Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds
Peek & Cloppenburg geldend vanaf 1 januari 2014
Voor werknemers geboren na 1949
versie 20 november 2014
pensioenreglement 2014
[1]
Inhoud Artikel 1. Algemene bepalingen ................................................................................................... 3 Artikel 2. Deelnemers ................................................................................................................... 4 Artikel 3. Informatieverstrekking ............................................................................................... 4 Artikel 4. Omschrijving van de pensioenaanspraken................................................................ 6 Artikel 5. Pensioensalaris; franchise; pensioengrondslag ......................................................... 6 Artikel 6. Deelnemersjaren .......................................................................................................... 7 Artikel 7. Ouderdomspensioen .................................................................................................... 7 Artikel 8. Arbeidsongeschiktheidspensioen ................................................................................ 7 Artikel 9. Nabestaandenpensioen ................................................................................................ 8 Artikel 10. Bijzonder nabestaandenpensioen ............................................................................. 8 Artikel 11. Wezenpensioen ........................................................................................................... 9 Artikel 12. Vervroegd met pensioen ............................................................................................ 9 Artikel 13. Uitstel van pensioen ................................................................................................. 10 Artikel 14. Verevening van pensioen bij scheiding .................................................................. 10 Artikel 15. Beëindiging van het deelnemerschap ..................................................................... 11 Artikel 16. Aanpassing van de pensioenaanspraken ............................................................... 11 Artikel 17. Waardeoverdracht; afkoop..................................................................................... 11 Artikel 18. Financiering.............................................................................................................. 12 Artikel 19. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten ......................................... 12 Artikel 20. Voortzetting deelname bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid ....................... 13 Artikel 21. Voortzetting pensioenopbouw bij niet verwijtbare werkloosheid ...................... 14 Artikel 22. Pensioenaanspraken uit vrijwillige bijdragen van deelnemers ........................... 14 Artikel 23. Eventuele herverzekering van pensioenaanspraken ............................................ 15 Artikel 24. Medische waarborgen ............................................................................................. 15 Artikel 25. Uitgesloten risico's ................................................................................................... 16 Artikel 26. Uitbetaling van pensioen ......................................................................................... 16 Artikel 27. Variabele pensioenuitkering ................................................................................... 16 Artikel 28. Belastingen en heffingen ......................................................................................... 17 Artikel 29. Overdracht, inpandgeving van rechten, enz. ........................................................ 17 Artikel 30. Slotbepalingen .......................................................................................................... 17 Artikel 31. Inwerkingtreding ..................................................................................................... 17
pensioenreglement 2014
[2]
Artikel 1. Algemene
bepalingen
HET FONDS:
de stichting "Stichting Pensioenfonds Peek & Cloppenburg"; DE STATUTEN:
de statuten van het fonds; HET BESTUUR:
het bestuur van het fonds; DE VENNOOTSCHAP:
Peek & Cloppenburg Anson’s B.V. en haar dochterondernemingen voor zover die in Nederland zijn gevestigd; DE WERKNEMERS:
de personen krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst van de vennootschap; DE DEELNEMERS:
de werknemers die ingevolge artikel 2 als deelnemers zijn toegelaten; DE GEWEZEN DEELNEMERS:
de personen met wie de arbeidsovereenkomst met de vennootschap is beëindigd en die recht of aanspraak op pensioen jegens het fonds hebben; DE ECHTGENOOT:
de echtgenote dan wel echtgenoot van de deelnemer of gewezen deelnemer; DE GEREGISTREERDE PARTNER:
de ongehuwde persoon van wie de relatie met de ongehuwde (gewezen) deelnemer is geregistreerd in de zin van het Burgerlijk Wetboek in de registers van de Burgerlijke Stand; DE PARTNER:
één ongehuwde persoon die geen geregistreerd partnerschap heeft, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde deelnemer die geen geregistreerd partnerschap heeft een gezamenlijke huishouding voert, die in een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract waarin wordt voorzien in wederzijdse verzorging door de partners, is aangewezen als begunstigde van het nabestaandenpensioen en die door de deelnemer bij het bestuur is aangemeld; DE GEWEZEN ECHTGENOOT:
de echtgenoot van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; DE GEWEZEN GEREGISTREERDE PARTNER:
de geregistreerde partner van de deelnemer of gewezen deelnemer waarvan het partnerschap is beëindigd anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een huwelijk; DE GEWEZEN PARTNER:
de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie de gezamenlijke huishouding is geëindigd, blijkens een schriftelijke verklaring van de (gewezen) deelnemer; DE NABESTAANDE:
degene die op de datum waarop de (gewezen) deelnemer is overleden diens echtgenoot of (geregistreerde) partner was; DE GEWEZEN NABESTAANDE:
degene die op de datum waarop de (gewezen) deelnemer is overleden diens gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner was; BEEINDIGING VAN DE RELATIE:
ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partners, dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden of het aangaan van een geregistreerd partnerschap of huwelijk tussen de beide partners; DE KINDEREN:
de kinderen van een deelnemer of gewezen deelnemer, die tot deze (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; alsmede de stief- en pleegkinderen van de deelnemer of gewezen deelnemer, die ten tijde van zijn overlijden door hem worden onderhouden en opgevoed; WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; ARBEIDSONGESCHIKTHEID:
arbeidsongeschiktheid conform de WIA; pensioenreglement 2014
[3]
ZIEKTE:
ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek dan wel in de zin van de Ziektewet; RESTVERDIENCAPACITEIT:
Het verschil tussen 100% en de mate van arbeidsongeschiktheid; DE NORMALE PENSIOENDATUM:
de eerste dag van de maand, volgend op of samenvallend met de 67ste verjaardag van de deelnemer of gewezen deelnemer; DE PENSIOENINGANGSDATUM:
de datum waarop het ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer ingaat. AOW:
Algemene Ouderdomswet; PW:
Pensioenwet; Artikel 2. Deelnemers 1. Als deelnemer wordt toegelaten de werknemer die op of na 1 januari 2008 een arbeidsovereenkomst met de vennootschap is aangegaan. Tevens zijn deelnemer aan deze pensioenregeling de deelnemers aan de pensioenregeling van het fonds zoals die luidde op 31 december 2005, die in of na 1950 zijn geboren en die op 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst met de werkgever hadden. Daarnaast zijn deelnemer aan deze pensioenregeling de deelnemers die op of na 1 januari 2006 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn dan wel recht hebben op een uitkering ingevolge de Ziektewet. 2. Het deelnemerschap vangt aan op het tijdstip, waarop aan de in het eerste lid vermelde voorwaarde is voldaan doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt en niet eerder dan op 1 januari 2008. 3. Het deelnemerschap eindigt: a. bij overlijden van de deelnemer; b. bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de vennootschap; c. op het tijdstip waarop de onderneming, waarbij betrokkene in dienst is, niet meer als aangewezen dochteronderneming kan worden beschouwd; d. op de normale pensioendatum. 4. In tegenstelling tot het bepaalde in lid 3 wordt het deelnemerschap voortgezet indien en voor zover de deelnemer ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is dan wel recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet; alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang de uitkering ingevolge de Ziektewet dan wel de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt, uiterlijk tot de normale pensioendatum. 5. Het bestuur kan ook andere personen dan de in lid 1 bedoelde werknemers als deelnemer toelaten met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de vennootschap. Er moet een pensioenovereenkomst zijn tussen werkgever en werknemer en die wordt door middel van een uitvoeringsovereenkomst verzekerd bij het fonds. Dit reglement moet beantwoorden aan de pensioenen uitvoeringsovereenkomst. In de uitvoeringsovereenkomst zal hierover dus ook een bepaling moeten worden opgenomen. Artikel 3. Informatieverstrekking 1. Het bestuur zal aan iedere deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap een exemplaar van de statuten en het pensioenreglement verstrekken. 2. Het bestuur zal de deelnemers op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement. Tevens stelt het bestuur alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement.
pensioenreglement 2014
[4]
3. Het bestuur verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een startbrief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de PW. 4. Het bestuur verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening. 5. Het bestuur verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het nabestaanden- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan. 6. Het bestuur verstrekt degene die gewezen echtgenoot of gewezen partner wordt en vervolgens eens in de vijf jaar, een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds degene die gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner wordt informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. Het bestuur verstrekt de gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner een bewijsstuk van de aanspraak of het recht op ouderdomspensioen waarop verevening zal worden gebaseerd en van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, als de gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen heeft jegens het fonds. 7. Het bestuur verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het bestuur bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 8. Het bestuur verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. 9. Het bestuur verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a) het voor hem geldende pensioenreglement; b) het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; c) de uitvoeringsovereenkomst; d) de voor hem relevante informatie over beleggingen; e) een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de PW. f) het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 of 140 van de PW; g) informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h) andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt. Het bestuur kan hiervoor een vergoeding vragen, tenzij de informatie op grond van de Pensioenwet kosteloos moet worden verstrekt. 10.Het bestuur verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. Het fonds kan hiervoor een vergoeding vragen. 11.Het bestuur administreert de deelnemingsjaren en verstrekt hierover informatie aan (gewezen) deelnemers. Het bestuur kan hiervoor een vergoeding vragen. 12.Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
pensioenreglement 2014
[5]
13.Iedere deelnemer en gewezen deelnemer is verplicht het bestuur in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met zijn pensioengerechtigde partner, gezinssamenstelling, adres of mate van arbeidsongeschiktheid. 14.Indien de deelnemer zijn partner als begunstigde van het nabestaandenpensioen wenst aan te wijzen, dient de deelnemer dit schriftelijk bij het bestuur aan te melden, waarbij de volgende voorwaarden gelden: de deelnemer dient een bewijs te overleggen waaruit ten genoegen van het bestuur blijkt dat de partner voldoet aan de hiervoor geldende criteria zoals omschreven in artikel l; de deelnemer dient een uittreksel uit het bevolkingsregister te overleggen waaruit blijkt dat de deelnemer en zijn partner op hetzelfde adres woonachtig zijn; Artikel 4. Omschrijving
van de pensioenaanspraken
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement geeft het deelnemerschap recht op: a. ouderdomspensioen ten behoeve van de deelnemer of gewezen deelnemer; b. arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van de deelnemer; c. nabestaandenpensioen ten behoeve van de nabestaande van de deelnemer of gewezen deelnemer; d. bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen nabestaande van de deelnemer of gewezen deelnemer; e. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer of gewezen deelnemer. Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de PW. 2. Op de pensioeningangsdatum kan de deelnemer of gewezen deelnemer, in samenspraak met zijn nabestaande, het nabestaandenpensioen inruilen voor extra ouderdomspensioen. Het extra ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde factoren voor omzetting. Deze factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit reglement. Het eventuele bijzonder nabestaandenpensioen wordt bij deze ruil buiten beschouwing gelaten. De keuze voor de verhoging van het ouderdomspensioen is onherroepelijk en dient door een notaris geverifieerd te worden. De kosten hiervoor komen voor rekening van de deelnemer. Indien in het verleden afstand is gedaan van nabestaandenpensioen (oud Artikel 19, leden 2 en 4), kan dit nabestaandenpensioen niet worden ingeruild.
Artikel 5. Pensioensalaris;
franchise; pensioengrondslag
1. Voor iedere deelnemer wordt per 1 januari van elk jaar een pensioensalaris vastgesteld. Bij toetreding als deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt het pensioensalaris voor de eerste maal vastgesteld per de datum van toetreding. 2. Het pensioensalaris is gelijk aan 12 maal het maandsalaris, verhoogd met het vakantietoeslagpercentage. Voor een deelnemer, die minder dan de normale werktijd in dienst is van de vennootschap, wordt het voor de deelnemer geldende maandsalaris vastgesteld uitgaande van de bij een volledig dienstverband geldende werktijd. 3. Per 1 januari van elk jaar wordt voor het komende kalenderjaar een franchise vastgesteld. 4. De franchise is gelijk aan het bedrag dat op 1 januari van het deelnemersjaar wordt vastgesteld als minimum bedrag voor de inbouw van AOW volgens artikel 10aa lid 2 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 op basis van een opbouwpercentage van maximaal 2,05%. Per 1 januari 2014 is dit bedrag gelijk aan € 11.005,-. 5. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise. pensioenreglement 2014
[6]
Artikel 6. Deelnemersjaren 1. Als deelnemersjaren tellen mee alle in ononderbroken dienstverband bij de vennootschap doorgebrachte jaren, dan wel de latere datum van aanvang van het deelnemerschap. Als deelnemersjaren tellen tevens mee de deelnemersjaren voor zover die voortvloeien uit de voortzetting van het deelnemerschap gedurende arbeidsongeschiktheid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 20. 2. Indien een deelnemer in enig jaar minder dan de normale werktijd in dienst is (geweest) van de vennootschap, zal het betreffende deelnemersjaar slechts in aanmerking worden genomen in de verhouding van de werkelijk gewerkte pensioengevende werktijd tot de normale werktijd. 3. Het aantal deelnemersjaren zal in jaren en maanden worden bepaald. Hierbij zal een aantal dagen, minder dan 15, worden verwaarloosd, terwijl 15 dagen of meer voor een volle maand zullen worden gerekend. Artikel 7. Ouderdomspensioen 1. Het jaarlijkse ouderdomspensioen is per deelnemersjaar gelijk aan 1,76% (per 1 januari 2014) van de voor dat deelnemersjaar geldende pensioengrondslag. 2. Het ouderdomspensioen bedraagt op het tijdstip van ingang niet meer dan 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris onder aftrek van de op de pensioeningangsdatum geldende uitkering ingevolge de AOW, inclusief vakantie-uitkering, waar een gehuwde persoon van 67 jaar of ouder zelfstandig recht op heeft. Indien de (gewezen) deelnemer op enig moment gedurende het deelnemerschap in deeltijd heeft gewerkt, worden voor de vaststelling van het hiervoor omschreven maximale ouderdomspensioen het laatstelijk vastgestelde pensioensalaris en de hiervoor genoemde uitkering ingevolge de AOW vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde van de voor iedere periode waarin de werktijd gelijk is gebleven geldende deeltijdfactor. Onder deeltijdfactor wordt de verhouding verstaan tussen de werkelijk gewerkte pensioengevende werktijd per week en de bij de werkgever in die periode geldende volledige werktijd per week. 3. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioeningangsdatum en wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. Artikel 8. Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. de AO-grondslag: het jaarsalaris, verhoogd met de vakantietoeslag en verhoogd met de gemiddelde variabele beloningselementen over de laatste drie jaar voor aanvang van de arbeidsongeschiktheid, verminderd met de deelnemersbijdrage in de pensioenregeling. b. de excedent-AO-grondslag: het positieve verschil van de AO-grondslag en het maximumloon waaraan de WIA-uitkeringen worden verleend geldende op de 1e januari van het jaar van vaststelling van het pensioensalaris. Voor deelnemers, die minder dan de normale arbeidstijd werkzaam zijn, wordt uitgegaan van de bedragen die behoren bij de werkelijk gewerkte pensioengevende arbeidstijd. 2. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid wordt gevormd door het excedent arbeidsongeschiktheidspensioen van 70% van de excedent-AO-grondslag, ingaande op de in lid 3 genoemde datum.
pensioenreglement 2014
[7]
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op het tijdstip, waarop de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WIA en wordt uitbetaald zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, doch uiterlijk tot de ingangsdatum van de AOW, of, bij eerder overlijden van de deelnemer, tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. 4. In afwijking op lid 3, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen voor deelnemers die op 1 januari 2014 reeds een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvingen, uitbetaald zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, doch uiterlijk tot de 65-jarige leeftijd, of, bij eerder overlijden van de deelnemer tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde.
Artikel 9. Nabestaandenpensioen 1. Het jaarlijkse nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het volgens artikel 7 vastgestelde ouderdomspensioen, waarbij dit ouderdomspensioen wordt opgevat met inbegrip van de in artikel 7 lid 2 opgenomen begrenzing. 2. Bij overlijden van een deelnemer zal het in artikel 7 bedoelde ouderdomspensioen worden vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de normale pensioendatum zou hebben deelgenomen in de pensioenregeling met de laatstelijk voor hem vastgestelde pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende overeengekomen werktijd. 3. Bij huwelijk, registratie van partnerschap of het aangaan van een gezamenlijke huishouding na ingang van het ouderdomspensioen ontstaat geen aanspraak op nabestaandenpensioen. 4. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. 5. Indien op grond van artikel 10 bijzonder nabestaandenpensioen is toegekend, wordt dit op het volgens dit artikel vastgestelde nabestaandenpensioen in mindering gebracht. Als de gewezen (geregistreerd) partner of gewezen echtgenoot overlijdt wordt de vermindering niet ongedaan gemaakt. 6. Indien de deelnemer een nabestaande heeft die meer dan 10 jaar jonger is dan hijzelf, wordt het nabestaandenpensioen verminderd met 3% voor elk vol jaar dat de nabestaande meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer. 7. Gedurende een periode van tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voorzover dit partnerpensioen uitgaat boven het partnerpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit partnerpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt. Artikel 10. Bijzonder
nabestaandenpensioen
1. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die aan de deelnemer zou zijn toegekend, indien het deelnemerschap zou zijn beëindigd op de datum van beëindiging van de relatie. Indien de beëindiging van de relatie plaatsvindt na beëindiging van het deelnemerschap is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan de bij beëindiging van het deelnemerschap toegekende premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen.
pensioenreglement 2014
[8]
2. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. 3. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing, indien de deelnemer en de echtgenoot dan wel partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap resp. de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien er een verklaring van het fonds aan is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 4. Indien de deelnemer een gewezen nabestaande heeft die meer dan 10 jaar jonger is dan hijzelf, wordt het bijzonder nabestaandenpensioen verminderd met 3% voor elk vol jaar dat de nabestaande meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer. 5. De ex-partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een andere (ex-)partner van de overleden (gewezen) deelnemer, mits: a. het fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; en c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte. Artikel 11. Wezenpensioen 1. Het jaarlijkse wezenpensioen nabestaandenpensioen.
bedraagt
22%
van
het
volgens
artikel
9
vastgestelde
2. Bij overlijden van een deelnemer zal het in artikel 9 bedoelde nabestaandenpensioen worden vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen in de pensioenregeling met de laatstelijk voor hem vastgestelde pensioengrondslag alsmede de laatstelijk voor hem geldende werktijd. 3. Het aan alle kinderen gezamenlijk uit te keren wezenpensioen zal nimmer meer bedragen dan vier maal het wezenpensioen per kind. Bij meer dan vier voor wezenpensioen in aanmerking komende kinderen zal het beschikbare bedrag aan wezenpensioen gelijkelijk over de kinderen worden verdeeld. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de dag volgend op de maand waarin het pensioengerechtigde kind ouderloos wordt. 5. Voor kinderen geboren na ingang van het ouderdomspensioen ontstaat geen aanspraak op wezenpensioen. 6. Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 24 jaar bereikt of, indien het kind eerder overlijdt, tot en met de dag van overlijden van de pensioengerechtigde.
Artikel 12. Vervroegd
met pensioen
1. Op verzoek van een (gewezen) deelnemer, die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en niet arbeidsongeschikt is, kan door het bestuur het recht worden verleend op vervroegd ingaand ouderdomspensioen. Vervroeging is uitsluitend mogelijk voor zover de (gewezen) deelnemer niet langer een dienstbetrekking heeft. 2. De grootte van de te verzekeren pensioenaanspraken op de vervroegde pensioendatum wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot pensioenreglement 2014
[9]
aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit reglement.
Artikel 13. Uitstel
van pensioen
1. Op verzoek van een deelnemer, kan door het bestuur het recht worden verleend op uitstel van pensioen. Het ouderdomspensioen gaat uiterlijk in op de datum waarop de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt dan wel op de eerdere datum waarop het in artikel 7 lid 2 omschreven maximale ouderdomspensioen wordt bereikt. Uitstel van het ouderdomspensioen is slechts mogelijk zolang en voorzover er een dienstbetrekking bestaat. Het ouderdomspensioen gaat in zodra en voorzover tijdens de uitstelperiode de dienstbetrekking wordt beëindigd. 2. De grootte van het ouderdomspensioen op de uitgestelde pensioendatum wordt vastgesteld op basis van de door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit reglement. Artikel 14. Verevening
van pensioen bij scheiding
1. Indien het huwelijk van de deelnemer eindigt door echtscheiding dan wel in geval van scheiding van tafel en bed heeft de gescheiden echtgenoot een recht op uitbetaling jegens het fonds van een deel van het aan de deelnemer toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de tot verevening verplichte deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk en het tijdstip van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed, en b. hij op het tijdstip van scheiding zijn deelnemerschap zou hebben beëindigd anders dan door pensionering of overlijden. 2. Indien het tijdstip van de beëindiging van het deelnemerschap ligt voor het tijdstip van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed heeft de gescheiden echtgenoot een recht op uitbetaling jegens het fonds ter grootte van de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien de tot verevening verplichte gewezen deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. 3. Het recht op verevening van het ouderdomspensioen geldt niet of vindt plaats volgens een andere dan de in lid 1 of 2 bedoelde verdeling, indien de deelnemer of gewezen deelnemer en de gescheiden echtgenoot dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap zijn overeengekomen of dit reeds bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden op grond waarvan het geregistreerd partnerschap is aangegaan waren overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de afwijkende overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd. 4. Zolang de uitkering aan de gescheiden echtgenoot toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ouderdomspensioen van de pensioengerechtigde deelnemer of gewezen deelnemer. De uitkering van het aan de gescheiden echtgenoot toegerekende ouderdomspensioen vervalt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt, dan wel, indien eerder, op de laatste dag van de maand waarin de gescheiden echtgenoot overlijdt. 5. Om voor de rechtstreekse uitbetaling door het fonds in aanmerking te komen dient het verzoek tot verevening binnen 2 jaar na de vereveningsdatum bij het fonds te zijn ingediend. Dit moet met de wettelijk voorgeschreven formulieren worden gedaan. Als het verzoek niet of te laat wordt gedaan, moeten de ex-partners de verevening zelf onderling regelen. pensioenreglement 2014
[10]
6. Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding terzake bepaalde kunnen het in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde ouderdomspensioen alsmede het in artikel 10 bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen van de gescheiden echtgenoot worden omgezet in ouderdomspensioen uitsluitend op het leven van de gescheiden echtgenoot. Zowel de deelnemer of gewezen deelnemer als de gescheiden echtgenoot dienen met de omzetting in te stemmen. Deze omzetting is uitsluitend geldig indien er een verklaring van het fonds aan het verzoek daartoe is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 7. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen. Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden van de partners of na ontbinding op verzoek van één van de partners. 8. Indien de gezamenlijke huishouding wordt beëindigd kan verevening analoog aan de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bewerkstelligd worden door middel van een driepartijen overeenkomst tussen de samenlevende partijen en het fonds. Deze overeenkomst is slechts geldig indien er een verklaring van het fonds aan is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Artikel 15. Beëindiging
van het deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden, behoudt de gewezen deelnemer recht op premievrij ouderdomspensioen, premievrij nabestaandenpensioen (met in achtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 3) en premievrij wezenpensioen. 2. De in lid 1 bedoelde premievrije pensioenaanspraken worden vastgesteld op basis van de bepalingen van dit pensioenreglement, waarbij alleen de volbrachte deelnemersjaren in aanmerking worden genomen. Artikel 16. Aanpassing
van de pensioenaanspraken
1. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Het fonds heeft de ambitie om jaarlijks een toeslag ter hoogte van de prijsinflatie (CPI-afgeleid) toe te kennen. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. 2. Voor deelnemers die vanaf 2006 in een bepaald jaar een lager opbouwpercentage hebben gehad dan 2,05%, geldt de volgende aanvullende toeslagenregeling. De ambitie is om jaarlijks de pensioenaanspraken aan te passen. Het bestuur beslist evenwel in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de beschikbare premie. 3. De beschikbare premie is gelijk aan het jaarlijkse premieoverschot zoals vastgesteld door het bestuur. De aanvullende toeslag wordt voor iedere deelnemer op gelijke wijze vastgesteld op basis van de verstreken deelnemingsjaren en de in de verstreken deelnemingsjaren geldende pensioengrondslagen. Voor ieder verstreken deelnemingsjaar is de aanvullende toeslag maximaal gelijk aan het bedrag dat nodig is om het in dat deelnemingsjaar opgebouwde ouderdomspensioen aan te vullen tot 2,05% van de voor dat deelnemingsjaar vastgestelde pensioengrondslag. Hierbij wordt voor een gedeelte van een deelnemingsjaar deze maximale aanvulling naar rato vastgesteld en hebben oude deelnemingsjaren voorrang boven recentere deelnemingsjaren. De toeslag is uitsluitend afhankelijk van het vastgestelde premieoverschot. Na uitdiensttreding (niet door pensionering) of overlijden bestaat er geen recht meer op deze aanvullende toeslag.
Artikel 17. Waardeoverdracht;
afkoop pensioenreglement 2014
[11]
1. Indien een deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaande arbeidsovereenkomst en de waarde van deze aanspraken is aan het fonds overgedragen met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikelen 71 tot en met 74 van de PW, zullen aan de deelnemer hiervoor extra premievrije pensioenaanspraken worden toegekend. Deze aanspraken zullen worden vastgesteld op basis van het Besluit reken- en procedureregels wettelijk recht op waardeoverdracht. 2. De in artikel 15 lid 2 bedoelde premievrije pensioenaanspraken kunnen op verzoek van de gewezen deelnemer worden overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van betrokkene heeft verzekerd, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikelen 71 tot en met 74 van de PW. De overdrachtswaarde zal worden vastgesteld op basis van het Besluit reken- en procedureregels wettelijk recht op waardeoverdracht. 3. Indien het deelnemerschap eindigt op grond van het bepaalde in artikel 2 lid 3 sub c. kunnen de volgens artikel 15 lid 2 vastgestelde premievrije pensioenaanspraken worden overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waarbij de uitgetreden onderneming zijn pensioenregeling heeft ondergebracht. Hierbij wordt rekening gehouden met de bepalingen van artikel 76 van de PW.
4. Indien het pensioen op het tijdstip van ingang het in artikel 66 van de PW bedoelde bedrag niet te boven gaat, zal het worden vervangen door een uitkering ineens. In een zodanig geval worden eventuele meeverzekerde pensioenaanspraken eveneens vervangen door een uitkering ineens. 5. De uitkering ineens genoemd in lid 4 wordt berekend met de factoren zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement. Deze factoren worden jaarlijks aangepast. Artikel 18. Financiering 1. De deelnemers zijn een contributie verschuldigd welke gelijk is aan 4,3% van de pensioengrondslag. De deelnemers in parttime dienstverband betalen een contributie welke gelijk is aan het volgens de vorige volzin vastgestelde bedrag, vermenigvuldigd met het quotiënt van het in het jaar van vaststelling werkelijk gewerkte aantal pensioengevende uren en het aantal uren dat bij volledig dienstverband zou worden uitgeoefend. De vennootschap houdt de contributie van de deelnemers in gelijke termijnen in op hun maandsalaris. 2. De bijdrage van de vennootschap is geregeld bij overeenkomst tussen het fonds en de vennootschap, welke voor de deelnemers bij het bestuur ter inzage ligt. 3. De vennootschap heeft zich het recht voorbehouden in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, de grootte van haar bijdrage te verminderen. Het pensioenreglement kan dan worden gewijzigd. Reeds verworven pensioenaanspraken zullen hierbij niet worden aangetast. Wanneer de vennootschap voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in dit lid genoemde voorbehoud over te gaan, zal zij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur en aan degenen, wier toekomstige pensioenrechten daardoor worden getroffen. Artikel 19. Korting
van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Een pensioenfonds kan (conform artikel 134 lid 1 van de PW) verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; pensioenreglement 2014
[12]
b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan. 2. Een vermindering van de aanspraken ingevolge het vorige lid zal voor iedere deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde en pensioengerechtigde worden bepaald naar evenredigheid van de hoogte van hun pensioenaanspraken en/of pensioenrechten ten tijde van de vermindering. 3. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 4. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. Artikel 20. Voortzetting
deelname bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 1. Degene die tijdens de deelneming arbeidsongeschikt is geworden, heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, recht op gehele of gedeeltelijke voortzetting van het deelnemerschap. Het voortgezette deelnemerschap eindigt zodra en voor zover de deelnemer niet langer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de normale pensioendatum. 2. Voor deelnemers die vóór 1 januari 2014 arbeidsongeschikt zijn geworden, wordt het deelnemerschap voortgezet voor zover de deelnemer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk tot de normale penioendatum. Het deelnemerschap wordt zodanig voortgezet dat het in uitzicht gestelde pensioen op de normale pensioendatum in waarde gelijk is aan het in uitzicht gestelde pensioen in het reglement dat geldig was vóór 1 januari 2014. Vanaf 1 januari 2014 tot de normale pensioendatum zal tijdsevenredige opbouw van het pensioen plaatsvinden. 3. Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet. De pensioengrondslag wordt gedurende het eerste ziektejaar vastgesteld op basis van de pensioengrondslag zoals die laatstelijk voor aanvang van zijn ziekte was vastgesteld en met ingang van het tweede ziektejaar op basis van 70% van die pensioengrondslag. 4. Gedurende de periode waarin de deelnemer aansluitend op de in lid 1 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw voortgezet zolang en voor zover de (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is, met dien verstande dat de pensioengrondslag met betrekking tot de voortzetting gedurende die periode wordt vastgesteld op basis van de pensioengrondslag zoals die was vastgesteld in het tweede ziektejaar. Voortzetting vindt plaats op basis van de arbeidsduur zoals die tussen de werkgever en de (gewezen) deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de ziekte als bedoeld in lid 3. De in dit lid bedoelde pensioengrondslag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen worden aangepast, met dien verstande dat het percentage niet hoger kan zijn dan het percentage waarmee de algemene lonen over dezelfde periode zijn toegenomen. 5. Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de deeltijdwerker van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid zich wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije pensioenreglement 2014
[13]
voortzetting van de verzekeringen dienovereenkomstig. 6. Zodra de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 5 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 15 van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt de mate van premievrije voortzetting dienovereenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen ongewijzigd. 7. Voor zover en zolang de deelnemer zijn restverdiencapaciteit bij de werkgever benut, wordt voor dat deel de pensioengrondslag vastgesteld op basis van het pensioensalaris waarop de deelnemer terzake van die restverdiencapaciteit recht heeft, met dien verstande dat de pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, uitgaande van het pensioensalaris dat voor hem laatstelijk voorafgaand aan zijn ziekte was vastgesteld. 8. Voor zover de opbouw op grond van dit artikel wordt voortgezet bestaat geen aanspraak op
arbeidsongeschiktheidspensioen ter zake van tijdens de voortzettingsperiode ontstane of toegenomen arbeidsongeschiktheid. Artikel 21. Voortzetting
pensioenopbouw bij niet verwijtbare
werkloosheid 1. Indien het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de arbeidsovereenkomst als gevolg van niet verwijtbare werkloosheid vindt voortzetting van de pensioenopbouw plaats overeenkomstig de Bijdragenregeling van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, voor zover daartoe van deze stichting een bijdrage wordt ontvangen van afloop van de uitkering waarop de gewezen deelnemer ingevolge de Werkloosheidswet recht heeft. 2. Voor gewezen deelnemers die vallen onder de voorwaarden van een Sociaal Plan kan de opbouw van de pensioenaanspraken worden voortgezet in overeenstemming met de bepalingen van dit pensioenreglement, mede gelet op de voorwaarden van het Sociaal Plan. De opbouw van de pensioenrechten vindt plaats gedurende de periode die is voorzien in het Sociaal Plan, doch uiterlijk tot de normale pensioendatum en niet langer dan volgt uit artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en artikel 54 van de PW. Gedurende deze periode vindt het bepaalde in artikel 15 geen toepassing. Voortzetting vindt plaats op basis van de arbeidsduur zoals die tussen de werkgever en de (gewezen) deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van het Sociaal Plan. De in dit lid bedoelde pensioenopbouw wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen worden aangepast. Artikel 22. Pensioenaanspraken
uit vrijwillige bijdragen van deelnemers
1. Iedere deelnemer heeft het recht vrijwillige bijdragen te voldoen ter verhoging van de voor hem volgens dit pensioenreglement verzekerde pensioenaanspraken. De hoogte van de vrijwillige bijdrage mag er niet toe leiden dat de hoogte van de pensioenaanspraken uitgaat boven de grenzen die zijn opgenomen in hoofdstuk 2B van de Wet op de loonbelasting 1964. 2. De in lid 1 bedoelde vrijwillige bijdragen kunnen, met inachtneming van de wettelijke voorschriften en de fiscale regelgeving, worden bestemd voor: a. pensioenopbouw op basis van andere delen van het inkomen van de deelnemer dan het in artikel 5 bedoelde pensioensalaris; b. pensioenopbouw met betrekking tot andere jaren dan de in artikel 6 bedoelde deelnemersjaren; 3. De overige bepalingen van dit pensioenreglement zijn op de uit de vrijwillige bijdragen voortvloeiende pensioenaanspraken van toepassing. pensioenreglement 2014
[14]
Artikel 23. Eventuele
herverzekering van pensioenaanspraken
1. Het bestuur kan de verplichtingen, welke voortvloeien uit dit pensioenreglement, dekken door het sluiten van verzekeringsovereenkomsten met één of meer verzekeringsmaatschappijen als bedoeld in artikel 9 van de PW. 2. Het fonds zal als verzekeringnemer en begunstigde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als begunstigde de belanghebbende aan te wijzen. 3. Het fonds zal zich steeds ten opzichte van de belanghebbende ten volle kunnen kwijten door aan hem de betreffende verzekering, recht gevende op gelijke uitkeringen, als waartoe het fonds gehouden is, over te dragen. Indien de verzekering aan de belanghebbende wordt overgedragen, zal hij als begunstigde worden aangewezen. Van deze overdracht en begunstiging zal aantekening op de polis gesteld worden. Tevens zal op de polis worden aangetekend dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, voor zover die verzekeringen betrekking hebben op aan de deelneming in het fonds te ontlenen aanspraken, de voorschriften van de PW - voor zover nog van toepassing uitsluitend en onverminderd van kracht blijven, met name het bepaalde in artikel 32 van die wet en dat noch afkoop van deze verzekeringen is toegestaan, noch wijziging van de begunstiging, tenzij die wijziging plaatsvindt ten behoeve van de belanghebbende respectievelijk diens nabestaanden. Artikel 24. Medische
waarborgen
1. Medische pensioenkeuringen zijn in principe verboden, tenzij de in de wet genoemde uitzonderingen van toepassing zijn. Indien een dergelijke uitzondering van toepassing is en het bestuur of – indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd – de herverzekeraar dit noodzakelijk acht, is een medische pensioenkeuring toegestaan. In dat geval is de werknemer c.q. deelnemer, mits de wettelijk bepaalde voorwaarden in acht worden genomen, verplicht zich te onderwerpen aan een medische keuring. Bij niet nakoming wordt de verzekering van pensioenaanspraken opgeschort. De keurend arts zal door het bestuur worden aangewezen. 2. Indien de uitslag van een in lid 1 bedoelde medische keuring daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur, uitsluitend indien en voor zover dit is toegestaan, de aanspraak op het ouderdoms-, arbeidsongeschiktheids-, nabestaanden- en/of wezenpensioen of de verhoging daarvan onder bepaalde beperkingen toekennen, dan wel een aanspraak op een verminderd ouderdoms-, tijdelijk overbruggings-, arbeidsongeschiktheids-, nabestaanden- en/of wezenpensioen toekennen. In dit laatste geval heeft zowel de werkgever als de werknemer c.q. deelnemer het recht door betaling van een extra bijdrage respectievelijk een extra premie het verminderde ouderdoms-, tijdelijk overbruggings-, arbeidsongeschiktheids-, nabestaanden- en/of wezenpensioen, te verhogen echter maximaal tot de onverminderde bedragen. Bij toepassing van dit artikel kunnen reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet worden verminderd. 3. Indien op grond van een medische keuring de aanspraak op ouderdoms-, arbeidsongeschiktheids-, nabestaanden- en/of wezenpensioen niet ten volle wordt verleend, zal dit schriftelijk aan de werknemer c.q. deelnemer worden meegedeeld. 4. Indien aan de medische keuring een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde beperkingen wordt verbonden, heeft de werknemer c.q. deelnemer het recht op herkeuring. De werknemer c.q. deelnemer maakt zijn wens daartoe met redenen omkleed kenbaar binnen een week nadat de genoemde gevolgtrekking aan hem is meegedeeld. Het bestuur treft een regeling voor herkeuring door een onafhankelijk keurend arts. 5. De door het bestuur te nemen beslissing, als bedoeld in lid 2, wordt uitgesteld totdat het advies van de keurend arts hem is meegedeeld. 6. De kosten van een medische (her)keuring komen voor rekening van het fonds. pensioenreglement 2014
[15]
Ingeval van een herkeuring, zoals bedoeld in lid 4, mag het fonds echter een redelijke bijdrage van de werknemer c.q. deelnemer vragen.
Artikel 25. Uitgesloten
risico's
1. Het recht op nabestaanden- en wezenpensioen gaat verloren voor die belanghebbende door wiens grove schuld of opzet de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt. 2. Met betrekking tot de uitgesloten risico's gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar, behoudens dat het bepaalde in lid 1 te allen tijde van toepassing blijft. Artikel 26. Uitbetaling
van pensioen
1. De pensioenen zullen worden uitbetaald aan de in artikel 4 lid 1 omschreven pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind. 2. Uitbetaling van pensioenen geschiedt na overlegging van door het bestuur verlangde bewijsstukken. 3. Alle uitkeringen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de belanghebbenden. 4. Na het overlijden van een pensioengerechtigde kunnen, onder door het bestuur te stellen voorwaarden, aan de nagelaten betrekkingen twee pensioentermijnen uitgekeerd worden. 5. Alle uitkeringen zullen geschieden in de in Nederland geldende wettelijke valuta.
Artikel 27. Variabele
pensioenuitkering
1. De pensioengerechtigde kan het bestuur op de ingangsdatum van het pensioen verzoeken om variabele uitkering van het pensioen. Hierbij gelden de volgende regels: • de keuze kan éénmalig worden gemaakt op het tijdstip van ingang van het pensioen en is onherroepelijk; • de laagste uitkering zal niet minder zijn dan driekwart van de hoogste uitkering. Indien de pensioendatum is gelegen vóór de normale pensioendatum, wordt in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd voor het toetsen van de verhouding 100:75 een bedrag gelijk aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkering, inclusief de vakantie-uitkering, voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene ouderdomswet, buiten aanmerking gelaten. 2. Het bestuur is bevoegd om andere dan de in lid 1 genoemde regels uit te vaardigen. 3. De in lid 1 bedoelde mogelijkheid van variabele uitkering is niet van toepassing op het arbeidsongeschiktheidspensioen. 4. De keuze geschiedt op basis van de door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage 4 bij dit reglement.
pensioenreglement 2014
[16]
Artikel 28. Belastingen
en heffingen
De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het fonds gerechtigd is in te houden en verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten. Artikel 29. Overdracht,
inpandgeving van rechten, enz.
De aanspraken ingevolge de regeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk onderwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW.
Artikel 30. Slotbepalingen 1. Het bestuur kan in incidentele gevallen afwijken van de bepalingen van dit pensioenreglement, indien gronden van redelijkheid en billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen. 2. In alle gevallen, waarin dit pensioenreglement strijdig of niet verenigbaar is met een of andere bepaling van collectieve arbeidsovereenkomsten of met welke bepaling van overheidswege ook, zal het bestuur de bevoegdheid hebben de tegenstrijdigheden op te heffen door middel van wijziging van dit pensioenreglement.
Artikel 31. Inwerkingtreding Dit Reglement is in werking getreden op 1 januari 2014.
pensioenreglement 2014
[17]