880
pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (OP 55+)
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE
REGELING OP PER 1 JANUARI 2003
Januari 2015
880
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a.
Fonds: de “Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie”.
b.
Bestuur: het bestuur van het fonds.
c.
Statuten: de statuten van het fonds.
d.
Werkgever: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon of een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, die in Nederland een onderneming drijft, welke behoort tot de Zoetwarenindustrie (voorheen, tot 1 januari 2011 de Suikerverwerkende Industrie).
e.
Aangesloten werkgever: een werkgever, die krachtens het bepaalde in artikel 5 van de statuten bij het fonds (tot 1 januari 2011 bij de Stichting voor de Suikerverwerkende Industrie) is aangesloten.
f.
Werknemer: iedere persoon die een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft met een aangesloten werkgever.
g.
Deelnemer: de werknemer, die volgens de bepalingen van artikel 1.2 van dit reglement als zodanig is te beschouwen.
h.
Gewezen deelnemer: degene die zijn deelneming anders dan door overlijden of het ingaan van het tijdelijk ouderdomspensioen heeft beëindigd en die zijn pensioenaanspraken niet heeft overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder.
i.
Gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
j.
Pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan.
pensioenreglement 55+ blz. -1 -
880 k.
Partner: - de echtgeno(o)t(e) van de deelnemer; - de vrouw of man met wie de deelnemer een partnerrelatie heeft die is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand; - de ongehuwde vrouw of man, niet zijnde bloed-of aanverwant in rechte lijn, met wie de ongehuwde deelnemer reeds gedurende ten minste zes maanden samenwoont en dit dient te worden aangetoond door een bewijs van registratie op hetzelfde adres volgens de GBA. De partnerrelatie dient te zijn vastgelegd in een notarieel verleden samenlevingscontract, waarbij de partner van de deelnemer als begunstigde van het partnerpensioen dient te zijn aangewezen onder herroeping van eerdere begunstiging. In het samenlevingscontract is voor ieder van de partners een eenzijdige opzeggingsmogelijkheid van het samenlevingscontract door middel van een aangetekend schrijven aan de andere partner dan wel notaris opgenomen.
l.
Gewezen partner: - de vrouw of man van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer is beëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; - de vrouw of man van wie de registratie van de partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer in de registers van de burgerlijke stand is beëindigd anders dan door de dood of vermissing; - de vrouw of man van wie de partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer door één van de partners is beëindigd anders dan door de dood of vermissing.
m.
CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Zoetwarenindustrie.
n.
Wet Pensioenverevening: de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
o.
Reglementen: - het reglement van de regeling ouderdomspensioen van het fonds; en - het uitvoeringsreglement per 1 januari 2008.
p.
Pensioeningangsdatum: de daadwerkelijke ingangsdatum van het pensioen. De deelnemer kan voor vervroeging of uitstel van de pensioendatum kiezen. De pensioeningangsdatum ligt dan tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 55 respectievelijk 70 jaar wordt. Indien hij hier niet voor kiest is de pensioeningangsdatum gelijk aan de pensioendatum.
q.
Tijdelijk ouderdomspensioen (Top): de som van het prepensioen en overbruggingspensioen uit de regeling Tijdelijk Ouderdomspensioen per 1 januari 2003 of een gelijkgestelde regeling van een gedispenseerde werkgever.
r.
Ingangsdatum Top de daadwerkelijke ingang van het Top.
s.
Franchise: het bedrag waarover geen pensioen wordt opgebouwd. De hoogte van de franchise wordt door het bestuur vastgesteld. De franchise is per 1 januari 2006 € 14.998,-. Jaarlijks wordt per 1 januari deze franchise aangepast, waarbij in beginsel de ontwikkeling van de CAO lonen wordt gevolgd. De franchise is ten minste gelijk aan de AOW voor gehuwden zonder toeslag, inclusief vakantietoeslag.
pensioenreglement 55+ blz. -2 -
880
t.
Vervallen reglementen: het reglement inzake het levenslang pensioen en het reglement inzake prepensioen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie, die tot 1 januari 2003 hebben gegolden.
u.
Susuvi: de Stichting Uittreden voor de Suikerverwerkende Industrie.
v.
Prijsindex: het peil van de prijzen op 1 oktober van enig jaar ten opzichte van 1 oktober van het jaar daarvoor. Deze index wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld en gepubliceerd als “Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens afgeleid”. De afronding van de prijsindex vindt plaats op vier decimalen nauwkeurig.
w.
Loonindex: het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. De afronding van de loonindex vindt plaats op vier decimalen nauwkeurig.
x.
Lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte.
y.
Toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.
z. maximum-uitkeringstermijn: de termijn van 104 weken, bedoeld in artikel 7: 629, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, respectievelijk in artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet, berekend en eventueel verlengd met inachtneming van het bepaalde in deze artikelen. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) kan op aanvraag van de verzekerde een kortere uitkeringstermijn vaststellen indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (op basis van artikel 23, zesde lid van de WIA) is. Een verkorte uitkeringstermijn bedraagt ten minste 26 weken en ten hoogste 78 weken.
Artikel 1.2 Deelnemerschap 1.
Deelnemers in de zin van dit reglement zijn de werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 in dienst waren bij een aangesloten werkgever, en die: a. krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 tot deelneming verplicht zijn; b. of behoren tot een groep van werknemers in dienst van een aangesloten werkgever, als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b van de statuten.
2.
Het deelnemerschap gaat in: a. voor de werknemers, bedoeld in lid 1, sub a, op het tijdstip, waarop de verplichtstelling voor hen van kracht wordt;
pensioenreglement 55+ blz. -3 -
880 b. voor de werknemers, bedoeld in lid 1, sub b, op het tijdstip waarop zij krachtens overeenkomst tussen het fonds en de aangesloten werkgever, waarbij zij in dienst zijn, voor deelneming in aanmerking komen. 3.
Het deelnemerschap eindigt: a. bij het bereiken van de ingangsdatum Top, met uitzondering van deeltijd-Top; b. bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum; c. door het verlies van de hoedanigheid van werknemer of het eindigen van de verplichting tot deelneming, tenzij de deelneming wordt voortgezet krachtens het vierde lid; d. voor de deelnemers, bedoeld in lid 1, sub b, wanneer de overeenkomst tussen het fonds en de aangesloten werkgever, waarbij zij in dienst zijn, wordt beëindigd.
4.
Het deelnemerschap van degenen, die de hoedanigheid van werknemer hebben verloren of voor wie de verplichting tot deelneming is geëindigd, wordt voortgezet: a. indien en zolang de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid ingevolge artikel 7.1 van dit reglement ten laste van het fonds wordt voortgezet; b. indien en zolang de pensioenopbouw wegens vrijwillige premiebetaling ingevolge artikel 6.3 van dit reglement wordt voortgezet.
Artikel 1.3 1.3.1 Pensioenaanspraken 1.
Mits aan de specifieke voorwaarden wordt voldaan en voor zover in de deelnemingsperiodes premie is betaald geeft de deelneming aanspraak op: a. ouderdomspensioen aan de (gewezen) deelnemer; b. partnerpensioen aan de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die een gedeelte van zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen; c. bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner van de deelnemer, alsmede gewezen deelnemer, of de gepensioneerde deelnemer die een gedeelte van zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen; d. wezenpensioen aan: - de kinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer, die tot deze deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; - de stief- en pleegkinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer, die ten tijde van zijn overlijden door hem worden verzorgd en opgevoed.
2.
Met kinderen beneden de 18-jarige leeftijd worden gelijk gesteld kinderen van 18 tot en met 26 jaar: a. wier voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep; b. die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken vermoedelijk het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn om met arbeid, die voor hun krachten berekend is, ten minste de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, in staat zijn aan inkomsten uit arbeid te verwerven.
3.
Tijdens de deelneming is er een risico-partnerpensioen verzekerd. Degene, die als deelnemer de 61-jarige leeftijd dan wel eerdere ingangsdatum Top bereikt en komt te overlijden in de Topperiode tot de pensioendatum, wordt geacht als deelnemer te zijn overleden. De (gewezen) deelnemer heeft het recht om op de pensioendatum een gedeelte van zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen tegen een aanspraak op partnerpensioen. pensioenreglement 55+ blz. -4 -
880
4.
De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in tijd en plaats. In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden op grond van het pensioenreglement tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd. Bij een verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden en worden bedoelde aanspraken vastgesteld conform artikel 55 van de Pensioenwet.
5.
Indien de werkgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken zoals beschreven in het eerste lid van dit artikel de premie geacht aan het fonds te zijn betaald, tenzij: a. het premie betreft die verschuldigd is over de in artikel 64, lid 1, onder c, van de Werkloosheidswet bedoelde periode; b. er sprake is van boze opzet bij werkgever en werknemer. Hiervan is in ieder geval sprake indien het premie betreft die verschuldigd is door een werkgever, die welbewust de premie niet heeft betaald én gebleken is dat de werknemer daarmee heeft ingestemd; of c. om een andere reden niet van het fonds kan worden verwacht dat het pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent.”
1.3.2 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 1.
De ten laste van het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen door het fonds verminderd worden. Het fonds is daartoe uitsluitend bevoegd indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te geraken uit een situatie van onderdekking.
2.
Een vermindering van de aanspraken ingevolge het vorige lid zal voor iedere deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde en pensioengerechtigde worden bepaald naar evenredigheid van de hoogte van hun pensioenaanspraken en/of pensioenrechten ten tijde van de vermindering. Het bestuur is bevoegd de reeds ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uit te zonderen.
3.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
4.
De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
pensioenreglement 55+ blz. -5 -
880 Artikel 1.4 Wettelijke bepalingen 1.
Een aanspraak op pensioen kan niet bij overeenkomt tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds worden verminderd zonder toestemming van de partner. Dit geldt niet als de vermindering het gevolg is van een wettelijke bepaling.
2.
Pensioenen en aanspraken kunnen niet worden afgekocht, prijsgegeven of vervreemd, dan wel feitelijk of formeel voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
3.
Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet 1990. Vervreemding is toegestaan op grond van artikel 57, lid 5 van de Pensioenwet.
4. 5.
Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
6.
Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
7.
In geval van beslaglegging op pensioen is het fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
8.
Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van het fonds nietig.
9.
Bij de vaststelling van pensioenen en aanspraken worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 aangegeven maxima en begrenzingen mee in aanmerking genomen.
10. De bij de uitvoering van dit reglement gebruikte actuariële tabellen zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. 11. Het fonds administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers. Onder deelnemingsjaren wordt in dit verband verstaan: perioden als bedoeld in artikel in artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het fonds een opgave van de deelnemingsjaren en de schriftelijke bescheiden die de deelnemingsperioden, voorafgaande aan een vóór 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht kunnen staven overeenkomstig de voorschriften gesteld in de artikelen 2 en 3 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. De opgave wordt verstrekt binnen drie maanden nadat het verzoek bij het fonds is binnengekomen. Het fonds kan de (gewezen) deelnemer een vergoeding vragen voor kosten die aan de verstrekking van de opgave verbonden zijn.
Artikel 1.5 Wijziging reglement 1.
Het bestuur is bevoegd het reglement eenzijdig te wijzigen met inachtneming van het uitvoeringsreglement.
pensioenreglement 55+ blz. -6 -
880 2.
Bij een wijziging van het pensioenreglement worden de voor aanspraakgerechtigden dan wel pensioengerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken respectievelijk bestaande pensioenrechten niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134 van de Pensioenwet.
Artikel 1.6 Algemeen voorbehoud In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
pensioenreglement 55+ blz. -7 -
880
Artikel 1.7 Karakter 1.
Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
2.
Voor de jaarverslaglegging wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contribution-regeling, omdat de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen verplichting heeft tot het betalen van aanvullende bijdragen, doch slechts een verplichting heeft tot het betalen van de doorsneepremie.
pensioenreglement 55+ blz. -8 -
880
HOOFDSTUK 2 INFORMATIEVERSTREKKING
Artikel 2.1 Informatieverstrekking algemeen 1.
De informatie wordt schriftelijk verstrekt tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking.
2.
Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de gemeentelijke basisadministratie in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het fonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.
3.
Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner heeft ingestemd met elektronische verstrekking van informatie en het bij het fonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
4.
Het fonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van de informatie als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdelen b tot en met d, en vierde lid, en artikel 2.11. De overige informatie wordt kosteloos verstrekt. De informatie op grond van artikel 2.6, derde lid, wordt eveneens kosteloos verstrekt.
5.
De informatie over toeslagverlening, als bedoeld in artikel 2.3, onderdeel c, artikel 2.4, onderdeel b, artikel 2.5, eerste lid, onderdeel b, artikel 2.7, onderdeel b, artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b, artikel 2.9, onderdeel c, en artikel 2.10, eerste lid, onderdeel c, heeft betrekking op: a. het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij de toeslagverlening; b. de wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening en, indien is gekozen voor financiering door het creëren van technische voorzieningen, de hoogte van de voorziening in relatie tot de benodigde voorziening; c. de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening; en d. de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagenbeleid is geweest.
Artikel 2.2 Informatie aan de deelnemers tijdens de deelneming Het fonds informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds.
pensioenreglement 55+ blz. -9 -
880 Artikel 2.3 Jaarlijkse informatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht) Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een uniform pensioenoverzicht. Dit overzicht bevat in ieder geval: a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; c. informatie over toeslagverlening; en d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 2.4 Informatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: a. een opgave van de tot dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie over de mogelijkheid van afkoop van aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van de deelneming voor zover er sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens; d. informatie over het recht op of de mogelijkheid tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling; e. informatie over de consequenties van arbeidsongeschiktheid; f. informatie over het actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan.
Artikel 2.5 Periodieke informatie aan gewezen deelnemers 1.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar: a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en b. informatie over toeslagverlening.
2.
Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
pensioenreglement 55+ blz. -10 -
880
Artikel 2.6 Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partner en de pensioengerechtigde 1.
Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; c. het uitvoeringsreglement; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. de verklaring inzake beleggingsbeginselen, het kortetermijnherstelplan, het langetermijnherstelplan, informatie over de hoogte van de dekkingsgraad, over het van toepassing zijn van een aanwijzing van de toezichthouder indien het fonds niet voldoet aan de Pensioenwet, en over de aanstelling van een bewindvoerder indien het fonds een wanbeleid voert of als het bestuur van het fonds komt te ontbreken.
2.
Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
3.
Het fonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer op verzoek informatie over de consequenties van uitruil van partnerpensioen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen, van ouderdomspensioen in partnerpensioen of van andere vormen van uitruil.
4.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
5.
Het fonds verstrekt de in het eerste en derde lid bedoelde informatie op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden.
Artikel 2.7 Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding Het fonds verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b. informatie over toeslagverlening; en c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is, zoals de mogelijkheid van afkoop van een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, voor zover sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens.
pensioenreglement 55+ blz. -11 -
880
Artikel 2.8 Periodieke informatie aan gewezen partner 1.
Het fonds verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in de vijf jaar: a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grond van artikel 2.7; en b. informatie over toeslagverlening.
2.
Het fonds informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 2.9 Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden bij pensioeningang Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a. een opgave van zijn pensioenrecht; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en c. informatie over toeslagverlening.
Artikel 2.10 Periodieke informatie aan pensioengerechtigden 1. a. b. c. 2.
Het fonds verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks: een opgave van zijn pensioenrecht; een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en informatie over toeslagverlening. Het fonds informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 2.11 Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat 1.
Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden.
2.
De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven. pensioenreglement 55+ blz. -12 -
880
HOOFDSTUK 3 PREMIE EN PENSIOENGRONDSLAG
Artikel 3.1 Premie De werkgever is jaarlijks voor elke deelnemer premie aan het fonds verschuldigd. De premie bedraagt een percentage van het pensioengevend loon (loon I en II). Het in de vorige volzin bedoelde percentage wordt jaarlijks voorafgaande aan het kalenderjaar, gehoord de actuaris, door het bestuur vastgesteld. Voor een gedeelte van een jaar wordt de premie berekend over een evenredig gedeelte van het pensioengevend loon. De premie komt gedeeltelijk ten laste van de deelnemer. De deelnemer is zijn aandeel in de premie verschuldigd aan zijn werkgever. De werkgever is gerechtigd bij elke loonbetaling op het loon het werknemersdeel in te houden.
Artikel 3.2 Loon / pensioensalaris 1.
Onder vast loon (= loon I) wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldt het voor de deelnemer vaste loon herleid tot een jaarbedrag en behorende bij de op grond van de in de CAO geldende voltijd arbeidsduur op jaarbasis.
2.
Onder variabel loon (= loon II) wordt verstaan de volgende voor de deelnemer geldende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren.
3.
Indien op de datum van vaststelling van pensioengrondslag I de werkgever aan de werknemer tijdelijk geen loon of niet het voor hem geldende loon is verschuldigd, omdat de werknemer: a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, of b. om andere redenen tijdelijk geen of niet gedurende de voor hem geldende werktijd arbeid verricht in dienst van de werkgever, wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 1 gedurende maximaal twee jaar als loon I van de deelnemer beschouwd het vaste loon, dat zonder verzuim voor hem zou hebben gegolden.
Voor de situatie onder sub b is het bepaalde in artikel 10a, eerste lid onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 van overeenkomstige toepassing. 4.
De beperking als bedoeld in het vorige lid geldt niet indien de deelnemer gebruik maakt van de regeling van ouderschapsverlof, zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet arbeid en zorg.
5.
De som van loon I en loon II behorende bij de op grond van de in de CAO op jaarbasis geldende voltijd arbeidsduur bedraagt per 1 januari 2006 maximaal € 48.823,--. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari door het bestuur aangepast. Daarbij wordt in beginsel de ontwikkeling van de CAO lonen gevolgd.
pensioenreglement 55+ blz. -13 -
880 6.
Indien door toepassing van lid 5 reductie van het werkelijke loon dient plaats te vinden, zal deze reductie in eerste instantie worden toegepast op loon II en voor zover nodig op loon I.
Artikel 3.3 Deeltijdbepaling 1.
Indien de tussen de deelnemer en de aangesloten werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur minder bedraagt dan de op grond van de in de Cao geldende voltijd arbeidsduur, worden de aanspraken op basis van pensioengrondslag I vastgesteld met toepassing van een (gewogen) deeltijdbreuk over de deelnemerstijd over pensioengrondslag I behorende bij de op grond van de in de CAO geldende voltijd arbeidsduur. De doorsneepremie en de eventuele eigen bijdrage van de deelnemer voor de eindloonregeling wordt vastgesteld met in achtneming van de (gewogen) deeltijdbreuk.
2.
De deeltijdbreuk wordt verkregen door de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur te delen door de op grond van de in de CAO geldende voltijd arbeidsduur.
3.
De deeltijdbreuk wordt voor de eerste maal vastgesteld als het in lid 1 bepaalde voor het eerst van toepassing is. Zij wordt opnieuw vastgesteld bij iedere wijziging van de overeengekomen arbeidsduur of van de op grond van de in de CAO geldende voltijd arbeidsduur. Voor perioden dat een deelnemer het aantal wekelijkse voltijd arbeidsuren is overeengekomen geldt als deeltijdbreuk 1.
4.
Bij wijziging van de deeltijdbreuk in de loop van het kalenderjaar wordt een gewogen deeltijdbreuk vastgesteld. De gewogen deeltijdbreuk wordt vastgesteld door rekening te houden met de deeltijdbreuken die in het kalenderjaar voor de deelnemer hebben gegolden en met de tijd gedurende welke zij in het kalenderjaar hebben gegolden.
5.
Het bedrag van het verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag I wordt vastgesteld door aan te nemen, dat de laatst geldende deeltijdbreuk en pensioengrondslag I van kracht blijft tot de ingangsdatum Top van de deelnemer. Onder deelnemerstijd wordt verstaan de met de deeltijdbreuken gereduceerde deelnemersperiode.
Artikel 3.4 Pensioengrondslag 3.4.1 Vaststelling pensioengrondslag I over loon I: eindloon 1.
Pensioengrondslag I van de deelnemer wordt vastgesteld op 1 januari van elk kalenderjaar alsmede bij (hernieuwde) aanvang van de deelneming in de loop van het kalenderjaar en uitgaande van de op grond van de in de CAO geldende voltijd arbeidsduur op jaarbasis. Pensioengrondslag I is gelijk aan het op de vaststellingsdatum geldende vaste loon (loon I) behorende bij de op grond van de in de CAO geldende voltijd arbeidsduur op jaarbasis, verminderd met de dan geldende franchise.
pensioenreglement 55+ blz. -14 -
880 2.
Indien het deelnemerschap voor de eerste maal aanvangt na het kalenderjaar waarin de 55-jarige leeftijd is bereikt, zal het bij de vaststelling van pensioengrondslag I in aanmerking te nemen vaste loon gesteld worden op loon I als bedoeld in lid 1 bij aanvang van het deelnemerschap vermeerderd met de algemene verhogingen van de vaste lonen krachtens de CAO vanaf de aanvang van het deelnemerschap.
3.
Indien pensioengrondslag I moet worden vastgesteld na het kalenderjaar, waarin de werknemer de 55-jarige leeftijd heeft bereikt, zal het bij de vaststelling van pensioengrondslag I in aanmerking te nemen vaste loon gesteld worden op loon I geldende op 1 januari van het jaar waarin de 55-jarige leeftijd werd bereikt vermeerderd met de algemene verhogingen van de vaste lonen krachtens de CAO vanaf de hiervoor bedoelde 1 januari.
3.4.2 Vaststelling pensioengrondslag II over loon II: middelloon Pensioengrondslag II van de deelnemer wordt vastgesteld op 1 januari van elk kalenderjaar en is gelijk aan het variabele loon van de deelnemer (loon II) over het daaraan voorafgaande kalenderjaar, zonodig gecorrigeerd conform het bepaalde in artikel 3.2, lid 5 en 6. In afwijking van het hiervoor gestelde wordt indien er geen loon II van de deelnemer bekend is uitgegaan van het laatst feitelijk verdiende loon II, herleid tot een jaarbedrag.
pensioenreglement 55+ blz. -15 -
880
HOOFDSTUK 4 REGELING OUDERDOMSPENSIOEN
Artikel 4.1 Vaststelling pensioendeel op basis van pensioengrondslag I: eindloon 1.
In dit artikel wordt onder deelnemingsperiode verstaan een periode van onafgebroken deelneming. Een deelneming wordt geacht onafgebroken te zijn indien zij, na te zijn geëindigd, opnieuw is aangevangen in hetzelfde of in het volgende kalenderjaar. Het bepaalde in artikel 3.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
2.
Zolang de deelneming voortduurt bedraagt het verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag I over een deelnemingsperiode: A x B, waarin: A = 1,75% van de laatste voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag I (over loon I); B = het aantal jaren, waarover voor de deelnemer sedert de aanvang van de deelnemingsperiode premie is (geacht te zijn) betaald en tot de 61-jarige leeftijd of eerdere ingangsdatum Top nog (geacht) zal kunnen worden betaald, waarbij een gedeelte van een jaar naar evenredigheid in aanmerking wordt genomen.
3.
De aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag I wordt per premiebetalingsperiode verworven. Daarbij verkrijgt de deelnemer een aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen die wordt berekend met toepassing van de formule A x C – F, waarin: C = de duur van de deelnemingsperiode tot aan het einde van het kalenderjaar of - in het kalenderjaar waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt – tot de 61-jarige leeftijd of de eerdere ingangsdatum Top, waarbij een gedeelte van het jaar naar evenredigheid in aanmerking wordt genomen; F = de aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag I verkregen over de deelnemingsperiode tot aan het begin van het kalenderjaar. Over de deelnemingstijd in het kalenderjaar wordt altijd ten minste een aanspraak op ouderdomspensioen verworven ter grootte van A x D. Hierin is: D = de duur van de deelneming in het kalenderjaar, waarbij een gedeelte van het jaar naar evenredigheid in aanmerking wordt genomen.
Artikel 4.2 Vaststelling pensioendeel op basis van pensioengrondslag II: middelloon 1.
Het verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag II is over een deelnemersperiode gelijk aan 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II, waarbij de laatste pensioengrondslag II tot de 61-jarige leeftijd in aanmerking wordt genomen. Indien de laatste pensioengrondslag II niet op een geheel kalenderjaar betrekking heeft wordt deze pensioengrondslag II herleid naar die behorende bij een geheel kalenderjaar en dient die herleide pensioengrondslag II als basis voor het over de toekomstige deelnemersperiode tot de 61-jarige leeftijd vast te stellen ouderdomspensioen.
pensioenreglement 55+ blz. -16 -
880 2.
De aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag II wordt per premiebetalingsperiode verworven. Daarbij verkrijgt de deelnemer een aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen gelijk aan 1,75% van de pensioengrondslag II over de betreffende premiebetalingsperiode.
Artikel 4.3 Vaststelling totale aanspraak ouderdomspensioen 1.
Het totaal voor de deelnemer verzekerde jaarlijks ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het bedrag berekend volgens artikel 4.1, lid 2 en het bedrag berekend volgens artikel 4.2, lid 1.
2.
De totale aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen van de deelnemer over de betreffende premiebetalingsperiode is gelijk aan de som van het bedrag berekend volgens artikel 4.1, lid 3 en het bedrag berekend volgens artikel 4.2, lid 2.
3.
Op de pensioendatum worden de uit verschillende deelnemingsperioden voortvloeiende pensioenaanspraken samengeteld tot één jaarlijks ouderdomspensioen.
Artikel 4.4 Uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen 1.
De (gewezen) deelnemer kan zijn aanspraken op ouderdomspensioen op de pensioendatum gedeeltelijk uitruilen tegen aanspraken op partnerpensioen. Het fonds stelt een sekseneutrale ruilvoet vast alsmede een periode gedurende welke deze ruilvoet geldt. Een eenmaal toegepaste ruilvoet wijzigt ten aanzien van betrokkene niet ook al wordt de ruilvoet na afloop van de periode voor nieuwe gevallen aangepast.
2.
Indien de (gewezen) deelnemer besluit zijn aanspraken uit te ruilen, vervallen zijn aanspraken op het gedeelte van het pensioen dat hij heeft uitgeruild op de pensioendatum. Voor het door uitruil verkregen pensioen gelden dezelfde bepalingen als die van toepassing zijn op het ingevolge de gewone regeling verkregen pensioen.
3.
De keuze om ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen dient op het aanvraagformulier te worden bekend gemaakt. De hoogte van het uit uitruil te verkrijgen partnerpensioen bedraagt 70% of een flexibel deel van 70% van de verlaagde aanspraak op ouderdomspensioen. Indien geen keuze wordt bekend gemaakt en de (gewezen) deelnemer heeft een partner, dan wordt de (gewezen) deelnemer geacht te hebben gekozen voor een meeverzekerd partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen (inclusief verhogingen).
4.
De keuze voor de uitruil is onherroepelijk en wordt slechts éénmalig, en wel op de pensioendatum vastgesteld. Zodra het op grond van dit reglement verkregen ouderdomspensioen is ingegaan, is uitruil van het pensioen niet meer mogelijk.
pensioenreglement 55+ blz. -17 -
880 5.
Indien de (gewezen) deelnemer uitruil van ouderdomspensioen wenst, dient de partner in de zin van artikel 1.1, sub k, schriftelijk te verklaren met de uitruil in te stemmen. Tevens moet de (gewezen) deelnemer schriftelijk verklaren afstand te doen van het uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen.
6.
Voor de periode 1 juli 2013 tot 1 juli 2015 wordt voor 70% partnerpensioen een percentage ouderdomspensioen ingeruild aan de hand van de tabellen met factoren als bedoeld in Bijlage 1. De factoren worden door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgesteld en kunnen periodiek worden aangepast.
Artikel 4.5 Hoog/laag- en laag/hoog-uitruil ouderdomspensioen 1.
Op de pensioeningangsdatum kan de (gewezen) deelnemer kiezen om zijn ouderdomspensioen respectievelijk tijdelijk te verhogen dan wel tijdelijk te verlagen. Hierbij kan de (gewezen) deelnemer kiezen uit één van de volgende perioden: - 5 jaar vanaf de pensioeningangsdatum; - 10 jaar vanaf de pensioeningangsdatum; of - vanaf de pensioeningangsdatum tot de eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt.
2.
Het ouderdomspensioen wordt gedurende de gekozen periode verhoogd respectievelijk verlaagd. Na afloop van deze periode wordt het ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd. De verhouding tussen het hoge en lage ouderdomspensioen vanaf de pensioeningangsdatum is altijd 100:75. Voor de toepassing van deze verhouding kan tot 65 jaar het gedeelte dat overeenkomt met het bedrag van twee maal de enkelvoudige gehuwden AOW inclusief vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Een en nader wordt uitgewerkt in een uitvoeringrichtlijn, die is opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement. De keus voor hoog-laag heeft geen invloed op de hoogte van het eventueel meeverzekerde nabestaandenpensioen.
Artikel 4.6 Deeltijdpensioen 1.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum gedeeltelijk in. Voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer in dienst blijft van de werkgever, blijft hij deelnemer in de regeling. Voor dit gedeelte vindt pensioenopbouw plaats conform deeltijdarbeid.
2.
De ingangsdatum van het deeltijdpensioen kan liggen tussen de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 55 respectievelijk 70 jaar wordt.
pensioenreglement 55+ blz. -18 -
880 In het geval van deeltijdpensioen, vóór de 60-jarige leeftijd, dient de werknemer de mate van deeltijd werken en deeltijdpensioen tot de 60-jarige leeftijd aan het fonds door een schriftelijke verklaring van de werkgever kenbaar te maken. De deeltijd gepensioneerde is dan voorts verplicht elke wijziging in de dienstbetrekking en de beëindiging daarvan voor zover dit plaatsvindt vóór de 60-jarige leeftijd direct schriftelijk aan het fonds te melden. Indien de deeltijd gepensioneerde niet heeft voldaan aan zijn meldingsplicht, dan is hij aan het fonds een direct opeisbare boete verschuldigd. Deze boete is gelijk aan het financiële nadeel, daaronder begrepen (na)heffing van belastingen, dat het fonds door het niet melden lijdt. 3.
Een eenmaal gekozen ingangsdatum voor deeltijdpensioen en het gekozen percentage zijn onherroepelijk. Afhankelijk van de gekozen ingangsdata worden de pensioenen actuarieel gekort of verhoogd. Een ingaand pensioen mag nooit minder bedragen dan het minimumbedrag voor afkoop wegens geringheid (artikel 9.3.2, lid 2, van dit reglement).
4.
De ingangsdatum van het niet ingegane pensioen ligt tussen 1 jaar volgend op de ingangsdatum van het deeltijdpensioen en de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 70 jaar wordt. De ingangsdatum kan niet later zijn dan de datum waarop het totale pensioen het fiscale maximum bereikt.
pensioenreglement 55+ blz. -19 -
880
HOOFDSTUK 5 NABESTAANDENPENSIOEN (PARTNER- EN/OF WEZENPENSIOEN)
Artikel 5.1 Risico-partnerpensioen 1.
In geval van overlijden tijdens de deelneming bedraagt het jaarlijkse partnerpensioen 56% van het verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4.3, lid 1. Het bepaalde in artikel 3.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing. Degene, die als deelnemer de 61 jarige leeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum Top heeft bereikt en komt te overlijden in de Topperiode tot de pensioendatum, wordt geacht als deelnemer te zijn overleden.
2.
Tot de eerste van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt, bedraagt het jaarlijkse partnerpensioen, als bedoeld in lid 1, 70% van het verzekerd jaarlijks ouderdomspensioen indien en zolang de partner over het partnerpensioen premies volksverzekering verschuldigd is.
3.
Om in aanmerking te komen voor partnerpensioen kan de (gewezen) deelnemer slechts één partner hebben, dit ter beoordeling van het bestuur.
4.
Geen aanspraak op partnerpensioen bestaat er als de (gewezen) deelnemer door dan wel met medeplichtigheid van de partner opzettelijk van het leven is beroofd dan wordt een eventueel partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden, indien in het verleden partnerpensioen is opgebouwd bij het fonds.
5.
Gedurende wettelijk verlof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub a, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (wettelijk verlof : ouderschaps, sabbats- , studie- en levensloopverlof) is het overlijdensrisico maximaal 18 maanden gedekt alsof geen verlof wordt genoten.
Artikel 5.1A Beperking van het recht op partner- en wezenpensioen 1.
Geen recht op partnerpensioen bestaat, indien het huwelijk c.q. de geregistreerde partnerrelatie is aangegaan nadat de deelnemer de pensioeningangsdatum heeft bereikt.
2.
Geen recht op partnerpensioen bestaat, indien het samenlevingsverband is aangegaan nadat de deelnemer de pensioeningangsdatum heeft bereikt.
3.
Geen recht op wezenpensioen hebben kinderen, geboren uit of gewettigd dan wel geadopteerd bij of tijdens een huwelijk c.q. een geregistreerde partnerrelatie, aangegaan nadat de deelnemer de pensioeningangsdatum heeft bereikt.
4.
Geen recht op wezenpensioen bestaat, indien het samenlevingsverband is aangegaan nadat de deelnemer de pensioeningangsdatum heeft bereikt.
pensioenreglement 55+ blz. -20 -
880
Artikel 5.2 Bijzonder partnerpensioen 1.
Indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum of eerdere datum een gedeelte van zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen, heeft de gewezen partner in geval van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, dan wel beëindiging van de registratie van de partnerrelatie na de pensioendatum een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, ter hoogte van het verzekerde partnerpensioen als bedoeld in artikel 5.2. Het bepaalde in artikel 5.1, leden 3 en 4 is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, dan wel beëindiging van de registratie van de partnerrelatie plaatsvindt tijdens de deelneming dan krijgt de gewezen partner van een deelnemer recht op bijzonder partnerpensioen, alsof op de betreffende datum de deelneming is beëindigd.
3.
Geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen krachtens dit artikel heeft degene gebruikt heeft gemaakt van de mogelijkheid tot conversie van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 7.2, lid 8. Aan de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer voor wie aanspraak is ontstaan op bijzonder partnerpensioen wordt een bewijs van deze aanspraak uitgereikt.
4.
Als de gewezen partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gewezen of gepensioneerde) deelnemer dan wordt een bijzonder partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
5.
De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit (gedeeltelijk) te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Dit onder de voorwaarde dat de vervreemding bij notariële akte is overeengekomen en het fonds zich bereid heeft verklaard om een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken.
6.
Indien de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1.1, sub k, 3e gedachtestreepje anders dan door overlijden van de deelnemer wordt beëindigd, is de in de voorafgaande leden beschreven regeling betreffende toekenning van bijzonder partnerpensioen van overeenkomstige toepassing. Dit onder voorwaarde dat is voldaan aan het bepaalde in lid 7.
7.
Het einde van de partnerrelatie moet binnen twee jaar na het eindigen ervan aan het fonds worden gemeld, door: a. overlegging van een kopie van het aangetekend schrijven van één van de partners aan een notaris dan wel aan de andere partner waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd, of b. een gezamenlijke verklaring aan het fonds waarin partners verklaren dat de partnerrelatie is beëindigd.
pensioenreglement 55+ blz. -21 -
880 8.
Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt als einde van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1.1, sub k, 3e gedachtestreepje aangemerkt de datum van aantekening van het aangetekende schrijven van één van de partners dan wel de dagtekening van de gezamenlijke verklaring waarmee de beëindiging een feit is geworden. Indien naar het oordeel van het fonds geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingdatum, wordt als beëindigingdatum aangehouden de datum waarop volgens het bevolkingsregister de inschrijving van de deelnemer en zijn gewezen partner op hetzelfde adres is geëindigd.
Artikel 5.3 Risico-wezenpensioen 1.
In geval van overlijden tijdens de deelneming bedraagt het jaarlijkse wezenpensioen voor ieder kind van de deelnemer 14% van het verzekerd jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4.3, lid 1. Het bepaalde in artikel 3.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing. Degene, die als deelnemer de 61-jarige leeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum Top heeft bereikt en komt te overlijden in de Topperiode tot de pensioendatum, wordt geacht als deelnemer te zijn overleden.
2.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt.
3.
Geen aanspraak op wezenpensioen bestaat er voor het kind door wie of met wiens medeplichtigheid de deelnemer opzettelijk van het leven is beroofd dan wordt een eventueel wezenpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden, indien in het verleden wezenpensioen is opgebouwd bij het fonds.
pensioenreglement 55+ blz. -22 -
880
HOOFDSTUK 6 SLAPERSRECHTEN
Artikel 6.1 Aanspraken bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of bereiken van de ingangsdatum TOP 1.
Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken wanneer de deelneming eindigt voor de ingangsdatum TOP en geen voortzetting van de deelneming plaatsvindt op grond van het bepaalde in artikel 7.1.
2.
De opgebouwde pensioenaanspraak is gelijk aan het pensioenbedrag vastgesteld conform het bepaalde in hoofdstuk 4, echter uitsluitend op basis van alle tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming meetellende deelnemersjaren. De pensioenaanspraak dient op het moment van beëindiging van de deelneming volledig te zijn gefinancierd en kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.1 worden verhoogd.
3.
Op de opgebouwde pensioenaanspraak is van toepassing het bepaalde in artikel 7.2.
Artikel 6.2 Aanspraken ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming 1.
Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer in afwijking van het bepaalde in artikel 6.1 de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken wanneer de deelneming eindigt voor de pensioendatum. Bij het einde van de deelneming anders dan door overlijden of het ingaan van de pensioendatum ontvangt de gewezen deelnemer een lager ouderdomspensioen en meeverzekerd nabestaandenpensioen ter hoogte van 56% van het verlaagde ouderdomspensioen. Het meeverzekerd nabestaandenpensioen wordt toegekend volgens de tabel met factoren als bedoeld in bijlage 3. De factoren wordt door het bestuur vastgesteld, gehoord de actuaris en kunnen periodiek worden aangepast. Hierbij wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen. Tevens bestaat per kind recht op een jaarlijks wezenpensioen ter grootte van 14% van de premievrije aanspraak op jaarlijks verlaagd ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen.
2.
Indien de gewezen deelnemer geen ouderdomspensioen met meeverzekerd nabestaandenpensioen wenst dan dient de gewezen deelnemer dit binnen 2 maanden na het einde van de deelneming bij het fonds te melden. Indien de deelnemer niet binnen 2 maanden na einde van de deelneming bij het fonds meldt dat hij geen nabestaandenpensioen wenst mee te verzekeren, dan wordt de gewezen deelnemer geacht te hebben gekozen voor ouderdomspensioen met meeverzekerd nabestaandenpensioen, en blijft het bepaalde in het eerste lid van toepassing. Een bij het einde van de deelneming gemaakte keuze kan slechts bij ingang van het ouderdomspensioen worden gewijzigd.
pensioenreglement 55+ blz. -23 -
880 3.
De pensioenaanspraak als bedoeld in het eerste lid dient op het moment van beëindiging van de deelneming volledig te zijn gefinancierd en kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.1 worden verhoogd.
4.
De in dit artikel bedoelde keuze heeft geen invloed op de hoogte van een eventueel bijzonder partnerpensioen.
Artikel 6.3 Voortzetting van de geëindigde verplichte deelneming Het bestuur kan toestaan dat door of ten behoeve van een deelnemer van wie het deelnemerschap wordt beëindigd wegens het verlies van de hoedanigheid van werknemer, geheel of op grond van artikel 7.1 gedeeltelijk de opbouw van de pensioenaanspraken met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet en de Fiscale wetgeving bepaalde voor eigen rekening wordt voortgezet. De vrijwillige voortzetting wordt voor een periode van maximaal drie jaar toegekend, mits de daarvoor verschuldigde premie aan het fonds wordt voldaan. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: -
-
de deelneming moet tot aan de beëindigingsdatum ten minste drie jaar hebben geduurd, waarbij perioden van pensioenopbouw ingevolge artikel 7.1 van dit reglement buiten beschouwing blijven; de pensioenregeling wordt ongewijzigd voortgezet; de voortzetting voor eigen rekening is niet mogelijk indien betrokkene van een andere fiscaal gefaciliteerde oudedagsvoorziening gebruik maakt; de voortzetting voor eigen rekening vangt niet binnen drie jaar vóór de pensioendatum aan, tenzij betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen het dienstverband heeft beëindigd.
De gewezen deelnemer moet ten behoeve van de vrijwillige voortzetting binnen negen maanden na het einde van de deelneming een verzoek indienen bij het fonds. Deze premie wordt door het bestuur vastgesteld. Het bestuur kan aan de toestemming nog nadere voorwaarden verbinden.
pensioenreglement 55+ blz. -24 -
880
HOOFDSTUK 7 BIJZONDERE SITUATIES
Artikel 7.0 (Kort)zorgverlof Voor de deelnemer die gebruik maakt van onbetaald (zorg)verlof van een maand of korter, komt de premie geheel ten laste van de werkgever.
Artikel 7.1 Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid, respectievelijk werkloosheid 7.1.1 Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 1.
Voor een deelnemer, die arbeidsongeschikt is conform de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of een (gewezen) deelnemer die arbeidsongeschikt is vanaf 29 december 2005 conform de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), komt de premie geheel of gedeeltelijk ten laste van het fonds. In dat geval wordt aan de aangesloten werkgever derhalve gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend teneinde gehele of gedeeltelijke premievrije deelneming van de pensioenopbouw inzake ouderdomspensioen en risicodekking inzake nabestaandenpensioen ten behoeve van deze (gewezen) deelnemer te bewerkstelligen.
2.
Voor een (gewezen) deelnemer, die arbeidsongeschikt is wegens ziekte en die een uitkering ontvangt krachtens een wettelijk getroffen regeling bij ziekte, komt de premie ten laste van het fonds indien en zolang de instantie of persoon, welke de premie aan het fonds verschuldigd is, naar het oordeel van het bestuur niet in staat is deze te voldoen teneinde de voortzetting van de pensioenopbouw en risicodekking als bedoeld in lid 1 te bewerkstelligen.
3.
De in lid 1 bedoelde premie wordt berekend naar pensioengrondslag I en II welke gold onmiddellijk voor de aanvang van de in lid 1 bedoelde vrijstelling van premiebetaling. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag I en II gedurende de periode dat de premievrije deelneming voortduurt wordt loon I en II jaarlijks per 1 januari aangepast conform de loonindex als bedoeld in artikel 1.1, sub w.
4a. Indien de WAO van toepassing is, is het deel van de premie, dat is vrijgesteld, afhankelijk van de mate dat een deelnemer arbeidsongeschikt is volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid (WAO) 65 45 35 25 15 0-
100% 65% 45% 35% 25% 15%
Percentage van premievrije deelneming 100% 50% 40% 30% 20% 0% pensioenreglement 55+ blz. -25
-
880
Voor de toepassing van deze tabel is bepalend de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de normen van de WAO. Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de premievrije deelneming zonodig opnieuw bepaald. 4b. Indien de WIA van toepassing is, is het deel van de premie, dat is vrijgesteld, afhankelijk van de mate dat een (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is volgens onderstaande tabel :
Mate van arbeidsongeschiktheid (WIA) 80 65 55 45 35 0-
100% 80% 65% 55% 45% 35%
Percentage van premievrije deelneming 100% 72,5% 60% 50% 40% 0%
Voor de toepassing van deze tabel is bepalend de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de normen en eerste toekenning van de WIA. Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de premievrije deelneming zonodig opnieuw bepaald. Indien het dienstverband is beëindigd voordat de maximum-uikeringstermijn is verstreken, wordt alleen bij een afnemende mate van arbeidsongeschiktheid het percentage van de premievrije deelneming opnieuw bepaald. De gewezen deelnemer moet daarnaast de dag direct voorafgaand aan de aanvang van de maximum-uitkeringstermijn deelnemer zijn geweest aan de pensioenregeling van het fonds. 5.
Indien over het tijdvak, waarover vrijstelling van (gedeeltelijke) premievrije deelneming is verleend, door de deelnemer die arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO of door de (gewezen) deelnemer die arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA loon wordt genoten uit dienstbetrekking met een aangesloten werkgever, wordt de over dit tijdvak voor rekening van het fonds komende premie verminderd met de door de aangesloten werkgever over dit loon verschuldigde premie, met dien verstande dat indien de deelnemer die arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO of de (gewezen) deelnemer die arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA is ingedeeld in een arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 65%, deze vermindering slechts dat deel van de premie zal bedragen, dat wordt berekend over het loon dat onevenredig is aan de arbeidsongeschiktheid. Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing indien elders een dienstbetrekking wordt aanvaard en aldaar een pensioenvoorziening gaat gelden als bedoeld in de Pensioenwet.
6.
Het bepaalde in de voorgaande leden is slechts van toepassing indien binnen één jaar na het in lid 1 bedoelde tijdstip een verzoek tot premievrije deelneming door het fonds is ontvangen en de betrokken (gewezen) deelnemer op de datum waarop hij laatstelijk bij een aangesloten werkgever in dienst trad niet ongeschikt was tot het verrichten van arbeid.
7.
Een deelnemer die recht heeft op een WAO-uitkering of een (gewezen) deelnemer die recht heeft op een WIA-uitkering en minder dan 65% arbeidsongeschikt is en die in het kader van reïntegratie een nieuwe (voltijd of deeltijd) arbeidsovereenkomst aangaat, binnen of buiten de bedrijfstak, kan het bestuur verzoeken om extra aanspraken. Het bestuur is bevoegd te bepalen dat de (gewezen) deelnemer extra aanspraken krijgt toegekend boven de aanspraken op basis van dit artikel, indien de (gewezen) deelnemer kan aantonen dat er als gevolg van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een terugval in zijn pensioenopbouw zou optreden. Dit lid is ook van toepassing indien de terugval van de pensioenopbouw het gevolg zou zijn van het beëindigen van een FVP-bijdrage. pensioenreglement 55+ blz. -26 -
880
8. De premievrije deelneming eindigt: a. zodra de (gewezen) deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van de (gewezen) deelnemer; b. zodra de mate van arbeidsongeschiktheid daalt beneden 15% in de zin van de WAO of 35% in de zin van de WIA. c. indien de (gewezen) deelnemer niet de inlichtingen verstrekt, die het fonds voor de uitvoering van de premievrije deelneming nodig oordeelt; d. indien de deelnemer geen WAO-uitkering of de (gewezen) deelnemer geen WIA-uitkering meer heeft, tenzij deze uitkering herleeft binnen 4 weken nadat deze is ingetrokken en het fonds hiervan tijdig op de hoogte is gesteld. In de onder b tot en met d bedoelde gevallen bepaalt het fonds de datum met ingang waarvan de premievrije deelneming eindigt.
pensioenreglement 55+ blz. -27 -
880
7.1.2 Voortzetting pensioenopbouw bij werkloosheid 1.
De deelnemer, die werkloos is en voor wie tot aan het tijdstip van intreden van de werkloosheid premie aan het fonds is voldaan, dan wel geacht wordt te zijn voldaan, voor zover en zolang de deelnemer een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet wordt toegekend, met uitzondering van de deelnemer die aanspraak kan maken op de regeling genoemd onder lid 2 van dit artikel, kan gedurende deze periode aanspraak maken op premie bijboekingen ten laste van het fonds, een en ander op basis van de situatie direct voorafgaande aan de werkloosheid teneinde voortzetting van de risicodekking van partnerpensioen te bewerkstelligen. Bij overlijden van deze deelnemer gedurende de hiervoor omschreven periode kunnen de nagelaten betrekkingen aanspraak maken op een pensioen dat gebaseerd is op de bedoelde continuering van de deelneming na intreden van de werkloosheid. De rechthebbende dient hiertoe een aanvraag bij het fonds in te dienen.
2.
a. Voor de deelnemer, die werkloos is geworden, en die in aanmerking komt voor een premiebijdrage ten laste de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP), zal achteraf (dat wil zeggen na beëindiging van de loon gerelateerde werkloosheidsperiode en na het ter beschikking stellen van de premiebijdrage aan het fonds), een bijboeking van pensioenaanspraken plaatsvinden overeenkomstig de aan de FVP bijdrage ten grondslag liggende genormeerde pensioenaanspraken. Deze regeling is van toepassing voor alle voor de FVP regeling in aanmerking komende (gewezen) deelnemers, voor wie de eerste werkloosheidsdag is gelegen op of voor 1 oktober 1983 alsmede voor de overige op of na 1 januari 1995 nog aanwezige (gewezen) deelnemers met recht op een FVP bijdrage voor wat betreft de werkloosheidsperiode vanaf 1 januari 1995. b. Indien een nabestaande van een overleden (gewezen) deelnemer in aanmerking komt voor een inkoopbijdrage uit hoofde van de FVP regeling en deze bijdrage aan het fonds ter beschikking is gesteld, zal aan de betrokken nabestaande ter aanvulling op de toegekende pensioenrechten een verhoging worden toegekend overeenkomstig de aan de bijdrage ten grondslag liggende genormeerde pensioenaanspraken. c. Indien de onder sub a. bedoelde deelnemer arbeidsongeschikt is en in plaats van een werkloosheidsuitkering een uitkering ontvangt ingevolge een wettelijke getroffen regeling bij ziekte komt de premie, zolang die situatie voortduurt, vanaf het tijdstip waarop het FVP de premiebijdrage staakt, voor rekening van het fonds.
Artikel 7.2 Pensioenverevening ouderdomspensioen bij scheiding 1.
Dit artikel is van toepassing op een scheiding waarop de Wet Pensioenverevening van toepassing is. Dit houdt onder meer in dat een pensioen niet verevend wordt indien op de scheidingsdatum het deel van het pensioen, waarop het recht op uitbetaling ontstaat, minder is dan het in artikel 66 van de pensioenwet genoemde bedrag (2011: € 427,29). De Wet Pensioenverevening is niet van toepassing bij de beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in e artikel 1.1., sub k, 3 gedachtestreepje.
pensioenreglement 55+ blz. -28 -
880 2.
Recht op verevening van pensioenrechten uit hoofde van de Wet Pensioenverevening heeft de gewezen partner in de volgende gevallen: - echtscheiding; - scheiding van tafel en bed; - beëindiging geregistreerd partnerschap. Als vereveningsdatum geldt de scheidingsdatum of de inschrijving van de beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Bij de scheiding van tafel en bed geldt de datum waarop deze in het huwelijksgoederenregister is ingeschreven.
3.
De verevening van pensioenrechten houdt in dat de gewezen partner rechtstreeks bij het fonds aanspraak krijgt op uitbetaling van een gedeelte van het uit te keren ouderdomspensioen. Om voor rechtstreekse uitbetaling door het fonds in aanmerking te komen dient het verzoek tot verevening binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het fonds door middel van de wettelijke voorgeschreven formulieren te zijn ingediend.
4.
Het verevend pensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde of zijn gewezen partner overlijdt. Na overlijden van de gewezen partner wordt het verevend pensioen aan de gepensioneerde uitgekeerd.
5.
De hoogte van het verevend pensioen bedraagt de helft (50%) van het ouderdomspensioen dat tijdens het partnerschap tot aan de scheidingsdatum is opgebouwd.
6.
In huwelijkse voorwaarden of in een aparte schriftelijke overeenkomst inzake scheiding is afwijking van het genoemde percentage in het vorige lid mogelijk.
7.
Jaarlijks kan per 1 januari het verevend pensioen worden verhoogd conform de bepalingen van artikel 8.1 van dit reglement.
8.
Op verzoek van de gewezen partner én de (gewezen) deelnemer kan het verevend pensioen tezamen met het eventueel bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een zelfstandig pensioenaanspraak (conversie) voor de gewezen partner onder de voorwaarden omschreven in artikel 5 van de Wet Pensioenverevening.
9.
Het fonds brengt voor de afhandeling van het verzoek om verevening en/of omzetting de hiervoor benodigde kosten in rekening bij de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en de gewezen partner beide voor de helft.
Artikel 7.3 Waardeoverdracht 7.3.1 Plicht tot waardeoverdracht 1. Bij verandering van dienstverband is de pensioenuitvoerder van de oude werkgever verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraak van de gewezen deelnemer, met uitzondering van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Ook in het geval er geen sprake is van een verandering van dienstverband, maar wel van een verandering van pensioenuitvoerder is de oude pensioenuitvoerder verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraak van de gewezen deelnemer over te dragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. pensioenreglement 55+ blz. -29 -
880 Vorengenoemde plicht tot waardeoverdracht is van toepassing bij een individuele waardeoverdracht. De artikelen 71, 72, 73, 74, 76, 85, 86 en 91 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing. 2. De gewezen deelnemer dient de waardeoverdracht binnen 6 maanden na aanvang van de deelneming in de pensioenregeling van de nieuwe pensioenuitvoerder aan te vragen bij laatstgenoemde. 3. Voor de bepaling van de overdrachtswaarde, de extra pensioenaanspraken uit waardeoverdracht en dergelijke worden de vastgestelde wettelijke reken- en procedureregels als genoemd in Hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en paragraaf 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling door het fonds toegepast. 4. Bij liquidatie van het fonds is de plicht tot collectieve waardeoverdracht als genoemd in artikel 84 van de Pensioenwet van toepassing.
7.3.2 Bevoegdheid tot individuele waardeoverdracht Bij een verzoek om inkomende of uitgaande individuele waardeoverdracht die niet onder de plicht tot waardeoverdracht valt, is het fonds bevoegd mee te werken aan de waardeoverdracht. Het fonds is bevoegd een opslag wegens dekkingsgraad te vragen. De verdere afhandeling van de bevoegdheid tot waardeoverdracht vindt plaats volgens de artikelen 75, 78, 87, 88 en 92 van de Pensioenwet.
7.3.3 Verval van aanspraken na waardeoverdracht Na vervanging van de opgebouwde pensioenaanspraak door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover het fonds geen enkel recht meer worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de opgebouwde pensioenaanspraak betrekking had en wordt bij hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden.
7.3.4 Inkomende waardeoverdracht Indien er waarden naar het fonds worden overgedragen, zullen deze worden aangewend ter verwerving van aanspraken op ouderdomspensioen als bedoeld in dit pensioenreglement. De aanspraken worden berekend overeenkomstig de regels die daartoe bij of krachtens de Pensioenwet zijn gesteld. 7.3.5 Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht 1. Het fonds is op verzoek van een werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht in de gevallen genoemd in artikel 83 en 90 van de Pensioenwet en op basis van de voorwaarden zoals vastgelegd in genoemde artikelen. 2.
In geval van waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 83, derde lid, onderdeel a, van de Pensioenwet, de overdrachtswaarde door de overdragende pensioenuitvoerder, ook voor de pensioenaanspraken die voor 1 januari 2002 zijn opgebouwd, zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan. pensioenreglement 55+ blz. -30 -
880
HOOFDSTUK 8 VOORWAARDELIJKE TOESLAGVERLENING PENSIOENRECHTEN EN PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 8.1 Voorwaardelijke toeslagverlening pensioenrechten en pensioenaanspraken 1.
De toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is voorwaardelijk.
2. Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. 3.
Het bestuur is bevoegd bij het vaststellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voorzover dat onderscheid wettelijk is toegestaan.
4.
Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar, tenzij het bestuur anders besluit, en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten met inbegrip van eerder verleende toeslagen.
5.
Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht.
pensioenreglement 55+ blz. -31 -
880
HOOFDSTUK 9 AANVRAAG EN UITBETALING PENSIOENEN
Artikel 9.1 Aanvragen en toekenning van pensioen 1.
Toekenning van pensioen geschiedt door het fonds op schriftelijke aanvraag door of vanwege de rechthebbende, te richten tot de administrateur onder bijvoeging van de door het bestuur voor de regeling van het pensioen nodig geoordeelde stukken.
2.
Het fonds is bevoegd een pensioen eigener beweging toe te kennen, indien de aanvraag om pensioen achterwege is gebleven.
Artikel 9.2 Ingangs- en einddatum pensioen 9.2.1. Ingangs- en einddatum ouderdomspensioen 1.
Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer gaat in op de pensioendatum en eindigt op de laatste dag van de maand, waarin de pensioengerechtigde overlijdt. Het ouderdomspensioen mag op de ingangsdatum maximaal 100% van het pensioengevend loon (laatst vastgestelde pensioengrondslag I en II) bedragen.
2.
Het ouderdomspensioen kan niet ingaan vóór de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 55 jaar wordt bereikt en niet nà de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt.
3.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het ouderdomspensioen in vóór de pensioendatum. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verlaagd aan de hand de tabel met vervroegingsfactoren zoals opgenomen in bijlage 4 bij dit reglement. De tabel met vervroegingsfactoren wordt door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgesteld en kunnen periodiek worden aangepast. Het verzoek tot vervroeging van het ouderdomspensioen moet drie maanden vóór de gewenste pensioeningangsdatum worden ingediend bij het fonds. Een verzoek tot vervroeging vóór de 60-jarige leeftijd wordt slechts gehonoreerd indien de dienstbetrekking op basis waarvan het vervroegde ouderdomspensioen ingaat naar evenredigheid van het te vervroegen pensioen wordt beëindigd. De (gewezen) deelnemer is verplicht ingeval van vervroeging vóór de 60-jarige leeftijd elke wijziging in de dienstbetrekking alsmede de beëindiging daarvan voor zover dit plaatsvindt vóór de 60-jarige leeftijd direct schriftelijk aan het fonds te melden. Indien de (gewezen) deelnemer niet heeft voldaan aan zijn meldingsplicht, is hij aan het fonds een direct opeisbare boete verschuldigd. Deze boete is gelijk aan het financiële nadeel, daaronder begrepen (na)heffing van belastingen, dat het fonds door het niet melden lijdt ten gevolge van het hiervoor bedoelde nalaten van de (gewezen) deelnemer.
pensioenreglement 55+ blz. -32 -
880
4.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het ouderdomspensioen in nà de pensioendatum, doch uiterlijk op de 70-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verhoogd aan de hand de tabel met verhogingsfactoren zoals opgenomen in bijlage 5 bij dit reglement. De tabel met verhogingsfactoren wordt door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgesteld en kunnen periodiek worden aangepast. Het verzoek tot uitstel van het ouderdomspensioen moet drie maanden vóór de pensioendatum worden ingediend bij het fonds en wordt slechts gehonoreerd indien het dienstverband voor het fonds aantoonbaar wordt voortgezet. Indien de (gewezen) deelnemer om uitstel van pensioen heeft verzocht, maar het dienstverband eindigt na de pensioendatum, maar vóór de datum waarop het uitgestelde pensioen zou ingaan, dan gaat het pensioen in op de datum waarop het dienstverband wordt beëindigd.
5.
Indien de (gewezen) deelnemer er voor heeft gekozen het ouderdomspensioen vervroegd te laten ingaan en het bedrag van het verlaagde ouderdomspensioen onder de grens voor afkoop wegens geringheid zou uitkomen, dan kan het pensioen niet ingaan. In dat geval zal een vervroegde ingangsdatum zodanig moeten worden gekozen, dat het pensioen boven de afkoopgrens, genoemd in artikel 9.3.2, lid 2, van het reglement, blijft uitkomen.
6.
Het totale ouderdomspensioen mag het fiscale maximum (100% van het laatstgenoten gemaximeerde pensioengevend loon) niet overschrijden. Bij het bereiken van dit maximum gaat het pensioen in.
9.2.2 Ingangs- en einddatum nabestaandenpensioen Het (bijzonder) partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen of gepensioneerde) deelnemer overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) partner overlijdt. Het (bijzonder) partnerpensioen mag op de ingangsdatum niet meer dan 70% van het pensioengevend loon (laatst vastgestelde pensioengrondslag I en II) bedragen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of de gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 1.3.1, lid 2, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin voordien niet langer wordt voldaan aan het in genoemde bepaling bedoelde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt.
Artikel 9.3 9.3.1 Uitbetaling van pensioen 1.
Het jaarlijkse pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen, voor het eerst aan het einde van de kalendermaand, waarin het is ingegaan. Elke maandelijkse termijn bedraagt een twaalfde van het jaarlijkse pensioen. Het jaarlijkse pensioen wordt in veelvouden van twaalf cent naar boven afgerond.
2.
In afwijking van het voorgaande kan het bestuur bepalen, dat een pensioen in respectievelijk drie, zes- of twaalfmaandelijkse termijnen wordt uitgekeerd, indien de maandelijkse termijnen van het pensioen minder zijn dan een door het bestuur bepaald bedrag. pensioenreglement 55+ blz. -33 -
880
9.3.2 Afkoop; algemene bepalingen 1.
Wettelijk is afkoop bij het fonds slechts mogelijk in geval van: - een klein pensioen bij einde deelneming; - een klein partnerpensioen bij ingang; - een klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding; - een fiscaal bovenmatig pensioen; - korting van de pensioenen en aanspraken door het fonds als de technische voorzieningen en het minimaal vereiste vermogen niet meer volledig zijn gedekt.
2.
In het pensioen- en uitvoeringsreglement is het recht op afkoop van kleine pensioenen beperkt. Het fonds hanteert bij afkoop van kleine pensioenen een lager grensbedrag dan het wettelijk minimumbedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. In 2015 wordt uitgegaan van een grensbedrag van € 231,44 op jaarbasis. De hoogte van het afkoopbedrag van de pensioenen is inclusief de verleende toeslagen.
3.
Voor de bepaling of een jaarlijks pensioen onder het grensbedrag (voor 2015: € 231,44) ligt wordt beoordeeld op het toetsmoment. In de artikelen 9.3.3 tot en met 9.3.5 is aangegeven op welk tijdstip dit toetsmoment is. Als het jaarlijks pensioenbedrag na het toetsmoment onder het vastgestelde grensbedrag komt te liggen, beoordeeld naar de situatie op de eerste januari van dat jaar, dan kan het fonds het pensioen met instemming van de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde afkopen.
4.
Op de afkoopsom worden de wettelijke inhoudingen in mindering gebracht.
5.
De toe te passen afkoopfactoren zijn vastgesteld op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid, zijn opgenomen in bijlage 6 bij dit reglement. Bij de afkoop wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopfactoren zijn voor deelnemers en gewezen deelnemer dezelfde.
6.
Elk beding strijdig met de hiervoor genoemde wettelijk afkoopmogelijkheden is nietig.
9.3.3 Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overlijden 1.
Het fonds kan een klein ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer na einde deelneming anders dan door overlijden afkopen. Afkoop kan op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming plaatsvinden.
2.
Als binnen de termijn van twee jaar: - de pensioeningangsdatum wordt bereikt of - een verzoek tot waardeoverdracht wordt gedaan, dan kan de afkoop resp. overdracht vóór het einde van de twee-jaarstermijn plaatsvinden.
3.
Het toetsmoment of sprake is van een klein ouderdomspensioen is het tijdstip van beëindiging van de deelneming, tenzij de pensioendatum vóór het einde van de twee-jaarstermijn ligt. In dat geval is het toetsmoment conform artikel 66, lid 1, van de Pensioenwet de pensioeningangsdatum.
pensioenreglement 55+ blz. -34 -
880 4.
Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen zes maanden na afloop van de termijn van twee jaar over de afkoop en gaat ook binnen zes maanden tot uitbetaling over. Het fonds informeert de gepensioneerde binnen zes maanden na de pensioendatum over de afkoop en gaat ook binnen zes maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen deelnemer of de gepensioneerde nodig.
5.
Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de meeverzekerde aanspraken op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de gewezen partner ter beschikking gesteld.
9.3.4 Afkoop klein partnerpensioen bij ingang 1.
Het fonds kan een klein partnerpensioen en het eventuele wezenpensioen van de nabestaanden bij de ingang van het partnerpensioen afkopen. Toetsmoment of sprake is van een klein partnerpensioen is de ingangsdatum van het partner- en eventuele wezenpensioen.
2.
Het fonds informeert de partner binnen zes maanden na de ingangsdatum van het partnerpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van zes maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van de partner nodig.
3.
De afkoopsom van het partnerpensioen wordt aan de partner ter beschikking gesteld.
9.3.5 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding 1.
Het fonds kan het kleine bijzondere partnerpensioen van de gewezen partner afkopen. Bijzonder partnerpensioen komt voor afkoop in aanmerking als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het vastgestelde grensbedrag.
2.
Het fonds informeert de gewezen partner binnen zes maanden na de melding van de scheiding over de afkoop en gaat ook binnen zes maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen partner nodig.
9.3.6 Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen 1.
Het fonds kan fiscaal bovenmatig pensioen afkopen. Daarbij wordt de bovenmatigheid beoordeeld op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip: - van pensioeningang of - waarop de deelnemer of gewezen deelnemer ophoudt binnenlandse belastingplichtige te zijn. Hierbij worden de desbetreffende bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 in achtgenomen.
2.
De afkoopsom van het af te kopen deel van het pensioen wordt aan de deelnemer of de gewezen deelnemer ter beschikking gesteld met uitzondering van de afkoopsom van het bijzondere partnerpensioen die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.
pensioenreglement 55+ blz. -35 -
880
9.3.7 Vervallen van recht op pensioen De aanspraak op reeds opeisbaar geworden pensioentermijnen verjaart tot en met 31 december 2006 5 jaar nadat deze pensioentermijnen opeisbaar zijn geworden, tenzij de pensioengerechtigde ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen invorderen of het bestuur om andere redenen besluit de verjaarde pensioentermijnen alsnog geheel of gedeeltelijk uit te keren. Op 1 januari 2007 nog niet verjaarde pensioentermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de pensioengerechtigde. Een pensioenuitkering waarover niet is beschikt, vervalt aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde.
pensioenreglement 55+ blz. -36 -
880
HOOFDSTUK 10 VRIJSTELLINGSREGELINGEN
Artikel 10.1 Vrijstelling van de Verplichtstelling De werknemers en werkgevers kunnen vrijstelling van de verplichte deelneming en premiebetaling aan het fonds verkrijgen. In het Vrijstellingsbesluit bij de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 staat vermeld: a. in welke gevallen vrijstelling wordt verleend; b. aan welke voorschriften moet worden voldaan om vrijstelling te verkrijgen; c. welke voorschriften het fonds aan de vrijstelling mag verbinden; d. in welke gevallen en onder welke voorwaarden het fonds een verleende vrijstelling kan intrekken.
Artikel 10.2 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren De mogelijkheden tot vrijstelling wegens gemoedsbezwaren zijn opgenomen in Bijlage I inzake vrijstelling wegens gemoedsbezwaren.
pensioenreglement 55+ blz. -37 -
880
HOOFDSTUK 11 OVERGANGSREGELING OUDERDOMSPENSIOEN
Artikel 11.1 Inleidende bepalingen en overgangsregeling ouderdomspensioen 1.
Het op 31 december 2002 geldende reglement inzake levenslang pensioen van het fonds is met ingang van 1 januari 2003 buiten werking getreden.
2.
Behoudens het bepaalde in dit en het volgende artikel worden de aanspraken en ingegane pensioenen ter zake van deelneming in het fonds vóór 1 januari 2003 beheerst door het bepaalde in het vervallen reglement inzake levenslang pensioen.
Artikel 11.2 Aanspraken terzake deelname in het fonds vóór 1 januari 2003 11.2.1 Vervallen Vervallen
11.2.2 Vaststelling fictieve deelnemersjaren voor de per 1 januari 2003 aanwezige deelnemers, die per 31 december 2002 deelnemer waren aan de regeling inzake levenslang pensioen Voor de onderhavige deelnemers worden de per 31 december 2002 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, inclusief de extra aanspraak als bedoeld in artikel 11.2.1, ingebracht in de nieuwe pensioenregeling en vertaald in bij de nieuwe regeling in aanmerking te nemen fictieve deelnemersjaren. De fictieve deelnemersjaren worden met behulp van de volgende formule berekend: P = FDJ * 1,75% * PG I, waarin: P = het per 31 december 2002 in de nieuwe regeling ingebrachte ouderdomspensioen zoals hiervoor vermeld FDJ = de fictieve deelnemersjaren in de nieuwe regeling over de deelnemersperiode tot 1 januari 2003 PG I = het conform artikel 6 van het per 31 december 2002 van toepassing zijnde pensioenreglement geldende loon over 2002 met inachtneming van een maximum van € 46.861,-- en verminderd met een franchise van € 13.990,--. Indien de laatst vastgestelde pensioengrondslag I op enig tijdstip minder zou bedragen dan die waarop de fictieve deelnemersjaren zijn gebaseerd, blijft de hogere pensioengrondslag I van toepassing op de fictieve deelnemersjaren. Indien het aldus berekende aantal fictieve deelnemersjaren meer bedraagt dan X-leeftijd indiensttreding, waarin X de per 1 januari 2003 vastgestelde leeftijd in jaren (in vijf decimalen) bedraagt er van uitgaande dat de deelnemer is geboren op de eerste dag van zijn geboortemaand, dan wordt het aantal fictieve deelnemersjaren gesteld op X-leeftijd indiensttreding en wordt het niet in fictieve deelnemersjaren vertaalde ouderdomspensioen als extra premievrije aanspraak op ouderdomspensioen toegekend over het verleden. pensioenreglement 55+ blz. -38 -
880 De fictieve deelnemersjaren worden niet meegeteld bij de bepaling van het risiconabestaandenpensioen conform artikel 5.1.
11.2.3 Rechten opgebouwd nabestaandenpensioen Voor de (gewezen) deelnemer blijven de per 31 december 2002 opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen in stand en worden geacht deel uit te maken van de pensioenregeling per 1 januari 2003. Op de pensioendatum kan het opgebouwde nabestaandenpensioen geheel worden uitgeruild voor een hoger ouderdomspensioen. Indien het nabestaandenpensioen ter hoogte van 70% van het ouderdomspensioen wordt uitgeruild , wordt in 2003 het ouderdomspensioen verhoogd met 16,5 %. Het uitruilpercentage van 16,5% geldt van 1 januari 2006 tot 1 januari 2010.
11.2.4 Rechten nabestaandenpensioen tijdens deelnemerschap Voor de per 1 januari 2003 aanwezige deelnemers, die op 31 december 2002 deelnemer waren en op die datum de leeftijd van 51 jaar hebben bereikt wordt bij overlijden tijdens de deelneming na genoemde datum bij de vaststelling van het nabestaandenpensioen conform het bepaalde in artikel 5.1, lid 1 en 2, en artikel 5.3, lid 1, uitgegaan van een deelnemingsperiode die doorloopt tot de pensioendatum. Deze verlenging van de deelnemersperiode met 4 jaar (van de 61-jarige leeftijd tot de pensioendatum) wordt ieder kalenderjaar, te beginnen met kalenderjaar 2004, ingekort met 0,4 jaar. Vanaf het jaar 2013 heeft dit artikel derhalve geen effect meer voor de vaststelling van het nabestaandenpensioen van de na 2012 overleden deelnemers.
11.2.5 Voortzetting pensioenopbouw na 61-jarige leeftijd vanuit deelnemerschap Voor de per 1 januari 2003 aanwezige deelnemers, die op 31 december 2002 deelnemer waren en op die datum de leeftijd van 51 jaar hebben bereikt en die reeds per 1 januari 1997 deelnemer waren aan de regeling inzake levenslang pensioen en de regeling inzake prepensioen, wordt voortzetting van de pensioenopbouw voorwaardelijk toegezegd over de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 61 jaar wordt dan wel de eerdere ingangsdatum Top tot de pensioendatum met een maximum van vier jaar. Dit maximum van vier jaar wordt ieder kalenderjaar, te beginnen met kalenderjaar 2004, ingekort met 0,4 jaar. Vanaf 2013 heeft dit artikel derhalve geen werking meer. Het bestuur beoordeelt jaarlijks, gehoord de actuaris, of en in hoeverre de middelen van het fonds het toelaten om de beoogde voortzetting van de pensioenopbouw voor de deelnemers die in het komende kalenderjaar de 61-jarige leeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum Top bereiken, kan worden voortgezet ten laste van het fonds. Een eenmaal verleende toezegging om de pensioenopbouw voort te zetten is onvoorwaardelijk.
Artikel 11.3 Verhoging opgebouwde aanspraken nabestaandenpensioen Het bestuur kan de aanspraak op nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 11.2.3 gedurende het deelnemerschap jaarlijks aanpassen aan de CAO loonontwikkeling, indien en voorzover de middelen van het fonds dit toelaten en gehoord de actuaris. Na beëindiging van het deelnemerschap kunnen de aanspraken geïndexeerd worden conform het bepaalde in artikel 8.1. pensioenreglement 55+ blz. -39 -
880
HOOFDSTUK 12 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 12.1 Klachten en geschillen Het fonds kent een klachten- en geschillenprocedure. Deze is neergelegd in een apart reglement klachten- en geschillenprocedure.
Artikel 12.2 Bijzondere regelingen 1.
Het bestuur kan op verzoek van een werkgever alle of bepaalde groepen werknemers van deze werkgever, die niet onder de verplichting tot deelneming vallen, als deelnemer in het fonds opnemen.
2.
Het bestuur kan op verzoek van een werkgever, voor alle of voor bepaalde groepen werknemers van deze werkgever, die onder de verplichting tot deelneming vallen, aanvullende pensioenen verzekeren.
3.
Het bestuur regelt de voorwaarden, waaronder de in het eerste en tweede lid bedoelde voorzieningen kunnen worden getroffen en bepaalt de daarvoor verschuldigde premie. De rechten bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden, zullen in overeenstemming zijn met het dienaangaande bepaalde in de Pensioenwet.
4.
Het bestuur en de werkgever zullen bij toepassing van het bepaalde in dit artikel binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving blijven.
5.
Het fonds geeft ten behoeve van de betrokken deelnemers bewijsstukken af met betrekking tot de ingevolge dit artikel afgesloten verzekeringen.
Artikel 12.3 Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2003 en is laatstelijk gewijzigd op 24 maart 2015 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.
pensioenreglement 55+ blz. -40 -
880
BIJLAGE I INZAKE VRIJSTELLING WEGENS GEMOEDSBEZWAREN
Artikel 1 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 1.1 Verlenen van vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 1.
De deelnemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan op zijn aanvraag door het fonds worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement te zijnen aanzien bepaalde. Dit geldt ook voor de aangesloten werkgever met rechtspersoonlijkheid, waarbij natuurlijke personen betrokken zijn, die zodanige bezwaren hebben.
2.
Bij de indiening van de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een door het bestuur vastgestelde modelverklaring. Uit deze verklaring blijkt, dat degene die de verklaring indient overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit de door een aangesloten werkgever in te dienen verklaring moet tevens blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3.
De aanvraag tot vrijstelling van een aangesloten werkgever met rechtspersoonlijkheid moet worden ingediend door het daartoe bevoegde orgaan van de rechtspersoon onder overlegging van een verklaring, waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, die deel uitmaken van dat orgaan, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. Bij de aanvraag moet een gewaarmerkt afschrift worden overgelegd van de statuten van de rechtspersoon en van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4.
De vrijstelling wordt door het fonds verleend, indien de verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd. Van de verleende vrijstelling wordt een bewijs uitgereikt.
5.
Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden, welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het fonds. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen, dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats, welke vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijde werknemers, zodat door hen op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling.
6.
Op de regeling vrijstelling gemoedsbezwaren zijn de bepalingen van hoofdstuk IIB en van artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing, tenzij bij wet of ministeriële regelgeving anders bepaald is.
pensioenreglement 55+ blz. -41 -
880
1.2 Spaarbijdragen 1.
Voor een ieder, die op of na 1 juni 1999 vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van pensioenvervangende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten werkgever, die geen vrijstelling heeft en die een deelnemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft.
2.
De spaarbijdragen die voor de pensioenvervangende uitkeringen kunnen worden gestort, worden bepaald overeenkomstig de premies die voor de niet-gemoedsbezwaarde deelnemer op grond van dit reglement aan het fonds verschuldigd zijn.
3.
Een deelnemer, die geen vrijstelling heeft en in dienst is van een aangesloten werkgever, die wel vrijstelling heeft, is de door hemzelf verschuldigde premiebijdragen rechtstreeks aan het fonds verschuldigd. Deze bijdragen geven recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke deelnemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd om ook de door zijn werkgever voor hem gestorte en nog te storten spaarbijdragen aan te merken als premiebijdragen in plaats van als spaarbijdragen.
4.
De voor een deelnemer gestorte spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in lid 2, worden gestort op een rekening ten name van de gemoedsbezwaarde deelnemer. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. Aan de rekeninghouder wordt eenmaal per jaar de stand van de rekening meegedeeld, bij voorkeur na dat de rentebijschrijving heeft plaatsgevonden.
5.
Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de in het reglement opgenomen pensioendatum in gelijke termijnen uitgekeerd aan de deelnemer gedurende 15 jaar.
6.
Bij het overlijden van de uitkeringsgerechtigde deelnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbijdragen aangewend voor een uitkering aan de in het reglement genoemde nabestaande. De periode waarover voor de nabestaande een uitkering wordt vastgesteld bedraagt 15 jaar. Ingeval geen sprake is van een nabestaande maar wel van één of meer wezen, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de wezen. De uitkeringsperiode geschiedt conform het bepaalde in artikel 9.2.2 van dit reglement. Bij afwezigheid van nabestaanden wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, Wet op de loonbelasting 1964.
7.
Bij overlijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de in de regeling opgenomen partner als bedoeld in artikel 18b van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling vermelde wezen als bedoeld in artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalige uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
8.
Indien de uitkeringstermijnen van de gestorte spaarbijdragen gedurende 5 achtereenvolgende jaren niet zijn opgeëist, vervalt het recht op deze uitkeringstermijnen tenzij de rechthebbende ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen opeisen of het bestuur om andere redenen tot gehele of gedeeltelijke uitkering van de termijnen besluit. pensioenreglement 55+ blz. -42 -
880 9.
Indien de deelnemer, die geen vrijstelling heeft en die geen aanvraag had gedaan als bedoeld in 1.1 , lid 2, van deze Bijlage uit dienst treedt van de aangesloten werkgever die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. De op zijn naam geboekte spaarbijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.
1.3 Intrekken van de vrijstelling 1.
Het fonds is verplicht een vrijstelling in te trekken: a. indien de betrokkene dit verzoekt; b. indien naar zijn oordeel de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend niet langer geacht kunnen worden te bestaan. Het fonds is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien de betrokkene de daarbij gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft.
2.
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid vervalt de vrijstelling, welke is verleend aan een rechtspersoon, na verloop van 5 jaar na de datum van ingang van de vrijstelling. Met ingang van de datum, waarop een vrijstelling is vervallen kan een nieuwe vrijstelling worden verleend.
3.
Door de intrekking of het vervallen van de vrijstelling wordt voor de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het op zijn naam geboekte spaarbijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen worden beschouwd als voor hem betaalde premie.
1.4 Overgangsrecht Als gevolg van overgangsrecht wordt de situatie van vóór 1 juni 1999 voor toen bestaande gevallen vooralsnog gecontinueerd tot 1 juni 2004.
pensioenreglement 55+ blz. -43 -
880 BIJLAGE 1
UITRUILFACTOREN CONFORM ART. 4.4 LID 6 PERIODE 1 JULI 2014 TOT 1 JULI 2015
Pensioenleeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
factor 6,79088 6,49612 6,21800 5,95379 5,69959 5,45462 5,21836 4,99085 4,77528 4,57056 4,37681 4,19262 4,01630 3,84386 3,67561 3,51081
€ € € € € € € € € € € € € € € €
Ouderdoms pensioen 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
Extra nabestaanden pensioen € 6.790,88 € 6.496,12 € 6.218,00 € 5.953,79 € 5.699,59 € 5.454,62 € 5.218,36 € 4.990,85 € 4.775,28 € 4.570,56 € 4.376,81 € 4.192,62 € 4.016,30 € 3.843,86 € 3.675,61 € 3.510,81
UITRUILFACTOREN CONFORM ART. 4.4 LID 6 PERIODE 1 JULI 2015 TOT 1 JULI 2016
Pensioenleeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
factor 6,1256 5,8664 5,6191 5,3845 5,1612 4,9461 4,7434 4,5494 4,3640 4,1866 4,0178 3,8566 3,7031 3,5549 3,4145 3,2798
Extra Ouderdoms nabestaanden pensioen pensioen € 1.000 € 6.125,60 € 1.000 € 5.866,40 € 1.000 € 5.619,10 € 1.000 € 5.384,50 € 1.000 € 5.161,20 € 1.000 € 4.946,10 € 1.000 € 4.743,40 € 1.000 € 4.549,40 € 1.000 € 4.364,00 € 1.000 € 4.186,60 € 1.000 € 4.017,80 € 1.000 € 3.856,60 € 1.000 € 3.703,10 € 1.000 € 3.554,90 € 1.000 € 3.414,50 € 1.000 € 3.279,80
pensioenreglement 55+ blz. -44 -
880
BIJLAGE 2 inzake Hoog/laag en Laag/hoog factoren omzetting ouderdomspensioen (zie artikel 4.5, lid 2) periode 1 juli 2014 tot 1 juli 2015
Pensioenleeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Verhoging tot 65 jaar € 1.168,80 € 1.178,98 € 1.190,14 € 1.202,40 € 1.215,89 € 1.230,78 € 1.247,26 € 1.265,51 € 1.285,75 € 1.308,23 x x x x x x
OP na verhoging Verhoging vanaf 65 jaar tijdens 5 jaar € 876,60 € 1.240,13 € 884,24 € 1.238,48 € 892,61 € 1.236,73 € 901,80 € 1.234,86 € 911,91 € 1.232,88 € 923,08 € 1.230,78 € 935,44 € 1.228,55 € 949,13 € 1.226,17 € 964,31 € 1.223,65 € 981,17 € 1.220,96 x € 1.218,08 x € 1.214,99 x € 1.211,67 x € 1.208,11 x € 1.204,29 x € 1.200,21
OP na verhoging tijdens 5 jaar € 930,10 € 928,86 € 927,54 € 926,15 € 924,66 € 923,08 € 921,41 € 919,63 € 917,74 € 915,72 € 913,56 € 911,24 € 908,75 € 906,08 € 903,22 € 900,16
Verhoging tijdens 10 jaar € 1.168,80 € 1.166,20 € 1.163,47 € 1.160,59 € 1.157,55 € 1.154,33 € 1.150,93 € 1.147,33 € 1.143,51 € 1.139,48 € 1.135,22 € 1.130,73 € 1.126,02 € 1.121,08 € 1.115,92 € 1.110,55
OP na verhoging tijdens 10 jaar € 876,60 € 874,65 € 872,60 € 870,44 € 868,16 € 865,75 € 863,20 € 860,50 € 857,64 € 854,61 € 851,42 € 848,05 € 844,51 € 840,81 € 836,94 € 832,91
Verlaging tot 65 jaar
OP na verlaging vanaf 65 jaar
55
€
838,53
1.118,05
€
794,80
€ 1.059,73
€ 838,53
€ 1.118,05
56
€
831,66
1.108,88
€
795,71
€ 1.060,94
€ 840,32
€ 1.120,43
57
€
824,39
1.099,19
€
796,67
€ 1.062,23
€ 842,22
€ 1.122,96
58
€
816,70
1.088,94
€
797,71
€ 1.063,61
€ 844,24
€ 1.125,66
59
€
808,58
1.078,10
€
798,81
€ 1.065,09
€ 846,40
€ 1.128,53
60
€
799,99
1.066,66
€
799,99
€ 1.066,66
€ 848,70
€ 1.131,61
61
€
790,94
1.054,58
€
801,26
€ 1.068,34
€ 851,17
€ 1.134,89
62
€
781,41
1.041,88
€
802,61
€ 1.070,14
€ 853,82
€ 1.138,42
63
€
771,41
1.028,55
€
804,06
€ 1.072,07
€ 856,65
€ 1.142,20
64 65 66 67 68 69
€
760,95
1.014,60 x x x x x
€ € € € € €
805,61 807,29 809,11 811,08 813,22 815,54
€ € € € €
€ 859,69 € 862,95 € 866,43 € 870,16 € 874,12
€ 1.146,25 € 1.150,60 € 1.155,24 € 1.160,21 € 1.165,50
Pensioenleeftijd
x x x x x
Verlaging tijdens 5 jaar
OP na verlaging tijdens 5 jaar
Verlaging tijdens 10 jaar
1.074,15 1.076,39 1.078,81 1.081,44 1.084,29
OP na verlaging tijdens 10 jaar
pensioenreglement 55+ blz. -45 -
880
70
x
x
€ 1.087,39 818,05 € 1.090,74
€
€ 878,35 € 882,82
€ 1.171,13 € 1.177,10
INZAKE HOOG/LAAG EN LAAG/HOOG FACTOREN OMZETTING OUDERDOMSPENSIOEN (ZIE ARTIKEL 4.5, LID 2) PERIODE 1 JULI 2015 TOT 1 JULI 2016
Pensioenleeftijd
Verhoging tot 65 jaar
OP na Verhoging verhoging vanaf gedurende 5 65 jaar jaar
OP na 5 jaar
Verhoging gedurende 10 jaar
OP na 10 jaar
55
€ 1.168,00
€
876,00
€
1.240,00
€
930,00
€ 1.168,00
€
876,00
56 57
€ 1.178,12 € 1.189,29
€ €
883,60 892,00
€ €
1.238,20 1.236,40
€ €
928,70 927,30
€ 1.165,20 € 1.162,30
€ €
873,90 871,70
58 59
€ 1.201,57 € 1.215,11
€ €
901,20 911,30
€ €
1.234,40 1.232,30
€ €
925,80 924,20
€ 1.159,20 € 1.156,00
€ €
869,40 867,00
60
€ 1.230,10
€
922,60
€
1.230,10
€
922,60
€ 1.152,60
€
864,50
61 62
€ 1.246,64 € 1.265,00
€ €
935,00 948,70
€ €
1.227,70 1.225,20
€ €
920,80 918,90
€ 1.149,10 € 1.145,30
€ €
861,80 859,00
63 64
€ 1.285,36 € 1.308,01
€ €
964,00 981,00
€ €
1.222,50 1.219,70
€ €
916,90 914,80
€ 1.141,40 € 1.137,20
€ €
856,00 852,90
65 66
€ 1.333,33
€
1.000,00
x
x
€ €
1.216,70 1.213,50
€ €
912,50 910,10
€ 1.132,90 € 1.128,30
€ €
849,70 846,20
67 68
x x
x x
€ €
1.210,00 1.206,40
€ €
907,50 904,80
€ 1.123,50 € 1.118,60
€ €
842,70 838,90
69 70
x x
x x
€ €
1.202,50 1.198,40
€ €
901,90 898,80
€ 1.113,40 € 1.108,00
€ €
835,00 831,00
Pensioenleeftijd
Verlaging tot 65 jaar
OP na verlaging vanaf 65 jaar
Verlaging gedurende 5 jaar
55 56
€ €
839,10 832,20
€ €
1.118,80 1.109,60
€ €
794,90 795,80
€ €
1.059,80 1.061,10
€ €
839,10 841,00
€ 1.118,80 € 1.121,40
57
€
824,90
€
1.099,90
€
796,90
€
1.062,50
€
843,00
€ 1.124,10
58
€
817,20
€
1.089,60
€
798,00
€
1.064,00
€
845,20
€ 1.126,90
59
€
809,00
€
1.078,70
€
799,10
€
1.065,50
€
847,50
€ 1.130,00
60
€
800,40
€
1.067,20
€
800,40
€
1.067,20
€
849,90
€ 1.133,20
61
€
791,30
€
1.055,00
€
801,70
€
1.069,00
€
852,50
€ 1.136,70
62
€
781,70
€
1.042,20
€
803,20
€
1.070,90
€
855,30
€ 1.140,40
63
€
771,60
€
1.028,80
€
804,70
€
1.072,90
€
858,30
€ 1.144,30
64 65
€ €
761,10 750,00
€ €
1.014,70 1.000,00
€ €
806,30 808,10
€ €
1.075,10 1.077,50
€ €
861,40 864,80
€ 1.148,50 € 1.153,00
x
x x x
810,00 812,10
€ €
1.080,00 1.082,80
€ €
868,30 872,10
€ 1.157,80 € 1.162,80
68
x x
€ € €
814,30
€
1.085,70
€
876,20
€ 1.168,20
69
x
x
€
816,60
€
1.088,90
€
880,50
€ 1.173,90
66 67
OP na 5 jaar
Verlaging gedurende 10 jaar
OP na 10 jaar
pensioenreglement 55+ blz. -46 -
880 70
x
x
€
819,20
€
1.092,30
€
885,00
€ 1.180,00
BIJLAGE 3 UITRUILFACTOREN CONFORM ART. 6.2 LID 1, DIE GELDEN IN DE PERIODE 1 juli 2014 TOT 1 juli 2015
Leeftijd
OP 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
factor 0,859572 0,859121 0,858733 0,858414 0,858125 0,857864 0,857620 0,857373 0,857092 0,856764 0,856406 0,856011 0,855594 0,855138 0,854663 0,854141 0,853572 0,852948 0,852294 0,851589 0,850837 0,850060 0,849289 0,848490 0,847647 0,846747 0,845828 0,844929 0,844091 0,843318 0,842684 0,842170 0,841763 0,841497 0,841363 0,841427 0,841690 0,842138 0,842806 0,843703 0,844794 0,846008
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
OP 859,57 859,12 858,73 858,41 858,12 857,86 857,62 857,37 857,09 856,76 856,41 856,01 855,59 855,14 854,66 854,14 853,57 852,95 852,29 851,59 850,84 850,06 849,29 848,49 847,65 846,75 845,83 844,93 844,09 843,32 842,68 842,17 841,76 841,50 841,36 841,43 841,69 842,14 842,81 843,70 844,79 846,01
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
PP 601,70 601,38 601,11 600,89 600,69 600,50 600,33 600,16 599,96 599,73 599,48 599,21 598,92 598,60 598,26 597,90 597,50 597,06 596,61 596,11 595,59 595,04 594,50 593,94 593,35 592,72 592,08 591,45 590,86 590,32 589,88 589,52 589,23 589,05 588,95 589,00 589,18 589,50 589,96 590,59 591,36 592,21 pensioenreglement 55+ blz. -47
-
880
60 61 62 63 64 65
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
0,847343 0,848786 0,850328 0,852033 0,853874 0,856215
€ € € € € €
847,34 848,79 850,33 852,03 853,87 856,22
€ € € € € €
593,14 594,15 595,23 596,42 597,71 599,35
UITRUILFACTOREN CONFORM ART. 6.2 LID 1, DIE GELDEN IN DE PERIODE 1 juli 2015 TOT 1 juli 2016
Leeftijd
OP 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
factor 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
0,8580 0,8565 0,8551 0,8537 0,8524 0,8511 0,8499 0,8488 0,8476 0,8465 0,8454 0,8443 0,8432 0,8421 0,8410 0,8399 0,8389 0,8379 0,8369 0,8359 0,8348 0,8338 0,8328 0,8318 0,8308 0,8299 0,8291 0,8283 0,8275 0,8269 0,8264 0,8260 0,8257 0,8256 0,8257 0,8260 0,8264 0,8271 0,8280 0,8291 0,8305 0,8321 0,8338
OP € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
858,00 856,50 855,10 853,70 852,40 851,10 849,90 848,80 847,60 846,50 845,40 844,30 843,20 842,10 841,00 839,90 838,90 837,90 836,90 835,90 834,80 833,80 832,80 831,80 830,80 829,90 829,10 828,30 827,50 826,90 826,40 826,00 825,70 825,60 825,70 826,00 826,40 827,10 828,00 829,10 830,50 832,10 833,80
PP € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
600,59 599,55 598,54 597,58 596,67 595,78 594,95 594,13 593,35 592,56 591,77 590,99 590,22 589,44 588,69 587,95 587,22 586,51 585,81 585,10 584,38 583,66 582,96 582,26 581,59 580,95 580,34 579,78 579,26 578,82 578,47 578,20 578,01 577,92 577,98 578,18 578,51 578,97 579,62 580,40 581,35 582,44 583,64 pensioenreglement 55+ blz. -48
-
880
61 62 63 64 65
€ € € € €
1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
0,8357 0,8378 0,8401 0,8425 0,8454
€ € € € €
835,70 837,80 840,10 842,50 845,40
€ € € € €
585,01 586,48 588,05 589,72 591,75
BIJLAGE 4
VERVROEGINGSFACTOREN OUDERDOMSPENSIOEN DIE (ZIE ARTIKEL 9.2.1, LID 3)
Pensioenleeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
factor 0,57767 0,60725 0,63906 0,67331 0,71022 0,75002 0,79296 0,83922 0,88897 0,94244
Ouderdoms pensioen voor vervroeging € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00
VERVROEGINGSFACTOREN OUDERDOMSPENSIOEN DIE (ZIE ARTIKEL 9.2.1, LID 3)
Pensioenleeftijd
factor
GELDEN VOOR DE PERIODE
Ouderdoms pensioen na vervroeging € 577,67 € 607,25 € 639,06 € 673,31 € 710,22 € 750,02 € 792,96 € 839,22 € 888,97 € 942,44
GELDEN VOOR DE PERIODE
OP voor vervroeging
1 JULI 2014 TOT 1 JULI 2015
1 JULI 2015 TOT 1 JULI 2016
OP na vervroeging
55 56
0,5752 0,6048
€ 1.000 € € 1.000 €
575,20 604,80
57
0,6366
€ 1.000 €
636,60
58
0,6710
€ 1.000 €
671,00
59
0,7081
€ 1.000 €
708,10
60
0,7482
€ 1.000 €
748,20
61 62
0,7914 0,8379
€ 1.000 € € 1.000 €
791,40 837,90
63 64
0,8880 0,9419
€ 1.000 € € 1.000 €
888,00 941,90
pensioenreglement 55+ blz. -49 -
880
BIJLAGE 5
UITSTELFACTOREN OUDERDOMSPENSIOEN DIE (ZIE ARTIKEL 9.2.1, LID 4).
Pensioenleeftijd 65 66 67 68 69 70
factor 1,00000 1,06301 1,13311 1,21134 1,29873 1,39638
UITSTELFACTOREN OUDERDOMSPENSIOEN DIE (ZIE ARTIKEL 9.2.1, LID 4).
Pensioenleeftijd 65 66 67 68 69 70
factor 1,0000 1,0637 1,1348 1,2144 1,3037 1,4038
GELDEN VOOR DE PERIODE
Ouderdoms pensioen voor uitstel € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00
Ouderdoms pensioen na uitstel € 1.000,00 € 1.063,01 € 1.133,11 € 1.211,34 € 1.298,73 € 1.396,38
GELDEN VOOR DE PERIODE
Ouderdoms pensioen voor uitstel € 1.000 € 1.000 € 1.000 € 1.000 € 1.000 € 1.000
1 JULI 2014 TOT 1 JULI 2015
1 JULI 2015 TOT 1 JULI 2016
Ouderdoms pensioen na uitstel € 1.000,00 € 1.063,70 € 1.134,80 € 1.214,40 € 1.303,70 € 1.403,80
pensioenreglement 55+ blz. -50 -
880 BIJLAGE 6 INZAKE SEKSENEUTRALE AFKOOPFACTOREN PENSIOEN (AFKOOP WEGENS GERING BEDRAG ) DIE GELDEN VOOR DE PERIODE
1 JANUARI
2015 TOT 1 JANUARI 2016 (ZIE ARTIKEL ART. 9.3.2., LID 5)
Bijlage: Afkoopfactoren Afkoop € 1000 Ouderdomspensioen
Leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61
factor 3,893 4,044 4,200 4,362 4,530 4,704 4,884 5,070 5,263 5,462 5,667 5,880 6,099 6,325 6,558 6,798 7,044 7,298 7,559 7,826 8,099 8,379 8,665 8,956 9,253 9,555 9,862 10,172 10,485 10,803 11,125 11,452 11,784 12,121 12,466 12,818 13,179 13,548 13,926 14,313 14,709 15,112 15,520 15,933
Ouderdoms pensioen € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00 € 1.000,00
Afkoopwaarde Ouderdoms pensioen € 3.893,00 € 4.044,00 € 4.200,00 € 4.362,00 € 4.530,00 € 4.704,00 € 4.884,00 € 5.070,00 € 5.263,00 € 5.462,00 € 5.667,00 € 5.880,00 € 6.099,00 € 6.325,00 € 6.558,00 € 6.798,00 € 7.044,00 € 7.298,00 € 7.559,00 € 7.826,00 € 8.099,00 € 8.379,00 € 8.665,00 € 8.956,00 € 9.253,00 € 9.555,00 € 9.862,00 € 10.172,00 € 10.485,00 € 10.803,00 € 11.125,00 € 11.452,00 € 11.784,00 € 12.121,00 € 12.466,00 € 12.818,00 € 13.179,00 € 13.548,00 € 13.926,00 € 14.313,00 € 14.709,00 € 15.112,00 € 15.520,00 € 15.933,00 pensioenreglement 55+ blz. -51
-
880 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
16,349 16,765 17,182 17,603 17,021 16,434 15,841 15,245 14,646 14,041 13,439 12,839 12,239 11,645 11,055 10,473 9,903 9,342 8,792 8,256 7,740 7,236 6,751 6,284 5,838 5,416 5,015 4,639 4,291 3,962 3,654 3,369 3,107 2,868 2,652 2,463 2,294 2,144 2,013 1,903 1,805 1,718 1,641 1,572 1,512 1,459 1,412 1,371 1,335
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
16.349,00 16.765,00 17.182,00 17.603,00 17.021,00 16.434,00 15.841,00 15.245,00 14.646,00 14.041,00 13.439,00 12.839,00 12.239,00 11.645,00 11.055,00 10.473,00 9.903,00 9.342,00 8.792,00 8.256,00 7.740,00 7.236,00 6.751,00 6.284,00 5.838,00 5.416,00 5.015,00 4.639,00 4.291,00 3.962,00 3.654,00 3.369,00 3.107,00 2.868,00 2.652,00 2.463,00 2.294,00 2.144,00 2.013,00 1.903,00 1.805,00 1.718,00 1.641,00 1.572,00 1.512,00 1.459,00 1.412,00 1.371,00 1.335,00
pensioenreglement 55+ blz. -52 -
880
Afkoop € 1000 meeverz. partnerpensioen Afkoop € 1000 meeverz. partnerpensioen
Leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
factor 0,900 0,946 0,994 1,044 1,096 1,149 1,204 1,261 1,321 1,382 1,447 1,513 1,582 1,655 1,729 1,806 1,886 1,968 2,053 2,141 2,232 2,326 2,422 2,521 2,622 2,725 2,830 2,936 3,043 3,152 3,259 3,368 3,476 3,584 3,691 3,796 3,899 4,001 4,099 4,194 4,284 4,370 4,453
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
Nabestaanden pensioen 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
Afkoopwaarde partner pensioen € 900,00 € 946,00 € 994,00 € 1.044,00 € 1.096,00 € 1.149,00 € 1.204,00 € 1.261,00 € 1.321,00 € 1.382,00 € 1.447,00 € 1.513,00 € 1.582,00 € 1.655,00 € 1.729,00 € 1.806,00 € 1.886,00 € 1.968,00 € 2.053,00 € 2.141,00 € 2.232,00 € 2.326,00 € 2.422,00 € 2.521,00 € 2.622,00 € 2.725,00 € 2.830,00 € 2.936,00 € 3.043,00 € 3.152,00 € 3.259,00 € 3.368,00 € 3.476,00 € 3.584,00 € 3.691,00 € 3.796,00 € 3.899,00 € 4.001,00 € 4.099,00 € 4.194,00 € 4.284,00 € 4.370,00 € 4.453,00 pensioenreglement 55+ blz. -53
-
880 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
4,527 4,596 4,658 4,712 4,744 4,556 4,585 4,608 4,619 4,622 4,617 4,601 4,572 4,534 4,484 4,422 4,348 4,261 4,162 4,053 3,933 3,800 3,660 3,513 3,359 3,201 3,036 2,868 2,697 2,525 2,357 2,192 2,034 1,882 1,735 1,595 1,462 1,339 1,229 1,131 1,040 0,960 0,890 0,832 0,781 0,735 0,695 0,659 0,628 0,601
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
4.527,00 4.596,00 4.658,00 4.712,00 4.744,00 4.556,00 4.585,00 4.608,00 4.619,00 4.622,00 4.617,00 4.601,00 4.572,00 4.534,00 4.484,00 4.422,00 4.348,00 4.261,00 4.162,00 4.053,00 3.933,00 3.800,00 3.660,00 3.513,00 3.359,00 3.201,00 3.036,00 2.868,00 2.697,00 2.525,00 2.357,00 2.192,00 2.034,00 1.882,00 1.735,00 1.595,00 1.462,00 1.339,00 1.229,00 1.131,00 1.040,00 960,00 890,00 832,00 781,00 735,00 695,00 659,00 628,00 601,00
pensioenreglement 55+ blz. -54 -
880
Afkoop € 1.000 ingegaan levenslang nabestaandenpensioen
Leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
factor 33,246 33,133 33,015 32,892 32,763 32,628 32,487 32,338 32,184 32,022 31,853 31,677 31,492 31,300 31,099 30,889 30,671 30,443 30,206 29,959 29,703 29,436 29,158 28,871 28,573 28,264 27,943 27,613 27,271 26,919 26,556 26,181 25,795 25,396 24,986 24,566 24,132 23,686 23,228 22,759 22,277 21,785 21,279
Afkoopwaarde Nabestaanden nabestaanden pensioen pensioen € 1.000,00 € 33.246,00 € 1.000,00 € 33.133,00 € 1.000,00 € 33.015,00 € 1.000,00 € 32.892,00 € 1.000,00 € 32.763,00 € 1.000,00 € 32.628,00 € 1.000,00 € 32.487,00 € 1.000,00 € 32.338,00 € 1.000,00 € 32.184,00 € 1.000,00 € 32.022,00 € 1.000,00 € 31.853,00 € 1.000,00 € 31.677,00 € 1.000,00 € 31.492,00 € 1.000,00 € 31.300,00 € 1.000,00 € 31.099,00 € 1.000,00 € 30.889,00 € 1.000,00 € 30.671,00 € 1.000,00 € 30.443,00 € 1.000,00 € 30.206,00 € 1.000,00 € 29.959,00 € 1.000,00 € 29.703,00 € 1.000,00 € 29.436,00 € 1.000,00 € 29.158,00 € 1.000,00 € 28.871,00 € 1.000,00 € 28.573,00 € 1.000,00 € 28.264,00 € 1.000,00 € 27.943,00 € 1.000,00 € 27.613,00 € 1.000,00 € 27.271,00 € 1.000,00 € 26.919,00 € 1.000,00 € 26.556,00 € 1.000,00 € 26.181,00 € 1.000,00 € 25.795,00 € 1.000,00 € 25.396,00 € 1.000,00 € 24.986,00 € 1.000,00 € 24.566,00 € 1.000,00 € 24.132,00 € 1.000,00 € 23.686,00 € 1.000,00 € 23.228,00 € 1.000,00 € 22.759,00 € 1.000,00 € 22.277,00 € 1.000,00 € 21.785,00 € 1.000,00 € 21.279,00 pensioenreglement 55+ blz. -55
-
880 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
20,765 20,239 19,701 19,151 18,593 18,023 17,445 16,857 16,264 15,663 15,055 14,444 13,830 13,213 12,595 11,979 11,365 10,758 10,157 9,563 8,982 8,417 7,866 7,331 6,814 6,317 5,845 5,399 4,974 4,577 4,205 3,856 3,532 3,235 2,965 2,723 2,514 2,326 2,162 2,019 1,900 1,796 1,703 1,622 1,551 1,489 1,435 1,388 1,347 1,311
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
20.765,00 20.239,00 19.701,00 19.151,00 18.593,00 18.023,00 17.445,00 16.857,00 16.264,00 15.663,00 15.055,00 14.444,00 13.830,00 13.213,00 12.595,00 11.979,00 11.365,00 10.758,00 10.157,00 9.563,00 8.982,00 8.417,00 7.866,00 7.331,00 6.814,00 6.317,00 5.845,00 5.399,00 4.974,00 4.577,00 4.205,00 3.856,00 3.532,00 3.235,00 2.965,00 2.723,00 2.514,00 2.326,00 2.162,00 2.019,00 1.900,00 1.796,00 1.703,00 1.622,00 1.551,00 1.489,00 1.435,00 1.388,00 1.347,00 1.311,00
pensioenreglement 55+ blz. -56 -
880
Afkoop € 1000 ingegaan wezenpensioen
Leeftijd 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
factor 15,933 15,212 14,472 13,713 12,934 12,133 11,310 10,465 9,598 8,708 7,797 6,865 5,916 4,951 3,973 2,987 1,995 0,999 0,000
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
Wezen pensioen 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
€ € € € € € € € € €
1.080,00 1.124,00 1.169,00 1.215,00 1.263,00 1.313,00 1.365,00 1.418,00 1.472,00 1.529,00
factor
8,708 7,797 6,865 5,916 4,951 3,973 2,987 1,995 0,999 0,000
Afkoopwaarde Afkoopwaarde wezen wezen pensioen pensioen € 15.933,00 € € 15.212,00 € € 14.472,00 € € 13.713,00 € € 12.934,00 € € 12.133,00 € € 11.310,00 € € 10.465,00 € € 9.598,00 € € 8.708,00 € € 7.797,00 € € 6.865,00 € € 5.916,00 € € 4.951,00 € € 3.973,00 € € 2.987,00 € € 1.995,00 € € 999,00 € € € 8.708,00 € € 7.797,00 € € 6.865,00 € € 5.916,00 € € 4.951,00 € € 3.973,00 € € 2.987,00 € € 1.995,00 € € 999,00 € € -
Afkoop % 1000,- prepensioen/TOP 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
1,080 1,124 1,169 1,215 1,263 1,313 1,365 1,418 1,472 1,529
€ € € € € € € € € €
1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
pensioenreglement 55+ blz. -57 -
880 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61
1,587 1,647 1,708 1,770 1,834 1,899 1,965 2,031 2,098 2,166 2,234 2,302 2,371 2,438 2,504 2,570 2,637 2,706 2,778 2,852 2,930 3,011 3,096 3,183 3,273 3,364 3,454 3,542 3,625 3,701 3,768 3,826 3,875 3,918
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.587,00 1.647,00 1.708,00 1.770,00 1.834,00 1.899,00 1.965,00 2.031,00 2.098,00 2.166,00 2.234,00 2.302,00 2.371,00 2.438,00 2.504,00 2.570,00 2.637,00 2.706,00 2.778,00 2.852,00 2.930,00 3.011,00 3.096,00 3.183,00 3.273,00 3.364,00 3.454,00 3.542,00 3.625,00 3.701,00 3.768,00 3.826,00 3.875,00 3.918,00
pensioenreglement 55+ blz. -58 -