het punt, net als bij de calibratie, en drukt op de rechter knop van je bedieningspaneel. Het punt verdwijnt en op dezelfde plaats verschijnt een tekst. Je leest de tekst goed door zodat je hem begrijpt en wanneer je klaar bent, druk je op de
113
rechter knop van je bedieningspaneel. De tekst verdwijnt en op de plaats waar de tekst eindigt, zal een bewering op het scherm verschijnen. Het is aan jou om de bewering te beoordelen op zijn juistheid. Je moet je oordeel baseren op informatie uit de tekst die je gelezen hebt. Denk je dat een bewering waar is dan druk je op de rechter knop van je bedieningspaneel. Indien je denkt dat de bewering onwaar is, gebruik je de linker knop van je bedieningspaneel. Als je gedrukt hebt zal de bewering verdwijnen en zal de volgende bewering op dezelfde plaats verdwijnen. Beoordeel de drie beweringen zo snel mogelijk maar probeer geen fouten te maken. Na 6 willekeurige teksten verschijnt een scherm waarop je je waardering voor de tekst kunt uiten. Hiervoor gebruik je de linker of de rechter knop op je bedieningspaneel. [Voordat de volgende tekst verschijnt, wordt nog een tussenmeting verricht. Deze meting bestaat uit een zwarte cirkel in het midden van het scherm, net als bij de calibratie. Wanneer je klaar bent om te beginnen aan de volgende tekst, kijk je weer naar het midden van de punt en druk je op de rechter knop van je bedieningspaneel. De cirkel verdwijnt en het sterretje verschijnt weer linksboven op het scherm. Deze procedure herhaalt zich steeds.] Is dit duidelijk? Heb je hier vragen over? Het is niet erg als je niet alles in één keer snap. We gaan namelijk na de calibratie en validatie eerst een oefenblok doen. Het oefenblok bestaat uit 2 teksten met beweringen. Ok, dan gaan we nu de apparatuur instellen. Ga goed rechtop voor het beeldscherm zitten. Nota bene: benen niet over elkaar, rug tegen de leuning en ellebogen op de leuningen. Na het instellen en het oefenblok: Nog even samenvattend: - Het is belangrijk dat je de teksten goed leest, dat wil zeggen dat je ze goed begrijpt en dat je goed doorleest. De beweringen die na elke tekst komen, moet je beoordelen op basis van de gelezen tekst. Geef telkens zo snel mogelijk een oordeel, maar probeer geen fouten te maken. - Als je even wilt pauzeren, kun je dat doen als de kleine zwarte cirkel in het midden van het scherm staat. Kijk strak naar het midden van de cirkel en druk op de rechter knop van je bedieningspaneel als je klaar bent om door te gaan. - Concentreer je alleen op het lezen en het beoordelen van de beweringen. Let dus niet op mij of op de helm die je op je hoofd hebt. Dan gaan we nu beginnen. Succes!
114