periodiek van studievereniging Kraket jaargang 2 nummer 3 augustus 2012
sector
Besturen strategy consultancy nooit gemiddeld spreken in het openbaar column het Peterprincipe de acht bestuurders de Stand van Nederland deel 2
SECTOR inhoudsopgave
SECTOR jaargang 2 | nummer 3
voorwoord SECTOR Voor je ligt een nieuwe editie van SECTOR met als thema besturen. Zoals wij het zien, gaat besturen over het creëren van de juiste omstandigheden opdat de organisatie haar potentieel volledig kan benutten. Veel van hen die in deze editie aan het woord komen streven dit doel dagelijks na. Als voorbeeld noem ik de acht bestuurders. De nodige stukken uit het bedrijfsleven zijn natuurlijk ook aanwezig. De redactie ging op pad om interviews af te nemen bij Duisenberg School of Finance, een internationaal opleidingsinstituut en schakel tussen bachelor en bedrijfsleven, en Towers Watson, adviseur en dienstverlener op het gebied van arbeidsvoorwaarden, talentontwikkeling, beloning, risico en financieel management. In sector uitgelicht komt strategy consultancy aan bod, een sector waarin advies wordt gegeven over het realiseren van doelstellingen. Ook lees je over dat wat gaande is op de markt. 1
Zo vind je in dit blad een stuk over de financiering van de woningmarkt, onderschreven door 22 vooraanstaande economen, schreef Albert Menkveld een stuk over de publieke transparantie van de beleggingsmarkt en leverde ING een stuk over de schuldencrisis aan. Onze columnisten hebben wederom de pen ter hand genomen met als resultaat weer een komische column van Johan van Leeuwaarden en achterin dit blad het vervolg op het eerste deel van de Stand van Nederland van Siem Jan Koopman, zoals verschenen in de vorige editie van SECTOR. Verder doet Harold Houba een boekje open over nieuwsgierigheid en schreef Walter Freeman een boeiende uiteenzetting over spreken in het openbaar. Voor de boekrecensies werden “In the pursuit of the traveling salesman” over het handelreizigersprobleem en moderne klassieker “Work the System” gerecenseerd.
inhoud
colofon
1 4
voorwoord
sector
5
Duisenberg School of Finance
column het Peterprincipe Johan van Leeuwaarden
Tim Neijs en Capser de Vries
9 13 21
naar een duurzame financiering van de woningmarkt
26 27
boekrecensies
33
Towers Watson
37
de acht bestuurders sector strategy consultancy Carlijn Röell en Martijn Nuijten
over de schuldencrisis Simon Wiersma
Ronstadt Yip
actualiteiten Albert Menkveld
38 39
puzzeltijd
45
docent vertelt
48
column de Stand van Nederland
50 50
Jaargang 2, nr 3, augustus 2012 SECTOR is een uitgave van studievereniging Kraket (Kritische Aktuarissen en Econometristen), de vereniging voor studenten Econometrie & Operationele Research aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
redactie: Annelieke Baller Merel Bruijnsteen Koen de Man Maarten van der Meij Katrijn Siderius Patrick Tuijp
redactieadres: Studievereniging Kraket - SECTOR De Boelelaan 1105 Kamer 4A-03 1081 HV Amsterdam Tel. 020 598 60 15 E-mail:
[email protected]
advertenties: Informatie over adverteren in de SECTOR kan worden aangevraagd op het bovenstaande redactieadres.
adverteerders: Actuarieel Genootschap Optiver PGGM Towers Watson
tips en tricks Walter Freeman
Harold Houba
Siem Jan Koopman
ontwerp:
agenda
gedesign www.gedesign.nl
publicaties
drukwerk: Flyeralarm
2
SECTOR column
IF YOU CAN READ CODED 20 5 24 20 AS FAST AS 14 15 18 13 1 12 TEXT YOU MIGHT 2 5 THE ONE. WE ARE SCOUTING FOR BRILLIANT MINDS ONLY START YOUR CAREER IN TRADING
APPLY AT WWW.OPTIVER.COM
column het Peterprincipe Stel je voor dat je op een dag besluit je volledig te bekwamen in dat wat je het liefst doet, of het nu voetbal, koken, of wiskunde betreft. Je gaat je uitsluitend richten op dat ene ding, en laat geld hierbij geen rol spelen.
“Stel je voor dat je besluit je volledig te bekwamen in dat wat je het liefst doet.” Laten we wiskunde als voorbeeld nemen. Wiskunde ontvangt jouw absolute devotie. Van kindsbeen af doe je niet aan tuinieren, want een uur tuinieren is een uur wiskunde. Muziek, literatuur, en zeker ook columns schrijven, alles laat je links leggen in naam der wiskunde. Het vergt immers jarenlange oefening om het vak in de vingers te krijgen. En zo ga je wiskunde studeren aan de universiteit. Na vier jaar is daar je bul en ook meteen je eerste baan als specialist in de wiskunde. De eerste jaren bij het bedrijf gaan voortvarend, en je krijgt al snel de reputatie van de man die alles kan. Je collega’s weten je te vinden en dragen je op handen. Je krijgt lof alom. Je ademt wiskunde. Maar met het verstrijken der jaren begin je te twijfelen aan je vroegere credo. Een combinatie van omgeving en ambitie, doet je op een dag besluiten je voor een beter salaris te laten omscholen tot manager. Vrijwel al je collega’s zijn je per slot van rekening al voorgegaan. En zo word je teamleider, jij die slechts één ding echt goed kunt. Opeens leid je een team van wiskundigen, en moet je rekening
houden met gevoelens, relaties, en meer dingen waar je minder bedreven in bent. Toch doe je het goed. Niet uitzonderlijk, maar goed. Het fanatisme waarmee je eens de wiskunde bedreef, wend je nu aan voor het leiding geven. Je volgt managementcursussen, en hoort van het Peterprincipe, het fenomeen dat men promotie blijft maken tot het niveau van incompetentie is bereikt. Je leert moeilijke gesprekken voeren en oefent liftpraatjes met acteurs. En zo maak je weer promotie, en geef je niet langer leiding aan een team van wiskundigen, maar aan een grote commerciële afdeling. Wiskunde speelt geen rol meer. Je salaris stijgt en je besluit dat grotere huis in het nabijgelegen dorp te kopen. Veel grond, dat wel, maar je bent inmiddels gaan tuinieren. Een week voor de verhuizing, bij het opruimen van de zolder, vind je een doos met oude schoolrapporten. Je leest terug hoe je maar moeilijk aansluiting vond bij de andere kinderen, weinig overwicht had en wat achterbleef met lezen. In hoofdletters lees je hoe geweldig goed je kon rekenen. Het zweet breekt je uit, maar je beseft dat de dozen zijn ingepakt en de loopbaan is voltrokken.
“... men blijft promotie maken tot het niveau van incompetentie is bereikt.” Johan van Leeuwaarden Hoogleraar aan de TU Eindhoven 4
SECTOR DSF
gaan waarderen en verschillende risico modellen te analyseren. Het niveau van deze vakken wordt op PhD-niveau gegeven, gezien de mensen die na deze Master willen promoveren, probleemloos in kunnen stromen.
“Tijdens dit Tim Neijs
Casper de Vries
rondde zijn BSc Economtrie en Operationele Research af aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en studeert nu MSc Risk Management aan DSF.
behaalde zijn PhD Economie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en werkt nu als program director MSc Risk Management bij DSF.
Duisenberg School of Finance Duisenberg School of Finance is een Businessschool in Amsterdam, opgericht in 2007. Duisenberg School of Finance biedt op een hoog niveau financiële masteropleidingen aan. We bespreken in dit interview de MSc Risk Management. Kunnen jullie iets vertellen over de Master of Science in Risk Management? Tim Neijs: De Master of Science in Risk Management aan Duisenberg school of finance biedt voor mij de meest interessante combinatie van kwantitatief bezig zijn, maar met een duidelijke praktische focus op de financiële sector. Het programma begint met een aantal theoretische vakken en naar mate je verder in het jaar komt, ga je deze theoretische kennis toepassen en pluk je de vruchten van de energie die je in het eerste half jaar hebt gestopt. Op dit moment zijn we bijvoorbeeld bezig met een praktijkcase waarbij vanuit Aegon mensen van de risk management afdeling een probleem aan ons 5
voor houden waar ze in de praktijk tegenaan lopen. Dit biedt inzicht in hoe je daadwerkelijk aan de slag kunt met theorie die je aangeleerd krijgt aan Duisenberg School of Finance. Op papier kan het allemaal goed werken, maar de implementatie in de praktijk is toch een extra stap die je moet maken. Deze moeilijkheden in de implementatie krijg je met behulp van de cases goed te zien. Casper de Vries: Als risicomanager moet je het gehele product kunnen begrijpen, inclusief de berekeningen die hieraan ten grondslag liggen. Hierbij moeten onze studenten, de risicomanagers in spe, niet afhaken wanneer zij moeilijke formules onder ogen krijgen. Het programma begint daarom heel methodologisch met bijvoorbeeld een vak als maattheorie, waarbij studenten op een nieuwe manier leren te integreren. Dit heb je nodig om een goed begrip van stochastische processen te krijgen. Deze theorieën zijn nodig om in de tweede helft van het programma onder andere derivaten te
programma kan je echt laten zien wat je kunt” Kunnen jullie iets vertellen over de samenwerking tussen Duisenberg School of Finance en het bedrijfsleven? Casper de Vries: Terwijl ik in het bestuur van het Tinbergen Instituut zat, waren we aan het kijken hoe we het instituut verder konden helpen. Hieruit kwam het idee om samen met de financiële sector de opleidingen aan de financiële kant een boost te geven. Duisenberg School of Finance is uit dit idee ontstaan, als samenwerking tussen de financiële sector en vijf verschillende universiteiten. André Lucas en ik hebben toen samen het Risk Management programma vormgegeven, waarbij we flink om ons heen hebben gekeken. Daarnaast hoorden we vanuit de sector dat er behoefte was aan een programma wat behoorlijk analytisch is, zodanig dat de risk managers die wij opleiden op hetzelfde niveau kunnen denken als de kwantitatieve analisten die in de financiële sector werkzaam zijn. Uit deze gedachte hebben we een programma opgericht, dat nog steeds uniek in de wereld is in zijn opzet. Uit de positieve verhalen uit de financiële sector merken we dat ons concept erg goed aan slaat. Door de sponsoring en betrokkenheid van verschillende bedrijven (bijv. De Nederlandsche Bank, ING, ABN, APG en anderen) zorgen we dat
we goed op de hoogte blijven van de meest recente ontwikkelingen. In de zomer lopen alle studenten stage bij één van de sponsorbedrijven of een ander bedrijf naar keuze, waar ze hun opgedane kennis in de praktijk toe kunnen passen. Dit wordt in sommige gevallen gecombineerd met het schrijven van de scriptie. Wanneer een student opvalt tijdens het maken van een casus, zal het niet de eerste keer zijn dat dezelfde student wordt gevraagd om stage bij dat bedrijf te komen lopen. Wat zijn de verschillen (voor studenten econometrie) tussen de Master of Science in Risk Management en een Master of Science aan een publieke universiteit? Tim Neijs: De studie ervaar ik een stuk intensiever en minder vrijblijvend dan toen ik aan de Vrije Universiteit studeerde. De betrokkenheid bij je studie aan Duisenberg School of Finance is veel groter door het continue bezig zijn met het maken van cases, discussiëren met studiegenoten over opgaven etc. Hierdoor voel ik dat ik meer dingen mee krijg dan dat aan de VU gebeurde. Het contact met professoren is ook intensiever, omdat de klassen erg klein zijn en de professoren misschien ook wel dichter op het programma zelf zitten. Casper de Vries: Sommige van je aanstaande medestudenten zullen al een PhD behaald hebben, maar dit is dan eigenlijk altijd in een vakgebied buiten finance of risk management, zoals natuurof wiskunde. Tevens zijn er studenten die het programma in deeltijd volgen, dus bijna alle colleges worden op maandag en dinsdag gegeven, waarna de rest van de week gebruikt kan worden om cases uit te werken en huiswerk te maken. Is het programma zwaarder dan een regulier Masterprogramma? Tim Neijs: Het is een erg zwaar programma, waarbij meestal in het weekend ook nog gestudeerd moet worden. Tijdens dit programma kan je echt laten zien wat je kunt en wanneer je alles geeft, zal je merken dat je qua kennis ook erg veel terug krijgt. Casper de Vries: Dit wordt ook mede veroorzaakt door het internationale aspect van de opleiding. Veel professoren die hier lesgeven komen ook van buitenlandse universiteiten, waar voor veel Master-opleidingen het niveau hoger ligt. 70% van de studenten die hier een opleiding volgen zijn van buitenlandse komaf. De klasgrootte is 6
SECTOR DSF
ook gelimiteerd op maximaal 30 studenten per opleiding, per jaar. Kunnen jullie iets meer vertellen over de toelatingsprocedure? Casper de Vries: Op dit moment loopt het sollicitatieproces voor komend jaar. Om jezelf aan te melden voor de opleiding dien je o.a. een cijferlijst, motivatiebrief en GRE-score in te leveren via het online aanmeldings systeem op onze website www.dsf.nl. De GRE is een test wat het analytische vermogen test. Wanneer deze stukken ontvangen zijn, spreek ik een half uur met de student, het ‘admissions interview’. Tijdens dit gesprek probeer ik erachter te komen of de student geschikt is voor het programma, omdat naast de kwantitatieve vaardigheden de studenten ook moeten kunnen verwoorden wat ze gedaan hebben en wat ze willen. Wanneer een directeur namelijk bij je komt met een zeer risicovol product, dien je goed te uit te kunnen leggen waarom het geen goed idee is om dit product te gaan verkopen. Ik kijk dus echt of ik denk dat iemand door kan groeien buiten het uitrekenen van de modellen.
“In de zomer lopen alle studenten stage om hun gedane kennis in de praktijk toe te passen.” Is een Bachelor of Science in Econometrie een goede basis voor dit programma? Tim Neijs: Econometrie biedt een zeer goede basis voor dit programma. De aansluiting op DSF ervaar ik als goed, tot op heden heb ik nergens gevoeld dat 7
ik ergens een achterstand in heb. Integendeel zelfs. Soms kom ik kleine dingetjes tegen die ik dan in mijn eerste of tweede jaar al heb gehad. Hoe kun je de sfeer binnen de opleiding het beste omschrijven? Tim Neijs: De sfeer tussen de studenten onderling ervaar ik ook als zeer prettig. Zoals eerder al besproken zitten er veel cases in het programma waar samenwerken met medestudenten belangrijk is. Alleen red je deze cases namelijk niet. Welke aspecten komen er naast het ontwikkelen van analytische vaardigheden nog aan de orde gedurende de opleiding? Casper de Vries: Om ook de ‘soft skills’ van onze studenten te ontwikkelen hebben we het Duisenberg Leadership Programme opgericht, waarbij je inzoomt op de andere vaardigheden die je ook nodig hebt in je verdere loopbaan. Dit programma loopt het gehele jaar door, en volg je naast de reguliere vakken. Zo krijg je tijdens dit programma onder meer les in ethiek, hoe jezelf zo goed mogelijk kunt presenteren en onderhandelingstechnieken. Tim Neijs: Het Duisenberg Leadership programma biedt inderdaad een erg mooie verbreding, zodat je je niet alleen maar in het technische aspect van de opleiding verliest, maar ook inzicht krijgt in hoe je een verhaal over kunt brengen zonder ook de ethische kant van het verhaal te vergeten. Alles samenvattend, waarom moeten studenten hun masteropleiding aan Duisenberg School of Finance volgen? Tim Neijs: In mijn ogen geeft dit programma een erg goede basis om de financiële wereld in te gaan, zelfs als je misschien niet direct op een risico afdeling na je studie terugkomt. Zo komen sommige studenten bij een Hedge Fund te werken en zal ik van de zomer stage gaan lopen op de Corporate Finance afdeling van een grote investeringsbank. Casper de Vries: Het merendeel van de studenten gaat na het behalen van hun diploma verder het bedrijfsleven in, vaak bij het bedrijf waar ze ook hun stage hebben gelopen. Enkele studenten per jaar gaan na het behalen van het Risk Management programma promoveren.
Beginner of belofte?
PGGM: werken aan een waardevolle toekomst
Een veelbelovende start?
PGGM is een vooraanstaande pensioenuitvoeringsorganisatie met
Bijna afgestudeerd in Actuariële Wetenschappen, Econometrie of
haar oorsprong in de sector zorg en welzijn. We verlenen aan diverse
Wiskunde? Op zoek naar een onvergetelijke stageplek? Toe aan je
pensioenfondsen diensten op het gebied van pensioenbeheer,
eerste baan? Het actuariaat van PGGM is een geweldige plek om
integraal vermogensbeheer, bestuursondersteuning en beleidsadvisering.
ervaring op te doen in de wereld van de financiële dienstverlening.
Momenteel beheren we circa 105 miljard pensioenvermogen van ruim 2,3 miljoen deelnemers.
Ons actuariaat bestaat uit twee afdelingen van totaal dertig mensen. Bij Actuarieel Advies & ALM ben je bezig met bestuurlijke advisering.
PGGM is een organisatie waar gewerkt wordt met geld, maar waar het
Je werkt aan vraagstukken als de houdbaarheid van het huidige
draait om mensen. Vanuit dat perspectief zijn we elke dag bezig om
pensioencontract en de optimale beleggingsmix. En bij Actuariële
mensen te helpen bij het realiseren van een waardevolle toekomst.
Verantwoording & Analyse gaat het om het analyseren van de
Zo lopen we voorop op het gebied van verantwoord beleggen.
pensioenverplichtingen voor nu en in de toekomst. Bestandsanalyse is
En investeren we als coöperatie zonder winstoogmerk we actief in een
belangrijk voor diverse pensioenvraagstukken en voor jaarverslaglegging.
waardevolle toekomst door verder te kijken dan pensioen alleen. Samen met partners en meer dan 562.000 leden werken we aan een
Kom kijken!
nieuwe oude dag door de domeinen pensioen, zorg, werk en wonen
Nieuwsgierig geworden? Bel met de afdeling Recruitment
actief aan elkaar te verbinden.
(030) 277 72 41, mail naar
[email protected] of kijk op internet: www.pggm.nl/werkenbij
www.pggm.nl/werkenbij
9
SECTOR naar een duurzame financiering van de woningmarkt
op de beschikbare financiering van banken raakt ook het MKB, dat immers sterk afhankelijk is van bankfinanciering. Dit tast de bedrijfsinvesteringen en de groeikracht van de economie aan.
Naar een duurzame financiering van de woningmarkt Aanleiding Financiële stabiliteit De financiering van de hypotheekschuld stelt banken voor een grote uitdaging. In de periode van 1995 tot 2008 zijn de prijzen van woningen met bijna 200% gestegen en is de nationale hypotheekschuld gegroeid van 45% tot meer dan 100% van het BNP. Deposito’s bedragen maar 60% van het BNP en brengen voor de financiering van hypotheken een significant mismatchrisico met zich mee. De toegenomen strijd om deposito’s heeft ertoe geleid dat de gemiddelde depositorente inmiddels 2% hoger is dan de rente op Nederlandse staatsobligaties. Als gevolg van de ruimhartige hypotheekverstrekking en recente daling van huizenprijzen heeft 15% van de huishoudens een hypotheekschuld die de waarde van hun huis overtreft. De hoge hypotheekschuld en de intensieve 9
strijd om spaargeld vergroten de systeemrisico’s van ons bankwezen. Ook de Europese Commissie, de OESO, het IMF en kredietbureaus maken zich steeds meer zorgen over deze onevenwichtigheden in de Nederlandse economie. Funding kosten voor hypotheken en MKB Vanwege de kloof tussen de verstrekte hypotheken en de aangeboden deposito’s zijn banken in toenemende mate afhankelijk van de kapitaalmarkt. Deze markt is echter mede door de crisis duurder en moeilijker toegankelijk geworden voor banken. Het gevolg is dat de hypotheekrente in Nederland op dit moment significant hoger ligt dan in veel van de ons omringende landen. Deze situatie zal in de toekomst niet veel verbeteren omdat nieuwe Basel 3 regelgeving eist dat banken meer kapitaal aanhouden om de risico’s van de mismatch tussen lange kredieten en korte financiering beter te kunnen opvangen. Het grote beslag van hypotheken
Claims financiële sector en woningmarkt op openbare financiën De financieringsmismatch op de opgeblazen (verlengde) bankbalansen zorgt verder voor een potentieel systeemrisico als banken niet in staat blijken om aflopende financieringen door te rollen tegen aantrekkelijke rentetarieven. Dit legt in combinatie met de hoge kosten voor de hypotheekrenteaftrek een aanzienlijke claim op de Nederlandse overheidsfinanciën. Verder staat de Rijksoverheid garant voor circa 70% van alle nieuw afgesloten hypotheken via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De impliciete en expliciete subsidies en fiscale faciliteiten die de overheid verstrekt aan de woningmarkt zijn onhoudbaar in het licht van de vergrijzing en de sterk stijgende zorgkosten. Ruim 80% van de bevolking voorziet binnen tien jaar een beperking van de hypotheekrenteaftrek. De onzekerheid over de toekomst van de fiscale tegemoetkomingen en subsidies maakt starters huiverig om te investeren in de woningmarkt en tast zo het vertrouwen aan. Verder tracht de overheid de kosten van de fiscale faciliteiten te beperken door stapeling van belastende en tegenstrijdige regulering die voor nieuwe verstoringen zorgt. Complexe financiële producten Fiscale prikkels hebben geleid tot allerlei complexe financiële producten die consumenten vaak slecht begrijpen – denk bijvoorbeeld aan beleggingshypotheken, die nu bekend geworden zijn als woekerpolissen. Dit resulteert in additionele regelgeving die consumenten moet beschermen tegen overkreditering en andere risico’s. Het businessmodel van de financiële sector richt zich nog deels op fiscaal trapeze werk dat ten koste gaat van het algemene belang (de belastingopbrengst) in plaats van simpele producten waarbij het individuele belang parallel loopt met het maatschappelijke belang. Private vermogensvorming ten behoeve oude dag en ouderenzorg De grote schuldfinanciering en balansverlenging
van huishoudens zijn ook zorgelijk in het licht van de noodzaak om een groter deel van de kosten van de vergrijzing en ouderenzorg privaat te financieren. De overheid zal in toenemende mate een beroep gaan doen op de eigen verantwoordelijkheid van mensen om ouderenzorg zelf te betalen. Dat vereist dat de overheid bezitsvorming bevordert in plaats van mensen aanmoedigt om zich in de schulden te steken. De eigen woning kan zo beter gaan functioneren als extra oudedagsvoorziening waardoor mensen op hogere leeftijd een minder groot beroep hoeven te doen op allerlei inkomensafhankelijke (en eventueel vermogensafhankelijke) voorzieningen (zoals de WMO en de AWBZ) en fiscale toeslagen (zoals de zorgtoeslag).
“De woningmarkt zit op slot.” Flexibiliteit arbeidsmarkt en groeikracht economie Huishoudens zijn verder kwetsbaar voor dalende huizenprijzen als gevolg van de hoge schuldfinanciering. Huishoudens met een negatief eigen vermogen in hun woning zijn minder mobiel. Dit tast, evenals de overdrachtsbelasting en het huurregime in de sociale sector, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt aan. Dit bedreigt de dynamiek en de groeikracht van de economie. Dat geldt ook voor de hoge belastingtarieven die gepaard gaan met het rondpompen van geld naar de woningmarkt. Kloof koop en huur De grote kloof tussen koop en huur en het ontbreken van een goed functionerende huurmarkt met lange wachtlijsten in de sociale sector zorgt voor een aantal problemen. Huishoudens met bovenmodale inkomens in de sociale sector kunnen en willen de overstap naar de koopsector niet maken. Starters worden geconfronteerd met lange wachtlijsten in de huursector, en een koopsector die duur is ten opzichte van hun kredietcapaciteit. Oudere eigen woning bezitters kunnen het in de woning opgebouwde vermogen moeilijk te gelde maken door te gaan huren. Private investeringen 10
SECTOR naar een duurzame financiering van de woningmarkt
in de huursector blijven achter. Modale huishoudinkomens zijn te groot voor het servet (geen recht op sociale huurwoningen) maar te klein voor het tafellaken (beperkte kredietcapaciteit). De woningmarkt zit op slot.
Zes stappenplan Het doel is te komen tot een geïntegreerd stappenplan voor een duurzame financiering van de woningmarkt. Duurzaam in de zin dat 1. de stabiliteit van de financiële sector is gewaarborgd; 2. de woningmarkt een beperkt beslag op de overheidsfinanciën legt; en 3. de woonlasten betaalbaar blijven voor huishoudens, ook als ze vermogen opbouwen in een eigen woning. Om deze drie hervormingsdoelen te halen zijn de volgende ontwerpcriteria van belang: •Een geïntegreerde aanpak. Een brede visie voor de overheidsfinanciën, de financiële sector en de woningmarkt (koop en huur) ligt ten grondslag aan het stappenplan. •Schokvrij hervormen. Een belangrijke randvoorwaarde is dat de hervorming zonder schokken gebeurt om volledige instorting van de woningmarkt te voorkomen. Dit vereist een geleidelijk overgangsproces waarbij de overheid de consument zo snel mogelijk duidelijkheid verschaft over een duurzame financiering van de woningmarkt, die de betaalbaarheid voor met name starters waarborgt. •Gelijke behandeling van financiering met vreemd en eigen vermogen. De fiscale prikkel tot (overmatige) schuldfinanciering moet worden verminderd. •Inkomensneutraal en robuust fiscaal stelsel met lagere tarieven en een bredere grondslag. De hervormingen zijn zoveel mogelijk inkomensneutraal. Inkomenspolitiek moet niet worden vermengd met de hervorming van woningmarkt. Een geloofwaardig plan dat Nederlanders zekerheid geeft over de toekomst van overheidsinterventie op de woningmarkt vereist brede steun van links tot rechts. •Budgetneutraal met gelijktijdige vermindering van risico’s. Een belangrijke voorwaarde is dat de hervorming budget neutraal is voor de overheid. Daarnaast moeten de budgettaire risico’s van de diverse fiscale en garantie regelingen omlaag. •Efficiënte financieringsvormen. Nieuwe 11
transparante financieringsvormen, waarbij de looptijd van de financiering beter aansluit bij de looptijd van de hypotheek, kunnen de rentekosten van hypotheken verlagen. •Eenvoudige regelingen en producten. De fiscale regelingen dienen zowel voor de fiscus als de burger eenvoudig en helder te zijn. Dit beperkt de administratieve lasten en de mogelijkheden tot ontduiking. Verder bevorderen eenvoudige hypotheekproducten het begrip bij de consument.
“De fiscale prikkel tot (overmatige) schuldfinanciering moet worden verminderd.” Deze paragraaf presenteert de hoofdaanbevelingen van het voorgestelde zes stappenplan voor een duurzame financiering van de woningmarkt. Verderop volgt een toelichting. Het zes stappenplan biedt een geïntegreerde aanpak en sluit aan bij de verschillende voorstellen om de fiscale faciliteiten aan te passen en de woningmarkt te hervormen. De huidige onzekerheid over de woningmarkt (en pensioenen) heeft een negatief effect op consumentenvertrouwen. Doel van het zes stappenplan is om een stip op de horizon te zetten.
Zes stappenplan voor duurzame financiering woningmarkt A. Fiscaal 1. Geleidelijke verlaging van het inkomstenbelasting tarief voor hypotheekrenteaftrek naar 30% (het tarief in Box 3) gedurende een overgangsperiode van 20 jaar. Om nivellering te voorkomen wordt de daling van het toptarief voor aftrek van 52% naar 30% geflankeerd door een aanpassing van de
tariefstructuur. Bestaande fiscale beperkingen op de omvang van de fiscale hypotheekrente aftrek (bijleenregeling, beperking tot 30 jaar) worden uitgefaseerd. Eventueel kan de eigen woning naar Box 3 worden verplaatst als het aftrektarief is verlaagd tot 30%. 2. Afschaffen overdrachtsbelasting. Dit verhoogt de arbeidsmobiliteit en vermindert het woonwerkverkeer. De tijdelijke verlaging van 6% naar 2% wordt verder doorgezet naar 0%. Deze verlaging wordt gefinancierd door een hoger eigenwoningforfait: een bezitsbelasting vervangt een mobiliteitsbelasting. B. Financiële sector 3. Verbeteren financiering hypotheken doordat banken hypotheken doorverkopen aan lange termijn beleggers, zoals pensioenfondsen en verzekeraars. Een interessante variant is het Deense model waarbij banken het kredietrisico op hun balans houden maar de looptijd van door banken uitgegeven liquide hypotheekobligaties aansluit op die van de hypotheken. Dit reduceert het herfinancieringsrisico voor banken. 4. Beperken hypotheekschuld huishoudens. Dit bevordert de financiële stabiliteit en voorkomt overkreditering van huishoudens. DNB beperkt de maximaal toegestane hypotheekschuld tot 100% van de waarde van de woning. Als de woningprijzen weer gaan stijgen verlaagt DNB dit percentage met een procent per jaar tot de maximale hypotheekschuld 90% van de waarde van de woning bedraagt. Daarnaast houdt de AFM toezicht op de betaalbaarheid van de hypotheeklasten en stimuleert de AFM het aflossen tot de helft van de woningwaarde via de gedragscode. C. Woningmarkt 5. Huren geleidelijk marktconform. Dit stimuleert commerciële partijen om in de huurmarkt te investeren, waardoor de rol van woningcorporaties minder dominant wordt. Huren worden opgetrokken tot een marktconform niveau over een periode van 20 jaar. Gedurende deze periode stijgen de huren maximaal 2% boven de inflatie. Een woontoeslag (of een inkomensafhankelijke afslag op de huur van woningcorporaties ) compenseert de koopkrachteffecten voor lage inkomens. 6. Verlagen maximale NHG grens. Dit verlaagt de
financiële gevolgen van een mogelijke daling van huizenprijzen voor de Rijksoverheid. De tijdelijke verhoging in de crisis tot EUR 350.000 gaat in 3 jaarlijkse stappen van EUR 30.000 terug naar het oorspronkelijke bedrag van EUR 265.000 per 1 juli 2014. Verdere afbouw is op termijn mogelijk als de woningmarkt beter gaat functioneren en de financieringstructuur efficiënter wordt.
Brede ondertekening economen
door
Economen vinden het belangrijk dat een duurzaam gefinancierde woningmarkt bijdraagt aan een gezonde economie. Oneigenlijke prikkels, die leiden tot een overmatige hypotheekschuld voor individuele huishoudens alsmede macro gezien een (te) hoge schuldfinanciering van de economie, moeten uit het systeem worden weggenomen. Dit zes stappenplan is daarom breed onderschreven door de volgende economen: Prof. Eric Bartelsman (Vrije Universiteit) Prof. Roel Beetsma (Universiteit van Amsterdam) Prof. Harald Benink (Universiteit van Tilburg) Prof. Peter Boelhouwer (Technische Universiteit Delft) Prof. Arnoud Boot (Universiteit van Amsterdam) Prof. Lans Bovenberg (Universiteit van Tilburg) Prof. Dirk Brounen (Universiteit van Tilburg) Prof. Johan Conijn (Universiteit van Amsterdam) Prof. Piet Eichholtz (Universiteit Maastricht) Prof. Jean Frijns (Vrije Universiteit) Prof. Harry Garretsen (Rijksuniversiteit Groningen) Prof. Kees Goudswaard (Universiteit Leiden) Prof. Bas Jacobs (Erasmus Universiteit) Prof. Kees Koedijk (Universiteit van Tilburg) Prof. Rick van der Ploeg (Universiteit van Oxford) Prof. Hugo Priemus (Technische Universiteit Delft) Prof. Dirk Schoenmaker (Duisenberg school of finance) Prof. Elmer Sterken (Rijksuniversiteit Groningen) Prof. Leo Stevens (Erasmus Universiteit) Prof. Casper de Vries (Duisenberg school of finance) Prof. Herman Wijffels (Universiteit Utrecht) Prof. Sweder van Wijnbergen (Universiteit van Amsterdam) Het stappenplan is te downloaden op www.dsf.nl en op www.netspar.nl 12
SECTOR de acht bestuurders
De acht bestuurders Deze keer in de acht: bestuurders, mensen die er na hun studie voor hebben gekozen om leiding te geven. Managers, afdelingshoofden en teamleiders komen aan het woord en zullen je inzicht geven in de diverse mogelijkheden van besturen.
als junior consultant en in een aantal jaar ben ik doorgegroeid naar consultant. Eerst was ik degene die de berekeningen uitvoerde en nu ben ik degene die met de klanten om tafel zit om het onderwerp pensioen te bespreken. Toen ik een jaar consultant was, ben ik (ook) peoplemanager geworden.
Zitten er ook nadelen aan uw functie? Uiteraard. Het kan voorkomen dat je mensen een minder leuke boodschap moet brengen. Het hoort bij de functie, maar dat maakt het niet makkelijker. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Tijdens de studie econometrie heb ik geleerd hoe je een probleem moet aanpakken en oplossen. Dit gebruik ik dagelijks in mijn werk. Concrete econometrie cases kom ik echter minder vaak tegen, maar dat heeft ermee te maken dat ik in het actuariaat ben gaan werken.
Marije Kloek Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Ik ben bij Towers Watson werkzaam als consultant op de afdeling Retirement Solutions. Als consultant adviseer ik pensioenfondsen en werkgevers in diverse pensioengerelateerde vraagstukken. Naast consultant ben ik peoplemanager. Samen met vier andere peoplemanagers vorm ik het kantoormanagement en wij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de afdeling. In mijn rol als peoplemanager ben ik verantwoordelijk voor een aantal collega’s en ben ik onder andere betrokken bij de beoordelingen en promotievoordrachten. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Na mijn studie econometrie ben ik bij Towers Watson (toen nog Watson Wyatt) gaan werken 13
Paul Cavelaars
Hoe bent u aan uw functie gekomen? Ik ben voor de functie van peoplemanager gevraagd.
Zijn er volgens u eigenschappen die een bestuurder/ manager moet hebben? En zo ja, wat zijn deze? Een manager moet goed kunnen luisteren naar de mensen aan wie hij of zij leiding geeft en moet helder kunnen communiceren. Dit is wat mij betreft de basis om een geslaagd manager/bestuurder te kunnen zijn. Wat is uw mening over de vele kritiek die bestuursleden/managers krijgen over de hoogte van hun beloningen? In een aantal gevallen vind ik de kritiek terecht. Sommige bestuurders ontvangen exorbitant hoge vergoedingen, terwijl dit (economisch) niet verantwoord is in deze tijd. Hoe kan het zijn dat een bedrijf slecht draait, maar waarvan de bestuurders wel hun zakken vullen? Dit is echter een kleine groep bestuurders. Er zijn ook managers die een extra beloning krijgen voor de rol die zij vervullen, maar waarbij de vergoeding wel in verhouding staat tot de geleverde prestatie. Dat zij bekritiseerd worden, is in mijn ogen onterecht. Dit lijkt echter niet te voorkomen, omdat het woord bonus/beloning sinds het begin van de crisis een negatieve lading heeft gekregen.
Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Mijn huidige functie is hoofd van de afdeling ‘Toezicht Strategie’ bij de Nederlandsche Bank (DNB). Ik geef leiding aan een groep economen die kijkt naar trends in de financiële sector en adviseert over de vraag hoe DNB daar als toezichthouder het beste op kan inspelen. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Na mijn studie heb ik vijf jaar bij ABN AMRO gewerkt. In 1997 ben ik naar DNB gegaan. Dat was het moment dat de voorbereidingen voor de oprichting van de Europese Centrale Bank in volle gang waren en dat heb ik van heel nabij mogen meemaken. In die jaren heb ik ook een proefschrift geschreven. In 2003 werd ik hoofd van de afdeling Monetair Beleid die de voorbereiding van de DNB-president (toen Wellink) voor de ECB-vergaderingen coördineert. In 2008 ben ik overgestapt naar mijn huidige baan aan de toezichtkant van DNB. Hoe bent u aan uw functie gekomen? Het was een interne overstap waar ik voor ben gevraagd, toevalligerwijs door de huidige DNBpresident Klaas Knot, die toen divisiedirecteur bij DNB was. Wat levert deze functie, naast eventuele financiële vergoedingen, u op? Het werken in de publieke sector levert me het gevoel op iets nuttigs bij te dragen aan de maatschappij. Daarnaast levert deze functie mij plezier en intellectuele uitdagingen op, dankzij de collega’s met wie ik werk en de vraagstukken die langskomen.
Zitten er ook nadelen aan uw functie? Na mijn proefschrift heb ik het nog een tijdje volgehouden om wat aan onderzoek te doen naast mijn reguliere werk, maar dat schiet er de laatste jaren helaas bij in. Misschien dat dat weer lukt als de financiële sector in rustiger vaarwater is gekomen. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Binnen de afdeling werken enkele mensen die een deel van hun tijd aan economisch onderzoek besteden. Mijn kennis van econometrie helpt zeker om een kritische blik op hun output te kunnen werpen en daarover met hen van gedachten kunnen te wisselen. Mijn huidige baas, Paul Hilbers, is overigens ook een VU-econometrist. Zijn er volgens u eigenschappen die een bestuurder/ manager moet hebben? En zo ja, wat zijn deze? Dat zijn in elk geval de wil om iets voor elkaar te brengen en het vermogen om ook anderen daartoe aan te zetten. En op een beleidsafdeling, zoals de plek waar ik zit, is het ook zaak dat je inhoudelijk sterk betrokken bent. Wat is uw mening over de vele kritiek die bestuursleden/managers krijgen over de hoogte van hun beloningen? Als toezichthouder maak ik me vooral druk over beloningen die aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s, dat wil zeggen over beloningen die verkeerde gedragsprikkels geven. Als burger kan ik me ook storen aan beloningen die in geen verhouding lijken te staan tot de geleverde prestaties.
14
SECTOR de acht bestuurders
Olaf Cornielje Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Ik ben hoofd bij de directie Duurzaamheid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ik ben verantwoordelijk voor de clusters duurzame landbouw, biociden en gewasbeschermingsmiddelen en biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Onze belangrijkste opgave is het duurzaamheidbeleid te vernieuwen, waarbij we meer de bedrijven en consumenten ondersteunen in hun eigen streven naar duurzaamheid. Zoals bijna altijd ‘in het beleid’ zijn we niet alleen manager pur sang, maar ook inhoudelijk/strategisch adviseur van onze superieuren, in het bijzonder de minister en staatssecretaris. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Duurzaamheid gaat over de drie P’s: people, planet, profit. Het aardige van mijn carrière is dat ik na mijn promotie aan de VU, nu aan de P van Planet ben gaan werken, na de P van People bij het Ministerie van Sociale Zaken (SZW) en Werkgelegenheid en de P van Profit bij Economische Zaken (EZ) en (oud)-Verkeer en Waterstaat. Bij SZW ben ik in een coördinerende functie beland en daarna via projectleider doorgegroeid naar manager bij EZ. Er zit dus een natuurlijke ontwikkeling in, waarbij ik steeds betrokken ben gebleven bij economische onderwerpen. Wat levert deze functie, naast eventuele financiële vergoedingen, u op? Veel persoonlijke genoegdoening. Ik geniet ervan als we als team echt iets voor elkaar krijgen dat bijdraagt aan een duurzamere wereld. In ons werk spelen veel belangen een rol. Dat merken we als het beleid in de Kamer worden uitgelegd en verdedigd. Ik ben trots als we inhoudelijk goed beleid door de Kamer krijgen. Ik geniet er ook van als het team 15
goed functioneert en iedereen het beste uit zichzelf haalt. Mijn credo is altijd om mij als manager zoveel mogelijk overbodig te maken. En als dat lukt, dan ben ik uitermate tevreden. Zitten er ook nadelen aan uw functie? Als ambtenaar ben je anoniem. Op de brieven en nota’s die naar buiten gaan, ziet niemand onze naam terug, alleen die van de minister, staatsecretaris of een directeur. Veel werk is teamwerk, intern, met andere ministeries etc., dus je eigen aandeel is moeilijk aan te wijzen. Dingen gaan daardoor ook soms traag. Het werk is geen ‘negen-tot-vijf’-baan, je moet er zijn als de staatssecretaris je nodig hebt. Dat wringt soms met mijn thuisleven. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Nee, wel de manier van denken en allerlei economische inzichten die ik verworven heb. Modelbouw en schattingen doen komen echt niet meer voor. Wat is uw mening over de vele kritiek die bestuursleden/managers krijgen over de hoogte van hun beloningen? Veel bedrijven kennen harde concurrentie en bestuurders/managers moeten dan ondernemen. Resultaatafhankelijke beloning is een prikkel om je nek uit te steken. Maar bestuurders en managers in concurrentie-arme, stabiele omgevingen (bijv. netbeheerders, directeuren van ziekenhuizen, maar ook in delen van de bankensector), hebben als taak op de winkel te passen en horen derhalve een veel lagere beloning te ontvangen. Daarnaast, als leiding moet je het voorbeeld geven aan je medewerkers: dus als je van hen offers vraagt, moet je die ook als manager geven. In mijn ogen is dat inherent onderdeel van goed leiderschap.
Rolf Nuijens Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Ik werk sinds 1998 bij Intermediate Capital Group (“ICG”) in London als fund manager voor ons Europese fonds. Wij verschaffen kapitaal voor de groei van bedrijven en de financiering van bedrijfsovernames. Ik leid het North Europe team van tien man. Mijn verantwoordelijkheden als fund manager omvatten: succesvol investeren van onze fondsen, leidinggeven aan het investeringsteam, investeringsbeslissingen nemen en aantrekken van nieuwe investeerders. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Na mijn studie begon ik als junior in een team van vijf bij een Nederlandse ‘private equity’-investeerder. Ik maakte de modellen en de bedrijfsanalyses, maar zat ook bijvoorbeeld bij de onderhandelingen met de verkoper en het management. Na 4.5 jaar ben ik bij ICG in London begonnen als lid van het investeringsteam voor de Benelux en Duitsland. Na verloop van tijd nam ik de verantwoordelijkheid voor die landen over en kreeg daar later ook Scandinavië bij. Uiteindelijk kwam ik in het ‘investment committee’ en kreeg ik verantwoordelijkheid voor onze Europese fondsen. Hoe bent u aan uw functie gekomen? In het investeringsvak moet je consistent een goed rendement maken om ver te komen. Alles wordt uitgedrukt in cijfers en zo wordt je performance direct meetbaar. Naast een goed trackrecord, heb ik ook mijn kansen gegrepen om hogerop te komen. Wat levert deze functie, naast eventuele financiële vergoedingen, u op? Het ‘doen van een deal’ geeft me altijd een bijzonder motiverend gevoel. En naarmate ik steeds meer een leidinggevende rol kreeg, heb ik me verder kunnen
ontwikkelen in het aansturen en motiveren van mensen. Zitten er ook nadelen aan uw functie? Het grootste nadeel is dat ik meer tijd met mijn familie zou willen besteden. Er zitten veel uitdagingen in mijn functie die tijd en energie kosten, en ik ben meestal 2-3 dagen per week in Europa onderweg. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Nee, maar het analyseren van cijfers, logisch nadenken en het snel verwerken van informatie zijn facetten die ik elke dag gebruik. Zijn er volgens u eigenschappen die een bestuurder/ manager moet hebben? En zo ja, wat zijn deze? Verantwoordelijkheden effectief overdragen en goed luisteren. Het probleem is namelijk vaak ‘micro-management’, waarbij de manager zich teveel inmengt met de taken van zijn/haar team. Door goed te luisteren hoor je waar je teamleden ondersteuning nodig hebben, maar ook waar ze meer verantwoordelijkheden willen nemen. Wat is uw mening over de vele kritiek die bestuursleden/managers krijgen over de hoogte van hun beloningen? Die kritiek is tot op zekere hoogte terecht. De laatste tien jaar zijn de beloningen scherp gestegen en staan nu niet meer in verhouding tot de verantwoordelijkheden. Ik vind echter dat aandeelhouders en de markt de beloningen moeten bepalen en niet de politiek. En managers moeten hun beloningen met prestaties rechtvaardigen.
16
SECTOR de acht bestuurders
Michel van de Coevering Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Sinds 2007 ben ik CFO bij Kempen & Co, een Nederlandse merchant bank met internationale activiteiten in vermogensbeheer, effectenbemiddeling en corporate finance. Kempen levert gespecialiseerde financiële diensten voor institutionele beleggers en ondernemingen. Als CFO houd ik me bezig met financiën en risico¬management. Daarnaast heb ik binnen de directie ook verantwoordelijkheid voor ICT, de bancaire administratie en de facilitaire dienstverlening. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Als vervolg op mijn studie econometrie aan de VU heb ik Operations Management gestudeerd in de VS. Na mijn diensttijd ben ik begonnen bij McKinsey als management consultant. Daarna wilde ik me graag verder specialiseren in de financiële dienstverlening en kwam ik terecht bij Kempen als corporate finance adviseur. Na een uitstapje naar het middelbaar onderwijs ben ik weer teruggekeerd bij Kempen. Hoe bent u aan uw functie gekomen? Sinds 2005 ben ik me steeds meer gaan bezighouden met interne bedrijfsvoering. In eerste instantie met projecten, bijvoorbeeld over balansbeheer en compliance. In de loop van 2006 werd Kempen overgenomen door Van Lanschot. Kort daarna kwam de positie van CFO vrij. Daar ben ik toen voor gevraagd en ik heb snel ja gezegd! Wat levert deze functie, naast eventuele financiële vergoedingen, u op? Ik heb nog steeds veel plezier in mijn werk. Zowel door het scala van inhoudelijke zaken waar ik me mee mag bemoeien, als ook door de interactie met leuke, slimme en originele collega’s. Dat zorgt er 17
ook voor dat ik continue blijf leren en dat vind ik belangrijk. Daarnaast merk ik dat ik het leuk vind om bij te dragen aan de ontwikkeling van Kempen. In deze rol heb ik weer een heel ander perspectief dan bij eerdere functies die ik heb gehad. Zitten er ook nadelen aan uw functie? Gelukkig niet zoveel, maar ze zijn er wel. Zo is een nadeel van mijn functie dat ik een stuk minder met klanten in aanraking kom dan voorheen. Af en toe mis ik dat wel een beetje, vooral om samen met klanten een bepaald resultaat te realiseren. Daarnaast is een nadeel van mijn functie dat bepaalde beslissingen in sommige gevallen vervelende consequenties hebben voor collega’s. Dat zal nooit helemaal wennen. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Niet direct de econometrische of wiskundige technieken. Maar wel de vaardigheden om een breed scala aan problemen op een logische manier te ontleden en op te lossen. An analytical mind is a joy for ever. Zijn er volgens u eigenschappen die een bestuurder/ manager moet hebben? En zo ja, wat zijn deze? Ik hou niet zo van de term bestuurder. Dat klinkt me afstandelijk en passief in de oren. Bij een manager denk ik meer aan iemand die echt meewerkt en samen met zijn team tot resultaten komt. Ik geloof niet dat er één set van karakteristieken is voor een manager die in alle situaties werkt. Je kunt volgens mij wel stellen dat een goede manager meerdere managementstijlen moet beheersen. Deze zouden er op gericht moeten zijn om medewerkers uitdaging en verantwoordelijkheid te geven. En om vervolgens zelf niet in de weg te staan!
Michel van Hout Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Mijn huidige functie heet VP IMO Operations. IMO staat voor Information Management Organisatie. Samen met mijn afdeling, ben ik verantwoordelijk voor het informatiemanagement in het operationele deel van het passagiersvervoer. Wij zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van alle ICT-systemen bij de piloten, het cabinepersoneel, het operations control center, de catering, KLM cityhopper en de KLM systemen op Schiphol. Ook zijn we verantwoordelijk van voor alle innovatie op informatiemangementgebied en in die rol vrijwel bij alle procesveranderingen betrokken. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Hiervoor heb ik twee uitgesproken planningsfuncties gehad. Eerst cabinepersoneel gepland en voorzien van hun wekelijkse rooster, daarna ben ik verantwoordelijk geweest voor het maken van KLM’s dienstregeling en het plannen van de middelen die je daarvoor nodig hebt. Deze banen volgden op een ‘uitstapje’ in de marketing als brand manager en hoofd marktonderzoek. Vanuit die functie is het een klein stapje naar mijn afstuderen in 1990, aangezien ik als kwantitatief marktonderzoeker bij KLM ben gestart. Hoe bent u aan uw functie gekomen? Binnen KLM rol je vaak in functies. Je hebt enerzijds de vrijkomende banen en anderzijds je eigen belangstelling en vaardigheden. Vaak ontstaat er van nature een match tussen die twee. Zo ben ik ook aan mijn huidige baan gekomen die recent is uitgebreid met het Schipholdeel. Wat levert deze functie, naast eventuele financiële vergoedingen, u op? Het leuke van deze functie is dat het zich uitstrekt in
strategische, tactische en operationele afwegingen binnen vele divisies elk met hun eigen cultuur. Dat maakt de variëteit zeer groot, met name qua aanpak voor het realiseren van veranderingen. Dat maakt de functie voor mij erg leuk. Ik houd van die afwisseling en van de mogelijkheid breed inzetbaar te blijven. De rode draad in alles is wel analyse en procesmatig denken. “Om de inhoud te kraken, moet je het proces goed organiseren”, zeg ik regelmatig. Dat ik dat mag doen in een internationale omgeving met veel vrijheid van handelen, is mooi meegenomen. Zitten er ook nadelen aan uw functie? Nadelig zijn uiteraard wel de omstandigheden waarin de luchtvaart verkeert. Hoge brandstofprijzen, veel druk vanuit de wetgever op regelgeving ter voorkoming van terrorisme, lokaal Europees en niet mondiaal denken over betalen voor CO2- uitstoot; het zijn zaken die maken dat je continu meer dan gewenst kosten moet reduceren. Dat vraagt veel (vergader)tijd, die ik soms liever aan iets anders zou besteden. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Wat je in je studietijd niet leert, is hoe je met de mensen omgaat die het belangrijke werk voor je doen. Gebruik maken van al hun talenten is voor mij een van de belangrijkste eigenschappen die je als manager moet hebben. Richting geven, dit praktisch vertalen en vervolgens door te luisteren achterhalen wat er nodig is om binnen die context te werken. Daar gaat het mijns inziens om. Zeker bij kenniswerkers is betutteling, controledrift en bemoeizucht funest. Daar probeer ik me dus ook verre van te houden. Wel probeer ik duidelijk te zijn in wat ik qua gedrag verwacht.
18
SECTOR de acht bestuurders
Annemarie Riema Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan? Na mijn studie Econometrie ben ik op de VU gebleven om te promoveren. Daarna heb ik steeds management- en bestuursfuncties gehad. Eerst als directeur van het Tinbergen Instituut, daarna op allerlei plekken binnen het Nederlands Hoger Onderwijs: Hogeschool Arnhem-Nijmegen, Technische Universiteit Delft en hier op de Universiteit Maastricht. Het liefst werk ik ergens waar ik iets nieuws kan opzetten in een internationale setting; het is zeer leerzaam om met mensen uit verschillende landen en culturen te werken. Komt de Studie Econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Omdat je als manager begrotingen, jaarrekeningen e.d. moet opstellen is het fijn om affiniteit met cijfers te hebben. Ik merk bij collega’s dat ze cijferwerk liever aan mij overlaten en soms kan je daar je voordeel mee doen en extra middelen binnenhalen. Als econometrist weet je dat je uit cijfers vrijwel elke uitkomst kan krijgen die je wilt hebben en dat kan je gebruiken. Een grafiekje, correlatiecoëfficiënt of kleinste kwadratenschatting maakt al veel indruk. Het echt ‘hogere’ econometriewerk heb ik niet meer nodig maar ik blijf door de contacten met onderzoekers wel op de hoogte van de ontwikkelingen in het vakgebied. En ik heb mijn naam natuurlijk mee: ARima (Autoregressive Integrated Moving Average model), daar score je altijd mee bij econometristen. Waarom bent u uit Delft weggegaan? Ik probeer om de vijf jaar van functie te veranderen om flexibel te blijven en nieuwe dingen en omgevingen te leren kennen. Tot nu toe is dat gelukt. In Delft heb ik 8 jaar gewerkt in 3 verschillende functies. Dit doordat er elke 3 jaar een reorganisatie plaatsvond, en toen er weer een reorganisatie kwam 19
heb ik gezegd: nu hoeft het voor mij niet meer. Na 25 jaar in de Randstad gewerkt te hebben, trok het Bourgondische zuiden. Ik wilde meer rust en ruimte, ook om te fietsen en te wandelen. Maastricht is heerlijk om te werken en te verblijven, zo’n gezellige stad! Ik ben elke dag weer verbaasd als ik door te stad fiets hoeveel terrasjes en restaurantjes er zijn en je bent zo in het heuvelland in de prachtige natuur. Wat zijn volgens u de eigenschappen die een bestuurder/manager moet hebben? Ik vind de belangrijkste eigenschap van een bestuurder/manager: integriteit. Dat je eerlijk bent in wat je belangen zijn en er geen verborgen agenda’s op na houdt. Wetenschappers hoef je niet te motiveren, die moet je alleen niet démotiveren. Dat dé-motiveren kan je voorkomen door betrokken te zijn, een vertrouwensrelatie op te bouwen, maar vooral niet “pappen en nathouden”, dus daadkrachtig zijn, knopen durven doorhakken, fouten durven maken. Laten zien dat je aandacht hebt voor hun problemen en daar actie op nemen. Wat is uw mening over de vele kritiek die bestuursleden/managers krijgen over de hoogte van hun beloningen? Het lijkt er soms op alsof managers alleen naar hun eigen belang kijken en zoveel mogelijk status, macht en geld willen hebben. Ik heb daar zelf nooit aan meegedaan en begrijp het ook niet zo goed: ik verdien nu al meer geld dan ik kan opmaken. Ik zou ’s ochtends niet meer in de spiegel durven kijken als ik een flinke bonus zou ontvangen terwijl er mensen ontslagen moeten worden. Wat er aan die ‘graai’-cultuur te doen is, weet ik niet zo goed. Wellicht krijgen we door de occupy-beweging na de Arabische lente wel een Europese lente en komen voldoende mensen hiertegen in opstand.
Willem-Joost Walch Wat is uw huidige functie en wat houdt deze in? Mijn hoofdbezigheid richt zich voornamelijk op het goed laten verlopen van de wiskunde- en statistiekbijlessen op de VU. Daar komen veel verschillende aspecten bij kijken, zoals het vinden van docenten, het koppelen van de juiste docenten en studenten, inhoud en niveau van de lessen bewaken en alle administratieve werkzaamheden die bij al deze activiteiten komen kijken. Ik voel me de ene dag een administratief medewerker en de volgende dag een manager of docent. Hoe bent u aan uw functie gekomen? Samen met twee studiegenoten (Marieke Klein en Joris-Jan van de Loo) hebben we WeTeach opgezet. Een organisatie die wiskunde- en statistiekbijles verzorgd voor studenten, door studenten. Studenten met een sterke wiskunde en/of statistiek achtergrond koppelen wij aan (groepjes) studenten die moeite hebben met deze onderwerpen. Wat levert deze functie, naast eventuele financiële vergoedingen, u op? Het opzetten van een eigen bedrijf is op zich zelf al heel leerzaam. Het levert mij dus een berg kennis op en dat vooral omdat je tegen problemen aanloopt waar je van te voren nog nooit over nagedacht of bij stilgestaan had. Daarnaast is het wekelijks les geven en voor een groep staan goed voor je algemene ontwikkeling en presentatie kwaliteiten. Zitten er ook nadelen aan uw functie? Een nadeel van een eigen bedrijf is dat je er op een of andere reden altijd wel een beetje mee bezig bent. Je bent nooit klaar en dat kan soms onrustig zijn. Verder kan ik zo snel geen echte nadelen bedenken.
Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Tijdens het geven van lessen, wat ik af en toe nog doe, is het erg prettig dat je wiskundekennis een stuk sterker is dan de studenten die je les geeft. Het gaat echter vaak om basisvakken en niet per se om econometrievakken. Vertrouwd zijn met het werken met cijfers is wel gewoon erg prettig. Zijn er volgens u eigenschappen die een bestuurder/ manager moet hebben? En zo ja, wat zijn deze? Ja, er zijn er natuurlijk een heleboel eigenschappen om op te noemen, maar dan zou ik denk ik een slechte samenvatting geven van alle boeken die er over management bestaan. Om er dan toch een uit te lichten zou ik beleving willen nemen. Iedereen ontleent zijn gezag als manager waarschijnlijk op een andere manier. Maar of je nou een strenge, ontspannen of humoristische manager bent; als je niet de indruk wekt dat het je aan het hart gaat zullen je werknemers dit ook voelen en er zo naar handelen. Wat is uw mening over de vele kritiek die bestuursleden/managers krijgen over de hoogte van hun beloningen? Dit is natuurlijk altijd een generalisatie, maar in veel gevallen zal het inderdaad aan de hoge kant zijn. Aan de andere kant wil ik best voor een paar tientjes een bedrijf als ABN AMRO een jaartje door deze wilde economische situatie sturen als CEO. Ik denk alleen dat de Nederlandse overheid echt beter af is om Zalm dik te betalen en het hem te laten doen. Kennis, ervaring en dergelijke zijn nou eenmaal dure goederen.
20
SECTOR strategy consultancy
Carlijn Röell
Martijn Nuijten
studeerde Technology Management. Na haar stage bij Philips, werkte ze als onderzoeker bij de RUG. Sinds eind 2011 werkt ze bij Strategieconsultant A.T. Kearney.
studeerde Natuurkunde aan de Universiteit Utrecht. In 2007 startte Martijn bij Quintel Strategy Consulting en sinds 2011 werkt hij als Associate bij A.T. Kearney.
sector strategy consultancy Deze editie in sector uitgelicht bekijken we de sector strategy consultancy. Strategy consultants geven advies over allerlei strategische kwesties. Dit komt er in de praktijk op neer dat zij een plan van aanpak bedenken om (lange termijn) doelstellingen te realiseren. Voor SECTOR werden Carlijn Röell en Martijn Nuijten geinterviewd over hun werkzaamheden in deze sector. Hoe ziet een gemiddelde werkdag eruit? Martijn: Een gemiddelde werkdag is er eigenlijk niet, of je nu bezig bent met een klant of niet. Het doel van een Strategy Consultant is om een plan af te leveren, waarmee onze klant strategische doelen kan gaan bereiken. Hiervoor hebben we natuurlijk informatie van de klant nodig, die we o.a. verkrijgen door het houden van interviews. Het verwerken van deze interviews en het uitvoeren van analyses op basis van deze interviews is daarnaast een belangrijk 21
onderdeel van ons werk. Onze adviezen leggen we vervolgens voor aan de klant door het geven van workshops en presentaties.
“Een gemiddelde werkdag is er eigenlijk niet.” Carlijn: Als Strategy Consultant heb je projectwerk én het werk dat je doet als je niet op een project zit. Als je niet bezig bent met een project, houd je je vooral bezig met onderzoeken, voorbereidingen voor een nieuw project dat eraan zit te komen, recruitmentactiviteiten organiseren en het proberen aan te trekken van nieuwe klanten.
“Om te slagen als Strategy Consultant moet je goed problemen kunnen identificeren en deze kunnen structureren.” Kunnen jullie een project beschrijven waarmee jullie recent bezig zijn geweest? Martijn: Ik heb net een project afgesloten van een telecommaatschappij. Zij wilden van ons advies krijgen over klantbehoud: om de klanten die bij ze weglopen in de toekomst te kunnen behouden. Hiervoor hebben we allereerst een projectplan opgesteld, waarin onder meer staat hoeveel en wat voor soort mensen nodig zijn zowel vanuit de klant, als vanuit A.T. Kearney. Ook staat in dit plan op welke manier we het project gaan aanpakken. Dan gaan we naar de klant toe en voeren we het projectplan uit. We gaan mensen interviewen en geven workshops over hoe het klantcontact beter onderhouden kan worden. Tijdens het project bespreken we met het team wát in onze ogen de grootste oorzaken zijn voor het weglopen van de klant en op welke manier dit op te lossen is. Uiteindelijk gaven we een presentatie met ons advies voor de gehele directie. Hoe groot is het team waarin je werkt? Martijn: De grootte van een projectteam verschilt per klant. Op grote projecten kan een team uit meer dan tien consultants bestaan, terwijl er ook projecten zijn waarbij je met één andere consultant samenwerkt. Gemiddeld bestaat een team uit vier of vijf consultants. Carlijn: Vaak bestaat een team waarmee je werkt uit een consultantdeel en een klantdeel. Deze constructie zie je bij A.T. Kearney heel
sterk terugkomen omdat de veranderingen die doorgevoerd worden door onze projecten niet alleen op de korte termijn moeten werken, maar ook navolging verdienen op de lange termijn, nadat wij als team weg zijn. Welke eigenschappen moet je hebben om in deze sector te slagen? Martijn: Het is erg belangrijk dat je analytisch bent. Je moet goed problemen kunnen identificeren en deze kunnen structureren. Vaak krijg je grote bergen informatie van de klant, van getallen tot geschreven teksten, waar je snel en slim conclusies uit moet kunnen trekken. Communicatie is ook essentieel. Wanneer je een mooie analyse hebt gemaakt, moet je deze natuurlijk ook wel over kunnen brengen op de klant en je teamgenoten. Merken jullie vanuit de klant veel weerstand tegen projecten die jullie uitvoeren? Martijn: Dit hangt erg af van het soort project. Bij de meeste projecten is het zo dat de mensen waarmee we werken erg blij zijn met beweging in de organisatie. Soms heb je ook projecten waarbij de Raad van Bestuur aangeeft te willen bezuinigen en van ons advies wil hebben waar deze bezuinigingen het beste plaats kunnen vinden. Op dat moment moet je natuurlijk wel wat tactvoller omgaan met de informatie die je zelf weggeeft in interviews en pas je ook je manier van vragen aan. Weerstand heb ik nooit echt gemerkt, mede omdat veel van de medewerkers van onze klant het ook als kans zien om een idee wat ze hebben echt uit te laten voeren wanneer dit door ons geadviseerd wordt.
“Een mooie analyse moet je ook over kunnen brengen op de klant en je teamgenoten.” 22
SECTOR strategy consultancy
Welke kennis van je studie econometrie & operationele research gebruik je nog in je werk? Carlijn: Het denkproces dat je tijdens de studie jezelf hebt aangeleerd, gebruik ik nog elke dag bij het aanpakken van een probleem. De complexiteit van de problemen die je bij een studie als econometrie tegenkomt, komen bij je werk als Strategy Consultant ook voorbij. Martijn: Echte inhoudelijke vraagstukken die je bij je studie econometrie tegenkomt, zie je niet zo snel terug binnen de Strategy Consultancy. Wat de studie econometrie zo goed doet aansluiten bij het werk als Strategy Consultant is dat het heel sterk je analytische vaardigheden koppelt aan bedrijfskundige problemen. De mensen die bij A.T. Kearney binnenkomen en econometrie hebben gestudeerd, kunnen in mijn ogen heel goed en snel de benodigde analyses maken en hieruit conclusies trekken Om zich vanuit die basis te ontwikkelen tot een goede Strategy Consultant. Zijn er in de Strategy Consultancy mogelijkheden om internationaal ervaring op te doen? Carlijn: Het opdoen van ervaring in het buitenland kan op verschillende manieren gebeuren. Omdat projectteams vaak worden samengesteld vanuit verschillende landen, komen consultants van buitenlandse kantoren naar Nederland toe. Jij kunt ook naar het buitenland gaan om deel uit te maken van een projectteam aldaar. Daarnaast kun je voor een langere tijd – via een ‘transfer’- op een buitenlands kantoor gaan werken. Omdat je met zoveel internationale collega’s werkt, zie je uitwisselingen tussen verschillende kantoren vaak gebeuren. Ook de trainingen die je gedurende het hele jaar volgt zijn internationaal. Kunnen jullie iets meer vertellen over de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de Strategy Consultancy? Carlijn: De mogelijkheden om je persoonlijk en professioneel te ontwikkelen binnen A.T. Kearney zijn enorm. Ten eerste door ‘training on the job’ ontwikkel je je, bijgestaan door een mentor, en met behulp van een intensief evaluatiesysteem snel. Daarnaast volg je binnen A.T. Kearney jaarlijks vele trainingen in binnen- en buitenland. Tot slot wordt je de mogelijkheid geboden een MBA te doen aan een internationale business school. Veel collega’s 23
hebben een MBA gedaan en kunnen je advies geven over welke universiteit de beste keuze is en waar je op moet letten tijdens de toelatingsprocedure. Als ‘alternatief’ is het daarnaast ook mogelijk om voor een bepaalde tijd ervaring op te doen bij een bedrijf of sector waar je een sterke interesse in hebt.
The Boston Consulting Group
Waarom is werken binnen Strategy Consultancy zo interessant en leuk? Martijn: Als ik naar mijn ontwikkeling kijk die ik de afgelopen jaren heb doorgemaakt, kan ik me geen ander beroep voorstellen waar dat zo sterk zal zijn. De mensen waarmee ik werk binnen A.T. Kearney zijn allemaal slim, leergierig en gaan er voor de volle honderd procent voor. Het is erg leuk om een probleem te kraken en de beste oplossing hiervoor te geven.
Wat onderscheidt jullie van andere Strategy Consultants? BCG als werkgever onderscheidt zich door heel veel aandacht aan persoonlijke ontwikkeling van de werknemers te besteden. Niet alleen wanneer je start maar gedurende je hele carrière blijft dit het geval. BCG als strategy consultant onderscheidt zich door echt samen met de klant te werken, in teams die bestaan uit werknemers van de klant en BCG’ers, en ervoor te zorgen dat oplossingen ook echt geïmplementeerd worden. We leveren dus geen rapport op dat in de la belandt.
“Het is erg leuk om een probleem te kraken en de beste oplossing hiervoor te geven.” Carlijn: Elk kantoor binnen Strategy Consultancy heeft zijn eigen type mensen en daarmee ook zijn eigen sfeer. Het is daarom erg belangrijk om tijdens een recruitmentevenement of een stage te kijken of de ene firma of juist de andere beter bij je past. Wij zien je in ieder geval graag bij ons solliciteren!
160 werknemers in Nederland 50 - 55 uur
Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? Wij zijn op zoek naar sociale mensen met een sterk analytisch vermogen. Deze mensen kunnen uit zeer veel studierichtingen afkomstig zijn. Onze consultants zijn dat ook. Hoe verloopt het starterstraject? Als je start bij BCG begin je als generalist. Dit houdt in dat je gedurende de eerste 2 jaar op veel verschillende projecten in verschillende sectoren ingezet kan worden. Dit zorgt ervoor dat je een goed beeld krijgt van al deze sectoren en wat jij zelf echt leuk vindt. Een project duurt gemiddeld 3 maanden waardoor je in je eerste 2 jaar al ontzettend veel indrukken krijgt. Naast het case werk zijn er ook veel trainingen; dit kan zijn met mensen die tegelijkertijd met jou gestart zijn in Amsterdam, maar ook Europese trainingen met alle associates die tegelijk bij BCG zijn begonnen. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Doorgroeimogelijkheden bij BCG zijn vrijwel eindeloos. De meeste partners van BCG zijn als associate binnen gekomen. Een typisch carrièrepad van een starter is eerst twee jaar associate. Daarna zijn de stappen senior associate, consultant, project leider, principal en partner. Er zijn dus genoeg doorgroeimogelijkheden.
Wat zijn de mogelijkheden om internationale ervaring op te doen? BCG heeft 74 kantoren in 42 landen, die allemaal nauw samenwerken om tot de juiste adviezen voor de klanten te komen. De internationale mogelijkheden zijn er dus volop. Zo kan je een project doen in het buitenland, een jaar voor een ander kantoor werken een transfer naar een ander kantoor maken of een MBA volgen aan een van de top business schools van de wereld.
Roland Berger 90 werknemers in Nederland > 40 uur
Wat onderscheidt jullie van andere Strategy Consultants? Het onderscheidende vermogen van Roland Berger is ondernemerschap. Wij zijn zelf ondernemers en begrijpen onze klanten. Wij maken hun uitdagingen tot de onze en leveren altijd het beste resultaat. Dat zie je terug in onze waarden: excellentie, partnerschap en ondernemerschap. Daarmee creëren we duurzame en meetbare waardes. Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? Roland Berger zoek sociale academici met sterke analytische vaardigheden, affiniteit met strategy consulting, ondernemerszin en een klik met ons kantoor. Een specifieke studie is niet van belang, diversiteit binnen ons kantoor wel. Niet voor niets luidt het credo ‘It’s character that creates impact!’ Hoe verloopt het starterstraject? Als starter bij Roland Berger begin je als volwaardig teamlid van een projectteam. Iedere consultant levert bij Roland Berger een actieve bijdrage aan het succes, de snelle groei en de invulling van het kantoor. Wanneer je start zal je deelnemen aan een “kick-off” op het hoofdkantoor in München waar je diverse trainingen krijgt. Hierna stimuleert Roland Berger vooral ‘learning on the job’ door je actieve deelname in diverse teams waarin zich zowel junioren, een 24
SECTOR strategy consultancy
projectmanager en een partner bevinden. Iedere consultant gaat dus vanaf de eerste dag mee naar de klant en is verantwoordelijk voor een onderdeel van het totale project. Als junior consultant val je daarnaast onder de verantwoordelijkheid van een mentor die jou in je ontwikkelingsprogramma begeleidt. In dit programma ligt de nadruk op 1 van onze kernwaarden, namelijk ondernemerschap. Roland Berger geeft je de ruimte om hiermee aan de slag te gaan en om interessante initiatieven uit te werken! Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Bij Roland Berger start je als Junior Consultant en heb je de mogelijkheid om door te groeien. Naarmate je ervaring toeneemt, nemen je verantwoordelijkheden binnen projecten ook toe. Specialisatie in een bepaalde industrie is iets dat in de loop van je carrière gestalte krijgt. In de eerste jaren krijg je te maken met veel soorten projecten en industrieën zodat je eerst een goede generalist wordt en een beeld krijgt van waar je talenten en interesses liggen. Op basis van die ervaring kun je samen met je mentor langzaam focus aanbrengen in de projecten die je doet. Wat zijn de mogelijkheden om internationale ervaring op te doen? Als je solliciteert naar een functie in Nederland werk je meestal vanuit het Nederlandse kantoor. Er zijn ook projecten waarin de klant een internationale speler is, waardoor je internationale ervaringen opdoet. Bovendien is het mogelijk om deze internationale ervaring op te doen door het volgen van een MBA, een periode op een kantoor in het buitenland, of andere persoonlijke projecten.
A.T. Kearney 85 werkenemers in Nederland 60 uur
Wat onderscheidt jullie van andere Strategy Consultants? A.T. Kearney werkt niet voor haar opdrachtgevers, maar samen met hen om het beste resultaat te 25
SECTOR boekrecensies
behalen. Wij verwoorden dat zo: Sinds 1926 helpen we onze opdrachtgevers in het nemen van de beste beslissingen voor hun organisatie. We creëren samen met hen draagvlak voor een besluit. Dit is wat ieder van ons drijft binnen A.T. Kearney. Want de kracht van een uitmuntende analyse groeit, wanneer iedereen hem in een organisatie omarmt. Hoe verloopt het starterstraject? Direct uit de collegebanken start je als Business Analyst. In de eerste week zijn er diverse introductietrainingen en kennismakingen georganiseerd. Je wordt vanaf week twee direct op een project geplaatst. Je opleidingsprogramma start in de eerste drie maanden en zal je Kearney-leven lang duren! Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Na een positie als Business Analyst kun je doorgroeien naar Associate, Manager, Principal en Partner. Naast een ontwikkeling in de breedte (door te werken in verschillende industrieën, op uiteenlopende projecten) wordt je na verloop van tijd gestimuleerd om ook een expertise op te bouwen. Wat zijn de mogelijkheden om internationale ervaring op te doen? De mogelijkheden zijn talloos, A.T. Kearney is met recht een global strategy consultant. Doordat de grenzen van onze klanten niet ophouden bij de grens van Nederland, bezit vrijwel elk project een internationale component. Daarnaast is er de mogelijkheid om geplaatst te worden in een internationaal projectteam of – als je voor langere tijd in het buitenland wilt werken – een transfer aan te vragen naar een van onze andere kantoren.
boekrecensies In Pursuit of the Traveling Salesman William Cook
Work the System Sam Carpenter
Econometrie Operat. Research Economie
Econometrie Operat. Research Economie
Wat is de kortst mogelijke route voor een reizende verkoper zodat hij elke stad maar één keer bezoekt en uiteindelijk terugkeert naar zijn beginplaats? William Cook, professor aan het Georgia Institute of Technology, neemt de lezer aan de hand om de geschiedenis en wiskundige achtergrond van bovenstaand probleem te ontrafelen. Een probleem waar velen tijdens hun studie Econometrie en Operationele Research in ieder geval aan mogen ruiken.
Deze moderne klassieker geschreven door Stephen Covey, onder meer oprichter van het ‘Covey Leadership Center’, is al meer dan 25 miljoen keer verkocht en mag daarom niet ontbreken in deze editie.
Het boek begint in de 19e eeuw, wanneer de wiskundige Hamilton het zogenaamde ‘Traveling Salesman Problem’ voor het eerst beschrijft en bouwt langzaam toe naar welke technieken er tegenwoordig gebruikt worden om het probleem te kraken. Het grootste nadeel van dit boek is dat meer dan 90% van de wiskunde en algoritmes die in dit boek staan, al bekend is bij studenten die verder in hun studie zijn.
In zijn boek beschrijft hij, zoals de titel al doet vermoeden, zeven eigenschappen of routines die zeer effectieve mensen zichzelf eigen gemaakt hebben. Zo beschrijven de eerste drie hoofdstukken in het boek hoe je jezelf minder afhankelijk van andere mensen kunt maken. De drie daaropvolgende hoofdstukken behandelen de onderwerpen teamwork, samenwerken en communicatie. Het laatste deel behandelt de balans tussen in- en ontspanning en hoe je hiermee persoonlijke groei kan realiseren. Wanneer de adviezen van de schrijver opgevolgd worden, zal je bewuster zijn van hoe je leven is ingericht en hoe je met andere mensen omgaat. Covey geeft uitgebreide voorbeelden hoe de lezer deze adviezen in praktijk kan brengen.
Interessanter voor diegene die al meer van het probleem afweten zijn wellicht de vele toepassingen in andere wetenschappen, van het ordenen van genen tot aan de zoektocht naar nieuwe planeten. Uit alles blijkt dat de schrijver een grote liefde heeft voor het onderwerp. Dit maakt het tezamen met zijn vloeiende stijl van schrijven tot een prettig te lezen boek.
De handreikingen die geboden worden, zijn niet erg verrassend, maar wel universeel: behandel anderen zoals jij behandeld wilt worden, ga verstandig met je tijd om en zoek naar wijsheid en inzicht van andere mensen. De schrijver maakt het echter wel lastig om deze concepten te begrijpen door deze inzichten te veel in detail te analyseren.
Al met al een boeiend boek voor iedereen die de operationele research in perspectief wil zien.
Samenvattend een boek met veel wijsheden waar iedereen nog iets van op kan steken. 26
SECTOR over de schuldencrisis
dat een daadkrachtig politiek optreden op tijd zal komen om de financiële markten enigszins gerust te stellen. Het staat al wel vast dat dit nog niet de laatste update zal zijn die we schrijven over de schuldencrisis. Hoe beoordelen we nu onze vaste aandachtspunten na de afgelopen maand? Oordeel van het ING Investment Office
Simon Wiersma
Renteverschil met Duitsland (10-jaarsrente)
is sinds 2009 Investment Manager bij het ING Investment Office en is hier medeverantwoordelijk voor de gevoerde beleggingstrategie.
over de schuldencrisis Na ruim 2 jaar zijn we niet heel veel verder met een oplossing voor de Europese schuldencrisis. Sterker nog, de schuldencrisis is sindsdien alleen nog maar groter geworden. Naast Griekenland, Ierland en Portugal lijken nu ondanks alle afspraken over noodfondsen, afschrijvingen van schuld en begrotingen ook Spanje en in mindere mate Italië besmet geraakt. Het lijkt erop alsof de situatie rond Griekenland in een eindfase terecht komt. De Griekse kiezers hebben bij de laatste verkiezingen duidelijk tegen de opgelegde bezuinigingsmaatregelen gestemd. De Grieken zijn de bezuinigingen beu, maar willen wel de euro als betaalmiddel houden. Het is een onmogelijke opgave om met deze wensen een regeringscoalitie te vormen. Nieuwe verkiezingen op 17 juni zijn daarom noodzakelijk. Tot die tijd wordt er druk gespeculeerd of Griekenland nog wel in de eurozone kan blijven. Kranten en tijdschriften staan er vol van en analisten vallen over elkaar heen om een opinie te geven. De Franse verkiezingen hebben ook niet bijgedragen aan enige stabilisatie van de situatie. De sterke band tussen Merkel en Sarkozy (Merkozy) is verdwenen nu François Hollande tot 27
president verkozen is. Er zal opnieuw onderhandeld worden over al gemaakt afspraken, juist op een moment waarop politieke daadkracht vereist is. Het is daarom niet vreemd dat de financiële markten nerveus reageren nu de impact van de Europese schuldencrisis op de reële economie steeds groter lijkt te worden. Dat een aantal zuidelijke eurolanden in recessie zouden raken was niet onverwacht. Maar nu lijkt ook de negatieve impact op de economische groei van de opkomende markten en de VS groter te zijn dan verwacht. Zelfs de onaantastbaar geachte Duitse economie begint onder de schuldencrisis te lijden. Er spelen in Europa twee cruciale vragen. Ten eerste: kan en wil Griekenland in de eurozone blijven? Ten tweede: kan Spanje de wankele lokale bankensector overeind houden? Veel mensen willen blijkbaar niet langer wachten op de antwoorden. Bijvoorbeeld ongeruste depositohouders in Griekenland en Spanje. Zij lijken het zekere voor het onzekere te nemen en nemen hun tegoeden op. Deze kapitaalvlucht zal snel gestopt moeten worden om een verdere escalatie van de crisis te voorkomen. Vooralsnog vertrouwen we erop
onttrekken. Gezien de oplopende rente op Spaanse staatsobligaties tot ruim boven 6% denken de financiële markten daar echter anders over. Over de Griekse situatie lijkt men in de politiek ook geen duidelijk standpunt in te kunnen en willen nemen. Men wil Griekenland graag binnen de eurozone houden maar tegelijkertijd wordt er openlijk gesproken over een exit als Griekenland zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Tot aan de nieuwe verkiezingen op 17 juni zal waarschijnlijk geen duidelijkheid komen. We handhaven daarom ons negatieve oordeel over de communicatie. Oordeel: negatief
Communicatie De verkiezingsuitslagen in Griekenland en Frankrijk hebben tot op heden nog geen goed gedaan aan de eenduidigheid over de communicatie rondom het oplossen van de schuldencrisis. Hierdoor is het vertrouwen in een goede afloop op korte termijn duidelijk afgenomen. De “Frans-Duitse as” die pal achter de strengere begrotingsplannen (het ‘fiscale pact’) leek te staan, lijkt met de verkiezing van François Hollande gebroken te zijn. De nieuwe Franse president heeft zijn pijlen meer gericht op nieuwe groeiafspraken en minder op bezuinigen. Dit tegen de uitdrukkelijke wens van de Duitse bondskanselier Merkel in die, zo het lijkt, koste wat kost de druk wil houden op bezuinigingen. Volgens haar zijn de ontstane problemen niet op te lossen met meer geld. Dit past dan weer volledig in het beeld van ECB voorzitter Mario Draghi. Het ziet er naar uit dat er nog de nodige gesprekken gevoerd moeten worden, willen Frankrijk en Duitsland weer op één lijn zitten. Ondertussen hebben veel landen, waaronder Nederland, de grootste moeite om zich aan de nieuwe begrotingsafspraken te houden. Bovendien zwelt de kritiek op te strenge bezuinigingen steeds verder aan. Vandaar ook dat er vanuit Brussel stemmen opgingen om de afspraken misschien iets minder strikt te hanteren. Spanje lijkt zich vooralsnog aan de nieuwe afspraken te kunnen
Bezuinigingen Wat de vorige regeringscoalitie in meer dan een maand niet voor elkaar kreeg, lukte de nieuwe ‘Kunduz-coalitie’ in een paar dagen. Een begroting die voldoet aan de Europese begrotingsafspraken. Dit houdt in dat er in Nederland de komende jaren flink zal worden bezuinigd. Bijna iedereen krijgt te maken met een daling van de koopkracht. Ditzelfde zien we ook in de perifere landen van de eurozone. Of alleen maar bezuinigen de juiste manier is om de problemen op te lossen, valt echter nog te bezien. Hierover zijn al de nodige discussies gevoerd. De voorgenomen bezuinigingsmaatregelen zullen in ieder geval een drukkend effect hebben op de economische groei. Dit besef lijkt nu ook steeds meer doorgedrongen te zijn tot de politieke leiders. De Franse president Hollande spreekt al over het ontwikkelen van een Europees groeipact om de economie te stimuleren. Hoewel we positief zijn over de toegenomen politieke aandacht voor economische groei, zijn de 28
SECTOR over de schuldencrisis
middelen om dat te bewerkstelligen de komende jaren waarschijnlijk minimaal. De bezuinigingen op de overheidsbegrotingen van de eurolanden leiden tot een lagere bbp-groei op korte termijn. Ontwikkeling economische groei eurozone
Op de wat langere termijn moeten die de staatsfinanciën juist verbeteren. Door de ingrijpende bezuinigingen is de economische groei afgeknepen en in de meeste eurolanden omgeslagen in economische krimp. De voorbeelden van Griekenland en Spanje zijn het duidelijkst. Beleidsmakers doen er verstandig aan om een balans te vinden tussen bezuinigen en het stimuleren van groei. We zijn er voorstander van dat vooral de sterkere eurolanden niet te hard op de rem trappen. Dit verbetert de kans op een herstel van de economie in de zwakkere landen. Politiek gezien is dit echter niet altijd eenvoudig uit te voeren. De nationale doelstellingen en politieke belangen wegen veelal zwaarder dan de gemeenschappelijke Europese belangen. Toch zien we langzaam maar zeker een aantal positieve ontwikkelingen. Het is een aantal Duitse vakbonden gelukt om voor de komende jaren een behoorlijke loonstijging af te dwingen van de werkgevers. Ook gaan, na een jarenlange nullijn, de salarissen van Duitse parlementariërs weer wat omhoog. Hoewel het laatste misschien weinig economische impact heeft, is de symbolische waarde groot. Het lijkt er steeds meer op alsof Duitsland de binnenlandse groei nog iets verder wil stimuleren en dus een iets hoger inflatieniveau wil accepteren. Anderzijds heeft Spanje iets meer ruimte op de begroting gekregen om de economie niet helemaal de kop in te drukken. Als gevolg hiervan zou de concurrentiekracht van de noordelijke en zuidelijke eurolanden 29
meer naar elkaar toe moeten bewegen en zo de huidige ongelijkheden moeten verminderen. De ontwikkelingen op het gebied van de bezuinigingen zijn bemoedigend maar nog niet voldoende om ons oordeel te verhogen. Ons oordeel is ongewijzigd. Oordeel: neutraal Monetair beleid ECB Het effect van de twee Long Term Refinancing Operations (LTRO’s, langetermijnherfinancieringsoperaties) van de ECB lijkt langzaam maar zeker uitgewerkt. Meer dan duizend miljard euro is via deze LTRO’s in het Europese bancaire systeem gepompt. Na de eerste LTRO van december 2011 daalden de rentes op Italiaanse en Spaanse staatsobligaties nog aanzienlijk als gevolg van het afgenomen risico op een financiële systeemcrisis. Het effect van de tweede LTRO was echter maar van zeer korte duur. De rente op Spaanse staatsobligaties liep direct na het sluiten van de operatie al weer op. Nu deze indirecte vorm van monetaire verruiming (‘quantitative easing’, QE) uitgewerkt lijkt te zijn en de rente op Spaanse en Italiaanse staatsobligaties weer is opgelopen, wordt de roep om verdere monetaire verruiming door de ECB steeds grotere. Naast het bescheiden opkopen van ‘covered bonds’ houdt de ECB zich vooralsnog afzijdig. De rente staat na twee verlagingen al maandenlang op 1% en een hoger dan gewenst inflatieniveau in de eurozone biedt weinig perspectief op verdere verlagingen. Ook koopt de ECB al maandenlang geen staatsobligaties op de secondaire markt. Opkoopprogramma ECB
De boodschap van ECB president Draghi is duidelijk. De ECB is verantwoordelijk voor prijsstabiliteit in
de eurozone maar kan en wil (nog) geen verdere actieve bijdrage leveren aan het oplossen van de schuldencrisis. Van het opkopen van staatsobligaties door de ECB hoeven we dus voorlopig niet veel meer te verwachten. Deze taak heeft ze nu aan de banken overgelaten via de LTRO’s. Vanwege het verminderen van de kans op een financiële systeemcrisis is ons oordeel over het gevoerde monetaire beleid neutraal. Voor een positief oordeel is een actiever bijdrage van de ECB noodzakelijk. Bijvoorbeeld door een expliciete verklaring van de ECB als ‘lender of last resort’. Hier zullen we waarschijnlijk nog wel even op moeten wachten, als het al ooit gebeurt. Oordeel: neutraal Liquiditeit Na de twee LTRO’s leken de ergste zorgen rond de liquiditeitsvoorziening voorbij. Met de operaties heeft de ECB voorkomen dat de interbancaire spanningen verder toenamen. Met de vrijgekomen liquiditeiten hebben banken onder andere hun schuld kunnen herfinancieren en is het verder oplopen van de rentes in de perifere landen gedeeltelijk tegengegaan. Recente veilingen van vooral kortlopende staatsobligaties van Spanje en Italië zijn redelijk succesvol verlopen. Wel zien we dat de rentes inmiddels weer oplopen. Dit komt vooral door toegenomen spanningen over het mogelijk vertrek van Griekenland uit de eurozone en de zorgen over de zwakke kapitaalpositie van de Spaanse bankensector. Na de Griekse verkiezingen op 6 mei is er veel kapitaal (euro’s) overgemaakt van Griekse naar buitenlandse banken uit angst voor het verloren gaan van dit kapitaal bij een mogelijke exit van Griekenland uit de eurozone. Wanneer dit zou plaatsvinden, zouden euro’s omgezet worden in een nieuw te introduceren munteenheid. Deze nieuwe munteenheid zou dan naar verwachting behoorlijk in waarde devalueren, waardoor de Grieken een groot gedeelte van het opgebouwde kapitaal zouden kwijtraken. Doordat de Griekse banken hierdoor steeds minder kunnen beschikken over spaargeld, zijn zij steeds afhankelijker geworden van de financiering door de ECB. De ECB eist voor deze financiering echter wel voldoende onderpand en solvabiliteit van de bank. Nu de ECB begint te twijfelen aan de kwaliteit van het onderpand en de solvabiliteit van de Griekse banken, dreigt de ECB de geldkraan voor deze banken dicht te
draaien. Hierdoor dreigt vervolgens een acuut liquiditeitsprobleem en kan Griekenland in een ongecontroleerd faillissement raken. Het is dus noodzakelijk dat de ECB liquiditeit blijft verschaffen om dit scenario te voorkomen. Naast Griekenland dreigt hetzelfde te gebeuren in Spanje en in mindere mate in Italië. Ook in deze landen is er in zeker mate sprake van kapitaalvlucht. Een bijkomend probleem is de grote hoeveelheid aan uitstaande vastgoedleningen die Spaanse banken op hun balans hebben staan. Als gevolg van de financiële crisis is de vastgoedmarkt in Spanje behoorlijk gedaald en lijkt het einde hiervan nog niet in zicht. Hierdoor zullen Spaanse banken naar schatting van het IIF (Institute of International Finance) mogelijk nog zo’n EUR 260 miljard moeten afschrijven. Om deze verliezen te kunnen dragen hebben de Spaanse banken naar schatting nog zo’n EUR 76 miljard aan extra kapitaal nodig. Dit kunnen ze op dit moment niet op de kapitaalmarkt lenen en zullen dan ook een beroep moeten doen op de Spaanse overheid. Het Spaanse Bankia is ondermeer vanwege die reden gedeeltelijk genationaliseerd. Ook gaan er steeds vaker geluiden op om het ESM (European Stability Mechanism), het permanente Europese noodfonds, de bevoegdheid te geven om leningen te verstrekken aan financiële instellingen. Hierover is echter nog geen duidelijkheid. Nu het positieve effect van de LTRO’s lijkt uitgewerkt, de zorgen om kapitaalvlucht uit de perifere landen is toegenomen en er geen duidelijkheid is over verdere liquiditeitsverschaffing door de ECB verlagen we ons oordeel over liquiditeit naar neutraal. Oordeel: ↓ neutraal Herstructurering Of er na de herstructurering van de Griekse staatsschuld nog verdere herstructureringen zullen plaatsvinden, is op dit moment moeilijk te zeggen. Dit hangt af van de economische groei, de rente en daarmee de houdbaarheid van de staatsschuld van het betreffende land. Dit geldt niet alleen voor de zwakke eurolanden. Nu Griekenland voorlopig gered is, beginnen de financiële markten zich meer zorgen te maken over de solvabiliteit van Spanje en in minder mate ook Italië. De rente op Spaanse en Italiaanse staatsobligaties is de afgelopen weken weer fors opgelopen. Bovendien is de rente op Portugese staatsobligaties nog steeds erg 30
SECTOR over de schuldencrisis
hoog. De plannen van Portugal om in 2013 naar de kapitaalmarkt te gaan om via obligaties het benodigde kapitaal aan te trekken, kunnen voorlopig in de ijskast. Tegen de huidige rentetarieven is de schuld van Portugal niet houdbaar. De kans op herstructurering (lees: gedeeltelijke afwaardering) van de Portugese staatsschuld neemt daarom toe. Mogelijk zal dit later dit jaar gebeuren. Ons oordeel over de herstructurering van de Griekse staatsschuld is positief. Een toenemende kans op nieuwe herstructureringen van staatsschulden zal de financiële markten onder druk kunnen zetten maar is in sommige gevallen een noodzakelijk kwaad om uit de problemen te komen. Oordeel: positief Herkapitalisatie Zoals al eerder aangegeven hebben vooral Griekse en Spaanse banken de nodige problemen met hun herkapitalisatie. De angst voor het eventueel verlaten van de eurozone en mogelijke extra afschrijvingen op uitstaande leningen hebben voor een kapitaalvlucht gezorgd. De kapitaalpositie is hierdoor in een aantal gevallen sterk verzwakt. Een aantal Griekse banken zullen daarom dankbaar gebruikmaken van de leningen uit het Europese noodfonds. Zij kunnen op dit moment immers op geen andere manier kapitaal ophalen. De situatie in Spanje is misschien nog iets zorgelijker. De gedeeltelijke nationalisatie van Bankia is hiervan een goed voorbeeld. De omvang van de Spaanse bankensector is veel groter dan die van Griekenland en kan dus in potentie een groter probleem veroorzaken. Vandaar ook dat er steeds meer geluiden opgaan om het Europese noodfonds (ESM) rechtstreeks leningen te kunnen laten verstrekken aan ‘probleembanken’. Hierover zijn de politieke leiders het echter nog verre van eens. Nu er tekenen zijn van een dreigende kapitaalvlucht uit Griekenland en mogelijk ook Spanje zijn we minder positief geworden over de herkapitalisatie van banken. Juist nu de noodzaak lijkt toe te nemen, worden de mogelijkheden steeds beperkter. We verlagen daarom ons oordeel naar neutraal. Oordeel: ↓ neutraal Concurrentiekracht In een aantal perifere eurolanden is de politiek druk bezig om hervormingen door te voeren met als doel het vergroten van de concurrentiekracht. 31
De hervormingen in de zwakkere eurolanden zijn echter een langetermijnproces. Het zal naar verwachting vele jaren kosten om de nietconcurrerende euro-economieën te veranderen. Er moeten grote slagen worden gemaakt, vooral wat betreft het terugdringen van bureaucratie en het opstellen van transparantere en eenvoudiger regels en voorzieningen. De zwakkere landen zijn zich inmiddels bewust van de noodzaak om deze veranderingen in de praktijk te brengen. Hierop kan het aantreden van een regering van technocraten op korte termijn een positief effect hebben. Zij worden in hun beleid minder gehinderd door hun politieke voorkeuren. Dat veranderingen niet zonder slag of stoot tot stand zullen komen, is duidelijk. De stakingen in Griekenland, Italië, en Spanje zijn tekenen van maatschappelijke ontevredenheid over de voorgestelde maatregelen. Het is lastig om concrete maatregelen te noemen die de concurrentiekracht bevorderen. In het algemeen gaat het om de liberalisering van de economie. Hervormingen op het gebied van pensioenen, subsidies en arbeidsmarkt zijn hiervan voorbeelden. Om de concurrentiekracht tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ landen naar elkaar toe te laten bewegen moet er een aanpassing plaatsvinden in de arbeidskosten. Het is daarom positief om te constateren dat niet alleen de lonen in de ‘dure’ landen dalen maar ook de lonen in de ‘goedkope’ landen stijgen. Zo zullen de meeste Duitse werknemers de komende jaren van een loonstijging genieten. De arbeidskosten per eenheidproduct zullen dus binnen de eurozone meer naar hetzelfde niveau toe gaan bewegen. Dit is echter wel een langzaam proces dat nog enige jaren zal duren. Het terugwinnen van de concurrentiekracht is essentieel voor de economische groei. We zien het daarom als een positief teken dat de Europese leiders stimulering van de economische groei als belangrijk aandachtspunt hebben aangemerkt. Met name de zwakke en weinig flexibele arbeidsmarkt in een aantal perifere eurolanden is verontrustend. De jeugdwerkloosheid bedraagt in sommige landen bijna vijftig procent. Het is voor de toekomstige groei van de betreffende landen van levensbelang om jonge mensen aan het werk te krijgen. Ondanks de goede intenties zien we op dit terrein echter nog te weinig concrete maatregelen. Vooral de afgezwakte hervormingmaatregelen van de Italiaanse arbeidsmarkt vallen ons behoorlijk tegen.
We blijven daarom negatief in ons oordeel. Oordeel: negatief Arbeidsproductiviteit Voor het aandachtspunt arbeidsproductiviteit geldt hetzelfde als voor concurrentiekracht. Er zijn veel maatregelen nodig om de arbeidsproductiviteit in de zwakke eurolanden te verbeteren. En ook hierbij geldt dat het lang zal duren voordat de positieve effecten zichtbaar worden. Om de arbeidsproductiviteit te verbeteren zijn grote investeringen nodig. We denken niet dat die op korte termijn plaatsvinden. De aandacht van regeringen is in eerste instantie vooral gericht op het terugdringen van tekorten en schulden via bezuinigingen. Hiervoor laten de nieuwe begrotingsafspraken echter weinig ruimte. We blijven daarom bij ons negatieve oordeel. Oordeel: negatief Houding opkomende landen De opkomende landen zijn over het algemeen wel bereid om hun goede wil te tonen maar staan (nog steeds) niet te trappelen om Europa financieel te steunen via het IMF of andere instituten. Vanuit landen als China en Brazilië komen nog steeds geen positieve berichten. Dat is natuurlijk ook niet vreemd. Als je de eurozone als geheel beschouwt, is de situatie niet echt uitzichtloos te noemen en moet het mogelijk zijn om de problemen binnen Europa op te lossen. Bovendien kampen een aantal opkomende landen intern ook met de nodige problemen zoals inflatie en afzwakkende groei. We verwachten daarom ook niet dat in deze houding op korte termijn verandering gaat plaatsvinden en blijven daarom bij ons negatieve oordeel. Oordeel: negatief
op 17 juni kunnen zij aangeven of ze de opgelegde maatregelen accepteren of niet. Als ze kiezen voor het laatste, dan zijn de gevolgen moeilijk te overzien. De directe financiële gevolgen zijn nog wel enigszins te berekenen maar de gevolgen van besmetting naar andere eurolanden is niet te overzien. Want wat gaan bijvoorbeeld Ierland, Portugal, Spanje en Italië doen wanneer Griekenland uit de euro stapt? Is dat voor hen dan ook een reële optie? Zelfs als de politieke leiders niet met die gedachte leven, kunnen de financiële markten anders oordelen. De positieve effecten van de LTRO’s lijken inmiddels uitgewerkt en zien we de spanningen op de markt van perifere staatsobligaties weer toenemen. De kans op meer steun vanuit de ECB op korte termijn lijkt echter niet groot. Een bijkomend potentieel gevaar is de kapitaalvlucht uit de zuidelijke eurolanden. De inactiviteit van de ECB en het ontbreken van politieke daadkracht heeft zo voor een nieuwe uiting van wantrouwen gezorgd. En zo staan we weer op het punt waarop de politiek door de financiële markten wordt ‘gedwongen’ om met nieuwe maatregelen te komen. Het wordt tijd dat de politiek het vertrouwen van consumenten en bedrijfsleven weer terug gaat winnen. We verwachten in aanloop naar de Griekse verkiezingen op 17 juni nog wel enige hectiek op de financiële markten en hebben daarom recent onze beleggingsstrategieën nog iets defensiever gepositioneerd. Deze update is onderdeel van een reeks publicaties over de schuldencrisis en is eerder verschenen op onder andere www.ING.nl.
Conclusie Ruim twee jaar na de aankondiging van de oprichting van het eerste Europese noodfonds lijkt de oplossing van de schuldencrisis verder weg dan ooit. Ondanks de herstructurering van de staatsschuld, bezuinigingen, noodleningen en andere maatregelen is de kans dat Griekenland de euro los zal laten verder toegenomen. De Griekse bevolking heeft aangegeven dat ze bezuinigingsmoe is, maar wel de euro als betaalmiddel willen houden. De Europese politiek leiders geven de Grieken nu zelf de keuze. Bij de nieuwe verkiezingen 32
SECTOR Towers Watson
Ronstadt Yip rondde in 2011 zijn master ‘Economics and Finance of Aging’ aan de Universiteit van Tilburg af en werkt sinds een jaar bij Towers Watson.
deze bedrijven werknemers hebben die over de wereld verspreid zijn. In Nederland is er een speciale afdeling die eigenlijk precies doet wat ik ook doe, maar dan internationaal gericht. Dit is een andere afdeling omdat Nederland een afwijkende pensioenstructuur heeft vergeleken met de meeste landen en de modellen die we hier gebruiken veelal niet toepasbaar zijn op andere landen. Voor andere afdelingen geldt dit dan weer niet; De werkzaamheden van Risk and Financial Services zijn in andere landen vergelijkbaar met die voor de Nederlandse markt, dit segment heeft dan ook veel meer contact met het buitenland.
“De mate waarin je doorgroeit, hangt af van je
Towers Watson Towers Watson is in 2010 ontstaan uit de fusering van Watson Wyatt en Towers Perrin, beide adviseurs en dienstverleners op het gebied van arbeidsvoorwaarden, talentontwikkeling, beloning, risico en financieel management. Om een goed beeld te krijgen van (een deel van) het bedrijf interviewden we Ronstadt Yip in het van binnen zeer nieuw ogende gebouw in Amstelveen. Ronstadt heeft in 2011 zijn master ‘Economics and Finance of Aging’ aan de Universiteit van Tilburg afgerond en werkt sinds een jaar bij Towers Watson. Kunt u iets vertellen over het werk op uw afdeling? Er zijn bij Towers Watson drie zogeheten ‘segmenten’: ‘Risk and Financial Services’, Talent and Rewards’ en ‘Benefits’. Mijn afdeling ‘Retirement Solutions’ valt onder dit laatste segment. De drie belangrijkste kerntaken van onze afdeling zijn waarderen, certificeren en advies geven. Werknemers krijgen bijvoorbeeld een pensioen van hun werkgever en dat is eigenlijk een soort van ‘onzekere bonus’. 33
eigen motivatie en Wij hebben risicomodellen en de kennis om de waarde van deze pensioenen zo goed mogelijk in te schatten en zo een overzicht van het pensioen te geven aan de klant. Dit is het waarderen en dit doen we voor ondernemingen zelf. Certificeren doen we voor pensioenfondsen en hierbij kijken we hoe de pensioenfondsen er voor staan en of ze de juiste methodieken toepassen. Hier komt van alles bij kijken, bijvoorbeeld of het fonds de juiste sterftetafels gebruikt en of de premies hoog genoeg zijn. In het begin van je carrière voer je deze werkzaamheden voornamelijk uit op kantoor en later ga je ook echt naar de klant toe. Vindt er veel samenwerking plaats tussen de afdelingen? Dat hangt af van de afdeling. Zo werkt Retirement veel samen met Risk and Financial Services en wat minder met Talent and Rewards. Internationaal wordt er bij mijn segment samengewerkt op het gebied van pensioenen van multinationals, omdat
doelstellingen.” Heeft Towers Watson een bepaald carrièretraject dat ieder werknemer doorloopt? Er is geen vast traject, want de mate van doorgroeien hangt af van je eigen vermogen en inzet. Maar meestal groei je van analist naar consultant en van daar naar senior consultant. Maar er zijn ook mogelijkheden in andere richtingen. Zo zou je van segment kunnen wisselen als je kennis en ervaring dat toelaat. Een collega van mij werkt bijvoorbeeld voor de helft bij Benefits en voor de andere helft bij Risk and Financial Services. Daarnaast is Towers Watson een bedrijf met 14000 werknemers in 35 landen, waardoor er ook internationaal kansen zijn. Zo heeft een andere collega twee jaar geleden haar scriptie afgerond in Singapore.
Kunt u een beschrijving geven van uw werkdag? Als ik ’s morgens binnenkom, check ik als eerste mijn e-mail. Daarna ga ik aan de slag met verschillende klussen. Consultants komen bijvoorbeeld bij mij met de vraag of ik iets kan doen voor een bepaalde opdracht en zo probeer ik de lijst met klussen af te werken naar prioriteit. Waar het meestal op neer komt is dat we gegevens halen uit klantenbestanden die we krijgen aangeleverd en daarmee gaan rekenen. Dit gebeurt aan de hand van onze eigen standaardmodellen, maar afhankelijk van de klant moet een model soms nog worden toegespitst op een specifieke opdracht om een berekening te kunnen maken. Aan het einde van elk project schrijf ik een rapport; voor de waarderingsklussen een accountingrapport en voor de certificeringklussen een certificeringrapport. Omdat ik nog maar net begonnen ben, wordt het rapport nog nagekeken door iemand van een hoger niveau en daarna door een senior accountant afgetekend. Wie zijn uw klanten? Voor ons segment zijn dat bedrijven (corporates) en pensioenfondsen, daarnaast werken we regelmatig met de grote pensioenuitvoerders, zoals PGGM. Pensioenfondsen kunnen naast waardering, certificering en advies ook voor andere zaken terecht bij Towers Watson, bijvoorbeeld als ze hun kennis willen vergroten. Zo hebben we een eigen Academy die zich onder andere bezig houdt met het opleiden van onder andere pensioenbesturen. Welke mogelijkheden zijn er om verder te studeren? Towers Watson vindt het belangrijk dat werknemers naast hun functie ook nog een aantal uren per week aan studie besteden en zo meer kennis verschaffen. Veel collega’s werken parttime omdat ze studeren naast hun baan. Ik zelf ben een jaar geleden via mijn master aan de pensioenproblematiek blootgesteld en wil me hierin verder verdiepen, vooral de technische kant. Daarom doe ik op dit moment toelating voor de pre-master econometrie aan de UVA en daarna wil ik een master actuariaat gaan doen om een AG-titel te halen. Towers Watson helpt mij hierbij. Zijn er ook werkstudenten bij Towers Watson te vinden? Er werken veel studenten een aantal uren in de week 34
SECTOR Towers Watson
“Het is een heel open sfeer, echt het nieuwe werken.” Wat wordt er na werktijd vanuit Towers Watson voor de werknemers georganiseerd? Er worden een aantal groepsuitjes per jaar geregeld door Towers Watson, maar soms wordt er ook wat geregeld door werknemers zelf. Afgelopen maart zijn ze bijvoorbeeld met een bus vol collega’s op wintersport gegaan. Er gaan dan zelfs oud-collega’s met dat soort activiteiten mee. Verder hebben we in Amstelveen een eigen bar waar we vrijdagsmiddags de week gezellig kunnen afsluiten. Hoe ziet de sollicitatieprocedure eruit? Ik ben hier zelf geïntroduceerd door een alumna, maar in principe kun je je gewoon solliciteren via de website. Als Towers Watson interesse heeft, wordt er contact met je opgenomen en word je uitgenodigd voor een eerste gesprek. De volgende stap is het maken van een assessment, die bestaat uit kwantitatieve en kwalitatieve elementen en iedereen die hier komt werken moet deze afleggen. Als laatste vindt er dan een tweede gesprek plaats. Als dat allemaal goed gaat, dan wordt je aangenomen.
35
Wanneer ben je geschikt om bij Towers Watson te gaan werken? Je moet gemotiveerd zijn en goed met cijfers kunnen omgaan. Daarnaast moet je beschikken over communicatieve vaardigheden, want alles moet uiteindelijk teruggekoppeld worden naar de klant. Hoge cijfers helpen natuurlijk altijd, maar het gaat uiteindelijk vooral om het totaalpakket. Om hier te werken moet je alles hebben.
“Je slaat de krant open en ziet dat het gaat over gegevens
Een geboren consultant?
waar jij aan gewerkt
Towers Watson is een interessante en uitdagende organisatie om je carrière te beginnen. ’s Werelds grootste multinationals kijken onze high potentials aan om belangrijke business issues voor hen te tackelen.
hebt.” Wat maakt werken bij Towers Watson zo leuk? De actualiteit en het kwantitatieve aspect. Er gaat geen dag voorbij of de pensioenen zijn in het nieuws. Je slaat dan de krant open en ziet dat het gaat over gegevens waar jij aan gewerkt hebt. Soms staan er zelfs dingen die jij al had zien aankomen!”
QR code met je
Benefits | Risk and Financial Services | Talent and Rewards werkenbijtowerswatson.nl smar t phone
Hoe is de sfeer bij Towers Watson? Het is een heel open sfeer, echt het nieuwe werken.
Vroeger zaten ze hier in gesloten kantoorruimtes en nu zijn het allemaal open ruimtes, waardoor je gemakkelijk van de ene collega naar de andere loopt. Towers Watson stimuleert werknemers ook om bij elke vraag collega’s om advies te vragen, omdat dat de beste manier is om kennis over te dragen. Daarnaast is Towers Watson een heel jong bedrijf. Als je hier over de afdeling loopt zie je voornamelijk jonge gezichten. Maar je hebt daarnaast natuurlijk ook mensen met ervaring nodig en die hebben we hier ook. Er zijn dus kansen genoeg voor alle leeftijden.
Scan deze
bij Towers Watson, ook van de Vrije Universiteit. Zij doen min of meer hetzelfde werk als werknemers die aan het begin van hun carrière staan. Ze lopen dan niet het hele traject door, maar doen meer een klusje hier en een opdracht daar. Het verschilt per student hoe vaak ze hier zijn, sommigen hebben bijvoorbeeld nog maar een paar vakken open staan en kunnen dus meer werken dan anderen. Maar iedere werkstudent krijgt een eigen werkplek.
SECTOR actualiteiten
SECTOR puzzeltijd
is dus ingeprijst.” Mis! Stel je start in 2007 met een portefeuille waarin hedge funds opgenomen zijn die nooit historische hebben bijgesteld en een portefeuille met fondsen die al eens hebben bijgesteld. Je volgt de portefeuille tot 2011 en, zodra een fonds een historisch rendement bijstelt, breng je het van de niet-bijstellers portefeuille naar de bijstellers portefeuille. De bijstellers portefeuille heeft grofweg 10% meer rendement opgeleverd over de drie jaren vergeleken met de bijstellers portefeuille. Actief fund-of-funds beleid lijkt zich dus te lonen. Albert Menkveld behaalde zijn PhD in 2002 aan de Erasmus Universiteit en is nu Associate Professor of Finance aan de Vrije Universiteit en Research Fellow bij Duisenberg school of finance.
In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor... ...in het verleden behaalde resultaten Midden jaren negentig is de start van hedge fund XYZ (gefingeerde naam). Vier maanden na de oprichting beginnen zij de vrijwillige rapportage van hun rendement. Een jaar later is XYZ qua assetsunder-management (AUM) een top 20% hedge fund. Dan, halverwege het eerste decennium, is er een slecht kwartaal; XYZ stopt de vrijwillige AUM rapportage. Eind 2008 is er weer een fantastisch kwartaal en wordt er een buitengewoon rendement gehaald in de dubbele cijfers: XYZ behoort tot de top 10%. Een paar maanden later wordt dit rendement aangepast. Het kwartaalresultaat was eigenlijk een groot negatief rendement! Eenzelfde patroon volgt een jaar later. 37
Rendementsaanpassingen zijn geen uitzondering zoals blijkt uit een recent Oxford onderzoeksrapport geschreven door Patton, Ramadorai en Streatfield. Zij onderzochten de vrijwillige rapportage van 18.382 hedge funds in de periode van 2007 tot 2011. 40% van deze fondsen stelde haar in het verleden gerapporteerde rendementen tenminste één keer bij. 20% stelde maandelijkse rendementen bij met tenminste 0.5%. En, er werd vaker naar beneden bijgesteld dan naar boven. Je zou kunnen zeggen: “Wel, dergelijke bijstellingen zijn bekend bij doorgewinterde hedge fund beleggers. Markten zijn efficiënt en dit gedrag
Vrijwillige rapportage is klaarblijkelijk geen goed idee. De Amerikaanse toezichthouder heeft dan ook actie ondernomen en zal vanaf eind dit jaar grote hedge funds verplichten in detail aan haar te rapporteren. Dit onderdeel van de zogenaamde “Dodd-Frank Act” zal transparantie vergroten, althans richting de toezichthouder. De rapportages zullen niet publiek worden gemaakt en derhalve blijft het voor beleggers gissen of een (nieuw) fonds zich zal manifesteren als ‘onbetrouwbaar’ in haar rapportage of niet. Als econoom vraag je je af waarom er niet meer druk is richting publieke transparantie. Immers, de niet-bijstellers subsidiëren in zekere zin de bijstellers omdat beleggers hen, althans in de jaren tot de eerste bijstelling, niet van elkaar kunnen onderscheiden. Zij zullen dus van beide type hedge funds een hoger rendement eisen ter compensatie van een ‘bijstellersrisico’. Natuurlijk blijft een hedge fund graag onder de radar voor wat betreft haar beleggingsstrategie, maar betrouwbare rendementen rapporteren zal de rendementseis verlagen voor niet-bijstellers zonder de onderliggende handelsstrategie te openbaren. De bijstellers daarentegen zullen tegen verplichte rapportage zijn; immers, de rendementseis voor hen zal stijgen. Of, beter, zij ondervinden nu een prikkel om betrouwbaar te rapporteren. Hedge fund XYZ hield in 2009 op te bestaan. Zij was, in mijn overtuiging, bij meer transparantie al veel eerder verdwenen. Dit artikel verscheen eerder in Banking Review (www.bankingreview.nl).
puzzeltijd 1. Er staat een olifant aan de ene kant van een woestijn, die graag aan de andere kant van de woestijn wil zijn. De woestijn is 1000 kilometer breed. Zoals je weet, hebben olifanten bananen nodig om door woestijnen te lopen, met een verbruik van 1 banaan per kilometer. Onze olifant heeft momenteel de beschikking over 3000 bananen. Helaas kan hij maar 1000 bananen bij zich dragen. Het is dus mogelijk om in 1x de woestijn over te steken, maar dan gaan er tweeduizend bananen verloren voor onze held. Het doel, dat je waarschijnlijk al hebt geraden, is om onze olifant met zoveel mogelijk bananen aan de andere kant te krijgen, door handig gebruik te maken van de mogelijkheid om bananen in de woestijn neer te leggen (bananen blijven bij die temperatuur eeuwig goed en je kan veronderstellen dat rivaliserende olifanten geen bananen ontvreemden) om ze later weer op te pikken. Wat is het maximale aantal bananen dat de olifant over de eindstreep weet te brengen? 2. Je heb 25 paarden en een paardenracebaan, waarop je races tussen vijf paarden kan houden. Na een race krijg je wel de finishvolgorde te horen, maar niet de tijden die de paarden hebben gelopen. Je bent op zoek naar de drie snelste paarden uit je stal. Uiteraard zijn paarden volledig transitief, dus een paard dat wint van een ander paard dat op zijn beurt wint van een derde paard, zal winnen van het derde paard. Ook worden paarden niet moe, als ze in meerdere races lopen heeft dat geen gevolg voor de uitslag van komende races. Hoe vind je in zo min mogelijk races de snelste drie paarden uit je stal? De antwoorden van de puzzels in editie 2-2 zijn te vinden op www.sector.kraket.nl. 38
SECTOR tips en tricks
een argument bedenkt, wat goede argumenten zijn en hoe je ervoor zorgt dat je argumenten zo dicht mogelijk bij de kern van het debat liggen als het gaat over maatregelen of beleid. Argumenten die dicht bij de kern liggen, dwingen anderen om bij de belangrijkste zaken van het onderwerp te blijven met hun gedachten. Zo voorkomt je bijvoorbeeld dat discussies over zaken gaan die minder relevant zijn.
Walter Freeman is freelance trainer op het gebied van communicatie-vaardigheden, coach, gespreksleider en adviseur.
“Argumenten bedenken is eigenlijk informatie selecteren.”
Spreken in het openbaar Op 18 augustus 1963 luisterden ruim 300.000 mensen naar I Have a Dream, de speech van Martin Luther King die tot de dag van vandaag nog steeds bekend staat als een van de beste toespraken aller tijden. De toespraak van King was naast ontzettend eloquent, ook erg inhoudelijk. Kortom: het was overtuigend. Overtuigingskracht is iets waar iedereen baat bij heeft. Op de werkvloer is het bijvoorbeeld erg handig als je kort en bondig een boodschap weet over te brengen. Daarnaast is het van belang dat je bijdrage aan gesprekken, discussies of debatten goed te volgen is door je toehoorders. Die bijdrage wordt serieuzer genomen naar mate de argumentatie beter is. Maar wat is goede argumentatie? Hoe zorgt je ervoor dat je een goed beargumenteerde bijdrage levert aan een discussie? En hoe geef je een eloquente speech? Het antwoord is simpel: door gebruik te maken van de tips & tricks die in dit artikel behandeld worden. Eerst zal ik in gaan op hoe je een goed onderbouwd argument bedenkt. Vervolgens zal ik wat handvaten geven waarmee het makkelijk wordt om tijdens 39
discussies een ‘diepere analyse’ van de feiten te geven. En tot slot geef ik aan hoe je een stoffig betoog met weinig moeite kunt omtoveren tot een eloquente speech.
“Overtuigingskracht is iets waar iedereen baat bij heeft.” Argumentatie Om anderen te overtuigen moet je niet alleen zorgen dat je argumenten zowel gepresenteerd als gestructureerd zijn, maar je moet er ook voor zorgen dat de inhoud op orde is. Die inhoud wordt verzorgd door het gene dat je zegt om anderen over te halen; door argumenten. In dit deel behandel ik hoe je
Hoe bedenk ik een argument? Argumenten bedenken is eigenlijk informatie selecteren. Je hoofd zit vol met argumenten, maar welke argumenten zijn het meest relevant? Daar komt je achter door gericht te denken en vervolgens de meest relevante argumenten selecteren. Stel uzelf daarom eerst de vraag: ‘wat is mijn centrale boodschap?’ Als dat duidelijk is weet je in welke richting je moet brainstormen om argumenten te bedenken. Wilt de brainstorm niet vlotten? Sta dan even stil bij wat je allemaal over het onderwerp weet en probeer dat voor uzelf in kaart te brengen. Bedenk vervolgens welke informatie van belang is om je centrale boodschap over te dragen, en gebruik dat als argumentatie. Vaak kom je er op deze manier achter dat je niet alleen meer weet dan je dacht, maar dat argumenten soms zó voor de hand liggen dat we ze over het hoofd zien. Wat is een goed argument en hoe bedenk ik die? Een argument is niets anders dan een reden om het ergens mee (on)eens te zijn. Je kunt daarom in principe bijna alles als argument gebruiken om iemand ergens van te overtuigen, maar daar zul je
over het algemeen niet in slagen tenzij je goede argumenten gebruikt. Een goed argument is een argument dat onderbouwd is. Met andere woorden: een argument waarbij wordt gezegd waarom het waar is. Zo is het bijvoorbeeld beter om ‘kleine auto’s zijn praktischer omdat je ze gemakkelijk kunt parkeren’ te zeggen in plaats van ‘kleine auto’s zijn praktischer’. Probeer argumenten zo aannemelijk mogelijk te maken door uit te leggen waarom je argumenten waar zijn. Hoe zorg ik ervoor dat mijn argumenten dicht bij de kern van het onderwerp liggen als ik een stelling moet verdedigen? Bij beleidsstellingen, die gaan over het uitvoeren van een bepaalde handeling of maatregel, zijn er vier essentiële punten waarover je na zou kunnen denken. Daarbij wordt uitgegaan van een situatie waarbij er een probleem is, dat opgelost dient te worden met een bepaalde maatregel (het plan, de oplossing). Deze punten noemt men de ‘standaard geschilpunten’ en zij bestaan uit de volgende vragen: o Is er een probleem? o Lost het plan het probleem op? o Is het plan uitvoerbaar? o Wegen de voordelen op tegen de nadelen? Deze vragen helpen je enerzijds om gaten in je eigen argumentatie te ontdekken, waardoor je er tijdens de voorbereiding iets aan kunt doen. Anderzijds helpen deze vragen om je argumenten zodanig bij te schaven dat ze veel overtuigender worden. Uiteraard kunt je deze vragen ook gebruiken om argumenten te bedenken op het moment dat je even vast zit. De standaard geschilpunten zullen één voor één behandeld worden. Daardoor wordt duidelijk hoe er over elke vraag dient te worden nagedacht. Is er een probleem? Het is niet altijd duidelijk of er daadwerkelijk een probleem bestaat of niet. Zo vinden sommige mensen bijvoorbeeld dat het geen probleem is als er een kwartier langer gepauzeerd wordt dan toegestaan, terwijl anderen dat ontzettend erg vinden. Bedenk of er wel of niet een probleem is en waarom. Door hier duidelijkheid over te scheppen in je betoog, kunt je eerder beargumenteren waarom een bepaalde maatregel wel of niet moet worden uitgevoerd. Immers, als er geen probleem bestaat 40
SECTOR tips en tricks
hoeft er niks opgelost te worden. Maar als er wel een probleem bestaat, moet daar iets aan gedaan worden. Probeer ook uit te leggen of het probleem ernstig of structureel van aard is. Lost het plan het probleem op? Deze vraag gaat over de effectiviteit van het voorstel. Pakt de maatregel de oorzaken van het probleem aan? En is het probleem inherent aan het huidige beleid of de status quo? Door in je betoog aandacht te besteden aan deze vragen over de effectiviteit kunt je laten zien of een maatregel doeltreffend is of niet. Is het plan uitvoerbaar? Sta stil bij de praktische uitvoerbaarheid van de maatregel of het nieuwe beleid. Hoeveel kost het? Waar komt dat geld vandaan? Kost het veel moeite om het plan uit te voeren, of juist weinig? Door over deze praktische zaken na te denken ontsnap je uit het abstracte denkkader waar men zich vaak tijdens dergelijke discussies in begeeft, en krijg je een concreet beeld van hoe het beleid uitgevoerd zou moeten worden. Wegen de voordelen op tegen de nadelen? Hier maak je tot slot de (al dan niet econometrische) kosten-baten analyse. Breng de belangrijkste vooren nadelen in kaart en weeg die tegen elkaar af. Dit is in sommige gevallen erg lastig, omdat meningen kunnen verschillen over wat voor- en nadelen zijn. Probeer ook hier je afweging zo aannemelijk mogelijk te maken door uit te leggen waarom je je afweging op je manier gemaakt heeft. In het kort: - Een goed argument is een onderbouwd argument. - Standaard geschilpunten: 1. Probleem - Ernstig? - Structureel? 2. Effectiviteit- Inherent aan huidig beleid? -Doeltreffend? 3. Oplossing - Uitvoerbaar 4. Voordelen/- Kosten-batenanalyse Nadelen Diepere analyse Als je een betoog hebt dat qua presentatie, argumentatie en structuur hartstikke goed in 41
elkaar zit, kan het alsnog voorkomen dat iemand het vuur aan je schenen legt door je vragen te stellen over een specifieke belanghebbende waar je niet direct een antwoord op weet. Dit is vaak te voorkomen door net een stapje verder te denken in je voorbereiding. Concreet: door een actor analyse te maken. Hiermee krijg je een beter overzicht van de concrete situatie en voorkom je dat je bepaalde groepen over het hoofd ziet. Bovendien brengt het je soms op nieuwe argumenten die je eerder niet zag. Wanneer je een actor analyse maakt breng je als het ware alle betrokken partijen in kaart, met de relevante voor- en nadelen per groep. Hierdoor kun je in je betoog laten zien dat je een goed overzicht van de situatie hebt. Vraag 1: Wie zijn er allemaal betrokken bij de situatie? Als we een presentatie of betoog voorbereiden, doen we dat vaak onbewust vanuit een beperkt referentiekader. We zijn immers (ervarings) deskundige, zijn meestal wat langer met het onderwerp bezig en zijn niet zonder reden belast met het geven van een presentatie of betoog hierover. Dit zorgt ervoor dat we vaak (uit gewoonte, gemakzucht of wat dan ook) niet meer de moeite nemen om even stil te staan bij de vraag of we niets zijn vergeten. In discussies over uitkeringen gaat het bijvoorbeeld vaak over werknemers en bijna nooit over werkgevers, terwijl zij ook een erg belangrijke actor zijn binnen de discussie. Door van tevoren hierover na te denken, ben je anderen dus een stapje voor. Probeer dus je toehoorders te verassen met een kennis over alle actoren, door van tevoren te brainstormen en alle actoren die je kunt bedenken op te schrijven. Zo laat je zien dat je de situatie erg goed hebt begrepen en niemand vergeten bent. Vraag 2: Is er een groep mensen die (onterecht) geschaad wordt? Nadat je alle betrokken partijen in kaart hebt gebracht, dien je erachter te komen wat de effecten zijn van hetgeen dat je behandelt in je betoog. Noteer wat er met elke groep gebeurt. Let vooral op de actoren die erop vooruit gaan en de groepen die erop achteruit gaan. Je hoeft niet iedereen te behandelen in je betoog (als het afbreuk doet aan je verhaal, moet je bijvoorbeeld niet gaan opsommen voor welke mensen je ‘oplossing’ nadelig zal zijn),
maar bedenk alvast een weerlegging voor het geval dat iemand het oneens is met een van je punten.
- Wordt een groep onterecht bevoordeeld terwijl een andere groep onterecht wordt benadeeld?
Het loont ook om na te denken over hoe je kunt beargumenteren dat bepaalde nadelen eigenlijk voordelen zijn. Zo kunt je eventuele bezwaren niet alleen afdoen als onjuist, maar ook laten zien dat het tegenovergestelde waar is.
Illustreer je boodschap! Het zal je vast niet ontgaan zijn dat sommige mensen meer eloquent zijn dan anderen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de voorbeelden die ze gebruiken, de manier waarop ze ingewikkelde materie uitleggen of uit het feit dat je bijna hun hele betoog hebt onthouden. Net zoals er voor de basisvaardigheden op het gebied van overtuigen een aantal trucs zijn die je kunt gebruiken om boven het maaiveld uit te steken, zijn er ook op het gebied van illustratie een aantal trucs die gebruikt kunnen worden om eloquent over te komen. In dit deel behandel ik er vier. Wil je nog meer doen om eloquent over te komen dan hieronder is vermeld? Probeer dan naast de onderstaande tips ook een aantal stijlfiguren te gebruiken.
Vraag 3: Is er een belangrijke groep betrokken bij het onderwerp die nog niet besproken is? U hebt ondertussen alle actoren in kaart gebracht en je weet wie er allemaal op vooruit of achteruit gaan. Kijk nu weer naar de inhoud van je betoog en vraag je af of je geen belangrijke groep bent vergeten te bespreken. Als je je betoog sterker kunt maken door het over een groep te hebben die je tot nu toe niet behandeld hebt, is het handig om wat tijd te besteden aan deze groep. Durf de afweging te maken. Vraag 4: Wordt een groep onterecht bevoordeeld terwijl een andere groep onterecht wordt benadeeld? Dit lijkt op de laatste vraag van de standaardgeschilpunten (‘wegen de voordelen zwaarder dan de nadelen?’), maar is van toepassing op betrokkenen. Is het zo dat de verhoudingen erg oneerlijk zijn? En zo ja, waarom is het dan zo oneerlijk dat de ene groep bevoordeeld wordt en de andere groep benadeeld? Let wel: het antwoord op deze vraag kan beide kanten op gaan. Geef te argumentatie dat je betoog het meest ten goede komt. Door een actor analyse te maken krijg je overzicht van de situatie. De vraag ‘wat betekent dit voor specifieke doelgroep X?’ kun je daardoor makkelijk beantwoorden waardoor je eventuele lastige vragen uit het publiek over betrokkenen een stapje voor kunt zijn. Dus in het kort: Actor analyse - Wie zijn er allemaal betrokken bij de situatie? - Is er een groep mensen die (onterecht) geschaad wordt? - Is er een belangrijke groep betrokken bij het onderwerp die nog niet besproken is?
“Bedenk een leuke, pakkende slogan.” Human example Een human example is een voorbeeld met in de hoofdrol een fictief personage. Vaak met een naam, die komt uit een bestaande plaats. Dit personage heeft altijd iets meegemaakt waar ruim 80% van je publiek zich mee kan identificeren. Gebruik na je argument een human example om concreet te maken wat je bedoelt. Dit is een truc die vaak gebruikt wordt door politici. Denk bijvoorbeeld aan Henk en Ingrid, die vaak werden aangehaald door Geert Wilders tijdens de Tweede Kamer verkiezingen van 2011. Een voorbeeld van een human example is: Stoplichten bij zebrapaden zijn een goed idee. Zo wacht Dennis, een 16-jarige scholier uit Den Haag, altijd netjes met oversteken als er een rood licht is dat hem vertelt dat hij moet wachten. Als er geen stoplicht zou zijn die zegt dat hij niet mag oversteken, heeft Dennis altijd de neiging om zonder te stoppen heen- en weer kijkend over het zebrapad te lopen. Net zoals alle andere mensen. Omdat dit gevaarlijk is, en we willen dat Dennis en alle andere scholieren 42
SECTOR tips en tricks
van Nederland veilig thuis komen, moeten we vaker stoplichten plaatsen bij zebrapaden. Slogans Bedenk een leuke, pakkende slogan die je tijdens je betoog kunt blijven herhalen. Zo blijft je centrale boodschap beter hangen bij je publiek. Slogans hoeven niet perse een concrete boodschap te verkondigen. Zo zei Barack Obama bijvoorbeeld tijdens zijn campagne ‘It’s time for change!’ terwijl dat feitelijk niets anders zegt dan dat alles anders moet. Maar wat moet er dan anders? En wat is die verandering? Deze slogan werkte omdat het mensen herinnert aan een ‘positieve emotie’, oftewel: het laat ze denken aan een betere toekomst. Men heeft namelijk de vrijheid om zelf in te vullen wat er nu slecht is en wat er moet veranderen. Een slogan bedenken is soms erg moeilijk, maar probeer in ieder geval met de volgende zaken rekening te houden: - Houd het kort - Wees origineel - Probeer indien mogelijk gebruik te maken van humor - Het mag een ‘vage’ boodschap zijn waarbij mensen zelf kunnen invullen wat je slogan betekent, mits het voor interpretaties zorgt die de overtuigingskracht van je betoog ondersteunen Laat je op een mooie manier aankondigen We zijn eerder geneigd iemand te geloven, op het moment dat we denken dat hij de autoriteit is op een bepaald gebied. Iemand die bijvoorbeeld op een podium iets aan ons vertelt, geloven wij eerder dan iemand die ons in de rij voor de kassa in de supermarkt wat vertelt. Hoe zorg je ervoor dat mensen je op een voetstuk plaatsen als je voor een groep dient te spreken? Door ervoor te zorgen dat je als zodanig wordt aangekondigd. Als je aangekondigd wordt met ‘hier is de volgende spreker’ maak je een minder sterke eerste indruk dan als je wordt aangekondigd met ‘de volgende spreker weet álles over onderwerp X en is daar wekelijks mee bezig. Graag een daverend applaus voor…’ Het vergt soms een beetje moeite maar als je durft te vragen of je op een bepaalde manier kunt worden aangekondigd, draagt het bij aan je geloofwaardigheid. Zolang je vervolgens niet met trillende benen op het podium staat en vol zelfvertrouwen je verhaal houdt, nemen
NEW GENERATION meer mensen jouwwoorden voor waar aan. Uitsmijter Heeft je je boodschap al klaar liggen? Probeer dan na te denken over een leuke uitsmijter waarmee je je betoog kunt beëindigen. Daarbij kunt je eventueel gebruik maken stijlfiguren. Probeer je uitsmijter te benadrukken met zowel je stem als je lichaamstaal. In het kort: - Maak gebruik van human examples om concrete voorbeelden te geven waar men zich mee kan identificeren. - Gebruik slogans waardoor je centrale boodschap beter blijft hangen bij je publiek. Deze mogen ook wat minder concreet zijn. - Laat je aankondigen als de deskundige op het gebied van het gene waar je het over gaat hebben. Dat komt je betrouwbaarheid ten goede. - Probeer je betoog te beëindigen met een sterke uitsmijter.
Risk is the possibility that an undesirable event will occur The demand for skilled actuarial professionals is still growing. Actuaries are the leading professionals in finding ways to manage risk and managing risk requires knowledge of several disciplines. Understanding how businesses operate, how legislation may impact and how financial economics can affect values are all vital skills for an actuary.
EXECUTIVE MASTER OF ACTUARIAL SCIENCE
E M A S
“Debatteren kun je leren.” Hoewel deze tips en trucs ervoor kunnen zorgen dat je iets meer overtuigend bent, zorgen zij er niet voor dat je meteen het niveau van Martin Luther King zijn speech hebt bereikt. Daarom is het van belang om zo veel mogelijk te oefenen met deze vaardigheden. Alleen dan zult je die geweldige, onvergetelijke speech leren geven. Daarom raad ik een ieder die iets wilt bereiken op het gebied van spreekvaardigheid aan om vaker te debatteren. Dat kan bijvoorbeeld elke dinsdag avond bij de Amsterdamse Studenten Debatvereniging Bonaparte. Bent je geen student maar een werkend professional? Dan kunt je bijvoorbeeld contact opnemen met Bureau Spraakwater. Of je nou jong bent of oud: debatteren kun je leren. Dus schroom niet om deze SECTOR mee te nemen naar het volgende debat waar je aan deelneemt en onthoud de tips waar je zelf het meest aan heeft!
Distinguish yourself from other risk professionals 2 Fast track from bachelor (BSc) to MSc/AAG 2 State-of-the-art NVAO accredited programme (MSc) from TiasNimbas Business School (RVE) 2 Developed by the Dutch Actuarial Institute (AI) and TiasNimbas 2 Start date: September 2012, part-time degree programme in Tilburg and Utrecht, English-language, 24-30 months. 2 Lectures and tutorials are mixed with case-based learning 2 Expert mentors, excellent network 2 Directly applicable in your working environment 2 Exchange of experience and ideas amongst fellow students 2 International recognition
43 More information can be obtained from the websites of the two partner organisations, the Dutch Actuarial Institute (www.ag-ai.nl) and TiasNimbas Business School (www.TiasNimbas.edu).
Actuarieel Instituut
SECTOR docent vertelt
Aandacht voor emoties, diplomatie en geweldloze oplossing van conflicten in de lessen op de lagere school kwam pas veel later, maar wel terecht. In onze samenleving is conflict te kostbaar geworden en dient daarom beheerst te worden. Jammer maar enigszins onvermijdelijk is dat de aandacht voor cognitieve vaardigheden, spellen, schrijven en rekenen er sterk bij ingeschoten is.
Harold Houba is universitair hoofddocent Wiskundige Economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
Nieuwsgierigheid Over verschillende vormen van nieuwsgierigheid en hoe dit er toe leidde dat ik uiteindelijk docent Wiskundige Economie ben geworden. Ik ben geboren in een dorp in het diepe zuiden van Limburg waar de Gulp zich in moerassige weilanden samenvoegt met haar grotere zus de Geul. Beide riviertjes ontstaan in Franstalig België minder dan tien kilometer stroomopwaarts. De Duitse grens was zelfs nog dichterbij. In mijn geboortedorp was een bepaalde vorm van nieuwsgierigheid wijd verbreid. Heb je het al gehoord van die en die? En dan volgde meestal een roddelverhaal over de persoon in kwestie. Meestal waren het vrouwen die de verhalen opdisten en sommige buurvrouwen wisten ieder gerucht en gebeurtenis vaak nog eerder dan ze hadden plaatsgevonden. En als er niets was gebeurd, dan werd het wel geïnsinueerd. Mijn eigen passie voor nieuwsgierigheid begon al vroeg met een abonnement op het wetenschappelijke tijdschrift Kijk, waarin allerlei 45
wat ik typisch jongenszaken zou willen noemen aan de orde kwamen, zoals techniek (veel straaljagers), geschiedenis van de Neanderthaler tot aan de moderne tijden, de bouwkunde van Romeinen tot nu en stukjes over of spoken en geesten nu wel of niet bestonden. Geschiedenis ging vaak over veldslagen, voor diplomatie was in mijn jeugdjaren geen rol weggelegd. Ook op het schoolplein niet, de twee seksen waren op mijn school nog strikt gescheiden over twee schoolgebouwen, en op de jongensschool gold het recht van de sterkste. Als je ‘knokken, knokken, knokken’ hoorde dan stroomde het publiek toe nieuwsgierig hoeveel bloed er zou vloeien, maar meestal bleef de schade beperkt tot een bloedneus of bloedlip.
“op de jongensschool gold het recht van de sterkste.”
“De bibliotheek was mijn lokale informatiedealer” In mijn jeugd waren er nog geen duizend televisiekanalen, internet en YouTube. In Gulpen hadden de mensen het geluk om naast de twee Nederlandse kanalen, die pas vanaf zeven uur ’s avonds uitzonden behalve tijdens de woensdag- en zaterdagmiddagen, ook nog drie Duitse zenders en de (enige) Vlaamse zender te ontvangen. Ook fysiek de grens overgaan was toentertijd een spannend gebeuren, er werd namelijk nog op paspoorten gecontroleerd. Als je die niet bij je had, wat voor mij als tiener zonder identificatie het geval was, dan kende je altijd wel een achteraf weggetje. Deze ervaringen en multiculturele invloed hebben mede mijn wereldbeeld verruimd en een steentje bijgedragen dat ik mij meer Europeaan dan Nederlander voel, wat tegenwoordig zowat als landverraad wordt gezien. Hoe wist deze nieuwsgierigheidsjunk het premultimediale tijdperk te overleven? Door te lezen, te lezen en nog eens te lezen. De bibliotheek was mijn lokale informatiedealer die alles gratis ter beschikking stelde omdat de overheid zowel in kennisopbouw wilde investeren alsmede het volk wilde verheffen. Kilo’s boeken zijn heen en weer gesleept. Alain de Bottom heeft enkele jaren geleden een zeer onderhoudend boek geschreven De Kunst van het Reizen, waarin hij onder andere aandacht besteed aan wereldreizen vanuit een luie stoel. En ik ben het met hem eens, thuis reis
je sneller van Machu Picchu via de Victoria Falls naar de tempels van Angkor dan in werkelijkheid, het is financieel aantrekkelijker en (op dit punt ben ik niet geheel zeker) met minder belasting voor het milieu. Ik las meer dan een boek per dag en ook nu nog lees ik graag een boek. De e-reader is voorlopig nog niet aan mij besteed, maar misschien zou het om milieutechnische redenen goed kunnen zijn over te stappen. Dit ook om de stofnesten die de boekenkasten nu eenmaal zijn kwijt te raken, ook al schijnt het dat de boekenwurm op de rode lijst van bedreigde diersoorten voorkomt, wat een verantwoorde keuze er niet eenvoudiger op maakt. Het is niet verrassend dat voor een leunstoelreiziger zoals ik, de studiekeuze tussen Wiskunde en Econometrie ging. Het is uiteindelijk het laatste geworden, maar mijn specialisatie in de Wiskundige Economie verraadt misschien wel een onbewust gebleken voorkeur voor de eerste. Toen ik aan mijn studie begon wilde ik theorie en observaties met elkaar confronteren en de wereld verklaren. Maar wat bleek, ik ben gewoonweg niet handig met data! En mijn nieuwsgierigheid dwong me er achter te komen hoe theorieën in elkaar staken, zoals bijvoorbeeld de mooie waarschijnlijkheidsrekening achter de Econometrie. Toen ik in aanraking kwam met de speltheorie viel ik als een blok. Dit was zeer boeiend en zeg maar gerust verslavend. “They tried to make me go to rehab, but I said ‘no, no, no’”.
“Toen ik in aanraking kwam met de speltheorie viel ik als een blok.” Studeren uit nieuwsgierigheid betekent volgens psychologen en organisatiedeskundigen dat ik intrinsiek gemotiveerd was. Dit uitte zich dat ik eerst uitzocht hoe de theorie in elkaar stak en daags voor 46
SECTOR docent vertelt
In 1961 deed Daniel Ellsberg een fascinerend experiment waarin de kansen niet volledig waren gespecificeerd, wat misschien wel overeenkomt met de werkelijkheid. Immers hoe groot is de kans op een default van Spaanse of Italiaanse staatsobligaties? Stel je voor dat er in een urn 90 ballen zitten, waarvan er 30 rood zijn en de overige zijn geel of zwart. Uit deze urn wordt een enkele trekking verricht. Er zijn twee loterijen waaruit je gratis mag kiezen. Loterij A betaalt €100 euro als een rode bal wordt getrokken en loterij B betaalt eenzelfde bedrag als een zwarte bal wordt getrokken. Welke loterij zou je zelf kiezen? Hoe zou je kiezen als we de twee loterijen veranderen in: Loterij C betaalt €100 als een rode of gele bal wordt getrokken en loterij D betaalt eenzelfde bedrag als een zwart of gele bal wordt getrokken. Een meerderheid van de mensen kiest voor loterij A en D, misschien jullie ook wel. Misschien ook niet. De keuze voor A en D wordt gezien als een gebleken voorkeur voor loterijen waarvan men de kansen kent en men vermijdt de loterijen met onbekende (ambigue) kansen. Dit wordt ambiguïteitaversie genoemd. Punt is dat de keuze A en D inconsistent is met de (subjectieve) verwachte nutstheorie. Immers, in dit simpele geval komt deze theorie erop neer om voor een zo groot mogelijke winstkans te kiezen. De gebleken voorkeur voor loterij A verraadt een subjectieve kans op een zwarte bal die kleiner is dan 30/90 zwarte ballen in de urn en loterij D verraadt een subjectieve kans op een gele bal die kleiner is dan 30/90 gele ballen in de urn. De som van deze subjectieve kansen is kleiner dan 60/90, de objectieve kans op een zwarte of een gele bal. Vandaar de inconsistentie. Het is eenvoudig na te gaan dat iemand die volgens de subjectieve verwachte nutstheorie kiest of A en C zal kiezen (inschatting van het aantal zwarte ballen is kleiner dan 30) of voor B en D. Bekijk de verklaring voor de voorkeur voor A en D op sector.kraket.nl. 47
SECTOR column
het tentamen enkele oude tentamens maakte ter bevestiging dat ik de stof daadwerkelijk beheerste, wat meestal het geval was. Tentamenstress was mij daarom vreemd. Hoe anders is situatie nu met cursussen Stop het Getob voor studenten met faalangst. Een andere studiehouding en meer intrinsieke motivatie zouden wonderen kunnen doen. Als docent en wetenschapper krijg ik voldoende ruimte om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Naar een congres gaan is een feest, sterker nog, een bacchanaal aan nieuwe fascinerende ideeën. Daar ben ik ook in aanraking gekomen met de experimentele economie, waarin neuroeconomische en gedragseconomische verklaringen van menselijk economisch gedrag centraal staan. Ongeveer de helft van alle mensen kiest volgens de gangbare economische theorie (lees maximalisatie van het verwachte nut) maar ongeveer de andere helft kiest fundamenteel anders. Wat verklaart dit gedrag en kan de economische professie tot een nieuwe theorie komen die zowel het oude behoud en het nieuwe omvat? Degene die tot deze theorie kan komen loopt een groot risico zowaar een toekomstige Nobelprijs te winnen. Ik kan iedereen van harte het recent verschenen boek Ons Feilbare Denken van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman aanraden, een pionier op het gebied van de gedragseconomie. Als docent heb ik de afgelopen jaren het voorrecht gehad om samen met docente Ines Lindner enkele cursussen over de gedragseconomie op te zetten die zeer goed door studenten werden beoordeeld. Ook goed voor mijn nieuwsgierigheid, want het opzetten van deze cursus vereist dat je door een walhalla van onbekende materie waart. Grappig is dat ik nu weer meer oog voor (eenvoudige) data begin te krijgen, niet zozeer in de econometrische betekenis van zware schattingstechnieken, maar meer wat zeggen de observaties en het axioma van de gebleken voorkeur nu eigenlijk over het geobserveerde economische gedrag, zie kader Kortom, nieuwsgierigheid, ik zal het waarschijnlijk nooit afleren. Maar de lezer die tot hier is gekomen waarschijnlijk ook niet. Gotcha.
column de Stand van Nederland deel 2: tegenstrijdige signalen uit de economie De economische ontwikkelingen in Europa, en in het bijzonder Nederland, hebben het nieuws in de afgelopen weken (maanden?) gedomineerd. De onzekerheid over de economie is groter geworden door de politieke ontwikkelingen in Europa maar ook in die van Nederland, eind april. Door de economische, financiële en politieke turbulenties, staan de economische indicatoren niet allemaal in dezelfde richting. Het is onder deze omstandigheden moeilijk een richting aan te wijzen waarlangs de economie zich ontwikkelt. U merkt wel, ik ben met een serieuze start bezig van het tweede deel over de Stand van Nederland (SvN), een voorloper-index voor de economische ontwikkelingen in ons land. De Stand van Nederland (SvN) is een index die wordt samengesteld uit 24 indicatoren welke aangeven hoe het gesteld is met de economische activiteit in Nederland. Het aantal 24 is vastgelegd door onze partner Z24 die de zakelijke website z24.nl beheerd. De meeste indicatoren zijn maandelijks beschikbaar en geven de waarde van de afgelopen maand weer. We hebben er op gelet dat de indicatoren snel beschikbaar zijn; zodra de maand afgelopen is, kan het cijfer berekend en gepubliceerd worden. De meeste van deze cijfers komen uit de officiële bronnen zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Nederlandsche Bank (DNB). Deze instanties leveren ons de maandcijfers voor consumptieve bestedingen in verschillende categorieën, rentestanden voor 10-jaar durende waarde papieren, rentestanden voor het interbancair geldverkeer in de Eurozone (Euribor), huisprijzen en omzet in de groothandel. Andere cijfers worden direct beschikbaar gesteld door bedrijven die hun eigen databestanden bijhouden. Wij werken samen met de ING Bank die ons indexcijfers levert over de algemene economie en over de arbeids- en huizenmarkten; met BOVAG voor het totaal van autoverkopen; met de elektriciteitsnetbeheerder Tennet voor de totale elektriciteitsconsumptie; en met Monsterboard voor het totaal aantal
vacaturen. Uit deze data bestanden worden 24 reeksen gedestilleerd die wij als input gebruiken voor het creëren van de SvN index. De reeksen zijn voor sommige variabelen een aantal jaren beschikbaar, en voor andere variabelen zijn er gegevens beschikbaar voor vele jaren. Een dergelijke panel van reeksen wordt wel aangeduid met een ongebalanceerde database. Als voor alle variabelen, alle gegevens beschikbaar zijn in een vaste periode, dan is de panel gebalanceerd. Men kan op eenvoudige wijze een gemiddelde van de 24 reeksen nemen, of een gewogen gemiddelde. Dit gemiddelde kunnen we dan gebruiken als onze index. Maar dan zouden we niet alle informatie die in de individuele historische reeksen beschikbaar is meenemen. Als bijvoorbeeld, alle reeksen een stijgend patroon laten zien, dan kunnen we er mee rekening houden in de voorspelling van onze index. Door slechts een gemiddelde te nemen, kunnen we niet anticiperen op het recentelijk verloop van de variabelen. Derhalve analyseren we de reeksen ook door het recente verleden mee te nemen in onze berekeningen. De meeste econometristen prefereren de analyses uit te voeren met behulp van statistische modellen en wij zijn geen uitzondering. Nu zal ik hier geen college houden over hoe onze modellen ontwikkeld zijn en worden; hiervoor kan ik verwijzen naar de technische documentaties en de recente artikelen op dit gebied. Maar het modelleren van economische groei, gedefinieerd als de percentuele verandering van het bruto binnenlands product (BBP), is een prachtige uitdaging voor econometristen. Van de ene kant zijn er veel indicatoren beschikbaar die ons iets vertellen over de economische groei (cross-sectional information) en van de andere kant is er veel historische informatie aanwezig over die variabelen, maar ook van BBP (time series information). Hoe kunnen we die twee bronnen van informatie optimaal gebruiken voor een adequate analyse en een nauwkeurige 48
SECTOR column
voorspelling? Onze oplossing is gebaseerd op een dynamisch factor model. Onze masterstudenten kennen deze modellen en kunnen zich er verder in verdiepen.
“Wij econometristen vertrouwen graag op de gerealiseerde cijfers.” Het probleem dat ik hier wil aankaarten is van een meer praktische aard: hoe om te gaan met tegengestelde signalen. Neem de huidige economische problematiek in Nederland. De werkloosheid wordt steeds hoger en nijpender, zeker onder jongeren, en de trend lijkt nog steeds opwaarts. Dit betekent een slechte ontwikkeling voor de economische activiteiten; het is de verwachting dat de bestedingen en de productie omlaag zullen gaan. Derhalve als we naar de totale consumptieve bestedingen in Nederland bekijken, die blijven vrijwel gelijk en dalen zeker niet. Dit zijn tegenstrijdige indicatoren en hoe kunnen we die verklaren? Het kan zijn dat nieuwe werklozen, besparingen op de bank hebben staan en dat men het nog niet nodig vindt om direct de uitgaven bij te stellen. We zouden dan geduld moeten hebben en wachten op meer informatie die in de komende tijd beschikbaar komt. We zullen de vertraagde realisaties mee moeten wegen in het model om de reacties over tijd goed in te schatten. Maar als de bestedingen op niveau blijven voor langere tijd en de werkloosheid blijft stijgen, dan zijn er wellicht andere zaken aan de hand. De Europese Unie of, meer waarschijnlijk, de Europese Centrale Bank zal Spanje niet toestaan om meer schulden te maken voor het doel om de uitkeringen voor werklozen op niveau te houden. In dat geval zouden de bestedingen niet hoeven te dalen en is het tegengestelde signaal verklaard. Maar de uitkeringen zullen eerder dalen en de bestedingen zullen dan juist extra snel dalen. 49
SECTOR agenda en publicaties
Wellicht biedt de informele economie een verklaring voor het tegengestelde signaal. Officieel zullen veel mensen geen werk hebben maar via familiebanden en andere sociale netwerken, zullen velen wel informeel werk hebben en bezig zijn economische activiteiten te creëren. Dat wordt niet direct per loon uitbetaald maar er wordt voor gezorgd dat men kan blijven besteden (veelal aan basisvoorzieningen). Deze informele economie is moeilijk te meten maar vindt wel zijn weerslag in bestedingscijfers. Derhalve worden consumptieve uitgaven veelal als een meer belangrijke indicator van economische activiteit gezien dan werkloosheidscijfers. Natuurlijk is dit slechts een mogelijke verklaring die wellicht door veel economen in twijfel kan worden getrokken. Derhalve vertrouwen wij econometristen graag op de gerealiseerde cijfers en meten de effecten zoals deze uit de data gegenereerd kunnen worden. Uit onze analyses, gebaseerd op dynamisch statistische modellen, kunnen we concluderen dat veranderingen in consumptieve uitgaven een meer betrouwbare bron van informatie is voor economische groei dan veranderingen in werkloosheidscijfers. In de SvN index zijn derhalve binnen de selectie van 24 variabelen, ongeveer twaalf (de helft) reeksen opgenomen die we associëren met consumptieve bestedingen. Gelukkig kunnen consumptie cijfers snel beschikbaar worden gesteld door het CBS zodat we deze cijfers tijdig kunnen gebruiken voor de constructie van onze index. Werkloosheidscijfers worden ook meegenomen maar deze krijgen minder gewicht in onze analyses. En zo wegen wij de verschillende economische signalen dynamisch over tijd om zo een goed beeld te krijgen van de economische activiteit in Nederland. Deze zomer gaan we aan de slag om de modellen verder te analyseren en te verbeteren om zo meer informatie uit de gegevens te kunnen destilleren en om zo nog meer nauwkeurige voorspellingen te kunnen genereren. Specifiek zullen we kijken naar de effecten van economische groei in Europa en in de wereld op de Nederlandse economische groei. Ik hoop hier de volgende keer meer over te kunnen melden. Spannend!
Agenda
Publicaties
13 november - Casedag
Ansink, E. & Houba, H.E.D. (in press). Market power in water markets. Journal of Environmental Economics and Management.
Op dinsdag 13 november wordt door Kraket de jaarlijkse casedag georganiseerd. Tijdens deze bedrijvendag in het Parkhotel kunnen studenten zich oriënteren op de arbeidsmarkt. De dag wordt geopend met een interessante presentatie, waarna studenten bij twee van de zes bedrijven ‘s middags en ‘s ochtends uitgebreide cases maken. Tussendoor is er een lunch en de dag wordt afgesloten met een borrel.
8 januari - Nieuwjaarsdiner Towers Watson Op dinsdag 8 januari organiseert Towers Watson het jaarlijkse nieuwjaarsdiner voor leden van Kraket. Tijdens dit diner is het mogelijk voor derdejaars- en masterstudenten econometrie om kennis te maken met werknemers van Towers Watson en kan er informatie ingewonnen worden over het bedrijf.
5 februari - LED Op 5 februari 2013 zal de jaarlijkse Landelijke Econometristen Dag plaatsvinden in Utrecht. Tijdens deze dag komen econometrie studenten samen om zich te oriënteren op de verschillende bedrijven waarbij zij een case kunnen volgen. De dag wordt afgesloten met een diner. Meer informatie zal te zijner tijd verschijnen op www.leditbeyourday.nl.
Bos, C.S., Janus, P. & Koopman, S.J. (2012). Spot Variance Path Estimation and its Application to High Frequency Jump Testing. Journal of Financial Econometrics, 10(2), 354-389. Boyd, S., Sitters, R.A., van der Ster, S.L., Stougie, L. (2011). TSP on cubic and subcubic graphs, Proceedings of the 15th Conference on Integer Programming and Combinatorial Optimization (IPCO), York Town Heigths, USA, June 15--17 2011, Lecture notes in Computer Science 6655, Springer Verlag, Berlin, 65-77. Gromicho Dos Santos, J.A., Hoorn, J.J. van, Kok, A.L. & Schutten, J.M.J. (2012). Restricted dynamic programming: a flexible framework for solving realistic VRPs. Computers and Operations Research, 39(5), 902-909. Janus, P. (2012, February 16, doctoral thesis). Developments in Measuring and Modeling Financial Volatility. VU Vrije Universiteit (Amsterdam: Thela Thesis/TI). Prom./ coprom.: prof. dr. S.J. Koopman & C.S. Bos.
50
SECTOR is een uitgave van
Kraket is de studievereniging voor Econometrie en Operationele Research aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De naam Kraket staat voor ‘Kritische Aktuarissen en Econometristen’.