PBO-blad
SociaalEconomische Raad
Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie
Inhoudsopgave jaargang 53 1 augustus 2003 nummer 47
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Verordeningen en besluiten
2 2
BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud
2 2
Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA 40) Productschap Wijn (W 9 tot en met 11) Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO 4) Productschap Vee en Vlees (PVV 33 en 34) Productschap Vis (VIS 16 tot en met 20)
3 3 15 25 28 39
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Verordeningen en besluiten De Bestuurskamer heeft op 24 juli 2003 ingestemd met de jaarrekening 2002 van: - Productschap Margarine, Vetten en Oliën; - Productschap Vis; - Bosschap. BEDRUFSLICHAMEN Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud Tervisielegging en verkrijgbaarstelling ontwerp herziene begroting 2003. Het dagelijks bestuur maakt, gelet op artikel 118, derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, bekend dat de ontwerp herziene begroting voor 2003, met toelichting bij het secretariaat, Burgemeester Elsenlaan 321 te Rijswijk, voor een ieder ter lezing is neergelegd en aldaar verkrijgbaar is. De behandeling van de ontwerpbegroting vindt plaats in de openbare vergadering van 2 september 2003.
Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRUFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw HPA 40
Verordening HPA Wijn 2002
Verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw van 14 november 2002, houdende regels ter zake van de bereiding, handel verpakking en etikettering van wijn (Verordening HPA wijn 2002)
Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw; Gelet op de Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten, Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten en de op deze verordeningen gebaseerde verordeningen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, alsmede richtlijn nr. 75/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid-staten inzake het voorverpakken naar volume van bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen met bepaalde inhoud (Pb. EG. L 42); Gelet op de Overdrachtsbeschikking bevoegdheden Landbouwwet 1966, Algemeen en op de artikelen 96 en 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 25 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Gehoord het Productschap Wijn; Besluit: § 1 Begripsbepalingen Artikel 1 1.
Deze verordening neemt over de begripsomschrijvingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt.
2.
Deze verordening verstaat voorts onder: a.
hoofdproductschap
:
Hoofdproductschap Akkerbouw;
b.
voorzitter
:
voorzitter van het hoofdproductschap;
c.
secretaris
d.
basisverordening
e.
etiketteringsverordeningen : 1. Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten
secretaris van het Productschap Wijn; :
Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt
2 Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten; alsmede de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen; f. communautaire verordeningen: -
Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procédés en behandelingen;
Verordening (EG) nr. 884/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 april 2001 betreffende de begeleidende documenten voor het vervoer van wijnbouwproducten en de in de wijnsector bij te houden registers (Pb. EG L 200); Verordening (EG) nr. 1282/2001 van de Commissie van 28 juni 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad ten aanzien van de vaststelling van de gegevens van de kennis van de producten en het toezicht op de markt in de wijnsector, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1623/2000;
-
Verordening (EG) 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel;
- Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie van 24 april tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen; g.
wijn
wijn, tafelwijn, v.q.p.r.d., mousserende wijn, stille wijn, parelwijn, likeurwijn en gearomatiseerde wijn van verse druiven, zoals aangeduid onder de GNcodes 2204 en 2205.
h.
stille wijn
tafelwijn en v.q.p.r.d. uit de Europese Unie, als bedoeld in de basisverordening alsmede wijn uit derde landen.
i.
wijnbouwproducten
de producten gedefinieerd in bijlage l van de basisverordening.
j.
wijnhandelaar
natuurlijke of rechtspersonen die beroepshalve wijnbouwproducten kopen of verkopen;
k.
wijnproducenten
natuurlijke personen of rechtspersonen of groeperingen van dergelijke personen die over verse druiven of druivenmost of jonge, nog gistende wijn beschikken of hebben beschikt en die deze producten zelf tot wijn verwerken of laten verwerken en over een wijnbouwareaal van tenminste 10 are beschikken;
AID
Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
m.
in de handel brengen
ten verkoop voorhanden en in voorraad hebben, te koop aanbieden, verkopen of afleveren;
n.
etikettering
alle omschrijvingen en andere vermeldingen, tekens, afbeeldingen of merken of andere omschrijvingen die kenmerkend zijn voor het product en die voorkomen op dezelfde recipiënt met inbegrip van de sluiting, of op het aan de recipiënt vastgemaakte label.
o.
verpakking
beschermende omhulsels, zoals papier, allerhande omhulsels, dozen en kisten die worden gebruikt voor het vervoer van een of meer recipiënten en/of de aanbiedingsvorm van producten met het oog op verkoop aan de eindverbruiker.
§ 2 De bereiding en de handel
Artikel 2
Het bereiden, vermengen, versnijden, verzoeten, ontzuren, aanzuren, toevoegen van alcohol, verhogen of verlagen van het alcoholvolume-gehalte, danwei het in de handel brengen van wijnbouwproducten is slechts toegestaan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de basisverordening en Verordening (EEG) nr. 1622/2000. Artikel 3 De bereiding van tafelwijn met geografische aanduiding is uitsluitend toegestaan aan wijnproducenten als omschreven in artikel 1 van deze verordening. Artikel 4 1. Voor de bereiding van tafelwijn en tafelwijn met geografische aanduiding in Nederland mogen uitsluitend druiven van rassen worden gebruikt die zijn genoemd in de bij deze verordening gevoegde bijlage. 2. Voor de bereiding van tafelwijn en tafelwijn met geografische aanduiding zijn de oenologische procédés en behandelingen vastgesteld in de basisverordening.
3.
Het minimum natuurlijk alcoholvolume-gehalte van tafelwijn met geografische aanduiding dient een waarde te hebben van 6,5% vol. of hoger.
Artikel 5 Het vervoer van wijnbouwproducten is slechts toegestaan, indien dit geschiedt onder dekking van het geleidedocument, danwei van een vervangend document, overeenkomstig de communautaire verordeningen. Artikel 6
1.
Indien in Nederland het vervoer begint, worden de in artikel 5 bedoelde documenten, alsmede de kopieën daarvan, door de wijnhandelaar afgegeven en opgemaakt.
2.
De in het eerste lid bedoelde documenten worden door het hoofdproductschap voorzien van een referentienummer overeenkomstig de communautaire verordeningen.
3.
De voorzitter kan bepalen dat indien is geconstateerd of ernstig wordt vermoed dat terzake van het vervoer een handelaar een ernstige overtreding heeft begaan van de communautaire verordeningen of de onderhavige verordening, de ingevolge het eerste lid door de handelaar opgemaakte documenten door het hoofdproductschap worden voorzien van een visum. Aan het visum kunnen voorwaarden worden verbonden voor het verdere gebruik van het product.
§3
Administratieve verplichtingen
Artikel 7 1.
Degene die wijn verzoet, als bedoeld in artikel 2, is verplicht tot het voeren van een voorraadboekhouding overeenkomstig de communautaire verordeningen.
2.
Degene die zich in zijn bedrijf regelmatig bezighoudt met het verzoeten van wijn is verplicht per kwartaal aan het hoofdproductschap een opgave te verstrekken van de hoeveelheid door hem in het betrokken kwartaal door verzoeting verkregen tafelwijn.
3.
Degene die zich niet regelmatig bezighoudt met verzoeten van wijn is, telkens wanneer hij tafelwijn verzoet, verplicht een verklaring daaromtrent bij het hoofdproductschap in te dienen overeenkomstig de in de communautaire verordeningen vastgestelde wijze.
Artikel 8 1.
Degene die het alcohol-volumegehalte van wijnbouwproducten verhoogtof verlaagt als bedoeld in artikel 2, is verplicht: a.
deze bewerkingen telkens overeenkomstig de communautaire verordeningen schriftelijk aan te melden bij het hoofdproductschap;
b.
een voorraadadministratie en een register bij te houden overeenkomstig de communautaire verordeningen.
2. Indien wegens onvoorziene omstandigheden de bewerking tot verhoging van het alcoholpercentage geen doorgang vindt op het aan het hoofdproductschap gemelde moment, dient de bewerking opnieuw schriftelijk op de in de communautaire verordeningen vermelde wijze te worden aangemeld bij het hoofdproductschap. 3. Degene die wijnbouwproducten aanzuurt of ontzuurt, als bedoeld in artikel 2, is verplicht:
a. deze bewerkingen op de 2e dag na de 1e bewerking in een wijnoogstjaar overeenkomstig de communautaire verordneingen schriftelijk aan te melden bij het hoofdproductschap; b. een voorraadadministratie en een register bij te houden overeenkomstig de communautaire verordeningen. Artikel 9 De wijnhandelaar, onderscheidenlijk de wijnproducent, is verplicht registers voor wijnbouwproducten bij te houden, overeenkomstig de communautaire verordeningen. Artikel 10 1.
Ingeval voor een ontvangen of afgeleverde zending geen begeleidende documenten zijn opgemaakt is de wijnhandelaar verplicht bij de boeking van de desbetreffende post in het register in plaats van naar de begeleidende documenten te verwijzen naar de op de zending betrekking hebbende factuur.
2.
De secretaris kan onder door hem te stellen voorwaarden toestaan dat de gezamenlijke begeleidende documenten en in voorkomende gevallen de gezamenlijke facturen als registers worden aangemerkt, mits de betrokken handelaar geen wijnbouwproducten bewerkt.
Artikel 11
De wijnhandelaar onderscheidenlijk de wijnproducent, is verplicht: a.
in het register aantekening te houden van de hoeveelheid product, welke hij voor eigen gebruik aan zijn voorraad onttrekt, onder vermelding van de datum waarop dit is geschied;
b.
volumewijzigingen welke de producten eventueel hebben ondergaan, inclusief die welke verband houden met een wijziging van de aard van de producten apart in de registers te vermelden.
Artikel 12
De wijnhandelaar onderscheidenlijk de wijnproducent, die registers als bedoeld in artikel 9 moet bijhouden, is verplicht: a. ervoor zorg te dragen dat partijen wijn welke op zijn naam of voor zijn rekening bij derden liggen opgeslagen, per partij een duidelijke aanduiding, bestaande uit één of meer nummers en/of letters of de benaming dragen, die in overeenstemming is met de desbetreffende inschrijving in zijn registers. b. op iedere factuur aan een afnemer in Nederland waarop wijn of wijnbouwproducten zijn gefactureerd, de benaming te vermelden, waaronder de zending, waarvan die wijn of het wijnbouwproduct afkomstig is, op het begeleidende document voorkomt en in zijn register is opgenomen. c. de registers en de documentatie betreffende de daarin vermelde verrichtingen tenminste tot 5 jaar na de sluiting van de rekeningen die erin voorkomen, te bewaren en de begeleidende documenten tot 5 jaar na het einde van het kalenderjaar waarin ze zijn opgesteld, te bewaren. ArtikeM3
De wijnhandelaar onderscheidenlijk de wijnproducent die wijnproducten bewerkt is verplicht voor elk van die bewerkingen overeenkomstig de communautaire verordeningen een register bij te houden, waarin alle verrichtingen worden aangetekend. Artikel 14 1.
Verliezen die optreden bij opslag danwei bij bewerkingen moeten naar waarheid aan het eind van elk kwartaal worden afgeboekt.
2.
Andere dan in het eerste lid bedoelde afboekingen zijn slechts toegestaan met toestemming van de AID of van het hoofdproductschap onder overlegging van een bewijs waaruit het verlies blijkt.
Artikel 15 1.
De wijnhandelaar is verplicht, overeenkomstig het gestelde in de communautaire verordeningen, jaarlijks aan het hoofdproductschap opgave te doen van de hoeveelheden geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde druivenmost en wijn die hij op 31 juli om 24.00 uur van enig jaar in voorraad heeft.
2.
De in het eerste lid bedoelde opgave dient: a. schriftelijk te worden verstrekt middels een als bijlage bijgevoegd formulier, dat op aanvraag verkrijgbaar is bij het hoofdproductschap; b. alle gegevens te bevatten, waarvan blijkens het model van het formulier de verstrekking wordt verlangd; c. uiterlijk op 10 september onmiddellijk volgend op de datum, waarop de voorraadopgave betrekking heeft, aan het hoofdproductschap te worden verstrekt.
Artikel 16 1. Producenten van voor wijnbereiding bestemde druiven en producenten van most en wijn doen jaarlijks opgaven van de hoeveelheden die de jongste oogst heeft opgeleverd. 2. Producenten van druivenmost en wijn doen jaarlijks uiterlijk op 10 september opgave van hun voorraden druivenmost en wijn die zij op 31 juli in voorraad hebben, ongeacht of deze van de oogst van het jaar danwei van vorige jaren zijn. Uit derde landen ingevoerde druivenmost en wijn worden afzonderlijk vermeld. 3. De in het eerste lid bedoelde opgave dient: a.schriftelijk te worden verstrekt middels een formulier, dat op aanvraag verkrijgbaar is bij het hoofdproductschap; b.alle gegevens te bevatten, waarvan blijkens het model van het formulier de verstrekking wordt verlangd; c. uiterlijk op 10 december van het jaar waarop de opgave betrekking heeft, aan het hoofdproductschap te worden verstrekt. § 4 Voorverpakkingen
Artikel 17
1.
Stille wijn, zich bevindende in een voorverpakking, mag alleen in de handel worden gebracht indien deze voorverpakking een nominale inhoud heeft van 0,10 l, 0,187 l, 0,25 l, 0,375 l, 0,50 l, 0,75 l, 1,00 l, 1,50 l, 2,00 l, 3,00 l, 4,00 l, 5,00 l, 6,00 l, 8,00 l, 9,00 l of 10,00 l.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing voor stille wijn in een voorverpakking met een nominale inhoud van minder dan 0,25 l, bestemd voor professioneel gebruik.
Artikel 18
1.
Gele wijn, zich bevindende in een voorverpakking, mag alleen in de handel worden gebracht indien deze voorverpakking een nominale inhoud heeft van 0,62 l.
2.
Onder gele wijn wordt verstaan wijn die recht heeft op de volgende benamingen van oorsprong: "Cötes de Jura", "Arbois", "L'Etoile" en "Chateau-Chalon".
Artikel 19 1.
Mousserende wijn, zich bevindende in een voorverpakking, mag alleen in de handel worden gebracht indien deze voorverpakking een nominale inhoud heeft van 0,125 l, 0,20 l, 0,375 l, 0,75 l, 1,50 l, 3,00 l, 4,50 l, 6,00 l of 9,00 l.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing voor mousserende wijn bestemd voor de bevoorrading van vliegtuigen, schepen en treinen, alsmede voor de verkoop in belastingvrije winkels.
Artikel 20
Vermouth en andere gearomatiseerde wijnen of likeurwijn, zich bevindende in een voorverpakking, mag alleen in de handel worden gebracht indien deze voorverpakking een nominale inhoud heeft van 0,05 tot 0,10 l, 0,10 l, 0,20 l, 0,375 l, 0,501, 0,75 l, 1,00 l, 1,50 l, 3,00 l of 5,00 l.
Artikel 21 De artikelen 17, 19 en 20zijn niet van toepassing in die gevallen waarin de wijnhandelaar door middel van de registers als bedoeld in artikel 8 kan bewijzen dat de voorverpakking heeft plaatsgevonden: a. van wijn in een voorverpakking met een nominale inhoud van 0,73 l vóór 1 januari 1986, b.
van wijn in een voorverpakking met een nominale inhoud van 0,35 l, 0,70 l of 1,25 l vóór 1 januari 1989,
c.
van mousserende wijn in een voorverpakking met een nominale inhoud van 0,10 l, 0,251, 0,35 l, 0,50 l, 0,70 l, 1,00 l, 2,00 l of 5,00 l vóór 1 januari 1991,
d.
van vermouth en andere gearomatiseerde wijnen of likeurwijn in een voorverpakking met een nominale inhoud van 0,70 l vóór 1 januari 1992,
Artikel 22 De artikelen 17 tot en met 21 zijn niet van toepassing op voorverpakkingen: a. met een nominale inhoud van minder dan 0,05 l of meer dan 10 l; of b. die bestemd zijn om buiten het gebied van de Europese Unie te worden verkocht en afgeleverd. § 5 Etikettering Artikel 23
De artikelen 24 tot en met 30 zijn niet van toepassing op onderscheidenlijk: a.
stille wijn en druivenmost die vervoerd worden - tussen twee of meer installaties - tussen de wijngaard en de wijnbereidingsinstallaties van eenzelfde bedrijf dat in dezelfde gemeente is gelegen; 10
b. c.
hoeveelheden stille wijn en druivenmost van ten hoogste 30 liter per partij, die niet zijn bestemd voor de verkoop; hoeveelheden stille wijn en druivenmost die bestemd zijn voor het gezinsverbruik van de producent en zijn werknemers.
Artikel 24
Terzake van het in de handel brengen van stille wijn, mousserende wijn, likeurwijn, parelwijn en druivenmost dient te zijn voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen, vastgesteld bij of krachtens: - de etiketteringsverordeningen; - Richtlijn nr. 89/396/EEG, betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken
de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren;
- het bepaalde bij of krachtens de onderhavige verordening. Artikel 25
Onverminderd het bepaalde in deze paragraaf mogen op de etikettering van stille wijn en druivenmost slechts die aanduidingen worden gebruikt, die zijn toegestaan ingevolge de etiketteringsverordeningen. Artikel 26
Voor de omschrijving van tafelwijn met geografische aanduiding die is geproduceerd op het Nederlandse grondgebied wordt op de etikettering als geografische eenheid vermeld de naam van de Nederlandse provincie waar de wijn is geproduceerd. Artikel 27 1. Onverminderd het bepaalde in de etiketteringsverordeningen is het voor stille wijn,
mousserende wijn en druivenmost, die in Nederland in de handel worden gebracht,
toegestaan om de krachtens de etiketteringsverordeningen verplichte en facultatieve aanduidingen in een andere dan een officiële taal van de Gemeenschap te herhalen, indien en voor zover die taal in Nederland of een deel van het Nederlandse grondgebied vanouds wordt gebruikt. 2. Voor tafelwijn die in Nederland in de handel wordt gebracht, en a. die bereid is in een andere lid-staat dan de lid-staat waar de gebruikte druiven zijn geoogst,
b. die het resultaat is van een melange van druiven of van versnijding van producten
van oorsprong uit verscheidene Lidstaten, c. die het resultaat is van versnijding van tafelwijn als bedoeld in lid 2, onder b, van dit artikel met tafelwijn als bedoeld in lid 2, onder a, van dit artikel, is het toegestaan om, in plaats van dan wel naast de bestaande verplichting tot vermelding van de zinsnede "wijn die is verkregen in ... uit druiven die zijn geoogst in ...", respectievelijk de woorden "melange van wijn uit verscheidene landen van de Europese Gemeenschap" in de Nederlandse taal, deze aanduidingen op de etikettering te vermelden in dezelfde officiële taal van de Europese Unie, als waarin de andere in de etiketteringsverordeningen bedoelde verplichte aanduidingen voor de betrokken wijn zijn vermeld.
11
Artikel 28 1. Voor stille wijn die in Nederland in het verkeer wordt gebracht en die in een der Lid Staten is verpakt in recipiënten met een nominaal volume van 60 liter of minder, kan de verplichte vermelding van de naam en het adres van de bottelaar en de plaats van het bottelen op de etikettering en op de handelsdocumenten worden vervangen door een codenummer, mits de naam of de firmanaam van de personen of groep van personen die niet de bottelaar zijn doch wel optreden in het handelscircuit, alsmede de gemeente of het gedeelte van de gemeente waar deze personen of groep van personen zijn hoofdkantoor heeft, voluit op de etikettering wordt vermeld.
2. Slechts die codenummers mogen worden gebruikt die zijn vastgesteld door het hoofdproductschap.
3. In Nederland worden codenummers door of namens de secretaris verstrekt. Artikel 29 Het gebruik van de flessen van het type Flüte d'Alsace, Bocksbeutel of Cantil en Clavelin, is slechts voorbehouden aan de in Bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 753/2002 vermelde wijnen. Artikel 30 Het is verboden om flessen stille wijn, mousserende wijn, gearomatiseerde wijn, likeurwijn of parelwijn in de handel te brengen, met een capsule of folie die lood bevat. § 6 Slotbepalingen Artikel 31
Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder handelen mede verstaan het niet nakomen van een verplichting.
Artikel 32 1. De Verordening HPA Wijn 1997 wordt ingetrokken, met uitzondering van de artikelen 23 tot en met 30, die op een nader door de voorzitter bij besluit te bepalen tijdstip buiten werking treden. 2. Verwijzingen naar de in het eerste lid genoemde verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening. Artikel 33 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 23 tot en met 30, die op een nader door de voorzitter bij besluit te bepalen tijdstip in werking treden.
12
Artikel 34 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening HPA wijn 2002.
Den Haag, 14 november 2002
J.H.M. Kienhuis, voorzitter R.J.M. ten Berge, secretaris
Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister van Economische Zaken bij beschikking van 14 juli 2003, nr. TRCJZ/2002/12501.
BIJLAGE
Lijst met in Nederland toegestane druivenrassen als bedoeld in artikel 4, eerste lid van Verordening HPA Wijn 2002
Orion B Ortega B Phoenix B Pinot blanc B Pinot Gris G Pinot noir N Plantet N Portugiezer N Rayon d'or B Regent N Reichensteiner B Riesling B Rondo Rulander G Sauvignon Blanc B Scheurebe B Schönburger Seyval B Siegerrebe Rs Silcher B St. Laurent Sylvaner B Triomphe d' AlsaceN Würzer B Zweigeltrebe N
Auxerrois B Bacchus B Bianca B Cabernet Franc N Chardonnay B Domina N Dornfelder N Dunkelfelder N Faber B Florental N Frühburgunder N Gamay N Gewürztraminer Rs Hölder B Huxelrebe B Johanniter B Juwel b Kerner B Kernling B Landal 244 N Léon Millot N Maréchal Foch N Merzling B Meunier N Morio Muscat B Muller Thurgau B
13
TOELICHTING
De onderhavige verordening vervangt Verordening HPA wijn 1997. De totstandkoming van de nieuwe marktordening voor wijn is aanleiding deze verordening te herzien. In de onderhavige verordening zijn voor het eerst regels opgenomen met betrekking tot de wijnproductie in Nederland. De verordening is ingedeeld in zes paragrafen. Paragraaf 1 Hierin worden de begripsomschrijvingen gegeven. Opgemerkt wordt dat de omschrijving van "in de handel brengen" ruim is met het oog op de controleerbaarheid en de strafbaarstelling. Om de producenten van zeer kleine hoeveelheden wijn die niet voor het in de handel brengen zijn bestemd uit te sluiten van de verordening is in de omschrijving van het begrip "wijnproducenten" bepaald dat deze over tenminste 10 are wijnbouwareaal dienen te beschikken. Paragraaf 2 De bereiding van wijn is geregeld in de artikelen 2 tot en met 4. In artikel 4 wordt verwezen naar de bijlage met toegestane druivenrassen voor de productie van tafelwijn en tafelwijn met geografische aanduiding (landwijn). De artikelen 5 en 6 hebben betrekking op de begeleidende documenten die de wijnbouwproducten tijdens het vervoer dienen te vergezellen. Wijn die van de ene Lid Staat naar de andere wordt vervoerd en waarover nog accijns betaald moet worden, dient tenminste vergezeld te gaan van een administratief geleidedocument. Op dit document kunnen alle van belang zijnde gegevens worden vermeld. Tevens kan op dit document certificatie plaatsvinden met betrekking tot de oorsprong en de kwaliteit van de wijn. Paragraaf 3 In paragraaf 3 wordt een aantal communautaire verplichtingen op administratief gebied uitgewerkt. Het betreft hier met name de voorwaarden ten aanzien van het verzoeten, aanzuren, ontzuren van wijn, het alcohol-volumegehalte en het bijhouden van de registers. Tevens worden hier de uiterlijke data gegeven voor de voorraad en oogstopgaven. Paragraaf 4 In paragraaf 4 zijn de bepalingen uit Richtlijn (EG) 75/106 overgenomen, waarmee de wetgevingen van de lidstaten onderling worden aangepast in die zin dat in alle Lid Staten bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen met gelijke inhoud op de markt worden gebracht. Er wordt aldus in de onderhavige verordening een opsomming gegeven van voorverpakkingen voor wijn die in Nederland zijn toegestaan en in andere lidstaten niet mogen worden geweigerd. Paragraaf 5 Paragraaf 5 geeft een nationale uitwerking van de etiketteringsverordeningen voor wijn en druivenmost, mousserende wijn en mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd en speciale wijnen. In de betreffende EG verordeningen wordt aangegeven welke verplichte en facultatieve vermeldingen op de etikettering moeten, dan wel mogen worden aangegeven. De verplichte vermelding van de naam en adres van de bottelaar en de plaats van bottelen van in de lidstaten van de EU verpakte wijn kan worden vervangen door een code nummer, evenals de verplichte vermelding van de naam en het adres van de importeur 14
in geval van verpakking in derde landen. In Nederland worden codenummers verstrekt door of namens de secretaris van het Productschap Wijn. In de verordening is voor Nederland bepaald dat voor tafelwijn met geografische aanduiding, uitsluitend de naam van de Nederlandse provincie waar de wijn i's geproduceerd kan worden vermeld. Paragraaf 6 In paragraaf 6 zijn nog enkele artikelen van algemene aard opgenomen. Den Haag, 14 november 2002 J.H.M. Kienhuis, voorzitter
R.J.M, ten Berge, secretaris Productschap Wijn W9
Wijziging I Verordening W registratie handelaren in wijn 2003
Verordening van het Productschap Wijn van 4 juni 2003 houdende wijziging van de regels ter zake van de registratie van handelaren in wijn (Verordening W registratie wijnhandelaren 2003) Het bestuur van het Productschap Wijn; Gelet op de artikelen 93, 100 en 104, eerste en derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2 en 3 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Besluit: Artikel |
De Verordening W registratie handelaren in wijn 2003 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de definitie van wijn te luiden: d.
wijn
:
stille wijn, mousserende wijn, parelwijn, likeurwijn en gearomatiseerde wijn van verse druiven, zoals aangeduid onder de GN-codes 2204 en 2205, ook indien hieraan naderhand de alcohol geheel of gedeeltelijk is onttrokken (GN-code 2202 90 10) alsmede alcoholhoudende drank, ex GN-code 2206, al dan niet mousserend, op basis van andere vruchten dan druiven met een effectief alcoholvolumegehalte van tenminste 8,5 % vol en ten hoogste 15 % vol bij een temperatuur van 20 graden Celsius, waarbij het alcoholgehalte tenminste voor een deel is verkregen door vergisting.
15
Artikel II
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Den Haag, 4 juni 2003
J.H.M. Kienhuis, voorzitter W.F. de Graaf, secretaris
Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 3 juli 2003, nr. TRCJZ/2003/5696.
TOELICHTING
Met de inwerkingtreding van het Instellingsbesluit Akkerbouwproductschappen komt met ingang van juli 2003 vruchtenwijn onder de werkingssfeer van het productschap Wijn te vallen. Teneinde de handelaren in vruchtenwijn in het register van het productschap te kunnen opnemen, moet de definitie van wijn worden uitgebreid met een omschrijving van de producten die onder vruchtenwijn worden verstaan. In het register zijn opgenomen ondernemers die wijn aankopen in Nederland, dan wel in andere Lidstaten of derde landen, alsmede de ondernemers die in Nederland wijn produceren. Het register wordt gebruikt voor het kunnen opleggen van heffingen alsmede voor het gericht verspreiden van relevante informatie onder de bedrijfsgenoten.
Den Haag, 4 juni 2003 J.H.M. Kienhuis, voorzitter
W.F. de Graaf, secretaris W10
Verordening W aflevering Franse AOC-wijn nieuwe oogst 2003 Verordening van het Productschap Wijn van 4 juni 2003, houdende regels ter zake van aflevering Franse AOC-wijn (Verordening W aflevering Franse AOC-wijn nieuwe oogst 2003). Het bestuur van het Productschap Wijn; Gelet op de artikelen 93, 95 en 104, eerste en derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede op de artikelen 2, 4, 12 en 13 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Besluit:
16
§ 1 Begripsbepalingen Artikel 1
1.
2.
Deze verordening verstaat onder: a. productschap b. voorzitter c. ondernemer d-
A.I.D.
e.
oogstjaar
Onder Franse AOC-wijn nieuwe oogst wordt verstaan een v.q.p.r.d.-wijn als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1493/99 die: a.
een vluchtig zuurgehalte heeft dat geringer is dan 0,60 gram per liter, uitgedrukt in zwavelzuur resp. 12,25 milli-equivalenten per liter en
b.
recht heeft op een van de volgende gecontroleerde benamingen van oorsprong: 1.
c.
Productschap Wijn; voorzitter van het productschap; de natuurlijke- of rechtspersoon waarvoor het productschap is ingesteld en die wijn invoert dan wel uitslaat in de zin van de Wet op de accijns; : de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; : het tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig jaar en eindigt op 31 augustus daarop volgend.
rode wijn: "Beaujolais", "Beaujolais supérieur", "Beaujolais", gevolgd door de naam van de gemeente waaruit de betrokken wijn afkomstig is, "BeaujolaisVillages", "Cotes du Rhone" (vins de café), "Coteaux du Tricastin", Cotes du Ventoux", "Coteaux du Languedoc", "Touraine" (wijn verkregen uit druiven van de wijnstoksoort Gamay N), "Anjou" (wijn verkregen uit druiven van de wijnstoksoort Gamay N), "Gaillac" (wijn verkregen uit druiven van de wijnstoksoort Gamay N) "Coteaux du Lyonnais", "Cotes du Roussillon"; deze wijnen mogen niet meer dan 2 gram restsuiker per liter bevatten;
2.
rosewijn: "Beaujolais", "Beaujolais supérieur", "Beaujolais", gevolgd door de naam van de gemeente waaruit de betrokken wijn afkomstig is, "BeaujolaisVillages", "Mcon", "Cotes du Rhone", "Tavel", "Coteaux du Tricastin", "Cotes du Ventoux", "Coteaux du Languedoc", "Touraine", "Rosé d'Anjou", "Cabemet d'Anjou", "Cabernet de Saumur",Coteaux du Lyonnais". "Cotes du Roussillon".
3.
witte wijn: "Bourgogne", "Bourgogne grand ordinaire", "Bourgogne aligoté", "Macon", "Macon supérieur", Macon" gevolgd door de naam van de gemeente waaruit de betrokken wijn afkomstig is, "Macon-Villages", "Coteaux du Tricastin", Cotes du Ventoux", "Muscadet", "Gaillac" (slechts in geëtiketteerde flessen) "Coteaux du Lyonnais", "Cotes du Roussillon" en
ten verkoop pleegt te worden aangeboden in de eerste helft van het oogstjaar, waarin de druiven waaruit de wijn is bereid, zijn geoogst. § 2 Verboden
Artikel 2
Het is de ondernemer verboden Franse AOC-wijn nieuwe oogst voor de derde donderdag van november van het oogstjaar: a. af te leveren of te doen afleveren aan anderen dan aan ondernemers in Nederland die de handel in wijn uitoefenen, en/of b. voorhanden te hebben in voor particulieren toegankelijke ruimten. 17
Artikel 3
Het is de ondernemer verboden Franse AOC-wijn nieuwe oogst in glazen flessen in bezit te hebben voor 22.00 uur van de vrijdag, voorafgaand aan de derde donderdag van november van het oogstjaar. Artikel 4
1.
Het is verboden Franse AOC-wijn nieuwe oogst op fust in bezit te hebben voor 31 oktober van het oogstjaar.
2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 is het de ondernemer, die Franse AOC-wijn nieuwe oogst op fust in bezit heeft in de periode gelegen tussen 31 oktober en de derde donderdag van november van het oogstjaar, toegestaan deze te bottelen of te doen bottelen, mits a. de A.l.D. daarvan tenminste 48 uur van te voren in kennis wordt gesteld; b. de verpakking wordt voorzien van de mededeling " niet ten verkoop aanbieden aan de consument voor de derde donderdag in november"; c. op het etiket wordt vermeld: "primeur" of "nieuw" alsmede het oogstjaar.
Artikel 5
De bij deze verordening gestelde regels zijn mede verbindend voor derden voor zover zij handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld plegen te worden verricht. Artikel 6
1.
De voorzitter kan bij besluit namens het bestuur de data genoemd in deze verordening wijzigen, indien de Franse wetgeving hiertoe aanleiding geeft.
2.
Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Artikel 7
Op overtreding van het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4 worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. Een door het bevoegde tuchtgerecht op te leggen geldboete mag niet hoger zijn dan € 450,- per overtreding. § 3 Slotbepalingen Artikel 8
1. 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. De in artikel 7 bedoelde geldboete is van toepassing tot het op 24 februari 2000 ingediende voorstel van wet "Nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002)", Kamerstukken nr. 27025, tot wet wordt verheven en in werking treedt.
18
Artikel 9
De Verordening W aflevering Franse AOC-wijn nieuwe oogst 1993 wordt ingetrokken. Artikel 10
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening W aflevering Franse AOC-wijn nieuwe oogst 2003.
Den Haag, 4 juni 2003
J.H.M. Kienhuis, voorzitter
W.F. de Graaf, secretaris
Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003.
TOELICHTING
Productschap In september 1991 hebben de brancheorganisaties te kennen gegeven te opteren voor een eigenstandig productschap in het conglomeraat van de akkerbouwproductschappen. Voor het instellen van het Productschap Wijn is het toegenomen belang ten aanzien van import, het gebruik van wijn als ook de be- en verwerking van wijn in Nederland maatgevend geweest. Onder het begrip 'be- en verwerking van wijn' worden de volgende activiteiten verstaan: • het bottelen van wijn •
•
de bereiding van wijn
het blenden van wijn, d.w.z. het in entrepot of in het vrije verkeer vermengen van tafelwijn uit verschillende EU-lidstaten, derde landen wijnen onderling, dan wel likeurwijnen of aromatische wijnen.
Tot de kerntaken van het productschap behoren informatie en voorlichting marktonderzoek stimuleren verantwoord alcoholgebruik milieuproblematiek onderwijs begeleiden ARBO-activiteiten
Het productschap levert als publiekrechtelijk orgaan door middel van regelgeving en bestuur een bijdrage aan de sociaal-economische ontwikkeling van de wijnsector in het algemeen belang en in het belang van de ondernemers en werkgevers in het bijzonder.
19
De doelstelling van de regeling Teneinde in de gelegenheid te zijn "primeur" wijnen onder dezelfde voorwaarden aan te kopen en voor de verkoop gereed te maken als voor de Franse wijnhandel het geval is, heeft het Productschap Wijn op verzoek van de wijnhandel/importeurs een verordening vastgesteld waardoor de mogelijkheid werd gecreëerd om de zogenaamde Beaujolais Primeur wijnen te mogen invoeren voor de datum die in de Franse wetgeving voor het in de verkoop brengen van deze wijnen in Frankrijk is vastgesteld.
De Franse autoriteiten zijn slechts bereid aan het verzoek van de handel te voldoen mits door de Nederlandse autoriteiten wordt gewaarborgd, dat de wijn na botteling geblokkeerd blijft en niet voor de hiervoor bedoelde datum aan de consument wordt verkocht. Door het opnemen van een afleveringsverbod in de onderhavige verordening wordt aan het Franse verzoek om garanties voldaan en de controle op de naleving verzekerd. Aangezien het begrip "primeur" niet duidelijk omlijnd is en niet beschermd, heeft het productschap, ter vermijding van problemen bij de controle voorgesteld zich te conformeren aan de Franse wetgeving met betrekking tot de vrijgave voor de verkoop van wijn nieuwe oogst. Deze is vervat in de Franse wetgeving en geldt niet alleen voor Beaujolais wijnen, doch ook voor een aantal met name genoemde Rohne-, Bourgogne- en Loire wijnen. Noodzaak publiekrechtelijke regelgeving i.c. de verordening Gezien het grote belang van het bedrijfsleven is besloten aan de wens van het georganiseerde bedrijfsleven tegemoet te komen en de Franse voorwaarden over te nemen. Hiertoe is de onderhavige verordening vastgesteld. De sector wijn bestaat uit vele kleine en grote ondernemers. Door deze publiekrechtelijke grondslag zijn alle ondernemingen aan onderhavige regeling gebonden. Afweging van private alternatieven Gelet op de doelstelling van de regeling acht het georganiseerde bedrijfsleven onvoldoende garantie voor de naleving van de regeling.aanwezig indien zulks bij onderlinge afspraken in een privaatrechtelijk kader zou geschieden. Vandaar dat is gekozen voor deze collectieve aanpak. Het optreden van het productschap bevoordeelt geen belangen van individuele ondernemingen. Alle bedrijven profiteren op een gelijke wijze van de werkzaamheden van het productschap. Uitvoerings- en handhavingsaspecten Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat bij K.B. (Stb 2002, 642) in werking is getreden per 1 januari 2003 worden de overtredingen van de verbodsbepalingen van deze verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouder(s) worden door de voorzitter zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. De rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure is vastgesteld bij de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 in afwachting van de te verwachten nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie. Financiële gevolgen van de verordening Alle kosten voor de uitvoering van deze verordening worden door het productschap gedragen.
20
Verhouding tot internationale regelgeving Deze verordening heeft wijn van oorsprong uit Frankrijk tot onderwerp. De beoogde maatregel
stookt perfect met de Franse wetgeving daaromtrent, zoals onder "doelstelling" van de regelgeving is aangegeven. Den Haag, 4 juni 2003
J.H.M. Kienhuis, voorzitter W.F. de Graaf, secretaris W11
Verordening W aflevering Franse landwijn nieuwe oogst 2003
Verordening van het Productschap Wijn van 4 juni 2003, houdende regels ter zake van aflevering Franse landwijn (Verordening W aflevering Franse landwijn nieuwe oogst 2003). Het bestuur van het Productschap Wijn: Gelet op de artikelen 93, 95 en 104, eerste en derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede op de artikelen 2,4,12 en 13 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Besluit: § 1 Begripsbepalingen Artikel 1
Deze verordening verstaat onder: a. productschap b. voorzitter c. ondernemer
d.
A.I.D.
e.
Franse landwijn nieuwe oogst
f.
oogstjaar
Productschap Wijn; voorzitter van het productschap; de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld en die wijn invoert dan wel uitslaat in de zin van de wet op de accijns; de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; een tafelwijn, als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr 1493/99, van oorsprong uit Frankrijk en die recht heeft op een vermelding van een geografische benaming; het tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig jaar en eindigt op 31 augustus daarop volgend.
§ 2 Verboden Artikel 2
Het is de ondernemer verboden Franse landwijn nieuwe oogst vóór de derde donderdag van oktober van het oogstjaar:
21
a.
af te leveren of te doen afleveren aan anderen dan aan ondernemers in Nederland die de handel in wijn uitoefenen, en/of
b.
voorhanden te hebben in voor particulieren toegankelijke ruimten.
Artikel 3
Het is de ondernemer verboden Franse landwijn nieuwe oogst in bezit te hebben vóór de maandag, voorafgaand aan de derde donderdag van oktober van het oogstjaar. Artikel 4
Het is de ondernemer, die Franse landwijn nieuwe oogst in bezit heeft in de periode, welke loopt van de maandag voorafgaand aan de derde donderdag van oktober tot deze derde donderdag, toegestaan deze té bottelen of te doen bottelen, mits a. de AID daarvan tenminste 48 uur van te voren in kennis wordt gesteld; b. de verpakking wordt voorzien van de mededeling "niet ten verkoop aanbieden aan de consument voor de derde donderdag in oktober"; c. op het etiket wordt vermeld: "primeur" of "nouveau" alsmede het oogstjaar. Artikel 5
De bij deze verordening gestelde regels zijn mede verbindend voor derden voor zover zij handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld plegen te worden verricht. Artikel 6
1.
De voorzitter kan bij besluit namens het bestuur de data genoemd in deze verordening wijzigen, indien de Franse wetgeving hiertoe aanleiding geeft.
2.
Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Artikel 7
Op overtreding van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. Een door het bevoegde tuchtgerecht op te leggen geldboete mag niet hoger zijn dan € 450,- per overtreding. § 3 Slotbepalingen Artikel 8
1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.
22
2.
De in artikel 7 bedoelde geldboete is van toepassing tot het op 24 februari 2000 ingediende voorstel van wet "Nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002)", Kamerstukken nr. 27025, tot wet wordt verheven en in werking treedt.
Artikel 9
De Verordening W aflevering Franse landwijn nieuwe oogst 1993 wordt ingetrokken. Artikel 10
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening W aflevering Franse landwijn nieuwe oogst 2003. Den Haag, 4 juni 2003
J.H.M. Kienhuis, voorzitter W.F. de Graaf, secretaris
Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003.
TOELICHTING
productschap In september 1991 hebben de brancheorganisaties te kennen gegeven te opteren voor een eigenstandig productschap in het conglomeraat van de akkerbouwproductschappen. Voor het instellen van het Productschap Wijn is het toegenomen belang ten aanzien van import,
het gebruik van wijn als ook de be- en verwerking van wijn in Nederland maatgevend geweest. Onder het begrip 'be- en verwerking van wijn' worden de volgende activiteiten verstaan: • het bottelen van wijn • de bereiding van wijn • het blenden van wijn, d.w.z. het in entrepot of in het vrije verkeer vermengen van tafelwijn uit verschillende EU-lidstaten, derde landen wijnen onderling, dan wel likeurwijnen of aromatische wijnen. Tot de kerntaken van het productschap behoren informatie en voorlichting marktonderzoek stimuleren verantwoord alcoholgebruik milieuproblematiek onderwijs begeleiden ARBO-activiteiten
Het productschap levert als publiekrechtelijk orgaan door middel van regelgeving en bestuur een bijdrage aan de sociaal-economische ontwikkeling van de wijnsector in het algemeen belang en in het belang van de ondernemers en werkgevers in het bijzonder. 23
De doelstelling van de regeling Nederland kent een regeling, waarbij het mogelijk is de zogenaamde "Beaujolais primeur" enkele dagen voordat deze ten verkoop aan de consument mag worden aangeboden, naar Nederland te vervoeren. Hiermee wordt voorkomen dat op de derde donderdag in november een "race tegen de klok" plaatsvindt. Nu het belang van de landwijn de laatste jaren groter is geworden, hebben de wijnimporteurs verzocht een soortgelijke regeling als voor de "Beaujolais primeur" te treffen voor landwijn. Deze wijn is een maand eerder beschikbaar voor verkoop aan de consument. Het commerciële belang van het Nederlandse bedrijfsleven om ook deze wijn enkele dagen eerder naar Nederland te mogen vervoeren is aanzienlijk. Ook werknemers zijn hierbij gebaat, met name in de bottelindustrie. Frankrijk geeft alleen dan ontheffing tot het vervroegd wegvoeren van landwijn indien in het betreffende EG-land dezelfde maatregelen zijn getroffen ten aanzien van de datum van beschikbaarstelling van de landwijn en de strafbaarstelling als in Frankrijk.
Noodzaak publiekrechtelijke regelgeving i.c. de verordening Gezien het grote belang van het bedrijfsleven is besloten aan de wens van het georganiseerde bedrijfsleven tegemoet te komen en de Franse voorwaarden over te nemen. Hiertoe is de onderhavige verordening vastgesteld. De sector wijn bestaat uit vele kleine en grote ondernemers. Door deze publiekrechtelijke grondslag zijn alle ondernemingen aan onderhavige regeling gebonden. Afweging van private alternatieven Gelet op de doelstelling van de regeiing acht het georganiseerde bedrijfsleven onvoldoende garantie voor de naleving van de regeling aanwezig indien zulks bij onderlinge afspraken in een privaatrechtelijk kader zou geschieden. Vandaar dat is gekozen voor deze collectieve aanpak. Het optreden van het productschap bevoordeelt geen belangen van individuele ondernemingen. Alle bedrijven profiteren op een gelijke wijze van de werkzaamheden van het productschap. Uitvoerings-en handhavingsaspecten Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat bij K.B. (Stb 2002, 642) in werking is getreden per 1 januari 2003 worden de overtredingen van de verbodsbepalingen van deze verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouder(s) worden door de voorzitter zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. De rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure is vastgesteld bij de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 in afwachting van de te verwachten nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie.
Financiële gevolgen van de verordening Alle kosten voor de uitvoering van deze verordening worden door het productschap gedragen. Verhouding tot internationale regelgeving Deze verordening heeft wijn van oorsprong uit Frankrijk tot onderwerp. De beoogde maatregel strookt perfect met de Franse wetgeving daaromtrent, zoals onder "doelstelling" van de regelgeving is aangegeven. Den Haag, 4 juni 2003
J.H.M. Kienhuis, voorzitter W .F. de Graaf, secretaris 24
Productschap Margarine, Vetten en Oliën MVO 4
MVO-verordening 2002, Eetbare oliën en vetten Het bestuur van het Produktschap Margarine, Vetten en Oliën heeft, gelet op artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 5 van de Instellingsverordening Produktschap Margarine, Vetten en Oliën, op 23 mei 2002 vastgesteld de navolgende
VERORDENING
Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: spijsoliën en spijsvetten
:
de voor rechtstreekse aflevering aan consumenten en bereidplaatsen voor het bakken of frituren van levensmiddelen bestemde waren, die bij 20°C vloeibaar respectievelijk vast zijn en die bestaan uit triglyceriden van vetzuren van dierlijke of plantaardige oorsprong, en die afhankelijk van hun oorsprong geringe hoeveelheden van mono- en diglyceriden en andere lipiden, zoals fosfatiden, onverzeepbare bestanddelen en vrije vetzuren kunnen bevatten. Aan deze producten kunnen worden toegevoegd: aroma's, specerijen, andere kruidachtige planten, extracten en distillaten van specerijen.
Verordening 136/66:
Verordening No. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966, houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (PB EG. 1966, L 172)
Artikel 2 Het is verboden spijsoliën en spijsvetten af te leveren of ter aflevering voorhanden te hebben, welke andere smaakgevende bestanddelen bevatten dan specerijen, andere kruidachtige planten, extracten en distillaten van specerijen, van andere kruidachtige planten, van citrusvruchten,
Artikel 3 1.
Het is verboden spijsoliën en spijsvetten af te leveren of ter aflevering voorhanden te hebben, welke niet voldoen aan de in het volgende lid vermelde hoedanigheidseisen.
2.
a. b. c.
d. e.
Spijsoliën en spijsvetten moeten in vloeibare toestand na roeren homogeen en helder zijn. Geraffineerde spijsoliën mogen een zuurgetal bezitten, uitgedrukt in mg. KOH/g olie, van ten hoogste 0,6. Olijfolie, verkregen bij de eerste persing, mag een zuurgetal bezitten, uitgedrukt in mg. KOH/g olie, van ten hoogste 6,6. Ongeraffineerde spijsoliën, andere dan olijfolie, mogen een zuurgetal bezitten, uitgedrukt in mg. KOH/g olie, van ten hoogste 4,0. Bij mengsels van geraffineerde spijsoliën en spijsoliën verkregen bij de eerste persing kan het hoogste zuurgetal worden aangehouden voor de totaliteit van het mengsel.
25
f. g. h.
Spijsoliën en spijsvetten mogen geen hoger gehalte aan bij 105° C vluchtige stoffen bevatten dan 0,2% met uitzondering van spijsvetten van dierlijke oorsprong, welke ten hoogste 0,5% van deze stoffen mogen bevatten. Spijsoliën en spijsvetten mogen geen hoger gehalte aan erucazuur en zijn isomeren bezitten dan 6,5% met dien verstande, dat zij geen hoger gehalte aan erucazuur mogen bezitten dan 5% een en ander berekend op het totale gehalte aan vetzuren in de verfase. Olijfolie moet voldoen aan de bij of krachtens Verordening 136/66 vastgestelde handelsnormen en gebruiksvoorwaarden, waaronder het verbod bepaalde olijfoliesoorten als spijsolie te verhandelen.
Artikel 4 1.
Het is verboden spijsoliën en spijsvetten af te leveren of ter aflevering voorhanden te hebben, indien op de verpakking andere naamsaanduidingen voorkomen dan die, welke in overeenstemming zijn met de in de volgende leden gestelde voorschriften, onverminderd het recht
2.
daarnaast een merk te voeren. Het woord "olie" of "vet" dient te worden vermeld, voorafgegaan of gevolgd, hetzij door een aanduiding van de specifieke aard van de grondstof, en/of door een aanduiding betreffende het gebruiksdoel.
3.
Benamingen samengesteld uit het woord "olie" of "vet" en de naam van een dier of plant, of van een gedeelte van een dier of plant, mogen uitsluitend worden gebezigd voor spijsoliën resp. spijsvetten, bereid uit het dier of de plant of uit een gedeelte van het dier of de plant, in die aanduiding vermeld.
4. 5.
In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde mogen de benamingen palmolie, kokosolie of palmpitolie worden gebruikt, niettegenstaande het feit, dat deze waren bij 20°C vast zijn. Indien een spijsoliesoort of een spijsvetsoort is veresterd of getransformeerd, waardoor de vetzuursamenstelling of de consistentie is gewijzigd, mag de soortnaam van die spijsolie respectievelijk van dat spijsvet niet worden gebruikt, tenzij in combinatie met een aanduiding,
waaruit de aard van de bedoelde behandeling blijkt. 6.
7.
Indien een spijsoliesoort of een spijsvetsoort is gearomatiseerd, dient de naamsaanduiding de
aanduiding gearomatiseerd of het specifieke aroma te bevatten. Naamsaanduidingen voor de diverse olijfoliesoorten mogen slechts worden gebezigd, indien deze
in overeenstemming zijn met de bij of krachtens Verordening 136/66 vastgestelde benamingen en definities. Artikel 5
Ten aanzien van oliën en vetten, die kennelijk zijn bestemd voor uitvoer, is het bepaalde in het Warenwetbesluit Uitvoer van waren van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van spijsoliën en spijsvetten, die geen andere dan van melk of cacaobonen afkomstige vetstoffen bevatten. Artikel 6
Overtredingen van het bepaalde in deze verordening zijn strafbare feiten. Artikel 7 De in deze verordening gestelde regelen zijn bindend voor de natuurlijke of rechtspersonen, die ondernemingen drijven, waarvoor het productschap is ingesteld alsmede voor andere natuurlijke of rechtspersonen, voorzover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld.
26
Artikel 10 Deze verordening is niet van toepassing op spijsoliën en spijsvetten, die rechtmatig zijn bereid of in het verkeer gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Artikel 11 Deze verordening, die kan worden aangehaald als "MVO-verordening 2002, Eetbare oliën en vetten", treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Per die datum wordt de MVO-verordening 1975, Eetbare Oliën en Vetten ingetrokken. Rijswijk, 23 mei 2002 Voor het bestuur,
G. Bresser, voorzitter R.T.R. Hiel, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 12 juni 2003, nr. TRCJZ/2002/6559.
TOELICHTING
De huidige MVO-verordening 1975, Eetbare Oliën en Vetten bevat voor wat betreft spijsolie de implementatie van het bij de Beneluxbeschikking M(73)29 behorende Reglement eetbare oliën (verder. Beneluxreglement). Daarnaast bevat de verordening de nationale bepalingen over spijsvet uit het destijds geldende Oliën- en Vettenbesluit (Warenwet). De implementatie van het Beneluxreglement is geschied op verzoek van het toenmalige Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Teneinde verwarring voor de consument te voorkomen, werd in overleg met het ministerie ook het vetgedeelte uit het warenwetbesluit in de MVO-verordening overgenomen. Het warenwetbesluit werd vervolgens ingetrokken overeenkomstig het toen geldende terugtredingsartikel in de Warenwet. Voorts bevat de MVO-verordening voorschriften met betrekking tot verpakkingsreeksen en het toestemmingenregime voor de zgn bak- en braadproducten ("op spijsvet gelijkende waren"). Door het Comité van Ministers van de Benelux werd - mede op aandringen van de Europese Commissie - besloten de Beneluxbeschikking met bijbehorend Beneluxreglement aan te passen aan het geldende EG-recht, met name aan het verbod van kwantitatieve invoerbelemmeringen tussen de lidstaten, zoals neergelegd in artikel 30 (thans 28) van het EG-verdrag. De nieuwe Beneluxbeschikking M(99)12 van 25 oktober 1999 bevat in het bijbehorende reglement naast de definitie - nog enige bepalingen over smaakgevende bestanddelen, zuurgetal, vochtgehalte en specifieke aanduidingen. In de Beneluxbeschikking zelf is een equivalentiebepaling opgenomen, die is overgenomen in de onderhavige verordening. De Beneluxbeschikking is op 2 april 1998 onder nummer 98/101/B door de Benelux in ontwerp genotificeerd in het kader van Richtlijn 83/189/EEG. De onderhavige verordening beoogt de nieuwe Benelux-bepalingen te implementeren. Hierdoor vervallen de voorschriften over additieven, etiketteringvoorschriften voor olijfolie, verplichte vermelding van naam en adres van de fabrikant, de verplichte inhoudsvermelding en het misleidingsartikel.
27
De meeste van deze voorschriften hebben overigens hun juridische betekenis reeds verloren door de implementatie in de warenwetgeving van de horizontale EU-wetgeving inzake additieven en etikettering. Omdat in het nieuwe Beneluxreglement de meeste (van de EU afkomstige) voorschriften voor olijfolie zijn vervallen, zijn in de onderhavige verordening overtredingen van de overige in EU-verordeningen opgenomen voorschriften inzake normen en etikettering van olijfolie aangewezen als strafbare feiten. Tevens is in de onderhavige verordening het toestemmingenregime voor de zogenaamde bak- en braadproducten niet meer opgenomen, omdat deze producten niet langer kunnen worden beschouwd als op spijsvet of spijsolie gelijkende waren, doch als een categorale producten. In het Warenwetbesluit Smeerbare vetproducten is een definitie van bak- en braadproducten opgenomen. Tenslotte is de verplichting geschrapt om spijsoliën, spijsvetten en bak- en braadproducten te verpakken in bepaalde verpakkingseenheden. Dit voorschrift werd destijds vastgesteld ter uitvoering van Richtlijn 75/106/EEG (spijsolie) en Richtlijn 80/232/EEG (spijsvetten en bak- en braadproducten) Beide richtlijnen hebben een optioneel karakter, hetgeen inhoudt, dat de lidstaten de invoer van producten in bepaalde nominale hoeveelheden niet mogen weigeren. Hoewel het dus niet verplicht is de in de richtlijn vermelde reeksen in de nationale wetgeving op te nemen, zijn de reeksen destijds in de verordening opgenomen om onderlinge concurrentie en daardoor onduidelijkheid voor de consument te voorkomen. Nu het verplicht is om niet alleen de prijs, maar ook de prijs per standaardhoeveelheid (PPS) (in casu: 1 kilogram/1 liter, 100 gram, alsmede decimale veelvouden of fracties van deze eenheden) te vermelden, is het voorschrijven van bepaalde verpakkingseenheden niet meer nodig. De verpakkingsreeks voor smeerbare vetproducten werd al op 1 januari 2001 geschrapt.
Rijswijk, 23 mei 2002 Voor het bestuur, G. Bresser, voorzitter R.T.R. Hiel, secretaris Productschap Vee en Vlees PW 33
Verordening prijswaarneming runderen 2003 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft, gelet op Verordening (EEG) nr. 295/96 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 februari 1996 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1892/87 van de Raad betreffende de notering van de marktprijzen van volwassen runderen op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte runderen en de artikelen 95, eerste lid, 100, derde lid en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 5, 6, 7 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees 1999-1, op 14 mei 2003 vastgesteld de navolgende
28
VERORDENING
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 1•
rund
:
dier behorende tot de familie der Bovidae en het geslacht Bos met een levend gewicht van meer dan 300 kilogram;
2.
productschap
het Productschap Vee en Vlees;
3.
voorzitter
de voorzitter van het productschap;
4.
exploitant van een slachthuis
de natuurlijke of rechtspersoon die een slachthuis exploiteert waarin jaarlijks ten minste 20.000 runderen worden geslacht;
5.
grossier
de natuurlijke of rechtspersoon die jaarlijks ten minste 10.000 runderen in een slachthuis laat slachten;
6.
technische kwaliteitsklasse
de op grond van artikel 20 van de Verordening slachting en weging en classificatie runderen 2003 vastgestelde technische kwaliteitsklasse;
7.
administratieve kwaliteitsklasse
de op grond van artikel 20 van de Verordening slachting, weging en classificatie runderen 2003 vastgestelde administratieve kwaliteitsklasse;
Artikel 2
De exploitant van een slachthuis en de .grossier zijn verplicht aan het productschap, naar waarheid, de volgende gegevens te melden van alle voor hun rekening geslachte runderen: het aankoopbedrag franco abattoir zonder BTW; deelnemersnummer; de categorie; te onderscheiden naar: stier < 2 jaar, stier >2 jaar, os, koe of vaars; warm geslacht gewicht in kilogrammen; technische kwaliteitsklasse; administratieve kwaliteitsklasse; koppel-identificatie; l&R-nummer; slachtdatum.
Artikel 3
1.
De in artikel 2 bedoelde gegevens worden gemeld door de exploitant van een slachthuis of de grossier door aanlevering via een elektronisch postbussysteem (E-mail), tussen het computersysteem op het slachthuis en het hiertoe ingerichte centrale computersysteem bij het productschap.
2.
De exploitant van een slachthuis en de grossier zijn verplicht de in artikel 2 bedoelde marktprijzen over de periode van maandag tot en met zondag op de eerste daaropvolgende woensdag uiterlijk om 09.00 uur te melden aan het productschap.
29
Artikel 4
1.
Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur aangewezen dienst of door het bestuur aangewezen personen.
2.
De exploitant van een slachthuis en de grossier zijn verplicht: a. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak;
3.
b.
aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar diens/hun oordeel nodig is voor de vervulling van diens/hun taak;
c.
aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten.
De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berechtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken.
Artikel 5 1.
De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden in handen gesteld van de voorzitter van het productschap; zij worden, behoudens aan personeelsleden van het secretariaat van het productschap, alsmede ten behoeve van de handhaving van het bepaalde in deze verordening, niet verder bekendgemaakt.
2.
De door de voorzitter aangewezen dienst of personen dien(t)(en), ter bescherming van de privacy van de ondernemer, vertrouwelijk en op verantwoorde wijze om te gaan met de uit hoofde van het toezicht verkregen gegevens.
Artikel 6
De voorzitter kan ontheffing verlenen van het in deze verordening bepaalde.
Artikel 7 Op overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn: a. een berisping, welke bestaat uit een schriftelijk of mondeling vermaan tot de ondernemer, in verband met het begane feit; b.
een geldboete van ten hoogste € 4.500,-- , welke geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd;
c.
openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de veroordeelde.
30
Artikel 8
De Verordening prijswaarneming runderen 1996 wordt ingetrokken. Artikel 9
1.
Deze verordening, welke kan worden aangehaald als "Verordening prijswaarneming runderen 2003" en treedt in werking met ingang van 1 juli 2003.
2.
Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juli 2003, treedt zij in werking op de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij terug tot en met 1 juli 2003, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7.
Voor het bestuur, J.J. Ramekers, voorzitter
S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003 met uitzondering van artikel 6 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 3 juli 2003, nr. TRCJZ/2003/5240 met uitzondering van artikel 6. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING PRIJSWAARNEMING RUNDEREN 2003
Algemeen De onderhavige verordening voorziet in de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 295/96 en schrijft de te melden gegevens voor alsmede de wijze waarop die aan het productschap dienen te worden gemeld. In verband met de diverse marktordeningsinstrumenten van de Europese Unie in de rundersector dienen de marktprijzen voor runderen te worden waargenomen. Tot 1 juli 1996 geschiedde de prijswaarneming op vrijwillige basis. Met de vervanging van Verordening (EEG) nr. 3310/86 door verordening (EEG) nr. 295/96 is de prijswaarneming verplicht geworden. Deze verplichting geldt alleen voor slachthuizen die meer dan 20.000 runderen per jaar slachten en grossiers die meer dan 10.000 runderen per jaar laten slachten. Voor een goede prijswaarneming is een onderscheid in categorieën runderen nodig. De EEGverordening schrijft de te onderscheiden categorieën runderen voor en koppelt dit aan het 'standaardkarkas1: de referentie-aanbiedingsvorm van verordening (EEG) nr. 1208/81. Nationaal is ervoor gekozen om de slachterijen en grossiers de ruwe gegevens te laten melden en de omrekening naar de referentie-aanbiedingsvorm door het productschap te laten verrichten. De omrekening is tweeërlei, namelijk a. de omrekening van de nationale slachtwijze, op grond van de Verordening slachting, weging en classificatie runderen 2003, naar een referentie-aanbiedingsvorm, en b. een omrekening van eventuele ontheffingen van deze verordening naar de nationale slachtwijze.
31
De slachterijen en grossiers melden de marktprijzen van de categorieën runderen aan het productschap. De melding van de slachterijen en grossiers dient elektronisch te gescheiden. Het productschap draagt vervolgens zorg voor doormelding van de, omgerekende, gegevens aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De melding van het productschap aan de Europese Commissie geschiedt via de Internetsite van de Europese Commissie via het New-IDES systeem.
Het begrip 'marktprijs' wordt in de EEG-verordening niet verder gedefinieerd. In deze verordening wordt dit, conform de uitleg die de Europese Commissie hieraan gegeven heeft, vertaald in een prijs franco abattoir exclusief BTW. (Alle kosten die doorberekend worden aan de boer dienen van de gerapporteerde prijs afgetrokken te worden. Eventuele overige kosten zoals inkopersloon, commissie en vrachtkosten moeten meegenomen in de PWR. Ook deze kosten zijn exclusief BTW). De doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de verordening De onderhavige verordening voorziet in de uitvoering van verordening (EEG) nr. 295/96 en schrijft de te melden gegevens voor en de wijze waarop die aan het productschap dienen te worden gemeld. De EU gebruikt de informatie uit de prijswaarneming voor de beleidsbepaling van de marktordening rundvlees. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening De Europese Unie verplicht lidstaten tot het uitvoeren van een prijswaarneming runderen op slachthuizen en/of grossiers van bepaalde omvang. Ten einde de administratieve last voor bedrijven en het productschap zoveel mogelijk te beperken wordt gewerkt met standaarden. Hiermee is tevens de administratieve lasten tussen bedrijven onderling vergelijkbaar.
De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat bij K.B. (Stb 2002, 642) in werking is getreden per 1 januari 2003 worden de overtredingen van de verbodsbepalingen van deze verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouder(s) worden door de voorzitter zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. De rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure is vastgesteld bij de Verordening tuchtrechtspraak Productschap Vee en Vlees 2003 in afwachting van de te verwachten nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie. Voor een goede prijswaarneming is een onderscheid in categorieën nodig. De Europese verordening schrijft de te onderscheiden categorieën voor en koppelt dit aan het 'standaardkarkas': de referentie-aanbiedingsvorm van verordening van verordening (EEG) nr. 1208/81. De gegevens worden over in de EEG-verordening vastgestelde periode gemeld, namelijk over de voorafgaande periode maandag tot en met zondag. De slachterijen en grossiers zijn daarom verplicht de melding aan het productschap voor de daarop volgende woensdag 9.00 uur te doen. Dit kan in één wekelijkse melding, maar het is ook mogelijk om de gegevens per slachtdag door te geven.
De uitvoering van de prijswaarneming door de slachthuizen en/of grossiers wordt jaarlijks administratief gecontroleerd in opdracht van het productschap. Overtreding van de verordening is een strafbaar feit en kunnen tuchtrechtelijk worden afgehandeld. De financiële gevolgen van de verordening De benodigde gegevens voor de prijswaarneming runderen zijn aanwezig in de bedrijfsadministratie. De gegevens dienen te worden geordend voor de uitvoering van de prijswaarneming. Na invoering van de administratieve consequenties van de prijswaarneming runderen zijn de consequenties voor de bedrijven beperkt. 32
De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen Deze verordening vloeit voort uit de EU-verordening (EEG) 295/96 en is qua uitvoering tevens gekoppeld aan (EEG) 1208/81 en de daaruit voortvloeiende PVV-verordening Slachting, weging en classificatie slachtrunderen 2003 voor de bepaling van de referentieaanbiedingsvorm. Op korte termijn zijn geen veranderingen te voorzien. Notificatie van technische voorschriften n.v.t.
Artikelsgewijze toelichting
In artikel 1 worden een aantal definities vermeld. In artikel 2 worden de gegevens genoemd welke aan het productschap moeten worden gemeld en welke nodig zijn voor de uitvoering van de prijswaarneming. In artikel 3 wordt aangegeven dat de gegevens via elektronisch berichten verkeer aan het productschap moeten worden gemeld.
Artikel 4 regelt de bevoegdheid tot het uitvoeren van controles door of namens het productschap. Artikel 5 waarborgt de privacy belagen van betrokken ondernemingen. Artikel 6 bepaalt dat de voorzitter ontheffing kan verlenen van het in deze verordening bepaalde. In artikel 7 is bepaald dat overtreding van de verordening tuchtrechtelijk kan worden afgehandeld. De artikelen 8 en 9 bevatten de slotbepalingen. Zoetermeer, 14 mei 2003
J.J. Ramekers, voorzitter
S.B.M. Jongerius, secretaris
PW 34
Verordening verzekering slachtdieren 2003 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft, gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95, 102, en 104 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 10, 12, 13 en 14 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees 1999-1, op 11 juni 2003 vastgesteld de navolgende
VERORDENING
33
Artikel 1 1.
2.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.
productschap
: het Productschap Vee en Vlees;
b.
voorzitter
: de voorzitter van het productschap;
c.
bestuur
: het bestuur van het productschap;
d.
slachtdieren
: alle voor onmiddellijke slachting, waarop de Vleeskeuringswet of de Veewet van toepassing is, bestemde varkens en zulks ongeacht hun leeftijd en gewicht;
e.
slachtrisico
: het risico van schade, welke na de slachting wordt geleden in verband met de gehele of gedeeltelijke afkeuring dan wel de voorwaardelijke goedkeuring of de uitbening door of in opdracht van de in de Vleeskeuringswet bedoelde keuringsdienst;
f.
slachtrisicoverzekeraar
: een rechtspersoon, die het slachtrisicoverzekeringsbedrijf in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de Wet op het Schadeverzekeringsbedrijf uitoefent.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt geacht mede te zijn begrepen onder: a.
slachten
: het doen slachten;
b.
afslachten
: het doen afslachten.
Artikel 2
1.
Het is verboden slachtdieren te slachten, tenzij daaraan door of vanwege een slachtrisicoverzekeraar is aangebracht of daarbij is gevoegd, dan wel met betrekking tot deze dieren is afgegeven een merk, teken of bewijsstuk ten bewijze, dat zij door hem tegen slachtrisico zijn verzekerd mede onder de voorwaarden als bedoeld in het tweede lid, dan wel dat zij hem ter verzekering zijn aangeboden, doch door hem niet verzekeringswaardig zijn bevonden en derhalve niet zijn verzekerd.
2.
De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, dienen onder meer in te houden de verplichting voor de slachtrisicoverzekeraar aan degene te wiens laste de schade, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, mocht komen, die geheel of grotendeels te vergoeden volgens de verzekeringsvoorwaarden en schadetarieven.
3.
Het is verboden bij het slachten, bedoeld in het eerste lid, gebruik te maken van enig merk, teken of bewijsstuk, tenzij daarvan een model bij het productschap is gedeponeerd. 34
4.
Ten aanzien van bewijsstukken, bedoeld in het eerste lid, moet door degenen te wier behoeve zij zijn afgegeven overeenkomstig derzelver inhoud en bestemming worden gehandeld.
5.
Onverminderd het bepaalde bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift gelden de in het eerste lid gestelde verbodsbepalingen niet: a.
voor wat betreft het verkopen dan wel het afslachten van doodgeboren, gestorven of in nood gedode slachtdieren, indien en voorzover overeenkomstig artikel 3, of artikel 6, van het Vleeskeuringsbesluit kennisgeving is gedaan, dat het betrokken slachtdier doodgeboren, gestorven of in nood gedood is;
b.
voor wat betreft het verkopen dan wel het slachten van slachtdieren, die niet doodgeboren, gestorven of in nood gedood zijn en waarvan het vlees bestemd is of gebezigd wordt uitsluitend voor het gezinsverbruik van de bewoners van het perceel, waar degene, die in het door hem bewoonde perceel of op zijn erf slacht of doet slachten, woonachtig is, mits deze bewoners niet werkzaam zijn in het slagersbedrijf, in het bedrijf der verduurzaming of bereiding van vlees of vleeswaren en mits zij niet wonen in een inrichting of gesticht, uitsluitend of onder meer bestemd voor het verstrekken van voedsel of waar zulks geregeld geschiedt;
c.
indien en voorzover door de voorzitter ontheffing is verleend en tevens de daaraan eventueel verbonden voorwaarden zijn of worden in acht genomen.
Artikel 3 De bij of krachtens deze verordening gestelde regelen zijn bindend voor: a.
de natuurlijke- en rechtspersonen, die de ondernemingen drijven, waarvoor het productschap is ingesteld, en de bij die ondernemingen werkzame personen, en
b.
andere dan de onder a, bedoelde natuurlijke- en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de aldaar bedoelde ondernemingen plegen te worden verricht.
Artikel 4
1.
Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur aangewezen dienst of door het bestuur aangewezen personen.
2.
De in artikel 3 bedoelde personen zijn verplicht: a.
aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak;
b.
aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak; 35
c.
aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en vervoermiddelen, waar dan wel waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen dan wel worden vervoerd;
d.
te gedogen dat controleurs van de door het bestuur aangewezen dienst of de door het bestuur aangewezen personen, monsters nemen uit de voorraden, waaronder begrepen verpakkingsmateriaal, van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden. De ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en het toezicht van die controleurs of aangewezen personen.
3.
De in het eerste lid, bedoelde personen zijn bevoegd berechtingrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken.
4.
De in artikel 3 bedoelde personen zijn verplicht tot betaling van de kosten van het toezicht. Deze kosten worden door de toezichthoudende instantie in rekening gebracht.
5.
Op de krachtens het tweede lid verstrekte gegevens is het bepaalde in artikel 2, leden 6, 7 en 8 van de Verordening algemene bepalingen PVV 2003 van toepassing.
Artikel 5 1.
Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.
2.
De tuchtrechtelijke maatregelen zijn: a.
een berisping, welke bestaat uit een schriftelijk of mondeling vermaan tot
de ondernemer, in verband met het begane feit; b.
een geldboete van ten hoogste € 4.500,--, welke geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd;
c.
openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de veroordeelde.
Artikel 6
Het bestuur is met de uitvoering van het bij of krachtens deze verordening bepaalde belast en in verband daarmede bevoegd, omtrent de in deze verordening geregelde onderwerpen nadere voorschriften te geven.
Artikel 7 De voorzitter is bevoegd om op aanvraag een ontheffing te verlenen en hieraan voorschriften te verbinden of deze onder beperkingen te verlenen. De voorzitter is tevens bevoegd de ontheffing in te trekken. 36
2.
De voorzitter is bevoegd namens het bestuur een vrijstelling te verlenen en hieraan voorschriften te verbinden of deze onder beperkingen te verlenen. De voorzitter is tevens bevoegd de vrijstelling in te trekken.
3.
De bij of krachtens Verordening verzekering slachtdieren 1957 verleende en op dit moment van kracht zijnde ontheffingen of vrijstellingen, worden geacht te zijn verleend bij of krachtens deze verordening.
Artikel 8
1.
De Verordening verzekering slachtdieren 1957 wordt ingetrokken.
2.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening verzekering slachtdieren 2003".
3.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van haar afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juli 2003, treedt zij in werking op de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij terug tot en met 1 juli 2003, met uitzondering van artikel 5.
Voor het bestuur, J.J. Ramekers, voorzitter
S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003.
TOELICHTING BIJ DE VERORDENING VERZEKERING SLACHTDIEREN 2003
ALGEMEEN Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft gelet op de artikelen 93, lid 1, 95, en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, de artikelen 4, 5 en 6 van de toenmalige Instellingswet Productschap Vee en Vlees, en artikel 3 van de Wet opheffing Bedrijfschap voor Vee en Vlees, op 30 oktober 1957 de Verordening Verzekering Slachtdieren 1957 vastgesteld. In deze Verordening is geregeld dat tegen betaling van een premie het aansprakelijkheidsrisico van verborgen gebreken van de dieren van de verkoper wordt overgenomen, terwijl de be- en verwerker een redelijke vergoeding kan declareren bij het CBS ingeval er sprake is van afkeuring of voorwaardelijke goedkeuring.
De doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de verordening De verzekering heeft het doel om het risico van schade, welke na de slachting wordt geleden in verband met de gehele of gedeeltelijke afkeuring dan wel de voorwaardelijke goedkeuring of de uitbening door of in opdracht van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV), te dekken. Daarnaast wordt het risico dat dieren na aanvoer maar voor slachting doodgaan op stal, verzekerd. 37
De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Aangezien het te verzekeren risico met name verborgen gebreken betreft, waarvoor tot op heden nog onvoldoende mogelijkheden zijn deze vooraf te bepalen, onvoldoende duidelijkheid is over uniformiteit van vaststelling van de schade bij de vleeskeuring en/of op basis van informatie-terugkoppeling achteraf zijn bij te sturen door de leverancier en bovendien het aantal afkeuringen van leverorganen aanzienlijk is, is een collectieve verzekering vooralsnog gewenst. Het streven is gericht op ontwikkeling van informatieterugkoppeling van schade aan varkens opdat de leverancier in staat wordt gesteld de bedrijfsvoering te verbeteren en zelfstandig de risico's van afkeuring te kunnen inschatten. Uiteraard geldt dit alleen bij voldoende uniformiteit bij het vaststellen van de schade bij de vleeskeuring. De afweging ten opzichte van private alternatieven Zodra informatie-terugkoppeling naar de leverancier over schaden mogelijk is en het duidelijk is dat de schade voldoende uniform bij de vleeskeuring wordt bepaald, kan de verplichte verzekering worden omgezet in een vrijwillige verzekering. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Alle vleesvarkens worden aangeboden voor verzekering, waarbij de handhavingsinspanning al jarenlang nihil is. In de verordening is de bepaling opgenomen dat op overtreding van het gestelde in de verordening, tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden gesteld. De medewerkers van de door het bestuur van het productschap aangewezen toezichthoudende instantie, stellen hiertoe berechtingsrapporten op. De financiële gevolgen van de verordening Tegen betaling van een premie door de leverancier/verkoper neemt de Stichting Centraal Bureau Slachtveeverzekeringen (CBS) het slachtrisico over van de leverancier/verkoper. De premie wordt opgebracht door de eigenaar van het slachtdier. De schade die ontstaat bij afkeuringen door de RVV wordt uitbetaald aan de be- of verwerker van de slachtdieren. Er wordt niet overgegaan tot schadevergoeding in situaties waarbij sprake is van schade wegens afwijkende geur en kleur aan vlees als gevolg van voeding of schade als gevolg van behandeling met antibiotica of hormonen. Er wordt wel tot schade uitkering overgegaan wanneer afkeuring van het hele karkas of van delen daarvan plaatsvindt, als gevolg van de aanwezigheid van bacteriën die voor de mens schadelijk zijn.
De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen Niet van toepassing. Notificatie van technische voorschriften Niet van toepassing.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 De hier vermelde definities spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting. Artikel 2 In dit artikel wordt geregeld dat het verboden is dieren te slachten zonder dat deze voor verzekering zijn aangeboden. Hierop zijn een aantal uitzonderingen van toepassing verklaard. Deze uitzonderingen betreffen: de slachtdieren zijn niet verzekeringswaardig, er sprake is van zorgslachtingen of er is sprake van slachting voor eigen consumptie. Daarnaast wordt aangegeven dat verzekeringsvoorwaarden en schadetarieven tevoren dienen te zijn bepaald en verzekerde dieren dienen te worden voorzien van een merk, waarvan het model bij het PVV is gedeponeerd. 38
Artikel 3 Hierin wordt geregeld op welke personen/ondernemingen deze verordening van kracht is.
Artikel 4 Het PVV zal toezien op de juiste uitvoering van de regeling. Hiertoe zal een controlerende instantie worden aangewezen. De personen/ondernemingen op wie deze verordening van kracht is dienen medewerking te verlenen aan de toezichthouders bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Bij constatering van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is de toezichthouder onder meer bevoegd een berechtingsrapport op te stellen. Dit artikel regelt tevens de betaling van de kosten voor het toezicht op het naleven van de verplichtingen van de verordening. Artikel 5 De naleving van onderhavige verordening zal worden verzekerd door middel van tuchtrecht. Artikel 6 Het bestuur heeft de bevoegdheid nadere voorschriften inzake deze verordening te stellen. Artikel 7 De voorzitter kan onder nadere voorwaarden ontheffingen verlenen en intrekken. De voorzitter kan, namens het bestuur, onder nadere voorwaarden vrijstellingen verlenen en intrekken. Reeds bestaande ontheffingen en vrijstellingen blijven krachtens deze verordening van kracht. Artikel 8 Dit artikel bepaalt de intrekking van de Verordening verzekering slachtdieren 1957 en tevens de datum van inwerkingtreding van onderhavige verordening.
Zoetermeer, 11 juni 2003 J.J. Ramekers, voorzitter
S.B.M. Jongerius, secretaris Productschap Vis VIS 16
Verordening tot wijziging van de Verordening tot vaststelling van de begroting van baten en lasten Productschap Vis 2002 Het Bestuur van het Productschap Vis heeft, gelet op artikel 119 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, op 27 maart 2003 de navolgende verordening vastgesteld. Artikel l In artikel l van de Verordening tot vasstelling van de begroting van baten en lasten van het Productschap Vis 2002, worden de bedragen van nagenoemde posten als volgt gewijzigd:
39
Bestuur 2002 2002 herziene begroting begroting
Lasten Voorzitter en personeelskosten Reis-, verblijf- en representatiekosten Huisvestingskosten Bureaukosten Vergaderkosten Subsidies Diensten door derden
€
€
1.973.488
1.739.000
189.050
186.000
76.407
61.600
244.351 108.750
235.700 110.097
9.376 31.636 57.558
9.000 31.400 44.200
2.220.169 70.360
1.833.800 56.200
Arbeid 2002 2002 herziene begroting begroting Lasten Voorzitter en personeelskosten Reis-, verblijf- en representatiekosten Huisvestingskosten Bureaukosten Subsidies Diensten door derden
Markt 2002 2002 herziene begroting begroting € €
€
€
13.740
11.000
10.955
9.600
Algemeen Belang 2002 2002 herziene begroting begroting € €
Product 2002 2002 herziene begroting begroting € €
33.679 75.354 20.014
31.000 29.300 14.000
Medebewind 2002 2002 herziene begroting begroting € €
386.741
362.000
782.643
750.000
48.770
44.200
32.500 64.461
34.633 60.000
14.380
13.000
Artikel 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van l januari 2002.
Namens het bestuur van het Productschap,
P.J.H.M. Loonen, voorzitter G.J. van Balsfooit, secretaris
Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 24 juli 2003. V/5 17
Verordening instelling van een onderwijsfonds kleinhandel Het bestuur van het Productschap Vis heeft, gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5, 6 en 9 van de Instellingsverordening Productschap Vis op 27 maart 2003 de navolgende verordening vastgesteld. Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder: Productschap : het Productschap Vis; Bestuur : het Bestuur van het Productschap; Voorzitter : de voorzitter van het Productschap; Fonds : het fonds genoemd in artikel 2; Ondernemer : degene, die een onderneming drijft, waarvoor het productschap is ingesteld; 40
Kleinhandel
Vis
Commissie Detailhandel
: de ondernemer die zijn bedrijf maakt van het verkopen van vis en/of visproducten aan particulieren; : vissen, schaal- en schelpdieren, delen van vissen alsmede van schaalen schelpdieren en puf en nest, een en ander met uitzondering van sier- en aquariumdieren; : de .commissie ingesteld door het bestuur voor het adviseren over aangelegenheden betreffende de detailhandel.
Artikel 2
\. Er is een Onderwijsfonds kleinhandel. 2. De middelen van het fonds maken deel uit van het vermogen van het Productschap en mogen een bedrag van 112.500,- Euro niet overschrijden.
Artikel 3
De baten van het fonds bestaan uit: a. de opbrengsten voortkomend uit de inning van (bestemmings-) heffingen, verminderd met eventuele inningskosten; b. rente van belegde gelden; c. andere baten, met uitzondering van de opbrengst van heffingen wegens het invoeren uit staten die lid zijn van de Europese Unie of partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Artikel 4
De middelen van het fonds zijn bestemd voor: a. een algemene bijdrage aan de Stichting Vakopleiding Vishandel, gevestigd te Rijswijk, ten behoeve van de financiering van de opleiding voor de kleinhandelaar in vis in de meest ruime zin van het woord en de ontwikkeling van leermiddelen voor deze opleiding; b. andere uitgaven ten bate van de opleiding voor de kleinhandelaar in vis in de meest ruime zin van het woord.
Artikel 5
1. Het bestuur beslist over de bestemming van de middelen van het fonds. 2. Het bestuur neemt geen besluit over de bestemming van de middelen van het fonds dan na advies van de Commissie Detailhandel.
41
Artikel 6
Het fonds kan door het bestuur worden opgeheven, in welk geval de voorzitter als liquidateur optreedt en het bestuur aan een eventueel hquidatiesaldo een bestemming geeft ten behoeve van de kleinhandel in vis.
Artikel 7
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van l april 2003. 2. De Verordening Onderwijsfonds kleinhandel' wordt ingetrokken. 3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening instelling van een onderwijsfonds kleinhandel. Namens het bestuur van het Productschap,
P.J.H.M. Loonen, voorzitter G.J. van Balsfoort, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 22 mei 2003 en door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 13 mei 2003, nummer TRCJZ/2003/3262.
TOELICHTING De Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) is laatstelijk gewijzigd op 3 april 1999 (Stb. 1999, 254), welke op l juli 1999 in werking is getreden. In artikel XTV van het overgangsrecht is onder meer bepaald dat de op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde Wbo van kracht zijnde verordeningen van een bedrijfslichaam nog vier jaar van kracht blijven. Deze bepaling beoogt de doorlichting, opschoning en doorvoering van wijzigingen per verordening te stimuleren (TK 1997-1998, 25 695, nr. 3, p. 16). Op 8 november 1990 is een fonds ingesteld ten behoeve van de financiering van de kosten voor opleiding en voorlichting voor de kleinhandel in vis. De onderhavige verordening beoogt het opnieuw instellen van een onderwijsfonds voor de kleinhandel. Hierbij zijn tevens de overige relevante wijzigingen uit de Wbo verwerkt.
Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 15 mei 1991, no. J 9016709. Afgekondigd in Vb.Bo. 31-05-1991, afl. 25, VVp 13. Laatstelijk gewijzigd bij Verordening I tot wijziging van een aantal bepalingen in verordening van het Productschap Vis 2001, Vb.Bo. 01.03.2002, nr. 10, VIS 6. 42
Conform artikel 126, eerste lid, van de Wbo is de Verordening bestemmingsheffing onderwijsfonds kleinhandel vanaf 2000 reeds jaarlijks vastgesteld. De Wet op de bedrijfsorganisatie bepaalt, dat verordeningen waarin een bestemmingsheffing is opgenomen jaarlijks moeten worden vastgesteld. De Commissie detailhandel heeft voor het heffingsjaar 2003 positief geadviseerd omtrent de hoogte van de heffing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening bestemmingsheffing onderwijsfonds kleinhandel 2003.
In de Verordening bestemmingsheffing onderwijsfonds kleinhandel 2003 wordt een heffing opgelegd aan kleinhandelaren, welke heffing ten goede komt aan het onderwijsfonds kleinhandel.
Doelstelling van de regeling is het bijdragen in de kosten voor opleiding en voorlichting overeenkomstig het bepaalde in de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de Staten in de visserijen aquacultuursector (PbEG 2001 C 19/7). Het onderwijsfonds kleinhandel is ingesteld middels de Verordening onderwijsfonds kleinhandel en de middelen van dit fonds worden aangewend voor het bevorderen van de opleiding, in de meest ruime zin van het woord, ten behoeve van de kleinhandel in vis. Bij de bestemming en de aanwending van de middelen kan onder meer worden gedacht aan het verlenen van geldelijke steun om het tot stand komen van goede leermiddelen te bevorderen en andere uitgaven ten behoeve van de opleiding voor het beroep van kleinhandelaar in vis. Onder opleiding wordt naast vakbekwaamheid ook applicatieonderwijs en algemeen visonderwijs verstaan. Het onderwijs wordt geïnitieerd door het Visopleidings Instituut Stivavi (voorheen de Stichting Vakopleiding Vishandel). Hiervoor wordt verwezen naar het jaarverslag en het financieel verslag van het Productschap Vis en van de Stivavi. Daar de kleinhandelssector overwegend bestaat uit mkb-ondernemingen is voor financiering van collectief onderwijs geopteerd voor een heffing met een publieke grondslag. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het collectieve belang van de regeling en kan één en ander effectief en efficiënt worden geregeld.
De kosten worden voor een belangrijk deel gefinancierd uit de opbrengsten van de bestemmingsheffing als bedoeld in artikel 2 van de Verordening bestemmingsheffing onderwijsfonds kleinhandel 2003. De
hoogte van de bestemmingsheffing is niet gewijzigd ten opzichte van het jaar 2002. De begrote baten van deze bestemmingsheffing, zoals in de begroting opgenomen onder de functie Arbeid, bedragen voor het jaar 2003 € 34.500,-. Ingevolge de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie is de steunmaatregel (bekend onder steunnummer N 150/91 en gewijzigd bij N 497/2000) vastgesteld conform de artikelen 87, 88, en 90 van het EG-Verdrag en is ook voor het overige verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De heffing in de Verordening bestemmingsheffing onderwijsfonds kleinhandel 2003 is ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De maximale toegestane heffing, zoals aangemeld en goedgekeurd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bedraagt € 49,92 per jaar per kleinhandelaar.
43
De gegevens die door een ondernemer direct of indirect aan het productschap worden verstrekt, vallen onder de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000, waarin de bescherming van ter kennis van het productschap gekomen gegevens is geregeld. Namens het bestuur van het Productschap,
PJ.H.M. Loonen, voorzitter G.J. van Balsfoort, secretaris V/5 18
Verordening instelling van een onderzoekfonds kleinhandel
Het bestuur van het Productschap Vis heeft, gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5, 6 en 9 van de Instellingsverordening Productschap Vis op 27 maart 2003 de navolgende verordening vastgesteld.
Arh'kel 1
hi deze verordening wordt verstaan onder: Productschap : het Productschap Vis; Bestuur •' het Bestuur van het Productschap; Voorzitter : de voorzitter van het Productschap; Fonds : het fonds genoemd in artikel 2; Ondernemer : degene, die een onderneming drijft, waarvoor het productschap is ingesteld; Kleinhandel : de ondernemer die zijn bedrijf maakt van het verkopen van vis en/of visproducten aan particulieren; Vis : vissen, schaal- en schelpdieren, delen van vissen alsmede van schaal- en schelpdieren en puf en nest, een en ander met uitzondering van sier- en aquariumdieren; Commissie Detailhandel : de commissie ingesteld door het bestuur voor het adviseren over aangelegenheden betreffende de detailhandel.
Artikel 2
1. 2.
Er is een Onderzoekfonds kleinhandel. De middelen van het fonds maken deel uit van het vermogen van het Productschap en mogen een bedrag van 225.000,- Euro niet overschrijden.
44
Artikel 3
De baten van het fonds bestaan uit: a. de opbrengsten voortkomend uit de inning van (bestemmings-) heffingen, verminderd met eventuele inningskosten; b. rente van belegde gelden; c. andere baten, met uitzondering van de opbrengst van heffingen wegens het invoeren uit staten die lid zijn van de Europese Unie of partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Artikel 4
De middelen van het fonds zijn bestemd voor: a. een bijdrage aan onderzoek- of ontwikkelingsprojecten voor de kleinhandel in vis in de meest ruime zin van het woord; b. andere uitgaven ten bate van onderzoek of ontwikkeling voor de kleinhandel in de meest ruime zin van het woord. Artikel 5
1. Het bestuur beslist over de bestemming van de middelen van het fonds. 2. Het bestuur neemt geen besluit over de bestemming van de middelen van het fonds dan na advies van de Commissie Detailhandel.
Artikel 6
Het fonds kan door het bestuur worden opgeheven in welk geval de voorzitter als liquidateur optreedt en het bestuur aan een eventueel liquidatiesaldo een bestemming geeft ten behoeve van de kleinhandel in vis.
Artikel 7
1. 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van l april 2003. De Verordening onderzoekfonds kleinhandel1 wordt ingetrokken. Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 10 december 1993, no. J 937740. Afgekondigd in Vb.Bo. 31-12-1993, afl. 66, VVp 10. Laatstelijk gewijzigd bij Verordening I tot wijziging van een aantal bepalingen in verordening van het Productschap Vis 2001, Vb.Bo. 01.03.2002, nr. 10, VIS 6. 45
3.
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening instelling van een onderzoekfonds kleinhandel.
Namens het bestuur van het Productschap, P.J.H.M. Loonen, voorzitter GJ. van Balsfoort, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 22 mei 2003 en door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 13 mei 2003, nummer TRCJZ/2003/3267.
TOELICHTING De Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) is laatstelijk gewijzigd op 3 april 1999 (Stb. 1999, 254), welke op l juli 1999 in werking is getreden. In artikel XIV van het overgangsrecht is onder meer bepaald dat de op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde Wbo van kracht zijnde verordeningen van een bedrijfslichaam nog vier jaar van kracht blijven. Deze bepaling beoogt de doorlichting, opschoning en doorvoering van wijzigingen per verordening te stimuleren (TK 1997-1998, 25 695, nr. 3, p. 16).
Op verzoek van het Verbond van de Nederlandse Visdetaühandel (V.N.V.) is op 11 mei 1993 een fonds ingesteld ten behoeve van de financiering van onderzoek- en ontwikkelingsprojecten voor de kleinhandel in vis. De onderhavige verordening beoogt het opnieuw instellen van een onderzoekfonds voor de kleinhandel. Hierbij zijn tevens de overige relevante wijzigingen uit de Wbo verwerkt. Conform artikel 126, eerste lid, van de Wbo is de Verordening financiering bestemmingsheffing onderzoekfonds kleinhandel vanaf 2000 reeds jaarlijks vastgesteld. De Wet op de bedrijfsorganisatie bepaalt, dat verordeningen waarin een bestemmingsheffing is opgenomen jaarlijks moeten worden vastgesteld. De Commissie detailhandel heeft voor het heffingsjaar 2003 positief geadviseerd omtrent de hoogte van de heffing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening financiering bestemmingsheffing onderzoekfonds kleinhandel 2003.
In de Verordening bestemmingsheffing onderzoekfonds kleinhandel 2003 wordt een heffing opgelegd aan kleinhandelaren, welke heffing ten goede komt aan het onderzoekfonds kleinhandel. Doelstelling van de regeling is het bijdragen in de kosten voor onderzoek (op o.a. sanitair gebied) en ontwikkeling overeenkomstig het bepaalde in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PbEG 1996 C 45/5 en verlengd in PbEG 2002 C 111/3) en de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de Staten in de visserij- en aquacultuursector(Pè£:G2001 C 19/7).
46
Het onderzoekfonds kleinhandel is ingesteld middels de Verordening onderzoekfonds kleinhandel en de middelen van dit fonds worden aangewend voor het bevorderen van onderzoek, in de meest ruime zin van het woord, ten behoeve van de kleinhandel in vis. De resultaten van de onderzoeken zijn van belang voor de sector die is gericht op de kleinhandel in vis en visproducten en betrokkenen kunnen er kennis van nemen en er op voet van gelijkheid gebruik van maken. Voor het overige wordt verwezen naar het jaarverslag en het financieel verslag van het Productschap Vis. Daar de kleinhandelssector overwegend bestaat uit mkb-ondernemingen is voor financiering van collectief
onderzoek geopteerd voor een heffing met een publieke grondslag. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het collectieve belang van de regeling en kan één en ander effectief en efficiënt worden geregeld. Voor individuele bedrijven is het niet goed mogelijk om zelf te voorzien in de bedoelde vormen van onderzoek. Bovendien betalen alle ondernemingen bij een collectieve aanpak mee, zodat wordt voorkomen dat er bedrijven zouden zijn die wel profiteren van onderzoek, maar niet meebetalen (free-riders).
De kosten worden voor een belangrijk deel gefinancierd uit de opbrengsten van de bestemmingsheffing als bedoeld in artikel 2 van de Verordening bestemmingsheffing onderzoekfonds kleinhandel 2003. De hoogte van de bestemmingsheffing is niet gewijzigd ten opzichte van het jaar 2002. De begrote baten van deze bestemmingsheffing, zoals in de begroting opgenomen onder de functie Product, bedragen voor het jaar 2003 € 24.800,-. Ingevolge de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie is de steunmaatregel (bekend onder steunnummer N 564/93 en gewijzigd bij N 117/2002) vastgesteld conform de artikelen 87, 88 en 90 van het EG-Verdrag en is ook voor het overige verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
De heffing in de Verordening bestemmingsheffing onderzoekfonds kleinhandel 2003 is ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
De maximale toegestane heffing, zoals aangemeld en goedgekeurd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bedraagt € 30,00 per jaar per kleinhandelaar.
De gegevens die door een ondernemer direct of indirect aan het productschap worden verstrekt, vallen onder de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000, waarin de bescherming van ter kennis van het productschap gekomen gegevens is geregeld. Namens het bestuur van het Productschap,
P.J.H.M. Loonen, voorzitter G.J. van Balsfoort, secretaris
47
VIS 19
Verordening instelling van een onderwijsfonds aanvoersectof
Het bestuur van het Productschap Vis heeft, gelet op de artikelen 93, 95, en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5, 6 en 9 van de Instellingsverordening Productschap Vis, op 27 maart 2003 de navolgende verordening vastgesteld.
Artikel l
In deze verordening wordt verstaan onder: Productschap het Productschap Vis; Bestuur het bestuur van het Productschap; Dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van het Productschap; Commissie aanvoeraangelede commissie aanvoeraangelegenheden, welke is ingesteld door het bestuur; genheden het fonds genoemd in artikel 2; Fonds Ondernemer degene die een onderneming drijft waarvoor het Productschap is ingesteld; schelpdieren van het geslacht mytilus en van het geslacht perna; Mosselen alle door uitoefening van de zee- of kustvisserij in de zin van artikel Vis l, vierde lid, van de Visserijwet 1963 (Stb. 312), verkregen soorten vis of delen hiervan, ongeacht of deze vis op enigerlei wijze is beof verwerkt, met uitzondering van mosselen en oesters; een ondernemer die vis en/of mosselen aanvoert. Aanvoerder
Artikel ?
1. Er is een Onderwijsfonds aanvoersector. 2. De middelen van het fonds maken deel uit van het vermogen van het Productschap en mogen een bedrag van 450.000,-- Euro niet overschrijden.
Artikel 3
De baten van het fonds bestaan uit: a. de opbrengsten voortkomend uit de inning van (bestemmings-) heffingen, verminderd met eventuele inningskosten; b. rente van belegde gelden;
c.
andere baten, met uitzondering van de opbrengst van heffingen wegens het invoeren uit staten die lid zijn van de Europese Unie of partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. 48
Artikel .4
De middelen van het fonds zijn bestemd voor: a. het verlenen van geldelijke steun voor de bevordering van de opleiding voor het vissersberoep in de meest ruime zin van het woord; b. het verlenen van geldelijke steun om het tot stand komen van goede leermiddelen ten dienst van het visserijonderwijs te bevorderen; c. andere uitgaven ten bate van de opleiding voor het vissersberoep in de meest ruime zin van het woord; d. het verstrekken van renteloze voorschotten, waarvan de terugbetaling wordt kwijtgescholden indien de betrokkene na het voltooien van zijn opleiding en onmiddellijk daarop aansluitend gedurende 3 jaren heeft gevaren op een Nederlands vissersvaartuig, t.b.v. van: 1. personen die een opleiding volgen voor één van de diploma's ingevolge de Wet op de Zeevisvaartdiploma's; 2. andere daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komende categorieën van personen. Artikel 5
1. Het bestuur beslist over de bestemming van de middelen van het fonds. 2. Het bestuur neemt geen besluit over de bestemming van de middelen van het fonds dan na advies van de Commissie aanvoeraangelegenheden. 3. De toekenning van renteloze voorschotten, als bedoeld in artikel 4 onder d, geschiedt door het bestuur van het Productschap Vis.
Artikel 6
Het fonds kan door het bestuur worden opgeheven, in welk geval de voorzitter als liquidateur optreedt en het bestuur aan een eventueel liquidatiesaldo een bestemming geeft ten behoeve van de aanvoersector. Artikel 7
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van l april 2003. 2. De Verordening instelling van een onderwijsfonds voor de aanvoersector1 wordt ingetrokken. Goedgekeurd door de Minister van Landbouw en Visserij bij beschikking van 10.07.1989, nr. J 6111. Afgekondigd in Vb.Bo. 21-07-1989, afl. 30, VVp 31. Laatstelijk gewijzigd bij Verordening I tot wijziging van een aantal bepalingen in verordeningen van het Productschap Vis (Vb.Bo. 01.03.2002, afl. 10, VIS 6). 49
3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening instelling van een onderwijsfonds aanvoersector. Namens het bestuur van het Productschap,
P.J.H.M. Loonen, voorzitter
G.J. van Balsfoort, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 22 mei 2003 en door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 13 mei 2003, nummer TRCJZ/2003/3304.
TOELICHTING
De Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) is laatstelijk gewijzigd op 3 april 1999 (Stb. 1999, 254), welke op l juli 1999 in werking is getreden. In artikel XTV van het overgangsrecht is onder meer bepaald dat de op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde Wbo van kracht zijnde verordeningen van een bedrijfslichaam nog vier jaar van kracht blijven. Deze bepaling beoogt de doorlichting, opschoning en doorvoering van wijzigingen per verordening te stimuleren (TK 1997-1998, 25 695, nr. 3, p. 16). Op 4 mei 1988 is een fonds ingesteld ten behoeve van het verlenen van geldelijke steun voor de bevordering van de opleiding voor het vissersberoep in de meest ruime zin van het woord. De onderhavige verordening beoogt het opnieuw instellen van een onderwijsfonds voor de aanvoersector. Hierbij zijn tevens de overige relevante wijzigingen uit de Wbo verwerkt.
Conform artikel 126, eerste lid, van de Wbo is de Verordening tot het instellen van een bestemmingsheffing ter financiering van een onderwijsfonds voor de aanvoersector vanaf 2000 reeds jaarlijks vastgesteld. De Wet op de bedrijfsorganisatie bepaalt, dat verordeningen waarin een bestemmingsheffing is opgenomen jaarlijks moeten worden vastgesteld. De Commissie aanvoeraangelegenheden heeft voor het heffingsjaar 2003 positief geadviseerd omtrent de hoogte van de heffingen als bedoeld in artikel 2 van de Verordening tot het instellen van een bestemmingsheffing ter financiering van een onderwijsfonds voor de aanvoersector 2003. In de Verordening tot het instellen van een bestemmingsheffing ter financiering van een Onderwijsfonds voor de aanvoersector 2003 wordt een heffing opgelegd aan Nederlandse aanvoerders, welke heffing ten goede komt aan het onderwijsfonds aanvoersector.
Doelstelling van de regeling is het bijdragen in de kosten voor opleiding en voorlichting voor het vissersberoep overeenkomstig het bepaalde in de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de Staten in de visserij- en aquacultuursector (PbEG 2001 C 19/7).
Het onderwijsfonds voor de aanvoersector is ingesteld middels de Verordening instelling van een onderwijsfonds voor de aanvoersector en de middelen van dit fonds worden aangewend voor het bevorderen van de opleiding voor het vissersberoep in de meest ruime zin van het woord. 50
Uit het fonds worden onder andere voorlichting over visserijonderwijs, ontwikkeling van nieuw lesmateriaal, uitgifte van lesmateriaal en de verder ontwikkeling van onderwijs gefinancierd. Tevens wordt uit het fonds een financiële bijdrage verleend aan alle visserijscholen in Nederland (via een verdeelsleutel aan de hand van het aantal leerlingen). Het resultaat is gelegen in het feit dat de kwaliteit van het visserijonderwijs continu wordt verbeterd en dat het onderwijs en opleidingsniveau steeds wordt aangepast aan technologische ontwikkelingen en aan de behoefte van de sector. Voorlichting en bijdragen aan de visserijscholen dragen tevens bij aan de werving van nieuwe leerlingen (toekomstige bemanning).
Voor het overige wordt verder verwezen naar het jaarverslag en het financieel verslag van het Productschap Vis. Daar de aanvoersector overwegend bestaat uit mkb-ondernemingen is voor financiering van collectief onderwijs geopteerd voor een heffing met een publieke grondslag. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het collectieve belang van de regeling en kan één en ander effectief en efficiënt worden geregeld. De kosten worden voor een belangrijk deel gefinancierd uit de opbrengsten van de bestemmingsheffing als bedoeld in artikel 2 van de Verordening tot het instellen van een bestemmingsheffing ter financiering van een Onderwijsfonds voor de aanvoersector 2003. De hoogten van de bestemmingsheffingen zijn ongewijzigd ten opzichte van het jaar 2002. De begrote baten van deze bestemmingsheffing, zoals in de begroting opgenomen onder de functie Arbeid, bedragen voor het jaar 2003 € 150.000,-. Ingevolge de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie is de steunmaatregel (bekend onder steunnummer N 552/93 en gewijzigd bij N 497/2000) vastgesteld conform de artikelen 87, 88 en 90 van het EG-Verdrag en is ook voor het overige verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De heffingen in de Verordening tot het instellen van een bestemmingsheffing ter financiering van een Onderwijsfonds voor de aanvoersector 2003 zijn ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De maximale toegestane heffing, zoals aangemeld en goedgekeurd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bedraagt 1,0 promille van de waarde van de door een aanvoerder aangevoerde vis en bedraagt € 0,03 per elke door de aanvoerder aangevoerde ton mosselen.
De gegevens die door een ondernemer direct of indirect aan het productschap worden verstrekt, vallen onder de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000, waarin de bescherming van ter kennis van het productschap gekomen gegevens is geregeld. Namens het bestuur van het Productschap,
P.J.H.M. Loonen, voorzitter G.J. van Balsfoort, secretaris
51
VIS 20
Verordening bestemmingsheffing onderzoek en projectenfonds groothandelssector 2003
Het bestuur van het Productschap Vis heeft, gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 5, 6 en 9 van de Instellingsverordening Productschap Vis, op 26 september 2002 de navolgende verordening vastgesteld.
Artikel 1
hi deze verordening wordt verstaan onder: Productschap Bestuur Voorzitter Commissie groothandel
Ondernemer
Vis
het Productschap Vis; het bestuur van het Productschap; de voorzitter van het Productschap; de commissie ingesteld door het bestuur voor het adviseren over aangelegenheden betreffende de groothandel in vis; een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het Productschap is ingesteld; alle door uitoefening van de zee- of kustvisserij, in de zin van artikel l, vierde lid, van de Visserij wet 1963, verkregen soorten vis, schaal- of
schelpdieren, een en ander met uitzondering van mosselen, oesters, kokkels, spisuia, strandschelpen, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes; schelpdieren van het geslacht mytilus of het geslacht perna; schelpdieren van de soort Ostrea edulis of de soort Crassostrea gigas', schelpdieren van de soort Cerastoderma edule; schelpdieren van de soort Spisuia substruncata of de soort Spisuia solida;
Mosselen Oesters Kokkels Spisuia
schelpdieren van de soort Spisuia Spp.;
Strandschelpen Zwaardscheden en Mesheften
schelpdieren van de soort Ensis Spp.; schelpdieren van de soort Macoma balthica. Nonnetjes de ondernemer die vis aanvoert met een in Aanvoerder Nederland geregistreerd vissersvaartuig; het fonds ingesteld krachtens artikel l, Onderzoek- en projectenfonds groothandelssector eerste lid, van de Verordening instelling fonds financiering onderzoek en projecten groothandelssector; de Heffingsverordening 2003. Heffingsverordening Voor de toepassing van het bepaalde in deze verordening vindt het aanvoeren plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen. 52
Artikel 2
1.
2.
Een ondernemer die vis betrekt van een aanvoerder is aan het productschap, ten behoeve van het Onderzoek- en projectenfonds groothandelssector, een heffing verschuldigd van 0,1 promille van het aankoopbedrag van de door de ondernemer betrokken vis. Voor de berekening van de heffing, als bedoeld in het eerste lid, geldt als aankoopbedrag de door de ondernemer voor de betrokken vis bestede koopsom.
Artikel 3
Het bestuur stelt de heffing, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, eerst vast dan nadat het bestuur de Commissie groothandel heeft gehoord.
Artikel 4
Met betrekking tot de door de ondernemer te verstrekken gegevens ten behoeve van de vaststelling van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing, is het bepaalde in de artikelen 11 en 12 van de Heffingsverordening 2003 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
Met betrekking tot de betaling van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing is het bepaalde in de artikelen 13, 15,17 en 18 van de Heffingsverordening 2003 van overeenkomstige toepassing. Artikel 6
De bij of krachtens deze verordening gestelde regels binden naast degene die een onderneming drijft waarvoor het Productschap is ingesteld, mede de bij deze ondernemingen werkzame personen, alsmede alle andere natuurlijke of rechtspersonen voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het Productschap is ingesteld, plegen te worden verricht. ArriVel 7
l.
De voorzitter is, namens het bestuur, belast met de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. 53
2.
3.
De voorzitter kan, namens het bestuur, nadere regels vaststellen ter uitvoering van het bepaalde ten aanzien van: het vaststellen van de heffing als bedoeld in artikel 2 en artikel 3 van deze verordening; het verstrekken van de gegevens als bedoeld in artikel 4 van deze verordening; de betaling van de heffing als bedoeld in artikel 5 van deze verordening; het in rekening brengen van voorschotbedragen, als bedoeld in artikel 5 van deze verordening. De voorzitter kan, namens het bestuur, in bepaalde gevallen of groepen van gevallen, vrijstelling of ontheffing verlenen van de bepalingen in de artikelen 2, 3,4 en 5 van deze verordening. Een vrijstelling of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een verleende vrijstelling of ontheffing kan te allen tijde door de voorzitter, namens het bestuur, worden ingetrokken.
Artikel R
, l. 2. 3.
Deze verordening treedt in werking met ingang van l januari 2003. De Verordening bestemmingsheffing onderzoek- en projectenfonds groothandelssector 2002 wordt ingetrokken, behoudens ten aanzien van reeds verschuldigde heffingsbedragen. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening bestemmingsheffing onderzoek- en projectenfonds groothandelssector 2003.
Namens het bestuur van het Productschap, P.J.H.M. Loonen, voorzitter G.J. van Balsfoort, secretaris
Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 28 juli 2003 en door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 24 maart 2003, nummer TRCJZ/2003/1412.
TOELICHTING De onderhavige verordening vervangt de Verordening bestemmingsheffing onderzoek- en projectenfonds groothandelssector 2002. De Wet op de bedrijfsorganisatie bepaalt, dat verordeningen waarin een bestemmingsheffing is opgenomen jaarlijks moeten worden vastgesteld. Onderhavige verordening betreft het heffingsjaar 2003. De Commissie groothandel heeft positief geadviseerd omtrent de hoogte van de heffing als bedoeld in artikel 2 van deze verordening. In de Verordening bestemmingsheffing onderzoek- en projectenfonds groothandelssector 2003 wordt een heffing opgelegd aan ondernemers die vis betrekken van een aanvoerder (alleen de ondernemer met een in Nederland geregistreerd vissersvaartuig), welke heffing ten goede komt aan het fonds dat dient ter financiering van onderzoek en projecten ten behoeve van de sector groothandel en verwerking. Tot de definitie van vis worden hierbij in beginsel alle vissoorten gerekend die door de uitoefening van de zee- en kustvisserij worden verkregen. Uitgezonderd zijn echter mosselen, oesters, kokkels, spisuia en nonnetjes. O^T
Doelstelling van de regeling is het bijdragen in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling, opleiding en voorlichting, verwerking en afzet overeenkomstig het bepaalde in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PbEG 1996 C 45/5 en verlengd in PbEG 2002 C 111/3), de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de Staten in de visserij- en aquacultuur-sector (PbEG 2001 C 19/7) en Bijlage UI, punt 2.4, van Verordening (EG) nr. 2792/99 (PbEG 1999 L 337/10). De middelen van het onderzoek- en projectenfonds groothandelssector worden aangewend voor het bevorderen van onderzoeken en projecten, in de meest ruime zin van het woord, ten behoeve van de sector groothandel en verwerking.
De resultaten van de onderzoeken zijn van belang voor de sector groothandel en verwerking. Betrokkenen kunnen er kennis van nemen en er op voet van gelijkheid gebruik van maken. Hiervoor wordt verwezen naar het jaarverslag en het financieel verslag van het Productschap Vis. Daar de sector groothandel en verwerking overwegend bestaat uit mkb-ondememingen is voor financiering van collectief onderzoek en collectieve projecten geopteerd voor een heffing met een publieke grondslag. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het collectieve belang van de regeling en kan één en ander effectief en efficiënt worden geregeld. Voor individuele bedrijven is het niet mogelijk om zelf te voorzien in de bedoelde onderzoeken en projecten. Bovendien betalen alle ondernemingen bij een collectieve aanpak mee, zodat wordt voorkomen dat er bedrijven zouden zijn die wel profiteren van onderzoeken en projecten, maar niet meebetalen (free-riders). De kosten worden voor een belangrijk deel gefinancierd uit de opbrengsten van de bestemmingsheffing als bedoeld in artikel 2 van deze verordening. De hoogte van de bestemmingsheffing is ongewijzigd ten opzichte van het jaar 2002. De begrote baten van deze bestemmingsheffing, zoals in de begroting opgenomen onder de functie Product, bedragen voor het jaar 2003 € 49.000,-.
Ingevolge de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie is de onderhavige steunmaatregel (bekend onder steunnummer N 535/94 en gewijzigd bij N 497/2000) vastgesteld conform de artikelen 87, 88 en 90 van het EG-verdrag en is ook voor het overige verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De heffing in deze verordening is ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De maximale toegestane heffing, zoals aangemeld en goedgekeurd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bedraagt 0,3 promille van het aankoopbedrag van de door de ondernemer betrokken vis. Ten aanzien van de betaling van de verschuldigde heffing is bepaald in artikel 4 en 5 van de onderhavige verordening, dat de artikelen 11,12,13,15,17 en 18 van de Heffingsverordening 2003 van overeenkomstig toepassing zijn.
55
De gegevens die door een ondernemer direct of indirect aan het productschap worden verstrekt, vallen onder de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000, waarin de bescherming van ter kennis van het productschap gekomen gegevens is geregeld. Namens het bestuur van het Productschap,
P.J.H.M. Loonen, voorzitter
G.J. van Balsfoort, secretaris
56
Wettelijk voorgeschreven uitgave van de SociaalEconomische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN 0920-4865 SociaalEconomische Raad
Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070 - 3 499 499 Telefax: 070 - 3 832 535 E-mail:
[email protected] De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www.ser.nl Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs 136,13 per jaar, losse nummers 3,40.