HANDBOEK 2016
PEDAGOGISCHE VISIE OP KINDEROPVANG 0 tot 4 jaar
IEDER KIND IS UNIEK Met een eigen karakter en aanleg
IEDER KIND HEEFT EEN DRANG TOT ONTWIKKELEN
Op zijn eigen manier en tempo
IEDER KIND WORDT ONDERSTEUND IN DE VERKENNINGSTOCHT
Met het voorschoolse programma
Versie 1.0 13 februari 2016
2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord 1. Visie en doel 2. Praktische werkwijze 3. Pedagogisch medewerker 4. Opvoeddoelen 5. Overige informatie 6. Protocol zorgkind 7. Bijlagen
pag. 3
pag. 4
pag. 7
pag. 11
pag. 15
pag. 22
pag. 23
pag. 27
2
3
VOORWOORD Voor u ligt het pedagogische beleid van kinderdagverblijf ‘het Amsterdamse Poortje’. Ons kinderdagverblijf heeft als doel samen met de ouders het kind te ontwikkelen tot evenwichtige, zelfstandige personen. Om dit doel te bereiken is het belangrijk om kwalitatief goede en verantwoorde kinderopvang te bieden. Voorwaarden hiervoor zijn onder andere accommodatie, opgeleide medewerkers, geschikte speel/les materialen en uiteraard pedagogische uitgangspunten en werkwijze. Deze voorwaarden zullen in dit beleid nader worden omschreven. VIER PEDAGOGISCHE BASISDOELEN Ons pedagogisch beleid is gebaseerd op de vier pedagogische basisdoelen die in de wet kinderopvang zijn beschreven. Deze doelen zijn erop gericht het kind het volgende te bieden: 1. Een gevoel van emotionele veiligheid. 2. Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden. 3. Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale vaardigheden. 4. De kans om waarden en normen van de samenleving eigen te maken. VOOR-‐ EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) Het is van uiterst belang om het kind in een vroeg stadium ondersteuning te bieden in de verkenning van de wereld om zich heen. Er zijn verschillende voor-‐ en vroegschoolse methodes zoals Kaleidoscoop, Puk en Co, Piramide die dergelijke hulp bieden. Wij hebben gekozen om met de Piramide methode te werken geschikt voor kinderen tussen 0 en 7 jaar. Om ervoor te zorgen dat het kind kan profiteren van het leertraject dienen wij aan de gestelde kwaliteitseisen van de overheid te voldoen. Dit nemen wij dan ook ieder jaar ter harte. Al in 2004 voldeden wij aan alle eisen. Sindsdien werken wij op alle groepen met het programma. Dit betekent onder meer dat alle pedagogische medewerkers VVE-‐ Piramide gecertificeerd zijn. Wij hebben tevens alle benodigde materialen, lectuur etc. voor de methode aangeschaft. Het doel van het programma is om het kind op jonge leeftijd op een speelse manier in de ontwikkeling te stimuleren. Het piramide programma heeft ruime aandacht voor de Nederlandse taal. Het is bekend dat als het kind de taal onvoldoende beheerst een flinke achterstand op de basisschool kan oplopen. De pedagogische medewerker ondersteunt het kind individueel of in zeer klein groepen. Het kind dat hierbij extra aandacht nodig heeft krijgt een begeleidster. De Piramide methode maakt tevens het kind sneller zelfstandig in het uitvoeren van de levenstaken. De Piramide methode richt zich op de volgende ontwikkelingsgebieden: • Persoonlijkheidsontwikkeling. • Sociaal-‐emotionele ontwikkeling·∙ • Kunstzinnige ontwikkeling·∙ • Ontwikkeling van de waarneming. • Denkontwikkeling en ontwikkeling van het rekenen. • Taalontwikkeling en ontwikkeling van lezen en schrijven. • Oriëntatie op ruimte, tijd en wereldverkenning Met dit programma wordt zo een goede basis gelegd voor succes op school. Wij zullen verder in het beleid de doelen en de ontwikkelingsgebieden nader toelichten.
3
4
1. VISIE EN DOEL PEDAGOGISCH DOEL Ieder kind is uniek en heeft een natuurlijke drang tot ontwikkelen. Deze ontwikkeling is bij elk kind verschillend. Het streven voor ieder kind is dat hij/zij zich ontwikkelt tot een evenwichtig en zelfstandig mens met zelfvertrouwen die de eigen mogelijkheden en gebruiken onderkent. Een persoon die voor zichzelf kan opkomen en tegelijkertijd respect voor anderen heeft. Iemand die en sociaalvaardig is en positief in de maatschappij staat. Om deze ontwikkeling zo goed mogelijk te laten verlopen is een goede sfeer, veiligheid en vertrouwen nodig. De pedagogische medewerkers van ‘Het Amsterdamse Poortje’ dragen samen met de ouders hieraan bij. Het kind dient de gelegenheid te krijgen haar/zijn nieuwsgierigheid te prikkelen en te bevredigen. De pedagogische medewerker dient, om dit te kunnen bewerkstelligen, evenwicht tussen de groepsregels en de individuele vrijheid te verzorgen. Het kind krijgt alleen zo de mogelijkheid haar/zijn eigen kunnen te ontdekken en tegelijkertijd grenzen te respecteren. Verder is aandacht, begrip en zelfstandigheid van groot belang. Wij vinden namelijk dat deze bijdragen aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en het gevoel van veiligheid. Wij laten tevens het kind in zijn/haar waarde en proberen hem/haar zo een positief zelfbeeld mee te geven. Dit doen wij door actief naar het kind te luisteren om zo de behoefte van een kind goed in kaart te brengen. Bij een kind dat (nog) niet praat gebeurt dit door non -‐ verbale communicatie. Vervolgens verwoorden wij de gevoelens van het kind. Via de zogenaamde ik – boodschap, waarin de eigen behoeften en gevoelens aan een kind worden uitgelegd, krijgt het kind de vrijheid om te reageren en zijn eigen oplossingen te vinden. Hiermee laten we merken dat het kind wordt begrepen en dat er rekening met zijn/haar gevoelens en behoeften wordt gehouden. Dit is voor elk kind anders en dient er dus naar elk kind afzonderlijk te worden gekeken. Het kind zal op deze manier eerder bereid zijn om met de pedagogisch medewerker of kinderen uit de groep rekening te houden. Zo creëren wij een opvoedingssituatie waarin het gezag van de opvoeder en de vrijheid/zelfstandigheid van het kind met elkaar in evenwicht is. Interactieve vaardigheden De Interactievaardigheden van de pedagogisch medewerker zijn van invloed op de kwaliteit van de kinderopvang. De pedagogisch medewerker heeft namelijk veel interactie met het kind. Daarbij verloopt de interactie met een vierjarig geheel anders dan met een twaalfjarig kind. Het is daarom belangrijk dat de pedagogische medewerkster zich kan aanpassen aan de leeftijd van het kind. Hierbij moet in acht worden genomen dat de pedagogische medewerkster de interactie tussen kinderen kan beïnvloeden. Ook hierbij speelt het verschil in leeftijd een grote rol. Wij gaan uit van zes interactievaardigheden: • Sensitieve responsiviteit • Respect voor autonomie • Structureren en grenzen stellen • Praten en uitleggen • Ontwikkelingsstimulering • Begeleiden van interacties tussen kinderen
4
5
Sensitieve responsiviteit Het kind heeft anderen nodig om zich prettig te voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Tevens heeft het kind behoefte aan aandacht, warmte en emotionele steun. Elk kind laat dit op zijn eigen manier blijken. Het is daarom van belang gevoelig te zijn (‘sensitief’) voor de signalen die het kind afgeeft. Dit gebeurt door goed naar het kind te kijken en proberen te begrijpen wat hij/zij bedoelt. Vervolgens is het belangrijk dat de pedagogisch medewerkster adequaat reageert (‘responsief’). Dit doet zij door op de juiste manier in te spelen op de signalen van het kind. Het is hierbij belangrijk om de emoties en gevoelens van het kind, bijvoorbeeld bij angst of verdriet, te verwoorden. De pedagogische medewerker laat op deze manier merken dat zij zich betrokken voelt bij wat het kind doet, voelt en meemaakt. Dit betekent niet dat het kind altijd krijgt wat hij/zij wil. Het is namelijk niet mogelijk aan alle wensen tegemoet te komen, maar het is wel van belang te laten merken dat de gevoelens van het kind worden opgevangen en ondersteund. Praktijkvoorbeeld Bij een ruzie tussen twee kinderen kan een pedagogische medewerker laten merken dat zij er voor allebei is. De kinderen krijgen de gelegenheid de gevoelens naar elkaar te uiten, om zo tot een oplossing van het conflict te komen. Respect voor autonomie Het kind ontdekt, door actief bezig te zijn, de eigen kunnen en de mogelijkheden in de wereld om zich heen. Hoe ouder een kind wordt, hoe meer hij/zij zelf zal kunnen en willen doen. Het is daarom goed om kinderen hiervoor de mogelijkheid en de ruimte te geven. Een pedagogisch medewerker dient ernaar te streven dat ieder kind de kans krijgt nieuwe dingen uit te proberen en zelf oplossingen te bedenken voor problemen waar hij/zij tegenaan loopt. Op het moment dat het een kind lukt zelf een probleem op te lossen is hij/zij trots op zichzelf. Het zelfvertrouwen van het kind wordt hiermee opgebouwd en zal leiden tot een positief zelfbeeld. Het kind zal gemotiveerd raken om de volgende keer weer iets nieuws uit te proberen. Door toe te passen wat hij/zij eerder leert wordt het kind een zelfstandig persoon die actief is en nieuwe ervaringen opdoen, een persoon met een eigen ‘ik’. Hiervoor dient, indien nodig, in buitenschoolse opvang een balans tussen jonge en oudere kinderen te worden gezocht. Praktijkvoorbeeld De kinderen zijn maskers aan het inkleuren, één van de kinderen wijst het ander kindje erop dat het masker nog niet helemaal ingekleurd is. De pedagogisch medewerker reageert hierop door tegen het kind dat het masker niet helemaal ingekleurd heeft te zeggen “dit vind je mooi zo, toch?”. Het kind knikt bevestigend. Structureren en grenzen stellen Structuur geeft het kind houvast en vergroot het gevoel van veiligheid en zekerheid. Structuur en ordening kan worden aangebracht door een vaste dagindeling en vaste plekken voor de verschillende activiteiten/materialen. Dit geeft het kind houvast, waardoor het hij/zij niet door te veel onverwachte gebeurtenissen wordt verrast. Het dagritme wordt met dagritme kaarten bijgehouden. Een duidelijke opbouw van activiteiten draagt tevens bij aan gevoel van veiligheid. Wanneer de pedagogisch medewerker zelf ook voorspelbaar gedrag vertoond geeft dit rust en ordening. Het kind weet zo waar hij/zij aan toe is, wat wel en niet mogelijk is en past zodoende het gedrag op de situatie aan. Het kind voelt zich nu veilig en zeker om op onderzoek uit te gaan. Dit legt de basis om de ervaringen te verbreden en nieuwe dingen te leren.
5
6
Praktijkvoorbeeld De pedagogisch medewerker neemt het kind aan de hand van de dagritme kaarten mee naar het spelmoment. Het kind herkent iedere dag de structuur en ervaren een gevoel van veiligheid. Praten en uitleggen Het is belangrijk om met het kind zoveel mogelijk te praten. Hierbij dient met het taal-‐ en begripsniveau van het kind rekening te worden gehouden. Ieder kind ontwikkeld zich namelijk in zijn/haar eigen tempo. De pedagogische medewerker moet daarom het taalgebruik afstemmen op de mogelijkheid van het kind, zowel qua vorm als inhoud. Ook moet de eigen tempo aan dat van het kind worden aangepast. Rustig en duidelijk praten maakt het namelijk mogelijk voor het kind het gesprek beter te volgen. Praktijkvoorbeeld Tijdens knippen en plakken vertelt de pedagogisch medewerker aan het kind dat hij/zij een schaar kan pakken en hoe er geknipt moet worden. Ze doet dit in het eigen tempo van het kind, waardoor deze de activiteit goed kan volgen. Ontwikkelingsstimulering Bij ontwikkelingsstimulering gaat het om de dingen die de pedagogisch medewerker doet om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. Hiervoor is het niet alleen van belang op de hoogte zijn van het ontwikkelingsverloop en interesses van het kind, maar ook te weten hoe het kind dient te worden geobserveerd. Die observaties zijn dan weer het uitgangspunt voor hoe er dient te worden gehandeld. Wij noemen dit handelingsgericht observeren. Praktijkvoorbeeld Een kind in de groep heeft nog moeite met benoemen van kleuren. Uit observaties van de pedagogisch medewerk blijkt dat in het speelmoment de kleuren wel goed worden benoemd. Hier wordt verder positief gebruik van gemaakt. Begeleiden van interacties tussen kinderen Het kind wordt binnen het kinderdagverblijf in groepen opgevangen en begeleid, dit maakt het een ideale plaats om sociale vaardigheden te oefenen. Het is dus voor de ontwikkeling van het kind goed dat hij/zij in aanraking komen met leeftijdsgenoten. Zo kan het kind oefenen om samen te spelen, voor zichzelf op te komen of aardig voor een ander te zijn. Het kind doet hiermee positieve en negatieve ervaringen op. Dit stelt hem/haar in de toekomst beter instaat op verschillende situaties te anticiperen. De pedagogisch medewerker heeft door de manier van ondersteunen en begeleiden veel invloed op de manier waarop interactie tussen kinderen verloopt. Het is dus niet alleen belangrijk dat de pedagogische medewerker zelf positieve interacties met kinderen aangaat, maar ook dat de positieve interacties tussen kinderen onderling bevordert. Praktijkvoorbeeld Tijdens het knippen, plakken en inkleuren van maskers stimuleert de pedagogisch medewerker de kinderen om elkaar te helpen en te begeleiden. Het kind vraagt hierdoor uit zichzelf hulp aan een ander kind.
6
7
2. PRAKTISCHE WERKWIJZE GROEPEN EN WEN/DAGSCHEMA Een stamgroep is de groep waar het kind is geplaatst met haar/zijn vaste pedagogisch medewerkers en stagiaires. Hier eet en speelt het kind.
Uitgangspunten: -‐ Er is verantwoorde kinderopvang met vaste groepen kinderen in een eigen ruimte waarbij een opendeuren-‐beleid wordt gehanteerd. -‐ Er wordt aan ouders en kinderen duidelijk aangegeven in welke stamgroep het kind zit en welke pedagogisch medewerker in principe welke dag bij welke groep hoort (dit geldt voor het structurele rooster, behoudens ziekte, verlof of vakantie). Overgang naar volgende leeftijdsgroep De leeftijd van het kind is voor het overzetten naar de volgende groep niet bepalend. Wel is de ontwikkeling en het welbevinden van het kind van belang. Er wordt altijd van tevoren met de ouder overlegd of het verstandig is om voor het kind naar de volgende groep over te gaan. Indien de ouder akkoord is, wordt er besproken wat er op de nieuwe groep kan worden verwacht. VERLATEN VAN DE STAMGROEP Alle groepen: Met uitstapjes naar bijvoorbeeld een kinderboerderij of naar onze aangrenzende buitenruimte. Hoptille en Beoninlaan Horizontale groep: In de ochtend (voor 09:30) en middag (na 16:30 uur) worden alle kinderen op een vaste groep bij elkaar opgevangen. Tussen 09:30-‐16:30 uur gaat elke groep naar hun eigen ruimte. Incidenteel worden samenvoegen twee groepen Wij voegen de groepen samen als er een verjaardag van een kind wordt gevierd. Ook is er sprake van samenvoegen tijdens feestdagen zoals het kerstdiner, paasontbijt. Hiertoe kan tevens incidenteel worden besloten twee groepen een dag samen te voegen. Deze samenvoegingen kunnen alleen plaatsvinden wanneer het maximum aantal kinderen voor de leeftijdsgroep en beroepskracht -‐ kind ratio niet wordt overschreden. Tevens dient de opvang op een pedagogisch verantwoorde wijze te kunnen plaatsvinden. Ouders worden van tevoren over de samenvoeging geïnformeerd. Op de voordeur van de groep wordt voor ouders een brief opgehangen.
7
8
Een pedagogische medewerker korte periode alleen op de groep Als er twee pedagogisch medewerkers op de groep staan en een van hen moet kort de groep verlaten (bv voor toiletbezoek), wordt dit aan een buurgroep gemeld. Tevens dient de deur naar de andere groep te worden opengezet. De babyfoon kan indien nodig worden gebruikt. Wen periode De pedagogisch medewerker voert een intakegesprek met de ouders. Er wordt uitgelegd hoe onze opvang werkt. Ons pedagogisch beleid wordt toegelicht. Tevens wordt er over Piramide verteld en een informatiebrochure op verzoek meegegeven. De huisregels worden bij de intake uitgedeeld. Verder wordt het wen schema afgesproken. Eerst een ochtend, dan een ochtend met een slaapje en vervolgens een hele dag. Deze wenperiode kan per kind verschillen. Flexibele dagopvang Flexibele dagopvang betekent dat ouders hun kind of kinderen op wisselende dagen of dagdelen naar het kinderdagverblijf kunnen brengen. Op de groep is tussen 06.45 en 19.00 uur een flexibele opvang mogelijk. De ouder bepaalt zelf welke tijden hij/zij afneemt. Dit kan handig zijn voor ouders die onregelmatig werken. Een combinatie van flexibele en reguliere opvang is ook mogelijk. De ouders dienen wel de dagen per mail:
[email protected] of persoonlijk/telefonisch te worden doorgegeven. Dit stelt ons in staat een weekplanning of maandplanning te maken. Tevens bestaat de mogelijkheid een extra -‐ of halve dag opvang aan te vragen. De voorwaarde is wel dat de bezetting het dient toe te laten. WERKWIJZE BABYGROEP Op de babygroep komt het verzorgen en knuffelen op de eerste plaats. Ook worden er kleine 1-‐op-‐1 activiteiten gedaan of met een paar kinderen tegelijkertijd kleine spelletjes gespeeld. We zingen, spelen kiekeboe, helpen met lopen, klimmen en zitten. We hebben loopstoeltjes, loopfietsjes etc. We bouwen blokken met de kinderen en gaan met goed weer naar buiten. Wij houden de ontwikkeling van het kind in de kindermap bij. Wij vragen aan de ouders dat ook te doen. Zo kunnen we samen de ontwikkelingen van het kind volgen. De jonge baby’s hebben geen vast dagritme. Elke baby wordt gevoed en slaapt wanneer hij/zij hier behoefte aan heeft. De taken worden door de pedagogische medewerkers onderling verdeeld. Na het ontbijt om 9:30 uur wordt met de grote kinderen op de babygroep in de kring gezeten en het piramide programma uitgevoerd. Zo kan het kind van de babygroep, voordat zij/hij overgaat, alvast wennen aan ritme en structuur van de peutergroep. Observatie baby’s Wij brengen d.m.v. observatielijsten het sociaal-‐emotioneel functioneren, de taalontwikkeling en de motoriek van de baby’s en dreumesen in kaart. De afname is minimaal één keer per jaar. Als een kind ongeveer een jaar is proberen we het eet-‐ en slaapritme van de dreumes groep aan te houden. Di zorgt ervoor dat de overgang zo soepel mogelijk kan verlopen. WERKWIJZE PEUTERGROEP Een deel van de dag wordt er vrij gespeeld en aan de fijne motoriek gewerkt door bijvoorbeeld te knutselen, kralen rijgen, etc. De groepen zijn volgens de Piramide methode ingericht in hoekjes met o.a. bouwhoek, puzzelhoek, poppenhoek. De kinderen mogen kiezen waar ze willen spelen en blijven dan daar een tijdje. Zo leren ze dat er aan een keuze ook consequenties zitten. In deze subgroepen wordt gemiddeld twee keer per dag één uur gespeeld. We gaan elke dag, mits het weer het toelaat, even naar buiten om te rennen, te steppen of te fietsen. Eén maal per week kijken we een dvd van peuterfiguren die dan “in” zijn. Soms neemt een kind een dvd van thuis mee. Wij maken soms popcorn om de bioscoopmiddag compleet te maken.
8
9
Observatie van peuters De observatielijst voor de peuter richt zich op sociaal gedrag, speel-‐ werkhouding en welbevinden. De afname vindt minimaal één keer per jaar plaats. Voor het uitvoeren van Piramide hebben we een activiteitenschema die we jaarlijks opstellen. Cito Volgsysteem Het Cito Volgsysteem jonge kind richt zich op het sociaal-‐emotioneel functioneren en de taal-‐ en rekenontwikkeling. Uit de verkregen informatie van de toetsen en de observatielijsten stemmen wij het aanbod op de behoefte van het kind af. Het Volgsysteem bestaat uit Taal voor peuters (driejarigen), Rekenen voor peuters (driejarigen) en Observatielijsten Jonge Kinderen; voor baby’s, dreumesen en peuters. Wij gebruiken tevens het Peuter volgsysteem hulpprogramma om het kind dat op bepaalde ontwikkelingsgebieden achterblijft gericht te ondersteunen. Peutertoetsen Bij ons wordt het kind tweemaal per jaar individueel getoetst. Peuters die er nog niet aan toe zijn worden niet getoetst. De toetsen Taal voor peuters en Rekenen voor peuters kennen twee normgroepen. Norm groep 1: • 3 jaar en 0 maanden tot en met 3 jaar en 5 maanden. • 3 jaar en 6 maanden tot 4 jaar en 0 maanden. Normgroep 2 • 3 jaar en 5 maanden bij peuter 1 en 3 jaar en 9 maanden bij peuter 2. Dagindeling DREUMES/PEUTERS 06:45 -‐ 9.00 Ontvangst van de kinderen 09:00 -‐ 09:30 Aan tafel voor thee met een tussendoortje (cracker, wafel, etc.) 09:30 -‐ 09:45 Verschonen/ naar de W.C 09:45 -‐ 10.00 De kring 10:00 -‐ 11.45 Ontwikkelingsactiviteiten 11:45 -‐ 12.15 Aan tafel: lunch 12:15 -‐ 12:45 Verschonen en naar bed 12.45 -‐ 14:30 Kinderen die opblijven: spelen/ activiteit 14:30 -‐ 15:00 Verschonen/ naar de W.C. 15:00 -‐ 15:30 Aan tafel: fruit + tussendoortje 15:30 -‐ 16:00 Ontwikkelingsactiviteiten 16:00 – 16:30 Vrijspelen/ naar buiten 17.00 – 18:30 Koekje eten + verschonen/ naar de W.C Zieke kinderen Een ziek kind kan in ons kindercentrum niet worden opgevangen. Dit is in het belang van het kind zelf. Als het kind onverwachts tijdens de opvang ziek wordt dan zal de pedagogische medewerker inschatten of hij/zij kan blijven. Als er wordt besloten dat het kind ziek is dan dient het kind te worden opgehaald. Dit voorkomt ook de andere kinderen ziek worden. Omstandigheden waarbij het kind dient te worden opgehaald: • 38 graden koorts of hoger; • Hoofdluis (tenzij behandeld); • Besmettelijke ziekten; • In alle andere gevallen dat de medewerker van mening is dat het beter voor het kind is om thuis te zijn. We hanteren en raadplegen het ziekteprotocol en hanteren de GGD-‐richtlijnen.
9
10
VIER OGENBELEID Brancheorganisatie • De uitvoering van het vier ogenprincipe moet pedagogisch verantwoord en bedrijfseconomisch haalbaar zijn. • De tussendeuren van de groepen hebben glaswerk. Dit maakt het mogelijk om bij andere de groepen naar binnen te kijken. Daarbij staan de deuren vrijwel altijd open. Alleen bij een activiteit, zoals gym wordt de tussendeur gesloten. De transparante deuren mogen niet met tekeningen of mededelingen worden afgeplakt. • Oudercommissies worden jaarlijks geïnformeerd over de invulling van het vier ogenprincipe op hun locatie. Op het Amsterdamse Poortje doen we dit door • De oudercommissie jaarlijks te informeren. • Een open, professioneel werkklimaat, waarbij de drempel om elkaar op bepaalde gedragingen binnen het werk aan te spreken zo laag mogelijk is, te bevorderen. • Samenvoegen van de stamgroepen aan de randen van de dag (Venserpolder en Hoptille). • Pedagogisch medewerkers in opleiding of vrijwilligers inzetten om aan de vier ogen principe te voldoen. • Inzet van moderne audiovisuele middelen, zoals een camera met beeld/geluid. Hierdoor ontstaat er toezicht in iedere groep. De beelden zijn alleen voor intern gebruik en worden niet bewaard. De privacywetgeving wordt in het protocol in acht genomen.
10
11
3. PEDAGOGISCHE MEDEWERKERS VIEILIGHEID Veiligheid op de opvang is natuurlijk één van de speerpunten. Wij vinden het belangrijk dat de pedagogische medewerker de verantwoordelijkheid hiervoor neemt. De pedagogisch medewerker dient het beleid ten aanzien van dit punt gedegen te kennen en wordt hierover regelmatig bevraagd. Wij begeleiden hierin door het verschaffen van informatie, coaching en training. PEDAGOGISCH MEDEWERKER KIND RATIO (BKR) Bij ‘Het Amsterdamse Poortje’ wordt het aantal beroepskrachten aan de hand van de wettelijke bepalingen vastgesteld. Hiermee doelen wij op de leeftijdscategorieën geldende maximale aantallen kinderen per pedagogisch medewerker. Voor de berekening van het gemiddelde op groepsniveau, maken wij gebruik van de http://1ratio.nl/. Een rekentool dat is ontwikkeld door branchevereniging kinderopvang en BOink. Schema voor de berekening van de pedagogisch medewerker/kind ratio (BKR) en maximale groepsgroottes bij groepen dagopvang van samengestelde leeftijd: • Kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar: 1 pedagogisch medewerker per 4 kinderen. Vanaf 12 weken zijn kinderen bij ons welkom. • Kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar: 1 pedagogisch medewerker per 5 kinderen. • Kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar: 1 pedagogisch medewerker per 6 kinderen. • Kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar: 1 pedagogisch medewerker per 8 kinderen. Bij een verticale groep is er sprake van een groep met samengestelde leeftijden. • Waarvan maximaal acht kinderen van 0 jaar Het rooster is zo ingedeeld dat er elke dag op basis van het BKR voldoende gediplomeerd medewerkers aanwezig zijn. Wij zorgen dat ook tijdens de verlofdagen van de pedagogische medewerker het BKR door inzet van invallers wordt gewaarborgd. Ondersteuning bij incidentele afwijking Beroep Kind Ratio (BKR) De geavanceerde camera’s die op elke groep zijn geïnstalleerd maken het mogelijk dat in het geval de BKR afwijkt, het vier ogenprincipe kan worden gehandhaafd. De camera’s maken het namelijk mogelijk op afstand mee te kijken. Wij kunnen ook een tweede volwassene inzetten. Voor de tweede persoon geldt dat deze persoon niet gekwalificeerd hoeft te zijn. Deze persoon wordt aan onze rooster planning toegevoegd. Gedurende een deel van de dag kunnen er in afwijking van de beroepskracht-‐kind ratio minder beroepskrachten worden ingezet conform de 3-‐uurs regeling*, bijvoorbeeld aan het begin en einde van de dag en tijdens de middagpauze. * De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de gebruikelijke middagpauze. De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur aaneengesloten. Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-‐kind ratio. Afwijken van de vereiste leidster-‐kind ratio is niet toegestaan tussen 9.30 en 12.30 uur en tussen 15.00 en 16.30 uur.
11
12
Kwalificaties van de pedagogische medewerker De opleiding voor sociaalpedagogisch medewerker geldt minimaal Niveau 3 (SPW3) als de gangbare startkwalificatie voor werken op de kinderopvang. In het functieboek kinderopvang staan vergelijkbare opleidingen die ook gekwalificeerd zijn. Eigenschappen pedagogische medewerkers • Ervaring met groepen en samenwerken met anderen. • Inhoudelijke pedagogische kennis en handelwijze. • Enthousiasme, kunnen relativeren, improviseren. • Kennis van activiteiten, ervaringen, initiatieven. • Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. • Diploma’s, VOG en referenties. • Kennis van VVE is een pre. • Taalcertificaat is een pre. WERKGEVER, STAGAIRES EN VRIJWILLIGERS De houder staat indien nodig op de groep. Zij is tevens verantwoordelijk voor de administratie en de begeleiding van de pedagogisch medewerker. De pedagogische medewerker begeleid stagiaires en vrijwilligers. Stagiaires We werken voornamelijk met BOL-‐stagiaires. Zij worden op de groep boventallig ingezet. De taken die een stagiaire uitvoert worden door de praktijkbegeleider en studiebegeleider op basis van de studieresultaten bepaald en zijn tevens afhankelijk van het opleidingsniveau. Wij hebben per leerjaar een takenlijst. BOL-‐stagiaires kunnen in het derde jaar van hun opleiding normatief oplopend worden ingezet. Vrijwilligers Er kunnen ook volwassenen als vrijwilligers in de opvang actief worden. De taken van een vrijwilligers kunnen huishoudelijk van aard zijn. Inval Er zal van invalkrachten worden gebruikgemaakt als de vaste pedagogische medewerkers met vakantie zijn. Ook tijdens ziekte wordt hier gebruik van gemaakt. Achterwacht De achterwacht regeling is van kracht als een tweede volwassene gewenst is of er een calamiteit ontstaat. Wij hebben onze achterwacht per locatie onderling geregeld. Deze gegevens zijn op het bord te vinden. Lunchpauze De pedagogisch medewerker luncht, in geval van een kleine groep en 1 pedagogische medewerker, samen met de kinderen op de groep. Als er meer dan 1 pedagogische medewerker op de groep staat, dan bestaat de mogelijkheid om de beurt de groep te verlaten. De pedagogisch medewerker staat, als er geen stagiaire aanwezig is, gedurende deze periode alleen. In dit geval wordt de babyfoon of de telefoon van de groep gebruikt om contact met de andere groep te houden. OUDERS De pedagogisch medewerkers en ouders hebben elkaar nodig. Gezien het feit dat de opvoeding, begeleiding en de verzorging samen wordt gedaan dient dus een evenwicht tussen thuis en de opvang worden ontwikkeld. Het is hierbij van belang dat de communicatie tussen de ouder en pedagogische medewerker goed verloopt om zo de samenwerking tot stand te brengen.
12
13
Wij vinden het daarom belangrijk dat ouders zich welkom voelen op de opvang. Als ouders vragen, suggesties of wensen hebben dan gaat de pedagogisch medewerker er respectvol mee om. Het belang van het kind staat daarin altijd centraal. Omgekeerd zal de pedagogisch medewerker bij de ouders navragen wat het kind thuis gewend is en wat de persoonlijke voorkeuren zijn. Dit komt de ontwikkeling van het kind ten goede. De pedagogisch medewerker werkt met de ouder samen bij het brengen en halen om de overgang voor het kind zo soepel mogelijk te maken. Het kind kan bij binnenkomst in het kinderdagverblijf rustig van de ouders afscheid nemen. Bij vertrek neemt het kind tevens afscheid van de pedagogisch medewerker. Op de kinderdagopvang is gedag zeggen en samen zwaaien een mooi afscheidsritueel dat voor een kind snel herkenbaar is. Aan het einde van de dag krijgt de ouder informatie over het kind. Wij geven inzicht in wat het kind heeft gegeten en gedronken. Ook geven wij aan wanneer het kind heeft geslapen en hoe vaak hij/zij is verschoond. De pedagogisch medewerker laat ook weten waar het kind die dag plezier aan heeft beleefd. Naast mondelinge communicatie maken wij ook gebruik van het informatiebord om zaken aan te kondigen. Ouders kunnen op de volgende manieren positief bijdragen aan de kwaliteit van de kinderopvang • Door aan de pedagogische medewerker informatie over het kind te geven. • Door te zorgen voor aanwezigheid van symbolen van 'thuis' in het kindercentrum. • Door betrokkenheid te tonen bij wat hun kind doet en leert. • Door met de pedagogische medewerker een vertrouwde relatie op te bouwen. Oudergesprekken De ouders worden vanaf de dreumes groep twee keer per jaar, in september en in mei, voor tien minuten gesprekken uitgenodigd. Ouders kunnen tevens zelf, indien zij over de ontwikkeling van hun kind willen praten, individuele gesprekken aanvragen. Soort gesprek en wanneer -‐ Kennismakingsgesprek: circa 1 maand voor plaatsing of tijdens de rondleiding. -‐ Evaluatiegesprek: circa 3 maanden na plaatsing -‐ Regulier gesprek: 2 maal per jaar -‐ Overgangsgesprek: Overgang baby – peutergroep -‐ Eind gesprek: circa 3 jaar en 9 maanden (voordat kind naar de basisschool gaat). Oudercommissie In de wet staat vermeld dat elk kinderdagverblijf een oudercommissie dient te hebben. Per vestiging hebben wij dan ook een oudercommissie. Tevens zijn wij aangesloten bij de oudervereniging BOinK. Per jaar vinden er vier a vijf keer vergaderingen plaats om de speerpunten te bespreken. Elke bijeenkomst wordt op de locatie van het kind georganiseerd. Tijdens de vergadering wordt bepaald wie er verantwoordelijk is voor het maken van de notulen. Dit verslag wordt naderhand naar de directie en inspectie verstuurd. De constateringen en adviezen worden door de partijen ter harte genomen om zo de kwaliteit van het kinderdagverblijf te kunnen waarborgen en eventueel te verbeteren. Een oudercommissie heeft als doel mee te denken en te adviseren over o.a.: • Voedingsaangelegenheden • Algemeen beleid op het gebied van: opvoeding, veiligheid, gezondheid • Openingstijden • Het beleid m.b.t. spel en ontwikkelingen ten behoeve van het kind • Vaststellen of wijziging van een regeling van klachten en het aanwijzen van personen die
13
14 belast worden met de behandeling van klachten. • Wijziging van de prijs van kinderopvang.
Mapjes Elk kind dat bij ons op de opvang komt krijgt een eigen mapje. In dit mapje komen verslagen die door de pedagogisch medewerker worden geschreven. De ouders mogen het schrift van hun kind ten alle tijden inzien. Ook de ouders mogen in het mapje over de ontwikkeling van hun kind of kinderen schrijven. De observatielijsten en resultaten van de toetsen worden in een aparte map bewaard, deze kunnen ouders tijdens het tien minuten gesprek inzien. Nieuwsbrief Wij verzorgen vier keer per jaar een nieuwsbrief (elk seizoen één). Hierin staan nieuwtjes over de groepen en de locaties.
14
15
4. OPVOEDDOELEN PIRAMIDE METHODE Het is van belang te weten dat het kinderdagverblijf ook met het VVE-‐programma geen school is. Bij de Piramide staat spelen, gezelligheid en een goede samenwerking centraal. Met het VVE-‐ programma wordt iedere dag op dezelfde wijze opgebouwd. Dit geeft het kind structuur die/zij nodig heeft. De inrichting van de groep dient inspirerend, uitdagend en veilig te zijn. De Piramide werkt dan ook met verschillende hoekjes om dit te bewerkstelligen. Wij hebben een knutselhoek, een poppenhoek, bouwhoek, een leeshoek en een puzzelhoek. Het kind leert zo keuzes te maken, waar consequenties aan worden verbonden. Tevens creëren de hoekjes het gevoel dat het kind niet wordt bekeken, dit zorgt ervoor dat het kind veiligheid ervaart. Dit komt de fantasie van het kind ten goede. De interactie met de pedagogisch medewerker is hierbij van groot belang. De pedagogische medewerker helpt het kind als de fantasie op zich laat wachten door mee te spelen. De pedagogische medewerker krijgt tijdens het meespelen een goed inzicht in het spel van het kind. Piramide werkt niet alleen met hoekjes maar ook met thema’s. Per jaar zijn er twaalf thema’s. Het thema ‘welkom’ duurt drie weken. Alle andere thema’s duren vier weken. Ieder thema of project wordt volgens de vier stappen van het Piramide methode rustig opgebouwd: oriënteren, demonstreren, verbreden en verdiepen. Iedere groep is met hetzelfde thema bezig. Op de thematafel staan voorwerpen die met het thema te maken hebben. Verder maakt het kind met elk thema kennis in de vorm van spel, lied, en knutselactiviteiten. Enkele voorbeelden van thema’s zijn: kleding, kunst, wonen, ziek en gezond, verkeer. De pedagogische medewerker houdt in dit proces de ontwikkeling van het kind bij door middel van observatielijsten. Een kind dat achterstand heeft of dreigt op te lopen krijgt extra begeleiding van hun pedagogisch medewerker. De samenwerking tussen pedagogisch medewerker en ouder is hierbij van groot belang. Daarom vragen wij participatie van de ouders. Door middel van meedenken en meedoen komt de samenwerking tot bloei. Kind volgsysteem Wij werken met een kind volgsysteem, het ELKK. SOCIAAL EMOTIONELE VEILIGHEID Het jonge kind dient zich veilig en beschermd te voelen om te kunnen ontwikkelen. Het gevoel van veiligheid wordt door de groepsleiding, de ruimte/ omgeving en het contact met de andere kinderen bepaald. Hoe doen we dat? De pedagogisch medewerker: • Biedt de kinderen een vaste structuur gedurende de dag. Dit zorgt voor rust en creëert een veilig gevoel. • Besteed veel aandacht aan het kind om een band van vertrouwen met het kind op te bouwen. • De kinderen krijgen onvoorwaardelijke steun en aandacht. • De aanwezigheid van bekende leeftijdsgenootjes draagt bij aan het gevoel van bescherming en veiligheid. • Zorg dragen voor een consistente groep, m.b.v. pedagogisch medewerkers die op vaste dagdelen aanwezig zijn.
15
16
Reageert sensitief en responsief op de kinderen en accepteren de gevoelens van het kind. Past zich aan de ontwikkeling van het kind aan. WELBEVINDEN Ons streven is om ervoor te zorgen dat het kind zich in de opvang prettig en op haar/zijn gemak voelt. Het welbevinden van het kind staat hierbij centraal. Welbevinden is de basis en voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling. Het gedrag van het kind laat zien of hij/zij zich op de opvang prettig en gemak zijn/ haar gemak voelt. Ouders kunnen uit de reacties thuis een indruk krijgen hoe hun kind de kinderopvang ervaart. Praktijkvoorbeelden 1. De pedagogisch medewerker verschoont Sam en praat en knuffelt ondertussen met hem. 2. De pedagogisch medewerker noemt alle kinderen bij naam. PERSOONLIJKE COMPETENTIE De pedagogische medewerker stimuleert bij het kind veerkracht, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit stelt het kind in staat om zich snel te kunnen aanpassen aan veranderingen in de omstandigheden. Tevens wordt het kind veerkrachtiger en kan hij/zij allerlei type problemen adequaat aanpakken. Zelfstandigheid van het kind Wij vinden het belangrijk om de zelfstandigheid van het kind te bevorderen. Dit is voor de eigenwaarde van het kind van belang. Het kind kan zo zelf bepalen en ontdekken wat het wil en kan. Het kind leert hierdoor omgaan met zijn eigen mogelijkheden en ontwikkelt een positief zelfbeeld. Hoe doen we dat? De pedagogisch medewerker: De pedagogisch medewerker gaat ervan uit dat een kind veel zelf kan. De activiteiten die een kind aangeboden krijgt moeten dus uitvoerbaar zijn. Het kind zal soms ook dingen aangeboden krijgen die net boven zijn/haar capaciteit liggen om ervoor te zorgen dat het kind wordt gestimuleerd in het zoeken naar een oplossing voor een nieuwe problemen of activiteiten. Praktijkvoorbeelden 1. De kinderen krijgen stukjes fruit aangeboden op een bord. Het bord gaat rond en het kind mag hier zelf een stukje van pakken. 2. De peuter worden door de pedagogisch medewerker uitgenodigd om te helpen een moeilijke puzzel te maken. Dit stimuleert het zelfvertrouwen. 3. De peuter smeert zelf zijn/haar boterham. Maken van keuzes Wij vinden het belangrijk dat het kind zelf keuzes leert maken en de kans krijgt om eigen ideeën in te brengen. Dit bevordert namelijk de zelfstandigheid van het kind. Hij/zij wordt op deze manier gestimuleerd om initiatief te nemen. Het kind ontwikkelt hierdoor een positief zelfbeeld en krijgt zelfvertrouwen. Hoe doen we dat? De pedagogisch medewerker: Wij bevorderen dit door het kind zelf te laten kiezen en door te reageren op de keuze en inbreng van het kind. Praktijkvoorbeelden 1. Het speelgoed staat laag zodat de kinderen zelf speelgoed kunnen pakken. 2. De kinderen mogen zelf kiezen wat ze op hun boterham willen. • •
16
17
Taalontwikkeling Wij besteden veel aandacht aan de taalontwikkeling. De voertaal op Het Amsterdamse Poortje is Nederlands. De pedagogisch medewerkers stimuleren de taal door veel te praten, te lezen en te vertellen. Zij drukken zich exact uit, en brengen geduld en respect op voor de behoefte van het kind. Elk kind wordt als individu benaderd. Tevens is de pedagogische medewerker attent voor gevoelige periodes waarin het kind kan verkeren. Kinderen hebben ook zelf veel te vertellen. Het is waardevol om aan te sluiten bij de geluidjes die een kind maakt, of bij de dingen die hij/zij zegt. Op deze manier wordt de taalontwikkeling gestimuleerd. Door de ervaringen van een kind te benoemen (‘je vindt dat leuk hé?’) en de pogingen van het kind aan te moedigen (‘wat kun jij dat goed’) stimuleer je een kind om zijn ervaringen uit te breiden en nieuwe dingen te blijven proberen. Je kunt een kind ook aanmoedigen door zelf deel te nemen aan een activiteit. Hoe doen we dat, de pedagogisch medewerker • Doet met het kind op hun niveau mee. • Observeert, verzamelt informatie en luistert naar het kind. • Behandelt het kind als gelijkwaardige gesprekspartner en past zich qua taal aan het kind aan. • Respecteert wat kinderen zeggen. • Stimuleert het kind om een gesprek aan te gaan. • Stelt vragen niet zomaar. De pedagogisch medewerker stimuleert de kinderen om zich verbaal uit te drukken, door: • Het spelen van taalspelletjes. Hierbij wordt er van kijkboekjes en illustratiekaarten gebruik gemaakt. • Spelletjes te spelen waarbij het leren van vormen, kleuren, cijfers, letters, dagen, maanden en seizoenen centraal staan. Hiervoor worden o.a. illustratiekaarten, boeken en puzzels gebruikt. • De getallen worden door middel van telspelletjes met het kind geoefend. Bijvoorbeeld het tellen van rozijntjes. • Na het voorlezen wordt het kind gevraagd om het verhaal na te vertellen. Hierbij let de pedagogische medewerker erop dat het kind meedoet. • Met thema’s te werken zoals jaargetijden of dieren. • Gesprekken in een kring of individueel te voeren. • Muziek te spelen en te zingen. Het kind kan zich geheel uitleven met zang en dans. Het taalgevoel wordt ook zo gestimuleerd. Praktijkvoorbeelden 1. Voor de baby benoemt de pedagogisch medewerker de dieren van de boerderij. 2. Nick wijst een trein aan, maar benoemt de trein niet. De pedagogisch medewerker benoemt voor hem de trein. Lichamelijke ontwikkeling Lichamelijke ontwikkeling van het kind wordt onderverdeeld in grove/fijne motoriek en de ontwikkeling van zintuigen. -‐De diversiteit aan materialen die we op het dagverblijf hebben zijn erop gericht de lichamelijke ontwikkeling te stimuleren. Deze worden specifiek voor iedere leeftijd aangeboden. Daarbij biedt de buitenspeelplaats veel mogelijkheden voor bijvoorbeeld fietsen of op één been hinkelen. Grove motoriek
17
18
Onder grove motoriek wordt de samenhang en bewegingen van de armen, benen en de romp verstaan, zoals: trappelen, steunen, zitten, kruipen, rollen, gooien, lopen, buigen en springen. Voor de baby’s zijn rol of kruip oefeningen. Er staat één beweging centraal. Voorbeelden van oefeningen: • Op een plek en door de ruimte bewegen. • Met voorwerpen bewegen. • Opvolgen/uitvoeren van een beweging. Ook wordt er dagelijks muziek gespeeld zodat het kind ervaring krijgt met maathouden. Zij kunnen vrij op muziek bewegen. Fijne motoriek Wij verstaan onder fijne motoriek de oog-‐ hand coördinerende bewegingen, zoals: vasthouden, aankleden, zelfstandig eten, kralen rijgen, blokken opstapelen. De pedagogisch medewerker stimuleert en bevordert deze door verschillende activiteiten te ontwikkelingen. Zo wordt er dagelijks geknutseld met klei of verf. Tevens tekent het kind vaak. Ook het maken van puzzels draagt bij aan de bevordering van deze motoriek. De oefeningen voor de baby’s zijn gericht op het aangeven of het te laten vasthouden van een voorwerp. Ook het rollen van een bal en het terugrollen werkt bevorderend. Cognitieve ontwikkeling/ ontwikkeling van de zintuigen Een kind leert eerst door te doen en door concrete materialen te leren kennen. Vervolgens vormt het kindbeelden en woorden. Met de aard van de ‘werkjes’ wordt ingespeeld op de van nature aanwezige drang van kinderen om dingen te onderzoeken en te ontdekken Voor het kind is zo het herkennen van voorwerpen belangrijk. Hier kan aan worden gedacht aan hoe deze klinken, aanvoelen, smaken en ruiken. Het legt de basis voor het vormen en begrijpen van symbolen. Het leren wordt aangemoedigd door met veel verschillende materialen te werken en alle zintuigen te stimuleren. Dit komt terug in bijvoorbeeld de schudkokers met verschillende geluiden, de zelfgemaakte voelzakjes, en de spulletjes met verschillende geuren uit de winkel (zie ontdek hoek). Het kind ziet bijvoorbeeld een metalen handvat uit het zand steken en denkt meteen aan een schop. Hij/zij hoort een geronk in de lucht en stelt zich een vliegtuig voor. Voor de baby’s wordt er gewerkt met allerlei soorten materialen waaronder houten of pluchen voorwerpen. Hoe doen we dat? De pedagogisch medewerker: • Stimuleert het herkennen van geluiden door bijvoorbeeld met verschillende materialen in blikjes geluiden te produceren. • Dagelijkse worden er leesboeken, cassette of liedjes voor klein en groot beluisterd. • Leert onderscheiden van zintuigen door bijvoorbeeld het voelen aan macaroni als het gekookt of ongekookt is (grotere kinderen). • Leert herkennen van geuren door aan een doos waarin bijv. chocolade heeft gezeten te laten ruiken. • Leert herkennen van kleuren door elke dag te vragen wat de kleur van iets is. • Begeleidt spelenderwijs op basis van de piramide methode het spel met taal. • Biedt spelmateriaal dat passend is bij de fase van het kind. • Geeft uitleg en informatie. Creatieve ontwikkeling Het kind ervaart het spelen als heel belangrijk. Het kind bepaalt namelijk aan de hand van het spel de situaties en geeft hier vorm aan. De pedagogisch medewerker brengt vooraf aan het spel ordening
18
19
aan in de ruimte en doet mee aan het spel. Hiermee ondersteunt ze de speelsheid van het kind. Indien nodig breidt de pedagogische medewerker het spel van een kind uit door bijvoorbeeld nieuw spelmateriaal te introduceren. Soms komt het voor dat het kind niet goed weet wat zij/hij met een werkje dient te doen of pakt het niet zelf op. De pedagogisch medewerker stimuleert het proces door het kind bij de hand te nemen en te vragen: “Zullen we een werkje pakken? Ja? Uit welke kast wil je dan iets? Pak het zelf maar.” De pedagogisch medewerker blijft er even bij en neemt vervolgens, op het moment dat het kind het zelf kan, afstand. Andere kinderen zijn juist weer zo druk dat zij gebruik moeten maken van het toilet. Deze kinderen moeten er juist weer aan worden herinnerd dat ze even niet kunnen spelen. Hoe doen we dat? De pedagogisch medewerker: • Laat het kind fantaseren. • Zorgt ervoor dat het kind gebruik kan maken van verschillende materialen. • Laat het kind zelf ontdekken. • Laat het kind rollen spelen. • Laat het kind verhalen verzinnen. • Laat het kind kennis maken met voorwerpen. Sociale competentie Het kind doet, door deel te zijn van een groep, mee aan groepsgebeurtenissen in de leeromgeving. Hiermee worden sociale competenties opgebouwd. Het kind krijgt zo de kans zich te ontwikkelen tot een persoon die goed in de samenleving kan functioneren. Met sociale competentie worden sociale kennis en vaardigheden bedoeld. Hier kan worden gedacht aan: • Anderen helpen. • Samenwerken. • Kunnen communiceren. • Het zich in een ander kunnen verplaatsen. • Conflicten voorkomen en oplossen. • De interactie met leeftijdsgenoten. Hoe doen we dat? De pedagogisch medewerker • Communiceert met het kind en stimuleert hem/haar onderling te communiceren. • Begeleidt de samenwerking tussen de kinderen in activiteiten zoals binnen en buiten spelen, puzzels maken, knippen, plakken en verven, liedjes zingen, ‘klusjes’ doen, gezamenlijk eten en drinken. • Let erop het kind zich niet buitengesloten voelt en betrekt hem/haar bij activiteiten. • Leert het kind behulpzaam te zijn en rekening te houden met anderen. OVERBRENGEN VAN WAARDEN EN NORMEN Als kinderopvang doen we ons best om kinderen vertrouwd te maken met onze waarden en normen. Dit doen we o.a. door zelf het goede voorbeeld te geven. De pedagogisch medewerker realiseert zich dat ze “model” staat. Door zelf op een verantwoorde wijze met waarden en normen om te gaan, zoals: eerlijk zijn, saamhorigheid, elkaar geen pijn doen. Zij dient de kinderen deze normen en waarden uit te leggen. Hoe doen wij dat? De pedagogisch medewerker: • Probeert in de dagelijkse omgang met het kind spelenderwijs hem/haar bij te brengen hoe hij/zij zich dient te gedragen. • Bevordert goed te functioneren in een groter geheel: de groep, het kinderdagverblijf, de maatschappij. We beschouwen dit als kerndoel van de opvoeding.
19
20 • • • • • • • •
Laat het kind kennismaken met grenzen, normen, waarden, gebruiken en omgangsvormen in onze samenleving; Laat het kind door middel van een gezelschapsspel ervaren hoe het is om op een beurt te wachten. Zorgt ervoor dat het kind netjes aan tafel te zitten en met bestek eet. Leert het kind respectvol met het speelgoed om te gaan en het op te ruimen. Leert het kind om netjes te vragen wanneer hij/zij iets van een ander kind wil krijgen. Leert kinderen elkaar te helpen. Leert het kind om aan een ander te zeggen wat hij/zij wel en niet prettig vindt. Geeft aan wat wel en wat niet mag.
Praktijkvoorbeelden De jongere baby's zitten gezellig in een wipstoeltje om de tafel heen als de oudere baby's fruit gaan eten. Sam duwt Jos. Jos gaat huilend naar de pedagogisch medewerker toe en vertelt wat er is gebeurd. De pedagogisch medewerker legt Jos uit dat wanneer hij Sam duwt, Sam pijn voelt en daar verdrietig van wordt. Vervolgens gaat de pedagogisch medewerker met Jos naar Sam toe en laat Jos sorry zeggen tegen Sam en een knuffel geven. De kinderen gaan verder samen spelen. Sfeer Wij vinden het belangrijk dat een kind zich prettig voelt. Sfeer en gezelligheid kunnen hieraan bijdragen. Wij hebben daarom bewust voor felle kleuren in de inrichting gekozen. Dit straalt vrolijkheid en warmte uit. Het gezellig maken van de groep doen we door tekeningen te maken, op de ramen te schilderen en werkjes van de kinderen op te hangen. De groep wordt tevens volgens het thema van Piramide van het moment aangekleed. Aandacht voor rituelen: feestdagen en verjaardagen De bijzondere dagen krijgen bij ons veel aandacht. Zo wordt er bijvoorbeeld carnaval gevierd. De kinderen mogen dan verkleed komen. Er worden spelletjes gespeeld, er wordt gedanst en natuurlijk extra gesnoept! Voor Koninginnedag wordt er geknutseld. Pasen vieren wij met alle kinderen op 1 groep tijdens de paasbrunch. Voor Moederdag en Vaderdag wordt er ook iets moois geknutseld. Tijdens sinterklaas komt of Sint of de pieten langs. Met de kerstviering brengen alle kinderen iets mee voor de lunch. Wij eten dit gezamenlijk op. Wanneer een kind jarig is wordt dit, in overleg met de ouders, gevierd. Er wordt een feestmuts gemaakt, er wordt gezongen en er mag worden getrakteerd. Ook krijgt het kind van ons een cadeautje. Als er een ouder bij de viering wil zijn dan kunnen er met de pedagogisch medewerker van de groep afspraken worden gemaakt. De verjaardag van een pedagogisch medewerker wordt met een muts, traktatie, cadeautje en zingen gevierd. Iedereen komt dan naar de groep van de desbetreffende pedagogisch medewerker. In de meesten gevallen worden de verjaardagen in de ochtend gevierd. Het belonen van een kind Als het kind iets goeds heeft gedaan bijvoorbeeld: opgeruimd, gekleurd, geholpen, dan geven wij hem/haar een compliment. Het maakt niet zoveel uit wat hij/zij gedaan heeft, soms is het al fijn voor een kind om te horen dat hij/zij leuk is gekleed. Een knuffel, een aai over zijn/haar bol, alle aandacht is goed. Het bevordert namelijk het zelfvertrouwen van het kind. Wij letten er ook op dat stille kinderen ook voldoende aandacht krijgen. Er zijn kinderen die om aandacht vragen, maar zeker niet allemaal! Sommige groepen, vooral de peutergroep, kunnen werken met een “hulpje van de dag”. Dit houdt in dat elke dag een ander kind de pedagogisch medewerker mag helpen met taken, zoals: tafeldekken, afwassen, spullen klaarzetten. Het kind vindt dit erg plezierig. Hij/zij krijgt zo veel aandacht en voelt
20
21
zich heel bijzonder! De pedagogisch medewerker maakt dit zichtbaar met een kalender waar alle namen van de kinderen in te vinden zijn. Hier plakt zij stickers in, zodat iedereen kan zien wie wanneer aan de beurt is. Zo wordt er niemand vergeten. Het heeft een pedagogisch doel: de kinderen leren op hun beurt te wachten. Tevens zorgt dit ervoor dat het kind leert anderen te helpen. Zindelijkheidstraining Het is van belang te weten dat op het kinderdagverblijf geen potje wordt gebruikt. Kinderen gaan gelijk op het toilet. Op de peutergroep zijn er kindertoiletten voor de zindelijke kinderen aanwezig. Ouders en pedagogische medewerkers besluiten in goed overleg of een kind eraan toe is om zindelijk te worden. De pedagogische medewerker werkt vervolgens nauw met de ouder samen om het proces goed te laten verlopen. Het kind krijgt uiteraard uitleg wat er van hem/haar wordt verwacht. De pedagogisch medewerkster gaat elke ochtend na de kring met alle peuters naar het toilet. De kinderen die reeds zindelijk zijn geworden mogen eerst naar het toilet. De peuters die zindelijk zijn motiveren zo de rest om zindelijke te worden. De pedagogisch medewerker blijft bij het kind die probeert gebruik te maken van het toilet. Lukt deze poging dan wordt het kind natuurlijk flink beloond met complimenten en sticker. De sticker wordt op een plaat met de naam van het kind geplakt. Als het niet lukt dan zegt de pedagogisch medewerker: ‘We proberen het later.’ Als deze methode een tijdje goed gaat dan wordt de luier vervangen door een onderbroekje en de meeste kinderen vinden dat reuze stoer! De pedagogisch medewerkster vraagt de ouders dit thuis ook te doen. Uiteraard zullen er in het begin veel ongelukjes plaats vinden. Er dient dus reserve kleding van thuis te worden meegebracht. Uiteindelijk zal elk kind zindelijk worden de één wat sneller dan de ander. Het is van belang begripvol te zijn bij ongelukjes en goed te ondersteunen. Het hebben van geduld is noodzakelijk! Onwenselijk gedrag corrigeren Op de babygroep zijn de non-‐verbale communicatie en de stemtoon erg belangrijk. Een jong kind weet nog niet wat hij/zij wel of niet mag. Het kind weet ook niet of bijten en slaan een ander kind pijn doet. Het is belangrijk om bij een jong kind in te grijpen. Zo leren hij/zij tijdig wat wel en niet is toegestaan. Bij de dreumesen en peuters is het erg belangrijk om duidelijk en consequent te zijn. Deze leeftijd heeft veel baat bij regels en de handhaving. Dit geeft namelijk rust en duidelijkheid. Allereerst gaat een pedagogisch medewerker op ooghoogte van het kind zitten. Zij spreekt het kind aan met een boos gezicht en schudt met haar hoofd en zegt: ‘Nee, dat mag je niet doen’. Zij laat hem/haar het ander kind troosten door zijn handje te pakken en met dat handje het andere kind te aaien. Verder dient er sorry te worden gezegd. Bij het uitspreken van de namen is het belangrijk te benadrukken dat hij/zij lief is Sommige groepen werken met een nadenk stoel. De nadenk stoel heeft alleen zin als het kind oud genoeg is om de bedoeling van de stoel te begrijpen. Het kind zit een paar minuten op deze stoel om na te denken over de verrichte daden. Hierna wordt het kind aangesproken op dezelfde wijze als hierboven is beschreven. Het gesprek met het kind dient gevoerd te worden door de pedagogisch medewerker die hem ook als eerste heeft aangesproken of op de stoel gezet. De pedagogisch medewerker laat ook weer snel merken dat het kind weer lief is!
21
22
5. OVERIGE INFORMATIE Klachten Indien de ouders klachten hebben dan kunnen zij uiteraard bij ons terecht. De pedagogische medewerker kan hierover worden aangesproken of er kan een afspraak met de directie worden gemaakt. De mogelijkheid bestaat om de klachtenbrief per mail naar
[email protected] op te sturen. Geschilcommissie Per 1 januari 2016 zijn alle kinderdagverblijven verplicht aangesloten te zijn bij de geschillencommissie. Wij hebben ons aangesloten kinderopvang en peuterspeelzalen geschillencommissie. Welke klachten behandelt de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen? De belangrijkste onderwerpen die de commissie kan behandelen zijn: • Uitvoering van de overeenkomst • Verandering van de overeenkomst • Opzegging van de overeenkomst en kosten daarvan • Annulering van de overeenkomst en kosten daarvan • Kwaliteit van de opvang • Kosten van de opvang • Opvangtijden • Gedragingen van (medewerkers van) de ondernemer • Een besluit van de ondernemer waarin de oudercommissie zich niet kan vinden U heeft de mogelijkheid via https://www.degeschillencommissie.nl/consumenten/ een klacht in te dienen. Toezicht, veiligheid en hygiëne Het Amsterdamse Poortje voldoet aan de regels zoals deze gesteld zijn in de Wet Kinderopvang en aanverwante regelgeving. Jaarlijks controleert de Inspectie van de GGD of het kindercentrum aan het inspectiekader, waaronder de uitgevoerde risico-‐inventarisatie voor gezondheid en veiligheid en actieplannen. Het Amsterdamse Poortje werkt met duidelijke protocollen en huisregels om de veiligheid en gezondheid in de praktijk goed te kunnen waarborgen. Het inspectierapport, de risico-‐inventarisaties veiligheid en gezondheid, de huisregels, protocollen en de actieplannen liggen ter inzage op het kinderdagverblijf. Deze worden regelmatig besproken, aan de praktijk getoetst en eventueel bijgesteld. Wij houden jaarlijks een ontruimingsoefening en krijgen de beroepskrachten een (herhalings-‐) cursus EHBO en/of BHV voor kinderen. Het personeel op ons kinderdagverblijf heeft duidelijke instructies over de te volgen werkwijze inzake veiligheid, gezondheid en ons pedagogisch beleid.
22
23
6. PROTOCOLEN Kinderdagverblijf het Amsterdamse Poortje beschikt over protocollen met betrekking tot verscheidene onderwerpen. De protocol handboek ligt op beide locaties van de opvang en is ten alle tijden voor ouders in te zien. Het handboek bestaat uit de volgende onderdelen: • Werkinstructies veiligheid en gezondheid • Protocol hygiëne • Voedselveiligheid • Protocol ventileren • Protocol warm weer • Ziektebeleid + bijlage: overeenkomst medicatie toediening • Protocol preventie wiegendood • Werkinstructie Veilig slapen • Achterwacht regeling • Cameratoezicht • Richtlijnen buitenspelen • Brandprotocol • Formulier: ongevallenregistratie • Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling • Klachtenregeling • Risico inventarisaties veiligheid en gezondheid In dit beleid behandelen wij alleen het Protocol Zorg kind.
Protocol Zorg Kind
De zorg van de pedagogisch medewerker kan betrekking hebben op • Aspecten in de ontwikkeling van het kind. Er kan sprake zijn van een achterstand of een stoornis, waarbij er vermoedelijk meer gerichte ontwikkelingsstimulering is gewenst. Ook kunnen er twijfels zijn over het lichamelijk functioneren. • Het gedrag van het kind in de groep. Het kan gaan om druk-‐, agressief-‐, obstructief of heel teruggetrokken en verlegen gedrag. Er moet ook worden gelet op gedrag dat opeens verandert of zich ontwikkelt naar extreme vormen. Tevens kan er sprake zijn dat het gedrag niet bij de leeftijd of de situatie past. • Opvoedingsklimaat of opvoedingsproblemen thuis. De pedagogisch medewerkers kennen de ouders vaak goed en zijn tot op zekere hoogte bekend met de thuissituatie. Op basis daarvan kan een pedagogisch medewerker soms zorg dragen. o.a. in verband met het welzijn en de gezondheid van ouders, de interactie tussen ouder en kind, de sociaaleconomische omstandigheden van het gezin. • De overgang naar de basisschool gaat gepaard met verandering. De pedagogisch medewerker kent een kind goed en is betrokken bij het overgangsproces. Bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties Signaleren Het is noodzakelijk om een bepaald deskundigheidsniveau van de pedagogisch medewerker te eisen en dit op peil te houden om vroegtijdige ontwikkelingsproblemen te signaleren.
23
24
Pedagogisch medewerker kan: • De ontwikkeling van kinderen volgen en stimuleren. • Feitelijk gedrag van het kind observeren en registreren (in een observatiesysteem). • Bijzonderheden of zorgen (niet-‐pluis gevoelens) over het gedrag en ontwikkeling van het kind signaleren en bespreken met het team en de ouders. • Het gesprek over het gedrag en de ontwikkeling van het kind met de ouder op professionele wijze (gesprekstechniek) uitvoeren. • Bijzonderheden in gedrag en ontwikkeling signaleren door middel van een signalerings-‐ instrument. • Samen met de ouder een vervolgstappenplan opstellen (en evalueren). Kind volgsysteem: volgen en observeren Bij het observeren van de individuele ontwikkeling en welbevinden van de kinderen wordt gebruik gemaakt van observatie-‐instrumenten (Ziko, welbevinden, etc.). Afhankelijk van de locatie zijn er verschillende observatie instrumenten beschikbaar. Dit wordt afgestemd op het instrument van de basisschool. Elk jaar wordt er per kind geobserveerd en een vragenlijst ingevuld door de pedagogisch medewerkers. Hiermee kunnen wij de ontwikkeling van het kind volgen. Aan de hand van het kind-‐ volgsysteem worden de oudergesprekken gevoerd. Daarnaast worden de resultaten met de pedagogische medewerkers in het groepsoverleg met de leidinggevende besproken. Aan de hand hiervan wordt de werkwijze op de groep onder de loep genomen en waar nodig aangepast. Als de pedagogisch medewerker vermoedt dat er iets aan de hand is, observeren zij eerst het kind gericht. Vervolgens zullen bevonden resultaten met de leidinggevende worden besproken. Hierna wordt er een afspraak met de ouder ingepland. Tijdens het gesprek dient naar voren te komen of de ouder het probleem herkent om zo samen een structurele aanpak te ontwikkelen om het probleem op te lossen. Wij streven namelijk naar maatwerk voor elk kind om zo gericht mogelijk te ondersteunen en geloven dat dit alleen kan worden bewerkstelligd door een nauwe samenwerking met de ouder. Tevens werken wij samen met de zorgpartners in de wijk gebonden zorgteams. Vermoeden mishandeling/misbruik De pedagogisch medewerker is ook hier verantwoordelijk voor het in kaart brengen van de zorgbehoefte van het kind. Zij is het aanspreekpunt voor leidinggevende/coördinator en de ouder. Bij vermoeden van mishandeling of misbruik geldt namelijk een ander plan van aanpak. De pedagogische medewerker volgt het onderstaande schema op het moment dat er zorg ontstaat en het vermoeden van een achterstand aanwezig is. Stappen schema signalering zorgkinderen Stap 1. De pedagogisch medewerker maakt zich zorgen over een kind • Waarover is de zorg op zijn plaats? • Het kind observeren en observaties vastleggen. • Zorgen delen en bespreken met pedagogische deskundigen. • Observaties in een (verkennend) gesprek voorzichtig voorleggen aan de ouders. Stap 2. Handelingen pedagogisch medewerker • Inschakelen deskundigen: overleg Jeugdteam, CB arts of wijkverpleegkundige binnen IKC • Eventueel inschakelen deskundige/pedagoge voor gerichte observatie. • Contact onderhouden met ouders.
24
25 • • • •
Ontwikkelingen en contacten vastleggen in een rapportage. Eventueel overleggen met leidinggevende/coördinator Opstellen plan van aanpak/stappenplan Bespreken met Jeugdteam en IB-‐ basisonderwijs
Stap 3. Plan van aanpak • Observaties en informatie vastleggen • Verzamelen gegevens over probleem/zorg -‐ Jeugdteam • Benaderen deskundigen betreffende voortgang/oplossing • Overleggen met ouders • Eventuele mogelijkheid doorverwijzing aangeven (MKD, peuter behandelgroep, o.i.d.) i.s.m. Jeugdteam/pedagoge. Zij verwijzen door naar externe hulpinstanties. Stap 4. Nazorg • Specifieke informatie doorgeven in overdracht naar basisonderwijs • Ook zorgdocumentatie aan ouder meegeven. • Bespreken bij ‘warme overdracht’-‐ netwerkbijeenkomsten leerkracht basisonderwijs • Bij informatievraag zorginstelling: informatie doorgeven -‐ CB zorg documentatie en observatieformulier Cito. • Bij wachtlijst MOD mag het kind eventueel langer op de peuterspeelzaal/voorschool blijven: overleggen met coördinator en medewerkster inschrijvingen. De ouders dienen het verslag, voor gezien, te tekenen en behoudt het recht het dossier van hun kind ten alle tijden in te zien. DE pedagogisch medewerker dient ook na het afhandelen van het plan extra alert te zijn op de ontwikkeling en het welzijn van het kind. Signalen en zorgen worden direct gemeld bij de leidinggevende, deze neemt waar nodig contact op met het OKC/CJG/JGZ). Doorverwijzen zie sociale kaart (bijlage 1) en indien nodig: meldcode kindermishandeling sociale kaart. Toerusting en ondersteuning Om de kennis en vaardigheden van de pedagogisch medewerker up-‐to-‐date te houden biedt het kinderdagverblijf jaarlijks trainingen en cursussen aan. Dit verhoogt de competenties van de medewerker en de kwaliteit van de kinderopvang. De pedagogisch medewerker leert zo problemen en afwijkend gedrag van het kind beter te signaleren. Jaarlijks trainingen: • Meldcode kindermishandeling • Training Interactievaardigheden • Training “kinderen met opvallend gedrag” (zie sociale kaart) Leidinggevende Primair is de leidinggevende de procesbewaker. Zij blijft in gesprek met de pedagogisch medewerker over de gedane observaties en vraagt waar aan derden nodig advies en ondersteuning. Naast De leidinggevende beschikt de pedagogisch medewerkers ook over externe deskundigen van de gemeente die waar nodig voor overleg, begeleiding, kunnen worden ingeschakeld. (OKT, zie sociale kaart). Taken, kennis en competenties van de leidinggevende: • Contactpersoon naar OKC/CJG – centrum voor jeugd en gezin • Ondersteunt en informeert collega’s bij zorgen over gedrag en ontwikkeling van kinderen, dient hierbij als vraagbaak en klankbord • Draagt zorg voor een heldere en actuele rapportage, zoals bijv.: in het kind dossier
25
26
De leidinggevende heeft kennis van: • De sociale kaart en externe zorgstructuur (zie bijlage) • Ontwikkeling van kinderen op minimaal hbo-‐ niveau • Positief Opvoeden • OKC/CJG-‐protocollen, protocollen rondom de meldcode en huiselijk geweld • Preventieprogramma’s (gericht op preventie psychosociale problemen en voornamelijk gericht op ouders) die vanuit het OKC kunnen worden aangeboden • Is op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van extra zorg, regels omtrent kindermishandeling De leidinggevende beschikt over de volgende competenties: • Coachende vaardigheden naar collega’s toe • Gespreksvaardigheden • Analytisch vermogen
26
27
7. Bijlagen SOCIALE KAART VOOR OPVALLENDE KINDEREN
Contactpersoon OKT (ouder kind team) Elk kinderdagverblijf krijgt een contactpersoon van de gemeente. OKT zit in het verzamelgebouw OKC. De ouder-‐ en kind teams bieden ‘nulde-‐ en eerstelijnszorg' voor alle jeugdigen en gezinnen. Ze doen dit op het brede terrein van jeugdgezondheidszorg, opvoed-‐ en opgroeiondersteuning, jeugdzorg, jeugd-‐GGZ en jeugd-‐VB.
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] Matchpoint: beveiligd informatie – netwerk voor instellingen die betrokken zijn bij risicojongeren en die elkaar kunnen vinden in het netwerk. De gegevens worden opgeslagen. Kinderopvang, het voorveld, van belang dat het kind bij andere instanties bekend is. Uitwisselen van info.
[email protected] aansluit formulier wordt opgestuurd. • ’t Kabouterhuis: training kinderen die opvallen – basistraining, gedrag op de groep, gesprekken met ouders, voor leidinggevenden en pedagogische medewerkers. Vaak gesubsidieerde trainingen, 020 6445351 • Chikuba – SMI-‐kinderopvangregeling, 020 557 3600 • Okido – het expertisecentrum voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben www.okidohelpt.nl : kortdurende begeleiding of intensief, 020 – 4121494 • ’Kentalis: spraak-‐ en taalontwikkelingsachterstand www.kentalis.nl Team preventieve logopedie voor 0-‐6 jaar kinderen
[email protected] ZuidOost/Oost: Helene Floris 0620421404
[email protected] Noord: Jente Timmer 0610449168,
[email protected] Zuid/west/nieuw-‐west en centrum: Debbie Velten 0630989283,
[email protected]
27