periodiek van de studievereniging kraket jaargang 2 nummer 1 november 2011
Tinbergen Instituut verder in econometrie! banking de ins en outs diner etiquette dit moet je weten column stoffing onderwijs de acht promovendi
sector
Onderwijs
sector inhoudsopgave
sector jaargang 2 | nummer 1
Colofon
1
Voorwoord
sector
3
Column stoffig onderwijs
4
SECTOR is een uitgave van studievereniging Kraket (Kritische Aktuarissen en Econometristen), de vereniging voor studenten Econometrie & Operationele Research aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Boekrecensies
Johan van Leeuwaarden Universitair Hoofddocent aan de TU Eindhoven
5
Tinbergen institute
9
De acht: promovendi
Voorwoord SECTOR
19
Uit de markt van Zanders
Voor u ligt alweer de derde editie van de SECTOR.
23
Sector uitgelicht: banking
29
Actualiteiten
Deze editie staat in het teken van het onderwijs. Het thema komt onder andere terug in “de acht”, waar we dit maal acht promovendi voorstellen, en in de columns ‘Stoffig onderwijs’ van Johan van Leeuwaarden en ‘De vlees hypothese’ van Siem Jan Koopman. Ook in de rubriek “docent vertelt” staat onderwijs centraal: Rein Nobel beschrijft de gevolgen van infantilisering en economisering op het onderwijs. Natuurlijk valt in deze editie van SECTOR ook genoeg te lezen over het bedrijfsleven. De sector banking is recentelijk veel in het nieuws geweest en biedt veel mogelijkheden voor starters, genoeg aanleiding om deze sector eens onder de loep te nemen in de rubriek “sector uitgelicht”. De rubriek
1
Inhoud
begint met een interview met een bij ING werkzame econometrist, hierin komen verschillende aspecten van werken in de sector banking aan het bod. Vervolgens vind je hier informatie over verschillende bedrijven in de sector om een goed beeld te geven van potentiële werkgevers. Verder is er, passend bij het thema onderwijs, een uitgebreid interview met Adriaan Soetevent van het Tinbergen Instituut te vinden. Ook staan er verschillende interessante artikelen in dit blad. Arnoud Boot werpt een kritische blik op de ‘Gevolgen van het reddingsplan voor de eurozone’, ook staat er een artikel over valutaswaps van Zanders. Hiernaast zijn ook weer de puzzel en de boekrecensies te vinden en ook de tips & trics, ditmaal over goede tafelmanieren, ontbreken niet.
32 33
Rogier Galesloot en Pierre Wernert
Professor A. W. A. Boot
Puzzel tijd
Jaargang 2, nr 1, oktober 2011
redactie:
Annelieke Baller Sander Jansen Patrick Tuijp Yoeri van der Woerd Merel Bruijnsteen Vincent Wasseneer Katrijn Siderius
redactieadres:
Studievereniging Kraket - SECTOR De Boelelaan 1105 Kamer 4A-03 1081 HV Amsterdam Tel. 020 598 60 15 E-mail:
[email protected]
advertenties:
Informatie over adverteren in de SECTOR kan worden aangevraagd op het bovenstaande redactieadres.
adverteerders:
Optiver Towers Watson Tinbergen Instituut
ontwerp:
Docent vertelt
gedesign www.gedesign.nl
R. D. Nobel Universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam
opmaak / art direction:
37
Tips en tricks
drukwerk:
40
Column de vlees hypothese
42
Agenda
Professor Siem Jan Koopman Hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam
gedesign www.gedesign.nl
[email protected]
Flyeralarm
sector column
sector boekrecensies
Column stoffig onderwijs Krijtborden hangen sinds het begin van de negentiende eeuw in klaslokalen, maar worden nu ernstig bedreigd. Op grote schaal wordt het krijtbord vervangen door een whiteboard of zelfs een smartboard. Zo zouden deze borden schoner zijn. Maar mensen die whiteboards schoon vinden moeten dezelfde mensen zijn die WC-verfrisser verwarren met schone lucht. Of hun oksels voorzien van verse deodorant in een volle coupé. Mensen die liever viltstiften dan stoepkrijten. Ik daag u uit om twee uur te doceren voor een whiteboard. Je waant je in een chemische fabriek. Voor wiskundedocenten is het extra pijnlijk. Steeds vaker worden ze verbannen naar klinische zaaltjes met whiteboards. Ze zijn wiskunde gaan studeren om het piepende geluid van het krijtje in de reuzenpasser. Vreselijk vinden ze het, die viltstiften. En stoffig? Daar genoten ze juist van. Het breken van het krijt. De vieze handen na het uitvegen, de pantalon met vlekken. Krijtborden zijn allerminst stoffig, en wiskundedocenten ook niet trouwens.
“ Ook lesgeven is theater, en het krijtbord is voor dit toneel een onmisbaar rekwisiet.” 3
Maar mijn pleidooi voor het krijtbord strekt verder dan nostalgie of eigenbelang. Een krijtbord valt niet te vervangen. Zo doet de weerstand van het krijtbord mensen beter schrijven. White- en smartboards zijn te glad. Krijt is een heerlijk materiaal. Even toegankelijk als badmintonnen. Als kind ervaar je dit al bij het bekalken van de stoep. Het gevoel een artiest te zijn. Dat gevoel blijft. Ook lesgeven is theater, en het krijtbord is voor dit toneel een onmisbaar rekwisiet. Ingetogen teksten worden afgewisseld met vluchtige tekeningen. Wat is er mooier dan een docent die je af en toe de rug toe keert? Tijd inlast voor overpeinzing en twijfel. Het verhaal gestaag laat ontstaan. En staat het bord eenmaal vol, dan is het heerlijk vergankelijk, als een bos bloemen of een zandkasteel. Krijt is eenvoudig met water te verwijderen. Chemicaliën komen er niet aan te pas. Wanneer ik de natte spons uitspoel en het gipsachtige water in de goot zie verdwijnen, dan geeft me dat een voldaan gevoel. Klus geklaard. Uit stof zijt gij geboren en tot stof zult gij wederkeren. Dit pleidooi komt twintig jaar te laat, dat begrijp ik. En ik begrijp ook dat het smartboard, gesteund door voorspelbare Powerpoint-slides, het krijtbord de definitieve doodsteek gaat toebrengen. Maar laat het gezegd zijn. Johan van Leeuwaarden Universitair Hoofddocent aan de TU Eindhoven
Sector boekrecensies Freakonomics Steven D. Levitt & Stephen J. Dubner
How to lie with statistics Darrell Huff
Econometrie Operat. Research Economie
Econometrie Operat. Research Economie
Freakonomics stelt vele economische vraagstukken aan de kaak en geeft onconventionele antwoorden. De conclusies die in het boek getrokken worden zijn opzienbarend en in sommige gevallen onthutsend. Ouders horen liever niet dat ze eigenlijk geen invloed hebben op de ontwikkeling van hun kind en dat criminaliteit in alle lagen van de bevolking voorkomt, al is het in verschillende vormen. Het grootste onderwerp en de meest aanstootgevende conclusie is dat legalisatie van abortus een (zeer) sterke daling van criminaliteit tot gevolg heeft gehad in de Verenigde Staten. Vooral de rekensom waarbij de waarde van een foetus uitgedrukt werd in een levendgeborene en de bijbehorende conclusie zullen tegenstanders van abortus als schokkend hebben ervaren. Het boek stelt dus alledaagse, maar niet voor de hand liggende, onderzoeksvragen. De vragen hebben soms een kleine overeenkomst, maar zijn veelal willekeurig. Dit maakt het boek voor eenieder interessant. Ben je halverwege het boek wel klaar met alle cijfers over criminaliteit dan kun je je hart ophalen met feitjes over onderwijs en de invloed die ouders hierop hebben. De schrijfstijl die omgeschreven kan worden als van de hak op de tak, kan ook als storend worden ervaren. Al leest het boek goed weg, loopt er een rode draad door het boek en wordt er veelvuldig verwezen naar eerdere onderwerpen, Freakonomics is geen roman.
How to lie with statistics is een boek uit 1954 waar de schrijver Darrell Huff beschrijft hoe je om te tuin geleid wordt met gepresenteerde statistieken. Het boek is al vrij oud, maar dat doet niks af aan de bruikbaarheid van zijn boek. In het boek wordt per hoofdstuk uiteengezet op welke manier gelogen kan worden met statistieken. Per hoofdstuk worden veel voorbeelden gegeven om je te laten zien dat deze misleiding dagelijks op grote schaal plaats vindt. Hiermee bekritiseert de schrijver ook een paar grote kranten in Amerika die volgens hem een verkeerd beeld geven van de werkelijkheid en zo het grote publiek misleiden. Allereerst worden er enquêtes gehouden waar geen rekening is gehouden met een goede spreiding van de doelgroep. Bij de presidentsverkiezingen in 1932 werd bijvoorbeeld een telefoonenquête gehouden onder tien miljoen mensen. De republikein Landon stond er zeer goed voor ten opzichte van Roosevelt. Toch werd het Roosevelt, maar de peiling deed anders voor. Dit kwam omdat de armere democratische stemmers vaak geen telefoon hadden, dus de peiling week zeer sterk af van de werkelijkheid. Een ander belangrijk punt vormen de plaatjes en grafieken die bij de artikelen staan. Kranten willen een eye cather. Als iemand twee keer zoveel verdient dan beelden ze een zak geld twee keer zo groot af. Met lengte, diepte en breedte mee wordt de zak dan acht keer zo groot. Met tal van voorbeelden geeft de schrijver aan dat er veel misbruik van statistieken wordt gemaakt en jij als lezer je daarvan bewust moet zijn in het dagelijks leven. 4
sector Tinbergen Institute
“ Tinbergen Instituut: verder in econometrie! ” Adriaan Soetevent Director of Graduate Studies at Tinbergen Institute
Tinbergen Instituut Het Tinbergen Instituut is een samenwerkingsverband tussen de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en Erasmus Universiteit Rotterdam. Het Tinbergen Instituut is een van Europa’s top onderzoekcentra op het gebied van economie, econometrie en finance. Het Tinbergen Instituut in gehuisvest in zowel Amsterdam als Rotterdam en het bestaat volgend jaar 25 jaar.
Voor wie is het Tinbergen Instituut? Het Tinbergen Instituut biedt een tweejarige research master aan, waarna meestal een promotietraject van drie jaar volgt. De doelgroep bestaat uit de beste studenten met een duidelijke voorkeur voor onderzoek. We rekruteren in een internationale context maar zien natuurlijk ook graag de beste studenten van de drie eigen universiteiten in het programma instromen. Studenten econometrie zijn een belangrijke doelgroep, omdat hun kwantitatieve vooropleiding zeer goed aansluit bij de research master. Dit betekent niet dat studenten met een andere achtergrond geen kans maken. De meeste studenten hebben economie, wiskunde, of natuurkunde gestudeerd voordat ze naar het Tinbergen Instituut komen. 5
Hoe ziet de research master eruit? In het eerste jaar worden de core courses gegeven. Dat zijn verplichte vakken die alle studenten moeten doen. Wij vinden het belangrijk dat studenten een zelfde basis hebben, voordat ze uiteindelijk onderzoek gaan doen. De studenten hebben namelijk verschillende studies gedaan en het mag duidelijk zijn dat iemand met een master natuurkunde andere kennis bezit dan een student met een bachelor econometrie. In het tweede jaar specialiseren studenten zich in een bepaald onderzoeksgebied door het volgen van field courses. De studenten beginnen in het tweede jaar ook met hun eigen onderzoek en bereiden zich hiermee voor op het driejarige promotietraject dat na hun research master volgt.
Er wordt binnen de research master veel verwacht van studenten. Zo gaat de diepgang van de vakken soms verder dan bijvoorbeeld bij de master econometrie. De studiedruk is hoog en herkansingen zijn er niet. Wel is er een compensatieregeling om de doorstroom in het programma niet te blokkeren, maar het is belangrijk dat je vanaf het begin alles goed bijhoudt en er echt voor gaat. Er wordt niet alleen veel verwacht, maar ook veel geboden. De beste hoogleraren van de drie universiteiten zijn verbonden aan het Tinbergen Instituut. Dit zorgt ervoor dat het niveau heel hoog ligt en dat het onderwijsprogramma van het Tinbergen Instituut tot de beste graduate programs van Europa behoort.
Waarom het Tinbergen Instituut en niet een master econometrie en daarna promoveren? Zoals eerder gezegd, het TI programma biedt meer diepgang. Inhoudelijk is de research master dan ook een zeer goede voorbereiding op je promotieonderzoek. Daarnaast biedt het Tinbergen Instituut studenten de mogelijkheid om verschillende vakgebieden te verkennen en hun eigen promotieproject te kiezen en mede vorm te geven. De master duurt een jaar langer, maar geeft studenten een vliegende start voor het promotieonderzoek waardoor het promotietraject korter is. Daarnaast komen je studiegenoten uit alle delen van de wereld en weet je je omringd door de beste hoogleraren van drie universiteiten. Verder is het zo dat de beste studenten (inclusief de Nederlandse studenten) een beurs krijgen. Deze bestaat uit een maandelijkse toelage en een vergoeding van het collegegeld. Er is ook een inhoudelijk voordeel. Er kan namelijk gekozen worden voor de advanced econometrics track, waarin meer econometrie aan bod komt dan bij een gewone master econometrie. Een ander voordeel is dat de research master toegang biedt tot promotieplaatsen op alle drie de faculteiten die participeren in het Tinbergen Instituut. De faculteiten hebben promotieplaatsen gereserveerd voor studenten die de TI research master hebben afgerond. Deze promotieplaatsen zijn niet gebonden aan een project of promotor. Het is belangrijk dat studenten zich in een vroeg stadium oriënteren op het master programma dat zij willen kiezen. Een consequentie van de recente
wetswijziging is namelijk dat het volgen van een tweede master programma betekent dat de universiteit een hoog collegegeld moet vragen (€ 9200 per jaar voor de TI research master). Het is daarom belangrijk dat studenten in het derde jaar van hun studie al een keus maken of ze onderzoek willen doen, of het bedrijfsleven in willen.
Hoe ervaren studenten het op het Tinbergen Instituut? De meeste studenten zijn het erover eens dat een research master aan het Tinbergen Instituut zwaarder is dan een regulier master programma. Er wordt veel meer van je gevraagd. Er is echter een goede sociale cohesie onder de studenten, die als zeer positief wordt ervaren. Een groot deel van de studenten komt uit het buitenland en de studenten gaan in het begin voornamelijk met hun medestudenten om. De cohesie wordt verder bevorderd door het feit dat het TI werkplekken aan de studenten biedt op de TI lokatie. Daarnaast zijn de docenten op het TI zeer toegankelijk . Dit ervaren studenten als prettig en als een groot voordeel ten opzichte van soortgelijke instituten in het buitenland. Het maakt het een stuk makkelijker om je te oriënteren op de mogelijkheden voor je promotie. Een ander punt is de duur van het collegejaar. Dat duurt van 1 september tot 1 juli. Door het ontbreken van herkansingen is de zomer helemaal vrij. Kortom, na hard studeren twee maanden vakantie. Ook is Amsterdam een relatief goedkope stad vergeleken met steden als Londen, waar kosten voor levensonderhoud en huur veel hoger zijn. Hoeveel studenten starten er per jaar? In totaal starten er rond de 25 en 30 studenten per jaar. Hiervan volgt het grootste gedeelte de economics track; een kleiner aantal volgt de finance track. De advanced econometrics track met verzwaarde econometrievakken wordt gevolgd door een klein aantal studenten.
6
sector Tinbergen Institute
Hoe ziet de procedure van aanmelding eruit? Het Tinbergen Instituut vraagt van de studenten een dossier met in ieder geval een Curriculum Vitae, samen met de cijferlijst van de vooropleiding (gewoonlijk het bachelor programma) . Daarnaast wordt een statement of purpose, zeg motivatiebrief, gevraagd van de studenten. Ook twee aanbevelingsbrieven (bijvoorbeeld van docenten die ook aan het Tinbergen Instituut verbonden zijn) zijn vereiste documenten. Buitenlandse studenten krijgen de aanbevelingsbrieven meestal van de hoogleraren van de betreffende faculteit waar zij hun bachelor en/of master hebben gevolgd. Daarnaast moet er door de student nog een GRE test gemaakt worden. Dit is een internationale test aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of de student over het gewenste niveau aan kwantitatieve vaardigheden beschikt. De maximale score voor deze test is 800 en onze ondergrens is 750. Nederlandse studenten die solliciteren hebben vaak een score rond de 780. Aziaten hebben door veel training met deze testen vaak de maximumscore van 800. Belangrijk om te noemen zijn de aanmeldingsdata: 1 februari, 1 april en 1 juni zijn deadlines om je aan te melden. Hoe eerder een student zich aanmeldt, des te groter is de kans op een beurs. Het is dus zaak om je vroeg in je derdejaar bewust te zijn van de te maken keuze voor een master opleiding. Waar gaan de studenten heen na hun research master of na hun promotie? Maar een klein deel van de studenten gaat na de research master niet door met een promotie. Dat komt doordat één van de selectiecriteria de interesse voor promotieonderzoek is; daar hebben de studenten een bewuste keus voor gemaakt. We weten dat circa 40% van de oud-studenten nog steeds bij universiteiten werkzaam is. De rest werkt ook vaak op plaatsen waar ze onderzoek kunnen verrichten. Het gaat dan om bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau, maar ook om consultancy- en onderzoeksafdelingen van grote bedrijven.
Hoe internationaal is deze opleiding en promotie? Op het Tinbergen Instituut is 80% tot 90% van de studenten afkomstig uit het buitenland. Dit geeft een zeer internationaal karakter aan het instituut. Uiteraard is de voertaal van de onderzoeksmaster Engels en wordt ook het proefschrift in het Engels geschreven. Verder zijn er mogelijkheden om tijdens het promotietraject bij andere universiteiten in het buitenland te werken . Ook heeft het Tinbergen Instituut een reisbudget voor promovendi om internationale congressen en workshops te bezoeken. Het is gebruikelijk om je eigen onderzoeksresultaten op dit soort internationale congressen te presenteren.
Are you:
Mathematically skilled? Creative, inquisitive, hard working and independent? Interested in academic research?
Feiten op een rijtje: - Duur research master: 2 jaar - Duur promotietraject: 3 jaar - Instromen na bachelor econometrie mogelijk en aanbevolen. - Beurzen zijn mogelijk. - Aanmelding deadlines: 1 februari, 1 april, 1 juni - Instroompercentage Nederlanders: 10-20% - Uitvalpercentage: 10-20% (in de helft van de gevallen door privéomstandigheden i.p.v. studiedruk). - Starters per jaar: 25-30
If your answer to one of these questions is ‘yes’, then Tinbergen Institute might be the place for you! Tinbergen Institute offers: • an intensive two-year research master program in economics, econometrics and finance, usually followed by a three-year PhD track; • a generous scholarship program, also for students with a Dutch citizenship.
INTERE STED? Go to w ww.tin ber
gen.nl or orde r a broc hure at Tinberg en@tin bergen .nl
• access to computer facilities and office space which allows students to work in a pleasant atmosphere in a closely knit group of international students; • field courses and expert supervision in almost any field of economics, econometrics and finance.
7
www.tinbergen.nl
Tinbergen Institute is the graduate school and research institute of the economics departments of the Erasmus University Rotterdam, the University of Amsterdam and VU University Amsterdam.
sector de acht promovendi
de acht promovendi Het doen van promotieonderzoek is een lang proces dat een enorme discipline en doorzettingsvermogen vereist. Het is dan ook niet voor iedereen weggelegd om te promoveren. In deze rubriek komen acht gepromoveerden aan het woord. Zij vertellen over hun ervaringen als promovendus en wat ze zijn gaan doen na afronding van hun proefschrift. Uiteindelijk is ongeveer de helft van de gepromoveerden werkzaam aan een universiteit. De andere helft komt terecht in het bedrijfsleven of de collectieve sector. Ook doen veel promovendi ervaring op in het buitenland of besluiten zelfs te emigreren. We hebben een diverse groep van gepromoveerden geïnterviewd, met als gemeenschappelijke deler een grote interesse voor het vakgebied waarin ze gepromoveerd zijn.
Wat is een promotie precies? Tijdens het promotietraject hou je je voornamelijk bezig met het doen van onderzoek. Dit gebeurt onder begeleiding van een hoogleraar, de promotor. Je kunt je dan drie of vier jaar verdiepen in één onderwerp. Dit is vergelijkbaar met het schrijven van een scriptie, met het belangrijke verschil dat het in dit geval veel belangrijker is dat het onderzoek vernieuwend is en publiceerbaar in goede wetenschappelijke tijdschriften. Aan de hand van het onderzoek dat je gedaan hebt, schrijf je een proefschrift. Het proefschrift dient in het openbaar verdedigd te worden voor de promotiecommissie. De promotiecommissie bestaat uit de promotor en andere hoogleraren en onderzoekers die zich bezighouden met het betreffende vakgebied. Als je je proefschrift met succes hebt verdedigd, mag je voortaan de titel doctor voeren. Doe je tijdens het promotietraject alleen maar onderzoek? Nee, je houdt je ook bezig met het geven van onderwijs, het begeleiden van scripties, het bezoeken van congressen en conferenties en het volgen van vakken of cursussen. Het is dus zeker niet het geval dat
9
je een paar jaar alleen op een kamertje onderzoek zit te doen. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om aan je promotieonderzoek te werken terwijl je bij een bedrijf werkzaam bent. Je verricht dan normaal gesproken onderzoek dat relevant is voor dat bedrijf en waarvan het de bedoeling is dat de resultaten in de bedrijfsvoering gebruikt gaan worden. Kun je tijdens het promotietraject internationale ervaring opdoen? Dat kan zeker, het is zelfs eerder regel dan uitzondering. Je zult je onderzoek moeten presenteren op internationale conferenties en daarnaast kun je ook langere tijd aan een buitenlandse universiteit aan je promotie werken als visiting PhD student. Dat laatste kan heel nuttig zijn als je op die manier in contact kunt komen met andere promovendi of onderzoekers die zich bezig houden met je promotieonderwerp. Daarnaast is het leerzaam om te zien hoe men op verschillende plaatsen onderzoek doet. De aanpak is niet overal hetzelfde.
Wat zijn redenen om te promoveren? Er zijn veel verschillende redenen te noemen. Een belangrijke reden is dat je na je promotie toegang hebt tot een carrière als onderzoeker aan een universiteit. Daarnaast kan het voor bepaalde functies in het bedrijfsleven een toevoeging zijn op je CV. Met name bij onderzoeksafdelingen wordt het gewaardeerd, of zelfs vereist. Verder doe je tijdens een promotie nuttige vaardigheden op. Door het geven van colleges en het presenteren van je onderzoek op verschillende conferenties ontwikkel je bijvoorbeeld je communicatie- en presentatievaardigheden. Natuurlijk kun je ook kiezen voor een promotie omdat je een grote interesse hebt in een bepaald onderwerp. Hoe ziet de promotieplechtigheid eruit? De promotieplechtigheid is een officiële ceremonie met een behoorlijk formeel karakter. De ceremonie vindt in het openbaar plaats. Iedereen die geïnteresseerd is kan de ceremonie dus bijwonen. Omdat de ceremonie verschilt per universiteit, zal hier alleen de procedure aan de VU besproken worden. De verschillen met andere universiteiten in Nederland zijn niet al te groot. De promovendus hoort tijdens de plechtigheid representatieve kleding te dragen. Voor mannen is dat volgens het reglement een rokkostuum. De promovendus laat zich bij de verdediging bijstaan door twee zogenaamde paranimfen, die aan dezelfde kledingvoorschriften moeten voldoen. De functie van de paranimfen was vroeger om het proefschrift te verdedigen indien de promovendus daar zelf niet toe in staat zou zijn. Tegenwoordig is deze functie naar de achtergrond verdwenen en is het meer een ceremoniële functie. Wel helpen de paranimfen soms bij organisatorische aspecten zoals het laten drukken en binden van het proefschrift of het organiseren van het feest na afloop. Voordat de plechtigheid begint mag de promovendus een lekenpraatje houden. Dit is een korte uiteenzetting van het onderzoek in taal die voor iedereen begrijpelijk is. Zo kunnen vrienden en familie ook een globaal idee krijgen van wat het promotieonderzoek inhoudt. Na afloop hiervan komt
op een vooraf vastgesteld tijdstip de pedel de zaal binnen, die de komst van de promotiecommissie aankondigt. Vervolgens staat iedereen op en komt de promotiecommissie binnen. De hoogleraren dragen de toga en baret van hun universiteit, de overige leden dragen andere passende kleding. De aanwezigen mogen pas weer gaan zitten zodra zij zitten en hun baret afgenomen hebben. Tijdens de verdediging wordt de promovendus precies een uur lang over het proefschrift ondervraagd door de promotiecommissie. Na dit uur komt de pedel binnen, die met zijn of haar staf op de grond stampt en luid “Hora est!” roept. Op dat moment is de verdediging afgelopen. De promovendus mag zelf kiezen om een op dat moment gestelde vraag al dan niet te beantwoorden. Hierna verlaat de promotiecommissie de zaal om in een besloten vergadering te beslissen of de promovendus de doctorsgraad krijgt toegekend of niet. Het is vrijwel altijd het geval dat de doctorsgraad wordt toegekend, anders laat men het niet tot een verdediging komen. Na het nemen van de beslissing gaat de promotiecommissie weer de zaal binnen. De promotor reikt de doctorsbul uit en geeft een korte toespraak, de laudatio. Daarna vertelt de promotor iets over de persoonlijke omgang met de promovendus tijdens het promotietraject, vaak aan de hand van wat leuke anekdotes. Na afloop is er meestal nog een receptie waar men degene die gepromoveerd is kan feliciteren.
10
sector de acht promovendi
Anke van Zuylen Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? In mijn promotieonderzoek heb ik voor een aantal moeilijke (NP-hard) optimalisatieproblemen nieuwe approximatiePromotiejaar: 2008 algoritmen ontwikkeld. Locatie: Cornell University Voor die problemen waVakgebied: OR ren algoritmes bekend die oplossingen berekenen die in verwachting dicht bij het optimum komen, en ik heb algoritmes ontwikkeld die geen onzekerheid hebben over de kwaliteit van de oplossing. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Mijn vriend ging naar Amerika om aan Cornell te promoveren en aangezien ik altijd al had willen emigreren, heb ik besloten mee te gaan. Via via kreeg ik een baan als teaching assistant voor het vak Optimalisatie op Cornell. Ik vond het zo leuk, dat ik toen ook maar wat PhD colleges ben gaan volgen. In eerste instantie kon ik de toelatingscommissie niet overtuigen om mij toe te laten tot het PhD programma, maar nadat ik het heel goed had gedaan in de tentamens, lukte het na een half jaar alsnog om toegelaten te worden. Waarom heeft u een PhD verkozen boven het bedrijfsleven? Ik vond het maar niks om ‘s ochtends in de trein te zitten met allerlei mensen in pak en dan in een lange stroom mensen een groot kantoorgebouw in te gaan.
Zit er een sterke internationale component in uw PhD? Het is ontzettend internationaal. Eigenlijk vanaf het moment dat ik begonnen ben met mijn PhD is er in mijn werkomgeving nooit een nationaliteit geweest die meer dan 30% van mijn collega’s heeft. Ik werk voor mijn onderzoek samen met mensen uit verschillende landen en ik ga naar conferenties over de hele wereld. Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? Nadat ik afstudeerde met een drs-titel bij de VU, heb ik eerst een klein jaar als consultant bij TNT post gewerkt. Ongeveer anderhalf jaar daarna ben ik officieel PhD student geworden aan Cornell (hoewel ik daarvoor al op Cornell werkte en studeerde), en dit heb ik vier jaar later afgerond. Ik heb twee jaar in China gewerkt als postdoc aan het Institute for Theoretical Computer Science op Tsinghua University. Daar deed ik onderzoek en mocht ik college geven aan een groep van dertig streng geselecteerde en briljante studenten. Ik werk nu sinds een jaar aan het Max Planck Instituut in Saarbrücken, Duitsland. Ook hier doe ik onderzoek en ik geef college aan Masterstudenten. Wat heeft de PhD voor u gebracht? Mijn tijd als PhD student aan Cornell was denk ik de leukste tijd van mijn leven tot nu toe. Ik heb heel veel geleerd van wereldberoemde professoren, heb veel mensen leren kennen uit de hele wereld, veel plezier gehad, en ik denk dat ik ook veel beter heb leren nadenken en redeneren. Ik wilde heel graag een internationale carrière en dat geeft een PhD je ook, als je het wilt. En ten slotte is een groot voordeel van het hebben van een PhD, dat je banen kunt vinden waarin je heel veel vrijheid hebt om te beslissen waaraan je werkt, en hoe (waar, wanneer, met wie) je dat doet.
Laura Spierdijk Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Dankzij de computer zijn er tegenwoordig zogenaamde high-frequency data beschikbaar van aandelentransacties. Dergelijke gegevens bevatten alle inPromotiejaar: 2003 formatie over elke transacLocatie: Tilburg University tie in een specifiek aandeel Vakgebied: Econometrie gedurende een bepaalde periode. Ik heb me bezig gehouden met het modelleren van de snelheid waarmee in een aandeel gehandeld wordt en het bepalen van de informatiewaarde van deze snelheid. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Ik heb destijds bij verschillende universiteiten gesolliciteerd. De universiteit van Tilburg sprak mij zowel qua onderwerp als qua faculteit het meeste aan en daarom heb ik er toen voor gekozen om daar te gaan promoveren. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen het bedrijfsleven en het doen van een PhD? Bij een PhD gaat het om verdieping in een onderwerp en het ontwikkelen van nieuwe methodes. Je richt je hierbij op de lange termijn; het gaat niet zozeer om snel resultaat. In het bedrijfsleven, althans de indruk die ik ervan heb, gaat het meer om korte-termijn resultaat en ligt de nadruk meer op het toepassen van methodes, waardoor het allemaal wat oppervlakkiger blijft.
ik diverse internationale conferenties heb bezocht (van België tot Australië). Aan het einde van mijn PhD heb ik bovendien een maand aan New York University doorgebracht als visiting scholar.
Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? Na mijn PhD heb ik een jaar als onderzoeker bij de toenmalige Pensioen- en Verzekeringskamer gewerkt, welke later is opgegaan in De Nederlandsche Bank. Dat beviel niet goed, hoewel het werk op zich heel interessant was en de collega’s erg leuk. Maar ik miste het onderwijzen en onderzoeken. Na een jaar ben ik daarom weer teruggegaan naar de universiteit. Ik kon toen een baan als universitair docent aan de Universiteit Twente krijgen. Een paar jaar later kon ik een betere baan aan de Rijksuniversiteit Groningen krijgen en daar werk ik nu nog steeds. Met het onderwerp van mijn promotieonderzoek houd ik me niet meer bezig, maar ik ben wel nog steeds werkzaam binnen de financiële econometrie. Wat heeft de PhD voor u gebracht? Ik heb heel veel geleerd over econometrie en het onderwerp van mijn proefschrift. Ook heb ik heel veel geleerd van mijn promotors over het doen van onderzoek en het opschrijven van onderzoeksresultaten. Als ik een artikel schrijf, hoor ik nog steeds de stem van mijn ene promotor in mijn hoofd die zegt wat ik wel en niet moet doen. Natuurlijk vereiste het proefschrift ook het nodige doorzettingsvermogen; ook daar heb ik veel van geleerd. In een volgend leven zou ik zeker weer promoveren. Wat is volgens u het profiel van een gemiddelde PhD student? Iemand met intrinsieke interesse in een bepaald wetenschappelijk onderwerp, die bovendien de wil en het doorzettingsvermogen heeft om zich daarin helemaal te verdiepen.
Zit er een sterke internationale component in uw PhD? Als wetenschapper is het heel belangrijk om je bevindingen te delen met vakgenoten. Vandaar dat
11
12
sector de acht promovendi
Irma Hindrayanto Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Mijn promotieonderwerp is het analyseren en voorspellen van macroeconomische tijdreeksen met behulp van periodieke latente-componenten modellen (Engels: Promotiejaar: 2011 periodic unobserved Locatie: Vrije Universiteit component models). We Vakgebied: Econometrie zien dat veel tijdreeksen in economische, sociale en natuurwetenschappen regelmatige seizoensgebonden fluctuaties vertonen. Deze regelmatige fluctuaties reiken soms verder dan in het seizoenscomponent alleen. In mijn proefschrift worden verschillende soorten periodieke seizoensmodellen geanalyseerd en enkele nieuwe ontwikkeld. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Via professor Koopman. Hij heeft het project bedacht samen met dr. M. Ooms en ze zochten toen een AiO (assistent in opleiding). Ik was in die tijd al student-assistent van professor Koopman, dus we kennen elkaar al een tijd. Zit er een sterke internationale component in uw PhD? Ik ging vrij vaak naar het buitenland om te presenteren en ik had stage gelopen op het U.S. Census Bureau in Washington D.C. Verder zijn de tijdreeksen die ik gebruik allemaal Amerikaanse data, dus de analyses zijn toegespitst voor de economie in de VS.
13
Fannie Cobben Wat zijn uw toekomstplannen? Korte termijn: macro-economie leren (klinkt misschien gek, maar als econometrist weet ik niet veel over economie, dus van mijn baas moet ik me bijscholen). Lange termijn: een goed werkend inflatiemodel voor het Euro-gebied ontwikkelen. Inflatie is erg moeilijk te voorspellen, ondanks het feit dat deze tijdreeks al heel veel geanalyseerd werd. Dit komt onder andere door veranderingen in het centralebankbeleid, verwachtingen van publiek, onverwachte stijging/daling in olieprijs, etc. Erg frustrerend allemaal, maar toch wil ik hier mijn steentje bijdragen. Misschien zal dit project ook eindigen als een futiele try-out, maar aan het eind van de rit hoop ik te kunnen zeggen dat ik het geprobeerd heb. Wat heeft de PhD voor u gebracht? Een aantal internationale publicaties en natuurlijk mijn huidige baan, want zonder al die onderzoekswerkzaamheden op de VU had ik nooit bij de onderzoeksafdeling van DNB terecht kunnen komen. Wat is volgens u het profiel van een gemiddelde PhD student? Wat is gemiddelde? Bestaat er een gemiddeld mens? Ik denk het niet. Iedereen is uniek, ook bij PhD studenten. Over het algemeen zijn ze leergierig, maar verder leven zij als normale mensen. Ze gaan uit, luisteren naar muziek, doen ook hun boodschappen bij de super, hoewel ze meer eten van de AH kant-en-klare maaltijden dan de gemiddelde Nederlandse bevolking vanwege de lange studie-uren.
Promotiejaar: 2009 Locatie: UvA Vakgebied: Econometrie
Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Ik heb onderzoek gedaan naar methoden om te corrigeren voor de effecten van nonrespons in enquêteonderzoek onder personen en huishoudens. Dat behoeft wat uitleg:
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzamelt informatie over verschillende aspecten van de Nederlandse samenleving, om daar vervolgens statistieken over te maken en deze te publiceren. De informatie komt van personen, huishoudens en bedrijven die in een steekproef worden geselecteerd en vervolgens benaderd worden om aan een CBS onderzoek deel te nemen. Door de steekproef te selecteren op basis van toeval, is de informatie die met het onderzoek verzameld is, ook geldig voor de populatie waaruit de steekproef is getrokken. Voor persoons- en huishoudensenquêtes is dat bijvoorbeeld de bevolking die geregistreerd staat in de Gemeentelijke Basis Administratie. Sommige personen kunnen of willen echter niet meedoen aan het onderzoek. Dit noemen we nonrespondenten. Nonrespons kan leiden tot een vertekening van de resultaten van enquêteonderzoek. De uitkomst van het onderzoek wijkt dan af van de werkelijkheid, omdat bepaalde groepen onder- of juist oververtegenwoordigd zijn in de respons. De mate van de vertekening hangt af van twee factoren: de omvang van de nonrespons en de mate waarin de non-respondenten verschillen van de respondenten. Voor nonresponsvertekening kan worden gecorrigeerd met behulp van wiskundige methoden. Of de vertekening inderdaad wordt weggenomen is afhankelijk van de beschikbare informatie die hiervoor gebruikt kan worden.
In mijn onderzoek heb ik o.a. gekeken naar uitbreiding van de wiskundige modellen voor verschillende typen nonrespons en verschillende manieren van waarnemen (face-to-face, telefonisch, via Internet of een combinatie hiervan).
Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Na het afronden van mijn studie Econometrie aan de VU wilde ik graag empirisch onderzoek doen. Toevallig had het CBS een vacature voor een AiO voor onderzoek naar nonrespons. In de beschrijving van het onderzoek kwam o.a. het probleem van zelfselectie ter sprake. Toevallig had ik voor mijn scriptie ook met zelf-selectie te maken gehad en de methoden die daarvoor toegepast worden spraken me erg aan (micro-econometrie; Heckman-modellen). Dus ik heb gereageerd op de vacature en ben aangenomen! Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? Na mijn PhD ben ik op het CBS aan de slag gegaan om mijn opgedane methodologische kennis van enquêteonderzoek wat meer in de praktijk te brengen. Ik heb o.a. een jaar een detachering gedaan bij een afdeling die onderzoek en ontwikkeling voor sociale statistieken uitvoert. in vergelijking met de afdeling Methodologie, waar ik ben gepromoveerd, doet deze afdeling wat meer ad hoc onderzoek en zit wat dat betreft dichter bij de praktijk. Daarnaast heb ik wat cursussen gedaan om mijn projectleider vaardigheden te vergroten waardoor ik nu ook een aantal projecten leidt. Mijn onderzoek heb ik verder doorgezet; zo ben ik o.a. betrokken geweest bij een groot Europees project naar indicatoren voor kwaliteit van enquêteonderzoek die kijken naar de representativiteit van respons (RISQ). En als kroon op mijn werk heb ik begin dit jaar een boek gepubliceerd over nonrespons in huishoudensenquêtes bij Wiley, samen met mijn promotor en een andere CBS-collega met wie ik veel heb samengewerkt: Bethlehem, J., Cobben, F. and Schouten, B. (2011), Handbook on Nonresponse in Household Surveys. Wiley, NJ. 14
sector de acht promovendi
Ivo Steijn Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Ik was geïnteresseerd in Kalman Filters en State Space modellen, die in de tachtiger jaren in de econometrie begonnen door te dringen. De Promotiejaar: 1996 meeste aandacht ging Locatie: Vrije Universiteit uit naar dergelijke techVakgebied: Econometrie nieken met niet-Normale storingen, en naar technieken om onbekende parameters te schatten. Nol Merkies was mijn (zeer geduldige) promotiebegeleider. Achteraf was het een soort “last stand” van exacte technieken, tegenwoordig doen we veel meer met simulatie, Gibbs schatters, enz. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Min of meer per ongeluk. Ik ging na de Drs. titel aan het werk op de beide Amsterdamse universiteiten, dus promoveren leek gewoon een goed idee, en werd ook aangemoedigd. Tegenwoordig niet meer mogelijk, geloof ik, om als universitair docent aan het werk te gaan zonder eerst te promoveren. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen het bedrijfsleven en het doen van een PhD? Ik denk dat er in het bedrijfsleven meer aandacht is voor toepasbaarheid en impact van een theoretisch verhaal. De twee vaste kreten zijn “We don’t want it perfect, we want it Tuesday” en “Who cares?”. In een PhD graaf je over het algemeen het probleem helemaal uit, in het bedrijfsleven heb je over het algemeen in 20% van de tijd 80% van de oplossing te pakken, en dat is vaak voldoende. Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? Twaalf jaar academia, gevolgd door vertrek naar de VS. Aldaar gewerkt in consulting, een beleg15
gingsfonds en twee verschillende bedrijven in de energiesector. Tegenwoordig ben ik een soort wiskundige inquisitie voor Southern California Edison en dat bevalt me heel goed. We kunnen hier ook wat interessant onderzoek doen in risicomanagement, wat voor een gereguleerd nutsbedrijf er heel anders uitziet dan voor een op winst belust fonds.
Kunt u het verschil tussen risicomanangment in de financiele sector en in een nutsbedrijf uitleggen? Risicomanagement in een gereguleerd elektriciteitsbedrijf is vrij gek. Het is onze taak om de klanten van electriciteit te voorzien, en liefst zo goedkoop mogelijk en al deze activiteit heeft geen enkele invloed op de winst- en verliesrekening: meevallers en tegenvallers komen uiteindelijk bij de klanten terecht. Risicomanagement dient dus eerst uit te vinden wat een relevante risk metric is (waarvoor de totale kosten van de geleverde electriciteit gedurende de volgende twaalf maanden gebruiken en dan met name de onzekerheid daarin, gemeten door een VaR-achtige metriek), en dan strategieën te onderzoeken om deze metriek te beheersen, wat de kosten daarvan zijn, etc. Groot verschil met de financiële wereld: het is een kostenbeheersingsprobleem, geen winstbeheersingsprobleem. Overheden zorgen bovendien voor allemaal min of meer malle randvoorwaarden. Op uw linkedin pagina stelt u een gezonde bewustheid van de tekortkomingen van statistische modellen te hebben. Kunt u dat toelichten? Verreweg de meeste problemen met statistische modellen ontstaan omdat niemand systematisch onderzoekt of de modellen wel bij de data passen. Allemaal aannames en “industry standard assumptions” worden braaf overgenomen uit vaag herinnerde artikelen zonder ze te onderzoeken. Soms is dat niet zo erg, als je alleen maar een voorspelling nodig hebt dan is de exacte vorm van de kansverdeling eromheen niet zo belangrijk, maar voor risico-analyse is het essentieel. Extra probleem is dat we met prijzen te maken hebben (electriciteit, aardgas) die absoluut niet met standaard modellen te vangen zijn. Dus: testen, testen, testen.
Michel Mandjes Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Mijn promotie ging over het schatten van kleine kansen in communicatienetwerken, waarbij je typisch moet denken aan het het verliezen van Promotiejaar: 1996 pakketten, of het onderLocatie: Vrije Universiteit vinden van grote vertraVakgebied: OR gingen -- het gaat om gebeurtenissen die niet te vaak mogen optreden en waarvan je dus de kans wilt weten. De technieken die ik gebruikte komen uit de kansrekening en maken ook gebruik van simulatie. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Ik was al student-assistent en kreeg steeds meer belangstelling voor het doen van onderzoek. Uiteindelijk weet je als student niet echt wat je te wachten staat, maar ‘t is goed uitgepakt. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen het bedrijfsleven en het doen van een PhD? In het bedrijfsleven is er, denk ik, een tendens dat je bij de meeste functies de geleerde theorie maar heel sporadisch toepast --- het is belangrijk dat je de verworven analytische denkwijze toepast; bij een promotie ben je doorgaans veel inhoudelijker bezig. Een ander verschil is dat promoties meer solitair zijn, terwijl je in het bedrijfsleven (of bij de overheid) meer in teams werkt.
en wilde ik graag mijn tanden in moeilijke dingen zetten; ik had het idee dat ik altijd nog naar het bedrijfsleven kon gaan en dat bleek ook wel. Daarna ben ik overigens weer teruggekeerd in de academische wereld.
Zit er een sterke internationale component in uw PhD? Toen was dat minder sterk dan tegenwoordig; door email en internet wordt het onderzoek steeds internationaler. Ik ging 1 keer per jaar naar een conferentie, we hadden af en toe een buitenlandse gast en aan het eind van de vier jaar heb ik nog een paar maanden in Duitsland doorgebracht. Mijn huidige promovendi zijn veel internationaler georienteerd. Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? 1996-1998: KPN Research 1999-2001: Bell Labs, Murray Hill NY, US 2000-2004: Hoogleraar Stochastische Besliskunde Universiteit Twente 2000-2006: Afdelingshoofd Centrum Wiskunde en Informatica 2004-heden: Hoogleraar Toegepaste Kansrekening UvA Wat heeft de PhD voor u gebracht? Niet bang zijn voor moeilijke problemen, leren vastbijten, zelf een netwerk opbouwen. Wat is volgens u het profiel van een gemiddelde PhD student? Je moet intrinsiek gemotiveerd zijn, dat wil zeggen: niet vanwege de titel of carriereperspectieven, maar slechts vanwege de inhoud. Daarnaast een behoorlijk portie doorzettingsvermogen en concentratie.
Waarom heeft u een PhD verkozen boven het bedrijfsleven? Dat heb ik niet echt gedaan, want na mijn promotie ben ik voor KPN gaan werken. Toen ik afgestudeerd was, voelde ik dat ik nog niet uitgeleerd was,
16
sector de acht promovendi
Sanne de Boer Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Mijn promotieonderwerp was “airline revenue management”. Een luchtvaartmaatschappij zoals KLM kan dezelfde stoel op een vlucht naar AmsterPromotiejaar: 2003 dam verkopen aan een Locatie: MIT passagier voor wie dit de Vakgebied: OR eindbestemming is, maar ook aan iemand die vervolgens doorreist naar New York. Het is ook bekend dat een retour-ticket goedkoper is voor een vakantieganger die een lang weekend doorbrengt op de eindbestemming dan voor doordeweekse zakenreizigers die niet uit eigen zak betalen. Luchtvaarmaatschappijen gebruiken wiskundige modellen om te bepalen hoeveel tickets van elk type beschikbaar te maken gebaseerd op voorspellingen van de resterende vraag en het aantal onverkochte stoelen op elke vlucht. Het doel is de inkomsten te maximaliseren en studies hebben aangetoond dat het effect hiervan in deze vaak verliesgevende industrie cruciaal is. In mijn proefschrift heb ik een aantal verbeteringen van algemeen gebruikte modellen onderzocht die gebaseerd zijn op meer realistische aannames over het boekingsproces. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Na mijn studie Econometrie aan de VU heb ik stage gelopen bij ORTEC waar ik werkte aan oplossingen voor personeelsplanning en ook “airline revenue management”. Ik wist dat ik mijn kennis van Operations Research wilde verdiepen, had ideeën op het gebied van “revenue management” die ik verder wilde uitwerken en het leek me ook leuk om ervaring in het buitenland op te doen. Ik heb me bij een aantal Amerikaanse universiteiten aangemeld voor het PhD programma in Operations Research en uiteindelijk gekozen voor het Massachusetts 17
Institute of Technology vanwege de internationale reputatie en omdat het klikte met mijn promotiebegeleider, professor Bertsimas.
Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? Mijn passie na het afronden van mijn PhD was om kwantitatieve oplossingen te ontwikkelen voor de luchtvaarindustrie, en met name revenue management praktijken verder uit te bouwen, maar ik kwam er “the hard way” achter dat dit niet de meest stabiele sector is. Ik switchte daarom naar de financiële sector, achteraf gezien ironisch. Ik startte in kredietrisico analyse bij American Express en ben van daaruit overgestapt naar kwantitatief beleggen. Eerst bij ING Investment Management in New York, en sinds kort bij QS Investors, een spin-off van Deutsche Bank. Kwantitatief beleggen is een goede fit voor Econometristen, vanwege de nadruk op het ontwikkelen van statistische modellen om aandelen rendementen te voorspellen en het gebruik van portfolio optimalisatie technieken. Ik ben ook als Adjunct Assistant Professor verbonden aan de Stern School of Business van New York University waar ik het vak Beslissingsmodellen geef, een soort Inleiding Besliskunde voor management studenten. Wat heeft de PhD voor u gebracht? Allereerst meer begrip van mijn vakgebied, en vier interessante jaren waarin ik veel goede vriendschappen heb gesloten. Ik heb ook mijn onderzoeksvaardigheden ontwikkeld: praktische vraagstukken identificeren, benodigde data verzamelen, analyse resultaten interpreteren en relevante conclusies presenteren. Het opent ook deuren, niet alleen voor een universitaire carrière maar ook voor een loopbaan in het bedrijfsleven. Alle grote banken en consultancy bedrijven recruiteren actief PhD’s voor hun analytische vaardigheden. Wat is volgens u het profiel van een gemiddelde PhD student? Gedreven, nieuwsgierig, met een dorst naar kennis en in staat zelfstandig te kunnen werken. Niet noodzakelijkerwijs met de hoogste cijfers, zoals velen wellicht denken.
Ton Dieker Kunt u een korte schets geven van uw promotieonderwerp? Ik ben in 2006 gepromoveerd aan de UvA, na mijn afstuderen aan de VU. Mijn onderzoek ging over netwerken van wachtrijen. Een van mijn Promotiejaar: 2006 bevindingen was dat Locatie: UvA veel wachtrijmodellen Vakgebied: OR geanalyseerd kunnen worden door gebruik te maken van een verband met extreme waarden van stochastische processen. Dit bleek vooral handig voor zogenoemde “fluid” modellen, waar je als het ware uitzoemt zodat details niet meer zichtbaar zijn en je de evolutie van het systeem beter kunt bestuderen. Hoe bent u in het promotietraject terecht gekomen? Dat ging eigenlijk vrij geleidelijk. In 2002 was het verplicht om een afstudeerscriptie te schrijven en dat deed ik bij m’n latere promotor Prof. Dr. Michel Mandjes. Het leek me leuk om een paar jaar de diepte in te gaan en het bleek achteraf meer dan een paar jaar, ik ben in de academische wereld blijven plakken! Waarom heeft u een PhD verkozen boven het bedrijfsleven? Het kan ook samengaan! Ik heb na m’n PhD een jaar voor IBM Research gewerkt in New York. Dat is onder andere bekend vanwege de supercomputers Deep Blue (die van Kasparov kon winnen met schaken) en Watson (die Jeopardy! speelt). IBM Research is een van de weinige omgevingen waar fundamenteel wiskundig/besliskundig onderzoek wordt gedaan binnen het bedrijfsleven. Er lopen heel wat grootheden rond, dus dat was een erg
mooie ervaring. Toen ik de keuze maakte om na m’n afstuderen niet voor een bedrijf te gaan werken had ik nog geen concrete plannen om in de academische wereld te blijven, maar achteraf ben ik erg blij dat ik dat wel gedaan heb. Het is fantastisch om les te geven aan getalenteerde studenten en samen te kunnen werken met jonge onderzoekers!
Kunt u uw carrièreverloop tot nu toe beschrijven? Na m’n promotie ben ik naar Ierland gegaan voor anderhalf jaar. Toen naar IBM, en daarna ben ik Assistant Professor in Atlanta geworden, bij Georgia Institute of Technology (Georgia Tech). Onze afdeling is al 21 jaar lang tot beste gekroond in de VS op het gebied van “industrial engineering”. Dit omvat Operations Research, productie, logistiek, zorglogistiek, etc. Sommige algoritmes die jullie aan de VU nu in de boekjes leren zijn door m’n collega’s bedacht! Het is een fantastische plek. Wat heeft de PhD voor u gebracht? Een PhD is meer dan een diploma of een titel, het doorlopen van het traject is het meest waardevol. Het heeft veel meer invloed gehad op mijn denken dan ik vooraf had gedacht. Iedereen heeft hoogtepunten en dieptepunten tijdens het promotietraject, maar het is vooral een gevecht met jezelf. Het is vaak erg zwaar, maar ook erg leuk. Wat is volgens u het profiel van een gemiddelde PhD student? De doorsnee PhD student heeft erg veel zelf-motivatie om zijn of haar eigen weg te zoeken, zelfs binnen een vooraf vastgesteld project. Als je een onderwerp hebt dat goed bij je past, dan ben je al snel een “expert” op dat gebied. Het is in dat opzicht erg moeilijk om over een “gemiddelde” student te spreken.
18
sector uit de markt van Zanders
spot wisselkoers. Eén groot verschil met de renteswap is, dat bij een valutaswap de hoofdsom altijd wordt uitgewisseld. Als we kijken naar een CCS met een fixe-fixe structuur (beide kanten van de swap hebben een vaste rente), zijn de nominale kasstromen aan het begin van de transactie al bekend: ze zijn simpelweg het product van de hoofdsom, de vaste rente en de jaarfractie. Het verdisconteren van de kasstromen vraagt om een complexere methode. De Amerikaanse dollarcurve vormt de basis en verschilt daarom niet van de waardering van pure renteswaps in dollars. Als we kijken naar een euro/dollar-CCS, bestaat de eurocurve (exclusief kredietopslagen) uit twee delen: • de euro-rentecurve; • de basisspread.
Waardering van valutaswaps Sinds de eerste transactie tussen de Wereldbank en IBM in 1981 heeft de markt voor valutaswaps een hoge vlucht genomen. Volgens de Bank voor Internationale Betalingen (IBS) vertegenwoordigde dit segment per juni 2010 een uitstaand nominaal bedrag van USD 16.347 miljard. In dit artikel bespreken wij hoe valutaswaps werken en hoe ze moeten worden gewaardeerd.
Een valutaswap (cross-currency swap, CCS) kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Hij kan de blootstelling aan wisselkoersschommelingen verminderen of hij kan mogelijkheden voor arbitrage tussen verschillende wisselkoersen bieden. Een valutaswap kan bijvoorbeeld gebruikt worden als een Europese onderneming een Amerikaanse obligatie (uitgedrukt in dollars) wil kopen, maar zich niet wil blootstellen aan dollarrisico. In dat geval is het mogelijk om een CCS-transactie met een Amerikaanse bank te sluiten. De Europese onderneming betaalt in euro’s en ontvangt een 19
Deze basisspreadcurve vertegenwoordigt een ‘vergoeding’ voor de veranderingen in de termijnkoersen tussen de twee valuta’s die in de swap gebruikt zijn. Vóór de wereldwijde kredietcrisis lag deze spread dicht bij nul. Tegenwoordig varieert de spread van 18 bp (basispunten) (10-jaarsspread) tot 40 bp (1-jaarsspread), maar de marge heeft ook weleens 120 bp bereikt, zoals blijkt uit figuur 1.
De enorme piek in het laatste kwartaal van 2008 werd veroorzaakt door de kredietcrisis (faillissement van Lehman Brothers en Bear Stearns, overname van Merrill Lynch, etc.). Vanwege het gebrek aan liquiditeit op de markt tijdens de crisis werden de (liquiditeits)spreads in de VS een stuk hoger dan in Europa. Om die arbitragemogelijkheid te compenseren daalde de basisspread in een vergelijkbaar tempo. Een voorbeeld: de in ons voorbeeld gebruikte USD/ EUR-swap heeft de volgende kenmerken: de eerste, in Amerikaanse dollar, poot heeft een nominale waarde van USD 10.000.000 en een vaste rente van 2,50%. De tweede poot, in euro, heeft een nominale waarde van EUR 7.481.670 en een vaste rente van 3,00%. De waardering wordt uitgevoerd op 31 januari 2011. De wisselkoers was op dat moment EUR/ USD 1,3697. De waardering geschiedt vanuit het perspectief van de partij die de eurogeldstroom betaalt en de Amerikaanse dollargeldstroom ontvangt. De betalingsfrequentie is jaarlijks en de hoofdsom wordt tussentijds niet afgelost.
figuur 1
(vaste) cashflow in Amerikaanse dollars. Met deze kasstroom kan de Europese onderneming aan haar dollarverplichtingen voldoen. De waardering van een CCS is goed te vergelijken met de waardering van een renteswap. De CCS wordt gewaardeerd door de toekomstige kasstromen van beide kanten te verdisconteren (contant te maken) tegen de op dat moment geldende marktrente. De som van de kasstromen die in de vreemde valuta (hierna: euro) is genoteerd, wordt omgerekend tegen de op dat moment geldende 20
sector uit de markt van Zanders
• In kolommen B en E worden de toekomstige kasstromen berekend door het nominale bedrag te vermenigvuldigen met de voor dat onderdeel geldende vaste rente. Hieruit volgen kasstromen van USD 250.000 (kolom B) en -/-EUR 224.450 (kolom E). • De marktwaarde van de kasstromen wordt berekend door de kasstromen te vermenigvuldigen met hun discontovoet (kolom C voor de Amerikaanse dollar en kolom F voor de euro). • De euro-marktwaarde (kolom G) wordt in Amerikaanse dollars geconverteerd door deze te vermenigvuldigen met de EUR/USD-spotkoers, d.w.z. 1,3697. Het optellen van deze geconverteerde waarde bij de marktwaarde in Amerikaanse dollar van kolom D geeft de netto contante waarde (kolom H). Om het effect van de basisspread aan te tonen zullen we stap 2 en 3 herhalen zonder de basisspread. De euro-marktwaarde exclusief basisspread is weergegeven in kolom J en wordt berekend door kolom E en kolom I te vermenigvuldigen. De gecorrigeerde netto marktwaarde wordt weergegeven in kolom K. Het verschil tussen de som van kolom H en kolom K is 7,5 basispunten van de dollar hoofdsom. Het effect van de basisspread kan, voor het eerste jaar, worden gecontroleerd door het verschil tussen de waarde in kolom G (222.206) en de waarde in kolom J (221.347) te berekenen; het resultaat is 39 bp, wat overeenkomt met figuur 1.
Bovengenoemde berekening toont aan dat het uitsluiten van de basisspread in de waardering van de valutaswap leidt tot een verkeerde netto contante marktwaarde. Voor meer informatie over cross currency swaps en carriere mogelijkheden kunt u contact opnemen met
[email protected]
Pierre Wernert
Rogier Galesloot
WE ARE SCOUTING FOR BRILLIANT MINDS ONLY START YOUR CAREER IN TRADING
21
APPLY AT WWW.OPTIVER.COM
sector banking
Sector Banking Johan Voortman rondde zijn studie Econometrie af in 2004 aan de UvA en is nu Senior Market Risk Analyst bij ING. Wij kregen de mogelijkheid hem te interviewen over werken in de bancaire wereld. Een sector die de laatste tijd prominent in het nieuws is en waar juist nu uitdagingen liggen, vooral op het gebied van risico management.
Hoe ziet jouw werkdag er over het algemeen uit? Het begint ’s ochtends met mails lezen en versturen en meestal heb ik al vrij snel de eerste vergadering. Verder zijn mijn dagen heel gevarieerd; ben ik bezig met het gebruik en de analyse van modellen en heb ik veel overleggen. Ik zit bijvoorbeeld in verschillende committees zoals een risico committee waarin we kijken naar de risico’s met betrekking tot spaargeld. Kun je een beschrijving geven van je werkzaamheden? Ik ben werkzaam binnen retail Nederland, en ben daar verantwoordelijk voor het marktrisicomanagement van sparen en betalen. Wij houden ons bezig met het balansrisico van deze producten: wat hebben de ontwikkelingen in de markt voor effect op het risico van de portefeuille. Dit doen we natuurlijk grotendeels door het gebruik van bestaande modellen, maar belangrijk is ook de modellen te blijven analyseren, verbeteren en aanpassen naar nieuwe ontwikkelingen. Een belangrijk deel van onze taak is ook uitleggen aan anderen binnen de bank hoe onze modellen werken. Om een eenvoudig voorbeeld te geven, niet elke euro spaargeld is hetzelfde. Één miljoen van één spaarder heeft een veel hoger risico dan
20 23
duizend keer duizend euro. Het is onze taak om de hele bank op de hoogte te houden over hoe bijvoorbeeld veranderende regelgeving invloed heeft op het risicoprofiel. De risico’s van de portefeuilles brengen wij in een maandelijkse cyclus in beeld. Omdat bij spaar- en betaalrekeningen portefeuilles normaal gesproken niet zo snel wisselen hoeven wij niet per dag een nieuw risicoprofiel te hebben.
Hoe belangrijk is samenwerken? Zeer belangrijk, risico management is geen “eiland” (meer), iedereen moet het snappen want het heeft overal invloed op. Dus we zijn eerder betrokken bij andere afdelingen wanneer er bijvoorbeeld nieuwe producten worden ontwikkeld en je moet goed kunnen uitleggen wat de effecten ervan zullen zijn. Verder wordt er binnen de afdeling uiteraard ook intensief samengewerkt.
Kun je iets vertellen over de verschillen tussen de segmenten binnen banking (retail banking, commercial banking, private banking en investment banking) betreffende de werkzaamheden? Ik werk zelf dus in retail banking, al hebben wij bijvoorbeeld ook grote kredieten en beheren we betalingsverkeer voor grote bedrijven. Het grote verschil met commercial banking is dat wij met heel veel kleinere klanten te maken hebben en niet op individueel niveau hoeven te kijken. Bij commercial banking kun je een klant hebben met kredieten of tegoeden van tientallen miljoenen en moet je daarop managen. Bij investment en private banking ben je nog veel meer bezig met deals maken en relaties onderhouden. Bij retail kijk je naar gemiddeld gedrag: wat is het waargenomen gedrag, wanneer gaan mensen bijvoorbeeld hun hypotheek vervroegd aflossen.
Heb je binnen deze sector veel contact met de klant? Bij risicomanagement niet, bij commerciële functies zal dit meer zijn. Al werken we natuurlijk uiteindelijk allemaal voor de ING klant. Dat kan een adviseur die een klant over een hypotheek adviseert, maar ook iemand als ik die ervoor zorgt dat collega’s die wel direct klantcontact hebben goed voorbereid zijn en op de hoogte zijn van de actuele marktontwikkelingen. Ik heb voordat ik bij ING ging werken als consultant gewerkt en daar was het veelvuldig contact met de klant ook erg leuk. Bij een consultant ben je echter iemand van buitenaf die op projectbasis werkt. Bij een bank ben je met zijn allen met hetzelfde doel bezig en dat is dat het bedrijf goed draait op korte en lange termijn, dat vind ik erg mooi.
“ Risico management is geen “eiland” meer, iedereen moet het snappen want het heeft overal invloed op. ”
De bancaire wereld heeft het de laatste tijd moeilijk en is vaak in het nieuws, hoe kijk je hier tegenaan? Er is binnen de sector wel wat veranderd. Er is veel meer aandacht voor de risico’s op korte termijn, denk bijvoorbeeld aan de stress tests. Door de omstandigheden is er alleen maar meer behoefte gekomen aan een goed risico management. Voor wat betreft het werken bij een bank maakt die dynamiek het ook juist boeiend. Iedere dag zijn er nieuwe ontwikkelingen dus saai is het nooit.
Welke eigenschappen moet je hebben om in deze sector te slagen? Een goed analytisch vermogen, maar daar zal vrijwel elke econometrist aan voldoen. Je moet meer kunnen dan “een lijn door een puntenwolk trekken”, zoals weten welke data je moet betrekken bij je analyse. Verder is het belangrijkste dat je communicatief vaardig bent en dat je zaken goed kunt uitleggen aan mensen met minder theoretische kennis. Dat zijn de belangrijkste twee eigenschappen, verder is pro-actief zijn en een goed inlevingsvermogen hebben van belang. Welke kennis van je studie econometrie gebruik je nog in je werk? Eigenlijk de studie als geheel, het kritisch nadenken over te implementeren modellen. Natuurlijk ook de wiskundige en statistische basis maar dat alleen is niet voldoende. In de praktijk heb je, net als bij cases die ik tijdens mijn studie kreeg over bijvoorbeeld het voorspellen van inflatie, te maken met veel complicaties. Het daarmee leren omgaan is een van de belangrijkste dingen die ik tijdens mijn studie heb geleerd. Waarom is banking voor econometristen interessant en leuk? Voor risico management specifiek vind ik het leuk dat je in feite in de motor van het bedrijf zit. Je bent essentieel betrokken bij veel beslissingen en wordt dus ook geconfronteerd met alle factoren die binnen het bedrijf spelen. Banking in het algemeen staat ook midden in de samenleving. Onze beslissingen kunnen invloed hebben op het spaargeld van mensen en dus betekent je werk echt iets.
Hoe ziet de toekomst eruit voor de sector banking? Dat vind ik erg moeilijk te zeggen. Wij hebben als motto: “Back to basics”. Neem de klant als uitgangspunt en zorg voor een goed product, vooral op de lange termijn betaalt dit zich uit. Duurzaamheid is dus een cruciaal woord.
24
sector banking
Amsterdam Trade Bank Wat onderscheidt jullie van andere banken? Amsterdam Trade Bank N.V. is een volle dochteronderneming van Alfa Bank. Wij bieden standaard en maatproducten op het gebied van Russische en CIS gerelateerde Trade & Structured Finance, Corporate Banking, Treasury en International Money transfers gericht op Rusland en de overige CIS landen. Door het uitgebreide netwerk van Alfa Bank, Ruslands grootste particuliere bank, heeft Amsterdam Trade Bank een diepgaande kennis aangaande de Russische en CIS zakelijke omgeving. Amsterdam Trade Bank is de grootste bank met private Russian capital opererend binnen de Europese Unie. Amsterdam Trade Bank staat onder supervisie van De Nederlandsche Bank N.V. en voert haar werkzaamheden uiteraard uit in strikte naleving van de Nederlandse bancaire regelgeving. Door de jaren heen heeft Amsterdam Trade Bank een reputatie opgebouwd als betrouwbare partner voor internationale financiële instellingen, Russische/CIS bedrijven in het westen, grote Europese producenten en exporteurs naar Oost Europa en voor importeurs en exporteurs in de Russische Federatie en CIS landen. Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? Als organisatie met meer dan 100 werknemers (met verschillende nationaliteiten, vooral uit de CIS landen), richten we ons op hoogopgeleide professionals met een pragmatische, flexibele en “can do” houding. Hoe verloopt het starterstraject? Naast een introductie tot de afdeling en de bank, organiseren we elk kwartaal een “Newcomers Event” om op een informele manier kennis te maken met het Management Board en meer informatie te verschaffen over de achtergrond van ons bedrijf. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Als relatief kleine bank, hebben wij een redelijk platte organisatie structuur. Aan de ene kant zijn er daardoor minder formele doorgroeimogelijk25
heden, maar aan de andere kant betekent dit dat de werkzaamheden binnen een functie gevarieerd zijn. Er is voldoende ruimte om naarmate de werkervaring en professionalisme toeneemt, verdere ontwikkeling binnen de functie te bieden.
BNG Wat onderscheidt jullie van andere banken? BNG is de bank van en voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. BNG is een betrouwbare, eigentijdse bank en expert in het financieren van publieke voorzieningen. Met gespecialiseerde diensten dragen wij bij aan het zo laag mogelijk houden van de kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. Daarmee speelt BNG een essentiële rol in de financiering van publieke taken. Met onze dienstverlening ondersteunen wij het beleid van de overheid, dat is gericht op houdbaarheid van de Nederlandse overheidsfinanciën. De kerntaak van BNG is om tegen lage tarieven te voorzien in lange kredietverlening aan decentrale overheden en in kredietverlening onder garantie van overheden. BNG biedt financiële dienstverlening aan in goede tijden én in slechte tijden. De strategie van de bank is met ‘de klant’ mee te groeien. Dit doet BNG door met diensten op maat in te spelen op de veranderende behoeften van onze klanten. Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? BNG maakt gebruik van competentiemanagement en persoonlijke ontwikkelingsplannen om de ontwikkeling van medewerkers te stimuleren. De kerncompetenties resultaatgericht, klantgericht en samenwerken zijn op alle medewerkers van toepassing. Daarnaast hebben we voor alle functies specifieke competenties vastgesteld die gebasseerd zijn op de functie-eisen en die worden gebruikt om met de medewerkers in gesprek te gaan over hun ontwikkeling.
Hoe verloopt het starterstraject? Voor nieuwe medewerkers is er een inwerkprogramma. Je maakt kennis met alle aspecten die voor jou van belang zijn in je functie en de afdelingen waar je mee samenwerkt. Daarnaast hebben we een algemene introductieochtend voor nieuwe medewerkers. Je krijgt dan informatie over onderwerpen waar je misschien niet dagelijks mee te maken hebt, maar die handig zijn om te weten zoals arbeidsomstandigheden, Informatietechnologie bij BNG, de ondernemingsraad, de personeelsvereniging en een kennismaking met de Raad van Bestuur. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Bij BNG hebben we brede functies en heb je veel ontwikkelingsmogelijkheden binnen je functie en op je vakgebied. De doorgroeimogelijkheden naar andere functies hangen natuurlijk sterk af van je eigen kennis, vaardigheden, ontwikkeling en belangstelling.
“ Banking staat midden in
de samenleving. Onze beslissingen kunnen invloed hebben op het spaargeld van mensen en dus betekent je werk echt iets. “ Johan Voortman ING Senior Market Risk Analyst
De Lage Landen Wat onderscheidt jullie van andere bedrijven binnen de sector banking? Wij zijn geen bank. De Lage Landen (DLL) is een internationale aanbieder van hoogwaardige programma’s op het gebied van leasing, business en consumer finance producten. Met ons brede pakket van leasing- en financieringsproducten helpen wij onze klanten met het vergroten van hun marktaandeel, vermeerderen van hun winstaandeel en het bereiken van hun strategische doelen. De Lage Landen heeft kantoren en samenwerkingsverbanden in meer dan 35 landen wereldwijd en heeft meer dan 5.000 werknemers in dienst. Wij zijn een volledige dochter van de Rabobank Groep, een bedrijf met een Triple-A rating van Moody’s en Standard & Poor’s. Wat zoeken jullie in een medewerker? DLL werknemers zijn nummer één in ondernemerschap, ontwikkeling, het delen van kennis en voelen zich verantwoordelijk voor de resultaten. DLL is een internationale organisatie. Dit heeft gevolgen voor de taal, de mobiliteit en het delen van kennis. DLL streeft ernaar om alle werknemers als gelijke te behandelen met inachtneming van de lokale omstandigheden. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Er zijn per functie loopbaanpaden ontwikkeld. Wij ondersteunen de medewerker in hun doorgroeimogelijkheden met training en opleidingen en professionele cursussen op het gebied van ontwikkeling. Wat zijn de mogelijkheden tot ontspanning? De Lage Landen biedt korting op een abonnement bij de sportschool, tevens is er een ontspanningsruimte in de lobby (Wii- spelcomputer/tafelvoetbal/bar). Verder zijn wij hoofdsponsor van de Eindhoven Marathon.
26
sector banking
ING
NIBC
Wat onderscheidt jullie van andere banken? Hoewel ING een grote internationale organisatie is, heeft het bedrijf toch een informele werksfeer en no nonsense cultuur. Bij ING krijg je bovendien alle kansen om je persoonlijk te ontwikkelen en te groeien, zowel op je vakgebied als daarbuiten. Jij staat aan het roer van je eigen carrière. Je kunt zowel direct in functie starten als in een management trainee traject. Ook zijn er mogelijkheden om (tijdelijk) in het buitenland te werken. Los daarvan is ING zeer actief op maatschappelijk gebied en kun je als je dat wilt hieraan een bijdrage leveren.
Wat onderscheidt jullie van andere banken? NIBC is niet zo groot, 700 man wereldwijd, daardoor is de organisatie plat en zijn de lijnen kort. Een groot verschil is dat je hier start op een functie maar tegelijkertijd een exclusief, breed financieel en persoonlijk ontwikkelprogramma volgt. Je leert “on the job”, maar ook in een traineeship.
Wat zoeken jullie in een medewerker? Specifiek voor ING International Talent Programme Risk zijn wij op zoek naar kandidaten; • Master diploma in Econometrie of wiskunde • Maximaal 2 jaar werkervaring • Vloeiend in Engels Competenties • klantgerichtheid; • een Can-do mentaliteit; • vakkennis; • plannings- en organisatorische vaardigheden; • overtuigingskracht; • een gestructureerde aanpak bij monitoring en analyse. Mocht je gelijk in een starters functie willen beginnen kijk dan voor meer informatie op: www.ing.nl/ werken
Hoe verloopt het starterstraject? Voor ambitieuze WO starters die zich op verschillende afdelingen snel willen ontwikkelen op inhoud en op leiderschap is er het ING International Talent Programme. Daarnaast zijn er stagemogelijkheden en reguliere startersfuncties binnen de verschillende onderdelen van ING Risk Management.
27
Wat zoeken jullie in een medewerker? Ambitie, ondernemersschap, interesse in en kennis van de financiële wereld.
Statistieken 1
2 3 4
Hoe verloopt het starterstraject? Gedurende het hele jaar nemen wij vijftien tot twintig starters aan op veel verschillende plekken binnen de bank. Zij leren van hun team maar volgen ook het Analyst Program in hun eerste jaar, samen met de andere starters. Dit is in samenwerking met het Amsterdam Institute of Finance, en de nadruk ligt op financiële kennis en persoonlijke ontwikkeling. Hier bouw je tevens een stevig netwerk op met je medeanalysten. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Analysten bij NIBC hebben al snel veel kennis omdat ze vanaf dag 1 meedoen aan deals. Je groeit door binnen je eigen afdeling, of maakt na een aantal jaar een switch naar een andere afdeling. Ook behoort een tijdelijke plaatsing in een van onze buitenlandse kantoren tot de mogelijkheden. Wat zijn de mogelijkheden tot ontspanning? Als je bij NIBC werkt zul je je ook bezighouden met de NIBC sportdag, Corporate Social Responsibility projecten, het NIBC feest, activiteiten van Young NIBC en alles wat je zelf organiseert!
Kunt u in percentages aangeven welk gedeelte van uw bedrijf actief is in de verschillende gebieden: retail banking, commercial banking, private banking, investment banking? Hoeveel werknemers heeft uw bedrijf? Hoe lang is de gemiddelde werkweek? Wat is de man-vrouw verhouding binnen uw bedrijf?
Amsterdam Trade Bank 1. Commercial Banking: 100%. 2. 100+ werknemers 3. 38.3 uur 4. 51% man, 49% vrouw
ING 1. ING is actief op alle segmenten. Onze focus ligt binnen Nederland bij Retail Banking. Daarnaast zien wij bij Commercial Banking ook een zeer sterke groei. 2. Wereldwijd telt ING circa 107.000 werknemers. 3. 36 uur 4. Wereldwijd: 61% man, 39% vrouw
NIBC 1. Retail Banking: 10%, Commercial Banking: 50%, Private Banking: 0% , Investment Banking: 40% (Dit is een benadering) 2. We hebben 700 medewerkers wereldwijd, waarvan 550 in Den Haag waar ons hoofdkantoor zit. We hebben verder kantoren in Frankfurt, Londen, Brussel en Singapore. 3. Gemiddelde werkweek is lastig te zeggen, dat ligt aan je afdeling en de fase van je deal! Starters werken vaak meer dan 40 uur, maar je zal geen Londense tijden zien bij NIBC. 4. De man/vrouw verdeling is momenteel 70-30%.
BNG 1. BNG is een niche bank met specifieke klantgroepen. Het beste laten we ons vergelijken met Commercial (wholesale) Banking. 2. 290 medewerkers (276 full time equivalents) 3. BNG is aangesloten bij de Algemene Bank CAO waardoor een 36 urige werkweek de standaard is. 4. 90 vrouwen en 200 mannen.
De Lage Landen 1. Niet actief in deze gebieden 2. 5200 (wereldwijd) 3. 38 uur 4. 55,7% man, 44,3% vrouw
28
sector actualiteiten
“ De politiek ontkomt niet meer aan het maken van fundamentele keuzes over de euro. ” A. W. A. Boot professor aan de Universiteit van Amsterdam vakgebied: Ondernemingsfinanciering en Financiële Markten
Gevolgen van het reddingsplan voor de eurozone Halfslachtige maatregelen dreigen een splijtzwam te leggen onder de euro. Het akkoord van juli biedt te weinig ondersteuning voor Eu-staten in moeilijkheden. En de Jaarvergadering van het IMF in september heeft de patstelling niet kunnen doorbreken. Het noodfonds biedt met een lagere rente weliswaar enig perspectief aan Griekenland, maar geen wezenlijke schuldherstructurering en het is te klein om alle problemen te verhelpen. Het dreigt neer te komen op euro-obligaties, zonder dat daartegenover macht in Brussel staat. Indien de macht om in te grijpen bij lidstaten niet wordt gecentraliseerd dan hebben de Europese regeringsleiders met dit plan het hek opengezet naar het opblazen van de euro, aldus Arnoud Boot.
Op de Europese top op 21 juli in Brussel is besloten dat Griekenland geld krijgt en tegen een lagere rente dan eerst. Maar het echte nieuws is dat de verklaring van de EU-regeringsleiders een centrale rol geeft aan het gemeenschappelijke noodfonds van 440 miljard euro dat vorig jaar was ingesteld. Het fonds – en de opvolger, het ESM – kan landen gaan financieren, banken redden en pro-actief optreden bij dreigende financieringsproblemen van de lidstaten. Hoewel het fonds te klein is, leek hiermee een majeure stap gezet naar een gemeenschappelijke financiering van de lidstaten. De precieze governance details – wie heeft wat 29
te zeggen en wanneer – moeten nog uitgewerkt worden. Het is de vraag of dit werkelijk draagvlak heeft. Het wordt of een splijtzwam of een historische stap naar een gemeenschappelijk Europees begrotingsbeleid. Als de IMF Jaarvergadering van september als signaal moet worden gezien dan lijkt het buitengewoon lastig om de maatregelen van juli om te zetten in slagvaardig beleid. Wat is er aan de hand? Halfslachtige maatregelen van Europa ondermijnen het vertrouwen onder de houdbaarheid van de euro. Een op zich behapbaar Grieks probleem
werd een twistappel voor de euro. Een land met een onhoudbare schuldenlast - lees: Griekenland - werd met lapmiddelen op de been gehouden. De discussie in de sterke noordelijke landen – lees: Duitsland en Nederland – ging over de vraag waarom wij zouden moeten betalen voor de fouten (en manipulatie) van Griekenland. Griekenland zelf werd gevraagd zware bezuinigingsmaatregelen door te voeren en salarissen te verlagen. De regering-Papendreou deed zijn best, maar zonder licht aan het eind van de tunnel is het moeilijk draagvlak te houden onder de bevolking. Besmetting Het echte probleem werd echter de schuldenproblematiek in de rest van het eurogebied. Noodpakketten werden in elkaar gezet voor Portugal en Ierland, maar landen zoals Spanje en Italië kwamen ook onder druk te staan. En dat relatief sterke Italië werd de eye opener voor de Europese problematiek in juli. Europese regeringsleiders ontdekten dat als je maar genoeg onzekerheid creëert over de gemeenschappelijke euro, financiële markten vraagtekens gaan plaatsen bij de bereidheid om een beleid te voeren dat past bij een dergelijke gemeenschappelijke munt. De primaire splijtzwam bij de euro is niet Griekenland maar een noordzuidbreuklijn. Is het sterkere noorden bereid solidair te zijn met het zuiden, en is het zuiden bereid om een economisch beleid te voeren dat niet anticipeert op subsidies van het noorden? Politiek versus ECB Er is nog een tweede splijtzwam, en deze is tussen de Europese regeringsleiders en de Europese Centrale Bank, de ECB. De ECB heeft tot nu toe het politieke falen kunnen opvangen. Zij was bereid vorig jaar bij te springen door in de secundaire markt overheidsobligaties van zwakke landen op te kopen (aardig tegenover de politiek, maar niet heel verstandig), en ook om haar traditionele rol als lender of last resort voor het bankwezen in het eurogebied te blijven vervullen, juist ook voor banken in de zwakke lidstaten (onmisbaar). Geen bank in Griekenland had nog overeind gestaan als de ECB deze rol niet had vervuld. Via deze weg heeft de ECB geld verstrekt aan Griekse banken met Grieks overheidspapier als onderpand. In een muntunie betekent dit dat de centrale bank geconfronteerd
wordt met soeverein risico: het risico dat een land failliet gaat. Als dit gebeurt dan kan dus ook de ECB failliet gaan. De politiek was niet bereid het soeverein risico bij voorbaat af te dekken. Blijkbaar vond ze het prettig om de ECB te laten bungelen. Dit verklaart ook in hoge mate waarom de ECB tegen elke vorm van herstructurering van schulden is. Voor de belastingbetaler is het allemaal vestzak-broekzak. Hoe dan ook, de belastingbetaler staat garant voor de ECB.
“ Halfslachtige maatregelen van Europa ondermijnen het vertrouwen onder de houdbaarheid van de euro. Een op zich behapbaar Grieks probleem werd een twistappel voor de euro. ” Om met het positieve te beginnen, het pakket van juli heeft iets geleerd van de verkeerde keuzes tot nu toe. Met twee cruciale uitgangspunten wordt (iets) rekening gehouden: 1. Een land moet perspectief worden geboden. Dus het helpt niet om Griekenland of Portugal te hulp te schieten met een extra hoge boeterente. Dit ontmoedigt een land, ondermijnt draagvlak in die landen en maakt de onbetaalbaarheid van de schuldenproblematiek alleen maar groter. Bovendien verwoest het elk groeiperspectief van die landen. Het akkoord voorziet in een lage rente, goed dus. De uitgestelde herstructurering van de Griekse schulden (via een vertraagde betrokkenheid van de private sector) en elke ontkenning van welke andere herstructurering van schulden dan ook is echter problematisch. 30
sector actualiteiten
2. Verdere verzieking moet worden vermeden. De aanpak van Griekenland moet hand in hand gaan met een oplossing voor de rest. De grotere rol van het noodfonds biedt hiervoor een houvast. Het lijkt een duidelijk commitment te geven dat andere landen worden ondersteund indien nodig, en dat dit tijdig kan gebeuren. In de marge mag het noodfonds ook op de secundaire markt obligaties opkopen, dit zou op termijn ook kunnen betekenen dat de risico’s uit de ECB worden gehaald. In principe goed, maar de effectuering hiervan is problematisch. Mogelijke veto’s kunnen bestaan op het daadwerkelijk gaan gebruiken van het fonds. Ook is de omvang van het fonds te beperkt. Steunaankopen Na het akkoord in juli heeft de Europese Centrale Bank (ECB) volgens bank president Trichet met een overwhelming majority in augustus besloten tot verdere steunaankopen van overheidsobligaties. Zeker is dat de centralebankpresidenten van de belangrijkste crediteuren – Duitsland en Nederland – tegen hebben gestemd. Zij hebben het dus moeten afleggen. De risico’s voor de ECB zijn fenomenaal en in wezen onacceptabel. De falende Europese politiek brengt de ECB in grote problemen. Niet de ECB, maar de politiek gaat over het nemen van risico’s ten aanzien van zwakke eurolanden. Deze risico’s vertalen zich immers in mogelijke verliezen. Die moeten worden gedragen door de belastingbetaler. Het zijn de politici die aan deze belastingbetaler verantwoording zijn verschuldigd. Deze ijzeren logica wordt met voeten getreden, maar de onrust neemt toe. De financiële markten eisen terecht duidelijkheid.
Noodfonds niet vergroot De Europese regeringsleiders lijken niet bij machte om de problemen in de eurozone op te lossen. Zij opereren in een vacuüm, zonder mandaat van de kiezer. Wat aan het in juli bekend gemaakte reddingsakkoord over de eurozone ontbrak, was een vergroting van het Europese noodfonds (EFSF). Voor iedereen was het duidelijk dat het fonds niet voldoende groot was om grote landen – lees Italië en Spanje – daadwerkelijk uit de wind te houden van de onrustige financiële markten. 31
Nu is het niet per definitie verstandig beleid om zomaar via een groot fonds garant te staan voor elkaar. Het draagvlak in de solvabele, noordelijke landen om voor de zuidelijke lidstaten garant te staan, is beperkt. Garant staan mag bijvoorbeeld niet betekenen dat de zwakke, zuidelijke landen noodzakelijke herstructureringen achterwege laten, omdat via het fonds de rekening naar anderen kan worden doorgeschoven. Ook is het legitiem om als eurozone second thoughts te hebben over de wenselijkheid van al die solidariteit die de euro schijnt te vereisen, en dus om de euro zelf ter discussie te stellen. Onafhankelijkheid bedreigd Pressie uitoefenen op de ECB om via de achterdeur lidstaten te steunen, is daarentegen van een andere orde. Hiermee wordt verantwoordelijkheid ontlopen en wordt de belastingbetaler voor de gek gehouden. Alle risico’s die de ECB loopt, komen uiteindelijk immers terecht op het bordje van dezelfde belastingbetaler. Ook voor de ECB zelf zijn er onacceptabele risico’s. De onafhankelijkheid van een centrale bank is een groot goed, maar als centrale bank van een muntunie van onafhankelijke staten loopt de ECB met de steunaankopen een groot kredietrisico – sovereign risk – op zwakke lidstaten. Dit is een directe bedreiging voor haar onafhankelijkheid. Ze kan immers in financiële moeilijkheden komen als de risico’s niet goed uitvallen. Als dat gebeurt, moet de bank worden gered door de EU-lidstaten. Van haar onafhankelijke positie is dan weinig meer over. Voor de besluitvorming over mogelijke herstructureringsmaatregelen zijn ook de obligaties van probleemlanden op de balans van de ECB onwenselijk. De risico’s op de balans maken de ECB zelf partij. De bank zal trachten om de besluitvorming te beïnvloeden, om haar eigen solvabiliteitspositie te versterken. Zo is de ECB per definitie tegen een herstructurering van Griekse schulden, omdat ze hieraan failliet kan gaan.
Deze invloed van de ECB is niet goed. De politiek moet een integrale beoordeling maken van het gewenste beleid. Dat mag niet worden beïnvloed door eigenbelang van de ECB. Politiek duwt ECB in rol van steunverlener De ECB heeft niet gekozen voor deze rol. De politiek heeft de ECB sinds mei vorig jaar onder druk gezet om te ‘helpen’, door staatsobligaties op te kopen. Voor de politiek biedt dit niet alleen de mogelijkheid om zaken beter voor te stellen (de steun via de ECB is minder zichtbaar voor de kiezer), maar ook om de ECB medeverantwoordelijk te maken. Het zwartepieten is begonnen. Voor regeringsleiders komt het niet slecht uit om de ECB te gijzelen door risico’s op haar balans te parkeren. Als zaken verkeerd uitpakken, en de politiek moet de ECB redden, dan kan ze de ECB de schuld geven. De ECB laten bungelen biedt ongekende mogelijkheden. De ECB ziet geen uitweg meer, maar lijkt verrassend genoeg van de nood een deugd te maken. ECB-president Trichet is begonnen met het opkopen van Italiaanse overheidsobligaties, maar heeft daar allerlei eisen aan gekoppeld. Als de politici uit de Europese Unie niet bij machte zijn om het juiste te doen, kan de ECB dan niet zorgen voor discipline? Ik denk dat dit naïef is. Zodra de ECB de Italiaanse risico’s op haar balans heeft staan, is zij overgeleverd aan de grillen van de Italiaanse en de eurozone politiek. Hoe denkt zij macht te kunnen uitoefenen zodra het geld eenmaal is verstrekt? Erger nog – de risico’s op haar balans zullen haar politieke onafhankelijkheid definitief de das om doen. Meer dan een vlucht naar voren is het dus niet. De vaak verguisde financiële markten hebben het spel doorzien en buitengewoon negatief gereageerd. Terecht hebben zij de gijzeling van de ECB en haar vlucht naar voren geïnterpreteerd als het ultieme bewijs van de machteloosheid van de Europese politiek. De politiek ontkomt niet meer aan het maken van fundamentele keuzes over de euro.
Puzzel tijd 1. Welk getal moet er op de plaats van het vraagteken staan?
Uitwerking katten en honden. Een mogelijke oplossing is: - - - K K H H - - H - - - - - - - K - H H - Uitwerking 123456789 maar dan anders. 381654729 want 381654729 / 9 = 42406081 38165472 / 8 = 477068 3816547 / 7 = 545221 381654 / 6 = 63609 38165 / 5 = 7633 3816 / 4 = 954 381 / 3 = 127 38 / 2 = 19 3/1=3
De uitgebreide vraag en uitwerkingen zijn te vinden op sector.kraket.nl editie 3.
sector docent vertelt R.D. Nobel Universitair docent Vrije Universiteit Amsterdam
Het eind is nog lang niet in zicht Bij het zoeken naar een verklaring voor de desastreuze neergang die zich de afgelopen halve eeuw in het onderwijs heeft voltrokken springen twee processen in het oog die, naast de technologische ontwikkeling die hier niet ter zake doet, onze samenleving zijn huidige aanzien hebben gegeven, infantilisering en economisering. Deze twee maatschappelijke krachten waarvan iedereen met enige geestelijke bagage de gigantische gevolgen dagelijks in zijn eigen omgeving en via de media kan waarnemen, ook al zal niet iedereen door deze bril ál het nieuws tot zich nemen, hebben ook het traditionele onderwijs in hun vernietigende tsunami meegesleurd. De infantilisering, kortweg omschreven als het mondig verklaren van de onmondige, is gelijk opgegaan [oorzaak en gevolg zijn hier moeilijk te onderscheiden] met de opkomst van beroepen als pedagoog, psycholoog en onderwijskundige, terwijl de economisering gepaard is gegaan met een enorme toename van het aantal economen, bedrijfskundigen, bestuurskundigen, organisatiedeskundigen en noem het hele scala maar op aan lieden die nu al decennia lang de eerste viool spelen in het reilen en zeilen van alle belangrijke maatschappelijke instituties. Zij zijn in onze samenleving de werkbijen die de pedagogische ideologie en het economisch primaat vorm geven, in stand houden en door hun nog immer toenemende aantal versterken [de aantallen studenten psychologie en economie rijzen nog steeds de pan uit]. Het ‘centraal stellen van het kind’ zoals dat in het pedagogische jargon heet en het economisch paradigma dat tot in de haarvaten van al ons handelen is doorgedrongen hebben op vele fronten hun verwoestende werking gedaan, maar er is geen terrein waarop deze processen elkaar zó 33
versterkt hebben als in het onderwijs, waar de duidelijke rolverdeling en het subtiele samenspel tussen docenten en leerlingen wreed verstoord is door genoemde pedagogen en economen, die het gezag van de docent hebben aangetast en de leerling hebben gereduceerd tot een speeltje voor het implementeren van ideologisch geïnspireerde pedagogische fratsen, respectievelijk een halffabrikaat dat door de docenten tegen minimale kosten van een verfje mag worden voorzien dat nog altijd eufemistisch een opleiding wordt genoemd, en de leerling in het bezit stelt van een diploma, waarvan de waarde binnenkort niet veel groter zal blijken te zijn dan van het papier waarop in prachtige krulletters de leugens geschreven staan die in vroeger tijden de kwaliteiten van de gediplomeerde beschreven [iemand die dit overdreven vindt moet de consequenties van het officiële streven van de overheid naar ‘minstens vijftig procent hoger opgeleiden’ eens op zijn gemak tot zich laten doordringen]. Maar niet alleen de leerlingen worden gereduceerd tot economische objecten en proefkonijnen voor pedagogische experimenten, ook de docent wordt gemangeld tussen bestuurders en onderwijskundigen die beiden hun eigen beweegredenen hebben om de docent de les te lezen, hem zijn verantwoordelijkheid te ontnemen en zijn vakbekwaamheid ter discussie te stellen, of nog gruwelijker als ‘niet zo relevant voor het welzijn van de leerling’ te verklaren. Zo zijn de bestuurders, die moeten waken over de financiën en de onderwijskundigen, die willen waken over het welzijn van de kinderziel, twee handen op één buik geworden: beiden zijn niet gebaat bij onafhankelijk denkende en handelende docenten die op serieuze wijze gewetensvol hun vak willen doorgeven aan de volgende generatie [de essentie van onderwijs]. De bestuurder wil dit risico niet nemen om-
dat hij dan te weinig controle heeft over de kosten van het ‘onderwijsproces’, en de onderwijskundige kan natuurlijk vanuit zijn (pseudo)vakgebied gezien niet accepteren dat de docent meer verstand heeft van onderwijs dan hij. Zou hij dit wel accepteren dan verklaart hij zichzelf namelijk overbodig. Daarom grijpt de onderwijskundige elke gelegenheid aan om de poten onder de stoel van de docent door te zagen, en hem erop te wijzen dat zijn vakbekwaamheid geen enkele garantie geeft voor ‘goed doceren’. Zo creëren onderwijskundigen, tegenwoordig ook op universiteiten in groten getale door de bestuurders aangesteld voor de ‘kwaliteitsverbetering’, hun eigen werkgelegenheid in de vorm van een heel scala aan cursussen [‘Hoe college te geven’, ‘Hoe begeleid ik een scriptie’, ‘Hoe maak ik een tentamen’, etc.] waarmee de docent gereduceerd wordt tot een marionet die alleen nog aan de touwtjes van genoemde bestuurders en onderwijskundigen mag spartelen. De ideologie van de onderwijskundige impliceert in laatste instantie dat de docent die veel leerlingen een onvoldoende geeft zijn werk niet goed gedaan heeft, en de bestuurder die geconfronteerd wordt met lage slagingspercentages ziet er geen been in met een schaamteloos beroep op de ideologie van de onderwijskunde [elk kind kan heel veel begrijpen mits het goed wordt uitgelegd], de docent aan te sporen zijn slagingspercentages te verhogen. Door de docenten naar een ‘onderwijscursus’ te sturen lijkt het voor de buitenwereld [en de politiek] alsof de bestuurders er alles aan doen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren terwijl hun heimelijke bedoeling louter het sluitend maken van de begroting is: gebruikmakend van het jargon van de onderwijskunde [Less is more! (zie Ad Valvas van 22 september 2011)] voeren zij hun kwalijke bezuinigingen door en besteden zij hun gelden aan prestigeprojecten waar niemand op zit te wachten. Dit is niet zo verbazingwekkend want veel universitaire bestuurders hebben vandaag de dag weinig kaas gegeten van de praktijk van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek omdat zij vaak tegen een riant salaris weggepromoveerd zijn uit het bedrijfsleven of de politiek.
We kunnen concluderen dat de onderwijskundigen zonder dit te beseffen, want zij geloven uiteraard heilig in hun eigen hersenspinsels, de tassendragers zijn geworden van de bestuurders die op hun beurt de universiteiten als fabrieken zijn gaan beschouwen. Zeker de laatste jaren zijn de bestuurders zich steeds meer gaan opstellen als bedrijfsvoerders [de term ‘de ondernemende universiteit’ is al weer meer dan dertig jaar oud], en niemand kijkt ervan op dat studenten uit alle windstreken via prachtige in het Engels gestelde websites gelokt worden om een ‘fantastische master opleiding’ te volgen aan universiteit X of Y, uiteraard tegen een zeer fors collegegeld want de schoorsteen van de universiteit moet roken en ook de overheid stimuleert deze marktgerichte aanpak van harte: het hele onderwijs wordt door de beleidsmakers [politici en bestuurders] voornamelijk gewaardeerd en beoordeeld in economische grootheden, maar het
“ Pedagogen hebben leerlingen gereduceerd tot speeltjes voor hun ideologisch geïnspireerde fratsen. ” wordt gepresenteerd in termen van wetenschappelijke en pedagogische kwaliteit. Anders gezegd, de studenten worden tegen hoge prijs knollen voor citroenen verkocht, en van de docenten wordt verwacht dat zij loyaal aan deze mystificatie meewerken zoals een verkoper van cosmetica zonder gêne zijn potjes anti-rimpelcrème aansmeert aan de vrouw met de rijpere huid.
34
sector docent vertelt
35
Een geboren consultant? Towers Watson is een interessante en uitdagende organisatie om je carrière te beginnen. ’s Werelds grootste multinationals kijken onze high potentials aan om belangrijke business issues voor hen te tackelen.
QR code met je
Benefits | Risk and Financial Services | Talent and Rewards werkenbijtowerswatson.nl smar t phone
“ De docent wordt gereduceerd tot een marionet die alleen nog aan de touwtjes van bestuurders en onderwijskundigen mag spartelen. ”
Ter illustratie, als men wil dat tien procent van de Nederlanders een universitaire studie moet kunnen voltooien zal het ‘studeerbare curriculum’ een heel ander aanzien hebben dan wanneer je, zoals onze huidige overheid, streeft naar vijftig procent en hoe zou het studeerbare studieprogramma eruit zien als de politiek zou besluiten dat negentig procent van de Nederlanders hoger opgeleid moet zijn? Kortom, de keizer heeft geen kleren aan: we hebben van doen met een ideologische term die als een joker kan worden ingezet, niet alleen om een bezuinigingsvoorstel wat meer cachet te geven, maar ook om voor het nieuwste bedenksel uit de onderwijskundige koker bij de bestuurders een gewillig oor te vinden. Als we naar het VWO kijken dan lijkt de maximale studeerbaarheid inmiddels bereikt te zijn: al jarenlang hoor ik van onze studenten dat ze tijdens hun middelbare schooljaren nauwelijks iets hebben hoeven doen. De gevolgen zijn rampzalig, maar wij docenten blijven diploma’s uitreiken, en dragen zo ons steentje bij aan het ‘productieproces’. Jaren geleden schreef Marc Chavannes een serie artikelen onder de kop iedereen doctorandus, en daarnaar zijn we inderdaad onderweg. Het is een onstuitbare ontwikkeling die voorlopig niet tot staan zal worden gebracht. De ‘onderwijsvernieuwingen’ vanaf de jaren zestig zijn alle stappen geweest op deze weg en zij zijn de wrange vruchten van een duivels pact tussen pedagogie en economie: bezuinigingen zijn overgoten met een pedagogische saus en door goedgelovige politici door het parlement gejaagd. Mammoetwet, Basisvorming, Studiehuis, Competentiegericht leren, en noem alle waanzin maar op die de afgelopen decennia door de politiek ons door de strot is geduwd, het resultaat is één grote ruïne, en het eind is nog lang niet in zicht.
Scan deze
Deze gezamenlijke circusact van onderwijskundige en bestuurder wordt ook in de media en door de politici beschreven in het vocabulaire van de onderwijskunde, waardoor een in wezen financieel betoog het aanzien krijgt van een diepgaande beschouwing over de kwaliteit van het onderwijs. De term studeerbaarheid is in deze het fraaiste nonwoord dat zo treffend het samen optrekken van de pedagogie en de economie illustreert: de oppervlakkige toehoorder [en helaas ook de naïeve gebruiker die dit woord in de mond neemt] denkt dat met de term studeerbaarheid een te meten eigenschap van een studieprogramma wordt aangegeven, maar iedereen die deze term wat meer op zich laat inwerken beseft dat we met een tautologisch begrip te maken hebben, afkomstig uit het troebele brein van de onderwijskundige [de student mag niet te zwaar belast worden] dat handig wordt opgepikt door de onderwijseconoom (sic!) die het onderwijs efficiënt wil organiseren en zo’n term uitstekend kan gebruiken om de volgende verschraling van de zoveelste onderwijsvernieuwing het aanzien te geven van een ‘kwaliteitsimpuls’ [we hebben gestreefd naar een grotere studeerbaarheid van het curriculum], zoals dat in bestuurdersjargon genoemd wordt.
sector tips en trics
Diner etiquette “ Wanneer je even niet meer weet hoe het ook alweer hoort, let dan goed op wat je tafelgenoten doen. “ Veel mensen denken dat etiquette alles nodeloos ingewikkeld maakt en alleen van belang is bij formele aangelegenheden. Zij vergissen zich echter hopeloos. Etiquetteregels maken het leven juist veel gemakkelijker. Als je de regels kent, hoef je jezelf namelijk nooit meer af te vragen hoe het nu eigenlijk hoort. Gelukkig hoef je niet alle omgangsregels uit je hoofd te leren. Als je simpelweg rekening houdt met de mensen om je heen en duidelijk bent, kom je al een heel eind. Om je op weg te helpen, kun je hier in het kort iets lezen over tafelmanieren.
Veel mensen denken dat etiquette alles nodeloos ingewikkeld maakt en alleen van belang is bij formele aangelegenheden. Zij vergissen zich echter hopeloos. Etiquetteregels maken het leven juist veel gemakkelijker. Als je de regels kent, hoef je jezelf namelijk nooit meer af te vragen hoe het nu eigenlijk hoort. Dat etiquette je leven simpeler maakt, is natuurlijk alleen maar van belang als die etiquetteregels ook een beetje simpel zijn. Gelukkig hoef je niet alle omgangsregels uit je hoofd te leren. Als je simpelweg rekening houdt met de mensen om je heen en duidelijk bent, kom je al een heel eind. Toch is het belangrijk om te weten hoe je dat nu precies doet. Daarom volgt hieronder een korte handleiding van hoe men zich tijdens het eten dient te gedragen.
37
Goede tafelmanieren zijn een uiting van beschaving en respect en zouden daarom niet gereserveerd moeten zijn voor speciale gelegenheden. Oefening baart kunst, maar wie het thuis niet al te nauw neemt met de tafelmanieren, zal zich in gezelschap van anderen onzeker en onhandig voelen. Wanneer je tijdens een diner iets niet weet, bij voorbeeld op welke manier je iets eet of uit welk glas je moet drinken, kijk dan hoe je tafelgenoten dit doen of vraag het. Eet ook niet te netjes. Een banaan hoef je niet met mes en vork te schillen en een boterham kun je gerust met je handen pakken.
Nu volgt een lijst handelingen die aan tafel niet gewaardeerd worden. Het lijkt wellicht een lange lijst, maar alle regels getuigen van respect of zijn simpelweg praktisch. -Ga pas zitten als de gastvrouw zit of een teken geeft. -Wens je tafelgenoten geen smakelijke maaltijd. Het spreekt vanzelf dat het eten goed is. Een goedbedoeld ‘Smakelijk eten’ kan beledigend overkomen. -Leeg je zakken niet op tafel. Je telefoon, sleutels, portemonnee et cetera horen in je tas, niet op tafel. -Wacht met eten of drinken tot de gastvrouw begint. -Zit netjes rechtop en houd je ellebogen van tafel. -Breng het eten naar je mond, niet je mond naar het eten. -Verzamel niet alle schalen rond je bord. Geef ze door of schuif ze weg als je er iets van genomen hebt. -Reik niet voor je tafelgenoten langs. -Praat niet over je buren heen. -Keer je rug niet naar een van beide buren tijdens een gesprek met de andere buur. -Besteed geen tijd aan je uiterlijk. Je haren kammen en je lippen stiften doe je voor de maaltijd, op een beter geschikte plaats dan aan tafel. -Voor de heren: als de gastheer zijn jasje niet uittrekt, doe je dit zelf ook niet. -Indien een dame iets laat vallen, raapt ze dit niet zelf op maar wacht tot een ober of een van de heren dit doet. -Laad je bord niet te vol en eet alles wat je zelf opschept op. -Blaas niet om het eten af te koelen. -Raak het eten niet aan met je handen (uitzonderingen daargelaten) -Draai je bord niet om een ander deel van het gerecht voor je te krijgen. -Proef het eten voordat je zout of peper gebruikt. -Smeer niet met de lepel uit de mosterdpot of een sauskommetje of met het botermesje, maar leg een hoopje op je bord en smeer met je eigen mes. -Schuif je bord niet van je af, laat het gerust staan. -Wacht met een bezoek aan de wc tot minstens een half uur nadat men van tafel is gegaan. Alleen tijdens langdurige diners die worden onderbroken
of in noodgevallen is het toegestaan de wc te bezoeken tijdens de maaltijd. -Eet niet met open mond. Smak niet en slurp niet. -Eet je mond leeg voordat je een slok neemt of iets zegt. -Mors niet en laat geen eten uit je mond vallen. -Eet rustig. Neem geen grote happen en prop zeker je mond niet vol. Eet echter ook niet te langzaam, je wil niet dat je tafelgenoten moeten wachten tot je bent uitgegeten. -Leg alles van een schaal op je bord of een schoteltje, alvorens het op te eten. Houd het desnoods even in de hand. -Niet prakken. Het is een belediging voor de kok en/of gastvrouw als je de met zorg uitgezochte en bereide spijzen door elkaar hutselt. -Snijd niet alles klein voor je begint met eten, maar snijd steeds alleen wat je de volgende hap opeet. -Bijt brood niet af, maar breek het. -Drink niet te veel alcohol! -Rook niet aan tafel. Rook hindert je tafelgenoten en komt de smaak van het eten zeker niet ten goede. -Maak een schaal nooit helemaal leeg, tenzij de gastvrouw nadrukkelijk aandringt. -Verlaat het diner pas wanneer de eregasten zijn vertrokken. Houd hier rekening mee wanneer je zelf eregast bent en vertrek dan op tijd. Wat ook nog wel eens verwarring kan veroorzaken is hoe je het tafelgerei dient te hanteren, vandaar een korte toelichting. Houd in je rechterhand het mes vast in de bovenhandse greep, zoals je ook een trapleuning of het stuur van een fiets vasthoudt. De vork in de linkerhand wordt ook in de bovenhandse greep vastgehouden, weliswaar met de tanden naar beneden. De wijsvinger van de linkerhand steunt dan in een licht gebogen houding op de steel. De lepel wordt vastgehouden als een schrijfpen. Eigenlijk hoor je van de zijkant van de lepel te eten, opdat je met je ellebogen niemand hindert. Gebruik je bestek niet om te wijzen of gebaren. Laad je vork of lepel niet te vol. Het is niet netjes om beetje bij beetje af te happen. Leg je bestek rustig op je bord als je even drinkt, praat of pauzeert. Denk wel aan hoe je het bestek neerlegt. Het is niet gepast om het bestek met de stelen op tafel te leggen. Leg het bestek
38
sector column
sector tips en trics
kruiselings op je bord. Als je uitgegeten bent, leg dan het bestek parallel op het bord. De vork hoort met de punten naar beneden te wijzen. Het mes ligt rechts met de snijzijde naar de vork. Dan is er nog een aantal gerechten dat wel met de handen gegeten wordt. Het gaat hier om, op alfabetische volgorde, artisjokken, asperges, brood, gevogelte, kaas, kievitseieren, kreeft, lamskoteletjes, maiskolven, vruchten en wild. Voor een uitgebreide beschrijving van hoe deze gerechten precies gegeten worden verwijs ik naar het boek ‘Hoe hoort het eigenlijk?’ van Reinildis van Ditzhuyzen. Tegenwoordig vinden veel diners plaats in een restaurant. Een stuk over de typische restaurantwenken mag daarom niet ontbreken. Vanzelfsprekend gelden alle eerder genoemde regels ook in een restaurant. Dan zullen nu de belangrijkste regels volgen. Bij het betreden van een restaurant gaat een man voorop. Indien het gezelschap meerdere heren telt, en een van hen is de gastheer, dan is hij degene die het restaurant als eerste betreedt. Als een gerant aanwezig is, gaat deze voorop. Indien een dame als gastvrouw optreedt, gedraagt zij zich als een mannelijke gastheer. Ze maakt duidelijk dat ze de tafel heeft gereserveerd en deze presideert, kiest de wijn uit en betaalt de rekening. Indien de gasten op eigen gelegenheid reizen, dient de gastheer of –vrouw ruim op tijd aanwezig te zijn. De andere gasten arriveren op de afgesproken tijd. In een gemengd gezelschap, krijgt de vrouw het beste uitzicht. Pas je kleding aan, aan het bezochte restaurant. Als gastheer breng je de gasten in verlegenheid door een goedkoop gerecht uit te zoeken. De gasten dienen zo beleefd te zijn om niet het duurste gerecht van de kaart te bestellen. Wenk de kelner pas als iedereen een keuze heeft gemaakt. Denk eraan dat indien in een groot gezelschap iedereen iets anders bestelt, het risico aanwezig is dat het eten lang op zich laat wachten. Stel gerust vragen indien iets op de menukaart niet duidelijk is. Indien je advies wil bij het kiezen 39
van de wijn, vraag dit dan aan de sommelier of keldermeester. In de betere restaurants houdt deze kelner zich speciaal met de wijnen bezig. Als je bekenden ziet, knik dan simpelweg in hun richting. Als iemand aan je tafel komt staan, staat de man in het gezelschap op. De vrouw blijft zitten, tenzij de ander een aanzienlijk oudere dame is. Bezoek nooit andere tafels als daar het eten is geserveerd, op deze manier laat je daar het eten koud worden.
Column de vlees hypothese Vandaag is het zaterdag, ik heb gepuzzeld aan een onderzoeksvraagstuk en verder geschreven aan een onderzoeksverslag. Mijn laatste opdracht voor vandaag is het schrijven van deze column voor SECTOR. De deadline is dit weekend. Het thema van dit nummer is onderwijs, een zeer belangrijk onderwerp, vooral in deze tijden van grote onzekerheden: we hebben veel geschoolden nodig! Er is veel discussie over het onderwijs rondom mij: collega’s op de VU, in Nederland en daarbuiten spreken er veel over. Mijn visie wordt zeer goed verwoord door vele mensen om mij heen en in de media, dat biedt veel hoop op de toekomst! Daarom iets anders. Ik las vanmorgen over de sociaal psychologisch onderzoeker uit Tilburg die onderzoeksrapporten had geschreven op basis van analyses met data die volledig verzonnen waren. Een schandelijke vertoning binnen de wetenschap. Het meest in het oog springende onderzoek was recentelijk over de vleesetende mens (carnivoor) die meer egoïstisch zou zijn dan de vegetariër. Nu ben ik zelf al meer dan 25 jaar overtuigd vegetariër maar dit soort onzin geeft mij vooral de behoefte om solitair een vers gebraden biefstuk te verorberen.
“ Het is jammer dat veel wetenschappers afkeer hebben van statistiek. ”
Een wetenschapster uit Nijmegen had naar eigen zeggen aan dit onderzoek meegewerkt maar klaarblijkelijk weinig inhoudelijks bijgedragen. Toen bekend werd dat haar Tilburgse collega de data had verzonnen, liet zij weten dat zij daar niets, maar dan ook helemaal niets van afwist. Maar zo gemakkelijk kan men zich er niet van verschonen. Ik neem aan dat het betreffende onderzoek vooral een empirische inslag had. Men zou dan tenminste de empirische resultaten gezamenlijk bespreken, verifiëren, napluizen, etc. Het wezen van empirisch onderzoek is het toetsen van hypothesen aan de hand van verzamelde gegevens en vervolgens de bevindingen in een context plaatsen. Econometriestudenten weten dat dit geen gemakkelijke opgave is. De hypothese dat de carnivoor op zichzelf gericht en niet prettig in de omgang met andere mensen is (de onderzoekers hadden dit kort en scherp aangeduid als een ‘egoïstische hufter’), zou worden aangenomen in deze studie. De Tilburgse collega had zich opgeworpen om de data-analyse te doen, de mede-auteurs waren waarschijnlijk zeer blij dat zij zich geen zorgen hoefden te maken over dit vervelende klusje. Zo zal het regelmatig gaan in sociaal-wetenschappelijke kringen: er is weinig animo om de data-analyse uit te voeren en dan is men al snel blij dat iemand zich opwerpt om dit klusje te klaren; men krijgt meteen carte-blanche. Hoe is het gekomen dat men niet geïnteresseerd is in data-analyse en statistiek? Het heeft wellicht iets te maken met de aversie van wiskunde en statistiek van veel mensen. Men studeert veelal geen psychologie om de colleges “methodologie” en “statistiek”. Later heeft men het boekje “How to lie with statistics” ingezien (meestal niet gelezen) en is tot de conclusie gekomen dat de neus kan worden opgehaald voor statistiek. Men kijkt daarna met een cynische en meewarige blik naar de statistiek: dat gegoochel met getallen, dat kan toch niets met de echte wetenschap te maken hebben! 40
sector agenda
Het is jammer dat veel wetenschappers afkeer hebben van statistiek. Natuurlijk, het is lastig, de resultaten zijn soms moeilijk te plaatsen, de conclusies zijn niet altijd welgevallig, maar het is een van de weinige fundamenten die het empirische onderzoek heeft. Vooral in de toegepaste wetenschappen zou men methodologie en statistiek zeer hoog in het vaandel moeten hebben. Een sociaal wetenschapper die ook actief is buiten de wetenschap en zich inlaat met populaire media zou zo nodig nog nauwkeuriger moeten zijn, om het gezag van de wetenschap hoog te houden. De fraude van de Tilburgse collega neem ik niet eens zo hoog op, het is een verdrietig, persoonlijk gelag. De Universiteit van Tilburg heeft mijn inziens zeer adequaat gehandeld. Ik maak me meer zorgen over de werkomgeving waarin dit kan geschieden. Men kan de druk voor het doen van onderzoek en het publiceren van onderzoek in vooraanstaande bladen hoog vinden, maar talentvolle mensen (en dat zouden wetenschappers toch moeten zijn) kunnen daarmee omgaan. Het probleem zijn de muren die de wetenschappelijke wereld doet scheiden van elkaar. Aan de ene kant zijn er wetenschappers die niet veel op hebben met kwantitatief georiënteerd onderzoek. Aan de andere kant zijn er collega’s die met een meewarige blik kijken naar toegepaste onderzoekers. Econometristen begeven zich ook in dit spanningsveld. Er zijn economen die een weerzin hebben om theoretische modellen te toetsen aan empirische data. Dit kan leiden tot het gevaar dat men te veel gaat geloven in een hypothetische werkelijkheid. Een confrontatie met de data kan aantonen dat de werkelijkheid veel weerbarstiger is. Er zijn wiskundigen en statistici die weinig op hebben met toegepast onderzoek. Men heeft weinig aandacht voor de praktische problemen die men tegenkomt bij empirisch onderzoek. Deze verschillen tonen de diversiteit in de wetenschap en dat is prima. Wij richten onze talenten op problemen die ons aanspreken.
41
Econometristen kunnen echter een goede brugfunctie spelen. Het past ook goed bij de multidisciplinaire studie. Wij dienen de sociale wetenschappers niet af te schrikken, maar hen vooral te ondersteunen. Op onze beurt mogen wij hen wellicht vragen om iets meer vertrouwen te hebben in de statistische analyses die we uitvoeren. Juist in een multi-disciplinaire omgeving kan men veel van elkaar leren. Het schept ook banden met elkaar, zodat we meer kritisch elkaars werk kunnen beoordelen. Dit zal de wetenschap, en vooral de sociale wetenschap, ten goede komen. Ten slotte moedig ik iedereen aan om vegetariër te worden. Siem Jan Koopman Hoogleraar Econometrie aan de VU
Agenda 8 november - Casedag
Door Kraket wordt elk jaar een casedag georganiseerd voor de studenten van Econometrie & Operationele Research en Business Analytics. Dit jaar zal de casedag plaatsvinden op dinsdag 8 november in de ‘Industrieele Groote Club’ te Amsterdam. Inschrijven is alleen mogelijk voor derdejaars of masterstudenten. Wil je meer weten over het programma en de deelnemende bedrijven? Ga dan naar de volgende site: http://www.casedag.kraket.nl
5 December - OxMetrics training Autometricsi (Londen)
“ Dit kan leiden tot het gevaar dat men te veel gaat geloven in een hypothetische werkelijkheid. ”
Afgestudeerd
in
Deze training word door Giovanni Urga gegeven in Londen en zal gaan over het modeleren in Autometrics om de impact van nieuws te meten op wisselkoersen en het waarderen van bezittingen. Meer informatie is te vinden op http://oxmetrics. com/
28 Februari - LED
Dit jaar wordt de LED georganiseerd door leden van studieverenigingen VSAE (Universiteit van Amsterdam) en Kraket (Vrije Universiteit). De LED 2012 zal plaats vinden op dinsdag 28 februari 2012 in Amsterdam. De precieze locatie is de conferentieruimte van de RAI, genaamd Elicium.
De commissie van SECTOR feliciteert de volgende studenten met het halen van hun bul:
Oktober Dhr. JJ Bruin (MSc) Mw. SM Overberg (MSc) Dhr. RL van Caspel (MSc) Mw. DM Kaptein (MSc) Dhr. J de Ridder (MSc) Dhr. S Lange de (MSc) Dhr. YY Ezra (MSc) Dhr. F Jiang (MSc) Dhr. JJ Meure (MSc) Dhr. C Voetelink (MSc) Dhr. J Muchna (MSc) Mw. A. Benesova (MSc) Dhr. R. Lit (MSc) Mw. MM Stolwijk (MSc) Mw. ES Werkman (MSc) Mw. M. Alblas (MSc) Dhr. J Berkhout (BSc) Dhr. I Bruin (BSc) Dhr. J van Egmond (BSc) Dhr. G Groenendijk (BSc) Dhr. S Koel (BSc) Dhr. J van de Loo (BSc) Dhr. B Meijers (BSc) Mv. F Stolwijk (BSc) Dhr. PFA Tuijp (BSc) Dhr. V Warmerdam (BSc)
42
sector is een uitgave van
Kraket is de studievereniging voor Econometrie en Operationele Research aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De naam Kraket staat voor ‘Kritische Aktuarissen en Econometristen’.