Kinderopvang Willemijn
Pedagogische beleid
Versie 9 september 2013
Inhoudsopgave pedagogisch beleid: Inhoudsopgave Inleiding Wettelijke eisen aan pedagogisch beleid Het kinderdagverblijf
2 3 3 4
Pedagogische visie, doel en uitgangspunten. Pedagogisch handelen Visie op ontwikkeling van de kinderen Visie op opvoeding Visie op de groep Een visie op mens zijn Emotionele veiligheid en welbevinden Leiding Mentor Doelstellingen Ontwikkeling van het kind
5 5 5 5 5 6 7 7 7 8
Ontwikkelingsgebieden. Sociale-emotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische en lichamelijk ontwikkeling Taal en communicatie Normen en waarden
8 9 10 10 12
Raadplegen van externe deskundigen Veiligheid en gezondheidsrisico-inventarisatie Dagritme en groepssamenstelling Opendeuren Opleidingseisen pedagogisch medewerker Kind-Leidster ratio Vier ogenprincipe Observeren en plannen Socialisatieproces Indeling van binnen en buitenruimtes Visie op de binnenruimte Visie op buitenruimte
15 16 16 17 17 17 18 19 20 20 21 21
Communicatievormen Communicatie met ouders Oudergesprekken Wen procedure Interne doorstroming Communicatie leidsters Stage beleid Cliëntenraad / oudercommissie Achterwacht regeling
22 23 23 23 24 24 24 26
BSO Relatie in de groep Vriendschappen Pesten Samenstelling van de groepen
27 27 28 29
2 versie 9 sep. 2013
Inleiding Kinderopvang “Willemijn” wil meer bieden dan kwalitatief goede kinderopvang. We streven er naar dat we een verlengstuk van thuis zijn met de juiste zorg en aandacht voor ieder kind. Dat betekent dat wij eisen stellen aan het pedagogisch beleid en de uitvoering daarvan. “Willemijn’ is tevens gericht op verbetering van de pedagogische kwaliteit. In het pedagogisch beleid komt tot uitdrukking hoe wij met kinderen omgaan en waarom wij dat zo doen. Ons pedagogisch beleid is gebaseerd op een visie op de ontwikkeling van kinderen en op opvoeden. Vanuit dit richtinggevende kader is een pedagogisch werkplan per werksoort gemaakt. Het pedagogisch beleidsplan is het referentiekader voor het dagelijks werk in de groep. Het maakt pedagogisch handelen van onze medewerkers bespreekbaar en toetsbaar. Het beleid is niet alleen van belang voor medewerkers die al in dienst zijn bij de organisatie. Ook voor nieuwe medewerkers, invalkrachten en stagiaires vormt het pedagogisch beleidsplan een belangrijke informatie bron. Tevens maakt het beleidsplan onze werkwijze herkenbaar voor buitenstaanders. U kunt zien wat er verwacht mag worden van kinderopvang “Willemijn” ten aanzien van de opvang van de kinderen. Kinderdagverblijf Willemijn is een kleinschalig op zichzelf staand dagverblijf. Dit zal van grote invloed zijn op het pedagogisch beleid. Kleinschaligheid, eigenheid, warmte en gezelligheid domineren binnen onze vestiging.
Wettelijke eisen aan pedagogisch beleid vanuit Wet Kinderopvang Een kinderopvang organisatie hoort een pedagogisch beleidsplan te voeren dat voldoet aan tal van eisen die geformuleerd zijn in de wet kinderopvang. Ook hebben wij gemeend dit aan te vullen met specifieke stukken uit het pedagogisch kader 0-4 jaar met aanvulling van pedagogisch kader 4-13 jaar. De pedagogische kaders kindercentra 0-4 jaar en 4-13 jaar zijn een pedagogisch raamwerk voor het werken met kinderen in kinderopvang. Het laat zien welke belangrijke bijdrage kinderopvangcentra leveren aan de ontwikkeling van kinderen. Het biedt een theoretisch kader en maakt aan de hand van voorbeelden zichtbaar wat het pedagogisch werk in de kinderopvangcentra in praktijk inhoudt. In dit pedagogisch beleidsplan zal de omschrijving van onze visie en doelstelling van het dagverblijf duidelijk worden uiteengezet. Wij zullen duidelijk maken hoe wij met ontwikkelingen omgaan en welke werkwijze wij daarvoor hanteren. Dit deel is in eerste instantie in elkaar gezet door de directie en zal gebruikt gaan worden als
3 versie 9 sep. 2013
vertrekpunt voor het uitbreiden van het werkplan. Het pedagogisch plan is uitgebreid met pedagogische doelen en de werkwijze waarop het dagverblijf aan deze doelen werkt, het pedagogisch handelen. Bij de uitwerking van deze doelen worden alle medewerkers en ook ouders betrokken. Dit pedagogisch beleidsplan is bestemd voor iedereen die direct of indirect bij het dagverblijf betrokken is. Op deze manier schetsen wij een duidelijk beeld van de manier van werken binnen het dagverblijf. Het beleidsplan geeft richting aan het handelen van de groepsleiding. Dit sluit echter niet uit dat iedere pedagogisch medewerker op zijn of haar eigen unieke manier vorm kan geven aan het handelen. Het beleidsplan is een dynamisch plan wat met zeer grote regelmaat zal worden geëvalueerd en waar nodig veranderd en aangescherpt. Dit, om de kwaliteit binnen het dagverblijf te blijven verbeteren. NB: Wanneer er in dit plan gesproken wordt over ouders bedoelen we daar ook verzorgers mee en wanneer er over hij gesproken wordt bedoelen wij ook zij. Het kinderdagverblijf Kinderopvang “Willemijn” biedt opvang aan ieder kind, ongeacht ras, geloof of huidskleur. Wij willen de wereld voor kinderen een speelplaats maken, waar zij veilig en uitdagend kunnen spelen. Vanuit betrokkenheid naar de mens bieden we opvang vanuit kennis van zaken in opvoeden en zorg. Kinderdagverblijf Willemijn bestaat uit twee onderdelen. De dagopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar en de opvang voor kinderen van 4 tot 12 jaar; de buitenschoolse opvang. De dagopvang biedt opvang aan kinderen van 0 tot 4 jaar. Het gaat hierbij om niet schoolgaande kinderen. Wij werken met een verticale groepsindeling. Dit wil zeggen dat jong en oud bij elkaar in de groep spelen. Wel verlaten de kinderen die de leeftijd van 3 jaar hebben bereikt en aan de criteria voldoen de stamgroep om voorbereidende activiteiten richting basisschool te kunnen ontvangen. In een verticale groep zijn veel mogelijkheden voor het individuele ritme van elk kind. Het dagprogramma, speelgoed en de inrichting zijn zo veel mogelijk afgestemd op het ontwikkelingsniveau en behoeftes van de kinderen. Omdat de ruimtes groot zijn, kijken wij goed naar het welbevinden van het kind en het spel. Dit heeft namelijk directe consequenties voor het kind. Het kind voelt zich niet prettig in een te grote ruimte en niet veilig. Als een kind zich niet op zijn gemak voelt in de ruimte, zal het ook de vrijheid en het initiatief niet nemen om tot spel te komen. Het is dus belangrijk om daar oog voor te hebben. Daarnaast is het van belang om te werken met hoeken. Op die manier kunnen ze zich optimaal vermaken en tot spel komen en volledig opgaan in het rollenspel. Kinderen gaan anders spelen als je in de ruimte gaat werken met hoekjes daardoor wordt hun fantasiewereld ook breder. Ook zijn de activiteiten goed af te stemmen op het ontwikkelingsniveau en is er ook nog keus aan speelkameraadjes van eigen leeftijd. Omdat we drie groepen hanteren, rood, blauw en groen en s’ morgens gezamenlijk beginnen in (de blauwe groep) voordat we opsplitsen naar drie groepen, kan het soms zo zijn dat uw kind is ingedeeld in de rode groep maar speelt in de blauwe groep, de rest van de dag. Ook zijn er soms leeftijd-gerichte activiteiten en dan delen we de groepen zo in, dat er voor die leeftijdscategorie, een ruimte beschikbaar is om deze activiteit ook te kunnen doen. De leidsters werken veelal op de zelfde groep maar kunnen bij calamiteiten ook op de andere groep worden in gezet. Leidsters zijn bekend bij alle kinderen en kunnen ook op alle groepen ingezet worden.
4 versie 9 sep. 2013
Pedagogische visie, doel en uitgangspunten. Ons pedagogisch handelen is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: Creëren van een rijke speel-leeromgeving; Wij nemen als uitgangspunt dat ieder kind competent is, zich te willen ontwikkelen; Wij hebben respect voor alle kinderen en nemen hen serieus; Wij geven kinderen een eigen verantwoordelijkheid; Wij zien en benaderen kinderen als individu; Wij bieden de kinderen keuzemogelijkheden; Onze visie op ontwikkeling van kinderen. Wij gaan er vanuit dat kinderen natuurlijke behoeften hebben om zich te ontwikkelen. Elk kind doet dat in zijn eigen tempo en naar eigen mogelijkheden. Een kind ontwikkelt zich door een wisselwerking tussen natuurlijke aanleg en ervaringen die het uit zijn omgeving opdoet. Onze visie op opvoeding Opvoeden is begeleiding van kinderen naar volwassenheid. Om zich positief te kunnen ontwikkelen moeten kinderen hun omgeving ervaren als een sfeer van vertrouwen, geborgenheid en veiligheid. Onze pedagogisch medewerkers hebben de taak de kinderen te stimuleren en aan te moedigen om nieuwe dingen te leren en ervaringen op te doen. Zo geven zij hen de gelegenheid om hun nieuwsgierigheid te bevredigen en zich te ontwikkelen. Maar zij hebben ook een taak grenzen aan te geven en te bewaken, opdat de ontwikkeling van het kind veilig en verantwoord verloopt en het kind zich normen en waarden van onze maatschappij eigen maakt. Wij gaan er vanuit dat ieder kind van nature de wil heeft om zich te ontwikkelen. De opvoeders moeten er voor zorgen dat er een gunstige omgeving is, waarin deze ontwikkeling in alle eigenheid en zo goed mogelijk kan plaatsvinden. Een professionele opvoeder zal altijd op zoek zijn naar een evenwicht tussen zijn pedagogische kennis en dat wat zijn gevoel zegt. Onze visie op spel Kinderen en spel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Spel is eigenlijk de taal van kinderen, en stimuleert ze in hun ontplooiing. Wanneer kinderen samen spelen, leren ze met elkaar rekening te houden. Ook leren ze van hun spel doordat ze iets uitproberen en op zoek zijn naar dat wat een gewenst resultaat oplevert. En ze leren door imitatie van anderen. De leidsters proberen via het spel de ontwikkeling van het kind te stimuleren. Visie op groep Onder 'groep' verstaan we niet alleen de groep kinderen, maar ook groepsleiding en ouders. Alles staat in relatie tot elkaar (systeemtheorie). Openheid en goede communicatie zijn daarbij belangrijk. Door open te staan voor wat iedereen wil en welke mogelijkheden er zijn, ontstaan groepsprocessen. Het werken in een groep vraagt om regels en ruimte. Een visie op mens zijn. Visie op ontwikkeling van kinderen en op opvoeden. De visie word vertaald in een pedagogisch doel en dit doel werken wij uit in het beleidsplan. In onze visie staat de ontwikkeling van het kind centraal. Ons handelen en de activiteiten met de kinderen zullen we continu blijven bespreken en evalueren. Niet alleen met elkaar als collega’s op de groep maar ook in werkbesprekingen en teamvergaderingen. Tijdens die
5 versie 9 sep. 2013
overlegvormen word planmatig het hoe, wat en waarom besproken. Wij hangen geen specifieke stroming aan zoals; Thomas Gordon of Reggio Emilia. Wij gebruiken van alle stromingen wat ons aanspreekt. Ieder kind is een uniek persoon. Ieder kind heeft zijn eigen karakter en zijn eigen tempo van ontwikkelen. Dit zal door de pedagogisch medewerker altijd gerespecteerd worden. Door te kijken en te luisteren naar het kind kun je datgene aanbieden wat het kind nodig heeft. Hierdoor kan het kind groeien in zijn/haar persoonlijke en sociale ontwikkeling. Het leert hierdoor dat het kan kiezen voor een wereld met mogelijkheden en oplossingen. Daarnaast wil kinderopvang “Willemijn” graag waarborgen dat er voldoende aantoonbare aandacht is voor de vier basis opvoedingsdoelen van professor J.M.A.Riksen-Walraven. Deze vier opvoedingsdoelen zijn; 1 het bieden van emotionele en fysieke veiligheid 2 het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie 3 het bieden van gelegenheid tot ontwikkelen van sociale competentie 4 het meegeven van waarden en normen Emotionele veiligheid en welbevinden De eerste stappen die de ouders met hun kind bij ons binnen zetten vormen de kennismaking met de wereld van de kinderopvang. Een wereld die veiligheid en vertrouwen moet bieden aan de kinderen. Want alleen vanuit veiligheid en vertrouwen kunnen kinderen zich optimaal ontwikkelen en opgroeien tot evenwichtige en zelfstandige mensen. Vertrouwde relaties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen zijn de basis van emotionele veiligheid. Kinderen en pedagogisch medewerkers ontwikkelen samen een band. Dit schept een veilige basis, het kind weet dat het terug kan vallen op de pedagogisch medewerker. Kinderen ervaren ook de vertrouwdheid van een vaste groep kinderen. Kinderen spelen samen en maken plezier onder begeleiding van een pedagogisch medewerker die onderlinge communicatie tussen kinderen waar nodig begeleidt. Ieder kind is uniek en maakt een eigen ontwikkeling door. Wij respecteren individuele verschillen zoals temperament en persoonlijkheid, verschil tussen jongens en meisjes mogelijkheden en beperkingen en sociale en culturele verschillen en wij helpen kinderen elkaar te begrijpen en te respecteren. Ieder kind mag zich welkom voelen. Kinderopvang “Willemijn” vindt het belangrijk dat een kind binnen onze opvang past en wij bij zijn mogelijkheden kunnen aansluiten. In sommige gevallen kan blijken dat er extra ondersteuning nodig is voor een kind of de pedagogisch medewerkers. Het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) en Integrale Vroeghulp Zuid Veluwe kan deze ondersteuning bieden. Een kind moet de opvang binnen kinderopvang “Willemijn” positief kunnen ervaren en de opvang moet in het belang zijn van het kind. Als dit niet het geval is kan er voor gekozen worden de opvang in overleg met de ouders door kinderopvang “Willemijn” te beëindigen. “Willemijn” zal haar uiterste best doen het kind te begeleiden naar een opvangplek waar dit kind wel kan krijgen wat het nodig heeft. In onze dagverblijven bieden wij kinderen mogelijkheden om allerlei ervaringen op te doen, om zelf problemen op te lossen. Samen met de kinderen zijn wij trots als ze iets nieuws hebben geleerd. Kinderen mogen bij ons ook leren door te proberen, wij willen hen laten ervaren dat het niet erg is als iets niet meteen lukt. Doordat kinderen ervaren dat zij dingen zelf kunnen en mogen, krijgen kinderen een positief gevoel van eigenwaarde. We geven hen verantwoordelijkheden die binnen hun
6 versie 9 sep. 2013
belevingswereld en mogelijkheden passen. Kinderen hechten zich ook aan een vertrouwde omgeving en vaste dagelijkse structuren. Het is daarom belangrijk dat er een vast ritme, vaste regels en herkenbare rituelen zijn waar het kind als vanzelfsprekend naar voelt. Afwisseling tussen rust, uitdaging en verzorging, een veilige en schone ruimte waar het kind naar hartenlust kan spelen en ontdekken komen ook tegemoet aan de basisbehoefte van het kind. Leiding De leiding heeft een open houding waardoor het kind de eigen ontwikkeling kan doormaken. De leidster zal zeker sturend optreden en gewenst gedrag belonen. Ongewenst gedrag wordt zoveel mogelijk omgebogen door het kind iets anders aan te bieden. Dit doen we volgens de Triple-P methode. Dit is een methode wat nadruk legt op het positieve gedrag van het kind en dit beloont. Mentor Ieder kind heeft een eigen mentor. Hij of zij is contactpersoon voor de ouders, voert kind gesprekken, zorgt voor observatie en objectieve registratie van het welbevinden van het kind, brengt het eventueel in tijdens werkoverleg of werkbegeleiding, initieert zorggesprekken en houdt tenslotte het kind dossier bij. Er vinden regelmatig kind gesprekken plaats waar alle leidsters aan deelnemen, zodat iedereen op de hoogte is van het wel en wee van het kind. Via het dagprogramma en het groepsprogramma zullen alle kinderen de kans krijgen als individu te blijven bestaan. Wij stimuleren de kinderen om als individu binnen de groep te gaan functioneren, maar verliezen daarbij nooit de eigenheid van het kind uit het oog. Een kind moet de mogelijkheid krijgen om uit te groeien tot een gelukkig mens en uiteindelijk zelfstandig in de samenleving kunnen functioneren. Door de verticale samenstelling van de groep kan ieder kind zich uitstekend oefenen in sociale vaardigheden, met op de achtergrond een leidster die de grenzen aangeeft. Het kind gaat om met leeftijdgenoten en met jongere en oudere kinderen en dat resulteert in een gebalanceerde sociaal-emotionele ontwikkeling. Sociale ontwikkeling en emotionele ontwikkeling hangen nauw samen. Kinderen leren om rekening te houden met anderen, zich te houden aan regels, op hun beurt te wachten, te delen, samen te spelen en nog veel meer sociale vaardigheden. Om dat te kunnen, moeten kinderen leren om hun eigen gevoelens en de gevoelens van anderen te zien, te begrijpen en ermee om te gaan. Doelstelling Het doel van het dagverblijf is kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar op een verantwoorde wijze opvang, verzorging en begeleiding te bieden. Wij zorgen niet alleen voor de opvang van kinderen, maar ook voor opvoeding en een stuk educatie. Doelen 1. Wij streven ernaar om een, in overleg met de ouders, zo veilig mogelijke omgeving te creëren welke geborgenheid en warmte aan de kinderen zal bieden. 2. Wij zullen een aanvulling leveren aan de opvoeding van het kind, waarbij rekening gehouden wordt met de opvoedingsmethode van de ouders. 3. Wij bieden de kinderen de mogelijkheid om zich op alle ontwikkelingsgebieden optimaal te ontwikkelen. 4. Door middel van observatie en begeleiding leren wij de kinderen hun wereld op een veilige manier uit te breiden. 5. Kinderen om leren gaan met de waarden en normen van de samenleving.
7 versie 9 sep. 2013
Door het deelnemen aan de groepsactiviteiten, leren de kinderen omgaan met de algemeen heersende waarden en normen in onze samenleving. 6. Wij stimuleren de assertiviteit van de kinderen te vergroten. Wij motiveren de zelfstandigheid van kinderen. Kinderen moeten ook leren omgaan met andere kinderen; opkomen voor zichzelf, maar ook rekening houden met anderen.
Ontwikkeling van het kind Op kinderdagverblijf “Willemijn” proberen de leidsters de kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Zij gaan hierbij uit van de volgende ontwikkelingsgebieden die volgens de Wet kinderopvang zijn vastgelegd; sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch/lichamelijk en taal/spraak ontwikkeling. Ontwikkelingsgebieden: Sociaal-emotionele ontwikkeling (kijk, we doen het samen) Bij de sociale ontwikkeling gaat het om hoe het kind omgaat met anderen en hoe anderen omgaan met het kind. Bij de emotionele ontwikkeling gaat het om het leren omgaan met de eigen gevoelens en die van de ander. De sociale ontwikkeling is niet los te zien van de emotionele ontwikkeling. Al heel jong ontmoeten kinderen elkaar en de pedagogisch medewerkers binnen de kinderdagopvang. Vanaf het moment dat kinderen zich meer bewust worden van hun omgeving en van anderen om hen heen, wordt hen spelenderwijs geleerd om rekening te houden met elkaar, om naar elkaar te luisteren en om samen te spelen maar ook om samen te delen. Door bewuste ontmoetingsmomenten te creëren, zoals het samen eten, het vieren van een verjaardag, een kringgesprek of spel bij de bso, stimuleren de pedagogisch medewerkers de kinderen om betrokken te zijn bij elkaar en om emoties te delen. Kinderen leren in de omgang met elkaar ook dat het belangrijk is om met elkaar rekening te houden, om naar elkaar te luisteren en om samen een oplossing te bedenken. De pedagogisch medewerkers stimuleren de kinderen hierin waar mogelijk. Een goede voorbeeldhouding van de pedagogisch medewerkers is hierbij nadrukkelijk van invloed. Ook wordt er door de groepsleiding bewust gezocht naar momenten om kinderen meer individuele aandacht te geven, bijv. tijdens het spelen van een spelletje, een gesprekje op de bank, enz. Kinderen hebben behoefte aan een eigen plek en ruimte. Samen met een duidelijk gestructureerde dagindeling geeft dit een gevoel van veiligheid en geborgenheid. Met name bij de buitenschoolse opvang zijn de kinderen nauw betrokken bij de inrichting van de groepsruimte. Zij hebben inspraak in de inrichting en er wordt aandacht besteedt aan het tentoonstellen van de werkstukken van de kinderen. De kinderen moeten de groepsruimte als hun eigen ruimte kunnen ervaren. Op een kindercentrum leert een kind met conflictsituaties om te gaan. De leidster stimuleert vriendschap en samenwerking onder kinderen onderling. Zij gaat bewust om met conflicten tussen kinderen. Grijpt zij in, wanneer en waarom en waarom niet!
8 versie 9 sep. 2013
De rol van de leidster in de interactie tussen kinderen is afhankelijk van de situatie: sturend, ondersteunend, corrigerend, verzorgend, gangmaker. Belangrijk is verder, dat een kindercentrum een groepssituatie biedt, waar andere regels, normen en waarden zijn dan in een thuissituatie. Dat een ander (leidster, andere kinderen) dan de ouder ook aandacht, vertrouwen en troost kan bieden is een heel belangrijke ervaring. Om kinderen goed te kunnen begeleiden, is het van essentieel belang, dat een leidster zichzelf goed kent. Kinderen kunnen gedrag vertonen, dat als storend wordt ervaren. Op zich is dat subjectief. Het is van belang, dat niet het kind vervelend wordt gevonden, maar hooguit het vertoonde gedrag. Dat een leidster inziet, dat regels er zijn om de voorwaarden te scheppen voor kwalitatief verantwoorde opvang van ieder kind. Daarom spreken we ook liever over afspraken dan over regels. Als een kind zich niet aan de afspraak houdt of kan houden, dan is ruimte voor overleg hierover, zowel tussen leidsters onderling, als in de werkbegeleiding om te bezien of de afspraak wel goed was en zo ja, op welke manier het kind geholpen kan worden zich er wel aan te houden, van groot belang.
Cognitieve ontwikkeling (kijk ik voel, denk en ontdek) De cognitieve ontwikkeling is de ontwikkeling van het denken, voelen en ontdekken. Deze ontwikkeling wordt gestimuleerd door het opdoen van allerlei ervaringen zoals kijken, luisteren, voelen etc. Kinderen ontdekken zo dat dingen verschillend zijn. Belangrijke ontwikkelingsgebieden zijn balans, coördinatie en geautomatiseerde reactiepatronen. Oog- hand en oog- voet coördinatie. De grove motoriek en de zintuigen. Als pedagogisch medewerker dien je te onderzoeken wat het kind bezighoudt door te kijken en te luisteren naar het kind. Het is een taak om de kinderen echt te leren kennen door naar ze te luisteren. Het aanbod van de kinderopvang moet afgestemd worden op de vragen die kinderen aan je stellen, dat is de pedagogiek van het luisteren. Pedagogisch medewerkers moeten kinderen stimuleren, ideeën laten ontwikkelen en voorstellingen laten maken van hoe iets werkt, hoe bepaalde dingen met elkaar samenhangen en hoe iets gemaakt moet worden. Je draagt geen kennis over maar je biedt de mogelijkheid hun eigen kennis te verzamelen. Jonge kinderen ontdekken taal omdat je tegen hen praat. Doordat jij het goede voorbeeld geeft, leren zij zich ook zo duidelijk mogelijk uit te drukken. Bij jonge kinderen is het belangrijk om zowel woorden als daden te gebruiken: je zegt iets en je doet iets. Bijvoorbeeld wanneer een baby een tuitbeker op de kop houdt. Je zegt: ‘Zo loopt hij leeg” en je draait de beker weer om. Kinderen leren door spelend te beleven. Als een kind zich veilig voelt in zijn omgeving, bij de andere kinderen en de pedagogisch medewerker, zal het op een natuurlijke manier tot spel komen. Het spel komt tot stand door nabootsen en door de fantasie van binnenuit. Door binnen de kinderopvang de mogelijkheid te bieden om kinderen met hun hele lijf te laten spelen, bijvoorbeeld klimmen, kruipen, verstoppen, rennen, zitten, zal hij zich vanzelf (motorisch) ontwikkelen. Het kind leert met zijn lichaam volkomen natuurlijk en vol verwondering. Ieder kind heeft volgens kinderopvang Willemijn een aangeboren drang tot ontwikkelen. Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen moet een kind zich veilig voelen. De omgeving moet veilig zijn. Maar dit betekent niet dat er geen uitdaging is. Kinderen leren door vallen en opstaan. Om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren bieden wij de kinderen dagelijks uitdagende en leerzame activiteiten aan. Alle ontwikkelingsgebieden komen aan bod. We weten nu immers dat het brein van het kind een leerervaring nodig heeft om verbindingen te leggen tussen de
9 versie 9 sep. 2013
hersencellen. Deze verbindingen zijn bepalend voor het latere functioneren van het brein. Als wij activiteiten aanbieden sluiten we aan bij interesse, ontwikkeling en leefsituatie van het kind. Ook actuele gebeurtenissen kunnen een inspiratiebron zijn. We stimuleren de kinderen om mee te doen, maar het kind mag zelf kiezen. Door te kijken naar de kinderen en in te gaan op hun beleving en hun reactie ligt het einddoel en het verloop van een activiteit vast. Werken met een VVE programma sluit goed aan bij lerend spelen. Thematisch en planmatig werken borgt het aanbieden van activiteiten die de ontwikkelingen van kinderen stimuleren. Ook in de BSO, waar niet met VVE wordt gewerkt, worden planmatig veel uitdagende en leerzame activiteiten aangeboden. Pedagogisch medewerkers zullen het spontane lerend spelen door de dag heen mogelijk maken en stimuleren. Dit
doen zij door: Te kijken naar kinderen en aan te sluiten bij hun initiatieven; Kinderen de gelegenheid te geven met hun lijf en zintuigen te leren; Door spel en materialen aan te bieden die kinderen uitdagen tot spelen en ontdekken; Door kinderen in alle opzichten het goede voorbeeld te geven; Door rituelen aan te bieden; Door kinderen op hun eigen manier en in hun eigen tempo bezig te laten zijn; Door kinderen te laten meehelpen en medeverantwoordelijk te laten zijn; Door woorden te geven aan ervaringen en taalrijke omgeving aan te bieden Door kinderen met alle ‘talen’ (dans, muziek, gebaren, woorden expressie, enz) in aanraking te brengen.
Daarnaast leren kinderen veel van elkaar. Kinderen imiteren elkaar en stimuleren elkaar door te kijken naar elkaar en zo ideeën op te doen. Samen spelen, op je beurt te wachten, een keer letterlijk of figuurlijk te botsen, samen lachen, samen huilen het gevoel van samen een groep te zijn, zijn ervaringen die kinderopvang Willemijn graag mee wil geven. Het zijn allemaal leerervaringen die het kind vormen in zijn (sociale) ontwikkeling. De pedagogisch medewerker helpt kinderen zich betrokken te voelen bij elkaar. Zij begeleidt waar nodig de onderlinge communicatie en creëert momenten waarin de groep een wij gevoel ervaart. Dit doen zij door samen te genieten, te zingen, te praten, op elkaar te wachten, enz. ook zal zij respect hebben voor diversiteit van de kinderen. Zij zal kinderen leren dat anders zijn, niet minder zijn, betekend. Iedereen heeft zijn eigen-aardig-heden en daar zullen we respectvol mee omgaan. Kinderopvang Willemijn observeert de kinderen regelmatig zodat er voldoende zicht is op ontwikkeling en het welbevinden van ieder individueel kind. Waar nodig kan een kind dan wat extra aandacht of uitdaging geboden worden. Motorische en lichamelijke ontwikkeling (Kijk, ik kan ’t zelf, het lukt me) Autonomie ( eigen keuzes maken) en participatie (actief mee mogen doen/denken). De motorische en lichamelijke ontwikkeling heeft te maken met het kunnen omgaan met de eigen lichamelijke mogelijkheden en beperkingen. Stilzitten hoort niet bij kinderen. Daarom krijgen ze bij kinderopvang Willemijn alle ruimte om te bewegen. Beginnend met klimmen en klauteren en later op het gebied van sport, dans en bewegen. Niets moet, bijna alles mag. Het initiatief ligt vooral bij de kinderen al dan niet aan gespoord door de leiding. Ze bepalen zelf wat ze willen doen en hoever ze willen gaan. Zo leren ze wat ze wél en wat ze niet leuk vinden. Voor onze Pedagogisch Medewerkers geldt: handen op de rug, laat de kinderen hun gang gaan en kijk wat ze nodig hebben om verder te ontwikkelen. De grove motoriek ontwikkelt zich in het eerste levensjaar sneller dan de fijne motoriek. De motorische ontwikkeling is erg belangrijk voor het verkrijgen van zelfvertrouwen en zelfstandigheid.
10 versie 9 sep. 2013
Taal en communicatie (Luister, ik kan het zelf zeggen) De taal is vooral gericht op sociaal contact. In de taal drukt een kind zich uit, zodat een ander de bedoeling begrijpt en kan antwoorden. Een kind leert praten door oefening en dit oefenen kan alleen in wisselwerking met de omgeving. Ook staat de taalontwikkeling in nauw contact met de denkontwikkeling. Het begrip voor de gesproken taal is er eerder dan het zelf kunnen spreken. Jonge kinderen communiceren met hun hele lichaam. Taal wordt al snel een steeds belangrijker communicatiemiddel. Taal wordt wel beschouwd als gereedschap: zoals een kind met een schepje beter kan graven in de zandbak, zo kan het met taal een betere voorstelling maken van de wereld. Taal prikkelt de verbeelding; door een hoopje zand een taartje te noemen, kunnen kinderen een verhaaltje bedenken. Taal biedt mogelijkheden om emoties te begrijpen en zelfs te sturen; door emoties te benoemen kan het kind leren om er grip op te krijgen. Goede communicatie tussen het kind en de pedagogisch medewerker is een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van een vertrouwde relatie. Onze pedagogisch medewerkers interesseren zich voor wat een kind bezighoudt. Zij luisteren actief naar een kind, reageren daarop, laten merken dat het kind gezien is en gewaardeerd wordt. De sensitieve responsiviteit is de basis van emotionele veiligheid. Vanuit dit belang leert Kinderopvang Willemijn iedere pedagogisch medewerker de basis-communicatie vaardigheden bewust te gebruiken. Serieus nemen en respect tonen. Onze houding ten opzichte van de kinderen is altijd gericht op respect tonen en de kinderen serieus nemen. Ook de emoties van kinderen worden door ons serieus genomen. Wij benoemen het gevoel van het kind, verdriet, plezier, boosheid, angst, verlegenheid of geluk. Als de emotie niet zo duidelijk is, proberen we te raden wat er aan de hand is, of we benoemen de gezichtsuitdrukking of het gedrag dat we waarnemen. De emotie mag het kind laten zien, aan de manier waarop het kind dit uit, stellen wij uiteraard grenzen. Deze grenzen worden bereikt wanneer het kind opzettelijk iemand pijn doet of iets kapot maakt. Ook verwoorden wij naar de kinderen toe de gebeurtenissen om hen heen. Dit helpt kinderen zichzelf, de ander en de gebeurtenis beter te begrijpen. Daarom verwoorden we wat we doen, wat we gaan doen en proberen we de emoties die dit oproept bij het kind te verwoorden. Kinderen krijgen zo grip op de wereld om hen heen en voelen zich serieus genomen. Communicatie met de kinderen. Een goede communicatie is niet een kwestie van op je gevoel af gaan. Wij willen een goed contact met de kinderen. Dit leidt tot meer zelfstandigheid, zelfvertrouwen en groei bij kinderen. Kinderen zijn er trots op als blijkt dat zij in staat zijn om iets op te lossen of om een nieuwe uitdaging te overwinnen. Daarom benoemen we ook de dingen die gelukt zijn of de dingen die kinderen hebben geprobeerd. Met een schouderklopje, een complimentje of een knuffel laten we onze waardering blijken en geven we de kinderen een positief gevoel over zichzelf. “ ik zie dat je zelf je broek hebt aan gedaan, ik ben trots op je”. Wanneer wij gedrag van kinderen afkeuren proberen we dat zoveel mogelijk te doen in de vorm van een “ik boodschap”. Wij geven aan wat het gedrag voor ons of voor de groep betekent. Door een “jij boodschap” te geven kan het kind zich als persoon afgewezen voelen ( wat ben jij vervelend”) en hierdoor een negatief zelfbeeld krijgen. Wij vinden het kind helemaal niet negatief alleen het gedrag van dit kind op dit moment. Negatief gedrag kan positief omgebogen worden door het kind te vertellen wat wel mag of door uit te leggen waarom iets niet mag of kan. De leidsters handelen naar het Triple-P programma. Dit is een programma waar het positief gedrag benadrukt wordt en het negatieve gedrag eigenlijk niet benoemd wordt. Toch zal bij veelvuldig
11 versie 9 sep. 2013
negatief gedrag een sanctie volgen waardoor het kind zelf mag nadenken hoe het dit kan verbeteren. Ook geeft Triple-P handige tipsheets voor ouders waarmee ze net als de pedagogisch medewerker met handige tips aan de slag kunnen. Soms hebben kinderen even een correctie nodig om weer verder te kunnen. Computer en televisie Computers zijn in deze tijd niet meer weg te denken; alle kinderen kunnen thuis, op school en dus ook bij de kinderdagopvang omgaan met een computer. Op het kinderdagverblijf zijn geen computers aanwezig voor de kinderen op de bso wel. De pedagogisch medewerkers van de bso zien toe dat het spelen op de computers en Playstation op een respectvolle, leuke en verantwoorde manier gebeurt. Alle bso computers hebben geen toegang tot internet. Kinderen kunnen gebruik maken van spelletjes. Pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen in het gebruik van de computer en houden waar nodig toezicht. Afhankelijk van de samenstelling van de groep en de leeftijd van de kinderen maken de pedagogisch medewerkers met de kinderen afspraken over het al dan niet gebruiken van de computer, de tijd dat kinderen op de computer mogen, etc. Voor de bso-kinderen ligt bij het computergebruik de nadruk op ontspanning; thuis en op school zijn kinderen vaak al educatief bezig met de computer. Televisie biedt de kinderen eveneens de mogelijkheid tot ontspanning en plezier. Vaak is er sprake van een rustpunt op lange dagen, zoals in vakanties of de woensdagmiddag. Ook als afsluiting van een lange dag of bij bijzondere gelegenheden kan de groepsleiding besluiten tot het kijken naar een tv-programma, dvd of video. Kinderen krijgen alleen de mogelijkheid tot het kijken naar programma’s of films welke geschikt zijn voor hun leeftijd. Op de kinderdagverblijven wordt er niet of zeer zelden tv gekeken. Wanneer het in een thema past word er tv gekeken. Zowel wat betreft het spelen op de computer als ook het tv-kijken is het uitgangspunt dat dit met mate gebeurt. Kinderen worden in eerste instantie gestimuleerd tot verschillende soorten spel of het doen van activiteiten. Kinderopvang Willemijn vind taal erg belangrijk en zet hier ook hoog op in. Niet alleen in praten met een kind maar ook in lezen en voorlezen. Alle kinderen van 0 tot 4 jaar krijgen hier verschillende activiteiten in aangeboden. Door al op jonge leeftijd de kinderen vertrouwd te maken met boeken ervaren zij hoe leuk samen lezen is. Het is daarom ook belangrijk dat alle pedagogisch medewerkers iedere dag aandacht besteden aan boeken. Wij doen dit doormiddel van Boekstart, een programma van uit de bibliotheek georganiseerd om voorlezen voor het jonge kind te stimuleren op het dagverblijf en thuis. Er zijn twee voorlees coördinaten opgeleid die boekstart voor kinderopvang Willemijn waarborgen en begeleiden. Een van de taken is collega’s en ouders stimuleren tot voorlezen. Het aanreiken van leeftijd gerichte boeken en een leeshoek te creëren op het dagverblijf. Ons doel van het boekstartprogramma is: het prikkelen van de fantasie van de kinderen het bevorderen van leesplezier het stimuleren van taalontwikkeling en het stimuleren van persoonlijk ontwikkeling. Het opvoeddoel: eigen maken van normen en waarden Kinderen de gelegenheid bieden zich normen en waarden eigen te maken Kinderen leren al vroeg normen en waarden kennen van het gezin waarin ze opgroeien. Zo leren ze bijvoorbeeld dat elkaar pijn doen niet mag en dat samen speelgoed delen juist gewaardeerd wordt. Als kinderen ouder worden leren ze dat er elders soms andere normen en waarden gelden. Hier ligt een belangrijke taak voor de pedagogisch medewerker: kinderen leren dat andere normen en waarden niet per
12 versie 9 sep. 2013
definitie slechter of beter zijn. Afhankelijk van de reacties uit hun omgeving leren ze de grenzen van goed en slecht en komt de morele ontwikkeling op gang. De pedagogisch medewerker heeft hier een belangrijke voorbeeldfunctie in. Conflicten zijn leerzame momenten waarbij kinderen te maken krijgen met morele regels zoals “slaan mag niet”. Het zoeken naar een oplossing voor een conflict is een moment waarop kinderen normen en waarden oefenen en zich eigen maken. Een andere situatie waarin normen en waarden van belang zijn is lichamelijkheid en seksualiteit bij kinderen. Kinderen ontdekken al op jonge leeftijd hun lichaam. Dit doen ze onder meer door doktertje te spelen of vragen te stellen over seks. De pedagogisch medewerkers nemen kinderen hierin serieus en leggen geen taboe op. Ze beantwoorden vragen en leggen uit dat er sociale gedragsregels zijn. Kinderen zijn ‘gesocialiseerd’ als ze vertrouwd zijn met de normen en waarden van de omgeving, als ze de regels (van thuis, van de opvang, van school, club, de straat) kennen en hier goed mee om kunnen gaan. Ze weten wat wel en niet kan en mag. Ze hebben aandacht voor de omgeving en houden rekening met anderen maar blijven tegelijkertijd zichzelf. Ze hebben hun eigen manier gevonden om zich aan te passen en toch te zijn wie ze zijn. Ze kunnen zich goed handhaven binnen het eigen gezin, bij de kinderopvang, op school en in het algemeen in hun leeftijdsgroep. Zij kennen de verschillen tussen mensen, ook tussen mensen van verschillende culturen, en kunnen daar goed mee omgaan.
Om dit te bereiken hanteren we de volgende pedagogische basisregels: - Om te beginnen zijn we ons bewust van persoonlijke normen en waarden, we zijn zelf niet 'waardenvrij'. - We hebben voldoende aandacht voor opvallend, ongewenst of grensoverschrijdend gedrag. - We zijn ons ervan bewust dat voorbeeldgedrag meer invloed op kinderen heeft dan mondelinge overdracht van waarden en normen. In de omgang met de kinderen letten we daarom op. - respect voor anderen, hun mening en hun bezit, - respect voor het milieu en alles wat leeft, - geen acceptatie van gewelddadig of agressief gedrag of spel, ook niet verbaal, - pesten mag niet, - gelijkwaardigheid van elk kind / elk mens, ongeacht leeftijd, kleur, religie of geslacht. - We hanteren een pestprotocol op de BSO - We zijn duidelijk over de regels en passen ze met redelijkheid toe. - We stimuleren de onderlinge solidariteit en moedigen kinderen aan elkaar te helpen. - We leren kinderen open te staan open voor gewoonten en rituelen van andere (sub)culturen en daar respect voor te hebben en we stimuleren hen om gewoonten uit andere culturen te verkennen d.m.v. boeken, liedjes, spelletjes, gerechten en feesten e.d. - We leren kinderen dat iedereen anders is en dat iedereen er recht op heeft om
13 versie 9 sep. 2013
zonder vooroordelen en met respect behandeld te worden, ongeacht kleur, ras, geloof, geaardheid of geslacht. - We leren kinderen om mensen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen te respecteren. - We respecteren ieders normen en waarden t.a.v. seksualiteit en bewaken de grenzen van alle betrokkenen op dit gebied (groepsleiding, ouders, de omgeving). - Als jonge kinderen zichzelf betasten besteden we daar geen aandacht aan tenzij het extreme vormen aanneemt. - We houden een oogje in het zeil als jonge kinderen in hun blootje spelen en staan dit toe als de omstandigheden het toelaten. Bij doktertje spelen bewaken we dat kinderen elkaars grenzen niet overschrijden. - We leren kinderen wanneer ze grenzen overschrijden en wat mag en niet mag; als groepsleiding bewaken we die grenzen - Bij overtreden van regels keuren we nooit het kind af, alleen het gedrag. - We geven uitleg bij de dingen die we doen. - We leren kinderen om ruzies uit te praten. - We belonen gewenst gedrag en corrigeren ongewenst gedrag; we bestraffen ongewenst gedrag alleen als corrigeren niet helpt. - Kinderen in de BSO hebben recht op inspraak. We moedigen hen vanaf ongeveer 7 jaar aan actief te worden in kinderparticipatie en kinderactiviteiten en om verantwoordelijkheid te nemen voor hun omgeving. - We geven kinderen de ruimte om hun eigen identiteit te ontwikkelen. Het ontwikkelingsgericht werken van de leidster De leidsters van kinderopvang “Willemijn” werken ontwikkelingsgericht. Dat wil zeggen dat zij de ontwikkeling van het kind op elk hierboven genoemd gebied zo veel mogelijk stimuleren. Dit gebeurt zowel tijdens het spel als met gerichte activiteiten. Meer hierover is te lezen in het Pedagogisch werkplan.
Problemen en zorgkinderen Plaatsing sociaal-medische indicatie Wij streven er naar een laagdrempelig dagverblijf te zijn. Wanneer de professionele draagkracht het toe laat en er geen schadelijke gevolgen voor het kind en/of andere kinderen zullen zijn, zal er plaats zijn voor kinderen met geestelijke en/of lichamelijke stoornissen. Indien blijkt dat een op het dagverblijf geplaatst kind gedrag vertoont waardoor het kind niet opgevangen kan worden, heeft het dagverblijf het recht het kind te weigeren. Dit als het kind een geestelijk en / of lichamelijk gevaar voor zichzelf of andere kinderen veroorzaakt. Hiervan zullen altijd ouders / verzorgers tijdig op de hoogte gesteld worden. Een kind met een sociaal-medische indicatie kan pas aangemeld worden als de verwijzen (in veel gevallen de huisarts of maatschappelijk werker) een brief schrijft met indicatie. Het kind kan pas geplaatst worden na goedkeuring van de directie. De ouder blijft verantwoordelijk voor de begeleidingshulpverlening aan het kind. Willemijn moet kunnen rekenen op ondersteuning van de ouder. Gedurende de opvang vinden regelmatig gesprekken met ouders plaats. Voortijdige beëindiging is mogelijk na overleg met alle betrokkenen. De plaatsing kan voortijdig worden beëindigd indien: Dit een wens is van ouders De opvang onvoldoende recht doet aan het kind ( het kind wordt in verdere ontplooiing belemmerd en/of het aanbod van Willemijn is onvoldoende) • De opvang geen recht meer doet aan de andere kinderen in de groep. Samen met ouders wordt dan naar een andere oplossing gezocht.
14 versie 9 sep. 2013
Signaleren met behulp van het baby- en peutervolgsysteem Wij als dagverblijf vinden dat wij de taak op ons horen te nemen wat betreft het signaleren van achterstand of stagnatie van een kind in de (spel) ontwikkeling. Daarbij uitermate goed rekening houdend met het vermogen en karakter van een kind zelf. Wanneer wij tijdens observatie ons enigszins zorgen beginnen te maken, zullen wij dit direct aan ouders kenbaar maken. Wij zullen uitgebreid overleggen met ouders en waar nodig helpen bij het zoeken naar oplossingen. Wij maken gebruik van het baby- en peutervolgsysteem bij de observatie van de kinderen. Zo een volgsysteem is een observatie instrument, dat is toegesneden op de dagelijkse praktijk. Met behulp van het systeem verloopt het observeren en het vastleggen van de ontwikkeling van baby's, dreumesen en peuters op een planmatige manier. De systemen geven een gemiddeld beeld van kinderen van 0 tot 2 jaar en van 2 tot 4 jaar. Op deze manier proberen we: Op een verantwoorde manier de ontwikkeling van de kinderen in beeld te krijgen Opvallend gedrag op tijd te signaleren Waar nodig op diverse ontwikkelingsgebieden de kinderen te stimuleren Op tijd ouders te informeren over opvallend gedrag van hun kind De observatie doen de leidsters ongeveer om de 3 maanden. Deze observaties bestaan uit verschillende ontwikkelingscriteria. Een observatie voor kinderen van 0 tot 2 jaar en een observatieformulier voor kinderen van 2 tot 4 jaar. Door middel van het invullen van het formulier met ja/nee beweringen laat de leidster zien hoever het kind in deze ontwikkeling is. Het volgsysteem gaat uit van de 5 ontwikkelingslijnen; Sociaal- emotionele ontwikkeling, Zelfredzaamheid, Speel en leerontwikkeling, Taalontwikkeling Nederlands en moedertaal, Motoriek. Bij de observatie van kinderen verliezen wij de eigenheid van een kind nooit uit het oog. Ieder kind ontwikkelt zich volgens eigen plan en is uniek en zal zich ook op een unieke manier ontwikkelen. De ontwikkelingslijnen zijn bedoeld als kader, als houvast, het laat een gemiddelde ontwikkeling zien. Er zal heel wat vooraf gaan voordat wij gedrag als opvallend en afwijkend gaan beschouwen, maar waar nodig kan er op tijd met ouders in gesprek gegaan worden. Wanneer de observatiegegevens ons laat twijfelen over de ontwikkeling of het gedrag van het kind vullen wij eerst nog een invulformulier in waarbij we nog iets meer helderheid over het gedrag krijgen voordat we vervolgstappen gaan ondernemen. (Zie bijlage 8) Het vervolg hierop zal een gesprek met ouders zijn om gezamenlijk beleid te gaan maken. De observatiegegevens kunnen een rol spelen in het contact met externe hulpverleners zoals huisartsen, logopedisten, jeugdzorg e.d. Op basisscholen maakt men gebruik van een leerling volgsysteem, dit is een vervolg op ons volgsysteem. In samenwerking met de gemeente, peuterspeelzaal en consultatiebureau hanteren wij, een door de gemeente ontwikkeld formulier, het zogenaamde VVE overdrachtsformulier, dat wij twee maal invullen en door de opvang aan de school wordt worden overhandigd. Tenzij ouders aangever dit niet te willen. Ouders zijn vrij te doen met de observatie wat zij willen, wij leggen dan geen contact met scholen. Voor ons heeft de observatie alleen ten doel dat we opvallend gedrag op tijd signaleren. Omdat de ontwikkeling van kinderen vanaf 4 jaar op school bijgehouden wordt houden wij van de kinderen op de bso geen observatie bij. De observatieformulieren houden we in de kind mappen en worden na de tweede keer in overleg met de ouders aan de school toegestuurd. We houden een kopij van het observatieformulier op het dagverblijf. Dit blijft bewaard bij de kind gegevens. Raadplegen van externe deskundigen. Wanneer er zorgen zijn over een kind, is het goed deze zo snel mogelijk met de ouders bespreekbaar te maken. In overleg kan besloten worden om een deskundige in te schakelen. Soms is het moeilijk het probleem met ouders te bespreken.
15 versie 9 sep. 2013
Bijvoorbeeld omdat jij als groepsleidster erg onzeker voelt over de juistheid van de signalering en bang bent de ouders onnodig ongerust te maken of je je zorgen maakt over de thuissituatie. In dergelijke situaties doen wij het volgende: Wij vragen advies aan een externe deskundige, die daarvoor de aangewezen persoon is. Dit zal in de meeste gevallen de arts of verpleegkundige van het consultatie bureau Gelderland Midden zijn. In geval van vermoedens van kindermishandeling en verwaarlozing volgen wij het protocol kindermishandeling Wanneer wij anoniem advies vragen noemen wij de naam van het kind niet. De externe deskundige hoort dus geen namen en ziet het kind ook niet. Wij bereiden onze vraag goed voor door gegevens op een rijtje te zetten en alvast duidelijk een vraag te formuleren. Wij houden rekening met de privacy van het kind en ouders. In aantekeningen en verslagen staan geen namen en we bergen de informatie goed op. Wanneer de informatie niet meer relevant is vernietigen wij het. Eventueel overleggen wij met de externe deskundige over wat we met de schriftelijke informatie moeten doen. Zorgen en problemen. Kinderopvang is een welzijnsvoorziening. D.w.z. een voorziening die voorwaarden schept voor het welzijn van mensen (kinderen, ouders). Als het in de kinderopvang niet goed lijkt te gaan met een kind wordt gekeken in hoeverre wel aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan. Ondanks de goede voorwaarden, kan het zijn dat ouders en/of leidsters zich zorgen maken over de ontwikkeling/het gedrag van een kind. Ouders en leidsters kunnen deze zorg, als gelijkwaardige gesprekspartners met elkaar delen en elkaar steunen. Leidsters kunnen, doordat ze met veel kinderen van dezelfde leeftijd werken en emotioneel wat makkelijker afstand kunnen nemen, iets zien (signaleren) wat een ouder (nog) niet ziet. Het is hun taak om daar iets mee te doen. Ouders kunnen, door een intensievere betrokkenheid en waarneming, soms eerder iets zien (signaleren).Zowel de leidsters als de ouders kunnen initiatief nemen voor een gesprek. Van een leidster mag verwacht worden dat ze: Ouders niet onterecht ongerust maakt (eerst toetsen bij collega’s/in werkbegeleiding). Ouders niet onterecht geruststelt uit angst om te kwetsen, maar er zorgvuldig over praat. Geen diagnoses stelt ( zij is niet deskundig op dit gebied) maar deze zorg met een ouder kan delen. Als een ouder op grond van deze zorg behoefte heeft aan deskundige hulp, is het van belang dat een leidster enige kennis heeft van de sociale kaart. Tenslotte: Er zal nooit, buiten medeweten van ouders, over een kind gepraat worden met derden (hulpverleners), ook niet op aanvraag van hulpverlenende instellingen. Een probleem kan wel voorgelegd worden aan een hulpverlenende instantie, maar dan anoniem (consultatief).Een grote uitzondering moet gemaakt worden, bij een sterk vermoeden van kindermishandeling. Maar dan ook altijd alleen na zorgvuldige observatie en in overleg in de werkbespreking. Ons Kinderdagverblijf beschikt over een protocol Meld code Kindermishandeling. Alle pedagogisch werkers, werkzaam binnen het Kinderdagverblijf zijn op de hoogte van De meld code Kindermishandeling, en weten hoe te handelen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) adviseert bij vragen of zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van kinderen. Wanneer pedagogisch medewerkers van Willemijn vragen hebben over een kind kunnen zij bij het CJG advies vragen en evt. doorverwezen worden naar deskundigen. Het C.J.G. geeft deskundig advies aan ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. Daarnaast is er nog een zorgnetwerkteam. Het zorg adviesteam bestaat uit deskundigen van allerlei uiteenlopende werkvelden. Zij zoeken met elkaar antwoord op de vraag wat er met een kind aan de hand is, geeft adviezen over de omgang met een kind, voert
16 versie 9 sep. 2013
gesprekken met ouders en verzorgers en biedt hulp bij verwijzing aan andere instanties. Door de samenwerking worden situaties van verschillende kanten bekeken, wordt er informatie uitgewisseld en kan er snel geadviseerd worden omdat alle deskundigen bij elkaar zitten. Kinderen worden besproken na toestemming van de ouders of kunnen anoniem worden ingebracht. Meer informatie over het CJG kunt u vinden op de site van Centrum voor Jeugd en Gezin www.cjgregiorenkum.nl Vira Kinderopvang Willemijn is aangesloten op de VIRA (Verwijsindex Regio Arnhem). De Vira is een digitaal systeem waarin beroepsbeoefenaars zoals leerkrachten, hulpverleners, begeleiders van kinderen en jongeren kunnen signaleren. Dit wordt gedaan als er zorgen zijn rondom het kind of gezin. Er wordt alleen een signaal geplaatst dat er zorgen zijn niet waarover. Dit signaal komt terecht in de VIRA en heeft als doel dat mogelijke andere hulpverleners die betrokken zijn bij het kind elkaar vinden middels de VIRA. Bij een evt. match kan men een plan van aanpak maken waar het kind bij is gebaat. Veiligheid en gezondheidsrisico-inventarisatie Jaarlijks wordt er in ons kinderdagverblijf een veiligheid en gezondheidsrisico inventarisatie gehouden. Op de verschillende groepen wordt er aan de hand van een vragenlijst veiligheid/gezondheid, bekeken waar de groep en het kinderdagverblijf risico’s lopen. Mogelijke risico's en eventuele verbeterpunten worden beschreven in een verslag. De actiepunten uit dit veiligheids- en gezondheidsverslag worden uitgevoerd en besproken met de inspecteur van de GGD, pedagogische medewerkers en ouderraad. Risico inventarisatie, Indien u dit wenst kunt u deze inzien op de desbetreffende locatie van uw kind. In het kader van de Veiligheid houden wij jaarlijks een ontruimingsoefening. Dagritme en groepssamenstelling: Dagritme en groepssamenstelling zijn belangrijke pedagogische middelen om het gedrag van kinderen te beïnvloeden. Zo creëren we programma’s waar ieder kind aan bod komt. De dagprogramma’s bieden houvast waar jonge kinderen behoefte aan hebben. De wat oudere kinderen zijn hier wat makkelijker in. In de buitenschoolse opvang is structuur aanwezig maar kinderen hebben ook de ruimte om zelf keuzes te maken. Bij de dagopvang bestaat het dagritme uit speel-leer- en verzorg-activiteiten. Binnen activiteiten worden afgewisseld met buitenactiviteiten. We hebben vaste opruimmomenten, verschoonmomenten en eetmomenten. Er is voldoende ruimte voor spontaan spelen en gerichte activiteiten. Doordat kinderen al snel vertrouwd raken met het dagritme biedt dit veiligheid en vertrouwen voor het kind. Iedere stam groep zo ver mogelijk zijn vaste pedagogisch medewerker. Ieder kind komt minimaal één van de vaste pedagogisch medewerkers tegen op de groep. Wij kiezen voor vaste stabiele groepen waar kinderen elkaar kennen en waar kinderen een vertrouwensrelatie met elkaar op kunnen bouwen. Er gaat veel energie verloren als kinderen eerst hun omgeving moeten leren kennen. Wanneer kinderen met vriendjes, leeftijdgenoten spelen dan gaat dit op een hoger niveau. De namen van de groepen (blauw, rood, groen) geeft aan welke pedagogisch medewerkers en welke kinderen bij elkaar horen. De kinderen die de leeftijd van 3 jaar hebben bereikt en aan de vereiste criteria voldoen krijgen vanuit de stamgroep gerichte 3+ activiteiten aangeboden. Deze groep is bedoeld als een extra voorbereiding naar de basisschool toe. Wanneer de groep samen stelling dus danig is dat we uit de stamgroep kunnen treden zullen we de extra activiteiten apart
17 versie 9 sep. 2013
aanbieden. Er is minimaal een vaste leidster voor deze groep met evt. een stagiaire en de groepsgrootte is niet meer dan 10 kinderen. Met behulp van een VVE (Voor en Vroegschools Educatie) programma zal er met name op taal en rekenen veel aangeboden worden. Kinderopvang Willemijn heeft hier voor het Piramide systeem gekozen. Dit systeem geeft handvaten aan de groepsleidsters om ieder thema in een goed lopend programma te verwerken. Rust, reinheid en regelmaat bieden kinderen een stabiele veilige leefomgeving. Bij een te kleine groepsbezetting zullen we de kinderen samen voegen en van uit deze groep leeftijd gerichte activiteiten aanbieden. De 3+ en jonge BSO kinderen gaan prima samen en leren veel van elkaar. Ook de wat oudere BSOer vind het gezellig om bij hun broertje of zusje te zijn. Opendeuren Wanneer alle groepen naar buiten gaan verlaten zij hun stamgroep en kunnen zij ook met kinderen uit de anderen groepen spelen. Er zal zolang de kinderen buiten actief zijn geen verschil gemaakt worden in welke groep zij horen. Alle kinderen zullen gestimuleerd en gemotiveerd worden bij buiten speel activiteiten. Als kinderen naar het toilet gaan of verschoond dienen te worden zullen de leidsters die binnen blijven dit op zich nemen. Wanneer er zich een situatie voordoet dat er op bepaalde dagen minder kinderen aanwezig zijn in de groep kan er besloten worden dat de groepen samengevoegd zullen worden. Dit om meer speelplezier voor de kinderen te genereren en de inzet van de leiding te optimaliseren. Ook zal op bepaalde dagen van de week gelegenheid zijn dat de kinderen hun stamgroep kunnen verlaten om de andere groep te bezoeken tijdens vrije speel momenten. De grote hal wordt dan meegerekend als speelhal. Eten en drinken vindt in veel gevallen wel op de stamgroep plaats. Bij een eventuele terugloop van groepsgrootte zullen de kinderen uit de groepen samengevoegd worden. Structureel georganiseerde activiteiten Kind-Leidster ratio (aantal kinderen per medewerker) De kind-leidster verhouding is afhankelijk van de gemiddelde leeftijd van de kinderen op een groep en wordt naar boven afgerond. Kwalificatie pedagogisch medewerker: Voor de functie van pedagogisch medewerker is een opleidingsachtergrond vereist van minimaal MBO niveau bij voorkeur Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) Naast de beroepskwalificatie hebben wij bijzondere aandacht voor: Pedagogische kennis. Kennis van en inzicht in groepsdynamische processen. Kennis van de geldende hygiëne en veiligheidseisen. Kennis van de ontwikkelingsfase van het kind. Sociale vaardigheden voor het motiveren, stimuleren en instrueren van kinderen en collega’s. Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid voor het opstellen van verslagen en contacten met ouders / verzorgers en collega’s. Alle beroepsopleidingen waarvan het diploma kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker zijn opgenomen in de CAO Kinderopvang bijlage 5 functieboek art 5.1.3.
18 versie 9 sep. 2013
Willemijn zet minimaal 2 en maximaal 3 leidsters per groep in. In een kdv groep zitten nooit meer dan 16 kinderen. Kind-Leidster ratio BSO We hanteren de regel dat er per tien kinderen één pedagogisch medewerker aanwezig is. Bij de kinderen van 8 jaar en ouder mag er bij 30 kinderen als derde een volwassene zonder bevoegdheid meewerken. Dat kan bijvoorbeeld een groepshulp zijn, een vrijwilliger of een stagiaire. Het is mogelijk voor ouders om incidenteel of structureel een extra dag(deel) af te nemen. Ouders dienen dit digitaal aan te vragen bij kantoor. In de planning wordt dan bekeken of hiervoor de mogelijkheid is. Kind-leidsterratio dient hierbij in acht genomen te worden. Ouders vernemen ook digitaal of deze aanvraag gehonoreerd wordt. Indien het om een structurele wijziging gaat dan wordt het plaatsingsbewijs hierop aangepast. Vier ogenprincipe dagopvang Kinderopvang Willemijn hecht veel waarde aan de veiligheid in haar kinderopvang. Het gaat hier om vertrouwen hebben in je personeel en collega’s je echter kun je nooit volledig op de mens vertrouwen. Daarom zijn de personeelsleden van kinderopvang Willemijn op de hoogte van evt. signalen herkennen. Daarom streven wij ernaar dat een pedagogisch medewerker nooit lang alleen op een groep of ruimte werkzaam is. Toch ontkomen we hier niet altijd aan daar het economisch en of personeel technisch niet altijd haalbaar is. Er worden bij niet afwijkende groepen twee pedagogisch medewerkers per verticale groep, per dag ingeroosterd. Bij ziekte of vakantie wordt een andere pedagogisch medewerker (vaste flexibele kracht) ingezet. In vakantietijden, als er veel minder kinderen op de groep zijn, kan het voorkomen dat er één pedagogisch medewerker op een groep staat. In dit geval kan er voor gekozen worden twee groepen samen te voegen. Als dit voor de emotionele veiligheid en de rust beter is, zal de medewerker de groep alleen draaien die dag. Wel zal er dan vaker ander aangesteld personeel de groep binnen lopen. De aanwezige stagiaires worden zo over de groepen en de dagen verdeeld, dat er elke dag ten minste een stagiaire aanwezig is, schoolvakanties en ziekte daargelaten. Door de sociale controle van medewerkers onderling is er toezicht op elkaar en de kinderen. Onze ruimtes zijn dmv. ramen controle gevoelig en wij werken met een babyfoon in de slaapruimtes zodat we ook kunnen horen wat er in een slaapruimte gebeurt.
19 versie 9 sep. 2013
Observeren en plannen Observeren, kijken naar kinderen; het is één van de belangrijkste pedagogische instrumenten van onze medewerkers. Zij geven de kinderen een rijk aanbod aan ervaring en kijken wat een kind hiermee doet. Waar speelt een kind graag mee, wat is zijn favoriete speeltje of in welke hoek speelt het kind graag of juist helemaal niet. Sluit het speelmateriaal aan bij de leeftijd, interesse en ontwikkeling en is er voldoende speelmateriaal aanwezig. Wordt er samen gespeeld of juist liever alleen? Plannen Observeren en plannen horen bij elkaar. Tijdens teamoverleg worden observaties besproken, conclusies getrokken, besluiten genomen en plannen gemaakt. Daar waar nodig aanpassingen gedaan. Er is structureel overleg in het team en met directie en worden uitkomsten geëvalueerd. Natuurlijk worden ook de ouders regelmatig op de hoogte gehouden. Speelgoedbeleid Het spelaanbod sluit aan bij de wens om zowel individueel als gezamenlijk spel aan te bieden. Het spelmateriaal is uitdagend, grensverleggend en ontwikkelingsgericht, houdt rekening met de diversiteit in leeftijd, sekse, sociale en culturele achtergrond. Speelgoed heeft een belangrijke functie in het kinderspel, het lokt immers uit tot spelen. Voor een goede spelstimulans is speelgoed of spelmateriaal van een natuurlijk materiaal onontbeerlijk. Spelen met water en zand geeft groot spelplezier. Speelmateriaal dat vervaardigd is van een natuurlijk materiaal zoals hout geeft een pure spelbeleving. Dit speelmateriaal heeft een eigen karakter, hout voelt immers anders aan dan steen. Het ontdekken van de verschillen tussen het speelgoed en de eigenheid van het materiaal roepen verschillende zintuiglijke belevingen op. Minder karakteristiek is plastic speelgoed door de verscheidenheid aan verschijningsvormen en toepassingen. Plastic speelgoed is wel aanwezig bij kinderopvang Willemijn. Het gaat dan om speelgoed dat niet in een natuurlijk materiaal uitvoerbaar is, maar wel voldoende uitdaging biedt. Daarnaast is plastic speelgoed uit hygiënisch oogpunt een betere keus. Wij hebben een grote variatie aan speelgoed dat aansluit bij de verschillende spelgebieden. Het kind kan hierdoor nieuwe uitdagingen aangaan. Door kinderen met verschillende speelgoedattributen te laten spelen, wordt beroep gedaan op het
20 versie 9 sep. 2013
stimuleren van zintuiglijke ervaring en motoriek. Wij hebben een grote variatie aan speelgoed dat aansluit bij de verschillende spelgebieden. Het kind kan hierdoor nieuwe uitdagingen aangaan. Wij proberen ons speelmateriaal zo heel en compleet mogelijk te houden. Natuurlijk gaat er wel eens iets kapot of raakt zoek. Wij proberen dit dan ook te vervangen of te repareren waar mogelijk. Echter zijn wij van mening dat als speelmateriaal bewust stuk gemaakt wordt dit naar de ouders gecommuniceerd en berekend wordt. Activiteiten (socialisatieproces). Door middel van afspraken die stimuleren dat iedereen tijdens activiteiten rekening houdt met elkaar, samen deelt en elkaar helpt kan solidariteit ontstaan. Tijdens de dagelijks terugkerende activiteiten ( maaltijd, kringactiviteit) wordt er aandacht besteed aan persoonlijke, culturele gebeurtenissen die aansluiten op het “echte leven” het gezin, de omgeving, de wijk. De HGM houdt toezicht of het kinderdagverblijf voldoet aan alle wettelijke regels uit de Wet kinderopvang die onder andere betrekking hebben op pedagogisch beleid, de groepsgrootte, het aantal pedagogisch medewerkers per groep en de verblijfsruimten. Een kopie van het inspectierapport ligt in het kindercentrum ter inzage en is op de site van kinderopvang Willemijn te downloaden. Inrichting van binnen en buitenruimtes Een ruimte binnen de kinderopvang is meer dan alleen een nuttige en veilige plek waar kinderen hun tijd kunnen doorbrengen. Het moet een prettige en fijne ruimte zijn waarin de thema’s en activiteiten van kinderen duidelijk naar voren komen. Daarbij hoort niet alleen de ruimte op zich, maar horen ook de materialen en ervaringen die geboden worden. De ruimte moet uitdagen tot ontdekken, ontwikkelen en onderzoeken. Hij moet dus danig ingedeeld zijn dat ieder kind er optimaal gebruik van kan maken. De ruimte en materialen stimuleren de kinderen tot leren en spelen.
Vaak is het effectiever de omgeving te veranderen dan het gedrag van het kind te veranderen. Deze aanpassingen en veranderingen kunnen bestaan uit: Iets toevoegen: je zorgt voor variatie in speelgoed zodat de belangstelling van het kind steeds weer gewekt wordt. Iets verwijderen: prikkels wegnemen zodat het kind niet te veel afgeleid wordt en op een veilige manier de wereld kan verkennen. Je ruimt speelgoed op voordat er wordt gegeten. Een baby kruipt rond in een box. Iets aanpassen: de leefruimte wordt zo aangepast dat kinderen zoveel mogelijk zelf kunnen doen. Kinderopvang Willemijn biedt kinderen een aantrekkelijke en vertrouwde omgeving. Een omgeving waar kinderen de ruimte hebben zich even terug te trekken, maar waar ze ook in een groep kunnen spelen. Een omgeving waar kinderen elkaar kunnen
21 versie 9 sep. 2013
ontmoeten, zich zelfstandig kunnen bewegen en waar ze vinden wat ze nodig hebben. Bij de inrichting van de ruimte wordt gezocht naar een balans tussen de noodzakelijke veiligheid en de al even noodzakelijke uitdagingen voor de kinderen. Kinderen leren binnen en buiten om te gaan met risico’ s die ze aan kunnen. Veiligheid en welzijn van kinderen is een van onze hoogste prioriteiten, maar daarmee nemen wij niet de kansen op ontdekken, ontwikkelen en leren af. Visie op de binnenruimte: Wij stimuleren de ontwikkeling van de kinderen door een speel- leeromgeving aan te bieden die de kinderen inspireert en uitdaagt. Bij het inrichten van de ruimte laten we ons met name leiden door de volgende uitgangspunten: de groep heeft een huiselijke sfeer, je mag je er thuis voelen. Bij de aankleding wordt rekening gehouden met de uitstraling van kleuren en materialen. De ruimte moet naast een gezellige sfeer ook een zekere rust uitstralen. Te veel prikkels maakt kinderen onrustig. Materialen zijn zo echt mogelijk, denk aan pannen, verkleedkleren, zand, gereedschap (BSO) e.d. Het speelgoed wordt zo aangeboden dat er voldoende aanbod is op kind hoogte en speelgoed wordt zo gepresenteerd dat het kinderen uitdaagt te gaan spelen. Er zijn verschillende hoeken waarin duidelijk is wat er te doen is: denk aan lees-, bouw-, huis-, kookhoek enz. Deze afzonderlijke hoeken hebben kinderen nodig om geconcentreerd te kunnen spelen. Er is een plek voor baby’ s om te voeden en te spelen. Er is aandacht voor alle zintuigen, er zijn spiegels, doorkijkjes en ’voel´ materialen. De pedagogisch medewerkers (blijven) kijken waar kinderen mee spelen. Als een hoek of bepaald materiaal niet meer interessant is, wordt er een aanpassing gedaan. De ruimte moet van en voor kinderen zijn, posters en foto´s worden op gehangen en veel knutselwerkjes worden tentoongesteld. Visie op buitenruimte Wij vinden het belangrijk dat buitenspeelruimtes kinderen mogelijkheden bieden om zelf initiatieven te nemen en ervaringen op te doen. Een buitenspeelplaats moet daarom avontuurlijk en spannend zijn en moet de kinderen een gevoel van vrijheid bieden. Buitenspelen is heel belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Ze moeten de gelegenheid hebben om zichzelf, hun lichaam en al hun zintuigen te ontdekken. Daarom is buitenspelen een belangrijk onderdeel van de dag en wordt hier veel aandacht aan besteed. Kinderen kunnen tijdens buitenspelen rennen, balanceren, bouwen, fietsen, schommelen, springen en nog veel meer. Wij vinden dat kinderen hun emoties mogen uiten tijdens buitenspelen. We proberen echter wel de kinderen bij te brengen dat onnodig gillen en schreeuwen niet wenselijk is. Zintuigen worden gestimuleerd door buiten te zijn. Een keer vallen en vies worden mag, dit hoort ook bij lerend spelen. Ook in de buitenruimte moet duidelijk zijn wat je waar kan doen. Er is bv. een plek om te voetballen en een plek om met zand te spelen. Daarnaast zijn er verstopplekken, gras, steen en verschillende soorten speeltoestellen waar mogelijk aanwezig. Kinderen van de BSO zitten overdag bijna de hele dag binnen op school, daarom bieden wij ze tijdens hun verblijf op de BSO volop de gelegenheid hebben en uitgedaagd worden om te bewegen. Bovendien wijzen landelijke inventarisaties uit dat het grootste deel van de kinderen te weinig beweging krijgt en dat ze weinig meer echt “spelen’’. Willemijn wil een rol spelen in het optimaal ontwikkelen van spel en beweging bij kinderen.
22 versie 9 sep. 2013
Tot slot vinden we het belangrijk dat kinderen leren en ervaren hoe prettig het is om dichtbij de natuur te staan. De natuur is er voor ons allemaal. Wanneer je kinderen laat zien hoe belangrijk onze natuurlijke leefomgeving is, zullen zij er verwondering en respect voor opbrengen en de schoonheid ervan ervaren. Zij zullen meer gemotiveerd zijn om zelf een bijdrage te leveren aan het behoud van ons milieu. Het buitenspelen beperkt zich niet alleen op eigen speelplein. Ook de directe omgeving van de locaties, dat kan zijn een park, een strook groen een nabij gelegen speeltuin kan een plek zijn waar kinderen naar hartenlust kunnen spelen. Communicatievormen Communicatie met ouders Om tot een goede samenwerking tussen ouders en pedagogisch medewerkers te komen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Pedagogisch medewerkers moeten zich aanpassen, zich kwetsbaar opstellen en de ouderlijke rol binnen de kinderopvang begeleiden. Kinderen zijn onlosmakelijk verbonden aan ouders. Een goede samenwerking met de ouders is dan ook een voorwaarde om goed met de kinderen te kunnen werken. Het vertrouwen begint al op de eerste dag van plaatsing, bij de eerste kennismaking tussen de pedagogisch medewerkers, ouders en kind begint de wenperiode. Een kind dat voor de eerste keer bij ons binnen komt, doet heel veel indrukken op. De nieuwe leefomgeving is helemaal vreemd. De ruimte, het materiaal, de volwassenen, de kinderen en de geluiden, alles is nieuw en onbekend. Wij hechten er daarom veel waarde aan een duidelijke structuur aan te bieden. Het ritme van de dag, de terugkerende gebeurtenissen, eenduidige omgangsregels en rituelen kunnen voor een kind een extra steun zijn om snel een plek te vinden. Ook wijzen we kinderen een ‘ mentor’ toe zodat het voor ouders duidelijk is wie hun vaste aanspreekpunt is. Wederzijds begrip en waardering is tussen de ouders en de pedagogisch medewerkers is de basis voor een goed contact. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker weet hoe de thuissituatie van het kind is. Zo kan de pedagogisch medewerker inspelen op de specifieke situatie van het kind. Ouders worden zorgvuldig geïnformeerd over de pedagogische visie, werkwijze, regels, gewoonten en gebruiken binnen onze kinderopvang. Binnen deze kaders zullen we graag wensen van ouders tegemoet komen. Kinderen maken op de opvang interessante ontwikkelingen door en doen belangrijke ervaringen op. Het is erg belangrijk deze ontwikkelingen en ervaringen te delen met de ouders. Dit doen onze pedagogisch medewerkers aan de hand van gesprekjes, foto’s, observaties en knutselwerken van de kinderen. In de kinderopvang 0 tot 3 jaar gebeurt dit ook via het klappertje waar iedere dag een impressie van de dag wordt weergegeven. Drie en halfjaarlijkse observatie formulieren worden ook via de klapper aan de ouders bekend gemaakt. Wederzijds adviseren en informeren is belangrijk. Zo kunnen we vanuit gezamenlijkheid het kind geven wat het nodig heeft en inspelen op behoefte van ieder individueel kind. Er is een cliëntenraad die zowel voor de kinderopvang als voor de buitenschoolse opvang bij elkaar komen. De cliëntenraad heeft als doel de belangen van de kinderen en de ouders van de kinderopvang zo goed mogelijk te behartigen en de ouders te vertegenwoordigen. Te adviseren over kwaliteit en het behartigen van de belangen van de ouders van de kinderopvang bij de directie. Direct contact: Het directe contact tussen groepsleiding en ouders heeft bij ons de prioriteit. Binnen het dagverblijf werken wij aan een sfeer waarbij de drempel voor ouders en groepsleiding heel laag mag zijn om met elkaar te communiceren. Wij willen hierbij benadrukken dat niet alleen de negatieve dingen besproken worden, maar proberen vooral ook in sterke mate de positieve dingen te bespreken. Het moet ook duidelijk
23 versie 9 sep. 2013
zijn dat het initiatief bij zowel de groepsleiding als ouders ligt. Wij verwachten ook dat ouders af en toe de tijd nemen om rustig te blijven praten en een actieve houding hebben tijdens de communicatiemomenten. Afspraak maken: Wij benadrukken bij ouders de mogelijkheid om een afspraak te maken met de groepsleiding om van gedachten te wisselen over de eigen kinderen op Willemijn. Allerlei onderwerpen kunnen op die manier op een rustige en duidelijke manier besproken worden met ouders, groepsleiding en eventueel directie. Ook de groepsleiding kan ouders uitnodigen voor een gesprek indien zij dit nodig achten. Tijdens haal en breng momenten is het niet altijd het juiste moment om ingewikkelde zaken te bespreken, het maken van een afspraak is dan een goed alternatief. Communicatieklapper: Ouders van kinderen tot 3 jaar worden zoveel mogelijk op de hoogte gehouden over wat de kinderen die dag gedaan hebben en hoe het gegaan is d.m.v. een de rode Willemijn klapper waar zowel leidsters als ouders hun bijdrage aan leveren. In deze klapper worden voedingstijden, slaaptijden en verdere bijzonderheden van het kind genoteerd. Als het kind 3 jaar is en aan de criteria voldoet dan gaat een kind over na de 3 plus activiteitengroep. De overdrachtsklapper is dan niet meer van toepassing. Er wordt dan een dag verslag bijgehouden en via de deur/bord aan de ouders gepresenteerd. Dit zet zich voort op de BSO locatie zodat ouders altijd geïnformeerd zijn wat er die dag is gedaan. Groeimappen: Van elk kind op Willemijn houden we een kind map bij. In deze map proberen de leidsters een overzicht te geven van 4 jaar Willemijn. Ook bevinden zich in deze mappen de observatieformulieren van het baby- en peuter volgsysteem en de overdrachtsformulieren die naar de basisschool worden gestuurd. Dit zijn standaardformulieren ontwikkeld door gemeente, peuterspeelzaal, kinderopvang en consultatiebureau. Het formulier wordt verstrekt door de gemeente Renkum. 0udergesprekken: Een ouder kan, wanneer daar behoeft voor is een gesprek aanvragen bij de mentor van het kind. Of als zij dit willen bij de leidinggevende van de groep of directie. Informatiebord Op alle locaties van kinderopvang Willemijn hangt een ouder info - bord. Via dit bord proberen wij ouders zo goed mogelijk op de hoogte te houden van actuele gegevens. Het bord is bedoeld voor informatie vanuit Willemijn. Hier hangen de foto’s met functie omschrijving van de personeelsleden en evt. activiteiten. Mocht het echter zo zijn dat ook ouders iets op dit bord willen hangen dan kunnen zij dit via de directie aanbieden. Wen procedure. Kinderopvang Willemijn heeft geen wenprocedure. De kinderen worden vanaf het moment van plaatsing goed begeleid en in de gaten gehouden. Mocht het om wat voor reden niet gaan dan melden wij dit aan de ouders door middel van een gesprek. Uit ervaring is gebleken dat zowel kind als leidsters aan elkaar moeten wennen en het ene kind went sneller dan het andere kind. Gemiddeld hebben we een maand als “wen” periode. Intern doorstromen. Als kinderen intern doorstromen dan worden de ouders hiervan op tijd op de hoogte gebracht middels een brief en mondeling door de leiding. Zodra de kinderen er aan toe zijn worden ze in het team overleg voorgedragen. Een maand voor dat de kinderen de oude groep verlaten mogen ze al wat uurtjes per week meelopen in de nieuwe groep. De kinderen gaan naar een groep met minder kinderen, niet meer dan 10, dan ze gewend zijn waar ze met leeftijd
24 versie 9 sep. 2013
genoten gezamenlijke en individuele activiteiten krijgen aangeboden. Het aantal kinderen die overgaan naar een andere groep is afhankelijk van leeftijd, de criteria en de ruimte in de groep. Kinderen die naar de buitenschoolse opvang doorstromen kunnen in de maand waarop ze 4 jaar worden instromen. Zij blijven vanaf dat moment in de BSO groep en draaien met de activiteiten mee. Leidsters zullen in het begin de nieuwkomers intensief begeleiden. Wij hebben geen limiet voor het aantal kinderen dat naar de buitenschoolse opvang doorstroomt. Dit geld voor KDV naar BSO maar ook van BSO naar BSO. Communicatie leidsters. De communicatievaardigheden van leidsters dienen veel aandacht te krijgen omdat een goede communicatie met ouders valt of staat met de vaardigheden van een groepsleidster. Verder hebben wij een communicatiemap waarin wij alle mogelijke informatie over goed communiceren bewaren. Groepsleidsters moeten hier regelmatig in lezen en de map ook aanvullen. Verder wordt er uitvoerig stil gestaan bij de communicatie tijdens de jaarlijkse functioneringsgesprekken. Ook kan er gekozen worden voor een externe training van communicatieve vaardigheden als blijkt dat een leidster veel moeite heeft met de communicatie met ouders en hierdoor beperkt wordt in het functioneren. Stage beleid. Kinderopvang Willemijn wil een bijdrage leveren aan kwaliteitsverbetering in de kinderopvang. Door het bieden van een stage leerplaats helpen wij bij het opleiden van professionele leidsters. Men kan alles niet goed leren door alleen de lesstof tot zich te nemen in een opleiding. Het is noodzakelijk al werkend en lerend te ervaren wat het betekent om als beroepskracht in de kinderopvang te werken, om te kunnen ontdekken of men geschikt is voor dit beroep en om te kunnen toetsen hoe ver men is en waar men als (toekomstige) beroepskracht staat. Het leerproces wordt mede gevormd door het persoonlijke verwerkings- en groeiproces van de leidster in opleiding. De levenservaring en opvoeding spelen hierbij een belangrijke rol. Juist in het deeltijdonderwijs is het van belang dat werkveld en opleiding goed op elkaar afgestemd zijn. Het vraagt van zowel de opleiding als van ons een investering. De opleiding moet op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in de beroepspraktijk om de lesinhoud up tot date te houden. De instelling zal de student de ruimte moeten bieden de voor het beroep relevante ervaring op te doen. Daarnaast is een goede werkbegeleiding vanuit de organisatie belangrijk. In ons stage beleid staat onze visie op het werken met stagiaires in relatie tot ons pedagogisch beleid nader beschreven. De Oudercommissie / cliëntenraad Kinderdagverblijven moeten hun ouderinspraak geregeld hebben volgens de Wet Kinderopvang in de vorm van een oudercommissie. Met een oudercommissie beschikt Willemijn over een gesprekspartner die namens de ouders kan spreken. De bevoegdheden van de Cliëntenraad en de procedures waaraan de organisatie en Cliëntenraad zich moeten houden staan vastgelegd in het medezeggenschapsreglement. De Cliëntenraad stelt zich ten doel de belangen van de kinderen en ouders zo goed mogelijk te behartigen en te vertegenwoordigen door invloed uit te oefenen op het beleid. De Cliëntenraad formuleert adviezen maar signaleert ook knelpunten. De Cliëntenraad heeft adviesrecht over de volgende onderwerpen: beleidszaken en prijzen. Alle ouders die voor opvang van hun kind(eren) gebruik maken van het kinderdagverblijf, kunnen lid worden van de Cliëntenraad. De voltallige Cliëntenraad bestaat uit 3 tot 11 leden die onderling de taken verdelen. De werkwijze van de Cliëntenraad staat omschreven in een reglement. De Cliëntenraad vergadert regelmatig. De onderwerpen die op de agenda staan worden aangedragen door de Cliëntenraad of door andere ouders. De Cliëntenraad vindt het belangrijk om goed te communiceren met de ouders die zij vertegenwoordigen en helpen bij het regelen van oudercontact avonden. Zij regelen en verzorgen het enquêteformulier
25 versie 9 sep. 2013
tevredenheidsonderzoek. Het enquêteformulier wordt aan alle klanten van kinderopvang Willemijn, twee jaarlijks uitgedeeld. De bevindingen worden, middels een gezellige bijeenkomst bekend gemaakt aan de ouders. Op deze manier bieden wij ouders de mogelijkheid zich te uiten over Willemijn en hun betrokkenheid te tonen. Feestdagen. Een aantal gebeurtenissen zoals verjaardagen, afscheid, feestdagen ( Sinterklaas, Kerst en Pasen) verloopt op het dagverblijf volgens een vast ritueel. Door hier op een bepaalde manier mee om te gaan, leren kinderen wat het betekent om bijvoorbeeld jarig te zijn. Aan vaste gewoontes kunnen kinderen zowel zekerheid als plezier ontlenen. Ook het hanteren van een vaste dagindeling valt te beschouwen als een ritueel. Plaatsingsbeleid Bij kinderopvang ”Willemijn” wordt opvang geboden aan kinderen van 0 totdat het kind de basisschool verlaat. De mogelijkheid van plaatsing is afhankelijk van een aantal factoren. Zo spelen de leeftijd, alsmede de gewenste dagen een rol. Ouders kunnen op afspraak altijd de kinderopvang bezichtigen. Er is een voorrangsregeling voor het plaatsen van tweede en volgende kinderen uit hetzelfde gezin. Om de kinderen voldoende mogelijkheid te geven zich thuis te voelen wordt een plaatsing van minimaal twee dagdelen wenselijk geacht. Opvangaanbod “Willemijn” biedt gedurende twaalf uur per dag opvang op KDV en elf uur voor BSO. De openingstijden zijn op werkdagen van 07.00 uur tot 19.00 uur KDV en voor BSO is dat van 07:30 uur tot 18:30 uur. Het kindercentrum is 51 weken per jaar open, behoudens tussen oud en nieuw, zon- en feestdagen en speciale dagen zoals genoemd in de CAO-kinderopvang. Flexibiliteit In verband met de activiteitenprogramma’s en de rust in de groep wordt de ouders gevraagd om zich aan het breng en haalschema’s te houden: Extra komen of ruilen van dagen is over het algemeen mogelijk, mits het past in de groep en op de aangevraagde dag. Er worden geen kinderen boven de groepsgrootte geplaatst en er wordt geen extra leiding ingezet. Ruilen van dagen moet wel binnen twee weken plaatsvinden. Extra uren worden extra gefactureerd. Feestdagen waarop kinderopvang Willemijn gesloten is kunnen niet geruild worden. Vakantie- of schoolvrijedagen die afwijken van de vastgestelde vakantiedagen kunnen niet geruild worden met reguliere contractdagen. Bij een 40 weken contract kunnen vakantiedagen niet geruild worden met reguliere naschoolse opvang. Verder wordt bij ‘’Willemijn’’ de mogelijkheid geboden voor flexibele opvang. Bij deze vorm is het mogelijk om per week te wisselen van dagen of een variatie aan te brengen in het aantal dagen dat een kind per week komt. Hiervoor geldt echter wel een minimale afname van vier dagdelen. Wanneer u in de zomervakantie wilt ruilen verzoeken wij u dit een maand van te voren aan te vragen. Wij zullen u dan via de mail berichten of dit mogelijk is. Er kunnen geen rechten aan deze regel worden ontleend. Het is een extra service van onze organisatie.
26 versie 9 sep. 2013
Achterwacht regeling Afspraken rondom ziekte en acute vervanging Het kan natuurlijk altijd voorkomen dat er een leidster ziek is. Er wordt bij kinderopvang Willemijn zoveel mogelijk geprobeerd dit tijdig aan de directie door te geven, zodat ook tijdig gezocht kan worden naar vervanging. Soms echter kan een leidster ’s morgens pas inschatten dat zij niet kan werken en die dag dus niet aanwezig kan zijn. De directie van de opvang (of bij aanwezigheid één van de aanspreekpunten van de groepen) gaat dan direct op zoek naar vervanging. Hiervoor wordt meestal één van de andere personeelsleden gevraagd. Dit houdt in dat deze persoon die dag langer op de groep ingezet zal worden. Mocht om wat voor reden ook er geen personeelslid beschikbaar zijn dan kan de directie overwegen om een uitzendbureau te vragen of zij hierin kunnen helpen. Te allen tijde zal geprobeerd worden om de vaste gezichten van de groep te laten starten en te laten sluiten en de vervangsters bij een vast persoon op de groep te plaatsen. Er wordt gewerkt gedurende de dag met 2 vaste leidsters per groep. Voordat de groep start zorgen zij ervoor dat voorbereidende werkzaamheden klaar zijn. Mocht zij onverhoopt de groep moeten verlaten dan kan zij een beroep doen op de aanwezige collega. Het kan natuurlijk ook voorkomen dat er iets met een kind gebeurt (hard gevallen, tand eruit gevallen, grote wond) en dat de leidster met het kind naar een arts moet. Op dat moment wordt er gebeld met een van de directieleden of er wordt overleg gepleegd met de aangewezen verantwoordelijke en gekeken of er misschien op één van de andere groepen een leidster “over” is, die tijdelijk op de groep kan inspringen. Is dit niet het geval, dan wordt gekeken of de achterwacht wellicht even bij kan springen of met het kind naar de dokter kan gaan. Ten allen tijde wordt er naar gestreefd om een pedagogisch medewerker of gelijkwaardige op de groep in te zetten. De groepen kunnen altijd terug vallen op de hoofdvestiging daar is altijd iemand aanwezig die kan helpen. Rituelen. Rituelen zijn steeds terugkerende momenten in het samenleven. Zij zijn belangrijk omdat zij veiligheid en houvast geven. Het bereiden van de maaltijden, het samen eten, het afruimen, de kring en de verschoonmomenten en het slapen gaan zijn dagelijks terugkerende rituelen bij ons kindercentrum. Vakantie opvang. Tijdens vakantie opvang (wanneer het kinderaantal dit toelaat) zijn wij op één locatie. Omdat er dan veel kinderen afwezig zijn is het gezelliger om toch nog speelkameraadjes te hebben. Ook is er dan een vakantie programma. We gaan dan naar de dierentuin, musea en andere leuke activiteiten ondernemen. Het vakantie rooster is vooraf bekend zodat u op tijd weet wat we gaan doen.
27 versie 9 sep. 2013
Specifieke toevoegingen BSO (Kijk wij zijn een groep) Relatie in de BSO groepen. Binnen de BSO zijn vaak meerdere groepen te vinden; leeftijdsgroepen, vriendjes, klasgenoten, jongens en meisjes groepen. Voor kinderen is het belangrijke om aansluiting te vinden bij een groep. Nieuwe kinderen worden door de pedagogisch medewerker zorgvuldig begeleid zodat het kind een veilige basis vindt binnen de groep. We werken binnen de BSO met basis groepen. Een vaste groepsindeling bij het samen starten en eten en drinken op de BSO middag. Voor veel kinderen is dit een veilig en vertrouwd moment. Bij de oudere kinderen word dit steeds vaker losgelaten. Deze kinderen willen snel iets drinken om vervolgens met hun eigen vriendjes en hun eigen activiteiten aan de slag te gaan. De BSO moet een prettige leefomgeving zijn voor de kinderen. Wij willen daarvoor een goede sfeer in de groepen creëren. Wij vinden dat zowel kinderen als wijzelf verantwoordelijk zijn voor het sociale leefklimaat. Uiteraard is het onze taak de kinderen hiervan bewuster te maken en hen te ondersteunen. In de groep staan sociale vaardigheden en sociaal gedrag centraal. Op de BSO verwachten we dat kinderen op elkaar wachten en naar elkaar luisteren. Ze ervaren ook hoe het is om samen het materiaal en de ruimte te delen, om de aandacht van de pedagogisch medewerker en andere kinderen te delen en om elkaar te helpen als dit nodig is. Wij vragen de kinderen om rekening te houden met elkaar en respect voor elkaar te hebben. Vriendschappen Vanaf het 4e jaar kan een kind zich voorstellen hoe een ander zich voelt en is het al redelijk in staat sociaal gedrag te tonen zoals iemand helpen, delen, samenwerken en voor iemand opkomen. Dit zijn voor het maken van vrienden belangrijke eigenschappen. Kinderen die nog weinig zelfcontrole hebben en snel agressief zijn hebben moeite met het maken van vrienden. Zij hebben begeleiding van de pedagogisch medewerker nodig die tijdig kan ingrijpen en bijsturen. Na het 7e jaar wordt vriendschap ook heel belangrijk voor de ontwikkeling van de eigen identiteit. Het kind vergelijkt zichzelf met anderen en wil erbij horen. Vanaf deze leeftijd gaan meisjes vooral met meisjes en jongens vooral met jongens spelen. Vriendschappen kunnen nog wel eens wisselen doordat kinderen nog uitproberen met wie ze het beste kunnen opschieten. Na het 10e jaar wil het kind er bij horen, geaccepteerd worden en zichzelf profileren.
28 versie 9 sep. 2013
Kinderen zijn bezig met de vraag; wie ben ik? Wat kan ik? Ze willen hetzelfde zijn; ‘ik wil ook paardrijden’. Kinderen gaan elkaar feedback geven; iets is stom of mooi. Toegeven aan de groepsdrukte of je eigen voorkeuren en interesses volgen kan een groot dilemma worden voor kinderen. Erbij horen is immers erg belangrijk. Een uitzondering zijn. Als een kind niet mee kan doen aan het groepsproces ‘hoort het er niet bij’. Dit kan komen doordat deze kinderen anders zijn qua uiterlijk of gedrag. Hoe langer deze kinderen niet mee spelen, hoe groter hun sociale achterstand wordt. Ze oefenen namelijk hun sociale vaardigheden niet doordat ze niet samen spelen, samen dingen doen, niet om gaan met elkaar. Soms worden deze kinderen gepest. Een negatief zelfbeeld is een reëel gevolg. De pedagogisch medewerker zal deze kinderen zoveel mogelijk ondersteunen en helpen zijn vaardigheden te ontwikkelen. Positieve en negatieve groepen. In een positieve groep komen alle kinderen tot hun recht. Ze durven zichzelf te zijn, kunnen vrienden maken en worden aangemoedigd hun sociale vaardigheden te vergroten. In een positieve groep heerst een positieve sfeer, waar niet gepest wordt en kinderen verdraagzaam zijn. Kinderen hebben oog en oor voor elkaar en willen een conflict dat ontstaat graag weer oplossen. Daarbij voelt iedereen zich prettig, ook de pedagogisch medewerker. Als de sfeer negatief is, ontstaat er een kettingreactie aan vervelende gebeurtenissen. Het ombuigen van negatief naar positief is lastig. Wacht niet te lang met ingrijpen want voor je het weet zit je in een neerwaartse spiraal. Investeer in een goede sfeer. Als pedagogisch medewerker doe je dat in de eerste plaats door zelf het goede voorbeeld te geven. Wees belangstellend naar ieder kind, stimuleer vriendschappen, heb aandacht voor nieuwe kinderen en heb veel aandacht voor positief gedrag. Evalueer na afloop een gezamenlijke activiteit. Benadruk daarbij vooral wat er wel goed ging. Wanneer kinderen negatieve interacties met elkaar hebben, is het goed dat je de situatie en de gevoelens van de betrokken kinderen benoemt. De kinderen voelen zich dan gezien. Daarna kun je de kinderen helpen hun conflict op te lossen en op een positieve manier op elkaar te reageren. Kinderen die elkaar kennen, gaan beter met elkaar om. Ruzies worden minder op de spits gedreven omdat ze een persoonlijke band met elkaar hebben. Omdat ze iets van elkaar weten, houden ze rekening met elkaars gevoelens. De pedagogisch medewerker zal dit proces beïnvloeden door de kinderen te stimuleren meer over elkaar te weten te laten komen. Open deuren Kinderopvang Willemijn vind het prettig als kinderen met leeftijd- school- of sportgenoten kunnen spelen op de BSO. nu kan het zijn dat deze speelkameraden niet in de zelfde stam groep zitten. Toch kunnen zij gezamenlijk spelen door dat wij van mening zijn dat kinderen niet perse in hun stamgroep hoeft te verblijven. De kinderen van de bovenbouw kunnen ook op de beneden verdieping zich vermaken. De tuin en de bso aktief activiteiten worden samen ondernomen of gebruikt. Pesten. Pesten komt helaas vaak voor en wellicht ook bij ons op de groep. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op de BSO serieus willen aanpakken. Want pesten wordt nooit getolereerd! Belangrijk is dat we pesten als probleem zien van alle betrokken partijen; de BSOkinderen (gepeste kinderen, pesters en de zwijgende groep), pedagogisch
29 versie 9 sep. 2013
medewerkers en ouders. Als er gepest wordt moeten pedagogisch medewerkers ( in samenwerking met ouders) dat kunnen signaleren en een duidelijk standpunt innemen. Een pestprotocol met stappenplan kan dan veel houvast geven. Als het de pedagogisch medewerkers, ondanks al hun inspanningen, niet lukt het pesten te stoppen is de inschakeling van een deskundige nodig. Deze kan het probleem onderzoeken en de pedagogisch medewerkers adviseren.
Jongens en meisjes. Pedagogisch medewerkers zullen vaak voor het volgende dilemma staan; laten we de kinderen zelf groepen maken, zelf kiezen met wie ze spelen of sturen we hier dwingend in bij, een lastig dilemma. Enerzijds willen we kinderen eigen keuzes laten maken, anderzijds willen we het wij gevoel stimuleren en kinderen met elkaar leren omgaan en optrekken. Ook is het soms voor het verloop van een activiteit prettig om bepaalde kinderen niet bij elkaar in een groepje te zetten omdat je verwacht dat dit problemen op zal gaan leveren. Van nature zullen jongens graag met jongens en meisjes met meisjes optrekken. Een groepje meisjes en jongens zal vaak wat rustiger zijn dan alleen een jongensgroep. Waar kies je voor? Mogen jongens druk zijn, slopen en bouwen? In ons beleid willen we hier de volgende stelling in nemen; ieder kind heeft eigen behoeftes en interesses. Jongens en meisjes zullen hier vaak verschillend in zijn. Vrouwelijke pedagogisch medewerkers sluiten van naturen vaak makkelijker aan bij meisjes. Het is belangrijk om ons ook bewust te zijn van de behoeftes van jongens en hier op in te spelen. Jongens moeten mogen stoeien, wild en lawaaierig zijn. Het is belangrijk hier de gelegenheid voor te bieden zonder dat dit het vaak wat rustiger spel van meisjes verstoort.
30 versie 9 sep. 2013
Daarnaast zal de pedagogisch medewerker een evenwicht moeten vinden in loslaten; kinderen zelf laten kiezen met wie ze waar spelen en invloed uitoefenen zodat het wij gevoel van de groep in stand blijft.
Gezien de ligging van onze BSO locatie, naast een rouwcentrum, hebben wij met onze buren een duidelijke afspraak gemaakt. Zodra zij een uitvaart hebben wordt dit aan ons gemeld en word er niet gegild en geschreeuwd door de kinderen in de tuin of elders buiten. Dit uit respect voor de nabestaande. Kinderen zijn snel vertrouwd met de regel en gaan hier ook begripvol mee om.
31 versie 9 sep. 2013