Eindrapport
Productschap Akkerbouw
Casusgroep Solanum tuberosum Christiaan van Heereveld Sebastiaan Meijer Melvin Rijpkema Roelof Horlings Peter Weessies Martijn Hardenberg Denise Huizinga
Inhoudsopgave Inleiding .........................................................................................................................................2 1 Alternatieve productie.................................................................................................................3 1.1 Bio-ethanol ..........................................................................................................................3 1.2 Productieproces ethanol uit aardappelen ............................................................................3 1.3 Hulpmiddelen productieproces............................................................................................4 1.3.1 Grondstoffen .................................................................................................................4 1.3.2 Schilmachine.................................................................................................................4 1.3.3 Maalmachine.................................................................................................................4 1.3.4 Eerste gistvat ................................................................................................................4 1.3.5 Hydrocyclonen ..............................................................................................................4 1.3.6 Zetmeelindicatie ............................................................................................................4 1.3.7 Tweede gistvat ..............................................................................................................4 1.3.8 Destilleerinstallatie ........................................................................................................4 1.4 Schematische weergave productieproces ethanol uit aardappelen ....................................5 2 Efficiëntie productie verbeteren..................................................................................................6 2.1 Genetische modificatie ........................................................................................................6 2.2 Bodemverbetering ...............................................................................................................6 2.3 Aardappelras .......................................................................................................................6 3 Economische haalbaarheid ........................................................................................................7 3.1 Ethanolrendement ...............................................................................................................7 3.2 Verkoop ...............................................................................................................................8 3.3 Brandstof en verbruik ..........................................................................................................8 Conclusie.......................................................................................................................................9 Bijlage 1: EU comité verklaart transgene zetmeelaardappel veilig .............................................10 Bijlage 2: Brief productschap.......................................................................................................11 Bijlage 3: Noot over samenwerking, groepsproces en totstandkoming eindrapport ...................12
Inleiding Allereerst, bedankt voor uw vertrouwen is het Productschap Akkerbouw. In dit eindrapport proberen wij antwoord te geven op de door u gestelde vragen. Wij hebben hiervoor een onderzoeksplan opgesteld dat bestaat uit drie hoofdonderdelen: Alternatieve productie Efficiëntie productie verbeteren Economische haalbaarheid Wij hebben deze onderdelen opgesplitst in verschillende deelonderwerpen, deze zijn na te lezen in de inhoudsopgave. Wij besluiten dit rapport met een eindadvies/conclusie. Hierin geven wij aan of het nut heeft de overstap op de productie van Bio-ethanol te maken.
Namens, Sebastiaan Meijer Christiaan van Heereveld Melvin Rijpkema Roelof Horlings Peter Weessies Martijn Hardenberg Denise Huizinga
Pagina 2
1 Alternatieve productie 1.1 Bio-ethanol Vandaag de dag word circa 85% van de energiebehoefte voorzien door fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen zijn makkelijk in productie en relatief goedkoop. De voorraad is echter eindig. De brandstoffen zijn ook erg schadelijk voor het milieu. De CO2 uitstoot bij verbranding draagt bij aan het negatieve broeikaseffect. De CO2 aanwezig in fossiele brandstoffen is in miljoenen jaren opgebouwd en wordt in snel tempo uitgestoten. Er moet dus worden gezocht naar een alternatief. Een optie hiervoor is Bio-ethanol. Bij verbranding van deze biologische brandstof komt weliswaar ook CO2 vrij, deze is echter relatief kort hiervoor opgenomen door fotosynthese. Er is dus geen extra CO2 toename (zie figuur 1). Een onlangs gepubliceerd onderzoek van ADEME over de levenscyclus van Bio-ethanol toont aan dat het gebruik van Bio-ethanol de CO2 uitstoot met 59% kan verminderen. Als alternatieve brandstof wordt ook vaak waterstof genoemd. Bij de verbranding van waterstof ontstaat Figuur 1 alleen water en géén CO2. De verbranding van waterstof levert echter weinig energie op. Bovendien verdampt de brandstof snel als deze gedurende het opslaan niet gekoeld wordt (tot -253 °C). Bij de productie van waterstof is elektriciteit nodig. Er is dus een andere brandstof nodig om waterstof te produceren, dit zorgt voor energieverlies en mogelijke CO2 uitstoot. Waterstof kost dus veel energie om te produceren en levert vervolgens weinig energie op. Er zijn echter meer redenen om Bio-ethanol boven andere brandstoffen te verkiezen. Bio-ethanol is zeer geschikt voor het vormen van hybride brandstoffen. Het kan worden gemengd met de huidige fossiele brandstoffen. Bij een percentage van maximaal 10-15% Bio-ethanol in benzine hoeven er geen technische aanpassingen aan de motor verricht te worden. Bij het mengen van benzine met ethanol (10-15%) is het energieverlies respectievelijk slechts 3-5% terwijl de extra CO2 uitstoot wordt verminderd met 10-15% 1 . Tevens kan ethanol een hybride brandstof vormen met koolzaadolie (ook bekend als Biodiesel). De Europese Unie ziet ook toekomst in Bio-ethanol. Ze heeft als doelstelling dat in 2011 de brandstof uit minstens 6% Bio-ethanol bestaat. De overheden van EU landen subsidiëren dit door lagere accijnsheffingen.
1.2 Productieproces ethanol uit aardappelen Bij het produceren van ethanol uit aardappelen wordt aardappelzetmeel omgezet in ethanol. Hierbij is het wenselijk een aardappelras met een hoog zetmeelgehalte te gebruiken. Om het zetmeel uit de cellen te halen worden de aardappel geschild en vervolgens gemalen. Hierbij ontstaat aardappelpulp waaraan water en gist wordt toegevoegd. De pulp wordt verwarmd en regelmatig geroerd. Er begint een gistingsreactie. Na enkele dagen wordt de aardappelpulp uit de vloeistof gefilterd. Aan het filtraat (met het overgebleven zetmeel) wordt opnieuw water en gist toegevoegd. De pulp wordt weer verwarmd en geroerd en gaat opnieuw gisten. Dit proces wordt net zo lang herhaald totdat er geen zetmeel meer in het filtraat achterblijft. De aanwezigheid van zetmeel wordt gecontroleerd met de indicator joodoplossing. Als deze een monster van de pulp blauw/paars kleurt is er nog zetmeel aanwezig. In de vloeistof (na filtreren opgevangen) is het zetmeel omgezet in glucose. Deze vloeistof (met glucose) wordt enkele weken nagegist zodat de glucose omgezet wordt in ethanol. Om de alcohol uit de vloeistof te winnen wordt gebruik gemaakt van destillatie. Het eindproduct dat nu is ontstaan is zuivere (98%) Bio-ethanol. Dit productieproces is schematisch weergegeven in 1.4. 1
Dit is te berekenen aan de hand van de verbrandingswarmte van benzine (33 MJ/L) en ethanol (22 MJ/L). Bij 10% ethanol geldt: 0,9 x 33 + 0,1 x 22 = 31,9 MJ/L. Als het percentage 15% bedraagt geldt: 0,85 x 33 + 0,15 x 22 = 31,4 MJ/L. Het percentage energieverlies is te berekenen door (1 - hybride verbrandingswarmte : 33) x 100%.
Pagina 3
1.3 Hulpmiddelen productieproces 1.3.1 Grondstoffen Voor de productie van ethanol uit aardappelen zijn de volgende grondstoffen nodig: Aardappelen Water Gist Verder zijn er ook nog een aantal machines nodig.
1.3.2 Schilmachine Voor het verwijderen van de aardappelschillen is een schilmachine nodig. Omzetting: aardappel Æ geschilde aardappel
1.3.3 Maalmachine Voor het malen van de aardappelen is een maalmachine nodig. Omzetting: geschilde aardappel Æ aardappelpulp
1.3.4 Eerste gistvat In het eerste gistvat wordt de aardappelpulp gemengd met water en gist. Omzetting: aardappelpulp Æ gegiste aardappelpulp
1.3.5 Hydrocyclonen De scheiding in de hydrocycloon berust op verschil in dichtheid. De vloeistof met daarin de vaste stof wordt met hoge snelheid naar binnen gepompt. Door de centrifugaal kracht wordt de vaste stof (pulp) tegen de wand geslingerd en verlaat via de zwarte pijl de hydrocycloon. De meeste vloeistof verlaat de hydrocycloon via de witte pijl. Hydrocyclonen worden doorgaans in serie geschakeld waarbij de bovenloop (witte pijl) als voeding voor de volgende hydrocycloon dient. Omzetting: gegiste aardappelpulp Æ vloeistof met glucose & aardappelpulp met (kleine hoeveelheid) gist
1.3.6 Zetmeelindicatie Voor de indicatie van zetmeel dient een monster van de aardappelpulp met (kleine hoeveelheid) gist genomen te worden. Door de toevoeging van joodoplossing kan gecontroleerd worden of er in de aardappelpulp nog zetmeel aanwezig is.
1.3.7 Tweede gistvat In het tweede gistvat wordt de vloeistof met glucose nagegist zodat een vloeistof met ethanol ontstaat. Omzetting: vloeistof met glucose Æ vloeistof met ethanol
1.3.8 Destilleerinstallatie Om de ethanol uit de vloeistof met ethanol te winnen wordt gebruik gemaakt van een destilleerinstallatie. Omzetting: vloeistof met ethanol Æ ethanol & restvloeistof
Pagina 4
1.4 Schematische weergave productieproces ethanol uit aardappelen
Aardappelen
Schillen
Geschilde aardappelen
Malen
Vloeistof met glucose
Filteren
Gegiste aardappelpulp
1e gisting
2e gisting
Vloeistof met ethanol
Aardappelpulp met kleine hoeveelheid gist
Destillatie
Nog zetmeel aanwezig?
Aardappelpulp
Water en gist
Ja Nee
Bio-ethanol
Restafval (evt. veevoer)
Restvloeistof © Productschap akkerbouw 2005
Pagina 5
2 Efficiëntie productie verbeteren 2.1 Genetische modificatie Om de zetmeelopbrengst (en daarmee de ethanolopbrengst) te verhogen, kan gebruik worden gemaakt van genetische modificatie. Door het aanpassen van het DNA in het pootgoed, kan een hogere zetmeelopbrengst gehaald worden. Hierbij is een eigen onderzoek economisch gezien geen optie. Op kleine schaal is dit niet rendabel. Wel kan gebruik gemaakt worden van bestaande onderzoeken. Aangezien de aardappels niet meer gebruikt worden voor consumptie, is dit wettelijk gezien minder gecompliceerd. Op het moment zijn bij ons geen geschikte modificaties bekend, maar het onderzoek hiernaar is in vergevorderd stadium. Voor meer informatie hierover verwijzen wij u naar bijlage 1.
2.2 Bodemverbetering Wij nemen aan dat de “klassieke” methoden (bijvoorbeeld vruchtwisseling) voor bodemverbetering reeds bij u bekend zijn. Daarom informeren wij u over een nieuw en efficiënter bemestingssysteem. Het systeem maakt gebruik van de radioactiviteit van de bodem. Deze wordt door tractoren, uitgerust met GPS en radioactiviteitsensoren in kaart gebracht. Deze informatie wordt gebruikt om te bepalen waar bemest moet worden. Ook wordt bepaald hoeveel mest er op een bepaalde plek nodig is. Met computergestuurde bemestingsapparatuur wordt de dosering automatisch aangepast. Dit alles leidt tot een efficiëntere bemesting. De voordelen hiervan zijn lagere kosten (er zijn wel investeringskosten) en minder milieubelasting. Het systeem zal binnen korte termijn zijn marktintrede doen, wij zullen u hierover tijdig verder informeren.
2.3 Aardappelras Bij de keuze van het meest geschikte aardappelras hebben wij een externe expert ingeschakeld, de heer Horlings. Aanbevolen werd een ras met een hoog zetmeelgehalte, de Seresta. Over deze aardappel kunnen wij u de volgende gegevens geven: Zetmeelgehalte Vroegrijpheid Loofontwikkeling Schilkleur Vleeskleur Knolvorm Diepte van de ogen Grootte van de knollen Opbrengst Resistentie tegen bladrolvirus Resistentie tegen A-virus Resistentie tegen X-virus Resistentie tegen Yn-virus Resistentie tegen Phytophthora (loof) Resistentie tegen Phytophthora (knol) Resistentie tegen stootblauw Wratziekte Resistentie tegen Aardappelcystenaaltjes Schurft
23 massa% Middenlaat Goed tot vrij goed Geel Tamelijk geel Rond Middendiepogig Groot Hoog Matig resistent Matig resistent tegen Matig resistent Redelijk resistent Redelijk resistent Goede resistentie Vatbaar Vatbaar Pathotypen ABCDE (=Ro1,2,3;Pa2,3) Matig resistent
Bron: www.aardappelpagina.nl
Pagina 6
3 Economische haalbaarheid 3.1 Ethanolrendement 1 ha (10.000 m2) grond levert circa 40.000 kg aardappelen op. Bij gebruik van het ras Seresta is het massapercentage zetmeel 23%. 1 ha levert dus 0,23 x 40.000 = 9,2 x 103 kg zetmeel op. Zetmeel wordt door hydrolyse omgezet in glucose. Hierbij hoort de volgende reactievergelijking: (C6H10O5)n (s) + n H2O (l) Æ n C6H12O6 (aq) C6H10O5 =
H2O =
C6H12O6 =
6x 10x 5x
12,01 1,008 16,00 162,14 u
2x 1x
1,008 16,00 18,016 u
6x 12x 6x
12,01 1,008 16,00 180,156 u
+
+
+
Bij het toevoegen van genoeg water ontstaat 180,156 : 162,14 x 100% = 111 massa% glucose uit zetmeel en water. Door vergisting wordt de glucose omgezet in ethanol. Hierbij hoort de volgende reactievergelijking: C6H12O6 (aq) Æ 2 C2H5OH (aq) + 2 CO2 (g) C6H12O6 =
2 C2H5OH =
2 CO2
6x 12x 6x
12,01 1,008 16,00 180,156 u
4x 12x 2x
12,01 1,008 16,00 92,136 u
2x 4x
12,01 16,00 88,02 u
+
+
+
Bij het gistingsproces ontstaat 92,136 : 180,156 x 100% = 51 massa% ethanol uit glucose. Uit 9,2 x 103 kg zetmeel ontstaat 9,2 x 103 x 1,11 x 0,51 = 5,2 x 103 kg ethanol per hectare. De dichtheid van ethanol is 0,80 kg/L. Nu kunnen we het volume van ethanol per hectare uitrekenen met de formule:
m 5,2 × 10 3 m = 6,5 × 10 3 L ethanol per hectare. ρ = ÆV = = V ρ 0,80
Pagina 7
3.2 Verkoop De belangrijkste opties voor de verkoop van ethanol zijn bijmenging in gewone diesel, benzine en Biodiesel (koolzaadolie). Ook wordt ethanol gebruikt in de medische industrie, bijvoorbeeld als ontsmettingsmiddel, voor het reinigen van een wond. In het huishouden gebruikt men het dagelijks als spiritus; om iets te verwarmen of om iets schoon te maken. Verder is ethanol een bestandsdeel in bepaalde producten. Voorbeelden hiervan zijn: een merkstift op alcoholbasis, deodorant, aftershave en parfums. Er is dus zeker een markt voor ethanol. De vraag is wat de meest rendabele manier is de ethanol te verkopen. Een optie is de ethanol te verkopen als brandstof. Ethanol biedt vele voordelen boven klassieke brandstoffen (zie 1.1). Bij de productie van Bio-ethanol, bedragen de investeringskosten, voor een geschikte Bioethanolfabriek met een capaciteit van 100.000 ton biomassa droge stof per jaar ongeveer € 23.000.000. De productiekosten variëren van 8 tot 26 eurocent per liter Bio-ethanol, afhankelijk van soort grondstof.
3.3 Brandstof en verbruik Voor het gemiddelde verbruik van een personenauto hebben we de best verkochte personenauto van 2004 genomen, de Volkswagen Golf 1.6. Deze heeft een gemiddeld verbruik van 7,5 L/100 km. Benzine heeft een verbrandingswarmte van 33 MJ/L. Voor 100 km is dus 7,5 x 33 = 247,5 MJ nodig. Om te kijken hoeveel liter Bio-ethanol (verbrandingswarmte is 22 MJ/L) er nodig is om 100 km in de Golf te rijden moet de benodigde energie gedeeld worden door de verbrandingswarmte van ethanol: 247,5 : 22 = 11,25 L/100 km. Er is dus meer ethanol nodig om dezelfde hoeveel energie op te wekken als bij benzine. Dit is logisch, de verbrandingswarmte van ethanol is immers lager. De opbrengst van ethanol is 6,5 x 103 L per hectare. Om te berekenen hoeveel km onze Golf kan rijden op 1 hectare aardappelen moeten we het volgende berekenen: de auto verbruikt 11,25 L ethanol per 100 km, dus met 6,5 x 103 L ethanol kan de auto 100 x 6,5 x 103 : 11,25 = 5,8 x 104 km rijden. Hiervoor zijn 40.000 kg aardappels nodig (zie 3.1). Om de auto 1 km te laten rijden moet de benodigde massa aardappels delen door het aantal km per hectare: 40000 : 5,8 x104 = 6,9 x 10-1 kg per kilometer rijden. Aangezien we geen prijs voor Bio-ethanol konden vinden/berekenen kunnen we geen prijstechnische vergelijkingen maken.
Pagina 8
Conclusie Bio-ethanol is de toekomst, dat staat vast. Het is niet alleen beter voor het milieu, ook is de voorraad oneindig. Bio-ethanol biedt duidelijke voordelen boven klassieke brandstoffen en ook andere alternatieven zoals waterstof. Het productieproces van Bio-ethanol is gecompliceerd en vraagt grote investeringen. Het is op kleine schaal zelf te doen. U kunt productieproces eerst uitbesteden en vervolgens een steeds groter deel van het proces zelf doen. Zo worden de investeringen gespreid over een grotere periode. De productie kan verhoogt worden door een ras te gebruiken met een hoog zetmeelgehalte; de Seresta. Ook kunt u uw bodem verbeteren door middel van de technieken beschreven in 2.2. Het gebruik van genetisch gemodificeerd pootgoed raden wij af. U kunt beter wachten tot de onderzoeken hiernaar voltooid zijn. De mogelijk door u geproduceerde Bio-ethanol kunt u verkopen aan brandstofleveranciers. Zonder aanpassingen aan voertuigen kan de huidige brandstof een percentage van 10-15% ethanol bevatten. De markt voor Bio-ethanol groeit continu. In de toekomst zal de vraag alleen maar stijgen, omdat de huidige fossiele brandstoffen opraken. Ook stimuleert de Europese Unie de productie door middel van gunstige regelingen en subsidies. Kortom, mocht u over afdoende financiële middelen beschikken, dan is het zeker de moeite waard de overstap te maken. U kiest niet alleen voor een alternatieve inkomstenbron, maar ook voor een duurzame toekomst!
Pagina 9
Bijlage 1: EU comité verklaart transgene zetmeelaardappel veilig Als de Europese Commissie ook haar toestemming geeft, kan het Zweedse Amylogene 6 jaar na de aanvraag haar transgene fabrieksaardappelen op de markt brengen voor non-food toepassingen. Het Wetenschappelijk Comité voor planten gaf onlangs haar instemming met de milieutoelating. Om de aardappel in levensmiddelen te mogen gebruiken moet het bedrijf nog een aanvraag indienen. Zetmeelaardappelen bevatten twee typen zetmeel: amylopectine en amylose. In de transgene aardappel is de aanmaak van amylose vrijwel geheel geblokkeerd en bestaat het zetmeel voor 98% uit amylopectine. Amylopectine kent een groot aantal toepassingen in de voedings- papieren chemische industrie. De aardappel van Amylogene zal via geheel gescheiden kanalen moeten worden geteeld en verwerkten. Het product zal herkenbaar moeten worden geëtiketteerd als 'genetisch gemodificeerd'. Ook partijen van het afvalproduct pulp worden voorzien van een etiket. Over de veiligheid van verwerking van de pulp tot veevoer doet het Comité overigens geen uitspraken, omdat er voor transgeen veevoer nog geen Europese regelgeving bestaat. Het Wetenschappelijke Comité ging niet over één nacht ijs, getuige de 3½ jaar die voor de beoordeling nodig had en de liefst 8 aanvullende vragen om informatie richting Amylogene. Het Comité besteedt veel aandacht aan de eventuele risico's die zijn verbonden aan het resistentiegen voor het antibioticum kanamycine. Amylogene moest dan ook aantonen dat in haar zetmeelaardappel dit gen afwezig is. De aardappel bevat vreemd genoeg wel een fragment van een geheel ander type gen, namelijk een gen voor bleomycine-resistentie. Bleomycine wordt ingezet bij de chemotherapie van kanker en kan mogelijk het HIV-virus remmen. Volgens het wetenschappelijk Comité is de aanwezigheid van dit genfragment echter geen probleem omdat het niet aantoonbaar in de aardappelplant tot expressie komt. Over de gevolgen van een eventuele overdracht van het genfragment naar bacteriën of menselijke cellen laat het Comité zich niet uit. Overigens heeft AVEBE inmiddels een nieuwe zetmeelaardappel ontwikkeld die geen enkel merkergen bevat. (Zij heeft een aanvraag ingediend bij de Nederlandse overheid voor veldproeven.) De aanwezigheid van merkergenen in transgene gewassen wordt door de Nederlandse regering als onwenselijk gezien. De toelating van de Zweedse aardappel is dan ook strijdig met het Nederlandse standpunt, zoals geformuleerd haar Intergrale Nota Biotechnologie uit 2000. Bron: Consument en Biotechnologie week 32 2002
Pagina 10
Bijlage 2: Brief productschap Productschap Akkerbouw Boeroplaan 14 9606 XL Hoogezand
Hoogezand, 1 februari 2005
Geachte dhr. A.B. Akkerman, Hartelijk dank voor uw brief. Het spijt ons te moeten vernemen dat uw bedrijf zich in een lastige situatie bevind. Om uw problemen te moeten oplossen hebben wij een onderzoeksplan opgesteld. Hierin zullen wij trachten de vragen van uw brief te beantwoorden. U noemt in uw brief een onderzoek van het landbouwkundig laboratorium over bladvergeling. Wij zouden dit onderzoek graag van u willen ontvangen. Dit zou ons een hoop tijd besparen en het onderzoeksproces versnellen, aangezien dit zelf niet hoeven te onderzoeken. Momenteel zijn wij bezig met onderzoek naar produceren van alcohol uit aardappelen. Naast het gebruik van de aardappel als brandstof doen we ook onderzoek naar brandstof uit koolzaad. De olie van het koolzaad zou een misschien meer rendabele grondstof zijn dan aardappelzetmeel. Wij zouden graag willen weten welke rassen aardappelen u nu verbouwd. Voor een zo groot mogelijke ze zetmeelopbrengst blijkt het ras Seresta erg geschikt. Verder zijn wij aan het onderzoeken of genetische manipulatie een optie is. Economisch gezien is dit op kleine schaal waarschijnlijk niet rendabel. Wat betreft de bodemverbetering, bij het verbouwen van aardappels gebeurt dit met de huidige technieken in Nederland reeds zeer efficiënt. Er is bij ons wel een methode bekend waarbij door middel van radioactieve metingen de bemestingen van het land effectiever worden. Deze techniek resulteert in lagere kosten en minder belasting op het milieu. Wij zullen u hierover uitgebreider informeren in ons eindverslag. Over het economische aspect van uw zaak kunnen wij u helaas nog geen concrete oplossingen bieden. Hiervoor zult u het eindverslag moeten afwachten. Dit verslag ontvangt u uiterlijk 8 maart van ons. Met vriendelijke groet, Het Productschap Akkerbouw Christiaan van Heereveld Denise Huizinga Martijn Hardenberg Melvin Rijpkema Peter Weessies Roelof Horlings Sebastiaan Meijer
Pagina 11
Bijlage 3: Noot over samenwerking, groepsproces en totstandkoming eindrapport Het maken van dit eindrapport heeft ons veel werk opgeleverd. Bepaalde groepsleden bleken niet in staat een fatsoenlijke bijdrage te leveren aan dit rapport. Opdrachten werden afgesproken, maar vervolgens niet uitgevoerd/ingeleverd. Dit zorgde ervoor dat de mensen die de latere vragen beantwoordden niet de benodigde achtergrondinformatie tot hun beschikking hadden. Ook het niveau en de inhoud van de wel ingeleverde delen stelde weinig voor. Ter illustratie enkele voorbeelden van antwoorden op deelvragen: Hangt dit af van het soort aardappel dat we kiezen? Toegestuurd werd een bestand met de naam: “Debesteaardappelsoortisseresta.doc” In dit bestand stond slechts het volgende: “De beste aardappel soort is Seresta.” Een antwoord zonder enkele achtergrondinformatie. Na het vragen om verdere uitwerking is niks ontvangen. Welke hulpmiddelen hebben we daarvoor nodig? Toegestuurd werd een bestand dat kopte met: “Vraag 6: Welke hulpmiddelen hebben we nodig bij het produceren van wijn uit een aardappel?” Alleen de titel (wijn uit een aardappel?) geeft al aan dat het betrokken groepslid geen idee heeft waar zijn deelvraag over zou moeten gaan. Dit is echter meerdere malen zeer duidelijk aangegeven. De tekst zelf ging over het productieproces, er werd niets genoemd over de hulpmiddelen. De tekst was nagenoeg onleesbaar; de tekst van 81 woorden bevatte 7 (!) voetnoten. Verder was er een onduidelijk stuk over Bio-ethanol toegevoegd. Een antwoord zonder enige relevantie voor de deelvraag en het eindrapport. Ook een verzoek voor verbetering leverde niets op. Voor de vraag Ethanolrendement werd eerst alleen een eindantwoord toegestuurd. Na lang aandringen werd een gescande berekening verstuurd. De berekening zat echter vol fouten, zo werd voor zetmeel werd de molecuulformule van glucose gebruikt. Na het aangeven van de onvolkomenheden was de reactie: “O, dat is toch makkelijk te veranderen?”. Een “verandering” van de kant van het groepslid bleef uit. Van een uitgewerkte deelvraag was ook in dit geval geen sprake. De deelvraag over Bodemverbetering is niet door het betreffende groepslid beantwoord. Er is meerdere malen om de informatie gevraagd, maar dit werd gewoon niet gedaan/verzonden. Het is vaak het geval dat een van ondergetekenden al “wat meer” wil/moet doen dan de andere groepsleden. Maar bij deze opdracht nam dit buitensporige vormen aan. Nagenoeg alles in dit rapport is van onze hand. Dit is dus louter veroorzaakt door de laksheid van groepsleden en heeft niks te maken met “samenwerkingsproblemen”. Wij waren de enigen die het initiatief namen überhaupt aan het eindrapport te beginnen, andere groepsleden gingen er blijkbaar van uit dat dit vanzelf af zou komen. Wij willen benadrukken dat wij nooit tegen andere groepsleden gezegd hebben: “Dat doen wij wel”. Door de kwaliteit van het ingeleverde werk van de rest van de groep, en het weinige initiatief dat hierbij getoond werd, voelden wij ons genoodzaakt deze taak op ons te nemen. Wij willen wél goede resultaten behalen en hebben hier ook wat voor over. De opdracht zelf hebben wij als zeer positief ervaren. Wij vinden het belangrijk dat kennis uit verschillende vakgebieden gecombineerd. Ook het onderwerp spreekt ons zeker aan. Wij vinden het jammer dat deze opdracht minder goed is verlopen door desinteresse, onvoldoende deelname en enthousiasme van andere groepsleden. Namens, Christiaan van Heereveld en Sebastiaan Meijer Pagina 12