Pensioenbulletin pensioenfonds productschappen Maart 2010
PFP goed hersteld van crisis Bestuurslid Peter van der Graaf: Zonder risico geen betaalbaar pensioen Veranderingen rond de AOW Waarom verschilt indexatie voor actieven en gepensioneerden
Pensioenbulletin PFP 1
Inhoudsopgave Secretaris Nico Dijkhuizen 2 PFP goed hersteld 3 Website vernieuwd en uitgebreid 4 Peter van der Graaf: Duidelijk besef dat er premie moet worden betaald 5 Veranderingen rond de AOW 8 Inzicht in uw pensioen 10 Toeslagenlabel toont waardevastheid van pensioen 11 indexatiebeleid voor actieven en gepensioneerden 12 Interview Maarten van ’t Riet 14 Visitatiecommissie is positief 16 FVP bijdrageregeling 17 Kerncijfers PFP 18 Pensioenplanner 18 Unitprijzen 19
colofon Het PFP Pensioenbulletin is een uitgave van PBO-Dienstverlening voor deelnemers en pensioengerechtigden. Redactieadres Postbus 3042 2280 GA Rijswijk Telefoon 070 413 86 30 Telefax 070 413 86 50 E-mail
[email protected] Website www.pbod.nl Redactie, fotografie en ontwerp Corporate Communicatie Montae B.V., Rijswijk Drukwerk Koninklijke De Swart, Den Haag
Nu bent u aan zet! Geregeld verschijnen er in de media berichten dat mensen maar weinig van hun pensioen begrijpen. Ze snappen niet hoe hun regeling in elkaar zit en hebben geen idee wat zij later aan pensioen zullen ontvangen. Wel is door de financiële crisis het pensioenbewustzijn toegenomen. De berichten over de beleggingsverliezen van veel pensioenfondsen hebben Nederland doen beseffen dat pensioen niet een onwankelbare zekerheid is, maar dat er wel degelijk risico’s aan verbonden zijn. Toch verdiepen nog te weinig mensen zich in hun pensioensituatie: hoe hun pensioenregeling eruit ziet, wat ze in het verleden hebben opgebouwd bij mogelijke andere werkgevers, wat hun AOW zal zijn en vooral of dat alles bij elkaar voldoende zal zijn om straks prettig van te kunnen leven. Dat is een belangrijke vraag, want je praat wel over je inkomen over een periode van misschien wel 20 jaar. De informatie die pensioenfondsen gaven was voor de lezers blijkbaar niet altijd eenduidig en vaak te technisch. Dat is nu veranderd, mede door de aangescherpte regelgeving op dit gebied. Pensioenaanbieders moeten hun deelnemers jaarlijks via het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) informeren over hun opgebouwde pensioenaanspraken/rechten en het te verwachten pensioen. Daarnaast zijn pensioenfondsen zelf veel transparanter geworden en doen zij hun best om hun actieve deelnemers en gepensioneerden goed en tijdig te informeren over de gang van zaken rond het pensioenfonds. Bij PFP staat communicatie al jaren hoog in het vaandel. We doen ons best u zo goed en duidelijk mogelijk te informeren over uw pensioen. Dat doen we niet alleen door u tijdig de wettelijk voorgeschreven overzichten toe te sturen, maar ook door onze pensioenbulletins, nieuwsbrieven en de onlangs volledig vernieuwde website. Informatie genoeg dus. Maar dan moet u die informatie natuurlijk wel lezen. Veel deelnemers kijken de publicaties die ze ontvangen vluchtig door en stoppen ze in de pensioenmap: “Dat komt later wel als ik bijna met pensioen ga”, is een veel gehoorde kreet. Toch is dat niet verstandig. Neem die documenten eens door. Probeer te begrijpen hoe uw pensioenregeling in elkaar zit en wat voor keuzemogelijkheden u daarbij heeft. Via uw UPO kunt u zien hoeveel pensioen u later ongeveer krijgt. Vergelijk dat met wat u nu aan inkomen heeft. Hoeveel minder is uw pensioen? Kijk naar het bedrag en niet naar hoeveel procent dit van uw inkomen is. Kunt u van dat bedrag rondkomen? Valt het tegen? Bedenk dan dat het om bruto bedragen gaat en dat uw vaste lasten (bijvoorbeeld hypotheekrente- en aflossing) wellicht ook lager zijn tegen de tijd dat u met pensioen gaat. Hoe eerder u weet of het mogelijk gaan knellen, hoe meer tijd u heeft om zelf iets extra’s op te bouwen in de Individuele Aanvullende Pensioenregeling of bij een verzekeraar, of via een spaar-, beleggingsof levenslooprekening.
Oplage 3250 Rechten Niets van deze uitgave mag worden overgenomen of vermenigvuldigd zonder
Wij doen ons best om u zo goed mogelijk te informeren, maar nu bent u aan zet om die informatie ook echt te lezen en te gebruiken. En als u na het lezen van die informatie nog vragen heeft, dan staan wij u graag te woord.
toestemming van PBO-Dienstverlening en/ of andere auteursrechthebbenden. Aan de inhoud van dit bulletin kunnen geen rechten worden ontleend.
2 Pensioenbulletin PFP
Nico Dijkhuizen - Secretaris PFP
PFP goed hersteld van financiële crisis PFP heeft zich goed hersteld van de financiële crisis die de gehele Nederlandse pensioensector in 2008 en het begin van 2009 trof. Het herstelplan, dat het bestuur begin vorig jaar moest indienen bij De Nederlandsche Bank (DNB), is daardoor niet meer van toepassing. Het goede nieuws voor u is dat de pensioenen van zowel actieven als gepensioneerden per 1 januari volledig zijn aangepast aan respectievelijk de loon- en prijsontwikkeling. Ook zal de premiekorting niet meer versneld met 9% worden afgebouwd zoals in 2009, maar met het oorspronkelijk afgesproken tempo van 3%.
In het vorige pensioenbulletin en in enkele nieuwsbrieven heeft u kunnen lezen over de gevolgen van de financiële crisis voor PFP. De dekkingsgraad (de verhouding tussen bezittingen en verplichtingen uitgedrukt in een percentage) van ons fonds was gedaald van 187% tot 118% eind 2008. Dit was weliswaar nog steeds boven de minimumeis van 105% die DNB voor alle pensioenfondsen stelt, maar wel net iets onder de vereiste dekkingsgraad voor PFP van 119,5%. Daardoor moesten we een herstelplan indienen bij DNB met maatregelen om binnen 15 jaar weer boven de vereiste dekkingsgraad uit te komen. Die vereiste dekkingsgraad is voor elk fonds verschillend, afhankelijk van het risico van de beleggingsportefeuille. Die maatregelen hielden in: •• Een versnelde afbouw van de premiekorting: de te betalen premie ging niet van 3% naar 6%, zoals aanvankelijk gepland, maar naar 12% van de pensioengrondslag •• De keuze voor een beleggingsbeleid met minder risico's.
te verminderen, maar op een zodanige manier dat er mogelijkheden bleven om een goed rendement te halen. Dit beleid is succesvol gebleken. Er werd een goed rendement op de beleggingen behaald, terwijl het risico verminderd werd. Die vermindering van het risico had een gunstige uitwerking op de vereiste dekkingsgraad, want die daalde van 119,5 naar 112%. Dekkingsgraad PFP 2009 in % 150
140
130
120
110
100
Succesvol beleggingsbeleid Zoals u in de grafiek kunt zien, is na het dieptepunt in februari 2009 de dekkingsgraad sterk gestegen tot circa 135% eind december 2009. Voor een belangrijk deel komt dit doordat de aandelenkoersen vanaf maart 2009 aanzienlijk zijn gestegen. Daarnaast heeft het herstelplan zeker bijgedragen tot de sterke stijging van de dekkingsgraad. Het bestuur heeft de vermogensbeheerder de opdracht gegeven het risico van de beleggingsportefeuille geleidelijk
“Omdat we nu drie kwartalen achtereen boven de vereiste dekkingsgraad zitten, is het herstelplan niet meer van toepassing″
ja n
fe b
m rt
apr
m ei
ju n i
ju li
a ug
se p t
o kt
no v
dec
Herstelplan niet meer van toepassing De financiële situatie van PFP is dus behoorlijk verbeterd ten opzichte van het begin van 2009. Omdat we nu drie kwartalen achtereen boven de vereiste dekkingsgraad zitten, is het herstelplan niet meer van toepassing. Dit herstel is veel sneller verlopen dan verwacht. Door de verbetering van onze vermogenspositie hebben we de pensioenaanspraken van actieve deelnemers en de pensioenrechten van gepensioneerden en slapers per 1 januari van dit jaar volledig kunnen indexeren. Overigens hebben we dat, als een van de weinige pensioenfondsen in Nederland, vorig jaar ook kunnen doen. De versnelde afbouw van de premiekorting is van de baan. De premie is nu met 3% verhoogd tot 15%. Hiervan komt 10% voor rekening van de werkgevers. De werknemers betalen zelf 5%.
Pensioenbulletin PFP 3
Reserveren voor sneller stijgende levensverwachting Overigens wil het bestuur waken voor te veel optimisme. Daarvoor is de economische situatie veel te onzeker. Denk bijvoorbeeld aan de financiële problemen van landen als Griekenland en Spanje, die beleggers nerveus maken. Daarnaast hebben we te maken met een sneller stijgende levensverwachting dan oorspronkelijk was aangenomen. Als mensen langer leven ontvangen ze langer pensioen en pensioenfondsen moeten daar rekening mee houden bij het berekenen van hun verplichtingen. Ze gebruiken daar zogenoemde sterftetafels van het Actuarieel Genootschap voor die zijn gebaseerd op cijfers die het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) publiceert. De jongste prognoses geven duidelijk aan dat de levensverwachting sneller stijgt dan aanvankelijk was aangenomen. Pensioenfondsen moeten daarom extra geld toevoegen aan de pensioenverplichtingen waardoor de dekkingsgraad lager wordt. Voor PFP betekent
“Het bestuur wil waken voor teveel optimisme. Daarvoor is de economische situatie nog veel te onzeker″
dit dat de huidige dekkingsgraad op circa 135% uitkomt. Dit is nog steeds ruim boven het vereiste vermogen, maar het bestuur blijft daardoor voorzichtig in haar verwachting voor de toekomst. U moet nog steeds rekening houden met een stijging van de te betalen premie in 2011.
Website grondig vernieuwd en uitgebreid Uit de vorig jaar gehouden pensioeninformatie enquête bleek dat 54% van u geregeld onze website bezocht. Ook beoordeelde u de kwaliteit van de website, het taalgebruik en de gebruikersvriendelijkheid als positief. Toch waren wij zelf nog niet tevreden over de site. Daarom is die in de afgelopen maanden grondig vernieuwd en uitgebreid. Als u gaat naar www.pbod.nl komt u eerst op een homepage die informatie geeft over PBO-Dienstverlening. U kunt onderaan die homepage meteen doorklikken naar PFP. Op de site van het fonds ziet u links en rechts een keuzemenu. Links vindt u allerlei algemene pensioeninformatie zoals de verschillende soorten pensioen die er zijn, wat de gevolgen voor uw pensioen zijn bij belangrijke gebeurtenissen zoals trouwen, scheiden en veranderen van baan. In het rechtermenu vindt u veel informatie over PFP en het beleid
4 Pensioenbulletin PFP
van het fonds. Ook kunt u verschillende documenten downloaden. Natuurlijk zullen we u via onze pensioenbulletins en nieuwsbrieven en via verplichte uitingen zoals het Uniform Pensioen Overzicht en het jaarverslag goed en duidelijk informeren over uw pensioen en uw pensioenfonds. Maar de website
biedt u toegang tot de meest actuele informatie over de gang van zaken bij het fonds en daarnaast kunt u er waarschijnlijk het antwoord vinden op vragen die u misschien heeft. Het is dus zeer de moeite waard om geregeld een kijkje te nemen op www.pbod.nl
PFP-bestuurder Peter van der Graaf:
“Het zonder risico opbouwen van een betaalbaar pensioen bestaat niet″ “In onze communicatie moeten we duidelijk maken dat er een stuk onzekerheid in het pensioenvermogen zit. Onze actieve deelnemers en gepensioneerden moeten tot het besef komen dat je niet tot een goed en betaalbaar pensioen komt zonder risico te nemen. Deze risico’s moet je beheersen en zo nodig afdekken om te voorkomen dat de waardering van die beleggingen door de bodem zakt. Dat kost geld. Als je elk risico zou willen afdekken, wordt het pensioen onbetaalbaar. Je kunt er ook niet vanuit gaan dat de beleggingen tot in lengte van dagen een rendement van 10% per jaar zullen opleveren. Dat is niet realistisch. Er moet dan ook een balans zijn tussen risico en rendement. Je merkt dat na de financiële crisis alle pensioenfondsen op zoek zijn naar een nieuwe balans.”
Peter van der Graaf heeft als bestuurslid van PFP beleggingen als speciaal aandachtsgebied. PFP heeft altijd vrij veel in aandelen belegd en in het verleden een zeer sterke vermogenspositie opgebouwd. Toen de financiële crisis uitbrak heeft die aandelenportefeuille een flinke klap gehad. “Maar”, zo legt Peter uit, “we zijn gemiddeld niet meer gezakt dan andere pensioenfondsen. Het herstel verloopt sneller dan bij de meeste andere pensioenfondsen. Het rendement op de beleggingen was in 2009 zo’n 16,7%. De dekkingsgraad bewoog zich eind 2009 zo rond de 135% en daarmee behoren we, denk ik, bij de beter presterende pensioenfondsen in Nederland.” Goede resultaten bij een lager risicoprofiel De kracht van het herstel, dat ver voorloopt op wat in het herstelplan was aangegeven, zit volgens hem in het feit dat PFP in staat is geweest de risico’s in de portefeuille naar beneden bij te stellen en toch goede beleggingsresultaten te behalen. “We zijn van aandelen afgestapt naar
andere beleggingscategorieën, zoals inflatiegerelateerde staatsobligaties, die gezien onze portefeuille minder risico met zich mee brachten maar wel een goed rendement hadden. Wij zijn daar op een goed moment ingestapt toen de risico-premie relatief laag was. Later kregen andere beleggers ook belangstelling. Als er niet veel wordt aangeboden en er is veel vraag, dan kun je natuurlijk verkopen en een behoorlijk rendement maken. Dat is in 2009 een zeer succesvolle belegging gebleken.” Pluim voor PBO-D Het vermogensbeheer voor PFP wordt nu gedaan door MN Services. “Daardoor hebben we toegang gekregen tot kennis en markten die we normaal gesproken als middelgroot pensioenfonds niet hadden. Omdat meerdere (ook hele grote) pensioenfondsen gebruik maken van MN Services kunnen we in meer beleggingscategorieën investeren waardoor we een grotere risicospreiding kunnen realiseren.” Peter benadrukt echter dat de sterke vermogenspositie van PFP vooral
te danken is aan de sterke basis die eerdere besturen van PFP en de uitvoeringsorganisatie PBO-D hebben gelegd. “In het verleden belegde PBO-D de PFP-gelden zelf en dat hebben ze heel goed gedaan. Dankzij hun inzichten zitten we nu in een comfortabele positie ten opzichte van veel andere fondsen. Die pluim wil ik hen graag geven.” Besef dat premiebetaling nodig is De vermogenspositie van PFP mag dan sterk zijn, toch wordt op dit moment de premiekorting die werkgevers en werknemers in de productschappen kenden, afgebouwd. “We hanteren een beleidskader waarin staat wanneer je de aanspraken van actieven en de pensioenen van gepensioneerden indexeert en hoeveel procent pensioenpremie daarbij hoort. Volgens het herstelplan zouden we op basis van de huidige dekkingsgraad eigenlijk 21% premie moeten betalen. We hebben aanvankelijk gezegd: we bouwen in stappen van 3% de premiekorting af om uiteindelijk op de vastgestelde premie te komen.
“Er is een duidelijk besef dat er premie moet worden betaald”
Pensioenbulletin PFP 5
Peter van der Graaf: ‟Er moet een goede balans zijn tussen risico en rendement″
“Een gemêleerd bestuur, waar alle stakeholders inzitten, is een groot goed”
6 Pensioenbulletin PFP
Omdat we vorig jaar in een situatie kwamen waarin we een herstelplan nodig hadden, hebben we gezegd: we stappen, totdat het herstelplan niet meer van kracht is, af van die 3% en bouwen de premiekorting af met 9%. Omdat het herstelplan op 31 december 2009 niet meer van kracht was, passen we in 2010 het bestaande beleid weer toe. We zitten in 2010 dus weer op de afbouw van de premiekorting met 3% per jaar. Het besef dat er premie betaald moet worden is inmiddels bij een ieder duidelijk. Dat is - laat dat helder zijn – uitermate vervelend. Als je gewend was niets te betalen en je moet 100 euro gaan betalen, dan is dat veel. Dat we in vergelijking met anderen weinig betalen, speelt geen rol. Je gaat van € 0 naar € 100; dat merk je direct in je portemonnee. Dat wordt nog versterkt door het feit dat PFP een wat ‘ouder’ fonds is. Er zijn nogal wat medewerkers die aan het eind van hun salarisschaal zitten en niet meer in aanmerking komen voor een jaarlijkse salarisverhoging. Dan voel je de afbouw van de premiekorting dus echt in je portemonnee. Toch heeft iedereen nu wel het besef dat het premie-instrument moet worden gebruikt om de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers te kunnen blijven indexeren. Dat staat centraal.” Beeld van de tuinbouwsector op de pensioenlasten van PT Mijn werkgever is het Productschap Tuinbouw (PT). De organisatiekosten van het PT worden gedekt uit heffingen die worden opgelegd aan de bedrijven in de tuinbouwsectoren. Een werkgever in de tuinbouw beseft dat hij voor het pensioen van zijn eigen personeel moet betalen. Dat hij indirect ook voor de pensioenregeling van de medewerkers van het PT moet betalen, staat veel verder van hem af. We horen ook van onze eigen bestuurders wel geluiden als: ‘Wat is dat nou, vroeger betaalden we niets en nu moeten we gaan betalen’. Dat wordt natuurlijk nog versterkt door de financiële crisis. Als je naar de tuinbouw kijkt, zie je bijvoorbeeld dat de export van een groot aantal tuinbouwproducten onder druk staat. De omzet en winst van de
Peter van der Graaf (52) is Hoofd Staf bij het Productschap Tuinbouw. Hij is verantwoordelijk voor 55 medewerkers die zich onder meer bezighouden met juridische zaken, financiën, facilitaire diensten, automatisering en personeelszaken. Hij werkte 14 jaar bij Ernst & Young, waar hij zijn opleiding tot registeraccounant afrondde en hij specialiseerde zich naast accountancy in automatiseringsvraagstukken. Daarna heeft hij enkele jaren bij het Ministerie van Financiën gewerkt en vervolgens werd bij hoofd van de afdeling Interne Auditdienst en de afdeling Finance, Planning & Control van het Hoofdproductschap Akkerbouw. In die tijd werd hij benaderd om namens de werknemers zitting te nemen in het bestuur van PFP. Inmiddels doet hij het bestuurswerk ongeveer vijf jaar.
bedrijven staat dus ook zwaar onder druk. Ik heb daar begrip voor maar in mijn denken staat centraal dat alle medewerkers van de productschappen zijn aangesloten bij een goed pensioenfonds (PFP) dat kan voldoen aan zijn verplichtingen ten opzichte van de gepensioneerden en de actieven.” Deskundigheid staat centraal Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft twee commissies ingesteld die onderzoek hebben gedaan naar het risicobeheer en het beleggingsbeleid van pensioenfondsen (de Commissie Frijns) en de toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel (de Commissie Goudswaard). Peter van der Graaf heeft natuurlijk de bevindingen van de beide commissies bestudeerd. Zo vindt de Commissie Frijns dat in pensioenfondsbesturen de deskundigheid voorop moet staan en niet welke groeperingen de bestuurders vertegenwoordigen. Peter is het ermee eens dat deskundigheid centraal moet staan. “Als je mensen gaat zoeken omdat ze toevallig gepensioneerd of lid van een vakbond zijn, maar niet deskundig zijn op gebied van ‘pensioenen’, heb je als fonds een megaprobleem. Bij het besturen van een pensioenfonds moet je kennis hebben van meerdere gebieden. We zijn niet alleen bezig met zaken zoals wet- en regelgeving, beleggingen en juridische vraagstukken, maar ook met
zaken als governance, transparantie, risicobeheersing en communicatie. Vroeger was er sprake van een ‘old boys network’; nu gaat het om het vinden van deskundige bestuursleden. PFP liep als fonds voorop met het doorvoeren van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het benoemen van gepensioneerden in het bestuur. Dat vond en vind ik zelf heel positief.” Goede afweging maken Het bestuurswerk kost hem minstens een dag in de maand en daarnaast behoorlijk wat avonduren om de stukken te bestuderen. Hij doet het met plezier. “Bij PFP stellen we hoge eisen aan de deskundigheid van de bestuurders. Je hoort politici wel eens zeggen dat de specialisten het moeten overnemen, maar die specialisten zaten ook bij de banken die verantwoordelijk zijn voor de financiële ellende waar we nu wereldwijd in zitten. Het werken met specialisten wil niet automatisch zeggen dat het goed gaat. Waar het om gaat is dat je je een goed beeld kan vormen over waar het over gaat, wat je wilt bereiken, wat de risico’s zijn die ermee samenhangen en dat je een afweging op een goede manier (beheerst en doordacht) maakt. Daarom is een gemêleerd bestuur, waar alle stakeholders inzitten, een groot goed.”
Pensioenbulletin PFP 7
Veranderingen rond de AOW Als er op het gebied van pensioen één zekerheid was, dan was het wel de AOW. Of je nu gewerkt had of niet, iedere Nederlander kreeg vanaf de 65-jarige leeftijd AOW als basispensioen van de overheid. Ook die zekerheid ondergaat veranderingen. Ondanks felle protesten van de vakbeweging, besloot het kabinet in oktober vorig jaar de AOW-leeftijd te gaan verhogen van 65 naar 67 jaar. Zoals u weet is het kabinet inmiddels gevallen en is het goed mogelijk dat de hele AOW discussie weer opnieuw begint. Diverse politieke partijen en organisaties in het pensioenveld zinspelen daar al op. De AOW is een heet hangijzer. Goed daarom om eens te kijken wat er allemaal rond de AOW aan de hand is.
Kosten stijgen door hogere levensverwachting De regering wilde de AOW-leeftijd verhogen omdat de AOW door de vergrijzing steeds duurder wordt. Mensen leven langer, waardoor ze langer een AOW-uitkering ontvangen en ook worden er verhoudingsgewijs minder kinderen geboren, waardoor een steeds kleinere groep jongeren de AOW moet financieren voor een snel groeiende groep ouderen. Daarnaast voerde het kabinet aan dat een aanpassing van de AOW-leeftijd ook zou helpen om kosten van de financiële crisis te bestrijden. Vooral op dat laatste punt kwam veel kritiek. De vakbeweging droeg alternatieven aan om de door het kabinet gewenste bezuiniging van € 4 miljard te realiseren en ook verschillende pensioendeskundigen betoogden dat aanpassing van de AOW-leeftijd om te bezuinigen vanwege de crisis een oneigenlijk argument
Historie AOW In 1947 voerde de toenmalige Minister van Sociale Zaken Willem Drees de Noodwet Ouderdomsvoorziening in. Het was een tijdelijke maatregel bedoeld om ouderen een basisinkomen te geven na een leven van hard werken. Tien jaar later voerde Minister Suurhoff de Algemene Ouderswet (AOW) in, zoals we die nu nog kennen. Overigens is er aan de invoering van die AOW al een lange, internationale geschiedenis vooraf gegaan. In 1889 zette de Pruisische kanselier Otto von Bismarck een verzekering op tegen inkomstenderving door ouderdom, ziekte en invaliditeit. In deze inkomensverzekering komt aanvankelijk de pensioenleeftijd van 70 jaar voor. Pas een aantal jaren later wordt dit gewijzigd in de bekende leeftijd van 65.
8 Pensioenbulletin PFP
was. Het is wel een feit dat de kosten van de AOW door de vergrijzing toenemen. Toen de AOW in 1957 werd ingevoerd (zie kadertekst over de historie) was de gemiddelde levensverwachting 71,4 jaar voor mannen en 74,6 jaar voor vrouwen. Inmiddels is dit 76,6 jaar voor mannen en 81,9 voor vrouwen en naar verwachting zal de gemiddelde levensverwachting in de toekomst verder stijgen. Overigens is er een groot verschil in levensverwachting tussen mensen met een lagere en met een hogere opleiding. De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek geven aan dat de gemiddelde levensverwachting voor laag opgeleide mannen 72 jaar is en voor vrouwen 78 jaar. Voor hoog opgeleide mannen is de gemiddelde levensverwachting 79 jaar en voor vrouwen 84 jaar. Daarom pleiten verschillende deskundigen ervoor de ingangsleeftijd voor de AOW te koppelen aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Concrete gevolgen Als de plannen van het nu afgetreden kabinet zouden worden overgenomen door de nieuwe regering, gaat de AOW in twee stappen omhoog. In 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Concreet betekent dit: •• Wie geboren is voor 1955, krijgt AOW op 65 jaar. •• Wie geboren is van 1955 tot en met 1959, krijgt AOW op 66 jaar. •• Voor iedereen die geboren is vanaf 1960 gaat de AOW in op 67 jaar In de toekomst blijft het toch mogelijk te stoppen op de 65-jarige leeftijd voor wie 42 jaar heeft gewerkt. Omdat het arbeidsverleden pas vanaf 2005 wordt geregistreerd, kan deze regeling pas echt van kracht worden in 2047. Daarom koos het kabinet voor een tussenoplossing. Iedereen die in 2020 kan aantonen dat hij of zij onafgebroken 15 jaar heeft gewerkt, mag stoppen met werken op de 65-jarige leeftijd. Wie van die mogelijkheid gebruik wil maken, moet wel bedenken dat de AOW-uitkering dan lager wordt. Die korting is 6,5% per jaar voor mensen met een laag inkomen en 8% per jaar voor de overige inkomens. Dat is een forse korting. Veel discussie over zware beroepen Een punt waar veel discussie over is en waar nog veel onduidelijkheid over bestaat, is wat er moet gebeuren
“Als de plannen van het afgetreden kabinet worden overgenomen door de nieuwe regering gaat de AOW in twee stappen omhoog van 65 naar 67 jaar″ met mensen in zware beroepen. Velen van hen zien zich genoodzaakt ruim voor hun 65ste jaar te stoppen met werken en het zal dus heel moeilijk voor hen zijn om door te werken tot 67. Het probleem is: wie bepaalt of een beroep zwaar is of niet. Wordt er daarbij alleen naar fysieke aspecten gekeken of spelen ook psychische factoren een rol? Over deze kwestie is absoluut nog geen overeenstemming en de discussie hierover zal nog geruime tijd doorgaan. Zoals eerder gezegd, kunnen de plannen van het vorige kabinet allemaal weer op de helling gaan als er een nieuwe regering aantreedt. Uiteraard volgen wij de ontwikkelingen op de voet en zullen u daarover informeren. Partnertoeslag afgeschaft in 2015 Een andere belangrijke ontwikkeling rond de AOW, die wel al vaststaat, is het afschaffen van de partnertoeslag in 2015. In het vorige pensioenbulletin hebben we daarover al een artikel geplaatst en de overheid heeft de maatregelen via brieven en spotjes op radio en TV bekend gemaakt. Toch leek het ons nuttig die belangrijke wijziging nog eens onder uw aandacht te brengen. Als u 65 wordt heeft u recht op AOW, maar als u een jongere partner heeft, dan heeft die partner nog geen recht op AOW. Nu is het nog zo dat u in dit geval een aanvulling krijgt op uw AOW-uitkering, de zogenaamde
partnertoeslag. In 2015 wordt die partnertoeslag volledig afgeschaft. Als u 65 jaar wordt na 2015 en uw partner is jonger dan u, dan krijgt u geen aanvulling meer op uw AOW. Pas als uw partner zelf 65 wordt, krijgt hij of zij AOW. Als de plannen van het vorige kabinet tot verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 doorgaan, kan het tijdelijke verlies aan inkomen door het verschil in leeftijd zelfs nog langer duren. Om tegenvallers op de begroting vanwege de crisis weg te werken, had het kabinet eerder het voornemen om de toeslag voor gepensioneerden met een niet-werkende partner jonger dan 55 jaar al in 2011 af te schaffen. Onder druk van ouderenorganisaties die vreesden dat dit een fors inkomensverlies zou opleveren voor diverse ouderen met een klein pensioen, heeft het kabinet in februari 2010 besloten van dit voornemen af te zien. Tijdig zelf maatregelen nemen Het is belangrijk om na te denken of de maatregelen rond de AOW u raken en wat daarvan de financiële gevolgen zijn. Uw gezamenlijke inkomen kan dus gedurende een aantal jaren minder zijn dan u eerst had gedacht. Wellicht is het verstandig nu al te gaan sparen om dat toekomstige verlies aan inkomen te compenseren, bijvoorbeeld via de Individuele Aanvullende Pensioenregeling van PFP of via
Pensioenbulletin PFP 9
een andere vorm van sparen of beleggen. Lastig is wel dat niet uitgesloten kan worden dat de overheid met nog meer plannen komt met de bedoeling het pensioensparen onaantrekkelijk te maken. Ten slotte is het ook belangrijk te vermelden dat u, als u 65 wordt, alleen een volledige AOW uitkering krijgt wanneer u van uw 15de tot uw 65ste jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond. Als u een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond, krijgt u geen volledige AOW. Onduidelijkheid over gevolgen voor aanvullende pensioenen Dan is er natuurlijk nog de belangrijke vraag wat er gaat gebeuren met de pensioenleeftijd voor de (basis) pensioenregeling. In vrijwel alle pensioenregelingen in Nederland, ook in die van PFP, is de pensioenleeftijd
gelijk aan de beginleeftijd voor de AOW, namelijk 65 jaar. Het vorige kabinet en ook de werkgevers willen dat de pensioenleeftijd voor de aanvullende pensioenen ook naar 67 gaat. De vakbonden hebben daar een heel andere mening over. Het aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde en daarover beslissen de werkgevers en de werkgevers samen. Het afgetreden kabinet had overigens al aangekondigd in 2020 de fiscale regels voor het opbouwen van aanvullend pensioen – het zogenoemde Witteveenkader – zodanig te willen aanpassen dat de pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen ook van 65 naar 67 gaat. Hierover zal veel discussie plaatsvinden en stevig onderhandeld worden tussen werkgevers en werknemers. Als bestuur van PFP willen we daar, zeker vanwege de huidige onzekere politieke situatie, nog niet op vooruitlopen.
Bruto AOW-bedragen in 2010
AOW per maand
Vakantiegeld per maand
U hebt een partner (u bent beiden 65 jaar of ouder)
€ 732,84
€ 40,69
U hebt een partner (uw partner is jonger dan 65 en hij/zij heeft geen inkomen)
€ 1.431,42
€ 81,38
U bent alleenstaand zonder minderjarige kinderen
€ 1.052,23
€ 56,97
U bent alleenstaand met minderjarige kinderen
€ 1.323,93
€ 73,27
Inzicht in uw pensioen via Nationaal Pensioenregister vanaf 2011 Vroeger bleven werknemers vaak hun gehele werkzame leven bij dezelfde werkgever. Tegenwoordig wisselen mensen veel vaker van baan. Het is de verwachting dat die trend zich in de toekomst zal voortzetten. Het gebruik van tijdelijke contracten of jaarcontracten draagt daaraan bij. Het wordt daarom veel moeilijker om inzicht te krijgen in het totale pensioen dat u te zijner tijd zult ontvangen. In de gesprekken rond de in 2007 ingevoerde Pensioenwet is afgesproken dat er uiterlijk op 1 januari 2011 een Nationaal Pensioenregister komt. Dit pensioenregister moet het voor iedereen mogelijk maken om op één punt een eenvoudig en volledig overzicht te krijgen van alle door hem of haar opgebouwde pensioenaanspraken en de AOW-
10 Pensioenbulletin PFP
uitkering. Het register zal toegankelijk zijn via internet. Vanaf uiterlijk 1 januari 2011 dient het voor iedereen mogelijk te worden om met één druk op de knop te zien hoeveel pensioen er is opgebouwd. Dit kan doordat alle pensioenuitvoerders tegenwoordig verplicht zijn jaarlijks aan hun actieve deelnemers een Uniform Pensioen Overzicht (UPO) te verstrekken waarin de tot dan toe opgebouwde aanspraken en het te verwachten pensioen staan vermeld. Slapers dienen minimaal één keer in de vijf jaar zo’n overzicht te krijgen. Omdat de opzet van het UPO gelijk is voor alle pensioenuitvoerders, kunt u door de bedragen van de UPO’s van verschillende aanbieders op te tellen een inzicht krijgen in uw totale pensioensituatie. Vanaf 2011 heeft u dus via internet de mogelijkheid om al die gegevens overzichtelijk gerangschikt in te
zien. Het opzetten van het Nationaal Pensioen Register is een gigantisch karwei. Voordat het register er is, moeten de pensioenuitvoerders alle aanspraken van zowel deelnemers als slapers zodanig geautomatiseerd hebben dat raadpleging daarvan via het Pensioenregister mogelijk is. Groot aandachtspunt is de kwaliteit van de administratie van de rechten van de slapers. Men wil voorkomen dat bij het openstellen van het pensioenregister de gegevens niet volledig zijn. Uiteraard zal ook PFP volledig meewerken aan de totstandkoming van het Nationaal Pensioenregister. De coördinatie van het register is in handen van het Programmabureau Stichting Pensioenregister, dat binnenkort een website zal openen met informatie over de voortgang. Het internetadres van die website wordt www.pensioenregister.nl
Toeslagenlabel toont waardevastheid van pensioen De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en gepensioneerden weten hoe waardevast hun pensioen is. Daarom is een Toeslagenlabel ontwikkeld dat op een beeldende manier in één oogopslag inzicht geeft in hoe het (opgebouwde) pensioen in de komende 15 jaar naar verwachting zal meegroeien met de prijsstijgingen. De Autoriteit Financiële Markten, een van de toezicht houders op de pensioensector, heeft in totaal 15 verschillende varianten van het Toeslagenlabel ontwikkeld. Welk label een fonds moet gebruiken is afhankelijk van de financiële situatie en het gevoerde beleid. Pensioenuitvoerders zijn verplicht sinds 1 januari 2010 het Toeslagenlabel op te nemen in alle daartoe aangewezen documenten zoals de Startbrief en het Uniform Pensioen Overzicht. Omdat PFP een verschillend toe slagen (=indexatie)beleid kent voor actieve deelnemers en voor gepensioneerden en slapers, zijn er voor deze twee doelgroepen verschillende toeslagenlabels. Overigens geeft het Toeslagenlabel de verwachting weer op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijzen. Bij PFP is toeslag verlening van actieve deelnemers gebaseerd op de loonontwikkeling en van de pensioengerechtigden en slapers op basis van de prijsontwikkeling.
Actieve deelnemers Hieronder ziet u het Toeslagenlabel dat nu geldt voor voor de actieve deelnemers van PFP. U ziet drie stapels
Gepensioneerden en slapers Hieronder ziet u het Toeslagenlabel dat nu geldt voor de gepensioneerden en slapers van PFP. U ziet drie stapels
met muntjes. De eerste stapel met vier zwart gekleurde muntjes staat voor de stijging van de prijzen. De tweede stapel geeft weer hoe uw (opgebouwde) pensioen in de komende 15 jaar waarschijnlijk meegroeit met de stijging van de prijzen. De vier muntjes betekenen dat uw pensioen waarschijnlijk volledig kan meegroeien met de prijsontwikkeling. De derde stapel geeft weer hoe uw pensioen in de komende 15 jaar waarschijnlijk meegroeit met de stijging van de prijzen als het economisch slechter gaat. Drie muntjes betekenen dat in zo’n geval uw pensioen niet volledig kan meegroeien met de prijsontwikkeling.
met muntjes. De eerste stapel met vier zwart gekleurde muntjes staat voor de stijging van de prijzen. De tweede stapel geeft weer hoe uw (opgebouwde) pensioen in de komende 15 jaar waarschijnlijk meegroeit met de stijging van de prijzen. De drie muntjes betekenen dat uw pensioen waarschijnlijk niet volledig kan meegroeien met de prijsontwikkeling. De derde stapel geeft weer hoe uw pensioen in de komende 15 jaar waarschijnlijk meegroeit met de stijging van de prijzen als het economisch slechter gaat. Eén muntje betekent dat in zo’n geval uw pensioen niet of bijna niet zal meegroeien met de prijsontwikkeling.
Kanttekening Het is goed om te bedenken dat het Toeslagenlabel een momentopname is van de stand van zaken van het fonds en de verwachtingen volgens de huidige inzichten. De soms sterke bewegingen op de financiële markten hebben geleerd dat er in 15 jaar veel kan veranderen.
Pensioenbulletin PFP 11
Waarom verschilt het indexatiebeleid voor actieven en gepensioneerden? Een vraag die geregeld wordt gesteld, vooral door de gepensioneerden, is waarom er een verschil bestaat in het indexatiebeleid voor actieve deelnemers en gepensioneerden? We hebben daarover uitleg gevraagd aan Willem Kroes. Hij is plaatsvervangend algemeen secretaris van de Stichting van de Arbeid, bestuurslid van het pensioenfond PSB, maar ook CAO-onderhandelaar op het gebied van pensioen. In zijn hoedanigheid van CAOonderhandelaar geeft hij zijn visie op het indexatiebeleid. Of er geïndexeerd (of zoals dat tegenwoordig heet, toeslag verleend) kan worden, is afhankelijk van de dekkingsgraad. Die dekkingsgraad is de verhouding tussen de bezittingen en verplichtingen van het fonds uitgedrukt in een percentage. Voor PFP gelden de volgende percentages: Dekkingsgraad
Toeslagen op Indexatie
Toeslagen op aan-
Ingegane Pensioenen en
spraken deelne-
Slapersrechten (prijsindex) mers (loonindex)
185% of meer
100% + inhaal
100%+ inhaal
155 - 185%
100% + inhaal
100% + inhaal
135 - 155%
100% + inhaal
100% + inhaal
130 – 135%
100%
100% + inhaal
120 – 130%
60% - 100%
100% + inhaal
105 - 120%
0 - 60%
100%
Minder dan 105% 0%
Willem Kroes
12 Pensioenbulletin PFP
0%
De pensioenaanspraken van actieve deelnemers worden dus volledig geïndexeerd met de loonstijging in de sector vanaf een dekkingsgraad van 105%. De uitkeringen van gepensioneerden en rechten van slapers (die geen deelnemer meer zijn, maar nog niet met pensioen zijn) krijgen pas volledige compensatie voor de stijging van de consumentenprijzen bij een dekkingsgraad vanaf 130%. Bij een dekkingsgraad tussen 105% en 130% krijgen ze slechts gedeeltelijk compensatie. Ook het eventueel later inhalen van gemiste toeslagen begint voor gepensioneerden en slapers pas bij een hoger niveau van de dekkingsgraad. In de praktijk van PFP speelt het verschil niet zo. Gepensioneerden
en slapers hebben in de afgelopen jaren steeds volledige compensatie gekregen voor de prijsstijgingen. Ook in 2009, toen de meeste Nederlandse pensioenfondsen de pensioenen vanwege de crisis niet konden indexeren, Met het huidige niveau van de dekkingsgraad van circa 135% (eind 2009), heeft het fonds ook dit jaar de pensioenen aangepast aan de stijging van de loonindex (actieven) en de prijsindex (gepensioneerden en slapers). Toch zou, als de dekkingsgraad bij een ernstige toekomstige crisis sterk zou dalen, er een verschil in indexatie kunnen ontstaan. Waarom nu dit verschil, dat oneerlijk lijkt ten opzichte van de gepensioneerden en de slapers? Solidariteit “Er liggen verschillende argumenten ten grondslag aan het indexatiebeleid”, zegt Willem Kroes. “Het eerste is solidariteit. De premies die nu worden opgebracht, liggen substantieel hoger dan in het verleden. Bij PFP betaalde men jarenlang helemaal geen premie vanwege de riante vermogenspositie van het fonds. Maar je ziet nu dat de premiekorting geleidelijk wordt afgebouwd. De werkgevers betalen 2/3 van de premie en de werknemers 1/3. De indexatie voor de actieve deelnemers wordt betaald uit de premie. Werknemers betalen dus deels voor hun eigen indexatie. Maar het premiebeleid is ook bedoeld om de dekkingsgraad op een zodanig niveau te houden dat ook de gepensioneerden en slapers volledige indexatie kunnen krijgen. In die zin gaat er dus ook geld van de actieven naar de gepensioneerden.” Van eindloon naar middelloon Verschillen in de pensioenregeling van vroeger en nu vormen het tweede argument. Volgens Willem Kroes hebben de meeste gepensioneerden een eindloonregeling en zelfs de mensen die de afgelopen jaren gepensioneerd zijn op basis van een middelloonregeling, zijn feitelijk nog op basis van de oude eindloonregeling gepensioneerd. In 2006 is de eindloonregeling omgezet in een geïndexeerde middelloonregeling. Individuele loonsverhogingen als gevolg van promoties en periodieke verhogingen tellen op grond van de huidige regeling alleen mee voor de toekomstige pensioenopbouw en niet langer over dienstjaren in het verleden. “In de tijd van de eindloonregeling hebben we nooit een vraag gehad waarom er een verschillend indexatiebeleid was voor gepensioneerden en actieven”, zegt Willem Kroes. “Dit terwijl de indexatie van de actieven destijds begrepen was in de zogenoemde ‘backservice’. Deze had immers niet alleen betrekking op de gevallen waarin door individuele deelnemers promotie werd gemaakt en waarbij hun pensioenrechten over alle voorgaande jaren werden verhoogd op basis van het nieuwe salaris. De backservice had ook betrekking op de jaarlijkse algemene salarisverhoging die voor alle deelnemers gold. In de huidige
middelloonregeling heet dat nu niet meer ‘backservice’, maar ‘indexatie.” Niet korten tijdens de opbouw Een wezenlijk element van de huidige geïndexeerde middelloonregeling is dat de sociale partners daarmee beogen een pensioenuitkomst te realiseren die een duidelijke relatie heeft met het gemiddelde salaris over de gehele diensttijd. “Daarvoor is het essentieel dat de looninflatie gedurende de opbouw wordt verdisconteerd in de pensioenaanspraak Als er tijdens de opbouw van het pensioen een aantal keren zou worden gekort op de indexatie, bijvoorbeeld als gevolg van een relatief lage dekkingsgraad, dan zou dat een flinke achterstand geven, op het moment dat het pensioen ingaat”, zegt Willem Kroes. “De gepensioneerden zijn in het verleden nimmer gekort op hun eindloonregeling. Hun indexatie hebben ze allemaal gekregen. Nu is de regeling versoberd tot een middelloonregeling waarvoor ook nog eens een fors hogere premie wordt betaald niet alleen door de werkgevers, maar ook door de deelnemers zelf. Daarin zit ook een stukje solidariteit met de gepensioneerden. Als je de actieven zou vragen nog een extra offer te brengen door hun indexatie meer voorwaardelijk te maken, dan leidt dat tot een forse versobering van de pensioenregeling in slechte tijden als sprake is van een relatief lage dekkingsgraad. Dat hebben sociale partners in 2005 niet gewild. Je pensioen moet een bepaalde relatie met je salarisniveau van de afgelopen jaren hebben. Dat is de inhoud van de regeling. Als je dus toeslagverlening voor gepensioneerden en actieven op dezelfde manier voorwaardelijk zou maken, dan ben je bezig met een gelijke behandeling van ongelijke gevallen.” Gepensioneerden niet gediend bij indexatie voor actieven uit dezelfde pot Nu is het zo dat de indexatie van de actieven wordt betaald uit de premie en de indexatie van gepensioneerden en slapers uit het beleggingsrendement. “Stel,” zegt Willem Kroes, “dat werkgevers zouden zeggen: ‘Wij maken ook de inflatietoekenning voor de actieven voorwaardelijk, dan kan de premie best een aantal procentpunten zakken.’ Dan komt er dus minder geld in het fonds. En dan moeten de gepensioneerden dus samen met de actieven uit dezelfde ruif eten, namelijk het beleggingsrendement. En dat terwijl er minder geld in het fonds komt. Daar zijn de belangen van de gepensioneerden toch ook niet mee gediend. Het hele vraagstuk is: hoe ga je om met verschillende belangen. Mijn persoonlijke mening is dat de sociale partners met het pensioenakkoord van 2005, waarbij de huidige regeling is afgesproken, een heel evenwichtig besluit hebben genomen. Een besluit met inderdaad ook een solidariteit van jong naar oud door de hogere premie, maar waarbij niet tot in het extreme offers van de jeugd worden gevraagd. Ik vind dat beleid dus heel evenwichtig en sta er 100% achter.”
Pensioenbulletin PFP 13
Voorzitter Vereniging van Gepensioneerden Maarten van ’t Riet:
“Onze leden hoeven zich geen zorgen te maken over hun pensioen” Gepensioneerden vormen een belangrijke groep belanghebbenden in het pensioenfonds PFP. Hun belangen worden behartigd door de Vereniging van Gepensioneerden Productschappen. “Kort gezegd is onze taak op de pensioenen passen en de belangen van de gepensioneerden in de gaten te houden”, zegt de nieuwe voorzitter van de vereniging, Maarten van ‘t Riet. “Dat doen we langs twee kanalen: er zitten twee vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het bestuur van het pensioenfonds en drie in de Raad van Toezicht. Voor het bestuur kan de vereniging bestuursleden voordragen, voor de Raad van Toezicht kan de vereniging 3 leden benoemen.”
Waken over continuïteit Het passen op de pensioenen houdt volgens Maarten allereerst in dat de vertegenwoordigers van de vereniging van gepensioneerden waken over de continuïteit van het fonds. “We werken mee aan een degelijk beleid om te zorgen dat de pensioenen tot in lengte van jaren kunnen worden uitbetaald. Het tweede doel is toe te zien dat de pensioenpremies geïnd worden. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenen aan te passen aan prijsstijgingen. Die prijsindexatie wordt betaald uit de rendementen van de beleggingen. Daarbij moeten wel strikte grenzen gesteld worden aan de risico’s van beleggingen. Het derde punt waarop we letten is een evenwichtige behartiging van de belangen van actieven en gepensioneerden.” Wisseling van de wacht Er zijn onlangs een paar wijzigingen gekomen in de samenstelling van het bestuur van de vereniging. Maarten van ’t Riet heeft het voorzitterschap overgenomen van Roelf Norg, die om statutaire redenen is afgetreden. “De
“We letten op een evenwichtige behartiging van de belangen van actieven en gepensioneerden” 14 Pensioenbulletin PFP
vereniging is hem veel dank verschuldigd”, zegt Maarten. Hij is altijd zeer geïnteresseerd geweest in financiële zaken en pensioenen en was op dat terrein bijzonder deskundig.” Ook zwaait de nieuwe voorzitter lof toe aan Henk Willemse, die jarenlang de gepensioneerden vertegenwoordigde in het bestuur van het pensioenfonds. “Verder moeten we u helaas melden dat Bert Alting is overleden. Bert was onze penningmeester. Hij zat namens de gepensioneerden in de Raad van Toezicht en was daarvan ook vicevoorzitter. Wij wensen zijn familie veel troost en kracht toe bij het verwerken van dit verlies. We zullen altijd met grote dankbaarheid terugdenken aan wat hij voor onze vereniging heeft gedaan. Met het overlijden van Bert en het terugtreden van Roelf en Henk is onze vereniging veel ervaring kwijtgeraakt. Gelukkig hebben we de opengevallen plaatsen kunnen opvullen met waardige vervangers. Wim Goedhart en Otto Knottnerus zijn inmiddels door de ledenvergadering benoemd.” Maarten van ’t Riet zal samen met Wim de Graaf het smaldeel van de gepensioneerden in het bestuur van het Pensioenfonds vormen. Donderwolken? De kranten staan tegenwoordig bol van pensioenen, de verhoging van de AOW-leeftijd en de vergrijzing. Ziet de nieuwe voorzitter van de Vereniging van Gepensioneerden donderwolken boven het fonds hangen? “De Commissie Goudswaard vindt dat ons pensioenstelsel op den duur niet houdbaar is. Maar er is voor de leden van onze vereniging vooralsnog geen reden zich zorgen te maken”, vindt Maarten. “Het klopt
Voorzitter Vereniging van Gepensioneerden Maarten van ’t Riet: “Onze leden hoeven zich geen zorgen te maken over hun pensioen” dat we gemiddeld steeds ouder worden. Daarom moet het pensioenfonds langer uitbetalen. Maar daarvoor wordt nu al geld gereserveerd. Een vraag die de Commissie Goudswaard ook stelt is of in de toekomst de premie voor de werkgevers en de actieven niet te hoog zal worden. Dat zou men kunnen opvangen door later met pensioen te gaan of door niet meer volledige prijsindexatie na te streven. Het is net als met de kosten van de AOW: het zijn vraagstukken voor de lange termijn, die vooral neerkomen op de verantwoordelijkheid van de CAO-partners. De huidige pensioenaanspraken worden er niet door aangetast. De dekkingsgraad van ons pensioenfonds (135% per ultimo 2009) is gelukkig ruim voldoende om ons pensioen inclusief prijsindexatie te betalen. En dat gold afgelopen jaar lang niet voor elk pensioenfonds! PFP en de gepensioneerden van PFP kunnen dan ook zeker de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.”
Pensioenbulletin PFP 15
Visitatiecommissie is positief over intern toezicht bij PFP De in 2007 ingevoerde Pensioenwet stelt duidelijke eisen aan hoe het intern toezicht op besturen van pensioenfondsen geregeld moet zijn. Er zijn vier mogelijkheden voor het regelen van het intern toezicht. De eerste is een zogenoemde ‘one tier board’ met duidelijke verschillen in taken van het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur, waarin drie bestuursleden jaarlijks rapporteren over het intern toezicht. De tweede mogelijkheid is een onafhankelijk toezichtorgaan dat ten minste uit drie personen bestaat en jaarlijks rapporteert over het intern toezicht. De derde mogelijkheid is een auditcommissie met ten minste drie onafhankelijke deskundigen die jaarlijks rapporteert. De vierde mogelijkheid is het benoemen van een visitatiecommissie met ten minste drie externe deskundigen. Het bestuur van het fonds is dan verplicht minimaal één keer per drie jaar de visitatiecommissie een oordeel te vragen
over het intern toezicht. De meeste Nederlandse pensioenfondsen hebben gekozen om hun intern toezicht te regelen via het benoemen van een visitatiecommissie. Ook PFP heeft gekozen voor deze vorm . Het proces en de doelstelling De commissie heeft in het najaar van 2009 een visitatie uitgevoerd. Naast het bestuderen van schriftelijk en digitaal aangeleverde informatie, heeft de commissie gesprekken gevoerd met de secretaris, de accountant, de adviserend actuaris, vertegenwoordigers van de fiduciair vermogensbeheerder Mn Services, enkele bestuursleden en enkele leden van de Raad van Toezicht, die de rollen van verantwoordingsorgaan en deelnemersraad combineert. Het doel van de visitatie is een oordeel uit te spreken over de beleids- en bestuursprocedures en -processen, het systeem van checks en balances (interne controle) binnen het fonds, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt aangestuurd en hoe het bestuur omgaat met de risico’s op langere termijn. De commissie richt zich hierbij op de ten tijde van de visitatie bestaande organisatie, processen en procedures en op de wijze waarop het bestaande beleid is totstandgekomen. Zij doet geen uitspraken over het verleden of over een bepaalde periode.De commissie spreekt haar waardering uit over de adequate en proactieve manier waarop het bestuur en de directie de commissie hebben geïnformeerd tijdens het proces en over de wijze waarop zij is ondersteund bij haar werkzaamheden. Fondsdocumenten van goede kwaliteit De commissie heeft haar aandacht in deze eerste visitatie voornamelijk gericht op de besluitvorming met betrekking tot het herstelplan, het vermogensbeheer, de governance en de communicatie, zonder dat daarbij andere aspecten van het functioneren van het bestuur vergeten zijn. De fondsdocumenten zijn van goede kwaliteit en bijna op alle gebieden volledig. De commissie beveelt aan bij de voorbereiding van bestuursbesluiten de consequenties daarvan voor de ABTN en andere fondsdocumenten te inventariseren en aan te passen bij het nemen van een besluit. Meer duidelijkheid over premie- en indexatiebeleid De commissie vond op een aantal punten de communicatie niet 100% duidelijk. De commissie beveelt aan de bepalingen rondom indexatie en premie in alle fondsdocumenten en communicatie-uitingen te screenen op consistentie en duidelijkheid. De commissie adviseert het bestuur de website up-to-date te (laten) houden. De statuten van het fonds
16 Pensioenbulletin PFP
geven een instemmingsrecht aan de Raad van Toezicht waardoor het bestuur mogelijk zijn eindverantwoordelijkheid niet zou kunnen dragen. Daarnaast heeft de commissie volgens de statuten het recht van goedkeuring, indien de Raad van Toezicht het recht van enquête wil uitoefenen. De commisie is geen orgaan van het fonds en zal niet op elk moment bestuursaangelegenheden op hun waarde kunnen schatten. Een dergelijke goedkeuring past wel bij de drie permanente vormen van intern toezicht. De commissie begrijpt dat het bestuur zich beraadt op een aanpassing van de formulering van de betrokken artikelen. Valide argumenten voor overgang op fiduciair vermogensbeheer De commissie is van mening dat de afwegingen om van zelf beleggen over te gaan op een vorm van fiduciair vermogensbeheer valide zijn. De beheerder is op een adequate wijze geselecteerd. De transitie van het interne naar het externe beheer is nagenoeg voltooid. Het geheel overziende is de commissie van mening dat, nu partijen goed op elkaar ingespeeld raken, het bestuur de rol, verantwoordelijkheden en mandaten van de externe vermogensbeheerder en de beleggingscommissie nogmaals kritisch moet bekijken en beschrijven, evenals de daarbij behorende rapportages. Zowel de beheerder als de actuaris adviseert het fonds over het Asset Liability Management (het op elkaar aanpassen van het vermogensbeheer op de verplichtingen van het fonds). Het moet duidelijk worden welke partij waarvoor verantwoordelijk is. De gekozen structuur is van invloed op de vereiste deskundigheid van de beleggingscommissie en het bestuur. De commissie heeft de indruk dat het bestuur voldoende kennis heeft, mede door de ingehuurde expertise. Wel adviseert de commissie aan de individuele bestuursleden om hun kennis op peil te houden door het actief bijwonen van bijeenkomsten en het bijhouden van literatuur. Daarnaast zal het bestuur zich een duidelijk beeld moeten vormen van de beloningsstructuur van de externe managers. De incentives van de manager bepalen in belangrijke mate de wijze waarop hij opereert en risico’s
neemt. De commissie is van mening dat het Bestuur beleid met betrekking tot Verantwoord Beleggen kan formuleren om dit periodiek te bespreken met de externe vermogensbeheerder om zo invloed uit te oefenen. Puntjes op de i zetten De commissie adviseert de compliance-functie volwaardiger in te richten dan nu het geval is. De commissie is van oordeel, dat het bestuur voldoende inzicht heeft in de aspecten die aan de orde dienen te komen op de verschillende beleids terreinen, dat besluiten zorgvuldig worden voorbereid in processen waarin voldoende ruimte is voor checks en balances, dat de risico’s op langere termijn de nodige aandacht krijgen evenals de ontwikkelingen die daarop van invloed zijn. Uit de bevindingen blijkt dat op enkele onderwerpen de puntjes nog op de i moeten worden gezet. Bestuur volgt aanbevelingen op Het bestuur heeft deze eerste visitatie als positief ervaren en is van mening dat er sprake is van een toegevoegde waarde voor het fonds. Het bestuur neemt met genoegen kennis van het algemene oordeel van de commissie en herkent zich in de specifieke bevindingen en opmerkingen. Het bestuur zal, ook in het licht van de eisen voortvloeiende uit de Pensioen wet met betrekking tot het Toeslagenlabel, opnieuw en nauwgezet aandacht besteden aan de communicatie. De statuten zullen begin 2010 worden aangepast, waarbij aandacht wordt gegeven aan de opmerkingen van de visitatiecommissie. In het kader van een evaluatie van de uitbesteding aan de fiduciaire vermogensbeheerder zullen de overeenkomsten en de daarbij horende stukken nader worden beoordeeld. Daarbij is het de intentie over te gaan op de Dufas-standaard (The Dutch Fund and Asset Management Association, een belangenorganisatie van vermogens beheerders in Nederland). Aandacht zal besteed worden aan de formulering van de bestuursvisie op Verantwoord Beleggen. Rekening houdend met de schaal van de organisatie en de mate en wijze van uitbesteding zal de compliance-functie verder ingericht worden.
FVP bijdrageregeling vervalt per 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) zorgde er in het verleden voor dat wanneer iemand werkloos werd, er een premiebijdrage voor het aanvullende pensioen en het nabestaandenpensioen aan de pensioenuitvoerder werd verstrekt. Dit gold alleen voor werknemers die
minstens 40 jaar oud waren op het moment dat ze werkloos werden. De FVP bijdrage ging in na een wachtperiode van zes maanden. Met ingang van 1 januari 2011 wordt de instroom in de regeling echter gestopt vanwege de negatieve ontwikkeling van de vermogenspositie van de Stichting
FVP. Er verandert niets voor huidige deelnemers aan de regeling, maar na 1 januari 2011 zullen mensen die dan werkloos worden of net werkloos geworden zijn geen aanspraak meer kunnen maken op een FVP bijdrage.
Pensioenbulletin PFP 17
Kerncijfers PFP
Beleidskader Dekkingsgraad
Premie als % Pensioengrondslag
Toeslagen op Ingegane Pensioenen en Slapersrechten (prijsindex)
Toeslagen op aanspraken deelnemers (loonindex)
185% of meer
0%
100% + inhaal
100%+ inhaal
155 - 185%
12%
100% + inhaal
100% + inhaal
135 - 155%
21%
100% + inhaal
100% + inhaal
130 – 135%
28%
100%
100% + inhaal
120 – 130%
28%
60% - 100%
100% + inhaal
105 - 120%
32%
0 - 60%
100%
Minder dan 105%
32%
0%
0%
Premie 2010 De te betalen premie in 2010 bedraagt 15%, waarvan 5% door de werknemers en 10% door de werkgevers wordt betaald. De doorsneepremie is 32%. Toeslagverlening per 1 januari 2010 De opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers zijn per 1 januari 2010 verhoogd met 1,21%. De ingegane pensioenen en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers (slapers) zijn per 1 januari 2010 verhoogd met 0,71%. Er is geen sprake van een achterstand in de toeslagverlening. Franchise PFP kent een leeftijdsafhankelijke franchise voor deelnemers die in dienst zijn getreden vóór 1 januari 2006. Geboortejaar Franchise 1957 en eerder € 14.670,00 1958 t/m 1967 € 13.556,00 1968 en later € 12.442,00
Vermogen, verplichtingen, beleggingsrendement per eind december 2009 Vermogen: EUR 417 miljoen Pensioenverplichtingen: EUR 307 miljoen Beleggingsrendement: 16,7% Dekkingsgraad 135% Vereist Vermogen 112%
Mix
Obligaties
61,4
Kas en swaps
0,6
2010
2009
Subtotaal
60,7 0,0 62,0
60,7
Return portefeuille Aandelen
13,1
13,8
Hoogrentende obl
12,5
11,8
Hedgefunds
2,3
1,6
Commodities
2,7
3,2
Vastgoed
5,1
5,1
Private Equity
2,3
2,3
Overig
Voor deelnemers die in dienst zijn getreden op of na 1 januari 2006 bedraagt de franchise € 12.442,00 ongeacht hun leeftijd.
Ultimo
Matching portefeuille
1,5
Subtotaal Totaal
38,0
39,3
100,0
100,0
Pensioenplanner is handig hulpmiddel Overweegt u eerder te stoppen met werken dan de pensioen richtleeftijd van 65 jaar? Dan heeft dat gevolgen voor uw pensioen uitkering. Om een indicatie te krijgen van hoeveel minder pensioen u dan zult ontvangen, kunt u gebruik maken van de Pensioen planner. U vindt die op de website www.pbod.nl. Ga vervolgens naar PFP en klik in het menu bovenaan de pagina op ‘Pensioenplanner’.
hoogte van uw pensioen als u bijvoor beeld eerder wilt stoppen met werken, gebruik wilt maken van de hoog/laag constructie of het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk wilt inruilen. Ook het eventuele beschikbare vroeg pensioenkapitaal is opgenomen in de pensioenplanner zodat u daarmee diverse berekeningen kunt maken. Tevens kunt u combinaties maken tussen vroegpensioen en ouderdoms pensioen.
Met de pensioenplanner kunt u in één oogopslag zien wat er gebeurt met de
Overigens is het voordat u definitieve keuzes maakt over uw pensioen,
18 Pensioenbulletin PFP
belangrijk om een precieze berekening van uw pensioeninkomen te laten maken door uw salarisadministrateur! De berekening via de Pensioenplanner is namelijk uitsluitend indicatief in standaard situaties. De gegevens die u nodig heeft om te kunnen inloggen op de Pensioenplanner staan in het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) dat u in juni 2009 is toegezonden. Op de laatste pagina, onder het kopje ‘Heeft u nog vragen?’ staan uw registratienummer en wachtwoord.
Ontwikkeling unitprijzen VP- en IAP Regeling Voor deelnemers aan de VP-regeling die geboren zijn voor 1 januari 1950 en voor deelnemers aan de IAPregeling worden, iedere keer dat zij (via een inhouding op het salaris) een bedrag storten, units gekocht in het Aandelendepot en/of het Obligatiedepot. Voor de overige deelnemers aan de VP-regeling worden geen bedragen meer gestort. De leeftijdstabel bepaalt de verhouding tussen wat er in het Aandelendepot en het Obligatiedepot wordt belegd. Daarbij is het zo dat het beleggingsrisico wordt verminderd naarmate de deelnemer ouder wordt. Totdat de deelnemer 35 jaar is wordt het bedrag voor 100% belegd in het Aandelendepot, het jaar daarna wordt 96% belegd in het Aandelendepot en 4% in het Obligatiedepot. Het volgende jaar 92% in het Aandelendepot en 8% in het Obligatiedepot en zo verder. Als de deelnemer 60 jaar is, wordt het volledige bedrag belegd in Obligaties. De deelnemer heeft de mogelijkheid om ook het risico van een obligatiebelegging te verminderen door alles over te brengen naar het Depositodepot. Verder heeft een deelnemer de mogelijkheid om zelf te beslissen het risico te verminderen door sneller minder in aandelen en meer in obligaties en/of deposito te beleggen. Dit is wel een onherroepelijke beslissing. Het beste is om een dergelijke beslissing te nemen in overleg met de afdeling Personeelszaken of met PBO-Dienstverlening. Het aandelendepot en het obligatiedepot bestaan uit indexfondsen. Dit type fondsen belegt gespreid tegen zeer lage kosten. Het aandelendepot bestaat voor 80% uit het Vanguard-Wereld fonds en voor 20% uit het VanguardEmerging Markten fonds. Het obligatiedepot bestaat uit het Vanguard-Eurobond indexfonds. De middelen in het Depositodepot worden aangehouden bij twee of meer Nederlandse banken. Het depositogarantiestelsel is daarbij niet van toepassing. Aandelenkoersen zijn in het vierde kwartaal 2009 verder gestegen Na de forse koersdalingen op nagenoeg alle markten eind 2008/begin 2009 zijn de koersen in de loop van 2009 flink gestegen. Bij de regio’s presteerden Emerging markten het best, gevolgd door de VS, Europa en Japan. Negatief nieuws (o.a. Dubai, Griekenland) leidde tijdelijk tot koersdruk. Echter, het positieve marktsentiment bleef intact. De unitprijs was eind 2009 € 7,87 hetgeen ruim
33% hoger is dan de € 5,91 van eind 2008. Hiermee is overigens de daling in 2008 nog niet goedgemaakt. Obligaties en Deposito’s Hoewel de rente wat steeg, bleven de niveaus laag. De koers van de obligatie-units steeg van € 8,50 naar € 8,86 wat een stijging van 4,2% inhoudt. Centrale banken handhaafden de officiële rentes en gaven te kennen de rentes nog lang zeer laag te zullen houden. Zij handhaafden hun onbeperkte liquiditeitssteun om de economie de gelegenheid te geven te herstellen. De rente op deposito’s was daardoor ook erg laag in 2009. De stijging van de koers van € 6,56 naar € 6,70 betekende een rendement van 2,1%. Risicobeheersing pakt ook in 2009 goed uit In 2008 daalden de aandelenkoersen zo sterk dat ondanks de jaarlijkse leeftijdswitch in januari 2009 er per saldo aandelen aangekocht moesten worden. Door de flinke koersstijging die begon in maart 2009 is daar extra van geprofiteerd. Het gehanteerde systeem bevordert het basisidee dat je moet kopen als de koersen laag staan en moet verkopen als de koersen hoog staan. In januari 2010 zijn er dan ook bij de nieuwe jaarswitch per saldo aandelen verkocht tegen koersen die circa 30-33% hoger waren dan in januari 2009. De koersen van de obligatie-units zijn in de afgelopen twee jaar flink gestegen, de oudere werknemers zijn daardoor behoorlijk beschermd gebleven voor de grote risico’s in 2008 en 2009. De bedragen die belegd zijn in het deposito-depot groeien maar heel langzaam, als gevolg van de lage rentes op de spaar- en depositomarkt. Daar staat tegenover dat er geen koersrisico wordt gelopen, waardoor de zekerheid over de omvang van het voor vroegpensionering bestemde bedrag groot is. Uiteindelijk blijft er wel een bankenrisico over. Unitprijzen PFP € 10,00 Obligaties Aandelen Deposito
€ 9,00
€ 8,00
€ 7,00
€ 6,00
€ 5,00
€ 4,00 Start 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Pensioenbulletin PFP 19
Pensioenfonds Productschappen P/a PBO-Dienstverlening Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD Rijswijk
20 Pensioenbulletin PFP
Tel: 070 - 413 86 30 Fax: 070 - 413 86 50
[email protected] www.pbod.nl