PBO-blad
SociaalEconomische Raad
M e d e d e l i n g e n b l a d e n Ve r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e
Inhoudsopgave jaargang 52 5 juli 2002 nummer 37
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bestuursamenstellingen
2 2
BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw Productschap Dranken
3 3 7
Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA 14 tot en met 15) Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (PGD 3) Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 31) Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf (SCH 2 tot en met 3) Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- enTerrazzo-/Vloerenbedrijf (STS 1 tot en met 3)
8 8 16 17 27 37
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD
Bestuurssamenstellingen Bedrijfschup
voor
de Groothandel en de Tussenpersonen in A d a p p e l e n
Voor de zittingsperiode 1juni 2002 tot 1juni 2004 zijn benoemd tot lid of plaatsvervangend lid door: de Nederlandse Aardappel Organisatie: P.J.M. Beemsterboer (plv. P.L. Blankendaal), L.C. van Egmond (plv. C. Blokker), H. Hof (plv. 3 . Wever), ing. J.P.M. Muijsers (plv. J.J. van Dijk), A.J. de Nijs (plv. vacature), F.A. van den Oord (plv. vacature), J. Pars (plv. B.B.J.C, Rijk), M.J. Varekamp (plv. de heer G. Niemansverdriet); de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel: C.J.M. van Arendonk (plv. P. Braak), A.W. Bierens (plv. H.G.J. van de Water), M.E.L. De Dobbelaere (plv. H.S.L. Gramsma), N. Iedema (plv, vacature); FNV Bondgenoten: mevrouw M. Hesper (plv. vacature), N. Meijer (plv. vacature), C.J.M. Pepermans (plv. vacature), T.1. Sun (plv. vacature); Dienstenbond CNV: C.J, Bartelson (plv. G.B. Rijzinga), J.C. Fraase Storm (plv. R.Leloux) Het Dagelijks Bestuur bestaat uit: M.J. Varekamp (voorzitter), C.J.M. Pepermans (vice-voorzitter), C .J.M. van Arendonk, J.C. Fraase Storm, T.I. Sun.
Afdeling Pootaardappelen
de Nederlandse Aardappel Organisatie: H. Hof (plv. €3, Wever), ing. J.P.M. Muijers (plv. J.J. van Dijk, J. Pars (plv. B.B.J.C. Rijk), A.J. de Nijs (plv. vacature); de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel: C,J.M. van Arendonk (plv. P.Braak), N. Iedema (plv. vacature); FNV Bondgenoten: mevrouw M. Hesper (plv. vacature), C.J.M. Pepermans (plv. vacature), vacature: Dienstenbond C N V : J.C. Faase Storm (plv. C.J. Bartelson), vacature.
Afdeling Ccmsumptie-, Fabrieks- en Voeraarduppeken de Nederlandse Aardappel Organisatie: P.J .M Beemsterboer (plv. P.L. Blankendaal), L.C. van Egmond (C. Blokker), F.A. van den Oord (plv. vacature), M.J. Varekamp (plv. G. Niemansverdriet); de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel: A.W. Bierens (plv. H.G.J. van de Water), M.E.L. De Dobbelaere (plv. H.S.L. Gramsma):
2
FNV Bondgenoten: mevrouw M. Hesper (plv. vacature), C.J.M. Pepermans (plv. vacature), vacature; Dienstenbond CNV: J.C. Fraase Storm (plv. C.J. Bartelson), vacature.
BEDRIJFSLICH AMEN
Hoofdproductschap Akkerbouw Openbure kennisgeving
Gelet op artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificering, maakt het Hoofdproductschap Akkerbouw de navolgende publicaties in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, nr. C 151 van 25 juni 2002, bekend. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die kan aantonen een wettig economisch belang te hebben in verband met de door de Commissie voorgenomen wijziging van de betreffende productdossiers, kan tot uiterlijk 5 november 2002 zijn bedenkingen daartegen kenbaar maken door middel van toezending van een gemotiveerde verklaring aan het Hoofdproductschap Akkerbouw, secretariaat AGOS, Postbus 29739, 2502 LS Den Haag.
3
Bekendmaking van een verzoek om wijziging op grond van artikel 9 van Verordening (EEG)nr. 2081/92 van één of meer elementen van het productdossier van een op grond van artikel 17 of artikel 6 van die verordening geregistreerde benaming (20021C 151/03)
Bij deze bekendmaking wordt het recht verleend om overeenkomstig artikel 7 van de verordening bezwaar aan te tekenen. Ieder bezwaar tegen dit verzoek moet binnen zes maanden na deze bekendmaking via de bevoegde autoriteit van een lidstaat worden medegedeeld. Het gaat om een niet geringe wijziging, die derhalve op grond van artikel 6, lid 2, van de verordening moet worden bekendgemaakt. VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE M A D
VERZOEK OM WIJZIGING VAN EEN PRODUCTDOSSIER ARTIKEL 9
Geregistreerde benaming: Danablu Bevoegde dienst van de lidstaat Ministeriet for Fodevarer, Landbrug og Fiskeri Tel. (45) 3 3 9 5 3 3 O1 Fax (45) 3 3 12 46 86 F~devaredirektoratet Tel. (45) 3 3 9 5 60 O0 Fax (45) 3 3 9 5 60 O 1 Gevraagde wijziging(en) - Rubriek van het productúossier:
Ji
naam omschrijving
0 geografisch gebied 0 bewijs van oorsprong wijze waarop het product wordt verkregen
0 verband 0 etikettering 0 nationale vereisten
- Wijziging(en): wijze waarop het product wordt verkregen:
in plaats van: ,,Rauwe Deense koemelk wordt qua vetgehalte gestandaardiseerd, gehomogeniseerd en gethermiseerd. Er worden toegevoegd: een verzuringsmiddel, een blauwschimmekultuur en na verzuring stremsel. De wrongel wordt bij passende hardheid gesneden: eventueel licht omgeroerd. De kaasmassa wordt in een vorm gevuld, het water wordt afgegoten, de kaas wordt gezouten, geprikt en opgeslagen”; wordt gelezen: ,,Rauwe Deense koemelk wordt qua vetgehalte gestandaardiseerd, gehomogeniseerd en gepasteuriseerd of gethermiseerd. Er worden toegevoegd een verzuringsmiddel, een blauwschimmelcultuur en na verzuring stremsel. De wrongel wordt bij passende hardheid gesneden: eventueel licht omgeroerd. De kaasmassa wordt in een vorm gevuld, het water wordt afgegoten, de kaas wordt gezouten, geprikt en opgeslagen”. Datum waarop het volledige dossier is ontvangen: DK100328: i0 september 2001.
4
Bekendmaking van een verzoek om wijziging op grond van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van één of meer elementen van het productdossier van een op grond van artikel 17 of artikel 6 van die verordening geregistreerde benaming (20021C 151104)
Bij deze bekendmaking wordt het recht verleend om overeenkomstig artikel 7 van de verordening bezwaar aan te tekenen. ieder bezwaar tegen dit verzoek moet binnen zes maanden na deze bekendmaking via de bevoegde autoriteit van een lidstaat worden medegedeeld. Het gaat om een niet geringe wijziging, die derhalve op grond van artikel 6, lid 2, van de verordening moet worden bekendgemaakt. VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE RAAD
VERZOEK OM WIJZIGING VAN EEN PRODUCTTDOSSIER ARTIKEL 9
1, Geregistreerde benaming Ossau-Iraty 2. Bevoegde dienst van de lidstaat
institut National des Appejlations d'ûrigine i 38, avenue des Champs-Elysées F-75008 Pans Tel. (33-1) 53 89 80 O0 - Fax (33-1) 42 25 57 9 7 3.
Gevraagde wijziging(en) - Rubriek(en) van het productdossier:
IJ
naam
0
beschrijving
a
geografuch gebied
0
bewijs van oorsprong
0 wijze waarop het product wordt verkregen
0 0 0
verband etikettering nationale vereiste
- Wijziging(en):
Geografisch gebied:
Wat het departement Pyrénées-Atlanriques betreft, wordt het productiegebied beperkt tot de gemeenten of delen van gemeenten van het departement die zijn gelegen op de linkeroever van de ûusse en vervolgens van de Gave de Pau en van de Gaves Reunis en vervolgens de Adaur na de samenvloeiing van de Gaves, alsmede tot een deel van de op de rechteroever van de Gave de Pau gelegen gemeente Lons. Bijgevolg zijn 176 gemeenten van het departement Pyrénées-AtIantiques uitgesloten. 4. Datum waarop het volledige dossier is ontvangen: i maart 2002.
5
Bekendmaking van een verzoek om wijziging op grond van artikel 9 van Verordening (EEG)nr. 2081/92 van één of meer elementen van het productdossier van een op grond van artikel 17 of artikel 6 van die verordening geregistreerde benaming (2002/C 151/05) Bij deze bekendmaking wordt het recht verleend om overeenkomstig artikel 7 van de verordening bezwaar aan te tekenen. Ieder bezwaar tegen dit verzoek moet binnen zes maanden na deze bekendmaking via de bevoegde autoriteit van een lidstaat worden medegedeeld. Het gaat om een niet geringe wijziging, die derhalve op grond van artikel 6, lid 2, van de verordening moet worden bekendgemaakt. VERORDENING (EEG) Nr. 2081192 V A N DE RAAD VERZOEK OM WIJZIGING VAN EEN PRODUCTLIOSSIER: ARTIKEL 9
1. Geregistreerde benaming: Monti iblei 2. Bevoegde dienst van de lidstaat
Minister0 delle Politiche agricole e forestali Dipartimento delia Qualità dei prodotti agroalirnentari e dei servizi Via XX Settembre, 20 1-0018 7 Roma
Tel. (39-06) 481 99 6 8 Fax (39-06) 42 O1 31 26 E-mail qualità@politicheagricole.it 3.
Gevraagde wijziging(en) -
Rubriek(en) van liet productdossier:
0
naam beschrijving
0 geografisch gebied 0 bewijs van oorsprong wijze waarop het product wordt verkregen
0 verband
0 etikettering
0
nationaie vereisten
- wijziging(m):
Toevogen:
Beschrijving: Bovendien moet bij de eerste persing verkregen extra olijfolie ,,Monti iblei” aan dvolgende normen voldoen: K 232 5 2,20 K 270 5 0 , l S Wijze waarop het product wordt verkregen: De bij de eerste persing verkregen extra olijfolie ,,Monti iblei” wordt geproduceerd uit gave olijven die jaarlijks worden geoogst vanaf het tijdstip waarop de vruchten beginnen te rijpen (vanaf 20 september) tot en met i 5 januari. 4. Datum waarop het voledige dossier is ontvangen: G/IT/O1521: 3 januari 2002.
6
Productschap Dranken Openbare kennisgeving
Opheffing Productschap voor Bier, Bedrijfschap Frisdranken en Waters, Productschap voor Gedistilleerde Dranken en Bedrijfschap voor de Detaiihandel in Alcoholhoudende Dranken Bij koninklijk besluit van 6 mei 2002 (Staatsblad 264, d.d. 6 juni 2002) zijn de volgende product- en bedrijfschappen per 1juli 2002 opgeheven: Productschap voor Bier, Bedrijfschap Frisdranken en Waters, Productschap voor Gedistilleerde Dranken en Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken. In genoemd besluit is voorts bepaald dat het Productschap Dranken is belast met de vereffening van het vermogen van genoemde schappen. De vereffening gaat in op 8 juli 2002. Het Productschap Dranken roept hierbij degenen die een vordering op een van de genoemde schappen hebben, op deze vordering vóór 1 februari 2003 schriftelijk in te dienen. Daarbij dient duidelijk de grondslag van de vordering aangegeven te worden, zo mogelijk onder overlegging van (afschriften van) bewijsmateriaal. Reacties dienen te worden gericht aan: Product schap Dranken t.a.v. dhr. drs. J.J. Schat Postbus 2615.5 3002 ED Rotterdam,
7
Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw H P A 14
Wijziging VI Verordeplìng HPA aurduppelmuehaid 1997 Verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw van 8 november 2001 tot wijziging van d e Verordening HPA aardappelmoeheid 1997 (PBO-blad 08.01.98 onder nr. Akk 3) Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw; Gelet op 'de artikelen 93 en 95 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2, 3, 4, 16, 18 en 25 van de Insteltingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Gehoord de Commissie Aardappelen; Besluit: Artikel I De Verordening HPA aardappelmoeheid 1997 wordt gewijzigd als volgt: A Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt: 1. het leesteken "punt" aan het eind van de omschrijving van onderdeel rn wordt vervangen door het leesteken puntkomma.
2. de volgende omschrijving wordt toegevoegd: n. aardappelopslag
:
aardappelplanten gegroeid uit op een perceel achtergebleven aardappelknollen.
B 1. In artikel 3, derde lid wordt "artikel 3," vervangen door: het.
2. In artikel 3 a wordt na het woord "waarop" toegevoegd: of waarbij.
C Na artikel 3 a-wordt een nieuw artikel 3 b ingevoegd, luidende als volgt: Artikel 3 b Het is de ondernemer na 1 juli van enig kalenderjaar verboden om in een perceel waarop een akkerbouwgewas geteeld wordt, aardappelopslag t e hebben, indien: a. in dat perceel of een deel daarvan zich gemiddeld meer dan 2 planten per m* bevinden (per hectare is dat 20.000 planten) en b. de opslag voorkomt op minimaal 0,3 hectare.
8
D Bijlage 2 onderdeel 1 wordt vervangen door:
Als gebied, bedoeld in artikel 3 tweede lid, wordt aangewezen: 1. het gebied gelegen in de volgende gemeenten of gedeelten daarvan: alle gemeenten in de provincie Drenthe, Bellingwedde, Groningen voorzover gelegen ten zuiden van het Eemskanaal, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Marum, Menterwolde, Pekela, Reiderland voorzover gelegen ten westen van de Ulsderweg en C.G.Wiegersweg en ten zuiden van de Hoofdweg en Goldhoorn te Finsterwolde, Scheernda voorzover gelegen ten zuiden van de Goldhoorn te Oostwold en ten westen van de Noorderstraat, ten noorden van de Polderweg, ten westen van de Langeweg, ten zuiden van Hoofdweg-Oost, Hoofdstraat en Hoofdweg-west te Nieuwolda, ten zuiden van de Hoofdweg 't Waar, ten zuiden van de Rechte Walsterweg, Slochteren, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten, Oost-Stellingwerf voorzover gelegen ten noorden van de gemeentegrens vanaf het driegemeentepunt Diever-Weststellingwerf-Ooststellingwerf t o t Zuid en de Hoofdweg, t e n oosten van de weg Zuid en Hoofdweg tot Kloosterweg, ten zuiden van de wegen Kloosterweg, Terwisscha, Westeres en Bruggelaan tot de Compagnonsvaart, ten oosten van de wegen Zuideinde Fochteloo, Noordeinde, de Knolle t o t kruising met de weg Weper, en ten zuiden van de wegen Weper, Weperpolder tot provinciegrens, Avereest, Brederwiede voorzover gelegen ten zuiden en ten oosten van de Kanaalweg, Gramsbergen, Den Ham, Hardenberg, Heliendoorn, Ommen, Steenwijk, Vriezenveen, Ijsselham voorzover gelegen ten noorden en ten oosten van de Punterweg (vanaf Kuinderweg), Harnmerdijk, Kerkbuurt, Blokzijlerdijk en Kuinderdijk; Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2002. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 april 2002, treedt zij in werking de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij terug tot en met i mei 2002, met uitzondering van het in onderdeel C bepaalde.
Den Haag, 8 november 2001
J.H.M+Kienhuis voorzitter R.J.M. ten Berge secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 juni 2002 en door de Stuatssecretans van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 8 mei 2002, nr. TRCJZ/2001/16114.
9
TOELICHTING Onderdeel B van onderhavige wijzigingsverordening betreft t w e e redactionele wijzigingen. De onderdelen A en C hebben betrekking o p de vanuit de sector geuite behoefte aan een voorschrift die de aanwezigheid van aardappelopslag na 1 juli van enig kalenderjaar verbiedt. Vanaf eind juni heeft d e aanwezigheid van aardappelopslag een effect op de vermeerdering van het aardappelcysteaaltje. In artikel 3 b is het verbod op aardappelopslag opgenomen, alsmede de norm bij hoeveel aardappelopslag sprake is van een overtreding van het verbod. Jaarlijks w o r d t vanaf 1 juli gecontroleerd o p aardappelopslag. In artikel II is uitgezonderd dat deze verbodsbepaling met terugwerkende kracht in werking treedt, aangezien overtreding van het verbod een strafbaar feit oplevert. Onderdeel D betreft een verduidelijking van het omschreven gebied, t e weten dat alle gemeenten in d e provincie Drenthe onder het aangewezen gebied vallen. In plaats van alle gemeenten in de provincie Drenthe afzonderlijk t e noemen is het duidelijker en eenvoudiger o m op t e nemen d a t h e t alle gemeenten in de provincie Drenthe betreffen. De verordening is gemeld aan d e Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en d e Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure o p het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de 'diensten van de informatiernaatschappij (PbEG L 2041,zoals gewijzigd bij Richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1 9 9 8 (PbEG L 21 7).
Den Haag, 8 november 2001
J.H.M. Kienhuis voorzitter R.J.M. ten Berge secretaris
HPA 15
Hefingsverordening HPA fonds teeltuangelegenheden jaar 2002 ,
Verordening v a n het Hoofdproductschap Akkerbouw van 8 november 2 0 0 1 houdende vaststelling besternmingsheffing ten behoeve van het Fonds Teeltaangelegenheden voor het jaar 2002 (heffingsverordening HPA fonds teeltaangelegenheden jaar 2002) Het bestuur v a n het Hoofdproductschap.Akkerbouw; Gelet op d e artikelen 95 en 126, eerste en vierde lid van de Wet o p de bedrijfsorganisatie en op artikel 5 en 16 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Gehoord de Commissie Teeltaangelegenheden; Besluit :
10
§
1 Begripsbepalingen
Artikel 1 Deze verordening verstaat a. hoofdproductschap b. bestuur c . dagelijks bestuur d. voorzitter e. sectormanager f. commissie g . ondernemer
h. braakland i. cultuurgrond j. N.A.K.
k. gemeten maat I. contractteelt
onder: : Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten; : bestuur van het hoofdproductschap; : dagelijks bestuur van het hoofdproductschap; : voorzitter van het hoofdproductschap; : als zodanig door het dagelijks bestuur benoemde functionaris die speciaal belast is met teeltaangelegenheden; : Commissie Teeltaangelegenheden; : de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor h e t hoofdproductschap is ingesteld; : de gronden die in enig oogstjaar t o t en met april van het daaropvolgende oogstjaar niet worden beteeld; : beteelde grond, braakland; : Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen, gevestigd t e Emmeloord; : de oppervlakte beteelbare grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn; : de teelt van gewassen of producten ingevolge een overeenkomst.
§
2 Heffingsbepalingen
Artikel 2
i.De ondernemer, die in het jaar 2002 een onderneming drijft, is verplicht voor dat jaar aan het hoofdproductschap een heffing t e betalen. 2. De berekening van de heffing vindt ptaats op basis van de door de ondernemer aan het hoofdproductschap ingevolge de bij of krachtens de Verordening HPA registratie en verstrekking van gegevens 1997 verstrekte gegevens.
3. De heffing wordt opgelegd naar het grondgebruik en berekend naar de oppervlakte van de bij de onderneming behorende cultuurgrond en bedraagt voor:
e 1,801 per ha;
groep i
Cultuurgrond, in gebruik als braakland:
groep.2
cultuurgrond in gebruik voor de teelt van zomertarwe, triticale, veldbonen, koolzaad € 1,80 per ha; zomergerst, rogge andere dan snijrogge, haver en groenbemestingsgewassen:
groep.3
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van kapucijners en grauwe erwten en groene droog t e oogsten erwten en schokkers:
groep.4
e
1 / 8 0 per ha;
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van e 1,80 per ha; wintergerst: 11
groep.5
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van luzerne:
e
1,80 per ha;
groep 6.
cultuurgrond, in gebruik voor d e teelt van wintertarwe:
e
1.80 per ha;
groep.7
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van t? 1,80 per ha; vlas:
groep. 8
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van E 1,80 per ha: karwijzaad en blauwmaanzaad:
groep 9.
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van corn cob mix en korrelmais:
e 1,80 per ha;
groep.1 O
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van bruine bonen:
1,80 per ha;
groep i i.
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van graszaad:
1,80 per ha;
groep 12.
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van zet meelaardappelen:
e 1.80 per ha;
groep 13.
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van E 1,80 per ha; voederbieten:
groep. 1 4
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van andere dan in de groepen 1 t l m 13 en 15 t / m 17 genoemde gewassen:
groep 15.
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van suikerbieten:
groep 16.
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van consumptieaardappelen op kleigrond en op zand- of veengrond:
e
1,80 per ha;
e 7,70per ha;
e
5,40 per ha;
groep i7
cultuurgrond, in gebruik voor de teelt van pootaardappelen op zand- of veengrond (bij de n.a.k. aangegeven) en pootaardappelen op kleigrond (bij de n.a.kmaangegeven): e 5,40 per ha;
groep 18
cultuurgrond in gebruik voor de teelt van zaaiuien: £1,80 per ha;
groep 19
cultuurgrond in gebruik voor de teelt van poot- en plantuien: € 1,80 per ha;
groep 20
cultuurgrond in gebruik voor de teelt van zilveruien: € 1,80 per ha.
4. De heffing is bestemd voor het Fonds teeltaangelegenheden. 12
Artikel 3 1. Voor de toepassing van artikel 2 wordt onder onderneming mede verstaan de onderneming die gedreven wordt door de ondernemer die cultuurgrond : a. zaai- of pootklaar huurt of pacht, waaronder verstaan wordt cultuurgrond waarop door de verhuurder tenminste één van de eerste werkzaamheden, zoals het bemesten, het ploegen en andere voorjaarswerkzaamheden zijn verricht; b. als overig los land voor één teeltseizoen huurt of pacht, waaronder verstaan wordt cultuurgrond die geheel geen voorbewerking door de verhuurder of verpachter heeft ondergaan; c. overigens om niet in gebruik ontvangt, zoals bij landruil; d. beteelt voor contractteelt, waaronder verstaan wordt dat de teler (contractnemer) de gewasverzorging {grotendeels) uitvoert en daarvoor zelf verantwoordelijk is.
In afwijking van het eerste lid onderdelen a en b wordt cultuurgrond die door de ondernemer zaaiklaar is verhuurd voor de teelt van vlas, gerekend t o t het bedrijf van de verhuurder.
2. Voor de toepassing van artikel 2 wordt cuituurgrond gerekend naar de gemeten maat.
3. Voor de toepassing van artikel 2 worden gedeelten van een hectare belast in evenredigheid m e t d e aldaar bedoelde bedragen. Gedeelten van een hectare worden naar :beneden afgerond t o t een veelvoud van aren. I
§
3 Ambtshalve heffing
Artikel 4 1 . Indien de ondernemer de gegevens, bedoeld in artikel 2, niet, niet-tijdig of niet volledig heeft verstrekt, is de sectormanager, namens het bestuur, bevoegd de Verschuldigde heffing ambtshalve bij aanslag vast t e stellen
2. Indien d e heffingsplichtige binnen 21 dagen na ontvangst van de heffingsaanslag bedoeld in het eerste lid, alsnog de gevraagde gegevens verstrekt, wordt de aanvankelijk vastgestelde heffing ingetrokken en een nieuwe heffing vastgesteld op basis van de door hem verstrekte gegevens. §
4 Betaling van de heffing
Artikel 5 De ingevolge deze verordening verschuldigde heffingsbedragen worden betaald binnen een maand na d e datum waarop zij door of vanwege het hoofdproductschap aan de hand van nota's in rekening zijn gebracht. Artikel 6 In afwijking van artikel 5 is de nota terstond invorderbaar: a. zodra het faillissement van de ondernemer is aangevraagd; b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daarvan blijkt; of c. zodra de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd o f van het voornemen daartoe blijkt. 13
Artikel 7
'
De sectormanager kan, namens het bestuur, besluiten nota's met een bedrag minder dan e 45/38 samen te voegen tot verzamelnota's, welke op meerdere transacties of perioden betrekking hebben. Artikel 8 Aan de ondernemer die niet of niet geheel binnen de in artikel 5 gestelde termijn heeft betaald, kan door de sectormanager, namens het bestuur, de wettelijke interest over het niet-betaalde bedrag in rekening worden gebracht, t e berekenen vanaf de dag waarop de betaling dient t e zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. §
5 Slotbepalingen
Artikel 9
De Verordening algemene bepalingen HPA 1980 is van toepassing. Artikel 10
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2002. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2001, treedt zij in werking de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij terug t o t en met 1 januari 2002. Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als Heffingsverordening HPA fonds teettaangelegenheden jaar 2002. Den Haag, 8 november 2001
J.H.M. Kienhuis voorzitter R.J.M. ten Berge secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 7 februari 2002 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 19 juni 2002, nr. TRCJZ/2001/16118.
14
TOELICHTING Ingevolge onderhavige heffingsverordening worden de bedragen van de fondsheffing teeltaangelegenheden voor het jaar 2002 vastgesteld. Het betreft een bestemmingsheffing. De Europese Commissie heeft bij besluit van 30 september 1998 goedkeuring verleend aan onderhavige steunmaatregel, bekend onder NN 94/98. Doelstelling van de heffing is het voorkomen van ziekten en plagen bij akkerbouwgewassen en vermindering van milieubelasting, Het gaat hierbij met name om financiering van onderzoek en milieubeleid. Omdat de ongeveer 19.000 akkerbouwers niet ieder voor zich bovenstaande onderwerpen kunnen aanpakken, is op verzoek van de brancheorganisaties gekozen voor een collectieve aanpak. Onderzoek en beleid dat gericht is op het voorkomen van ziekten en plagen en de vermindering van de belasting van het milieu leveren een bijdrage aan de versterking van de economische positie van de betrokken ondernemers en van de sector als geheel. Het is in het algemeen belang dat de akkerbouwsector een publiekrechtelijk orgaan heeft die betreffende de teelt een aantal zaken regelt. Dit versterkt de sociaal-economische positie van de sector en levert een positieve bijdrage aan de ordening van de maatschappij. Kwaliteitsverbetering en vermindering van de belasting van het milieu zijn in het belang van de burger en consument. Alle heffingsbedragen zijn ten opzichte van het vorige heffingsjaar op hetzelfde niveau gebleven.. De heffingen worden opgelegd over de oppervlakte akkerbouwgewassen, die de telers verplicht zijn bij het hoofdproductschap op te geven. De oppervlakte van het bedrijf is een goede maatstaf om het aandeel van een teler in de collectieve uitgaven te bepalen. Bij gewassen met een hogere gemiddelde financiële opbrengst zijn de heffingen hoger vastgesteld dan de overige gewassen. De opbrengst wordt geschat op E: 2.340.000, zoals vermeld staat in de HPA-begroting 2002. (Hoofdstukken B3 en H3) De uitgaven hebben betrekking op de volgende bestemmingen: - Onderzoek € 2.090.000 - Gewasbeschermingsbeleid € 250.000
Den Haag, 8 november 2001 J.H.M. Kienhuis voorzitter
R.J.M. ten Berge secretaris
15
Produktschap voor Gedistilleerde Dranken PGD 3
Verordening begroting 2002 Verordening van het Productschap voor Gedistilleerde Dranken tot vaststelling van de begroting van Baten en Lasten voor 2002. Het bestuur van het Productschap voor Gedistilleerde Dranken, gelet op artikel 1I 9 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Artikel 1 De begroting van Baten en Lasten van het Productschap voor Gedistilleerde Dranken voor 2002 is als volgt: BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN 2002 Totaaloverzicht Productschap voor Gedistilleerde Dranken Jaar 2002
BATEN 1. HeffingenIJaarbijdragen 2. Retributies 3. Diensten aan derden 4. Rente 5. Vergoeding opgedragen taken 6. Niet bestede subsidies 7. Overige baten Totaal van de Baten
~
LASTEN 1. Voorzitter/Personeelskosten 2. Reis-,verMijf-,repres. kosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Vergaderkosten 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overiae lasten Subtotaal 9. Interne overboekingen Totaal van de lasten Saldo Reserve O110.1 Reserve 31112 ~~~~~
Totaal Bestuur Seneraal € € 1.440.1281 I.I 10.4801
Markt
Prod. En Dienst
f
E
6.806 4.538 1.505.926 1.162.665
2.269 338.044
698.594
---
698.594 33.353 45.514 100.966 56.269 296.773 77.823 22.689 1.331.98.t
33.353 45.514 lû0.966 56.269
---
20.420 20.420 975.536
329.6491
-
I
_-_ * - -
---
---
___
---
296.773 48.328 2.269 347.370
___
_-_ ---
347.370 -1- 9.326 254.865
1
-
* - -
-
I
€
---
___ ___
I
245.540
-
-----
___
---I
Artikel 2 Deze verordening wordt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie
16
Alg. Belang
i f --_I ___I --
---
1.331.981 975.536 173.945 187.139 -I- 6.21 5 4-345.1 77 167.730 4-158.050
-
Arbeid
--5.21 8
*- -
---
___
* - -
---
--9.075
___
9 .O75
9.075 -I- 3.857 84.097 80.2401
__
--
-_ - *
-_
__
----
--
--
-
__ -__
--
Artikel 3 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2002
Artikel 4 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening begroting 2002
Schiedam, 24 oktober 2001 Voor het bestuur: J.P.A. Gruijters voorzitter
M.C. Guijt secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-EconomischeRaad bij besluit van 27 juni 2002.
Productschap Pluimvee en Eieren PPE 31
Verordening handelsnormen slachtpluimvee P.P.E Het Bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95 en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 5, 6 ,7 en 8 van de Inctellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren 1998-1, op 31 mei 2000 vastgesteld de navolgende
VERORDENING
Artikel 1 Deze verordening verstaat onder:
Raadsverordening
Commissieverordening
Richtlijn
productschap
de Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van 26 juni 1 9 9 0 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee; de Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1 991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor pluimvee Richtlijn 71 /118/EEG van de Raad van 1 5 februari 1971 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van de productie en het in de handel brengen van vers vlees van pluimvee; het Productschap Pluimvee en Eieren; 17
ondernemer slachtafvallen
een natuurlijk of rechtspersoon, die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld; slachtafvallen als bedoeld in artikel 4.1 van de Regeling keuring en handel dierlijke produkten (Stcrt. 1994, 1 13)
en neemt voor h e t overige de terminologie over van de Raadsverordening en de Commissieverordening.
Artikel 2 Het is aan ondernemers verboden t e handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens: deze verordening; de Raadsverordening; de Commissieverordening. Artikel 3
1.
Het is verboden vlees van pluimvee in te spuiten met water.
2.
Bevroren of diepgevroren hanen, hennen, soep- en/of stoofkippen mogen niet meer water bevatten dan 5,2%. Het gehaite aan water wordt bepaald volgens de methode van bijlage 1 bij deze verordening.
3.
Bevroren en diepgevroren eenden, ganzen, parelhoenders en kalkoenen mogen niet meer water bevatten dan 8 %. Dit percentage wordt bepaald volgens de methode van bijlage II bij deze verordening.
4.
Als de Algemene Inspectiedienst een monster neemt ter controle van het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel zal zij een tweede monster afzonderen en kenmerken ten behoeve van een mogelijke contra-analyse.
5.
Indien het kenmerk, bedoeld in lid 4, is gewijzigd, onleesbaar gemaakt, vernietigd of verwijderd, kan het tweede monster niet worden gebruikt voor een contra-analyse.
6.
Wanneer het percentage watergehalte hoger uitvalt dan de percentages die in dit artikel zijn genoemd kan de betrokken ondernemer binnen 2 kalenderdagen - de zaterdag, zondag of een erkende feestdag niet meegerekend - na voornoemde mededeling aan de Algemene Inspectiedienst verzoeken het conform lid 4 afgezonderde en gekenmerkte tweede monster ter beschikking te stellen voor een contra-analyse. Dit verzoek moet gericht worden aan een door de Algemene Inspectiedienst daartoe erkend(e) persoon of instituut, aan wie de betrokken ondernemer opdracht geeft tot deze contra-analyse.
7.
Op de contra-analyse zijn de leden 2 en 3 van toepassing.
8.
Wanneer uit de contra-analyse blijkt dat het tweede monster niet meer water bevat dan de percentages genoemd in de leden 2 en 3 zal omtrent het eerste monster geen tuchtrechtelijke maatregel worden uitgelokt.
9.
De kosten van de in lid 5 bedoelde contra-analyse komen voor rekening van de aanvrager van de contra-analyse.
18
10.
Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op vlees van pluimvee
- dat rechtmatig is geproduceerd en/of in de handel is gebracht in een andere LidStaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake d e Europese Economische Ruimte dat bestemd is voor uitvoer buiten het grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie danwel van een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.
-
Artikel 4
I.
Het is verboden vlees van pluimvee af t e leveren, dat minder omvangrijke en niet geïnfecteerde laesies en/of verontreinigingen bevat als bedoeld in hoofdstuk IX van de richtlijn, tenzij is voldaan aan lid 2 van dit artikel.
2.
Delen van vlees van pluimvee met minder omvangrijke en niet geïnfecteerde laesies en/of verontreinigingen, als bedoeld in lid 1, die de hygiënische kwaliteit van de rest van het vlees niet aantasten mogen worden verwijderd en dienen als ongeschikt voor menselijke consumptie te worden beschouwd.
Artikel 5
1.
Indien vlees van pluimvee wordt verpakt in kratten of dozen zonder deksel, dient/dienen dit bestemd te zijn voor het verhandelen binnen Nederland; a. b.
de kratten vooraf gereinigd en gedesinfecteerd te zijn;
c.
op, aan of in deze kratten of dozen zich een kaartje te bevinden met de navolgende vermeldingen: - de verkoopbenaming, alsmede de soort pluimvee; - de datum van minimale houdbaarheid bij bevroren en/of diepgevroren vlees; - d e uiterste consumptiedatum bij niet bevroren en/of diepgevroren vlees; - de partij-identificatiecode wanneer in de datum van minimale houdbaarheid niet de dag is vermeld; - de naam van de leverancier. Daarenboven dienen op het kaartje of op de handelcdocumenten te worden opgenomen: - de netto-hoeveelheid; - de staat waarin het in de handel wordt gebracht; - de categorie-aanduiding; - de aanbevolen opslagtemperatuur. Het in de voorgaande volzin bepaalde is niet van toepassing wanneer het gaat om levering als bepaald in richtlijn 71/ I 18/EEG, bijlage I, punt 68, leden 1 en 2, en tevens is voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden.
d.
ofwel de krat of doos c.q. kratten of dozen ofwel het vlees van pluimvee geheel t e
zijn omgeven met een nieuw doorzichtig en kleurloos omhulsel, dat voldoet aan de bepalingen genoemd in Bijlage I, Hoofdstuk XIV van de Richtlijn; e.
op dit omhulsel een keurmerk t e zijn aangebracht, zoals bedoeld in Bijlage I, Hoofdstuk XII, punt 66 onder b op de wijze zoals bedoeld in genoemd hoofdstuk in
punt 67 onder c van de Richtlijn; f.
de verpakking van vers vlees, bestemd om te worden aangevoerd voor de productie van separatorvlees, te zijn voorzien van een productiedaturn. 19
2.
Onverminderd het bepaalde in Bijlage I, Hoofdstuk XIV, punt 74 van de Richtlijn mogen in een ruimte waarin vlees van pluimvee wordt verpakt in kratten zich Uitsluitend kratten bevinden d i e vooraf gereinigd en gedesinfecteerd zijn.
Artikel 6 Die delen van geslacht pluimvee waarop de Raadsverordening en de Commissieverordening niet van toepassing zijn ingevolge het bepaalde in artikel 1, lid 2, van d e Raadsverordening en eetbare bijproducten, die niet tezamen met het hele dier in de handel worden b. gebracht, alsmede slachtafvallen en het vlees van pluimvee in producten c. - welke voor het merendeel bestaan uit vlees van pluimvee en - waarvan het vlees met uitzondering van een koudebehandeling aan geen andere behandeling onderworpen is geweest dienen schoon t e zijn, vrij van zichtbare vreemde substanties, van vuil en van bloed alsmede van vreemde geuren.
I.
a.
2.
Op het vlees, als bedoeld in lid 1, is van overeenkomstige toepassing het bepaalde bij of krachtens de navolgende artikelen van de Raadsverordening:
- artikel 2, leden 5 , 6 en 7; artikel 3, leden 2 en 3; - artikel 4, onder b;
- artikel 5,
leden 2, 3 onder c, d en e en 6;
- artikel 6. 3.
Op het vlees, als bedoeld in lid 1, is van overeenkomstige toepassing het bepaalde bij of krachtens de navolgende artikelen van de Commissieverordening:
- artikel 5; - artikel 8 ; - artikel 9. 4.
Eetbare bijproducten die niet tezamen met het hele dier in de handel worden gebracht dienen t e voldoen aan het bepaalde in de eerste alinea van artikel 2, lid 4 van de Commissieverordening.
Artikel 7 1.
Bij de benamingen waaronder het in artikel 6, lid 1, bedoelde vlees in de handel wordt gebracht wordt mede naar het soort pluimvee verwezen, zoals opgenomen in artikel 1, lid 1, van de Commissieverordening.
2.
Aanduidingen in woord en beeld die doordat ze onjuist of onvolledig zijn of een onjuiste indruk wekken misleidend zijn met betrekking tot de aard of eigenschappen, de samenstelling, de oorsprong of herkomst, de hoeveelheid, de wijze van bereiding, het gebruik of de houdbaarheid van geslacht pluimvee of delen daarvan, mogen op of bij de verpakking daarvan niet worden gebruikt.
Artikel 8 1.
Binnen de grenzen, gesteld door enige wettelijke regc ing, is het Bestuur bevoegr voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van het bij of krachtens het in de artikelen 3 en 5 van deze verordening bepaalde geheel of gedeeltelijk ontheffing t e verlenen, zomede om aan een dergelijke ontheffing voorwaarden te verbinden. 20
2.
Indien a a n een ontheffing, als in lid 1 van dit artikel bedoeld, voorwaarden zijn verbonden, wordt degene, die deze voorwaarden niet of niet volledig nakomt, in zoverre geacht zonder ontheffing t e handelen of t e hebben gehandeld.
3.
Het bestuur is bevoegd ter nadere uitvoering van deze verordening bij besluit, bekend te maken in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, nadere regelen t e stellen.
Artikel 9 1.
Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.
2.
De tuchtrechtelijke maatregelen zijn: een berisping, welke bestaat uit een schriftelijk of mondeling vermaan tot de a. ondernemer, in verband met het begane feit;
b.
een geldboete van ten hoogste tienduizend guldens, welke geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd;
C.
openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de veroordeelde.
Artikel I 0
1.
De Verordening handelsnormen slachtpluimvee P.P.E. wordt ingetrokken.
2.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening handelsnormen slachtpluimvee P.P.E.
3.
Zij treedt in werking op de dag na die van haar afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Voor h e t bestuur,
R.J. Tazelaar voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 juni 2002.
21
BIJLAG€ I - Bepaling van het dripverlies (dripmethode) hanen, hennen, soep- en/of stoof kippen
1.
Doel en toepassingsgebied Deze methode wordt gebruikt voor de bepaling van de hoeveelheid water die bevroren of diepgevroren hanen, hennen, soep- en/of stoofkippen bij ontdooiing verliezen. Als het dripverlies, uitgedrukt in gewichtspercentage van het gedachte dier, met inbegrip van alle in de verpakking bijgevoegde eetbare stachtafvallen, groter is dan de in punt 7 vastgestelde maximumwaarde, wordt aangenomen dat tijdens de bewerking te veel water is opgenomen. Deze methode kan niet worden toegepast bij pluimvee dat is behandeld met polyfosfaten of andere stoffen waardoor het waterbindend vermogen wordt verhoogd. Pluimvee dat met dergelijke stoffen is behandeld, wordt onderworpen aan de in bijlage VI van de Verordening E.E.G. nr. 1 538/9 1 van de Commissie beschreven analysemethode.
2.
Definitie De met behulp van deze methode vastgestelde waterhoeveelheid wordt uitgedrukt in gewichtspercentage dripwater, berekend op het totale gewicht van het bevroren of diepgevroren geslachte dier, eetbare clachtafvallen inbegrepen.
3.
Principe Het bevroren of diepgevroren geslachte dier, eventueel aanwezige eetbare slachtafvallen inbegrepen, wordt onder zodanige omstandigheden ontdooid dat het dripverlies kan worden berekend.
4.
Apparatuur
4.1
Weegschaal met een weegcapaciteit t o t 5 kg die ten minste tot op 1 gram nauwkeurig is.
4.2
Plastic zakken die groot genoeg zijn om het geslachte dier t e bevatten, met een deugdelijk hechtingssysteem.
4.3
Een thermostatisch geregeld bassin met de nodige voorzieningen om de geslachte dieren t e behandelen als beschreven in de punten 5.5 en 5.6. Het bassin dient een hoeveelheid water te bevatten die gelijk is aan ten minste achtmaal het volume van het te controleren pluimvee en het water moet op een temperatuur van 42 f 2 "C kunnen worden gehouden.
4.4
Filtreerpapier of andere absorberende papieren handdoeken.
5.
Werkwijze
5.1
20 gedachte dieren worden willekeurig uit de hoeveelheid t e controleren pluimvee genomen. Totdat de dieren kunnen worden onderzocht zoals beschreven in de punten 5.2 tot en met 5.1 I, worden zij op een temperatuur van maximaal - 18 " C gehouden.
5.2
De buitenkant van de verpakking wordt afgeveegd om hierop aanwezig ijs en water t e verwijderen. De verpakking met inhoud wordt gewogen waarbij het gewicht wordt
afgerond t o t o p het naaste hele gram; aldus verkrijgt men M o .
22
5.3
Het geslachte dier wordt tezamen met de eventueel meeverkochte eetbare slachtafvallen uit de buitenverpakking genomen. Deze verpakking wordt afgedroogd en gewogen, waarbij het gewicht wordt afgerond tot op het naaste hele gram; aldus verkrijgt men Mi.
5.4
Het gewicht van het bevroren dier plus slachtafvallen wordt berekend door Mi af te trekken van Mo.
5.5
Het geslachte dier en de slachtafvallen worden in een sterke waterdichte plastic zak gestoken met de open buikholte naar de dichte onderkant van de zak gekeerd. De zak moet lang genoeg zijn opdat hij stevig kan worden vastgemaakt wanneer hij in het bassin hangt, maar niet t e ruim want het geslachte dier moet in verticale positie blijven.
5.6
Het gedeelte van de zak dat het geslachte dier en de eetbare slachtafvallen bevat, wordt volledig in een bassin gedompeld en blijft open, zodat zoveel mogelijk lucht kan ontsnappen. De zak moet verticaal worden gehouden, eventueel door gebruik t e maken van een rek of door extra gewicht in de zak te stoppen, op een zodanige wijze dat er geen water uit het bassin in de zak kan lopen. De individuele zakken mogen elkaar niet raken.
5.7
De zak blijft in het bassin, waarvan het water op een temperatuur van 42 & 2 "C wordt gehouden; de zak wordt voortdurend bewogen of het water wordt voortdurend in beweging gehouden, totdat het thermisch centrum van het geslachte dier (het diepst gelegen gedeelte van de borstspier bij kippen zonder de eetbare bijproducten, of het midden van de eetbare bijproducten bij kippen met de eetbare bijproducten) een temperatuur van ten minste 4 OC heeft bereikt, gemeten bij willekeurig gekozen geslachte dieren. De geslachte dieren blijven niet langer in het bassin dan nodig is om een temperatuur van 4 "C te bereiken. Voor geslachte dieren die zijn opgeslagen bij - 18 "C bedraagt de vereiste onderdompelingstijd ongeveer: Gewichtsklasse (9)
<
800 850 900 950 1O00 1050 1100 1200 1300 14nO
I
Gewicht geslacht dier slachtafvallen (91
+
< 825 8 2 5 - 874 8 7 5 - 924 9 2 5 - 974 975 - 1024 1025 - 1074 1050 - 1149 1150-1249 1 2 5 0 - 1349 1350 - 1449
I Onderdompelingstijd in minuten Kippen zonder afvallen 77 82 85 88 92 95 98 105 li1 118
1 Kippen met afvallen 92 97 1O 0 103 107 110 1'13 120 î 26 133
Boven I .400 gram wordt deze tijd verhoogd met zeven minuten per 100 gram bijkomend gewicht. Indien de voorgestelde onderdompetingstijd verstreken is zonder dat, bij de twee gecontroleerde geslachte dieren, een temperatuur van 4 "C is bereikt, moet het ontdooiingsproces worden voortgezet totdat in her thermisch centrum wel een temperatuur van 4 O C is bereikt.
23
5.8
De zak m e t inhoud wordt uit het bassin genomen. Er wordt een gat gemaakt in de onderkant van de zak zodat het dripwater kan weglopen. De zak met inhoud moet nu een uur lang kunnen uitlekken bij een omgevingstemperatuur tussen 18 "C en + 25 " C .
+
5.9
Het ontdooide dier wordt uit de zak genomen en het pakje met de slachtafvallen wordt (indien aanwezig) uit de buikholte genomen. Het dier wordt van binnen en van buiten afgedroogd met filtreerpapier of met papieren handdoeken. In het zakje met de slachtafvallen wordt een gat gemaakt en wanneer het aanwezige water is weggelopen worden de zak en de ontdooide afvallen zo goed mogelijk afgedroogd.
5.10
Het totale gewicht van het ontdooide geslachte dier, de afvallen en de verpakking wordt bepaald en afgerond t o t op de naaste hele gram; dit is MZ.
5.1 1
Het gewicht van het zakje dat de afvallen bevatte, wordt bepaald en afgerond tot op het naaste hele gram; dit is M3.
6.
Berekening van het resultaat Het gewicht van het bij ontdooiing vrijgekomen water, d.i. het dripverlies, uitgedrukt als gewichtspercentage van het bevroren of diepgevroren dier (inclusief afvallen) wordt berekend met behulp van de volgende formule:
M O - MI - MZ
x
100
M O - Mi - M3
7.
Beoordeling van het resultaat Als het gemiddelde dripverlies bij het monster van 20 geslachte dieren meer bedraagt dan 5,2%, wordt aangenomen dat de hoeveelheid water die tijdens de bewerking is opgenomen, groter is dan de grenswaarde.
Bijlage II
- Bepaling watergehalte
eenden, ganzen, parelhoenders en kalkoenen
1.
Definitie De met behulp van deze techniek vastgestelde waterhoeveelheid wordt uitgedrukt in gewichtspercentages uitgelekt water, berekend op het totale gewicht van het bevroren of diepgevroren geslachte dier, het eetbare slachtafval inbegrepen.
2.
Principe Het bevroren/diepgevroren geslachte dier, het eventueel aanwezige eetbare slachtafval inbegrepen, wordt onder toezicht op dusdanige wijze ontdooid dat h e t mogelijk is het gewicht van het vrijgekomen water te bepalen.
3.
Apparatuur
3.1
Weegschaal met een weegcapaciteit t o t 5 kg die ten minste tot op 1 gram nauwkeurig is.
3.2
Plastic takken die groot genoeg zijn om het geslachte dier te bevatten, met een inrichting o m de zakken goed af t e sluiten.
3.3
€en thermostatisch geregeld bassin dat een hoeveelheid water kan bevatten van ten minste 8 maal het Yolume van het te controleren pluimvee en waarin de temperatuur van het water op 12 "C kan worden gehouden. 24
3.4
Filtreerpapier of andere absorberende papieren handdoeken.
4.
W er k w ijz e
4.1
20 Geslachte dieren worden willekeurig uit de hoeveelheid te controleren pluimvee genomen. Totdat de dieren kunnen worden onderzocht zoals beschreven onder 5.2 5.1 1, dienen zij op een temperatuur van maximaal -1 2 "C t e worden gehouden.
4.2
De buitenkant van de verpakking wordt afgeveegd om hierop aanwezig ijs en water te verwijderen. De verpakking met inhoud wordt gewogen waarbij het gewicht wordt afgerond tot op de dichtstbij gelegen hele gram; aldus verkrijgt men MO.
4.3
Het geslachte dier wordt tezamen met het eventueel meeverkochte eetbare slachtafval uit de buitenverpakking genomen. Deze verpakking wordt afgedroogd en gewogen waarbij het gewicht wordt afgerond t o t op de dichtstbij gelegen hele gram; aldus verkrijgt men Mi.
4.4
Het gewicht van het bevroren dier plus slachtafval wordt berekend door trekken van Mo.
4.5
Het geslachte dier plus het slachtafval worden in een sterke waterdichte plastic zak gestoken met de open buikholte naar de dichte onderkant van de zak gekeerd. De zak moet ZO groot zijn dat hij goed kan worden afgesloten, maar mag niet t e ruim zijn. Wanneer het geslachte dier en het slachtafval in de zak zitten, moet door middel van samendrukken zoveel mogelijk lucht worden verwijderd en moet de zak vervolgens goed worden gesloten.
4.6
De zak met het geslachte dier en het eetbare slachtafval wordt tot aan de sluiting in een bassin gedompeld met water van 12 "C f 1 "C en wel op een dusdanige wijze dat het water van het bassin er niet in kan binnendringen; de zak in deze stand houden, zo nodig met behulp van een gewicht.
4.7
Het ontdooien van de geslachte dieren wordt tot en met een gewicht van 1.500 gram na 4 uur beëindigd, bij een gewicht van 1.501 gram na 6 uur.
4.8
De zak met inhoud wordt uit h e t bassin genomen. Er wordt een gat gemaakt in de onderkant van de zak zodat het water dat bij het ontdooien is vrijgekomen, kan weglopen. De zak met inhoud moet nu een uur lang uitlekken bij een 18 "C en + 25 "C. omgevingstemperatuur tussen
Mi af t e
+
4.9
Het ontdooide dier wordt uit de zak genomen en het pakje met slachtafval wordt (indien aanwezig) uit de buikholte genomen. Het dier wordt van binnen en van buiten afgedroogd met filtreerpapier of met papieren handdoeken. In het zakje met slachtafval wordt een gat gemaakt en wanneer het aanwezige water is weggelopen worden de zak en het ontdooide afval zo goed mogelijk afgedroogd.
4.1 O
Het totale gewicht van het ontdooide geslachte dier, het afval en de verpakking wordt bepaald, afgerond op de dichtstbij gelegen hele gram en met M2 aangegeven.
4.1 1
Het gewicht van het zakje dat h e t afval bevatte, wordt bepaald, afgerond op de dichtstbij gelegen hele gram en met M3 aangeduid.
25
5.
Berekening van het resultaat Het gewicht van het water dat bij ontdooiing is vrijgekomen, uitgedrukt als gewichtspercentage van het bevroren/diepgevroren dier (inclusief afval) wordt berekend uit de volgende formule:
M O - Mi
- Mî
Mû - MI -
x
100
M3
Beoorcling van het resultaat Als het gemiddelde dripverlies bij het monster van 20 geslachte dieren meer bedraagt dan 8%, wordt aangenomen dat de hoeveelheid water die tijdens de bewerking is opgenomen, groter is dan de grenswaarde.
TOELICHTING BIJ DE VERORDENING HANDELSNORMEN SLACHTPLUIMVEE P.P.E. 1999
Het Bedrijfschap Pluimveehandel en -industrie heeft in h e t verleden terzake van de kwaliteit van pluimveevlees voor de pluimveevlees handel en -industrie regels gesteld. De EU heeft vanouds regels gesteld om te voorkomen dat er oneerlijk w e r d omgegaan met het watergehalte in pluimveevlees. De consument dient t e worden beschermd tegen het verkopen van water als vlees. Bovendien voorziet de regeling in een goede etikettering en benamingen om de markt transparant te maken. Tenslotte dienen de regels mede als basis voor de toekenning van EU-exportrestituties. Aangezien de noodzaak voor consumentenbescherming en markttransparantie nog steeds bestaat heeft het productschap deze regelgeving omgezet naar een productschapsverordening. Mede gelet op de EU-rechtelijke basis is continuering op publiekrechtelijke basis vereist. De controle op deze regelgeving wordt verricht door de AID en de Douane (export). De controlebevindingen van deze diensten worden overgedragen aan het Tuchtgerecht PPE. Immers de verordening wordt tuchtrechtelijk gehandhaafd. Er wordt geen beroep gedaan op het strafrechteiijke systeem. De onderhavige verordening vormt een implementatie van Verordening (EEG) nr. 1 906/90 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie. De onderhavige verordening geeft gevolg aan de opdracht aan de lidstaten om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen t e scheppen o m de Eü-regelingen tot uitvoering te brengen. Evenwel gelet op het kabinetsstandpunt inzake de implementatie van EU-regelgeving in het Nederlandse recht is de rechtstreekse implementatie in een PBO-verordening, zonder tussenkomst van een Rijkswet, geen regeringsbeleid meer. In dat kader zijn thans besprekingen gaande met het ministerie van LNV o m tot implementatie t e komen via de Landbouwkwaliteitswet. Het productschap zal daarbij een medebewindsrol krijgen. De onderhavige verordening zal dan ook worden ingetrokken zodra de nieuwe Landbouwkwaliteitsregelgeving van kracht wordt.
Rijswijk, 1 5 juni 2001
R.J. Tazeiadr voorzitter S .B.M. Jongerius secretaris
26
Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf SCH 2
Verordening Bestemrningshefing Promotie 2002
VERORDENING van het Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf, houdende vaststelling van een bestemmingsheffingten behoeve van maatregelen tot promotie en reclame in het jaar 2002 (Verordening Bestemrningsheffing Promotie 2002).
HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP SCHILDERS- EN AFWERKINGSBEDRIJF, Gelet op de artikelen 93 en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatieen artikel 8 van de Instellingsverordening Bedrijfschap Schilders- en Afwerkingsbedrijf Besluit: VERORDENING
9 I begripsbepalingen Artikel I
In deze verordening wordt verstaan onder: a. bedrijfschap: Bedrijfschap voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf; b. onderneming: onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; c. ondernemer: degene die een onderneming drijft waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; d. omzet: omzet behaald met de onderneming over het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven.
r] 2 Onderwerpen Artikel 2 Ten behoeve van nader door het bestuur van het bedrijfschap bij besluit te nemen maatregelen op het gebied van de collectieve promotie van en collectieve reclame voor het schilders- en afwerkingsbedrijf wordt over de periode Ijanuari 2002 tot en met 31 december 2002 aan allen die een onderneming drijven een heffing opgelegd.
5 3 Heffingen Artikel 3
De in het vorige artikel bedoelde heffing bestaat uit: Een basisbedrag van € IO0 per Onderneming. I. Voor degenen die een onderneming drijven en waarin personeel 2. a werkzaam is ten aanzien waarvan de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland, danwel
27
b.
de algemeen verbindend verklaarde bepalingen daarvan, van toepassing is een bedrag overeenkomend met 0% voor de periode van week 1 t/m 12 van het jaar 2002, 0,6% voor de periode van week 13 t/m week 44 van het jaar 2002 en 0% voor de periode van week 45 üm 52 van het jaar 2002 van het toon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Voor degenen die een onderneming drijven en waarin geen personeel werkzaam is of waarin personeel werkzaam is ten aanzien waarvan de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland, dan wel de algemeen verbindend verklaarde bepalingen daarvan, toepassing mist een bedrag overeenkomend met 0,8 promille over de omzet, waarvan de eerste 50.000 euro uitgezonderd. Artikel 4
Geen heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt opgelegd aan ondernemingen waarvan de omzet minder dan E 10.000 bedraagt.
Artikel 5 De ondernemer is verplicht om desgevraagd het bestuur van het bedrijfschap eenmaal per jaar een opgave te verstrekken van de omzet van de onderneming, het aantal werkzame personen en de categorie van de werknemers en van het tijdvak gedurende welke deze personen in de onderneming werkzaam zijn geweest, alsmede van het per werknemer verloonde bedrag. Indien ondanks een herhaald verzoek van het bestuur deze gegevens niet worden verstrekt, wordt een ambtshalve schatting gemaakt van de loonsom of de omzet en wordt de heffing opgelegd volgens het in deze verordening bepaalde, echter met inachtneming van de geschatte omzet of loonsom. Artikel 6
Ten aanzien van de verstrekking van gegevens, de oplegging van een ambtshalve heffing, indien deze gegevens niet worden verstrekt, de geheimhouding van deze gegevens en de bevoegdheid tot inzage van boeken en bescheiden, zijn van toepassing de bepalingen van de Algemene Heffingsverordening 1956. Artikel 7
1.
2.
Het in artikel 3, lid 2 onder a. bedoelde bedrag wordt opgelegd in de vorm van een vierwekelijkse nota op het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen waarbij om administratief technische redenen het verschuldigde bedrag wordt geïnd door SFS te Rijswijk. Het in artikel 3, lid Ien lid 2 onder b bedoelde bedrag wordt rechtstreeks door het bedrijfschap door middel van een op te leggen aanslag geïnd. Artikel 8
Het Bestuur van het bedrijfschap is bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de betaling van een krachtens deze Verordening opgelegde heffing, indien haar dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk dan wel billijk voorkomt, alsmede in door haar bij besluit nader te bepalen categorieën van gevallen. 28
,
5 4 Slotbepalingen Artikel 9 Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 januari 2002. Artikel I 0
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Bestemmingshefíing Promotie 2002 Rijswijk, 16 april 2002 J.W. Huiskamp voorzitter
M. Sijtsma secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 6 juni 2002 en door de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 6 juni 2002, nr. ME/MW 02026807.
TOELICHTING
Het Bedrijfschap Schildersbedrijf is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet bo) ingesteld bedrijfslichaam. Het heeft op basis van artikel 71 van de Wet bo als taak 'een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor zij zijn ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen'. De bedrijfstak telt ruim 6.500 Ondernemingen, veelal behorende tot het midden- en kleinbedrijf, met een totale omzet van 2,15 miljard euro. In de schilders- en afwerkingsbedrijf zijn afhankelijk van het seizoen tussen de 27.000 en 33.000 personen werkzaam. De leden van het bestuur van het bedrijfschap worden benoemd door de ondernemersorganisaties FOSAG en WVB en de werknemersorganisaties FNV Bouw en Hout- en Bouwbond CNV. Sinds i997 werkt het Bedrijfschap Schildersbedrijf samen met het Bedrijfschap STS in de Federatie van Afbouwbedrijfschappen, welke in 2002 zal worden omgezet in het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. Doel van die samenwerking is om samen 'massa' te maken om de gemeenschappelijke belangen van ondernemingen en werknemers in beide bedrijfstakken beter te kunnen behartigen, om vergelijkbare vraagstukken als bedrijfstakken samen aan te pakken en om te komen tot schaalvoordelen bij de uitvoering van taken.
29
Kerntakendiscuss ie In het jaar 2001 is gestart met een discussie over het toekomstig profiel van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, de kerntaken van dit hoofdbedrijfschap en taakverdeling tussen het hoofdbedrijfschap en de sectorcommissies.
Het hoofdbedrijfschap moet zich ontwikkelen tot kennis-, informatie- en innovatiecentrum voor de afbouw en onderhoudcbedrijfstak, een stabiele bron van informatie, een centrum waar de afbouw- en onderhoudsbedrijfstakgezamenlijk kijkt naar de toekomst (monitor- en signaalfunctie) en waar een eerste stap tot . implementatie plaatsvindt door: O deelname in kennisnetwerken; O kennisvergadering en -overdracht; O verzamelen en verwerken van statistische informatie over en voor de bedrijfstak; O geven van voorlichting en verstrekken van informatie; O terugkerend onderzoek naar en rapportage over ontwikkelingen in de afbouw; O aanjagen van ontwikkelingen; en O vormgeven van een documentatiecentrum voor de afbouw. Voor de periode 2002-2004 zijn een aantal speerpunten vastgesteld nl., I.het verbeteren van het imago van de bedrijfstak 2. het initiëren en stimuleren van innovaties 3. het bevorderen van instroom en tegengaan van uitstroom van personeel 4. het faciliteren van belangenbehartiging 5. het (doen) uitvoeren van onderzoek Daarnaast zijn er drie gewenste ontwikkelingen benoemd die het hoofdbedrijfschap wil stimuleren: O het versterken van de positie van de bedrijfstak in de particuliere markt O het versterken van de zelfstandige positie van het afbouwbedrijf het voeren van modern personeelsbeleid door ondernemingen in de bedrijfstak Promotie De Bestemmingsheffing Promotie financiert alle collectieve promotie en communicatieactiviteiten van de sector, ongeacht de hoofdfunctie waar de activiteiten onder vallen.
De promotie- en communicatieactiviteiten zullen zich in het jaar 2002 met name richten op het versterken van de positie van de bedrijfstak in de particuliere markt en het versterken van de zelfstandige positie van het afbouwbedrijf in de keten. Voor bedrijven in de afbouw- en onderhoudsector is de particuliere markt een groeimarkt. Het aantal particuliere huishoudens met een eigen woning is nog steeds groeiende. Het aantal koopwoningen is inmiddels ruim 50 procent van het totaal aantal woningen. Daarnaast besteden particulieren meer geld aan het huis en hebben behoefte aan een eigen sfeer c.q. inrichting (individualisering). De particuliere markt biedt derhalve goede kansen voor de afbouw- en onderhoudcbedrijven.
30
De trends van persoonlijk wonen en consument gericht bouwen bieden de bedrijven in de afbouw- en onderhoudssector tevens goede mogelijkheden. De consument die op zoek is naar maatwerk kan dit met name krijgen in de afbouwfase. Dit wordt ook door projectontwikkelaars onderkend. Deze 'externe' ontwikkelingen sluiten goed aan bij de behoefte van de bedrijfstak en bedrijven om bij de realisatie en instandhouding van vastgoed een zelfstandige positie te verwerven, naast de aannemer van de ruwbouw. Op deze wijze kan ook de binnen de bedrijven beschikbare kennis beter benut worden, hetgeen voor de werknemer mogelijkheden biedt voor verdere ontwikkeling. Activiteiten Gelet op de hierboven genoemde speerpunten en gewenste ontwikkelingen zuilen in 2002 onder andere de volgende activiteiten voor de schilders- en afwerkingssector door het Bedrijfschap Schildersbedrijf worden gefinancierd: Het afbouwen van de reclamecampagne "De Schilder en niemand anders".
Daarnaast worden de volgende federatieve activiteiten op het gebied van promotie door het Bedrijfschap Schildersbedrijf (mede) worden gefinancierd: Internetsite waarop de bedrijfstakken hun producten en diensten presenteren in de richting van (potentiële) opdrachtgevers, Ontwikkeling en distributie van een brochure voor de totale afbouw- en onderhoudssector, waarin alle diensten en producten van de deelsectoren worden gepresenteerd en die door ondernemers kunnen worden gebruikt om zich met name naar de particuliere markt te presenteren. Per deelsector zal vervolgens een verdiepingsbrochure worden ontwikkeld. Ontwikkelen van een Afbouwprijs die de Nationale Schildersprijs zal vervangen. De Afbouwprijs moet in 2002 voor het eerst worden georganiseerd. BTW-campagne gericht op het bekendheid geven bij opdrachtgevers van het (tijdeiijk) verlaagde btw-tarief voorlichting aan bedrijven over de diverse mogelijkheden bij het benaderen van de particuliere markt Opbrengst
In artikel 3 is het heffingstarief opgenomen. De heffing wordt opgelegd aan 6.512 ondernemingen. De totale opbrengst van de Bestemmingsheffing Promotie 2002 is geraamd op € 3.419.500. Dat is E 1.254.436 minder dan in het jaar 2001 (een verlaging van 27 procent ten opzichte van 2001). De opbrengst van de Bestemmingsheffing Promotie 2002 is in de Begroting 2002 opgenomen onder de hoofdfuncties: Bestuur O Algemeen Belang O Product en Dienst; en O Markt Artikelsgewijze toelichting artikel 3 De heffing bestaat uit een vast bedrag alsmede een loonsom- of omzetafhankelijk bedrag.
31
Het vaste bedrag is een bijdrage onafhankelijk van de schaalgrootte van de onderneming e n beoogt tot uitdrukking te brengen dat ieder bedrijf in meer of mindere mate baat heeft bij de promotieinspanning van het collectief. Het vaste bedrag is omgerekend naar euro's en naar beneden afgerond op €100 (was in 2001 fl. 225 oftewel € 102,IO). Het variabele deet van de heffing wordt voor ondernemingen waarop de CAO van toepassing is berekend over de CSV-loonsom. Deze grondslag geldt voor 3.132 van in totaal 6.481 ondernemingen. De premie is naar seizoen gedifferentieerd en bedraagt gemiddeld over het jaar 0,4procent over de CSV-loonsom. Achtergrond van de differentiatie is het bevorderen van behoud van dienstverbanden in het traditioneel slappe winterseizoen door verlaging van de loonkosten. Daarmee is dit een instrument in het continuïteitsbeleid. Voor ondernemingen die geen personeel in dienst hebben of ondernemingen met een gemengde bedrijfsuitoefening die onder een andere CAO vallen, is de heffing een promillage van de binnen de onderneming met de uitoefening van het schilderbedrijf behaalde omzet. Over de eerste € 50.000 omzet wordt een geen omzetafhankelijke promillage opgelegd. Deze grondslag geldt voor 3.349 van de in totaal 6.512 ondernemingen. Het tarief van het omzetafhankelijke promillage is bedoeld als equivalent van het loonsomafhankelijke percentage. Het percentage is niet gedifferentieerd omdat het zich praktisch gezien niet of nauwelijks laat differentieren. Het loonsafhankelijke percentage is verlaagd van 0,6 procent naar 0,4 procent gemiddeld over het jaar. Het omzetafhankelijke promillage is verlaagd van 1,2 promille naar û,8 promille, terwijl ook de franchise over de eerste € 50.000 omzet nieuw is ten opzichte van 2001. Artikei 4 Deze bepaling beoogt ondernemers met een zeer geringe schilderornzet te vrijwaren van een relatief forse financiële last. Het vaste bedrag zou bij een dergelijk lage omzet te onevenredig zwaar drukken. Het gaat in de praktijk vooral om parttime ondernemers en ondernemers met een meervoudige bedrijfsuitoefening (zoals klusbedrijven) in combinatie met een zeer geringe schildersbedrijfsuitoefening. De inkomstenderving als gevolg van deze vrijstelling is beperkt. Artikel 5 leder kalenderjaar wordt een omzetopgaveformulier aan de heffingsplichtige toegezonden. Indien het omzetopgaveformulier niet ingevuld aan het bedrijfschap is geretourneerd wordt een duplicaat verzonden. Tenslotte wordt nog een herinnering aan de ondernemer gestuurd, wanneer deze ook niet op het toezenden van het duplicaat heeft gereageerd.
Artik e f 6 Deze bepaling schept de bevoegdheid om in het kader van de Vaststelling van de heffing boekenonderzoek te doen.
32
Artikel 7 Om praktische redenen geschiedt de inning van de loonsomafhankelijke heffing door SFS te Rijswijk. Er lopen immers al vierwekelijkse geldstromen tussen individuele bedrijven en SFS als uitvoerder van de diverse sociale fondsen in de bedrijfstak. Het geeft de geringste administratieve belasting van de ondernemers indien voor de afdracht van d e loonsomafhankelijke heffing kan worden aangesloten bij de afdracht van de eveneens loonsomafhankelijke premies aan SFS. Artikel 8 In bijzondere omstandigheden kan in individuele gevallen gedeeltelijk of geheel ontheffing worden verleend voor wat betreft de verschuldigde heffing. Daartoe dient een schriftelijk en gemotiveerd verzoek te worden ingediend bij het bestuur. Artikel 9 Omdat de verordening pas op 16 april 2002 in de openbare vergadering van het bestuur van het bedrijfschap is vastgesteld, kan de verordening niet met ingang van 1 januari 2002 in werking treden. De verordening treedt daarom in werking één dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, en werkt terug tot I januari 2002.
Rijswijk, 16 april 2002 J.W. Huiskamp voorzitter
M. Sijtsma secretaris
SCH 3
Verordening van het Bedrijfschap Schildersbedrijf tot vaststelling van de begroting der baten en lasten van het bedrijf.schap voor het tijdvak van I januari 2002 tot en met 31 december 2002 ~
HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP SCHILDERSBEDRIJF Gelet op artikel II 9 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING Artikel 1 De begroting der baten en lasten van het Bedrijfschap Schildersbedrijf voor het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 is als volgt: TOTAAL GENERAAL BATEN I.Heffingen € Aftrek wegens contributie organisaties Bestemmingsheffing ORVA Bestemrningsheffing Promotie 3. Diensten aan derden 4. Rente 5. Vergoeding taken 7. Overige baten I
3.604.000,--
796.000,-
€
-
2.808.000,-7.181.OOO,-3.419.500,--
€ 73.408.500,-155.000,-,. 453.000,-- 11.977.300,-9.000,-€ 26.002.800,--
-
1 1 -
33
---I-----
LASTEN 1. Vaste vergoedingen Voorzitter en Personeelskosten 2. Reis.-, Verblijf.- en Repr.kct. 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Vergaderlasten organen en commissies 6,Subsidies, Infrastructurele bijdragen, Premies I Bijdrageregelingen 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
E
-
-
-
6.618.313,227.000 ,-358.300,550.700,-106.000,-17.173.000,--
SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
1.
HOOFDFUNCTIE BESTUUR
1.1. BATEN 1. Aandeel Algemene Heffing Aandeel Heffing Promotie 3. Diensten aan derden 4. Rente
€
-
E
1.2. LASTEN I. Voorzitter en personeelskosten 2. Reis.-,Verblijf.-en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Vergaderkosten 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
€
-
I
-
-
€
I. I03.000,-1.343.500,-75.000,-53500,2.575.000,--
4.979.81 3,IO1 -220,--
163.300,-291.900,-106.000,-371500,-76.000,6.089.733,--
------------
1.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig HOOFDFUNCTIE MARKT
2.1. BATEN I.Aandeel Algemene Heffing Aandeel Heffing Promotie 4. Rente 34
2.2. LASTEN 1, Voorzitter en personeelskosten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3, Huicvestingskosten 4. Bureaukosten 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
€
-
€
273.200,-23.400,28.400 ,-41.500,-I1.800,-I.958.000,-2336.300,-
-I----------
2.3.SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
HOOFDFUNCTIE PRODUCT EN DIENST
3.1. BATEN I.Aandeel Algemene Heffing Aandeel Heffing Promotie 3. Diensten aan derden 4. Rente 7. Overige Baten
3.2. LASTEN I. Voorzitter en personeelskosten 2.Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
3.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig 4.
HOOFDFUNCTIE ARBEID
Functie I: Werkgelegenheid 4.1. BATEN 5. Vergoeding taken Afbouwhuis i.o. 35
€
-
I
-
456.000,--
37.500,-47,900,-70.100,9.I00,536.000,-1.I 56.600,--
€ ------------
4.2. LASTEN I.Voorzitter en personeelskosten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 6. PremielBijdrageregelingen 7.Diensten door derden 8. Overige lasten
E
561.300,-39.!%O,-79.900,-
-
90,800,--
-
10.509.000,--
90.750,--
-
606.000,-€ ii.977.300,--
------------
-----------I
4.
HOOFDFUNCTIE ARBEID Functie II: opleiding (ORVA)
4.1. BATEN I. Bestemrningsheffing ORVA 4. Rente
4.2. LASTEN I. Voorzitter en Personeelskosten 2. Reis-, Verbiijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
€
36.300,230 ,--
-
4.400,-6.400,-6.628.300,I18.000,-95.000 ,--
€
6,888.630,-
--------------I----
4.3. SALDO BATEN EN LASTEN Voordelig
5.
HOOFDFUNCTIE ALGEMEEN BELANG
5.1. BATEN I. Aandeel Algemene Heffing Aandeel Heffing Promotie 4. Rente
36
5.2. LASTEN 1. Voorzitter en Personeelskosten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
€
-
€
31 1.700,-25.100,-34.400,--
50.000,-35.700,--
122.500,-I .O15.000,-I-594.400,--
------------I-
5.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
Deze verordening wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zij treedt in werking met ingang van Ijanuari 2002. Rijswijk, 16 april 2002 J.W. Huiskamp voorzitter
M. Sijtsma secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 juni 2002.
Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Moerenbedrijf STS 1
Verordening van het Bedrijfschap Stukadoors-, Aflouw-, Tevrazzo-Nloerenbedri)f tot vaststelling van de begroting der buten en lasten van het bedriJlfschap voor het tijdvak van 1 januari. 2002 tot en met 31 december 2002
HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP STUKADOORS-, AFBOUW-, TERRAZZO-/ VLOERENBEDRIJF Gelet op artikel I19 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING Artikel 1 De begroting der baten en lasten van het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw-, Terrazzo-/ Vloerenbedrijf voor het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 is als volgt: 37
TOTAAL GENERAAL
BATEN 1. Heffingen € 3.496.500,-Aftrek wegens contributie organisaties 320.000,Bestemmingshefíing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid A Bestemmingshefi ng Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid B 3. Diensten aan derden 4. Rente 7. Overige baten
-
€
3.1 76.500,--
-
2.949.500,-
LASTEN 1. Vaste vergoedingen Voorzitter en Personeelskosten 2. Reis.-, Verblijf.- en Repr.kst bestuur en secretariaat 3. Huisvestingskosten bestuur en secretariaat 4. Bureaukosten bestuur en secretariaat 5.Vergaderiasten organen en commissies 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
431.OOO.--
€ 1
1
*
-
E
2.394.651 ,-140.000,247.400 ,-334.600 ,-56.700 ,-
2.403.000,-488.000 ,-2.667.800,8.732.151 ,-
------------
SALDO BATEN EN LASTEN
Nadelig
1.
E 1.587.351 ,--
HûûFDFUNCTIE BESTUUR
1.1. BATEN I. Aandeel Aigemene Heffing € Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid A Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid B 4. Rente €
-
521.000,484.000 ,-
71.000,81.500,I. 157.500,-
------------
I.2. LASTEN I. Voorzitter en personeelskosten 2. Reis.-,Verblijf.-en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Vergaderkosten 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
E
I.I09.551 ,--
21.700,86.O00,98.600,56.700 ,308.500,-50.800.€ I.731.851,------------I
38
1.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
2.
HOOFDFUNCTIE MARKT
2.1. BATEN I. Aandeef Algemene Heffing € Aandeel Heffing Opleiding, Res arch. Promoti zondheid A Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid B 4. Rente
--
435.000,404.000,-
E
961.500,-
E
182.000,-13.500,-22.800,33.300,7.500,919.400,1.178.500,-
2.2. LASTEN I. Voonitter en personeelskosten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
-
-
€
59.000.63.500,--
2.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
3.
HOOFDFUNCTIE PRODUKT EN DIENST
3.1. BATEN I Aandeel Algemene Heffing E Aandeel Heffing Opleiding Research, Promotion, Gezondheid A Aandeel Hefhg Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid B 3. Diensten aan derden 4. Rente 7. Overige baten € a
-
3.2. LASTEN i. Voorzitter en personeelskosten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3.Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 7. Diensten door derden 8. Overige tasten
e -
-
E
39
705.500.655.000,96.000,97.500,47.500,-
36.300.1.637.800,-
883.000,92.000 ,-Ii1.ooo,162.400,-57.500,414.300,-1.720.200,--
------------
3.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
4.
HOOFDFUNCTIE ARBEID
4.1. BATEN I, Aandeel Algemene Hefhg € Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid A Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid B 4. Rente E
1.032.500,-958.500,140.000,-197.000.-2.328.000,--
------------
4.2. LASTEN I. Voorzitter en personeelskosten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overige lasten
E
-
-
*
60.600,-
600,7.600,II.lOO,2.f 12.600,-
17.700,--
- 721.500,-E 2.931.700,-----------------------
4.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
5.
HOOFDFUNCTIE ALGEMEEN BELANG
5.1. BATEN € 1. Aandeel Algemene Heffing Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid A Aandeel Heffing Opleiding, Research, Promotion, Gezondheid B 4. Rente -
-
E
482.500,448.000,-65.000,64.500,I.060.000,-
------------
5.2. LASTEN I.Voorzitter en parsoneelskocten 2. Reis-, Verblijf- en Representatiekosten 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overige lasten 40
€
I
-
159.500,12.200,-20.000,-29.200,-290.400,96.800,561.800.i.I 69.900,-
€ ------------
5.3. SALDO BATEN EN LASTEN Nadelig
Deze verordening wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zij treedt in werking met ingang van 1januari 2002.
Rijswijk, 24 april 2002 J.J.F. van de Kant voorzitter M. Sijtsma secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 juni 2002.
STS 2
Hefingmerurtlelzing 2002
VERORDENING van het Bedrijfschap voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Moerenbedrijf houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Nloerenbedrijf ressorterende ondernemers op te leggen heffing voor het jaar 2002 (Heffingsverordening2002). HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP VOOR HET STUKADOORS- AFBOUWEN TERRAZZO-NLOERENBEDRIJF Gelet op artikel 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7, eerste lid van de Instellingsverordening van het Bedrijfschap voor het Stukadoors-, Afbouw en Terrazzo-Moerenbedrijf Besluit: VERORDENiNG
Q IBegripsbepalingen Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder: a. bedrbfschap: Bedrijfschap voor het Stukadoors- Afbouw- en Terr.azzoNloerenbedrijf; b. onderneming: onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; c. ondernemer: degene die een onderneming drijft waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; d. omzet: omzet behaald met de onderneming in het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven.
41
Q 2 Heffingen Artikel 2
Over de periode -i januari 2002 tot en met 31 december 2002 wordt aan degenen die een onderneming drijven als basisheffing opgelegd een voor al de ondernemingen gelijk bedrag van € 225. Artikel 3
I.Onverminderd de in artikel 2 genoemde basisheffing wordt over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 aan degene die een onderneming drijft een heffing opgelegd op grondslag van de omzet. Het tarief bedraagt: - voor het gedeelte van de omzet tot en met € 182.000: € 2,65 per duizend euro omzet; voor het gedeelte van de omzet van E 482.001 tot en met € 363.000: E 2,55per duizend euro omzet; voor het gedeelte van de omzet van € 363.001 tot en met € 545.000: € 2,35 per duizend euro omzet; voor het gedeelte van de omzet van € 545.001 tot en met € 908.000:€ 1, I 0 per duizend euro omzet; voor het gedeelte van de omzet van € 908.001 tot en met € 2289.000: € 0,QO per duizend euro omzet; - voor het gedeelte van de omzet van € 2.269.001tot en met € 4.538.000: € 0,85 per duizend euro omzet; voor het gedeelte van de omzet van E 4.538.001 tot en met € 7.250.000: E 0,50 per duizend euro omzet; Geen heffing is verschuldigd over het gedeelte van de omzet liggend boven € 7.250.000.
2. De heffingsbedragen worden afgerond tot hele euro's, waarbij bedragen van minder dan vijftig eurocent worden verwaarloosd. Artikel 4 De ondernemer is verplicht om desgevraagd het bestuur van het bedrijfschap éénmaal per jaar een opgave te verstrekken van de omzet van de onderneming en het aantal werkzame personen. Indien ondanks een herhaald verzoek van het bestuur deze gegevens niet worden verstrekt, wordt een ambtshalve schatting gemaakt van de loonsom of de omzet en wordt de heffing opgelegd volgens het in deze verordening bepaalde, echter met inachtneming van de geschatte omzet of loonsom.
Artikel 5 Ten aanzien van de verstrekking van gegevens, de oplegging van een ambtshalve heffing indien deze gegevens niet worden verstrekt, de geheimhouding van deze gegevens en de bevoegdheid tot inzage van boeken en bescheiden, zijn van toepassing de bepalingen van de Algemene Heffingsverordening 1993.
42
Artikel 6 Het bestuur van het bedrijfschap is bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de betaling van een krachtens deze Verordening opgelegde heffing, indien haar dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk danwel billijk voorkomt. Artikel 7 1. Aan de ondernemer die lid is van de Nederlandse Ondernemersorganisatie van Afbouwbedrijven (NOA) en over het jaar 2001 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de krachtens deze verordening verschuldigde heffing een aftrek toegestaan van 50% van het bedrag dat de betrokkene als contributies heeft betaald met een minimum van € 300 en een maximum van € 750, doch niet meer dan de hetft van het krachtens deze verordening verschuldigde. Het bedrag van de aftrek wordt afgerond tot hele euro's, waarbij bedragen van minder dan vijftig eurocent worden verwaarloosd. De aftrek wordt slechts toegestaan als de contributie ter zake waarvan aftrek wordt verleend in 2001 is voldaan. 2. Het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheden kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfschap een taak heeft te vervullen, voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de onderdelen 1 tot en met 5 van paragraaf II, onder A, van de Richtlijnen representativiteit organisaties van de Sociaal-Economische Raad, O tot de werkingssfeer van het bedrijfschap behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekend is, met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 3. Aan de leden van een in het vorige tid bedoelde organisaties wordt aftrek slechts toegestaan op grond van een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van die organisatie aan het bestuur van het bedrijfschap. 4. Ingeval van lidmaatschap bij meerdere organisaties wordt per onderneming slechts eénmaal contributieaftrek toegestaan. 5. Als bewijs van betaling van de contributie wordt een door de betrokken organisaties te verstrekken contributielijst, gewaarmerkt door een registeraccountant, aangehouden.
43
Q 3 Slotbepalingen Artikel 8
Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot Ijanuari 2002. Artikel 9
Deze verordening wordt aangehaald als Hefingsverordening 2002. Rijswijk, 24 april 2002
J.J.F. van de Kant voorzitter M. Sijtsma secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 juni 2002.
TOELICHTING Algemeen Met deze verordening wordt de algemene heffing van het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Nloerenbedrijf voor het jaar 2002 vastgesteld.
Het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Nloerenbedrijf is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet bo) ingesteld bedrijfslichaam. Het heeft op basis van artikel 71 van de Wet bo als taak 'een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor zij zijn ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen'. De bedrijfstak telt ruim 4.376 ondernemingen, veelal behorende tot het midden- en kleinbedrijf, met een totale omzet van I,5 miljard euro. In het Stukadoors-, Afbouwen Terrazzo-Nloerenbedrijf zijn ongeveer 18.400 personen werkzaam (inclusief ondernemers). De leden van het bestuur van het bedrijfschap worden benoemd door de ondernemersorganisatie NOA en de werknemersorganisaties FNV Bouw en Hout- en Bouwbond CNV. Sinds 1997 werkt bet Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Moerenbedrijf samen met het Bedrijfschap Schildersbedrijf in de Federatie van Afbouwbedrijfschappen, welke in juli 2002 zal worden omgezet in het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. Doei van die samenwerking is om samen 'massa' te maken om de gemeenschappelijke belangen van ondernemingen en werknemers in beide bedrijfstakken beter te kunnen behartigen, om Vergelijkbare vraagstukken als bedrijfstakken samen aan te pakken en om te komen tot schaalvoordelen bij de uitvoering van taken. 44
Kerntakend iscuccie In het jaar 2001 is gestart met een discussie over het toekomstig profiel van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, de kerntaken van dit hoofdbedrijfschap en taakverdeling tussen het hoofdbedrijfschap en de sectorcommissies. Het hoofdbedrijfschap moet zich ontwikkelen tot kennis-, informatie- en innovatiecentrum voor de afbouw en onderhoudsbedrijfstak, een stabiele bron van informatie, een centrum waar de afbouw- en onderhoudsbedrijfstak gezamenlijk kijkt naar de toekomst (monitor- en signaalfunctie) en waar een eerste stap tot implementatie plaatsvindt door: O deelname in kennisnetwerken; O kennisvergadering en -overdracht; O verzamelen en verwerken van statistische informatie over en voor de bedrijfstak; O geven van voorlichting en verstrekken van informatie; O terugkerend onderzoek naar en rapportage over ontwikkelingen in de afbouw; O aanjagen van ontwikkelingen; en O vormgeven van een documentatiecentrum voor de afbouw.
Voor de periode 2002-2004zijn een aantal speerpunten vastgesteld nl., 1. het verbeteren van het imago van de bedrijfstak 2. het initiëren en stimuleren van innovaties 3. het bevorderen van instroom en tegengaan van uitstroom van personeel 4. het faciliteren van belangenbehartiging 5. het (doen) uitvoeren van onderzoek Daarnaast zijn er drie gewenste ontwikkelingen benoemd die het hoofdbedrijfschap wil stimuleren: O het versterken van de positie van de bedrijfstak in de particuliere markt O het versterken van de zelfstandige positie van het afbouwbedrijf O het voeren van modern personeelsbeleid door ondernemingen in de bedrijfstak Activiteiten Gelet op de hierboven genoemde speerpunten en gewenst ontwikkelingen zullen in 2002 onder andere de volgende federatieve activiteiten uit de algemene heffing worden gefinancierd:
BTW-onderzoek; Ondersteuning BTW-lobby; Pilot Medezeggenschap; Algemeen basisonderzoek naar ontwikkelingen in de sector (monitor) en de publicatie ervan; De verdere ontwikkeling van het kwatiteitsbeleid binnen ondernemingen stimuIeren; Deelname aan projecten rond faalkosten zoals het project "Beter bouwen" van Stichting Bouw Research; Opzetten voorbeeldprojecten over de scheiding tussen ruw- en afbouw met projectontwikkelaars en opdrachtgevers; Opzetten van samenwerkingstrajecten met andere 'onderaannemers' zoals Uneto (elektrobranche) en VNI (installatiebranche); Onderzoek naar manieren van samenwerking tussen ketenpartijen waar voorbeeldcontracten en -projecten uit kunnen voortkomen. 45
Opbrengst In de artikel 2 en 3 zijn de heffingsbedragen opgenomen. De heffing wordt opgelegd aan 4.376 ondernemingen. De totale bruto opbrengst van de heffing 2002 is geraamd op bijna 3,5miljoen euro. Daarvan moet de zogenaamde Schilthuisaftrek nog worden afgetrokken.
De Schilthuisaftrek wordt toegepast op ruim 1.O00Ondernemingen en bedraagt in totaal ongeveer E 320.000. De totale netto heffingsopbrengst bedraagt derhalve bijna 3,2miljoen euro. De hefíingsbedragen zijn bestemd voor de bectuurs- en apparaatskosten van het Bedrijfschap Stukadoors-, Afbouw- en Terranzo-Moerenbedrijf. De opbrengst van de heffing is in de begroting opgenomen onder de hoofdfuncties: 0 Bestuur 0 Algemeen Belang 0 Product en Dienst Arbeid; en Markt Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 en 3 De heffing 2002 is als volgt opgebouwd: a. een vast basisbedrag van € 225, b. zeven tariefgroepen met promillages over de omzet en een maximumomzet waarover heffing wordt berekend van € 7.250.000.
Het vaste basisbedrag brengt tot uitdrukking dat iedere onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, groot en klein, een gelijk belang heeft bij het functioneren van het bedrijfschap in zijn hoofdfuncties algemeen belang en bestuur. Dit argument heeft de laatste paar jaar aan belang gewonnen door ontwikkelingen in de bedrijfstak. Deze zijn samen te vatten als een spectaculaire groei van de eenmanszaken zonder personeel, meer parttime ondernemers en meer samengestelde ondernemingen (d.w.z. ondernemingen met meerdere bedrijfsuitoefeningen). Iedere van deze ondernemingen heeft in dezelfde mate belang bij het bestaan van het bedrijfschap, maar droeg vanwege de geringe omzet aan de kosten daarvan slechts in (soms zeer) beperkte mate bij. Onder andere vanwege de invoering van de euro, zijn de tarieven op een paar punten gewijzigd ten opzichte van de tarieven van 2001. Allereerst is het vaste bedrag gewijzigd, dit was in 2001 fl. 500, exact omgerekend is dat € 226,89.Dit bedrag is naar beneden afgerond tot € 225 tot een 'mooi rond' bedrag. Ook zijn de omzetschalen aangepast aan de euro. Bij het omrekenen naar euro's onstonden 'vreemde' schaalgrenzen, die steeds rijn afgerond op duizend euro, waarbij bedragen minder dan 500 euro naar beneden zijn afgerond en vanaf 500 euro naar boven afgerond. Tenslotte is de maximumomzet waarover heffing wordt opgelegd aangepast van fl. 15.000.000 (€ 6.806.703) naar E 7.250.000 (fl. 15.976.898). Het bedrag van fl. 15.000.000 werd al een groot aantal jaren als maximum gehanteerd en werd tot nu toe niet jaarlijks geïndexeerd. Voor 2002 is wel een indexatie toegepast en is gekozen voor een maximum van E 7.250.000, hetgeen een verhoging met 6,5 procent inhoudt. 46
Artikel 4 leder kalenderjaar wordt een omzetopgaveformulier aan de heffingsplichtige toegezonden. Indien het omzetopgaveformulier niet ingevuld aan het bedrijfschap is geretourneerd wordt een duplicaat verzonden. Tenslotte wordt nog een herinnering aan de ondernemer gestuurd, wanneer deze ook niet op het toezenden van het duplicaat heeft gereageerd. Artikel 5 Deze bepaling schept de bevoegdheid om in het kader van de vaststelling van de heffing boekenonderzoek te doen. Artikel 6 In bijzondere omstandigheden kan in individuele gevallen gedeeltelijk of geheel ontheffing worden verleend voor wat betreft de verschuldigde hefíing. Daartoe dient een schriftelijk en gemotiveerd verzoek te worden ingediend bij het bestuur. Artikel 7 In artikel 7 is bepaald dat ondernemers die lid zijn van de NOA of van andere organisaties van ondernemers die voldoen aan de criteria een aftrek kunnen krijgen op de verschuldigde heffing. De criteria zijn ontleend aan het Besluit beleidsregel Schilthuisaftrek van de Sociaal-Economische Raad van 15 juni 2000.
Door toepassing van de aftrekregeling kan worden voorkomen dat georganiseerde Ondernemers onevenredig meer dan ongeorganiseerden, bijdragen aan de behartiging van collectieve belangen, die aan beide groepen ondernemers ten goede komt. De georganiseerden dragen immers zowel via de bedrijfschapsheffing als via de contributie van privaatrechtelijke organisaties bij aan collectieve belangenbehartiging. De NOA heeft om toepassing van de aftrek voor haar leden verzocht. Tot nu toe zijn nog geen verzoeken van andere organisaties ontvangen. De schilthuisaftrek bedraagt steeds de helft van de contributie die in het voorgaande jaar is betaald, hierbij geldt een minimum en een maximum kortingsbedrag. Het minimumbedrag bedroeg in 2001 fl. 650, dat is omgerekend € 294,96, afgerond op € 300. Het maximumbedrag was in 2001 fl. 1650,dit is omgerekend € 748,74, afgerond € 750. Tenslotte mag de Schilthuisaftrek om wettelijke redenen niet meer dan de helft van de heffing bedragen (artikel 126 lid 6, Wet bo). Artikel 8 Omdat de verordening pas op 24 april 2002 in de openbare vergadering van het bestuur van het bedrijfschap is vastgesteld, kan de verordening niet met ingang van Ijanuari 2002 in werking treden. De verordening treedt daarom in werking één dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, en werkt terug tot 1 januari 2002. Rijswijk, 24 april 2002 J.J.F. van de Kant voorzitter
M. Sijtsma secretaris
47
..-
STS 3
Verordening Bestemmingshefing opleiding, research, promotie en gezondheid 2002
VERORDENING van het Ekdrijfschap Stukadoors-, Afbouw-, Terrazza-Nloerenbedrijf houdende vast$teliing van e e n kstemmingsheffing ten behoeve van de bevordering wan de opktding in het stukadoars-, afbouw- en het temzzw'%erenbedrijf en van de! research, promotie en gezandheid in hd algemeen in het jaar 2002 (Verordening Besbemnin~haPRng opleiding, research, prornotie en gezondheid 2602).
HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP VOOR HET STUKADOORS-, AFBOUW- EN TERRAZZO-MOERENBEDRIJF
Gelet erp de ar€ikelen93 en 126 van de Wet up de Bedrtjfsorganlsatíe en artikel 7, derde lid, van de tnsietlingsverordeningvan het Bedrijfschap voor het Stukadoors-,
Afbouw en Tenazzo-#loerenbedrijf Besluit:
VERORDENINt3
In d e a verurdaning wordt ventaaan onder: a. beútsjfschep:Bedrijfschapvoor het Stukadoors- Afbouw- en TewazzMoerenbedfijt b. on&mmhg onderneming waarvoor het b&rijfschap is ingesteld; c. ondememsr:degene die een onderneming drijft waarvoor het bednlsdmp is ingesteld; d. omzet: urnzet behaald met de ondernerntng in het kalenderjaar dat Wee jaar vooraf ga& aan het tijdvak waarover wmdt geheven.
f 2 Onderwerpen
Ten b a h o m van de bevordering wan & opleiding in het stukadoors-, afbouwen het femo-/vloerenbsdrijf en van de research, promotie en gezondheid in het algemeen wordt over de periode van januari 2002 hlen met 31 december 2002 aan allen dis een onderneming drijven een beskmmings-
heffing opgelegd, § 3 tieffin*n Artiket 3 De in het vorige arfikel bedoelde besternmingsheffmg bestaat uit:
a. Voor degenen die een onderneming drijven en waarin personeel werkaam is ten aanzien waarvan de Calkdieve Arbeidsovereenkomst voor het Stukadoors-, Afbouw- en Termmo-NIoermbedtiJfdan wel d e algemeen verbindend verkiaárde bepalingen daanran van toepassing is, voor UTApersoneel uit een bedrag ovemnkomend met 0,24% en voor al het overig personeel uit een bedrag overeenkomend met 1,0696 ven het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, 4%
b. Vmr degenen die een onderneming drijven en waarin geen personeel werkzaam i$ uf waarin personeel werkzaam is ten aanzien waarvan de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Stukadoors-, Afbouw- en TeriaPaMaerenbedrijf,dan wel de algemeen verbindend verklaarde bepalingen daarvan, toepassing mist een bedrag op grunddag van de arnzef. Het tarief bedraagt:
-
-
-
voor het gedwtte van de omzet tot en met e 23.000:E per duizend euro omzet: nihil voor h& gedeelte van de omzet van € 23.001 tot en met € 68.UW: 4 i 3 per duizend euro omzet vmr het gedeeite van de omzet van € 68,001 tot en met € 454.ûûO: € 2 per dulzend euro omzet vuor het gedeeite van de omzet van C 454.001 tot en met 6 7.250.000: € f ,50 per duizend euro omzet vmr het gedeeb van de omzet liggend boven € 7.25û.ûQû:nihiI. Artikel 4
’
aS ondernemer is verplicht om desgevmagd het bestuur van het bedrijfwhp eenmeral per jaaf een opgave te verstrekken van de omzet van de onderneming, het aantal en d e categorie van de werknemers in het voorgaande artikel bedodd en VR^ het tijdvak géduEt’lds welke deze personen tn de onderneming werkzaam rfjn geweest, alsmede van het per werknemer vetloonde bedrag. Indien ondanks een herhadd verzoek van het bestuur deze gegevens niet warden verstrekt, wordt een ambtshalve schathg gemaakt van d e loonsom af de omzet en wordt de hefhg opgelegd volgens het in deze verordening bepaalde, echter met inachtneming wan de geschatte omzet of loonsom. Aflikel 5 Ten aanzien van de versbkking van gegevens, de oplegging van e e n arnbt6halve heffing, indien deze gegevens niet warden verstrekt, de geheimhouding van deze gegeveris en de bevoegdheid tot inzage van boeken en bescheiden, zijn van toepassing de bepalingen van de Algemene Heffmgsverordening 1993 en van de Registratieverodeninq, Artikel 8
1,
De in artikel 3, onder a. bedoelde hefhg wordt opgelegd in de vorm van een periodiek door de werkgever te betalen nota. Deze heffing zal om administrauef-~~chnischs redenen namens het bedrijfschap worden door het Afbouwhuis i.o.
2. De in artikel 3 onder b. bedoelde heffing wrdt rechtstreeks doof het bedrijfschap door middel van e n op te leggen aanslag geïnd.
Het bestuur van het bedrijfschap ia bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek geheel af gedeelteiijk ontheffing te verlenen van de betaling van een krachtens deze Verordening opgelegde h&ing, indien haar dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk danwel billijk vo~&oMf,alsmede in door haar bij besluit nader te bepalen categofleh van gevallen. 49
9 4 Slotbepalingen Arfikcl 8 Deze verordening t w d t m werking M n dag na bekendmaking in het Verordeningenbiad en werkt terug fat en met 1januari 2002
Artikel 9 Deze verordening wordt aangehaald als VeFQrdeningBestemrningsheffing opleiding, reifearch, promotie en gezondheid 2002. Rijswijk, 24 april 2002
J.J.F. van de Kant voorzitter M. Sijtsma secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 27 juni 2002 en door de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 6 juni 2002, nr. ME/MW 02026549.
TOELICHTING
Algemeen Mei deze verordening wordt de bestemrningshcffing Opleiding, Research, Promotie en Gezondheid 2002 van het Bedrijflschap Stukadoors-, Afbouw- en Terraam Moerenbedrijf wastgesfelcl.
Met Bedriflschap Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-Maerenbedrijf is een krachtens de Wet op de bedrijkorganisatie (Wet km) ingesteld bsdrijfslichaam. Hef he& op basis van artikel 71 van de Wet bo als taak 'eert het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor dj zijn ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk betmg v m die ondernemingen en van de daarbi?betrokken personen te behartigen'. De bedriifstak telt ruim 4.376 ondernemingen, veelal behorende tot het midden- en kleinbedrijf, met een totale omzet van 1,s miljard euro. In het Stukadoors-, Afbouwe n Terrazzo-Maerenbedrijf zijn ongeveer t 8,400 personen werkzaam (inclusief ondernemérs).
De leden van het bestuur van het bedrijfschap worden benoemd door de andernemernorganisatie NQA en de werknemersorganisatie9 FNV Bouw en H w t - en Bauwbond CNV.
Sinds 1997 werkt het Bedrijfschap Stukadoom-, Afbouw- en Termza-Mammbedrijf samen met het Bedrifschap Schildersbedrijf in de Federatie ven Afbouwbedrijfschappen, welke in juli 2002 zal worden omgezet in het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. Doel wan die samenwerking is urn samen 'massa' te maken om de gemeenschappelijke belangen van ondernemingen en werknemers in beide bedrijfstakken beter te kunnen behartigen, om wrgelijkbare vraagstukken als bedrijfstakkensamen aan te pakken en om te komen tot schaalvoardelen bij de uitvoering van taken, 50
Kerntakendhussie In het jaar 2001 is gestart met een discussie over het toekomstig profiel van het HoofdbedrijfschapAfbouw en Onderhoud, de kerntaken van dit hoofdbedrifichap en taakverdeling tussen het hoofdbedrijfschap en de sectorcommissies.
Het hoofdbedrijfkchap moet zich ontwikkelen tat kennie, infcjnnatiei- en innovatiecentrumvoor de afbouw en ondsrtPoudsbédrijfstak,een stabiele bron van infomatie, een wntrum waar de afbouw- en andsrhaudskdnjfstak gezamenlijk kijM naar de toekomst (monitor-. en signaaifunctie) en waar een eerste stap tot implementatie plaatsvindt door: e deelname in kennisnetwerken: 4 kennisvergadering en -overdracht; a verzamelen en verwerken van statistische infomatie over en voor de bedrijfstak; geven van voorlichting en verstrekken van infarmatie; terugkerend onderzoek naar en rapportage over ontwikkelingen in de afbouw;
aanjagen van ontwikkelingen; en
vormgeven van een documentatiecentrum voor de afbouw.
Voor de periode 2UQ2-2004zijn een aantal speerpunten vastgesteld ril., 1, het verbeteren van het imago van de bedrijfstak 2. het initiëren en stimuleren van innovafles 3. het bevorderen van instroom en tegengaan van uitstroom van perooneisl 4. het faciliterwì vafl belangenbehartiging 5. het (doen) uitv~emnvan onderzoek Daarnaast zijn er drie gewenste ontwikkdingen benoemd die het hoofdbedrijfixhap
wil stimuleren: het vercterken van de positie van de bedrijfstak in de particuliere markt het versterken van de zelfstandige positie van het afbouwbedrijf het voeren van modern personeelsbeleid door ondernemingen in de bedrijfstak Opleiding, Research, Promotie en Qewndheid
Het Bedtijfscheip STS wil op een aantal specifieke terreinen nndcrsteunlng bieden aan de bedrijven en zij die daarin werkzaam zun, Deze terreinen zijn:
-
--
Opleiding;
RESW~I; Promotie; en Gezondheid
De activiteiten win het bedrijfschap op deze teminen worden gefinancierd vanuit de EesternmingshefflngOpleiding, Research, Promotie en Gezondheid (ORP&G)
Met deze actbÎteiten wordt beoogd de belangen te dienen van de Mldernemingen waawoor het Bedrijfschap is ingesteld en van de personen die bij de ondernemingen werkzaam riln. In belangrijke en overwegende mate hebben alle ondernemingen, zij het veelal indired want via de collectiviteit, baat bij de activiteiten van hel Bedrijfschap die met d e middelen opgebracht met deze bestemmingaheffing jaaril)ks worden verricht.
Voor een gering deel van het werktemin van het Bedrijfschap gaat het om actiuiieiten die voor gruepen van ondernemingen, respectiewelijk voor Indhriduele ondernemingen beschikbaar zijn. In bepaalde gevallen wordt een financiele bvdrage verkregen van de ondernernIng(en) die een direct belang heeftfhehben bij de activiteit. 51
Bij deze ap groepen, respectievelijk individuele ondernemingen, respectievelijk op in d e bedrijfstak werkzame personen gerichte activiteiten is evenwel altijd tevens tiet algemene belang van de bedrijfstakken respectieuelijk het belang van de Nederlandse samenleving gediend. Zo is het in hef belang van de bedrijfstakken dat het product en de bedflven een goede reputatls hebben, waarmee de continuWt van de ondernemingen en de werkgelegenheid van de daarin werkzame personen is gediend.
Met de activiteÌten van het Bedrijfschap wordt in een continue proces gewerkt aan het verbeteren en OptimaliSeren van dQ productieprocessen en de bedrijfsvoering in de bedrijfstakken. Het streven is er voortdurend op gericht voor de badn$&takbn te bevorderen dat bouwschade en venmlgschade bij opdrachtgevers zoveel mugtiijk wordt voorkomen. Opleiding, onderzoek, technische regeigeving, kwaliteii-, milieu-, en arbozoq wordt voor het bereiken van dat doel ingezet. De b&ernrningsheffhg genereert de middelen waarmee deze activiteiten kunnen worden opgezet. De draagkracht van de private organisaties is daarvoor ontoereikend, tewijl in het geval van private financiering vanwege het karakter van de sectoren teven8 liftersgsdrag zou worden beloond. De veelal kleinere bedrijven kunnen de dmkfeltingen op dit gebied evenmin op eigen kracht financieren.
Bovendien geldt dat de activiteiten niet alleen in het belang zijn voor de werkgavurs en werknemers in de bedrijfstak, maar ook voor d e zelfstandig werkenden. Een PBO-heffing die ook van toepassing is op zelfstandig werkenden is daarom in de ogen van het bestuur van het bedrijfschap de aangewezen weg voor de financiering van deze activibeiten. Rij een caogebanden fmancierhg worden immers allen geiden opgebracht door ondernemingen met werknemers. Zelfstandigen dragen niet bij aan deze cáo-fondsen. In het stukadoors-, afhuw- en terrazzo4vluerenbedrijf is bijna de helft van de ondernemingen niet cawebonden, dit zijn met name zelfstandigen ronder personeel. Door middel van financiering van adviteiten PP bovengenoemde onderwerpen door rniddet van een P B O - M n g wwdt wxirkomen dat er een uitholling plaatsvindt van de voor de bedrljlktak van belang zijnde structuren. Daarnaast gaat het om andewrpsn die duidelijk het gezamenlijk belang van werkgevm e n werknemers betreffen. Naar de mening wan het bestuur van het Bedriflschap STS dragen de activiteiten op deze terreinen bij aan de sociaaieconomische ontwikkeling van de maatschappij. Met andere woorden w k het algemmen belang is gediend bij deze actiuiteiten. Een voorbeeld is het &gemene belang van gued opgeleide vakmensen.
Bovendien geidt voor al deze maatregelen, dat er steeds op wordt toegezien dat buiten discussie staat dat zij ten goede komen aan alle in de bedrijfstak werkzame personen, zowel ~ngeorganismrden als georganiseerden, ondernemer, werkgever of werknemer, wel of juist niet aan de CAO gebondan.
52
.
Hieronder worden de activiteiten per brrein in grote lijnen beschreven.
Opleiding
Op het gebied van opleiding wordt beoogd dekundigheid bij zowet ondernémerc als werknemers te bevorderen, zowel op vakinhoudelijk vlak als op het terrein van een goede bedrijfsuitoefening.In de ogen van het bestuur .van het bedrijfschap kan dit bereikt worden door k t onderdeunen en instandhouden van een gmde oplsidingsinfrastfuduur ten behoevcs van de badrijfktak. Het bedrijfschap levert her een bijdrage aan via een oubsidie vaar de ondernemersapkidingen in de bedrijfstak (€ 113.400). Daarnaast wordt daar het verlenen van opleidingssubsidies in het kader van het vakgerichte cursusprogramma "Verder met vakmanschap" [€ 998,400) de bijscholing van ondernemers én werknemers; bevorderd. Deze bijscholing heeft zowel ap de vaktechniek ais op de organisatie van het werk betrekking. Bij dit laatse kan worden gsdadrt aan de verschillende cursussen op het gebied Y B ~ arbeidsomstandigheden. Tenslatte is een budget vastgesteld voor nader te bepden activiteiten om de instroom in de vakopleiding te vergroten {e 317.500). Research
Door middel van research wil de Federatie van Afbouw Bedrfjfschappen een belangrijke ral vervullen op het ternein van innwatie. fnnovatie i$ een van de belangrijkste speerpunten van de Federatie van Afbouw Bdnjfschappen. In de veelal kleinschalige bedrijktak vindt innovatie nog vaak bij de Iemmnekrs PIS&. De Federatie wil meer vraaggericht (vanuit de bedrijven) innaveren. Het Bedrijkchap STS levert hier vanuit de BestemmingshMiing URP&Ghaar bijdrage aan (€ 272.0ao). Verder zal in 2002 worden ónd9Rucht op welke maniemn er door afbouw- en onderhoudsbedrìjven (beter) kan worden samengewerkt in de b f ~ n (€ 36.300) en worden in dit kader een aantal vuorbeeldproj&en gestart (€ 81.700). Promotie Door Federatie wordt gestreefd naar een helder en positief imago van de bedrijfstak. De promotie- en mmrnunicatíeactivíteíten zullen zit% in het jaar 2002 met riame irchttm op het vesterken van de positie op de particuliere markt en het versterken van de zelfstandige pasitie van het afbouwbedrijf in de keten. Vanuit de Federatie $eiat het onder andere om het ontwikkelen van een Ïntemetsite waarop de bedrijfstakkenhun producten en diensten kunnen presenteren richting opdrachtgevers, het ontwikkelen en verspreiden van een brochure met hetzelfde doel, hef ontwlkketen van mn Afbouwprijs. Veinuit de BestemmingsMng ORWG levert het bedrlrschap hler een bijdrage aan (E 45û.Oûü). Het Bedtijfschap STS blijft daarnaast het vakblad Mebest (€ 95.300) uitgeven, dit blad richt zich met name op opdrachtgevers en voorschrijvers OP de zakelijke markt. Gezondheid Goede arbeidsomstandighedenzijn van groot belang het welzijn van de werknemers en het Imago van de bedrijfstak. Vanuit het b&$$chap vvordt vol ingezet op & verbetering van arbeidsomstandigheden in het stukadoors-, afbouw- en t e m Moerenbedrijf. h w v O O r i$ een ambitieus Arbopían afgesproken, waarbij de volgende ondewerpen worden aangepakt: fysieke belasting stof en schadelijke stoffen toegankelijkheiden inrfchtingbouwplaatsen klimaat (tóóht) Deze ondewerpen zijn door het bedrijfsleven zelf naar voren gebracht ais de . belangrtjkste knelpunten. Het budget voor het Arboplan bedraagt € 90,800.
-
-
53
Ook is een budget gereserveerd voor nader te bepalen activiteiten op het gebied van reihtegratie van arbeidsongeschikte werknemers in de bedrijfbtak (€ 249.60û).
Tenslotte wordt vanuit de BesternrningshefFing ORPAG subsidie verieend aan Arbouw (e 471 *UOQ) voor het verrichten van het periodiek gezondheidskundig onderzoek en het analyseren en publioeren van de uitkomsten daarvan, zodat inzicht ontstaat in de gezondheidsrisico's die het werken in de bedrijfstak mct zich meebrengt. Opbrengst In artikei 3 is k t Mngstarief opgenomen. be hefhg wordt opgelegd aan 4.376 ondernemingen. De totale opbrengst wan de Eestmmingsheffmg ORP&G SOU2 is geraamd op f 3.380.5UO.
Artikel 2 en 3 De tarieven zijn niet gewijzigd ten opzichte van het vorige heffíngsjaar. Artikel 4 leder kalenderjaar wordt e n amzetapgawformuiiw aan de heffingsplichfigc toegezoriden. Indlen het omzetopgaveformulier niet ingevuld aan het bedrijfschap is geretourneerd wordt een dupîicaat verrandm. Tenslotte wordt nog een herinnerlng aan de ondernemer ge$.tuurd, wanneer deze ook niet op hettoezenden van het duplicaat heeft gereageerd.
Artikel 5
Deze bepaiing schept de bevoegdheid om in het kader van de!vaststelling mn de heffing boekenonderzoek te doen. Artikel 6 Om praktische redenen geschiedt de inning van de lorinsomahankelijke heffing door het Afbouwhuis !.O, te RyswI]k. Er lopen immers al viennrekalijkse geldstromen tussen individuele bedrijven en het Afbouwhuis i.o. als uitvoerder van diverse saciale fondsen in de bedrijfstak. Het geeft de gsrlngsb administratieve belasting van ondernemers i n d h voor de afdracht van de looncumafhankelijke heffing kan worden aangesloten bij de afdracht ven de weneena laonsomafhankelijke premies die woden betaald aan het Afbauwhuis i.o.
Aftikel i' In bijzondere omstandigheden kan in individuele gevallen gedeeltelijk of geheel onthemng warden verieend voor wat betreft de verschuldigde hefing. Daartóe dient een schriftdijk en gemotiveerd verzoeken te worden ingediend bl] het bestuur. Artikel 8 Omdat de verordening pas op 24 april 2002 in de openbare vergadering van het bestuur van het beddjfscheip is vastgesbid, kan de verordening niet met ingang van Ijanuari 2002 in werklng treden. De verordening tregdt daarom in werking e n dag na publicatie in de Vererdeningenblad Bedrijfsorganisatie, en uvarkt b r u g tot I
januari 2002. Rijswijk, 24 april 2002
J.J.F. van de Kant voorzitter M. Sijtsma secretaris
54
Wettelijk voorgeschreven uitgave van de SociaalEconomische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN 0920-4865
Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070 - 3 499 499 Telefax: 070 - 3 832 535 E-mail:
[email protected] De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www.ser.nl
Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs € 136,13 per jaar, losse nummers € 3,40.