MEI 2009
NUMMER 3
JAARGANG 49
PENSIOENBULLETIN Pensioeninformatie voor werkgevers en pensioenfondsen
Kredietcrisis raakt ook volledig herverzekerde pensioenfondsen Onder het Financieel Toetsingskader (FTK) moet ieder pensioenfonds buffers aanhouden die in verhouding staan tot de risico’s die het fonds loopt. Een volledig herverzekerd fonds heeft de risico’s voor het nakomen van de pensioenaanspraken overgedragen aan een (her)verzekeraar. Het enige risico dat het fonds gedurende de contractsperiode nog loopt is dat de (her)verzekeraar de overgenomen verplichtingen niet nakomt. Hoe groot is de kans dat de grote gerenommeerde verzekeraars failliet gaan? Vóór het FTK werd deze kans zo laag ingeschat dat geen buffers werden geëist door de Nederlandsche Bank (DNB). Met het FTK is dit beeld achterhaald. Inmiddels zijn door de kredietcrisis grote verzekeraars aan het wankelen gebracht. De kans dat een verzekeraar zijn verplichtingen niet nakomt, is daarmee reëel. Direct gevolg is dat volledig herverzekerde fondsen buffers moeten aanhouden. Wij laten zien welke vermogenseisen worden gesteld en wat gedaan moet worden indien niet aan de eisen wordt voldaan.
VERMOGENSEISEN VOOR VOLLEDIG HERVERZEKERDE FONDSEN Onder het FTK moet een pensioenfonds op elk moment over genoeg vermogen beschikken om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Daarnaast moet er een buffer aan eigen vermogen, het ‘vereist eigen vermogen’ (VEV), aanwezig zijn. Bij volledig herverzekerde pensioenfondsen is met name de kredietwaardigheid van de herverzekeraar bepalend voor de hoogte van het aan te houden VEV. Het ‘minimaal vereist eigen vermogen’ (MVEV) is de minimale ondergrens die het pensioenfonds moet aanhouden.
Minimaa l Vereist Eigen Vermogen (MVEV) Het MVEV dient bij volledig herverzekerde fondsen uitsluitend aangehouden te worden voor het kostenrisico dat gelopen wordt. Indien de beheerskosten vastgelegd zijn voor meer dan vijf jaar dan is dit gelijk
INHOUD:
KREDIETCRISIS RAAKT OOK VOLLEDIG HERVERZEKERDE PENSIOENFONDSEN FVP-BIJDRAGEREGELING EINDIGT 1 JANUARI 2011
|
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
aan 1% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Indien de beheerskosten zijn vastgelegd voor vijf jaar of minder dan is dit gelijk aan 25% van de jaarlijkse beheerskosten. Minimaal tot 1 januari 2010 geldt op grond van overgangsrecht een vrijstelling voor het aanhouden van het MVEV. Ook na deze overgangstermijn kan DNB vrijstelling verlenen, mits de kwaliteit van de herverzekering hoog genoeg is.
Vereist Eigen Vermog en (VEV) Het VEV dient, bij volledig herverzekerde fondsen, ter afdekking van het kredietrisico op de herverzekeraar. Hier geldt geen overgangstermijn voor. Tot 1 januari 2010 mag het VEV voor volledig herverzekerde pensioenfondsen bepaald worden uitgaande van de 'credit spread' van de verzekeraar. De ‘credit spread’ is de extra rente die vergoed wordt op bedrijfsobligaties vanwege het risico dat het bedrijf failliet kan gaan. Hoe hoger de kans dat het bedrijf (in dit geval de verzekeraar) failliet gaat, hoe hoger de credit spread en ook hoe hoger het VEV. In de grafiek is de ontwikkeling van de credit spreads zichtbaar. Sinds december 2007 zijn deze fors toegenomen en daarmee ook de hoogte van het VEV.
Bij een rating van AA- is de credit spread gelijk aan nul en hoeft geen VEV te worden aangehouden. Vóór de kredietcrisis hadden alle verzekeraar een rating van AA- of hoger. Op dit moment is er echter al een aantal verzekeraars met een lagere rating.
HET VERMOGEN UIT HOOFDE VAN DE HERVERZEKERING Het fonds bezit uit hoofde van de herverzekering geen beleggingsportefeuille, maar de garantie dat de herverzekeraar de overgenomen verplichtingen zal nakomen. Op de balans van het fonds is daarom een vordering op de herverzekeraar te zien. Deze vordering op de herverzekeraar is in principe gelijk aan de marktwaarde van de VPV.
mei 2009
|
NUMMER 3
JAARGANG 49
2
|
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Bij een hoog kredietrisico op de herverzekeraar bestaat er onzekerheid over het feit of de herverzekeraar zijn verplichtingen nakomt. Deze onzekerheid heeft invloed op de waarde van de vordering. Er wordt dan een korting op de waarde (afslag) van de vordering op de herverzekeraar toegepast. De hoogte van de afslag is afhankelijk van de credit spread: hoe hoger de credit spread, hoe hoger de afslag. Indien het fonds vrijstelling heeft voor het aan te houden MVEV, geldt deze vrijstelling ook voor de compensatie van de afslag. Deze vrijstelling geldt minimaal tot 1 januari 2010.
WORDT AAN DE VERMOGENSEISEN VOLDAAN? Tot minimaal 2010 geldt vrijstelling voor het aan te houden MVEV en voor compensatie van de afslag in de waarde van de vordering. Er wordt dan per definitie voldaan aan het MVEV. Bij een credit rating van AA- hoeft ook geen VEV te worden aangehouden. Bij lagere ratings geldt wel een VEV. Indien dit eigen vermogen in onvoldoende mate aanwezig is dan wordt niet aan de vermogenseisen voldaan. In de periode 2010 t/m 2012 vervalt waarschijnlijk de vrijstelling. Er dient dan een MVEV en een VEV te worden aangehouden. Bij een credit rating van AA- wordt daarnaast een afslag in de waarde van de vordering op de herverzekeraar gehanteerd. Het hangt dan af van het eigen vermogen dat het fonds aanhoudt, buiten de herverzekering om, of aan de vermogenseisen wordt voldaan.
HERSTELPLAN In het geval dat een fonds niet voldoet aan de eis van het MVEV (dekkingstekort) of aan de eis van het VEV (reservetekort), moet het fonds dit direct aan DNB melden. In 2009 kan er alleen sprake zijn van een reservetekort als gevolg van de gedaalde rating van de herverzekeraar. Vanaf het moment dat de vrijstelling voor het aan te houden MVEV en de afslag in de waarde van de vordering op de herverzekeraar vervalt in de periode 2010 t/m 2012, kan er echter ook sprake zijn van een dekkingstekort. Bij dekkingstekort moet het fonds binnen twee maanden een kortetermijnherstelplan indienen. In het kader van de kredietcrisis heeft DNB de hersteltermijn voor het kortetermijnherstelplan verlengd van drie naar vijf jaar. Hierbij gelden de volgende eisen: De kans op herstel dient te verbeteren. De risico's voor de deelnemers mogen niet verslechteren. De kans op indexatie mag niet negatief worden beïnvloed. Het plan moet haalbaar en concreet zijn. Het plan moet met onmiddellijke ingang kunnen worden uitgevoerd. Indien aan één of meerdere van deze eisen niet kan worden voldaan, geldt een hersteltermijn van één jaar. Bij reservetekort moet uiterlijk binnen drie maanden een langetermijnherstelplan worden ingediend. Op basis van dit plan zal het fonds binnen 15 jaar het reservetekort moeten opheffen.
VRIJSTELLING DNB DNB beraadt zich momenteel op de ontstane situatie bij herverzekerde fondsen en de omgang met het kredietrisico op een herverzekeraar. Intussen kan bij DNB tijdelijke ontheffing worden aangevraagd voor het indienen van het herstelplan. Is er op dit moment sprake van een reservetekort dan is het raadzaam om binnen zes weken na 2 april 2009 een ontheffingsverzoek in te dienen. Aan de ontheffing zijn verder geen voorwaarden verbonden. Als DNB instemt met het verzoek hoeft het betreffende herverzekerde
mei 2009
|
NUMMER 3
JAARGANG 49
3
|
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
pensioenfonds dus geen herstelplan in te dienen. Wel moet het fonds in het jaarverslag aandacht besteden aan het kredietrisico.
CONCLUSIE Onder het FTK hebben ook volledig herverzekerde pensioenfondsen te maken met vermogenseisen. Indien de credit rating van een verzekeraar onder AA- daalt, heeft het fonds wellicht per direct te maken met een reservetekort. Vanaf het moment dat vrijstelling voor het aan te houden MVEV en de afslag in de waarde van de vordering op de herverzekeraar vervalt in de periode 2010 t/m 2012, kan zelfs sprake zijn van een dekkingstekort. In het dat geval een fonds niet aan de eis van het MVEV voldoet (dekkingstekort) of aan de eis van het VEV (reservetekort), moet het fonds dit direct aan DNB melden. Ook moet het fonds op korte termijn een herstelplan indienen. Binnen zes weken na 2 april 2009 kan echter een ontheffingsverzoek voor het indienen van het herstelplan worden ingediend. Heeft u een volledig herverzekerd fonds dan is het dus belangrijk om te controleren of aan alle vermogenseisen van DNB wordt voldaan. Is dit niet het geval, meldt dit dan bij DNB en dien vóór het verstrijken van de termijn een ontheffingsverzoek in. Hiermee heeft u tijd om na te denken over de manier waarop u de vermogensopbouw wilt vormgeven. Aon helpt u graag bij dit traject. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Vesna Zivkovic-Balaban, tel. 010 448 7341, of uw consultant bij Aon Consulting.
mei 2009
|
nummer 3
JAARGANG 49
4
|
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
FVP-bijdrageregeling eindigt 1 januari 2011 Wat zijn de gevolgen? Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft aangekondigd dat medewerkers die vanaf 1 januari 2011 werkloos worden geen beroep meer kunnen doen op een uitkering vanuit de FVP. Eerder gedane aanvragen zullen nog zoveel mogelijk worden behandeld hoewel daarvoor geen garantie wordt gegeven. Aanpassing van deze datum behoort tot de mogelijkheden aangezien er al twee keer eerder een einddatum is genoemd die even zo vele malen is opgeschoven.
Reden voor deze maatregel is dat de beleggingsinkomsten al vele jaren (veel) lager zijn dan de uitkeringen, waardoor de bodem van de FVP-pot in zicht komt. In dit artikel behandelen wij de gevolgen die deze maatregel heeft voor de pensioenregelingen en ontslagvergoedingen. Tevens zullen wij een aantal praktische zaken de revue laten passeren.
DOELSTELLING EN UITVOERING VAN HET FVP Het FVP stelt zich ten doel om voor werkloze ex-medewerkers van 40 jaar en ouder gedurende de loongerelateerde WW-uitkering de pensioenopbouw voort te zetten. Bovendien heeft een partner van een werkloze medewerker (ook als deze ten tijde van overlijden jonger was dan 40 jaar) recht op een bijdrage ten behoeve van de inkoop van een partnerpensioen. Dit als de medewerker overlijdt tijdens de werkloosheidsperiode en er een partnerpensioen in het pensioenreglement is opgenomen. De pensioenopbouw wordt gemaximeerd op het maximum inkomen dat voor de WW in aanmerking wordt genomen (in 2009 circa EUR 47.800). Sinds 2004 geldt een wachtperiode van 180 dagen waarover geen bijdrage wordt verstrekt. Het FVP stelt de bijdrage achteraf vast, dus na afloop van de loongerelateerde periode. Deze bijdrage wordt dan uitgekeerd aan de pensioenuitvoerder (pensioenfonds of verzekeraar) die het bedrag moet aanwenden voor aankoop van pensioen volgens de geldende pensioenregeling. De hoogte van de bijdrage is gerelateerd aan het laatste pensioengevende salaris op de ontslagdatum met een compensatie voor inflatie. Als het beleggingsrendement van het FVP tegenvalt kan het FVP besluiten tot reductie van de FVPbijdrage (verstrekkingspercentage). Hoewel het FVP dat nog niet heeft aangekondigd, is het niet ondenkbaar dat zij hiertoe al vóór 2011 overgaat gezien de financiële crisis.
FVP-BIJDRAGE EN ONTSLAGVERGOEDINGEN Medewerkers die met gedwongen ontslag gaan, krijgen (meestal) een ontslagvergoeding mee. In deze vergoeding is dan vaak ook rekening gehouden met een vergoeding voor de pensioenopbouw gedurende de loongerelateerde uitkering. Deze loongerelateerde uitkering hoeft zich daarbij niet te beperken tot de WW-periode, maar is gebaseerd op wat hierover in het sociaal plan of de afvloeiingsregeling is geregeld. In de vergoeding is rekening gehouden met de FVP-bijdrage over de WW-periode. Als er geen rekening
mei 2009
|
nummer 3
JAARGANG 49
5
|
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
was gehouden met de FVP-bijdrage was de ontslagvergoeding hoger geweest. Door het wegvallen of verlagen van de FVP-bijdrage kan de ontslagvergoeding achteraf gezien te laag zijn geweest.
FVP-BIJDRAGE EN VOORTZETTING DOOR DE WERKGEVER In plaats van in de ontslagvergoeding rekening te houden met een vergoeding voor de gemiste pensioenopbouw over een aantal jaren, kan de werkgever er ook voor kiezen om de pensioenopbouw gedurende de loongerelateerde uitkering voort te zetten. In dat geval worden er dus in de ontslagvergoeding geen pensioenelementen opgenomen. Als de werkgever de premie voor de pensioenopbouw afdraagt aan de pensioenuitvoerder dan bestaat de kans op dubbele uitkering (vanuit pensioenuitvoerder en FVP). Om dit te voorkomen zal de werkgever in de ontslagovereenkomst hebben vastgelegd dat de FVP-bijdrage door de pensioenuitvoerder wordt aangewend als subsidie. Dat betekent dat de pensioenuitvoerder de FVP-bijdrage verrekent met de bijdrage van de werkgever. Verrekening met de werkgever kan echter alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: De pensioenuitvoerder garandeert dat de werkloze medewerker of diens partner minimaal de aanspraken op ouderdoms- of partnerpensioen ontvangt die kunnen worden verkregen uit de FVP-bijdrage. De werkgever informeert de werkloze medewerker of partner voldoende over de aanwending van de bijdrage als subsidie. De werkloze medewerker of partner heeft ingestemd met de aanwending van de FVP-bijdrage als subsidie. De werkloze medewerker die aan de FVP-vereisten voldoet, heeft zelfstandig recht op een FVPbijdrage. Om deze reden kan de werkgever als aan bovenvermelde voorwaarden niet is voldaan de FVP-bijdrage niet verhalen bij de ex-medewerker. Bij ontslag dienen werkgevers er goed op te letten of voldaan is aan de gestelde eisen in de afspraken die zij met de medewerker maken over de voortzetting of verrekening van de pensioenopbouw.
FVP-BIJDRAGE EN VRIJWILLIGE VOORTZETTING Onder bepaalde voorwaarden kan de pensioenopbouw op vrijwillige basis door de medewerker worden voortgezet. Dit kan over een periode van maximaal drie jaar na ontslag. Voorwaarde is dat niet mag worden deelgenomen in een andere pensioenregeling (bijvoorbeeld omdat men een andere baan heeft gevonden). Ook mag de verlengde deelname niet plaatshebben in de drie jaar voorafgaande aan de pensioendatum, tenzij er sprake is van ontslag om medische redenen. Bij deze vrijwillige voortzetting zal de deelnemer rekening houden met de bijdrage van het FVP. Dit betekent dat de deelnemer bijvoorbeeld de pensioenopbouw kan voortzetten tijdens de 180 dagen wachttijd van het FVP. Een andere mogelijkheid voor de deelnemer is om gedurende de daaropvolgende loongerelateerde uitkering de pensioenopbouw voort te zetten voor zover deze betrekking heeft op het salaris dat uitkomt boven de WW-norm.
mei 2009
|
nummer 3
JAARGANG 49
6
PENSIOENBULLETIN
|
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
SAMENLOOP FVP-BIJDRAGE MET ANDERE UITKERINGEN Als tijdens de WW-periode ook recht bestaat op een andere uitkering (WIA/WAO, wachtgeld) wordt hiermee rekening gehouden in de hoogte van de FVP-bijdrage (lager voortzettingspercentage).
GEVOLGEN VAN BEËINDIGING OF VERMINDERING VAN DE FVP-BIJDRAGE VANAF 2011 Veel pensioenregelingen gaan uit van de FVP-bijdrage. Dit kan zich beperken tot het in het pensioenreglement noemen van de mogelijkheid om via het FVP pensioen te verwerven. Het kan echter ook zijn dat er naast de FVP-bijdrage ter aanvulling hiervan door de ex-werkgever na ontslag gedurende de loongerelateerde uitkering pensioen wordt opgebouwd. Dit kan ook geregeld zijn in een sociaal plan of afvloeiingsregeling. Het wegvallen van de FVP-bijdrage is een aderlating voor de oudere medewerkers die na 2010 met ontslag gaan. De sociale partners moeten zich beraden of zij dit gat willen compenseren of niet. Dit brengt natuurlijk wel extra lasten (hogere premie) met zich mee. Ook mensen die al met ontslag zijn of voor 2011 met ontslag gaan en (dan) een FVP-bijdrage hebben aangevraagd, zijn niet zeker of voor hen na 2010 nog de volledige bijdrage wordt uitgekeerd. Ook zij zullen mogelijk nadeel ondervinden van het aanpassen van de bijdrageregeling. Nadeel voor deze groep is dat van een reparatie achteraf door de ex-werkgever meestal geen sprake meer kan zijn. Indien in het pensioenreglement, het sociaal plan of de afvloeiingsregeling wordt geregeld dat de werkgever tijdens de loongerelateerde uitkering de opbouw voortzet onder aftrek van de FVP-bijdrage, leidt het wegvallen van de FVP-bijdrage automatisch tot hogere lasten. Wij radeen pensioenfondsen en ondernemingen aan om het wegvallen van de FVP-bijdrage op de pensioenagenda te zetten opdat er tijdig passende maatregelen kunnen worden getroffen.
CONTACT Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arie Herlaar, tel. 038 456 3096, of uw consultant bij Aon Consulting.
REDACTIE
Allard van der Meer (eindredactie) Ron van Harten Gitta Junius (secretariaat)
Bart Mol Ton Roebroek Roelant Smit
CONTACT
Gitta Junius 038 456 3113
[email protected]
AUTEURS
Vesna Zivkovic-Balaban Arie Herlaar
Dit bulletin is met grote zorg samengesteld door Aon Consulting Nederland C.V. Niettemin kunnen zich incidenteel onvolkomenheden voordoen.
De inhoud van dit bulletin is slechts bedoeld als informatie en dient dan ook niet gezien te worden als advies. Aon Consulting Nederland C.V.
aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die direct of indirect voortvloeit uit het gebruik van deze informatie. Vermenigvuldiging van deze publicatie of overname van de inhoud kan onder bronvermelding vrijelijk plaatsvinden.
5752aa