Opheffingsplan. Productschap Tuinbouw

Agendapunt 4b Bestuur dd. 12-11-2013

Afbouw-/ Opheffingsplan Productschap Tuinbouw

1 PvdG/131022.24

Inhoudsopgave

Pagina

Hoofdstukken I II III IV V VI VII VIII IX X

Inleiding Uitgangspunten bij het ontwikkelen en uitvoeren van dit afbouwplan Overdracht van taken en middelen naar andere partijen Juridische consequenties van de afbouw/ opheffing Personele consequenties van de afbouw/ opheffing Integrale beschrijving van de financiële situatie van het Productschap Tuinbouw per ultimo 2012 (jaarrekening 2012) Financiële consequenties van de afbouw/ opheffing Consequenties ten aanzien van de reserves en op te leggen heffingen Specifieke onderwerpen Vereffening van het vermogen van het Productschap Tuinbouw

4 7 9 11 15 18 20 24 26 27

Bijlagen 1 2 3

Herziene Begroting 2013 - Opheffingsbegroting 2014 Ontwikkeling van de reserves Overdracht van taken en activiteiten

2 PvdG/131022.24

30 31 32

Voorwoord Vanaf de oprichting in 1956 heeft het Productschap Tuinbouw (PT) onafgebroken bijgedragen aan de versterking van de concurrentiepositie en verduurzaming van de Nederlandse tuinbouw- en groensector. Een sector die bestaat uit tienduizenden kleine en middelgrote ondernemingen, die samen een sterk economisch cluster vormen. De sector biedt werkgelegenheid aan bijna een half miljoen mensen en levert een exportwaarde van 17 miljard euro per jaar. De rol van het PT is altijd geweest het verbinden van het sectorale met het algemene, maatschappelijke, belang. In deze rol heeft de sector via het PT miljarden euro’s geïnvesteerd in precompetitief onderzoek en innovatie, generieke promotie en marktinformatie. Aan deze rol komt nu een eind, als de herziening van de wet op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie een feit is en daarmee de schappen zijn opgeheven. Deze opheffing zal naar verwachting eind 2014 plaatsvinden. De bestuurlijke structuur van het PT bestaat uit een bestuur en zes sectorcommissies ex artikel 88a van de wet BO. Het bestuur is eindverantwoordelijk, de commissies hebben een adviserende functie aan het bestuur én zijn gemandateerd om, binnen de goedgekeurde begroting, middelen uit de sectorfondsen te bestemmen. Het bestuur en de commissies blijven volledig verantwoordelijk voor hun taken, tot het PT is opgeheven. Tot dat moment voeren de medewerkers van het PT de hen opgedragen taken professioneel en met grote betrokkenheid uit. Na de opheffing van het PT gaat deze verantwoordelijkheid over op de vereffenaar, de Minister van Economische Zaken. Dit afbouwplan geeft inzicht in de oorzaken, gevolgen, getroffen en voorziene maatregelen in verband met de afbouw en opheffing van het PT. De financiële weerslag van dit afbouwplan is te vinden in de herziene begroting 2013 en opheffingsbegroting 2014 van het PT. Het Bestuur van het PT heeft op 12 november 2013 dit afbouw-/ opheffingsplan (als onderdeel van de herziene begroting 2013 en de opheffingsbegroting 2014) vastgesteld. Wij wensen de sector een bloeiende en ‘groene’ toekomst toe. Agnes van Ardenne, voorzitter Michiel Gerritsen, secretaris

3 PvdG/131022.24

I

Inleiding Politieke ontwikkelingen leidend tot afbouw In november 2010 zijn tijdens het Algemeen Overleg van de Tweede Kamer over het Toezichtsverslag PBO van de Sociaal-Economische Raad over 2009 vragen gerezen over nut en noodzaak van de product- en bedrijfschappen (PBO-instellingen). Dit heeft ertoe geleid dat tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg (februari 2011) een motie door de Tweede Kamer is aangenomen waarin de regering werd verzocht: • te onderzoeken welke taken naast medebewindstaken onmisbaar zijn; • te onderzoeken of en zo ja waar/ hoe deze taken zonder product- en bedrijfsschappen zouden kunnen worden ondergebracht/ uitgevoerd; • dit onderzoek binnen zes maanden uit te voeren en aan de Tweede Kamer voor te leggen. De regering (Rutte I) heeft de motie tot uitvoering gebracht door een inventariserend onderzoek te laten uitvoeren naar de taken van de product- en bedrijfschappen door onderzoeksbureau EIM/IOO en opdracht te geven aan drie bestuurders (mevrouw Jorritsma en de heren Van de Donk en Van Eijck) om de taken van de product- en bedrijfschappen te beoordelen en een visie op de toekomst van de PBO te geven. In oktober 2011 heeft het kabinet, op basis van de rapportages van onderzoeksbureau EIM/IOO en de Commissie Jorritsma, haar standpunt bepaald en bekend gemaakt . De essentie van dit standpunt was dat het takenpakket van de product- en bedrijfschappen zich moet beperken tot taken met een publiek belang (medebewindstaken, plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid). In december 2011 nam een meerderheid van de Tweede Kamer geen genoegen met het standpunt van het kabinet; er werd bij motie gestemd voor het afschaffen van de product- en bedrijfschappen. Aan het kabinet werd in de motie voorts verzocht met een voorstel te komen voor het onderbrengen van wettelijke taken en de hiervoor genoemde publieke taken. Tevens werd het kabinet gevraagd in overleg te treden met werkgevers- en werknemersorganisaties over de vraag of, en zo ja waar zij nietwettelijke taken in het private domein willen onderbrengen. Op 29 oktober 2012 hebben de onderhandelaars van VVD en PvdA hun regeerakkoord (Bruggen slaan) gepresenteerd. Uit dit regeerakkoord blijkt dat het kabinet (Rutte II) voornemens is om de product- en bedrijfschappen en de PBO-heffing af te schaffen. De medebewindstaken en overige publieke taken van de product- en bedrijfschappen worden op grond van dit regeerakkoord vanaf 2014 door het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerd. Bestuurlijke besluitvorming naar aanleiding van deze ontwikkelingen Vanaf het bekend worden van het regeerakkoord op 29 oktober 2012 heeft het PT-bestuur koers gezet naar afbouw van het PT. In de vergadering van 13 november 2012 heeft het bestuur de begroting 2013 vastgesteld. Tegelijk heeft het bestuur aangegeven de met afbouw/opheffing van het PT gemoeide kosten zoveel als mogelijk te willen financieren uit de reserves. Daartoe is overheveling van middelen van de bestemmingsreserves naar de algemene reserve nodig, hetgeen toestemming van de SER behoeft. Ook is in deze vergadering besloten om een werkbegroting binnen de vastgestelde begroting op te stellen, waarbij wordt uitgegaan van ca. halvering van de begrote uitgaven voor activiteiten én waarin alle toekomstige verplichtingen zijn opgenomen (later Budgetplanning 2013 genoemd). Beperking van het uitgavenniveau geschiedt na overleg met de betrokken brancheorganisaties, die wordt gevraagd voorstellen te doen voor (her)prioritering van activiteiten. Per deelsector en financieringsfonds wordt bezien of en op welk niveau heffingen moeten worden opgelegd over 2013. Streven is om deze heffingen zo beperkt mogelijk te doen zijn. 4 PvdG/131022.24

In de vergadering van 20 december 2012 stemt het bestuur in met de opzet voor en uitwerking van een budgetplanning 2013, waarin alle voorziene inkomsten, uitgaven, risico’s en claims zijn opgenomen. Op basis hiervan kunnen heffingstarieven over 2012 en 2013 worden vastgesteld en kan worden vastgesteld of er voldoende dekking is voor eventuele aanvullende en/of niet-voorziene uitgaven. Tevens verzoekt het bestuur om een overzicht van de in het regeerakkoord genoemde publieke taken, die zullen overgaan naar de rijksoverheid. Het bestuur geeft aan dat voor het PT maximale overdracht van publieke taken en daaraan verbonden medewerkers aan de overheid moet worden nagestreefd. In de bestuursvergadering van 11 februari 2013 zegt de voorzitter toe om periodiek een nieuwsbrief voor het PT bestuur te maken, waarin alle ontwikkelingen rond afbouw en opheffing van het PT worden verwoord. Kennis wordt genomen van een eerste overzicht van door het PT uitgevoerde publieke taken. Besloten wordt de vergaderfrequentie van het bestuur te verhogen. De eerste versie van de budgetplanning 2013 wordt vastgesteld. Afgesproken wordt om in de junivergadering van het bestuur de op te leggen heffingstarieven voor 2012 en 2013 te agenderen. In de vergadering van 26 maart 2013 wordt het nieuwe vergaderschema vastgesteld, dat neerkomt op een vergaderfrequentie van een keer per 2 maanden. Per vergadering wordt een update van de budgetplanning 2013 ter vaststelling aan het bestuur voorgelegd. De budgetplanning 2013, versie maart, wordt vastgesteld. Het bestuur neemt met instemming kennis van de uitwerking van door het PT aan de overheid over te dragen publieke taken. Het bestuur stemt in met de opzet en uitvoering van een openbare Belangstellingsregistratie voor de niet-publieke taken van het PT. Met de SER zal hierover gedurende het proces periodiek afstemming plaatsvinden. In de bestuursvergadering van 13 mei 2013 wordt de budgetplanning 2013, versie mei, vastgesteld. Ingestemd wordt met de planning van op te leggen heffingen. De daarbij op te leggen tarieven worden geagendeerd in de juni-vergadering. In de bestuursvergadering van 25 juni 2013 wordt de budgetplanning 2013, versie juni, vastgesteld. Tevens worden de tarieven vastgesteld voor nog op te leggen heffingen over 2012 en 2013. Het bestuur neemt aan de hand van een belangstellingsregister besluiten over kandidaten voor overname van niet-publieke taken van het PT. Met de door het bestuur verkozen kandidaten zal getracht worden tot overdracht van activiteiten en eventueel medewerkers te komen. Definitieve besluitvorming hierover vindt plaats in de bestuursvergadering van 1 oktober 2013. Kennis wordt genomen van de stand van zaken omtrent de overname van publieke taken door de overheid. Het bestuur gaat uit van overname per 2014. Het bestuur neemt kennis van de door de bestuurder aan de OR van het PT voorgelegde adviesaanvraag inzake het afbouwplan personeel. Dit plan voorziet in de afvloeiing van medewerkers in de loop van 2013 en 2014. Uitgegaan wordt van opheffing van het PT per einde 2014.Voor het op 12 november 2013 door het bestuur vast te stellen afbouwplan van het PT vraagt het bestuur om een risico-inventarisatie van na te komen verplichtingen. Het afbouwplan wordt opgesteld conform de door de SER opgestelde Leidraad voor afbouw en opheffing van product- en bedrijfschappen. Dit afbouwplan zal in samenhang met de herziene begroting 2013 en opheffingsbegroting 2014 worden opgesteld. Laatstgenoemde begrotingen zullen zijn gebaseerd op de door het bestuur periodiek vastgestelde budgetplanning 2013. Relevante wet en regelgeving De Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisaties (product- en bedrijfschappen) zijn publieke organen en de door de bedrijfsgenoten opgebrachte middelen van schappen (heffingen) zijn aan te merken als publieke middelen. Dit impliceert dat er niet alleen dient te worden voldaan aan de algemeen geldende wet- en regelgeving [ zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ], maar dat ook gezien het publieke karakter van de PBO zeer nadrukkelijk moet worden voldaan aan de beginselen van zorgvuldigheid, transparantie en integriteit.

5 PvdG/131022.24

De in 1950 ingevoerde en in 2009 voor het laatst aangepaste Wet op de Bedrijfsorganisaties (Wbo) is geschreven vanuit de gedachte van continuïteit van de PBO en biedt daarom geen direct inzicht voor de vraagstukken van afbouw of opheffing. Gezien de politieke ontwikkelingen in de afgelopen jaren en teneinde bestuurders en schappen gedurende het proces van afbouw of opheffing inzicht te bieden in en te ondersteunen bij de toepassing van de voor de PBO geldende wet- en regelgeving heeft de Sociaal-Economische Raad in juli 2012 de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen’ opgesteld. De SER heeft bij het opstellen van deze leidraad drie uitgangspunten geformuleerd: 1 Ook ten tijde van afbouw of opheffing kan het doen van uitgaven en ontvangen van inkomsten door een schap alleen plaatsvinden op basis van een vooraf goedgekeurde begroting, dan wel herziene begroting, waaruit de gemaakte beleidskeuzes van het schap voldoende zichtbaar worden. 2 Ten tijde van de afbouw of opheffing dient het schap aan alle (toekomstige) verplichtingen te kunnen voldoen, zo nodig met aanwending van alle reserves. 3 Het ten tijde van de afbouw of opheffing overdragen van taken of activiteiten en de daarbij behorende middelen kan pas geschieden nadat aan alle (toekomstige) verplichtingen kan worden voldaan, waarbij de door de bedrijfsgenoten middelen zo veel als mogelijk moeten worden benut voor het doel of de doelgroep waarvoor deze bijeengebracht is. De SER adviseert de product- en bedrijfschappen op basis van deze ’leidraad’ bij afbouw of opheffing een plan op te stellen dat een onderbouwd en integraal inzicht geeft in de gemaakte beleidskeuzes en de financiële huishouding van het betreffende product- of bedrijfschap. Bestuurlijke verantwoordelijkheid In de van toepassing zijn wet- en regelgeving wordt veel aandacht besteed aan de naleving van de beginselen van zorgvuldigheid, transparantie en integriteit. Het Bestuur van het PT is zich terdege bewust van haar rol en verantwoordelijkheid in deze en heeft op 12 november 2013 om deze reden dit afbouw-/ opheffingsplan (als onderdeel van de herziene begroting 2013 en de opheffingsbegroting 2014) vastgesteld. Dit afbouw-/ opheffingsplan moet worden beschouwd als een ‘groeidocument’ en zal gedurende 2013 en 2014 aan gewijzigde inzichten worden aangepast.

6 PvdG/131022.24

II

Uitgangspunten bij het ontwikkelen en uitvoeren van dit afbouwplan De uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het ontwikkelen en uitvoeren van dit afbouwplan, zijn hierna weergegeven gerangschikt naar de aandachtsgebieden: 1 2 3 4 5

Algemeen Juridisch Personeel & Organisatie Financiën Medebewindorganisatie en Interne Auditdienst

II.1

Algemeen • Het PT houdt met ingang van 1 januari 2015 op te bestaan, dit impliceert dat alle activiteiten van het PT op 31 december 2014 worden beëindigd. De vereffeningorganisatie neemt met in gang van 1 januari 2015 de nog af te wikkelen zaken van het PT over. • In 2013 worden de jaarplannen uitgevoerd waarbij er een nadere prioriteitstelling is afhankelijk van de op dat betreffende moment beschikbare medewerkers. • Er worden geen nieuwe activiteiten ondernomen tenzij nu al in alle redelijkheid te verwachten is dat medewerkers die activiteiten in 2014 na overdracht van de taken zullen blijven voortzetten. • Afhankelijk van de overdrachtmogelijkheden van de medewerkers in het kader ‘mens volgt werk’ kan de datum van (voorlopige) boventalligheid veranderen. • Lopende projecten kunnen doorlopen tot in 2014 en in een enkel geval 2015 of 2016 (de afwikkeling vindt dan plaats door de vereffenaar). Het huidige kwaliteitsniveau blijft zo veel mogelijk gehandhaafd. • (On)voorziene omstandigheden (bijvoorbeeld een crisis) kunnen leiden tot een beroep op de dan nog aanwezige medewerkers. Dit vraagt om een beleidsmatige inzet en kan de afbouwplanning beïnvloeden. • Vanaf 2014 worden geen inhoudelijke taken meer uitgevoerd met uitzondering van de afhandeling van dan nog lopende projecten en taken die in de overdrachtsfase zijn. • Corporate zaken als jaarplan (2014), jaarverslag (2013 en 2014) e.d. worden uitgevoerd op sobere en doelmatige wijze. De jaarrekening wordt opgesteld in overeenstemming met de eisen van de Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 en de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen’ van de SER d.d. 6 juli 2012. • In geval van crisis wordt crisiscommunicatie in 2013 uitgevoerd conform afspraken.

II.2

Juridisch • Voor de overdracht van taken en/of activiteiten geldt dat deze tot stand komt volgens een transparante procedure. • Bij overdracht van taken en/of activiteiten wordt vooraf getoetst of de aanbestedingsregels van toepassing zijn, of er staatssteunaspecten in het geding zijn en of er sprake is van fiscale consequenties. • Juridische kwesties van enig financieel belang worden vooraf voorzien of afgewikkeld. • Alle contracten (met uitzondering van langlopende projecten), die onder naam van het PT zijn afgesloten, worden op 31 december 2014 beëindigd. • De vereffeningsorganisatie treedt per 1 januari 2015 in de plaats van het PT en neemt vanaf dat moment de hiermee samenhangende bestuurlijke verantwoordelijkheid over.

II.3

Personeel en Organisatie • Het PT is een organisatie in afbouw. De unit P&O draagt hieraan bij door op correcte wijze (conform sociaal plan) te zorgen voor formatiekrimp en mee te helpen de ontwikkeling en expertise van de medewerkers te vergroten door loopbaanbegeleiding en ontwikkeling, begeleiding van werk naar werk, uitvoering van het Sociaal Plan, afhandeling juridische personele zaken, etc.. • In principe worden ontstane vacatures niet meer extern ingevuld maar zoveel mogelijk intern of via inhuur of een tijdelijk contract. De hoeveelheid werk voor P&O neemt door de uitvoering van de afbouw de komende tijd toe.

7 PvdG/131022.24

• •

Lopende zaken (advies en personeelsadministratie) worden op hetzelfde kwaliteitsniveau uitgevoerd als voorheen. Ontwikkeling van personeelsbeleid en instrumenten wordt tot het hoogst noodzakelijke beperkt.

II.4

Financiën • Het doen van uitgaven en ontvangen van inkomsten door het PT kan, ook ten tijde van afbouw of opheffing, alleen plaatsvinden op basis van een vooraf door de SER goedgekeurde (herziene) begroting. De toelichting op de (herziene) begroting omvat een afbouw/ opheffingsplan dat een integraal en onderbouwd inzicht geeft in de gemaakte beleidskeuzes en de financiële huishouding van het PT. • Ten tijde van de afbouw of opheffing dient het PT aan alle toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen, zo nodig met aanwending van alle reserves. • Het overdragen van taken of activiteiten en de daarbij behorende middelen aan een derde partij kan pas geschieden, nadat aan alle (toekomstige) verplichtingen kan worden voldaan. Hierbij worden de door bedrijfsgenoten opgebrachte middelen zo veel als mogelijk benut voor het doel of de doelgroep, waarvoor ze bijeen zijn gebracht. • De begroting en jaarrekening worden opgesteld op basis van liquidatiegrondslagen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waardering van activa bij afbouw of opheffing geschiedt op directe opbrengstwaarde. • De (herziene) begroting en het opheffingsplan, dat daar deel van uitmaakt, worden opgesteld met in acht neming van Besluit beleidsregels toezicht (Bbt) beleidsregel 7 en de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfsschappen’ van de SER d.d. 6 juli 2012. • Overdracht aan de vereffenaar vindt plaats met een overdrachtsbalans.

II.5

Medebewindorganisatie (MO) en Interne Auditdienst (IAD) • Vanaf 16 oktober 2012 valt het medebewind (o.a. GMO Groenten & Fruit) van het PT onder de gezamenlijke Medebewindorganisatie van de productschappen. • De overgang van de publieke taken naar EZ vindt naar verwachting plaats in drie stappen: 1. Bestuurlijk, per 1 januari 2014; 2. Arbeidsrechtelijk, per 1 april 2014; 3. Fysiek, per 1 juli 2014. Definitieve besluitvorming hieromtrent dient nog plaats te vinden. • Medebewind gaat grotendeels over naar het Directoraat-Generaal Uitvoering (DGU; voorheen Agentschap.NL en Dienst regelingen) van het Ministerie van Economische Zaken. Andere onderdelen komen rechtstreeks te vallen onder de Ministeries van Economische Zaken (beleid), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (beleid), Infrastructuur en Milieu (beleid) of de NVWA (toezicht/handhaving). • Vanaf 16 oktober 2012 is de IAD werkzaam ten behoeve van de gezamenlijke Medebewindorganisatie van de productschappen. • De IAD werkt nagenoeg volledig voor medebewind, maar doet dat vanuit een onafhankelijke positie binnen de organisatie. Nagenoeg alle kosten worden doorbelast aan Medebewind.

8 PvdG/131022.24

III

Overdracht van taken en middelen naar andere partijen Het regeerakkoord van het kabinet Rutte II gaat uit van opheffing van de productschappen per 2014/ 2015. Als gevolg hiervan werkt het PT aan afbouw en overdracht van taken en bereidt zich voor op opheffing van de organisatie. Hierbij staan het belang van de sector en het behoud van het PT-kapitaal - bestaande uit mensen, middelen en kennis - voorop. In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde: 1. Overdracht van publieke taken 2. Overdracht of afbouw van niet-publieke taken.

III.1

Overdracht van publieke taken Volgens het regeerakkoord worden de huidige publieke taken van de schappen overgenomen door het Rijk (EZ of een ander ministerie). Tot publieke taken worden gerekend: medebewind, voeding en voedselveiligheid, dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn. Voor de overdracht van deze publieke taken is door EZ een programma PBO opgezet, onder leiding van een programmadirecteur. Het PT participeert in dit programma, samen met de andere productschappen. De taken die door PT aan de Rijksoverheid worden overgedragen betreffen: medebewind inclusief CO2 sectorsysteem, Productschappen Levensmiddelen Wetgeving (PLW), Voorschriften op het gebied van gewasbescherming, plantziekten- en erosiebestrijding. Nadere afspraken zijn/worden gemaakt over de taken op het gebied van: registratie en statistieken, risico- en crisismanagement. Alle taken, met uitzondering van PLW (ministerie van VWS) worden door EZ overgenomen. Met de overdracht van taken gaat ook een deel van de medewerkers over naar de betrokken departementen. Om welke medewerkers dit gaat staat beschreven in het afbouwplan personeel van het PT. Dit afbouwplan is voor advies voorgelegd aan de OR van het PT. De OR heeft, met enkele kanttekeningen, ingestemd met dit plan. Specifiek voor de overdracht van medewerkers aan de Rijksoverheid en hun arbeidsvoorwaarden ontwikkelen de productschappen samen met het Ministerie van Economische Zaken en de vakbonden een overgangsprotocol. Hierover wordt separaat advies gevraagd aan de OR van het PT. Overdracht van publieke taken geschiedt naar verwachting per 1 januari 2014. Vanaf die datum worden deze taken en medewerkers ook gefinancierd door de rijksoverheid. Tot die datum houdt het bestuur van PT de bestuurlijke verantwoordelijkheid.

III.2

Overdracht van niet-publieke taken Naast de overdracht van publieke taken aan de Rijksoverheid zijn de schappen zelf verantwoordelijk voor de overdracht of afbouw van niet-publieke (autonome) activiteiten. Voor de overdracht van deze publiek/private activiteiten organiseert het PT een belangstellingsregistratie. De publiek/private activiteiten bestaan uit alle activiteiten van het PT, behoudens die welke zijn bestempeld als publiek, gerangschikt onder de investeringprogramma’s en niet-kerntaken van het PT. De investeringsprogramma’s zijn: Groen en Welbevinden; Werken in de tuinbouw; Energie en CO2; Bodem, Water en Bemesting; Biobased economy en MVO; Voeding en Gezondheid. Tot de niet-kerntaken horen: promotie, statistieken en marktinformatie.

9 PvdG/131022.24

De door het PT opgezette belangstellingsregistratie omvat een proces van: • inventariseren van kandidaten via registratie en indiening van een overnameplan • eerste beoordeling van kandidaten op basis van een set van criteria • eerste keuze van meest geschikte kandidaten • uitwerken van overnameplannen en overeenkomsten van overdracht met geselecteerde kandidaten • definitieve keuze voor overnamekandidaat. Dit proces wordt afgerond in de vergadering van het PT-bestuur op 1 oktober 2013. Het proces wordt voorbereid en uitgevoerd door het PT-secretariaat, onder toezicht van een extern deskundige. De procedure inclusief gehanteerde criteria is vastgesteld door het bestuur. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor de besluitvorming over voorlopige en definitieve keuze van overnamekandidaten. Het proces en de voortgang ervan zijn vermeld op de website van het PT. Bij overname van activiteiten van het PT door private partijen kunnen (van websites, etc.) aan de orde zijn: overdracht van middelen (afkomstig van bestemmingsheffingen), eigendomsrechten en medewerkers. In het geval van overdracht van PT-middelen afkomstig uit heffingen geschiedt dat in de regel in de vorm van een projectvoorstel of een PPS-voorstel conform de richtlijnen daarvoor van het PT en de SER. Eigendomsrechten worden in principe om niet overgedragen aan de partij die in een overeenkomst van overdracht aangeeft de komende jaren te gaan investeren in deze activiteit ten behoeve van de (deel)sector. Voorgaande is conform de op verzoek van het PT door LEI Wageningen her opgestelde waardering van de overgedragen taken van het PT aan de geselecteerde indieners in de belangstellingsregistratie. Voor de overdracht van middelen geldt als randvoorwaarde dat door het Bestuur daartoe kan worden besloten wanneer is voorzien op welke wijze is gewaarborgd dat de middelen zoveel als mogelijk worden benut voor het doel of de doelgroep waarvoor deze zijn bijeengebracht. Met de inrichting van de Belangstellingsregistratie-procedure is deze randvoorwaarde voldoende geborgd. De borging van de randvoorwaarden wordt voorts voorzien in de besluiten tot verlening en vaststelling van de subsidie, de projectsubsidie of de exploitatiesubsidie alsmede in de af te sluiten privaatrechtelijke contracten. In het geval dat met de overdracht van activiteiten ook de overdracht van medewerkers aan de orde is, worden, met in achtneming van het Sociaal Plan, met de overnemende partij(en) én met de betrokken medewerker(s) vooraf bindende afspraken gemaakt binnen de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Over de opzet en uitvoering van de belangstellingsregistratie alsmede de overdracht van middelen en mensen heeft periodiek afstemming plaatsgevonden met de SER. Het door het PT-bestuur op 12 november 2013 te nemen besluit is vervat in een besluitvormingsnotitie, waarin de overdracht is beschreven. Hierin is opgenomen om welke activiteit(en) het gaat en wie de overnemende partij is, hoe eventuele overdracht van middelen en medewerkers is/wordt geregeld. Overdracht vindt in principe uiterlijk plaats per 1 januari 2014. In het kader van overdracht van private taken kunnen in 2014, aanvullende op de besluitvorming door het Bestuur op 12 november 2013, nog in beperkte mate voorstellen voor activiteiten worden gehonoreerd. Dit vanuit de wens om de bestemmingsreserves op nihil te doen uitkomen. Lopende projecten en activiteiten worden zoveel mogelijk in de loop van 2014 afgerond en doorlopende projecten worden per 1 januari 2015 overgedragen aan de vereffeningsorganisatie.

10 PvdG/131022.24

IV

Juridische consequenties van de afbouw/ opheffing In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde: 1. Private organisaties waarin PT bestuurlijk en/of financieel deelneemt 2. Aanbestedingstrajecten 3. Steunmeldingen 4. Beleidsmatige en heffingsverordeningen 5. Juridische procedures en claims 6. Overige zaken die onderhanden zijn bij de rechter 7. Contractuele verplichtingen

IV.1

Overzicht van private organisaties waarin PT bestuurlijke en/of financieel deelneemt • Stichting Esperanza Aard van de deelneming: Bestuurlijk, het PT heeft een bestuurszetel. • Stichting Laboratoriumonderzoek Tuinbouwprodukten Aard van de deelneming: Bestuurlijk, het PT heeft een bestuurszetel • Stichting Bloemenbureau Holland Aard van de deelneming: Bestuurlijk en financieel. Het PT is adviseur en, de goedkeuring van bestuur PT is vereist voor besluiten tot statutenwijziging en ontbinding. Het PT verstrekt een exploitatiesubsidie. • Stichting Bloembollenonderzoek Aard van de deelneming: Het PT is niet meer bestuurlijk of financieel betrokken bij de stichting. De stichting is gevestigd op het adres van het PT. • Stichting Marktonderzoek Tuinbouw Aard van de deelneming: Bestuurlijk, het PT heeft een bestuurszetel en de voorzitter PT is voorzitter van het stichtingsbestuur. • Foodcompass, Stichting Monitoring Voedingstuinbouw Aard van de deelneming: Bestuurlijk, het PT benoemt een bestuurslid. • Stallingbedrijf Glastuinbouw Nederland Aard van de deelneming in deze commanditaire vennootschap: Financieel en bestuurlijk als beherend vennoot. Deelneming opgezegd per eind 2013. • Stichting GroentenFruit Bureau De stichting is per 1 april 2013 in liquidatie. Aard van de deelneming: bestuurlijk en financieel. • Stichting Bloemisterijonderzoek Aard van de deelneming: Bestuurlijk, het PT heeft een bestuurszetel. • Promotieorganisaties (TPO’s) Het PT heeft voorts een bestuurlijke en/of financiële rol in meerdere promotieorganisaties, waaronder Hoveniers Informatiecentrum (HIC), Internationaal Bloembollen Centrum (IBC is op 31 december 2012 geliquideerd) en Plant Publiciteit Holland (PPH). De deelname van het PT in deze TPO’s wordt uiterlijk in 2013 beëindigd. Voor alle hiervoor genoemde stichtingen en private organisaties geldt, dat het PT zijn relatie hiermee uiterlijk op 31 december 2014 heeft beëindigd.

IV.2

Overzicht van lopende aanbestedingstrajecten

11 PvdG/131022.24

Er zijn geen lopende aanbestedingstrajecten.

12 PvdG/131022.24

IV.3

Overzicht van steunmeldingen Steunnummer

Originele titel

Einde looptijd

SA. 33761

Steunmaatregelen onderzoek en ontwikkeling grote ondernemingen groente- en fruitsector Steunmaatregelen onderzoek en ontwikkeling bloemkwekerijproducten Steunmaatregelen PT onderzoek en ontwikkeling KMO groente- en fruitsector: O&O onderzoeksprojecten milieu, O&O milieustudies, O&O advisering milieustudies en O&O innovatieadviesdiensten en – ondersteuning Bestrijding van Ditylenchus dipsaci Landenheffing Japan Nederlands instituut voor afzetbevordering van uien en uiproducten (NIVUI) Staatssteunmelding Productschap Tuinbouw, sector groenten en fruit Technische ondersteuning en kwaliteitsbevordering landbouwproducten sector groenten en fruit Kwaliteitscontrole verse groenten en fruit door het KCB Staatssteunmelding Productschap Tuinbouw, sector bloemkwekerijproducten Bloemen steunmaatregelen technische ondersteuning en kwaliteitsbevordering bloemkwekerijproducten Technisch onderzoek bloembollen Technisch onderzoek boomkwekerijproducten

31 december 2013

SA. 33886 SA. 33437

N 664/1996 N 234/1997 N 12/1998

SA. 32713 SA. 33366

NN 131/1999 SA 32714

N 766/1995 SA. 33762

N 378/2003 NN 65/2000

31 december 2013 31 december 2013

Geen einddatum Geen einddatum Geen einddatum

1 september 2017 30 juni 2013

Geen einddatum 1 september 2017

Geen einddatum 30 juni 2014

Geen einddatum Geen einddatum

Met de genoemde goedgekeurde steunmaatregelen zijn de maatregelen van het PT en de daarvoor benodigde inzet van het heffingsinstrument, voor de betrokken sectoren en voor de in de maatregelen genoemde bestemmingen tot en met het jaar  afgedekt.

13 PvdG/131022.24

IV.4

Overzicht van beleidsmatige en heffingsverordeningen Beleidsmatige verordeningen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

Verordening PT schoolfruit 2010 Besluit PT toezichthouders medebewind 2009 Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012 Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2011 Besluit PT erkenningsvoorschriften medebewind 2011 Besluit PT Interventie Medebewind 2011 Besluit PT wijziging operationele programma’s medebewind 2011 Besluit PT voorschotten, gedeeltelijke betalingen en beheer actiefondsen medebewind 2011 Verordening PT CO2-sectorsysteem glastuinbouw 2011 Verordening PT Plantgezondheidsfonds 2012 Verordening PT AM Vrije Teelt Boomkwekerijproducten Verordening PT bestrijding knolcyperus 2010 Verordening PT keuring van apparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen 2012 Verordening PT reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen 2009 Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2009 (wordt vervangen door: Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2013 16. Verordening PT Uitlekgewichten verduurzaamde champignons en zuurkool 2007 17. Besluit PT toezichthouders Tuchtrecht 2010

Heffingsverordeningen 2012

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.

Verordening PT bijzondere heffing teelt groenten en fruit 2012 Verordening PT bijzondere heffing handel groenten en fruit 2012 Verordening PT bijzondere heffing verduurzaamde groenten en fruit 2012 Verordening PT algemene heffing groenten en fruit 2012 Verordening PT vakheffing boomkwekerijproducten 2012 Verordening PT heffing hoveniersbedrijven 2012 Verordening PT vakheffing aanbod bloemkwekerijproducten 2012 Verordening PT heffing handel bloemkwekerijproducten 2012 Verordening PT heffing bestrijding Ditylenchus dipsaci oogstjaar 2012 Verordening PT retributie export groenten en fruit Japan 2012 Verordening PT retributie export bloemkwekerijproducten Japan 2012

2013 1. Verordening PT algemene heffing bloembollenhandel oogstjaar 2013

2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.

Verordening PT bestemmingsheffing hovenierssector 2013 Verordening PT bestemmingsheffing verduurzaamde groenten en fruit 2013 Verordening PT bestemmingsheffing teelt groenten en fruit 2013 Verordening PT bestemmingsheffing handel groenten en fruit 2013 Verordening PT bestemmingsheffing boomkwekerijsector 2013 Verordening PT bestemmingsheffing handel bloemkwekerijproducten 2013 Verordening PT bestemmingsheffing aanbod bloemkwekerijproducten 2013 Verordening PT algemene heffing hovenierssector 2013 Verordening PT algemene heffing groenten en fruit 2013 Verordening PT algemene heffing boomkwekerijsector 2013 Verordening PT algemene heffing handel bloemkwekerijproducten 2013 Verordening PT algemene heffing aanbod bloemkwekerijproducten 2013

De beleidsmatige verordeningen worden meegenomen in een door de Directie WJZ van het Ministerie van Economische Zaken geïnitieerd project met het oog op eventuele voortzetting in 2014. De geldende heffingsverordeningen behoeven in beginsel geen afwikkeling, wel eventuele wijziging van tarieven, afhankelijk van bestuurlijke besluitvorming ter zake.

14 PvdG/131022.24

IV.5

Juridische procedures en claims Het PT heeft een aantal juridische procedures onderhanden, die kunnen uitmonden in financiële claims. Periodiek (per kwartaal) wordt van alle procedures een risico-inschatting gemaakt. Afhankelijk van de risico-inschatting wordt geraamd om welk financieel belang het voor PT gaat. Hiervoor wordt een voorziening getroffen die wordt verantwoord bij de onderscheiden financieringsfondsen. De lopende claims, die besloten liggen in lopende juridische procedures, worden geraamd op een bedrag van in totaal € 7 miljoen. Daarvan is een bedrag van € 5 miljoen geraamd voor de finale afwikkeling van de SBC-affaire (fraudezaak in de bloembollensector), welke afwikkeling medio 2014 wordt verwacht. Voor alle overige juridische procedures schat het PT het financieel risico in op € 2 miljoen, verdeeld over de financieringsfondsen.

IV.6

Overige zaken die onderhanden zijn bij de rechter Er zijn geen overige zaken met financiële repercussies voor het PT bekend, die onder de rechter zijn.

IV.7

Contractuele verplichtingen Het PT beschikt over een sluitende registratie van overeenkomsten en convenanten waarin het PT partij is (geweest). De overeenkomsten en convenanten worden ultimo , voor zover deze niet van belang zijn in het kader van de vereffening van het vermogen van het PT, door het PT beëindigd c.q. de deelname van het PT daarin zal ultimo  worden beëindigd.

15 PvdG/131022.24

V

Personele consequenties van de afbouw/ opheffing In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde: 1 Algemeen 2 Gehanteerde uitgangspunten bij de totstandkoming van het ‘personele afbouwplan’ 3 Fasering afbouw personeel in de tijd 4 Bepaling hoogte reorganisatievoorziening 5 Overige verplichtingen jegens het Pensioenfonds Productschappen 6 Overige onderkende rechten/ claims

V.1

Algemeen Het uitgangspunt van het PT beleid is de medewerkers zoveel mogelijk hun werk volgen naar organisaties waar de taak die zij uitvoeren wordt voortgezet (‘van werk naar werk’). Dit kan een overgang betekenen naar een private organisatie of naar de overheid (deze medewerkers worden dan ook niet boventallig). Voor medewerkers die overgaan naar een private organisatie worden per medewerker maatwerkafspraken gemaakt. Voor medewerkers, die collectief overgaan naar de rijksoverheid, maken de gezamenlijke productschappen met de rijksoverheid en de vakbonden afspraken in de vorm van een overgangsprotocol. Indien overdracht van werk naar werk niet mogelijk is worden de betrokken medewerkers boventallig. Voor deze medewerkers is een pakket van regels, procedures en (financiële) voorzieningen samengesteld en vervat in een Sociaal Plan. Dit plan is op 12 april 2012 vastgesteld en heeft een looptijd tot 1 januari 2017. Vanzelfsprekend maken ook de arbeidsvoorwaardelijke rechten deel uit van het Sociaal Plan. Door transparant en open met de individuele medewerkers over dit onderwerp te spreken kan het PT op gestructureerde wijze sturing geven aan het afbouwproces en hebben de individuele medewerkers duidelijkheid over hun persoonlijke positie.

V.2

Gehanteerde uitgangspunten bij de totstandkoming van het ‘personele afbouwplan’ Bij het tot stand komen van het personele afbouwplan zijn de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd: 1. De afbouw van het personeel is altijd een resultante van de afbouw van taken. 2. Bij afbouw van taken kan sprake zijn van beëindiging of overdracht. 3. Bij overdracht van taken geldt het principe ‘mens volgt werk’. 4. Indien een taak eindigt wordt de (voorlopige) datum van boventalligheid bepaald. 5. Indien een taak wordt overgedragen wordt de (voorlopige) datum van overgang bepaald. 6. Overdracht van taken kan plaatsvinden aan EZ/Overheid of aan private organisaties en bedrijven. 7. Voor de overdracht van publieke taken aan EZ/Overheid is er een specifiek programma PBO van EZ, in samenwerking met de productschappen. 8. Voor overdracht van de overige (publiek-private) taken heeft het PT een Belangstellingsregistratie opgezet. 9. In beide voornoemde situaties worden rechten van medewerkers zoveel mogelijk gegarandeerd of gecompenseerd. 10. Bij interne verplaatsing naar medebewind, is deze medewerker niet boventallig.

16 PvdG/131022.24

11. Voor de overige medewerkers eindigt het werk, zij worden boventallig. Afvloeiing van deze medewerkers per datum boventalligheid vindt plaats op basis van het Sociaal Plan van de gezamenlijke productschappen, dat door het PT is vastgesteld op 12 april 2012 voor de periode 2012-2017 (inclusief addendum 2013). 12. In enkele gevallen kan het nodig zijn om medewerkers gedeeltelijk boventallig te verklaren. Dit gebeurt altijd in overleg tussen werkgever en werknemer. 13. De datum van het onderbrengen in een vereffeningsorganisatie van de 'nalatenschap' van het PT respectievelijk de PBO is voorlopig vastgesteld op 1 januari 2015. Vanaf 2015 vindt de afwikkeling van de opheffing van de schappen in gezamenlijk verband plaats. Deze datum kan ook eerder (of later) zijn, afhankelijk van nadere besluitvorming door betrokken partijen (schappen/EZ/ SoZaWe, SER). 14. De uiterste datum van (uitgestelde) boventalligheid is dus (voorlopig) per 1-1-2015. 15. Het is mogelijk dat enkele medewerkers nog (tijdelijk) in 2015 nodig zijn, in het kader van vereffening (bijvoorbeeld oplevering jaarverslag/jaarrekening 2014, afwikkeling personele, juridische, financiële aangelegenheden). 16. Daar waar afdelingshoofden constateren dat werk afneemt of eindigt is eerder vertrek van de betreffende medewerker(s) dan de (voorlopige) boventalligheidsdatum aan de orde en vloeien zij af conform het Sociaal Plan. 17. Waar nodig worden functieprofielen losgelaten naarmate de tijd vordert. Bij de afwikkeling zijn medewerkers nodig die breed inzetbaar zijn, met een brede of juist specifieke kennis. Deze afweging is bepalend voor de vertrekdatum en het (langer) aanblijven van medewerkers. 18. Het afspiegelingsbeginsel wordt losgelaten. De leidinggevende bepaalt in overleg met secretaris en P&O de volgorde van overgang of boventalligheid vanuit het belang van de continuïteit van de organisatie. 19. In principe worden ontstane vacatures niet meer extern ingevuld maar zoveel mogelijk intern (eerst PT, dan overige productschappen), via inhuur of een tijdelijke contract. 20. Medewerkers krijgen de gelegenheid om opleidingen en cursussen te volgen om zich goed voor te kunnen bereiden op de arbeidsmarkt, op basis van de voorwaarden vanuit het opleidingsbeleid en het Sociaal Plan.

V.3

Fasering afbouw personeel binnen PT in de tijd In de loop van 2013 verdwijnt een aantal autonome taken en daarmee arbeidsplaatsen. De verwachting is dat op 1 januari 2014 de overdracht door PT van de publieke taken (zowel medebewind als de overige publieke taken) aan de overheid plaatsvindt. De verwachting is dat in 2014 autonome afbouwwerkzaamheden worden voortgezet door een kleine groep medewerkers en dat vanaf 1 januari 2015 de resterende afbouwwerkzaamheden worden overgedragen aan de vereffeningsorganisatie. Een en ander leidt na de verwachte overdracht van de publieke taken op 1 januari 2014 en met de kennis van nu, ten aanzien van de formatieve inzet, tot het volgende verwachte verloop:

Aantal fte’s Aantal medewerkers

V.4

01-04-2013 89,0 98

01-10-2013 82,6 90

01-01-2014 25,4 29

01-07-2014 19,3 22

01-01-2015 0 0

Reorganisatievoorziening Berekening bedrag ‘Vanwege afbouw te doteren aan de reorganisatievoorziening’ (in euro’s) Wachtgeld en Regeling uitkering bij ontslag (Rubo) Pensioenlasten (schatting 19,6%) Sociale Lasten (schatting 15,4%) Kosten inzake outplacement Subtotaal (bruto) reorganisatielasten opheffing PT 17 PvdG/131022.24

13.848.549 2.294.850 2.083.397 240.000 18.466.795

Af: PT-Medewerkers die overgaan naar de rijksoverheid Af: Medewerkers GFB Af: PT-Medewerkers die ten laste komen van Medebewind

-

7.291.151 1.135.968 1.446.288 -

Subtotaal (netto) reorganisatielasten opheffing PT

10.011.408 8.455.387

Uitgangspunten Bij de berekening gehanteerde uitgangspunten zijn: • Basis voor de berekening is het Sociaal Plan d.d. 12 april 2012 dat is getekend door de Secretaris van het bestuur van het PT, de heer ir. J.M. Gerritsen, en het afbouwplan Personeel. • Bij de berekening van de voorziening is uitgegaan van de op 15 juni 2013 beschikbare informatie. Een en ander betekent dat voormalig medewerkers van het GroentenFruitBureau, die op 15 juni 2013 in dienst waren van PT, in de berekening zijn meegenomen. • Bij de berekening van de afbouwkosten is uitgegaan van de worstcaseberekening, dat wil zeggen uitgegaan is van de op 15 juni 2013 bekende premiebedragen en de maximale duur van de in het Sociaal Plan overeengekomen regelingen (kanttekening: voor een aantal medewerkers is ingeschat dat zij gebruik maken van de ouderenregeling of de afkoopregeling). • Wijzigingen in het Sociaal Plan, de gehanteerde grondslagen (maximum daglonen, etc.) na 15 juni 2013 hebben invloed op de uitkomst van de berekening. • De in het overzicht aangegeven pensioenlasten hebben uitsluitend betrekking op de werkgeverslast en zijn vooralsnog ingeschat op 19,6%. • Bij de berekening van de sociale lasten is uitgegaan van de premie van de sociale lasten over het eerste halfjaar van 2013, zijnde 15,4 %. • Bij de berekening is geen rekening gehouden met een eventuele crisisheffing van 18% over een totaalbruto jaarinkomen boven 150.000. • Bij het berekenen van de bedragen is rekening gehouden met de aftrek van eventueel te ontvangen vroegpensioenbedragen. V.5

Overige verplichtingen jegens het Pensioenfonds Productschappen (PfP) Het opheffen van de schappen heeft grote gevolgen voor het PfP. Door het opheffen van de Productschappen neemt het aantal deelnemers en pensioengerechtigden af en is er op termijn ook geen sprake meer van werkgevers en werknemers. Dit leidt er toe dat in 2015 het vermogen en de pensioenaanspraken van PfP elders worden ondergebracht en dat de uitvoeringsorganisatie van het PfP wordt ontmanteld. De kosten die direct en indirect hiermee samenhangen zijn ca € 3,9 miljoen meer dan de reguliere operationele kosten van de uitvoeringsorganisatie van het PfP; het grootste deel van deze kosten hebben betrekking op de uitvoering van het Sociaal Plan, dat voor de Productschappen van toepassing is (zie ook V.1 van dit plan). Deze kosten worden op basis van de loonsom op 31 december 2012 omgeslagen over de Productschappen; dit resulteert erin dat aan het PT kosten zijn toegerekend ter grootte van ca € 932.000.

V.6

Overige onderkende rechten/ claims ten aanzien van het personeel Door het opheffen van de schappen worden deelnemers, slapers en pensioengerechtigden geconfronteerd met een potentieel indexatietekort. Over dit onderwerp heeft het Bestuur van PfP een brief gestuurd aan alle productschappen, met het verzoek om overleg terzake.

18 PvdG/131022.24

VI Integrale beschrijving van de financiële situatie van het Productschap Tuinbouw per ultimo 2012 (jaarrekening 2012) VI.1

Uiteenzetting vermogensbeleid Vermogensbeleid in de situatie van continuïteit Op grond van artikel 30 van de Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 (Vfb 2011) van de Sociaal-Economische Raad (SER) worden reserves onderscheiden naar: • Algemene reserve; De algemene reserve is de reserve van de hoofdfunctie Bestuur en algemeen. • Bestemmingsreserves; Bestemmingsreserves zijn de reserves met een door het bestuur bepaalde bestemming. • Bestemmingsfondsen; Bestemmingsfondsen zijn reserves met een bijzondere bestemming (in het geval van PT participatie in het Stallingsbedrijf Glastuinbouw en garantiestellingen), waarbij een bestedingsbeperking is aangebracht door derden. Op grond van artikel 32 van de Vfb 2011 hanteert de SER als norm dat de som van de algemene reserve en de bestemmingsreserves maximaal gelijk is aan het totaal van de lasten over het verslagjaar. Uitgaand van de veronderstelling van continuïteit en rekening houdend met de risico’s voor de bedrijfsvoering en de omvang van de niet uit de balans blijkende verplichtingen streefde het bestuur van het PT er naar om de som van algemene en bestemmingsreserves niet meer te laten bedragen dan 50% van de som van de jaarlasten. Vermogensbeleid in de situatie van discontinuïteit met een niet-toereikende algemene reserve In het geval dat de algemene reserve van het PT niet toereikend is om aan alle mogelijke toekomstige verplichtingen te voorzien dient het bestuur van het PT besluiten te nemen ten einde te waarborgen dat wel aan deze verplichtingen kan worden voldaan. Dit kan door middel van het opleggen van een (aanvullende) algemene heffing en/ of door de bestemmingsreserves hiervoor te benutten. Het bestuur heeft uitgesproken het opleggen van (aanvullende) algemene heffingen zo veel als mogelijk te willen vermijden en, met in acht neming van artikel 37 van de Vfb 2011 en de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfsschappen’, de bestemmingsreserves van de deelsectoren voor dit doel te willen aanwenden. Vermogensbeleid in de situatie van discontinuïteit met een toereikende algemene reserve In het geval dat naar verwachting een substantieel deel van het vermogen van een deelsector resteert zal het bestuur van het PT gedurende de resterende bestaansperiode de heffingen zodanig verlagen dat nauwelijks vermogen overblijft. Voor een eventueel resterend saldo (algemene reserve) zal het PT-bestuur voorstellen formuleren voor de één of meerdere bestemmingen die ten gunste komen van de tuinbouwsector.

VI.2

Hoogte en samenstelling van eigen vermogen op 31 december 2012 De omvang van het eigen vermogen (de algemene reserve, de bestemmingsreserves en de bestemmingsfondsen) geeft per ultimo balansdatum het volgende beeld: 2012 813 47.018 6.112 53.943

Algemene reserve Bestemmingsreserves Bestemmingsfondsen Totaal eigen vermogen

19 PvdG/131022.24

2011 7.935 64.527 6.112 78.574

In 2012 is een aanzienlijk afname van het eigen vermogen waar te nemen. Deze afname valt als volgt toe te lichten: • De reguliere baten en uitvoeringskosten van het PT worden doorberekend aan de deelsectoren waarop zij betrekking hebben en worden uit dien hoofde in mindering gebracht op de bestemmingsreserves. • De incidentele uitvoeringskosten (reorganisatiekosten en afwaarderingen activa) hebben volledig betrekking op de werkorganisatie van het PT en worden uit dien hoofde in mindering gebracht op de algemene reserve. De samenstelling van de algemene reserve en de bestemmingsreserves naar deelsectoren geeft op 31 december 2012 het volgende beeld:

Financieringsfondsen -

Bloembollen

-

Algemene reserve

2012 Bestemmingsreserve

Totaal

2011 Totaal

204

9.568

9.772

14.587

Bloemkwekerijproducten

64

14.273

14.337

26.885

-

Boomkwekerijproducten

144

3.950

4.094

5.635

-

Hoveniers

41

608

649

809

-

Groenten & Fruit Algemeen

631

1.521

2.152

3.309

-

Groenten & Fruit Vollegrond

-118

1.870

1.752

2.349

-

Groenten & Fruit Glasgroenten

-85

5.836

5.751

7.209

-

Groenten & Fruit Fruit

-87

2.788

2.701

2.837

-

Groenten & Fruit Champignons

-31

2.035

2.004

1.574

-

Energie

50

4.569

4.619

7.268

813

47.018

47.831

72.462

Totaal

Op 31 december 2012 beschikte het PT over een bedrag van € 3.909.000 aan effecten en over een bedrag van € 57.831.000 aan liquide middelen. Over zowel de financiële waarde van de effecten als de liquide middelen kan op korte termijn worden beschikt.

20 PvdG/131022.24

VII Financiële consequenties van de afbouw/ opheffing In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde: 1 Verkorte balans en rekening van baten en lasten 2 Financiële consequenties voor de waardering van activa en passiva 3 Financiële consequenties voor de niet uit de balans blijkende verplichtingen 4 Kosten van de afbouworganisatie 5 Financiële consequenties voor de (langlopende) Verplichtingen

VII.1 Verkorte balans en rekening van baten en lasten (De kolommen ‘Overdrachtsdatum balans 31-12-2014’ en rekening van baten en lasten ‘overdrachtsdatum’ worden in de loop van 2014 ingevuld met de geraamde bedragen) Verkorte Balans Overdrachtsdatum 31-12-2014

31-12-2012

ACTIVA Materiële vaste activa

4.656

Financiële vaste activa

10.007

Vorderingen op korte termijn

21.913

Liquide Middelen

57.831 94.407

PASSIVA Algemene reserve

813

Bestemmingsreserves

47.018

Bestemmingsfondsen

6.112

Subtotaal Eigen vermogen

53.943

Voorzieningen

5.296

Schulden op lange termijn

3.722

Schulden op korte termijn

31.446 94.407

Verkorte rekening van baten en lasten Overdrachtsdatum

2012

BATEN Heffingen

36.040

Interest

2142

Vergoeding Medebewindstaken

4814

Diensten aan derden

2078

Niet-bestede subsidiegelden

4514 -13

Overige baten

49.575

21 PvdG/131022.24

Overdrachtsdatum

2012

LASTEN Onderzoeks- en subsidieprojecten

54.944

Uitvoeringskosten

5.161

Uitvoeringskosten derden

6.893

Uitvoeringskosten Incidenteel

7.208 74.206

Saldo boekjaar

-24.631

VII.2 Financiële consequenties voor de waardering van activa en passiva Algemeen • Als gevolg van de afbouw/ opheffing van het PT worden de begroting en de jaarrekening opgesteld op basis van liquidatiegrondslagen. • De vermogenspositie en de liquiditeitspositie van het PT dienen zodanig te zijn dat het PT aan haar toekomstige verplichtingen kan voldoen. • Pas nadat aan alle (toekomstige) verplichtingen kan worden voldaan kan er sprake zijn van het overdragen van taken of activiteiten en daarbij behorende middelen aan een derde partij. Materiële vaste activa Onder de materiële vaste activa zijn begrepen pand, automatiseringsmiddelen en overige inventaris. • De opbrengstwaarde van het pand is in 2012 op basis van een, door een erkende taxateur, uitgevoerde taxatie geraamd op € 4 miljoen. De huidige opbrengstwaarde (liquidatiewaarde) wordt thans geraamd op € 2,5 miljoen. In 2013 vindt een afwaardering plaats ter grootte van € 1,5 miljoen. • Er wordt vanuit gegaan dat automatiseringsmiddelen en overige inventaris op het moment van opheffing geen waarde meer vertegenwoordigen. Financiële vaste activa De financiële vaste activa omvatten de waardering van het Stallingsbedrijf Glastuinbouw, effecten en uitstaande leningen. • Bij vroegtijdige verkoop of overdracht van het PT-aandeel in het Stallingsbedrijf wordt de opbrengstwaarde per 16 september 2013 geraamd op € 4.411.500. Een afwaardering in 2013 van € 1.343.500 wordt dan ook noodzakelijk geacht. • Voor de beleggingen in obligaties is een mandaat verstrekt aan Schretlen, een dochter van de Rabobank. De obligaties hebben minimaal AA-status en zijn belegd voor een periode van maximaal 5 jaar. Rekening houdend met de politieke ontwikkelingen worden vrijvallende obligaties niet herbelegd, maar in liquide middelen aangehouden. Er wordt vanuit gegaan dat een afboeking op de waarde van de obligaties niet noodzakelijk is. • De waardering van de leningen (gericht op innovatie van de sector) wordt op 31 december 2013 opnieuw beoordeeld, waarna een verdere afwaardering zal plaatsvinden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat door het PT toezeggingen aan derden zijn gedaan ter grootte van een bedrag van € 109.000. Dit bedrag is op dit moment nog niet tot uitbetaling gekomen. Een afwaardering in 2013 ter grootte van ca € 700.000 wordt aannemelijk geacht. Incasso van de verstrekte leningen dient na 1 januari 2015 plaats te vinden door de vereffeningsorganisatie.

22 PvdG/131022.24

Vorderingen op korte termijn De vorderingen op korte termijn bestaan uit vorderingen uit hoofde van heffingen, te verrekenen subsidies, vooruitbetaalde kosten, doorberekende kosten aan derden en lopende interest. • Bij het bepalen van de hoogte van de vordering op 31 december 2014 zijn voor wat betreft de bepaling van de hoogte van de voorziening voor dubieusheid (vorderingen uit hoofde van heffingen) de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Vorderingen ouder dan één jaar worden volledig voorzien; • Vorderingen ouder dan ½ jaar, maar jonger dan één jaar worden afgewaardeerd met 75% van het openstaande bedrag; • Alle openstaande vorderingen op bedrijven die failliet zijn of in een saneringsproces zitten zijn afgeboekt. • Er wordt naar gestreefd het saldo van de overige vorderingen op 31 december 2014 nihil te doen zijn. Deze vorderingen betreffen voor een belangrijk deel subsidievorderingen op het Ministerie van Economische Zaken. Liquide Middelen De liquide middelen betreffen rekening-courantsaldi, deposito’s en spaartegoeden die worden aangehouden bij de Rabobank, ABN-AMRO, Staal Bankiers of ING-Bank. De liquide middelen zijn direct opeisbaar. Voorzieningen De voorzieningen hebben betrekking op de bestaande afvloeiingsregelingen en reorganisaties die in 2005 en 2012 zijn doorgevoerd, de onderhoudsvoorziening voor het gebouw en de Floriade 2012. De verwachting is dat de voorziene bedragen voor zowel de Floriade 2012 als de onderhoudsvoorziening gebouw op het moment van beëindiging van de activiteiten nihil zullen bedragen. Daar staat tegenover dat, als gevolg van de afbouw/ opheffing van het PT, aanzienlijke bedragen in 2013 en 2014 aan de reorganisatievoorziening zullen worden gedoteerd (zie onderdeel V.4 van dit plan). Schulden op lange termijn De schulden op lange termijn betreffen een in 1999 afgesloten niet-vervroegd aflosbare lening bij BNG Bank (inzake de aankoop van het pand Louis Pasteurlaan 6 te Zoetermeer) en een van het Ministerie van Economische Zaken ontvangen bedrag van € 1.000.000 ter aanwending voor de financiering van de Engineering Regeling (PT verstrekt leningen aan risicovolle innovatieprojecten). • De looptijd van de lening bij BNG Bank bedraagt op 31 december 2013 nog 6 jaar; jaarlijks wordt een bedrag van € 454.000 afgelost. • Ten aanzien van de schuld uit hoofde van de voor de uitvoering van de E-regeling ontvangen financieringsmiddelen geldt dat het PT van dit bedrag leningen mag verstrekken die voldoen aan de het Ministerie van Economische Zaken gestelde voorwaarden. Op dit moment is er voor ca. € 283.000 verstrekt. De vereffenaar wikkelt op basis van de bij de start van de vereffening van PT ontvangen liquiditeiten de schulden af. Schulden op korte termijn De schulden op korte termijn bestaan uit te betalen bedragen inzake onderzoeks- en subsidieprojecten en uit crediteuren en transitoria. • Ten aanzien van de afwikkeling van onderzoeks- en subsidieprojecten wordt naar verwachting een groot deel betaald in 2013. Alle lopende projecten worden in 2013 beoordeeld op een eventuele vrijval zodat er op 31 december 2014 een reëel bedrag aan schulden in dit kader op de balans zal staan; dit bedrag zal aan de vereffenaar worden overgedragen. • De hoogte van het bedrag aan schulden crediteuren en transitoria zullen naar verwachting in lijn met het afnemen van de activiteiten van het PT verder afnemen.

23 PvdG/131022.24

VII.3 Financiële consequenties van de niet uit de balans blijkende verplichtingen Belangrijke niet uit de balans blijkende verplichtingen hebben onder meer betrekking op lopende bezwaar- en beroepszaken, gedane toezeggingen inzake het uitvoeren van onderzoeks- en subsidieprojecten en garantiestellingen jegens het Ministerie van Economische Zaken voor de uitvoering van promotiecampagnes. • Aan mogelijke claims die samenhangen met beroeps- en bezwaarzaken wordt aandacht besteed in onderdeel IV.5 van dit plan. • Ten aanzien van de toezeggingen inzake het uitvoeren van onderzoeks- en subsidieprojecten wordt het genoemde bedrag in 2013, 2014 e.v. naar verwachting volledig besteed. • De garantiestelling aan het Ministerie van Economische Zaken heeft een looptijd tot 2015. Opgemerkt wordt dat een groot deel van deze garantiestellingen in de loop van 2014 vrij gaan vallen, doordat diverse projecten aan het eind van 2013 worden afgerond. Het resterende deel zal door derde partijen worden overgenomen. VII.4 Kosten van de afbouworganisatie De kosten voor de afbouw bestaan uit: • Noodzakelijk gebleken aanvullende afboekingen op activa; • Uitvoeringskosten van de afwikkeling en overdracht van reguliere taken in 2014; • Thans niet voorzienbare kosten, bijvoorbeeld als gevolg van wijzigingen in de grondslagen voor de berekening van afvloeiingsregelingen van het personeel, de inning van heffingen, et cetera; • Kosten van de financiële en juridische afbouworganisatie tot en met 31 december 2014; • Kosten van het pand of overige huisvestingskosten in 2014; • Kosten van afkoop van contracten. De kosten (kunnen) worden gefinancierd door benutten van de bestemmingsreserves, mits de bestemming daarvan ten gunste komt aan degenen die deze heffing ook hebben opgebracht, of een algemene heffing voor de nog te financieren bedragen in de jaren na 2013. Bestemmingsreserves kunnen worden overgeheveld naar de algemene reserve mits de SER hier, op grond van een ingediend ontheffingsverzoek, toestemming voor heeft gegeven. Als in 2013 onvoldoende middelen beschikbaar zijn om aan de verplichtingen te voldoen, zal ook over dat jaar nog een heffing worden opgelegd aan de betrokken heffingsplichtigen. Daarbij zal indien mogelijk rekening worden gehouden met het feit in welke mate deelsectoren wel/niet hebben voldaan aan de verplichtingen die zij in deze hadden. VII.5 Financiële consequenties van de (langlopende) verplichtingen De (langlopende) verplichtingen betreffen onder meer een in 1999 afgesloten niet-vervroegd aflosbare lening bij BNG Bank (inzake de aankoop van het pand Louis Pasteurlaan 6 te Zoetermeer); de rentelast die na 2014 over deze lening moet worden betaald bedraagt ca € 300.000. De afkoop van lease contracten van de xerox machines bedraagt ca. € 110.000. VII.6 Kosten die samenhangen met de vereffening De kosten van vereffening zijn in dit stadium niet goed te berekenen. Hierover vindt overleg plaats tussen de schappen en het ministerie van EZ. Aangenomen wordt dat de vereffening in belangrijke mate zal worden uitgevoerd door medewerkers van de schappen. Dit kunnen medewerkers zijn die overgaan naar het ministerie van EZ in het kader van over te dragen publieke taken of medewerkers die gebruik (zouden) maken van het sociaal plan van het PT. De herziene begroting 2013 gaat voor het sociaal plan uit van een worst case scenario. Dit betekent dat er voldoende ruimte is om eventuele aanvullende kosten voor vereffening te voldoen uit deze voorziening. Een en ander zal te zijner tijd bij de opstelling van de herziene begroting 2014 worden verwerkt. 24 PvdG/131022.24

VIII Consequenties ten aanzien van de reserves en op te leggen heffingen VIII.1 Algemene en bestemmingsheffingen In verband met de afbouw en opheffing van het PT is een planning gemaakt van de daarmee gepaard gaande kosten en te treffen voorzieningen. Deze kosten en voorzieningen dienen gedekt te worden uit algemene- en bestemmingsreserves, aangevuld met algemene- en bestemmingsheffingen. Zoveel mogelijk zijn de bestaande reserves hiervoor aangewend, waarbij overheveling van bestemmingsnaar algemene reserve heeft plaatsgevonden. Voor dit laatste wordt een specifiek verzoek gericht aan de Bestuurskamer van de SER. Overzicht op te leggen heffingen (bruto) Op te Financieringsfonds/ Geleding

Opleggen in 2013

Opleggen in 2014

leggen

verorden./besluit

over

Mnd

Bedrag

Bloembollen Areaal (VH)

2011

sept

2.500.000

Bloembollen Areaal (VH)

2012

Bloembollen Areaal (VH)

2013

Bloembollen Handel (AH)

2013

Bloembollen DD (BH)

2012

Groenten & Fruit Handel (BH)

2013

Groenten & Fruit Pepper Weevil Handel (BH)

2014

Groenten & Fruit Pepper Weevil Glas (BH)

2013

Groenten & Fruit Areaal Aubergine (BH)

2013

Groenten & Fruit Areaal Glas (BH)

2013

PM dec

400.000

feb

PM dec

76.000

2013 dec

324.500

Groenten & Fruit Areaal Volle grond (AH)

2013

dec

225.500

Groenten & Fruit Areaal Fruit (BH)

2013

dec

472.000

Groenten & Fruit Areaal Fruit (AH)

2013

dec

228.000

Groenten & Fruit Uitgangsmateriaal (BH)

2013 sep

-/- 400.000

2013

1.250.000

PM

2013

2012

Bedrag

2.000.000

Groenten & Fruit Areaal Volle grond (BH)

Bomen (VH)

Mnd

2.000.000

Groenten & Fruit Areaal Glas (AH)

Groenten & Fruit Uitgangsmateriaal (AH)

Goedkeuring

Totaal

5.826.000

door Bestuur d.d.

27-03-12 27-03-12 26-03-13 26-03-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13 25-06-13

3.250.000

Toelichting gebruikte afkortingen: BH= bestemmingsheffing, AH= algemene heffing en VH= vakheffing (= combinatie van bestemmings- en algemene heffing).

25 PvdG/131022.24

VIII.2 Hantering van instrument tot afbouw van de reserves Ten aanzien van de inzet van de thans aanwezige reserves heeft het PT-bestuur de volgende uitgangspunten geformuleerd: • Het PT dient aan alle (toekomstige) verplichtingen te voldoen. Als onvoldoende middelen beschikbaar zijn om aan de verplichtingen te voldoen, zal een heffing worden opgelegd aan de betrokken heffingsplichtigen. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit in welke mate deelsectoren wel/niet hebben voldaan aan de verplichtingen die zij in deze hebben. • Het overdragen van taken of activiteiten en de daarbij behorende middelen kan pas plaatsvinden indien aan alle (toekomstige) verplichtingen kan worden voldaan. • De door de bedrijfsgenoten opgebrachte middelen moeten zo veel als mogelijk worden benut voor het doel of de doelgroep waarvoor deze bijeengebracht zijn. • De met afbouw/opheffing gemoeide kosten worden zoveel als mogelijk gefinancierd uit de thans aanwezige reserves. • Kosten (kunnen) worden gefinancierd door benutten van de bestemmingsreserves, mits de bestemming daarvan ten gunste komt aan degenen die deze heffing ook hebben opgebracht, of een algemene heffing voor de nog te financieren bedragen. • Activiteiten worden na overleg met de betrokken brancheorganisaties ge(her)prioriteerd; het uitgavenniveau wordt overeenkomstig aangepast. Per deelsector en financieringsfonds is of wordt bezien of en op welk niveau heffingen moeten worden opgelegd. De omvang van deze heffingen dient zo beperkt mogelijk te zijn. • In het geval dat naar verwachting een substantieel deel van het vermogen van een deelsector resteert zal het bestuur van het PT gedurende de resterende bestaansperiode de heffingen verlagen of de bestemmingsreserve van de betreffende deelsector zodanig uitputten dat geen of nauwelijks vermogen overblijft. • Het doen van uitgaven en ontvangen van inkomsten kan alleen plaatsvinden op basis van een vooraf door de SER goedgekeurde (herziene) begroting, waaruit de gemaakte beleidskeuzes voldoende zichtbaar zijn. • Het opleggen van een algemene heffing ter dekking van de kosten die samenhangen met de afbouw/opheffing van het PT en het tegelijkertijd uitkeren van bestemmingsreserves dient te worden voorkomen. Met in achtneming voor de hiervoor staande uitgangspunten en rekening houdend met de saldi van de algemene reserve en de bestemmingsreserves van het PT wordt de SER formeel verzocht toestemming te geven om, in voorkomende gevallen, middelen van de bestemmingsreserves naar de algemene reserve over te hevelen en in een enkel geval middelen van de algemene reserve naar de bestemmingsreserve over te hevelen..

26 PvdG/131022.24

IX

Specifieke onderwerpen

IX.1

Archivering De Erfgoedinspectie houdt toezicht op de naleving van de archiefwet 1995. De archiefwet beoogt met artikel 4 dat een overheidsinstelling voorafgaand aan een organisatieverandering een juridische voorziening treft voor de daarbij betrokken (digitale) archiefbescheiden. In 2012 heeft de Erfgoedinspectie onderzoek gedaan naar het archiefbeheer bij het PT. De conclusie was dat het PT het archiefbeheer op orde heeft. Er wordt gewerkt met een selectielijst, bestandsoverzicht en beheersregels teneinde de overdracht naar de toekomstige situatie te vereenvoudigen. Voor de overdracht van het archief wordt het stappenplan gevolgd dat door de Erfgoedinspectie is opgesteld. De organisatieveranderingen bij PT kunnen als volgt wordt samengevat: 1. Medebewindstaken en publieke taken worden overgedragen aan de overheid i.c. ministerie van Economische Zaken. 2. Specifieke autonome taken worden overgenomen door private organisaties. 3. Voor resterende taken is er geen sprake van overdracht maar van beëindiging. Voor wat betreft de overdracht van archieven geldt dan het volgende: Ad 1) Het hele archief gaat over naar het overheidsorgaan Ad 2) Het niet-afgesloten archief wordt ter beschikking gesteld aan de organisatie of het bedrijf, waaraan de taken worden overgedragen. Ad 3) Het afgesloten archief blijft bij het PT en wordt formeel overgedragen aan de vereffeningsorganisatie. Archivering zal plaatsvinden in een archiefbewaarplaats. Voor de overdracht van archieven wordt als uitgangspunt gehanteerd dat deze zijn ingericht conform de geldende richtlijnen voor archiefbeheer. De kosten die gepaard gaan met het archiveren van documenten worden, voor de wettelijke archiefperiode (na 2014), geraamd op € 150.000. Dit bedrag wordt verwerkt in de opheffingsbegroting (2014).

27 PvdG/131022.24

X

Vereffening van het vermogen van het Productschap Tuinbouw In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde: 1 Voorbereiding op de vereffening 2 Vaststellen van de vereffenaar 3 Wijze van vereffening van het vermogen van het PT 4 Duur van de vereffeningsperiode 5 Bestemmen van een vermogenssaldo na vereffening 6 Kosten inzake de vereffening

X.1

Voorbereiding op de vereffening Tot aan het tijdstip van de opheffing van de schappen geldt het huidige regelgevingskader, zijnde de Verordening Financiën Bedrijfslichamen (VFB 2011), de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en

bedrijfschappen’ d.d. 6 juli 2012 en Beleidsregel 7 van de Sociaal-Economische Raad (Begrotingen bedrijfslichamen in verband met opheffing). Op grond van de bestaande regelgeving ziet de SER toe op de opheffingsbegroting, waarvan dit afbouw/opheffingsplan deel uitmaakt, en de eindafrekening. De opheffingsbegroting en eindafrekening worden door de SER goedgekeurd. X.2

Vaststellen van de vereffenaar Op het moment van feitelijke opheffing van het Productschap Tuinbouw (PT) valt niet uit te sluiten dat er sprake is van een overschot of een tekort van eigen vermogen, dat resterende vorderingen nog dienen te worden geïnd of dat resterende schulden nog dienen te worden voldaan. De zorg voor de vereffening van het (uiteindelijke) vermogen wordt bepaald in het wetsvoorstel tot opheffing van het PBO-stelsel. De algemene verwachting is dat de Minister van Economische Zaken als zodanig zal worden aangewezen. Welke onder de Minister ressorterende dienst of door hem ingeschakelde externe organisatie of persoon de feitelijke uitvoering ter hand neemt is thans nog niet bekend.

X.3

Wijze van vereffening van het vermogen van het PT Op het moment van feitelijke opheffing van het PT bestaat er onduidelijkheid ten aanzien van de beschikkingsbevoegdheid over de resterende vermogensbestanddelen. Het ligt voor de hand dat het vermogen van het PT wordt afgescheiden van het vermogen van de overige PBO-instellingen en dat de beschikkingsbevoegdheid op dat moment formeel overgaat naar de vereffenaar (Minister van Economische Zaken).

X.4

Duur van de vereffeningsperiode In het definitieve wetsvoorstel tot opheffing van het PBO-stelsel dienen regels te zijn opgenomen met betrekking tot de voorwaarden waarop de vereffeningsperiode zal worden beëindigd. Hierbij kan worden gedacht aan dat: a. de Minister de bevoegdheid wordt gegeven te bepalen dat de vereffening van het PT eindigt. b. beëindiging van de vereffeningsperiode plaatsvindt zodra geen baten meer te verwachten zijn. c. beëindiging van de vereffeningsperiode plaatsvindt na een, door de in het wetsvoorstel, bepaalde tijd. In alle gevallen zal de staat zich naar verwachting garant stellen voor na beëindiging van de vereffening ontstane schulden Onduidelijk is nog welke van de drie varianten in de definitieve opheffingswet zal worden opgenomen. 28 PvdG/131022.24

X.5

Bestemmen van een vermogenssaldo na vereffening Ten aanzien van het bestemmen van een vermogenssaldo na vereffening kunnen zich 2 situaties voordoen: 1 Batig saldo na vereffening 2 Negatief saldo na vereffening Batig saldo na vereffening In het wetsvoorstel tot beëindiging van het PBO-stelsel is bepaald dat de Minister er als vereffenaar voor zorg draagt dat het batig saldo een bestemming krijgt die zoveel mogelijk ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het desbetreffende bedrijfslichaam. Negatief saldo na vereffening In het geval dat tijdens de vereffening blijkt dat er onvoldoende middelen zijn om de schulden van het PT te voldoen zal, naar het zich nu laat aanzien, in de opheffingswet een voorziening worden opgenomen die de Minister de mogelijkheid geeft om bij ‘algemene maatregel van bestuur‘ naheffingen op te leggen bij de betreffende deelsector.

X.6

Inzet van PT-medewerkers gedurende de vereffeningsperiode Onduidelijk is nog of en in welke mate gedurende de vereffeningsperiode door de vereffenaar medewerkers en informatiesystemen van het PT zullen worden ingezet. Dit is onderwerp van overleg in het kader van het programma ‘opheffing PBO’ van het Ministerie van Economische Zaken.

29 PvdG/131022.24

Bijlagen

Nog af te wikkelen zaken ten aanzien van dit onderdeel van het afbouwplan Omschrijving van discussiepunten acties en producten

Wie

Wat (actie/ besluit)

Wanneer gereed

Opstellen HB 2013 en opheffingsbegroting 2014

CM/ SS

A

16-09-2013

30 PvdG/131022.24

Opmerkingen/ Afhankelijkheden e

1 opzet voor document Continu proces van bijstelling

Bijlage 1 Herziene Begroting 2013 - Opheffingsbegroting 2014 x € 1.000 Begroting

Herziene Begroting

Begroting

Jaarrekening

2014

2013

2013

2012

BATEN Heffingen Interest

2.825 450

11.157 1.000

20.234 1.000

36.040 2.142

Vergoeding Medebewindstaken Diensten aan derden

5.119 257

5.032 767

4.893 339

4.814 2.078

Niet bestede subsidies

-

4.934

-

4.514

Overige baten

-

780

-

-13

8.651

23.670

26.466

49.575

Promotionele- en marketingactiviteiten Technisch onderzoek

-

-

-

28.745 12.440

Arbeid Kwaliteitsaangelegenheden

-

-

-

734 3.262

Milieu-aangelegenheden Overige bijdragen

-

-

-

3.258 6.505

LASTEN Rubriek

Programma Voeding & Gezondheid

46

626

1.675

-

Groen & Welbevinden Plantgezondheid, Fyto en Water

30 995

600 7.968

1.655 10.770

-

Energie & CO2 Arbeid

160 6

2.487 200

3.570 1.780

-

48 22.110

335 -

1.090 -

-

2.213

18.062

6.466

-

Reorganisatiekosten

-

8.500

-

4.600

Afboeking Louis Pasteurlaan 6

-

1.500

-

2.608

Biobased Economy Nog te alloceren Uitfasering niet-kerntaken

Lasten i.v.m. opheffing productschap

637

-

-

Uitvoeringskosten t.b.v. sectoren

3.513

5.053

5.471

5.161

Uitvoeringskosten derden

5.376

5.799

5.232

6.893

35.134

51.130

37.709

74.206

31 PvdG/131022.24

-

Bijlage 2 Ontwikkeling van de reserves

x € 1.000 Begroting per 31-122014

Algemene reserve

-

Herziene Begroting

Begroting per 31-122013

per 31-122013

Jaarrekening per 31-12-2012

1.435

2.012

813

Bestemmingsreserves: Algemene Vakdoeleinden Bloembollen

-

1.450

9.144

9.568

Algemene Vakdoeleinden Bloemkwekerijproducten

-

8.635

10.987

14.273

Algemene Vakdoeleinden Boomkwekerijproducten

-

1.403

2.601

3.950

Algemene Vakdoeleinden Hoveniersbedrijf

-

389

168

608

Groenten en Fruit algemeen

-

-

-

1.521

Groenten en Fruit handel

-

-418

9

Groenten en Fruit industrie

-

94

-1

Groenten en Fruit vollegrond

-

504

1.090

1.870

Groenten en Fruit glasgroenten

-

1.914

1.944

5.836

Groenten en Fruit fruit

-

1.683

1.678

2.788

Groenten en Fruit paddenstoelen

-

730

903

2.035

Energie

-

4.252

2.328

4.569

-

20.636

30.851

47.018

5.755

5.755

357

357

Bestemmingsfonds: Stallingsbedrijf Glastuinbouw

-

Aardwarmte Koekoekspolder

-

Totaal eigen vermogen

4.412 0

-

4.412

6.112

6.112

-

26.483

38.975

53.943

In verband met de door de regering voorgenomen opheffing is de vermogenspositie van het PT per 31 december 2014 nihil.

32 PvdG/131022.24

Bijlage 3 Nr

Overdracht van activiteiten

Activiteit

Omschrijving Activiteit

Aantal Gegadigden

Besluitvorming Bestuur Voorlopige keuze (25-06-2013)

1

Database website

Op de website van het PT is een enorme hoeveelheid kennis opgeslagen: tal van rapporten met resultaten van markt- en technisch onderzoek, verslagen van activiteiten, informatiemateriaal, enzovoort. Behoud van en blijvende algemene toegang tot deze informatiebronnen zijn belangrijk voor de tuinbouwsector.

9

2

Arbeidsmarktmonit oring

2

3

Groen werkt

5

Algra Communications

4

It’s Alive/ It’s Alive travel

5

Greenport F&F Experience

5

Stof ? pak ’t aan

4

Stigas

6

Groen & Welbevinden inclusief Infographic

Voor een goed beeld van de actualiteit en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de tuinbouwsector verzamelt, analyseert en ontsluit het PT doorlopend de relevante data. Elke twee jaar worden deze data verrijkt met de resultaten uit een telefonisch onderzoek onder ca. 2.500 bedrijven, die samen de hele sector bestrijken: de Arbeidsmarktmonitor Tuinbouw. Concreet over te dragen: een gedetailleerd en compleet uitvoeringprotocol voor arbeidsmarktmonitoring en historische data over de jaren 2000 t/m 2011. Met de campagne ‘Groen Werkt’ worden jongeren van 10-14 jaar benaderd om hun interesse te wekken voor, en hen spelenderwijs kennis te laten maken met de veelzijdige wereld van de Nederlandse tuinbouw. In het lespakket van Groen Werkt voor VMBO en basisonderwijs komen alle tuinbouwsectoren en geledingen aan bod door middel van een boeiend en leerzaam spel. Concreet over te dragen: website www.groenwerkt.nl, geregistreerde domeinnaam, lesmaterialen, wervingsmateriaal en spelconcept van Groen Werkt. De benodigde spelbegeleiders vallen niet onder de overdracht. 'It's Alive' wil de kennis bij jongeren van 16 - 24 jaar over de tuinbouw vergroten en stimuleren dat bij hen de sector als aantrekkelijke werkgever op het netvlies komt. Spraakmakend onderdeel van It’s Alive was in 2012 de campagne It's Alive Travel, waarmee jongeren internationale werkvakanties konden winnen, georganiseerd vanuit gerenommeerde tuinbouwondernemingen. Concreet over te dragen: website www.nederlandse.tuinbouw.nl, geregistreerde domeinnaam, geregistreerde merknaam It’s Alive inclusief beeldmerk. Project om blootstelling aan agrarisch stof verder terug te dringen en tegelijk de regelgeving werkbaar houden. Partners zijn diverse productschappen, brancheorganisaties en andere belanghebbenden waaronder Stigas. Concreet over te dragen zijn: de website, www.pakstofaan.nl, content (niet-exclusief) en de domeinnaam; overdracht is alleen mogelijk wanneer alle deelnemende productschappen daarmee instemmen. Door wetenschappelijk onderzoek, innovaties en campagnes aantonen dat sierteelt- en groenproducten klimaataanpassing helpen realiseren in gebouwen en steden. Met binnen- en buitengroen de ziektekosten helpen verlagen en welzijn en prestaties helpen verhogen. Sociale cohesie te helpen verhogen en criminaliteit te verlagen. Ontwikkelen van groene producten en diensten voor nieuwe business- en verdiencapaciteit. Concreet over te dragen: kennis, onderzoekresultaten en onderzoeksvoorstellen

Bibliotheek WUR, DLV Plant, KAVB, Hogeschool InHolland, FloraHolland, LTO Groeiservice, LTO Nederland (NL), Fresteem en ZLTO Colland Arbeidsmarkt

8

FloraHolland

33 PvdG/131022.24

Definitieve keuze (12-11-2013)

7

Groen & Welbevinden: De groene stad

8

Plantgezondheid

9

Plantgezondheidfo nds

10

Effectief Middelenpakket

11

Licentieprojecten

Campagne en platform voor het informeren van overheden en maatschappij over de groene baten van sierteelt en groen voor gezonde mensen in gezonde steden. Concreet over te dragen: Merkenrecht De Groene Stad (Benelux), Merkenrecht The Green City (EU en Benelux), Website www.groenestad.nl, domeinnaam en data, Website www.thegreencity.nl, Twitteraccount @groenestad Stimuleren, ondersteunen, financieren en uitvoeren van verschillende activiteiten op het gebied van Plantgezondheid, Fytosanitaire zaken en Water, bodem en bemesting. Doelstelling: bijdrage leveren aan het behalen van beleidsdoelstellingen zoals verwoord in de Nota Duurzame Gewasbescherming en Kaderrichtlijn Water en aan import- en exporteisen van derde landen en aan de eisen van de markt. Activiteiten van belang binnen het programma en Publiek-Private Samenwerkingen in het kader van de Topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen zoals: Het nieuwe doen in plantgezondheid, Teelt de Grond uit, Fytosanitaire robuuste ketens, Glastuinbouw waterproof en Bodem. Doel van het fonds is schade te vergoeden aan ondernemers die buiten hun schuld te maken hebben gekregen met een quarantaine(Q-)organisme. Het Productschap Tuinbouw heeft in de afgelopen jaren een effectief middelenpakket van gewasbeschermingsmiddelen gestimuleerd door investeringen in het Fonds Kleine Toepassingen en Coördinatoren Effectief MiddelenPakket (CEMP’s). In de aankomende jaren is behoud van deze activiteiten nodig. Door nationale en Europese ontwikkelingen nemen de zorgen over een effectief middelenpakket toe. Een effectief middelenpakket is essentieel voor economische rendabele teelten in Nederland. Verbetering Sleedoorn Het project is gericht op het verbeteren van de pruimenproductie in Nederland door introductie van enkele perspectiefvolle sleedoorn licenties. PPO is eigenaar, de opbrengst hiervan vloeit voor 2/3 terug naar (op dit moment) het PT. De opbrengst dient benut te worden voor relevant onderzoek in de fruitteelt sector en boomkwekerij.

6

iVerde

9

KAVB, LTO Groeiservice, LTO NL en NFO

7

KAVB, Frugi Venta, VGB, LTO Groeiservice en LTO NL KAVB, LTO Groeiservice, LTO NL en NFO

6

2

LTO NL en NFO

2 4

LTO NL en ZLTO ADN en Frugi Venta

Verbeteren compost t.b.v. champignonteelt Inventarisatie, karakterisatie en bepaling van de rol van microflora in compost heeft geleid tot een concept waarvoor intellectueel eigendom is aangevraagd. Revenuen moeten ingezet worden om verder onderzoek naar dit onderwerp te doen.

12

Hygiënecode AGF Detailhandel

De code is een vertaling van de geldende wettelijke voorschriften die van toepassing zijn op de behandeling, verwerking en opslag voor bedrijven die bewerkte en onbewerkte groenten en fruit verkopen. In de code is aandacht voor handelingen en behandelingen van groenten en fruit zoals het snijden of bewerken (verhitten) van groenten en fruit of het bereiden van producten op basis van groenten en fruit (maaltijden, soepen). De code ondersteunt de bedrijven bij het uitvoeren van gevareninventarisatie en het opstellen van beheersmaatregelen (o.a. door praktische checklijsten, handzame samenvatting van wetgeving).

34 PvdG/131022.24

13

Hygiënecode voor on-bewerkte Groente & Fruit (EWRS)

14

Groenten & Fruitportaal Groenten & Fruit Monitor

15

16 17

Crisismanagement en –communicatie Secretariaat NTWG Global Gap

18

De Tuinbouw in de Biobased Economy

19

PPS Valorisatie champost

20

Green deal

21

Manifest Biobased Economy

22

IMVO Jaarverslag tuinbouw Convenant verduurza-ming inkoop verse groenten & fruit

23

De code is een vertaling van de geldende wettelijke voorschriften op het gebied van hygiëne die van toepassing zijn op bedrijven die verse onbewerkte groenten, fruit en paddenstoelen verhandelen. De code ondersteunt de bedrijven bij het uitvoeren van gevareninventarisatie en het opstellen van beheersmaatregelen (o.a. door praktische checklijsten, procedures, werkvoorschriften, relevante wettelijke basis). EWRS (early warning respons system) is een informatiesysteem van PT en RIVM gezamenlijk waarbij resultaten van residuanalyses in een databank worden opgenomen. Doel EWRS is het verminderen van het aantal residuoverschrijdingen op groenten en fruit. Deelname aan EWRS is een verplichting vanuit de hygiënecode. Informatieportaal met actuele informatie over voedselveiligheid, gewasbescherming en productinformatie overzichtelijk op een plaats te vinden. De Groenten en Fruit Monitor biedt inzicht in de aankopen, de bereiding en het eetgedrag van consumenten met groenten en fruit. Inzichtelijk wordt waar de Nederlandse en Duitse consument groenten en fruit koopt, hoe producten worden bereid en wanneer en in combinatie met welke andere voeding ze het liefst worden gegeten. In geval van crises treedt de sector adequaat op om schade zoveel mogelijk te voorkomen. Concreet over te dragen: werkwijze, procedures en bemensing, een draaiboek en netwerkkaarten NTWG-GG is het platform voor de harmonisering van de certificeringsactiviteiten binnen Nederland en is voor het GLOBALGAP-secretariaat de directe verbinding en het eerste aanspreekpunt. NTWG-GG verzorgt ondersteuning van de GLOBALGAP-commissies met voorstellen voor herziening van de protocollen en implementatie documenten die zijn opgesteld en afgestemd op de Nederlandse situatie. Doel van het programma is het ontwikkelen van economische, maatschappelijke en wetenschappelijke meerwaarde. Toekomstbeeld is dat tuinbouwondernemers als partner in duurzame biobased ketens: • aanvullende verdiencapaciteit realiseren • de ecologische footprint van bedrijfsvoering verminderen • bijdragen aan de maatschappelijke positionering en de concurrentiekracht van de sector Bioraffinagetechniek om cham-post te scheiden in fosfaatarme champost en fosfaatmeststoffen. Het beoogde resultaat is inzicht in de technologische en economische haalbaarheid, een procesbeschrijving en aanbevelingen voor realisatie op praktijkschaal en (aansluitend) praktijktoepassing. Ondersteunen van realisatie van een biobased valorisatiepark in het Westland, gericht op het tot waarde brengen van plantaardig restmateriaal. Ondersteuning bestaat uit kennisontwikkeling, verkrijgen van vergunningen en aanpassen knellende wet- en regelgeving. Vormgeven van de biobased economy in diverse samenwerkingsverbanden, door het ondersteunen van veelbelovende initiatieven, opstellen van duurzaamheidscriteria en zorgen voor maatschappelijke acceptatie en het uitwisselen van ervaringen en dilemma's tussen manifestpartners. Rapportage over de doelstellingen en prestaties op alle MVO-thema's die de tuinbouwsector bewegen. Over te nemen: Eerdere verslagen, format, systematiek, database projecten. Deelname in convenant gericht op verduurzamen verse groente en fruit uit Midden- en ZuidAmerika, Afrika en Azië. In 2020 moeten consumenten erop kunnen vertrouwen dat alle verse groente en fruit in de supermarkten duurzaam geproduceerd zijn.

35 PvdG/131022.24

4

Frugi Venta / DPA

4

Frugi Venta / DPA

5

2

Hogeschool InHolland, Frugi Venta/ DPA, LTO NL, VIGEF, Fresteem en NFO Frugi Venta / DPA

4

Frugi Venta / DPA

3

FloraHolland

3

LTO en ZLTO

2

FloraHolland

3

FloraHolland

2

KAVB en FloraHolland

4

Geen

24

Kas als energiebron

25

CO2 Footprint

26

29

Schone en zuinige Paddenstoelen Schone en zuinige Bloembollen Schone en zuinige Fruitteelt GreenCHAINge

30

Sectorstatistiek

31

Stallingsbedrijf Glastuinbouw

32.a

Promotie: Facebility

32.b

Promotie: Veggipedia NL

32.c

Promotie: Veggipedia DU

Online groente- en fruitencyclopedie

5

32.d

Promotie: Campagne Glasgroenten Promotie: Label Kontrolierte Klasse Promotie: Campagne Kropsla Promotie: Campagne 2x2

Promotie voor Nederlandse glasgroenten in Duitsland getiteld: ‘Sicher ist lecker’

4

Kwaliteitskeurmerk 'groenten en fruit’ onderbouwd met 7 kwaliteitsprincipes.

3

Promotiecampagne voor kropsla gericht op consumenten

3

Frugi Venta/ DPA en Florpartners Frugi Venta/ DPA

Campagne die consumenten stimuleert om 2 ons groenten en 2 maal fruit per dag te eten (2x2 Groenten en Fruit)

6

Frugi Venta/ DPA

27 28

32.e 32.f

32.g

Programma om de glastuinbouw minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen. Het programma investeert in de actielijnen Energiebesparing belichte teelt, energiebesparing onbelichte teelt, duurzame energie (zon, aardwarmte, bio-energie) en Efficiënte inzet Fossiel(o.a. WKK en CO2 voorziening). De carbon footprint is een methode om de totale broeikasgasemissie van producten te berekenen. Het bestuur uit een digitale rekentool met ruim 250 producten en de mogelijkheid voor individuele berekeningen en de internationale standaard PAS2050-1 Afspraken tussen sector en Rijk over vermindering van CO2-emissie en verduurzaming van de energiehuishouding, zoals vastgelegd in het convenant ‘Schone en zuinige Agrosectoren’. Afspraken tussen sector en Rijk over vermindering van CO2-emissie en verduurzaming van de energiehuishouding, zoals vastgelegd in het convenant ‘Schone en zuinige Agrosectoren’. Afspraken tussen sector en Rijk over vermindering van CO2-emissie en verduurzaming van de energiehuishouding, zoals vastgelegd in het convenant ‘Schone en zuinige Agrosectoren’. Programma van de Nederlandse bloemenhandelssector met als doel te komen tot een maximaal efficiënt en duurzaam vervoer van Nederlandse sierteeltproducten, import en re-export. Sectorstatistiek biedt cijfermatig inzicht in ontwikkelingen en trends in de tuinbouw en de maatschappij op gebied van productie, arbeidsmarkt, export, import, consumptie en imago. Inzicht in deze ontwikkelingen is essentieel voor de verdere ontwikkeling van de sector. Sectorstatistiek zorgt dat de prestaties van de sector structureel kunnen worden onderbouwd voor beleidsvorming en om het belang van de sector aan te kunnen geven richting politiek, overheid en maatschappij (imago). Stallingsbedrijf Glastuinbouw Nederland (SGN) wil bijdragen aan een blijvend sterke internationale concurrentiepositie van de glastuinbouw en het versnellen van de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. SGN draagt hier aan bij door nieuwe glastuinbouwgebieden te ontwikkelen en bestaande gebieden te herstructureren. Project dat er voor wil zorgen dat de consument op de winkelvloer door scanning van barcodes voorzien wordt van productinformatie groenten en fruit zoals verkrijgbaarheid, waar op te letten tijdens de aankoop en handige bereidingstips groenten en fruit. Online groente- en fruitencyclopedie

36 PvdG/131022.24

5

LTO Groeiservice

9

4

Frugi Venta/ DPA en FloraHolland/ Stichting MPS ZLTO

4

KAVB

4

NFO

6

VGB

7

Anthos, KAVB, Frugi Venta, FloraHolland, LTO NL, VGB en Fresteem

2

LTO Noord Glaskracht

2

Frugi Venta

8

Phaff Export marketing, ADN, PR&P Communicatie, Rijk Zwaan, Frugi Venta, LTO NL, NFO en ZLTO Phaff Export marketing, Rijk Zwaan, Frugi Venta/ DPA, NFO en Florpartners Frugi Venta/ DPA en Florpartners

32.h 32.i 32.j 32.k

32.l

32. m 32.n

32.o

32.p

32.q

Promotie: Campagne Ui Promotie: Zachtfruit Promotie: Campagne Elstar Promotie: Campagne Conference Promotie: Campagne Verwerkte Groenten Promotie: Werkfruit Promotie: Campagne Aubergine Promotie: Campagne Tomaat Promotie: De Zilveren Champignon Promotie: Domeinnamen

Campagne gericht op internationale afzetbevordering van uien

2

Frugi Venta/ DPA

Promotiecampagne voor zachtfruit: specifiek aardbei, framboos, braam, rode en zwarte bessen en kruisbes Promotiecampagne appel gericht op consumenten

6

NFO

3

NFO

Promotiecampagne voor conference peren in Nederland en Duitsland.

1

NFO

Promotiecampagne voor Vers verwerkte groenten en fruit in blik, pot of diepvries.

2

VIGEF

Marktplaats voor werkgevers en werkfruitleveranciers, gericht op HRM-afdelingen in het bedrijfsleven, werknemers, werkgevers. Promotiecampagne voor aubergine in Nederland en Duitsland.

3

Frugi Venta/ DPA

2

A8

Promotiecampagne voor tomaten in Nederland.

2

Frugi Venta/ DPA

De Zilveren champignon is een culinaire wedstrijd voor professionele koks.

1

ZLTO

Internetdomeinnamen van de onderscheiden campagnes.

6

37 PvdG/131022.24