Paragraaf 2
Weerstandsvermogen
Inleiding In deze paragraaf dienen gemeenten aan te geven of zij over voldoende vermogen beschikken om hun risico’s op te vangen. Het weerstandsvermogen kent een directe relatie met risicomanagement. Hoe meer risico's in beeld zijn en hoe meer deze afgedekt worden door beheersmaatregelen, hoe beter de organisatie in control is en hoe beter ook het weerstandsvermogen berekend kan worden. Het beheersen van risico's is een constant proces dat binnen de gemeente Enkhuizen vorm krijgt door middel van bijvoorbeeld het afsluiten van verzekeringen, het adequaat inrichten van organisatieprocessen (functiescheiding) en het organiseren van interne controle. De paragraaf weerstandsvermogen bestaat uit drie onderdelen: - de berekening van de weerstandscapaciteit; - de inventarisatie van de risico’s; - de bepaling van het weerstandsvermogen. Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten die onverwachts en substantieel zijn, te kunnen dekken. Het gaat om elementen waarmee tegenvallers kunnen worden bekostigd, zoals de algemene reserve, maar ook de onbenutte belastingcapaciteit en de stille reserves. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met het eerste wordt bedoeld, het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat deze invloed heeft op de voortzetting van taken. Met de structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld, die permanent kunnen worden ingezet om tegenvallers in de lopende exploitatie op te kunnen vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van bestaande taken. Mogelijke onderdelen van de weerstandscapaciteit zijn; 1) De post onvoorzien 2) Het vrij aanwendbare deel van de algemene reserves 3) De onbenutte belastingcapaciteit 4) De stille reserve. Ad. 1 In de begroting werd jaarlijks een bedrag van € 25.000 opgenomen voor onvoorziene uitgaven. Eerder was dit € 80.000, maar omdat dit bedrag vaak niet volledig werd aangewend heeft de raad bij de behandeling van de programmabegroting 2014 besloten deze post met ingang van 2014 terug te brengen naar € 25.000. Ad. 2 De stand van de algemene reserve per 31-12-2013 bedraagt (exclusief reserve bouwgrond) € 3.608.000. Naast de Algemene Reserve die vrij besteedbaar is wordt er nog een aparte reserve aangehouden voor risico’s in de bedrijfsvoering. In de nota reserves en voorzieningen 2010 is de omvang van deze reserve vastgesteld op € 3.500.000. Ook de bestemmingsreserves met een algemeen karakter worden onder de incidentele weerstandscapaciteit geschaard. Hier onder vallen de reserve Bouwgrondexploitatie en de reserve Stadsuitleg bouwgrondexploitatie. Het minimum van de reserve Bouwgrondexploitatie is bepaald op € 250.000. Ad. 3 De onbenutte belastingcapaciteit is beperkt. Er ontstaat ruimte in de belastingcapaciteit als de belastingen méér stijgen dan bestaand beleid (verhoging gelijk aan inflatie). De artikel 12 norm is van toepassing op gemeenten die vanwege een structureel slechte financiële situatie onder financiële curatele gesteld zijn, waarbij in ruil voor financiële ondersteuning aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. Een van die voorwaarden heeft betrekking op het zo volledig mogelijk gebruik maken van de mogelijkheid tot belastingheffing. Door de in Enkhuizen geheven belastingen te vergelijken met de belastingheffingsnorm die
geldt voor artikel 12 gemeenten kan de belastingcapaciteit beoordeeld worden. Ten opzichte van de zgn. “artikel 12 norm” van het rijk is er geen onbenutte belastingcapaciteit. Ad. 4 Stille reserves zitten in activa die overeenkomstig het besluit begroting en verantwoording tegen een lagere boekwaarde in de administratie zijn opgenomen dan de waarde in het economische verkeer en welke direct verkoopbaar zijn. De stille reserves bestaan onder andere uit de gemeentelijke gebouwen en gemeentelijke woningen welke in de financiële administratie verantwoord zijn met een boekwaarde van “nihil” of door (een extra) afschrijving beduidend lager is dan de waarde in het economisch verkeer. Tevens behoren het direct of indirect aandelenbezit tot de stille reserves. De gemeente heeft direct aandelenbezit in de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en indirect aandelenbezit in de netwerkbeheerder van NUON, Alliander, via de NV Houdstermaatschappij Gaskop Noordholland. Deze laatste zijn niet vrij verhandelbaar en worden daarom niet tot de stille reserves gerekend. Ook de in erfpacht uitgegeven gronden behoren tot de stille reserves. De stille reserves zijn niet direct kwalificeerbaar en kwantificeerbaar. Wel bekend is de stille reserve van het gebouw aan Het Witte Hert, deze bedraagt op basis van de huidige markt circa € 0,5 mln. De procedure om het gebouw te verkopen is (tijdelijk) stil gezet vanwege de slechte marktsituatie, in afwachting van betere tijden. De mogelijkheid van tijdelijke huur van delen van het gebouw wordt nog altijd wel geboden. Ook het gebouw aan de Vijzelstraat heeft overwaarde. Met de ontwikkelaar is contractueel overeengekomen (tweede overeenkomst SMC d.d. 16 februari 2010) dat het gebouw wordt overgedragen nadat aan de resultaatsverplichting ten aanzien van de zorginvulling is voldaan. Tevens moet, voor de overdracht, het bestemmingsplan "De Vijzeltuin" vastgesteld zijn. Aan de laatste voorwaarde is volledig voldaan, maar omdat Wilgaerden de samenwerkingsovereenkomst met De Nijs eind december 2011 heeft opgezegd, werd aan de eerste voorwaarde nog niet voldaan. In 2012 heeft overleg met De Nijs over de nieuw ontstane situatie plaatsgevonden, mede naar aanleiding van de door de raad aangenomen motie Slier – Visser – Wijchers, waarbij het college de opdracht heeft gekregen om te onderzoeken of een gefaseerde realisatie van het project op korte termijn mogelijk is. Dat dit mogelijk is en welke afspraken er aanvullend met De Nijs zijn gemaakt in oktober 2012 staat verwoord in een raadsbrief op 8 januari 2013, waarbij de raad uitgebreid werd geïnformeerd. Deze raadsbrief alsmede die van 12 maart 2013 (“Bestendiging ingezette koers SMC”) hebben geleid tot het raadsbesluit van 2 april 2013. Met dat besluit heeft de raad het college alle ruimte te geven om, ter zekerstelling van de contractspositie van de gemeente, te zoeken naar de resterende mogelijkheden, waartoe ook juridische stappen kunnen behoren, om tot nakoming door M.J. de Nijs Care B.V. van het gesloten contract uit 2010, inclusief de afspraken van oktober 2012 , te komen. De gestarte gerechtelijke procedure heeft op 25 juni 2014 geleid tot een vonnis dat door de rechtbank Nood-Holland, sectie kanton is uitgesproken. Uw raad werd hierover met een raadsbrief d.d. 22 juli 2014 geïnformeerd. In diezelfde raadsbrief staat te lezen dat het college in het licht van dat vonnis, zich beraadt op haar positie, waaronder de mogelijkheid de zaak ter beoordeling aan een hogere rechter voor te leggen. Voor wat betreft het bedrag aan stille reserves is rekening gehouden met een bedrag van afgerond € 1.000.000. Het inzetten van de overwaarde van zowel Het Witte Hert als van het SMC maakte aanvankelijk deel uit van het bezuinigingsvoorstel dat door de raad is overgenomen bij de Kadernota 2012, maar is gecorrigeerd bij de begroting 2014. De stille reserve waterberging Schootsveld bedraagt ongeveer € 100.000 Het totaal van de eerste uitgifte prijs van de erfpachten bedraagt totaal € 653.000. De volgende gronden zijn in erfpacht uitgegeven; • Eiland • Gouw 11e • Sportpark het Rietbos • Havenweg 3/A • Koltermanstraat 1 • Verlaat 11 • Paktuinen 2-A • Bierkade 3-4 en 6 • Kooizandweg Vanaf de invoering van het Besluit Begroting en Verantwoording in 2004 worden de in erfpacht uitgegeven gronden opgenomen op de balans.
Berekening weerstandscapaciteit Berekening weerstandscapaciteit Structurele weerstand, weerstand in de exploitatie Post onvoorzien Onbenutte belastingcapaciteit Subtotaal
25.000 0
Incidentele weerstand, weerstand in het vermogen Vrij aanwendbaar algemene reserve Vrij aanwendbaar reserve bouwgrondexploitatie Stadsuitleg bouwgrondexploitatie Buffer reserve Bedrijfsrisico’s Stille reserves Subtotaal
1.911.000 726.000 717.000 3.500.000 p.m.
25.000
Totale weerstandscapaciteit
6.854.000 6.879.000
In de opstelling hierboven moet nog rekening worden gehouden met het raadsbesluit van 2 juli 2013 over de Brede School in de Binnenstad waarin een bedrag van € 200.000 beschikbaar wordt gesteld en met het raadsbesluit van 4 december 2012 Shared Service Center ICT DeSom bijdrage € 30.000. Inventarisatie van de risico’s De weerstandscapaciteit is alleen bedoeld om zogenaamde “niet reguliere” risico’s te ondervangen. De reden is dat “reguliere risico’s” in beginsel goed zijn in te schatten en te ondervangen, door het afsluiten van een verzekering of het treffen van een voorziening. De risico’s bij de gemeente Enkhuizen worden als volgt ingedeeld; • Risico’s die voortvloeien uit het eigen beleid • Risico’s die voortvloeien uit het beleid van een hogere overheid • Risico’s die voortvloeien uit de samenwerking met andere gemeenten of instanties • Risico’s die voortvloeien uit het doen / nalaten van derden • Risico’s die voortvloeien uit voor de gemeente niet te beïnvloeden (autonome) ontwikkelingen.
Risico’s die voortvloeien uit het eigen beleid Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maatwerkvoorzieningen Per 1 januari 2015 treedt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in werking. Met de Wmo 2015 komt onder andere ook de individuele begeleiding, groepsbegeleiding kortdurend verblijf naar de gemeente. De oude benaming “individuele voorzieningen” wordt in 2015 “maatwerkvoorzieningen”. Daar valt dan onder: rolstoelen, hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, (ondersteunende) begeleiding en kortdurend verblijf. Jaarlijks worden de uitgaven en inkomsten (eigen bijdrage) voor deze voorzieningen begroot. De beheersbaarheid van deze regeling is moeilijk omdat de verstrekking van deze voorzieningen een zogenoemde “open einde regeling” betreft. Op voorhand staat niet vast in welke mate gebruik van de regelingen wordt gemaakt. Om aan deze onbeheersbaarheid tegemoet te komen is de reserve WMO en de reserve WMO voorzieningen gehandicapten ingesteld. Overschotten, dan wel tekorten worden verrekend met deze reserves. Een grote uitgavenpost, 2,0 miljoen euro per jaar, is hulp bij het huishouden. Van het Rijk wordt een integratiebudget WMO van 1,4 miljoen euro ontvangen. Dit budget is door het Rijk in 2015 met 40% gekort. Enkhuizen heeft de afgelopen jaren steeds het volledige rijks integratiebudget WMO begroot. De uitgaven voor hulp bij het huishouden daalden, het overschot van het budget werd gedoteerd in de reserve Wmo. Een
storting in de reserves zal in 2015 achterwege blijven, er is een onttrekking geraamd maar een deel van de bezuiniging is gerealiseerd. Daarnaast is er geen zekerheid of het aantal klanten zal stijgen of dalen. Ook weten we niet of het Rijk de gemeenten nog meer bezuinigingen gaat opleggen. Het is daarom noodzakelijk om de komende periode verdere bezuinigingsmaatregelen voor het geheel te ontwikkelen en hierover begin 2015 besluitvorming te laten plaatsvinden. De overeenkomsten hulp bij het huishouden zijn in 2015 voor maximaal 12 maanden verlengd. Dit geeft de gemeente ruimte om na te denken over andere vormen van ondersteuning. Grote woningaanpassingen zijn moeilijk beheersbaar gebleken. Sommige jaren zijn er geen aanvragen voor een grote woningaanpassing, andere jaren meerdere. Een grote woningaanpassing kan meer dan € 100.000 per woning bedragen. De gemeente is volledig verantwoordelijk voor deze kosten. Op dit moment is nog niet in te schatten of de kosten van begeleiding ook een dergelijk risico kent. Er zijn klanten die onder de AWBZ een bedrag van € 70.000 per jaar aan zorg ontvangen. Het jaar 2015 is een overgangsjaar, wettelijke bestaande indicaties worden gehandhaafd. Het budget dat vanuit het Rijk wordt ontvangen is daarop gebaseerd. Vanaf 2016 kunnen gemeenten door innovatie en inzet van andere regelingen andere vormen van zorg en ondersteuning inzetten. Daarnaast wordt een deel van de zorg zwaarte pakketten ge-extramuraliseerd. Inwoners blijven langer thuis wonen en doen voor begeleiding een beroep op de Wmo. Op dit moment is het nog niet duidelijk welke aantallen het betreft en wat de bijbehorende kosten zullen zijn. Naast de hierboven genoemde decentralisaties heeft het rijk in het regeerakkoord een aantal bestaande regelingen voor financiële compensatie afgeschaft. Dit betreft de regelingen: Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten; Compensatie eigen risico zorgverzekeringswet; Regeling specifieke zorgkosten. Het bijbehorende budget is overgeheveld naar het gemeentefonds. Onbekend is op dit moment of dit dekkend zal zijn. Leerlingenvervoer Het leerlingenvervoer betreft een “open einde regeling”. Het is vooraf moeilijk te bepalen hoeveel ouder(s)/verzorger(s) een financiële tegemoetkoming vragen voor de vervoerskosten van hun kind. In de begroting 2015 is voor het aangepaste leerlingenvervoer € 410.000 begroot, voor het individuele leerlingenvervoer op grond van geloofs- of levensovertuiging € 65.000, en het overige individuele leerlingenvervoer € 20.000. Minimabeleid De uitgaven voor het minimabeleid zijn afhankelijk van de hoogte van de vergoeding en het aantal mensen dat er een beroep op doet. De economische crisis heeft de afgelopen periode geleid tot meer werkloosheid. Het aantal uitkeringsgerechtigden en/of mensen met een inkomen op het sociaal minimum stijgt. De minimaregelingen zijn, in tegenstelling tot de subsidie, open einderegelingen. Overschotten, dan wel tekorten, worden via het rekeningresultaat verrekend met de algemene reserve. Het aantal mensen dat een beroep doet op schuldhulpverlening is groot. De afgelopen tijd is de problematiek van mensen met schulden landelijk enorm toegenomen en van karakter veranderd. Steeds meer mensen raken in de problemen. Ook mensen met een boven modaal inkomen, een eigen woning en zelfstandigen. Omdat dit probleem bij alle West-Friese gemeenten speelt, wordt regionaal samengewerkt. Daarnaast stijgt het aantal aanvragen voor minimaregelingen. Door het Rijk zijn extra middelen ter beschikking gesteld ter bestrijding van armoede en schuldhulpverlening. De bijbehorende lasten zijn reeds opgenomen in de begroting. Onbekend is of dit voldoende zal zijn. Openbare orde en veiligheid De kosten voor openbare orde en veiligheid zijn afhankelijk van de gebeurtenissen die in de loop van een jaar kunnen gebeuren. Bij iedere gebeurtenis zal worden bekeken hoe er gereageerd zal moeten worden. De financiële consequenties zijn derhalve niet in te schatten.
Schade onbekende daders In de begroting 2015 is een bedrag van € 92.000 opgenomen voor reparatie aan materiële schade aan scholen, weg- en waterwegen, kunstwerken en wegmeubilair, die wordt veroorzaakt door onbekende daders. WA verzekering buiten de dekking / Verzekeringen met eigen risico Er worden regelmatig claims voor lichamelijke of zakelijke schade ingediend bij onze gemeente, waarbij wij aansprakelijk worden gesteld door particulieren, bedrijven of rechtsbijstandverzekeringen. Bij toewijzing van claims moet een beroep op het eigen risico worden gedaan. Voor de aansprakelijkheidsverzekeringen geldt nu een eigen risico van € 5.000 per aanspraak voor schade aan zaken en personen. Voor vermogensschade is dit € 12.500. Voor de brandverzekering geldt een eigen risico van € 1.000 per gebeurtenis. Het verzekeringsbeleid is er op gericht, mede door het treffen van preventieve maatregelen, om het schadeprofiel van de gemeente zo laag mogelijk te houden. Onderhoudsreserve Om goed inzicht te hebben in de te verwachten kosten voor het onderhoud van de buitenruimte is er een overzicht samengesteld voor de komende 10 jaar. Deze periode is te onderscheiden in: A) de te verwachten kosten op korte termijn Dit zijn de kosten die worden verwacht in de komende 4 jaar. Deze periode loopt gelijk met de periode die wordt aangehouden in het meerjarenperspectief. De te verwachten kosten worden bepaald op basis van gehouden inspecties. De frequentie van inspecteren is afhankelijk van het kapitaalgoed. Voor het ene kapitaalgoed is het van belang om jaarlijks een inspectie uit te voeren. Voor het andere kapitaalgoed is één keer in de twee of drie jaar voldoende. B) de te verwachten kosten op middellange termijn. Dit zijn de kosten die worden verwacht in de periode die aansluit op de korte termijn, de jaren 5 tot en met 10. De verwachten kosten worden bepaald op basis van de onderhoudscyclus van het kapitaalgoed. Een onderhoudscyclus is een set van maatregelen die gedurende de levensloop van het kapitaalgoed moeten worden uitgevoerd om de kwaliteit op peil te houden. De onderhoudscyclus is geen instructie om maatregelen op gezette tijden uit te voeren. Of een maatregel daadwerkelijk wordt uitgevoerd wordt bepaald door de uitgevoerde inspectie. Bij de behandeling van de begroting 2014 is besloten om het onderhoudsbudget voor het onderhoud van de kapitaalgoederen te verlagen door de geplande werkzaamheden van de komende 4 jaar uit te smeren over een periode van 5 jaar. Dit levert voor de periode van 4 jaar een jaarlijkse besparing op van € 225.000. Vanwege de onderhoudstoestand van de diverse kapitaalgoederen zijn en moeten er veel werkzaamheden worden uitgevoerd in de jaren 2014 en 2015. Het gevolg hiervan is dat de opgebouwde reserve, zoals het er nu naar uitziet, eind geen extra ruimte biedt. Dit betekent dat er voor het onderhoud van de kapitaalgoederen in 2016 en de jaren erna, bij ongewijzigd beleid, alleen de jaarlijkse storting in de reserve nog beschikbaar is. Deze storting is echter onvoldoende om alle kapitaalgoederen te onderhouden op de door de raad vastgestelde kwaliteit. Samen met de raad zal worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de kosten voor het onderhoud te verlagen. Hiervoor is een notitie opgesteld met keuzemogelijkheden. Op basis van de gemaakte keuzemogelijkheden kan het benodigde budget worden bepaald. Er wordt vanuit gegaan dat onderhoudskosten als gevolg van de gemaakte keuzes kunnen afnemen. De verwachting is wel dat de huidige jaarlijkse storting in de reserve onvoldoende blijft om alle huidige kapitaalgoederen te kunnen onderhouden. Een groot gedeelte van de openbare ruimte is al “behoorlijk op leeftijd” en is in de komende tijd, op basis van de onderhoudscyclus aan groot onderhoud of aan vervanging toe is. Veel kunstwerken (bruggen en kades) en beschoeiingen, die tijdens de bouw zijn aangelegd, zijn nog nooit vervangen. Deze zullen in de komende jaren alsnog moeten worden vervangen om de veiligheid en gebruiksmogelijkheden te kunnen garanderen. Of onderhoud daadwerkelijk nodig is zal te zijner tijd moeten blijken uit de inspectieresultaten. Bouwleges Vanaf 2013 wordt een daling van de bouwleges voorzien i.v.m. het afronden van de lopende bouwprojecten in plan Kadijken en de Weron-locatie. In de begroting 2013 en ook in die van 2014 is in dat verband de raming van de bouwleges naar beneden bijgesteld. De bouwmogelijkheden in de bestaande woningbouwuitleglocaties zijn
vrijwel benut. Dit levert naar verwachting een vertraging op in de bouw, nu nog geen definitieve nieuwe woningbouwlocatie is vastgesteld. In het coalitieakkoord is aangegeven dat over de bouwmogelijkheid in Gommerwijk West-West deze bestuursperiode geen besluitvorming plaatsvindt. Ook de effecten van de crisis werken nog door. Verkoop van gemeentelijke eigendommen De verkoop van gemeentelijk vastgoed is onderdeel van de bezuinigingen. Door de aanhoudende crisis en door de vastgelopen vastgoedmarkt stagneren de verkopen. Zolang de verkopen niet zijn gerealiseerd kan dit extra kosten met zich meebrengen. Ontwikkelingen gemeenschappelijke regelingen Een natuurlijk gevolg van het oprichten van samenwerkingsverbanden is dat hierdoor frictiekosten ontstaan. Het beleid en de uitvoering zijn er uiteraard op gericht om deze zoveel mogelijk te voorkomen en indien dit niet mogelijk is dit zoveel mogelijk te beperken. Risico’s die voortvloeien uit het beleid van een hogere overheid Archeologisch onderzoek De initiatiefnemer van een ruimtelijke project neemt in beginsel de archeologische kosten voor zijn rekening. In geval van excessieve kosten kunnen de archeologische kosten in redelijkheid niet (geheel) ten laste van de initiatiefnemer komen. Wanneer de werkelijke kosten de redelijkheid te boven gaan, kan een initiatiefnemer een verzoek indienen bij de gemeente als bevoegd gezag, om ook bij te dragen in de kosten. Het veroorzakerbetaalt-principe, zoals dat in de memorie van toelichting van de Wet op de Archeologische monumentenzorg is verwoord, staat bij de afweging tot toekenning van (excessieve) schadevergoeding voorop. De gemeente zal zelf per geval moeten afwegen wat ‘redelijk’ of ‘buitenproportioneel’ is of dat er aanpassingen in het bouwplan mogelijk en acceptabel zijn. Algemene uitkering Een belangrijk risico vormt de stabiliteit van onze belangrijkste bron inkomsten: de Algemene Uitkering uit het gemeentefonds. Deze uitkering vormt voor een belangrijk deel dekking van de gemeentelijke uitgaven. Het gemeentefonds beweegt mee met de ontwikkeling van de rijksbegroting volgens de methode “gelijk trap op, trap af”. Eventuele onderuitputting bij de vakdepartementen of uitstel van investeringen kunnen een negatieve doorwerking hebben naar het gemeentefonds. BTW Compensatiefonds Het Rijk heeft maatregelen genomen om het de groei van het BTW Compensatiefonds (BCF) beheersbaar te maken. Aan de hoogte van het fonds is vanaf 2015 een grens gesteld, het plafond. Overschrijden gemeenten samen dit plafond dan wordt het tekort uit het gemeentefonds genomen. Ligt het declaratiegedrag lager dan het plafond dan voegt het Rijk dit verschil toe aan het Gemeentefonds. Groot onderhoud aan het verdeelstelsel Volgens een aantal ijkpunten wordt het gemeentefonds verdeeld. Omdat de werkelijke kosten van gemeentelijke taken in de loop der tijd anders zijn gegroeid dan de ijkpunten binnen het gemeentefonds heeft het kabinet besloten het gemeentefonds integraal te herijken; het zgn. groot onderhoud aan het verdeelstelsel. Inmiddels is de eerste fase van het groot onderhoud afgerond en zijn de gevolgen verwerkt in de meicirculaire. Als gevolg van de herverdeeleffecten ontstond voor ons een structureel nadeel van € 67.000. De tweede fase van het groot onderhoud wordt momenteel uitgevoerd, waarvan de resultaten in 2016 worden doorgevoerd. Ook hier moet weer rekening worden gehouden met herverdeeleffecten. Schaalvergroting Het kabinet heeft een bezuiniging ingeboekt die uit gaat van een daling van het aantal gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken. Dit betekent met ingang van 2015 een korting op het gemeentefonds van € 60 miljoen, oplopend naar € 975 miljoen in 2025. Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) De Wet Houdbare overheidsfinanciën stelt dat de decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning leveren bij het streven om te voldoen aan de Europese begrotingsdoelstellingen. De budgettaire vrijheden van de
gemeenten kunnen hierdoor worden ingeperkt en dat kan met name consequenties hebben voor het gemeentelijk investeringsniveau. Afgesproken is dat deze kabinetsperiode van een sanctie wordt afgezien zolang er geen sanctie uit Europa volgt. Participatiewet Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Gelijktijdig worden de uitvoeringstaken voor het verstrekken van uitkeringen neergelegd in een werkorganisatie : WerkSaam. De risico’s voor de financiering van de te verstrekken uitkeringen blijft bij de gemeente. Gebundelde uitkering Voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en het Bbz (levensonderhoud startende zelfstandigen) wordt vanuit het Rijk een gebundelde uitkering ontvangen. Het betreft een ongeoormerkt budget. Dat betekent dat een gemeente een overschot op het budget vrij mag besteden, maar ook dat de gemeente een tekort op het budget zelf moet opvangen. Overschotten, dan wel tekorten, worden via het rekeningresultaat verrekend met de algemene reserve. Vanwege de huidige economische situatie kunnen, net als afgelopen jaar, conjuncturele ontwikkelingen een opwaartse of neerwaartse bijstelling van het budget tot gevolg hebben. Ook wordt er vanuit gegaan dat door de oprichting van WerkSaam er vanaf 2017 meer uitstroom zal zijn waardoor het beroep op een uitkering zal afnemen en ook de lasten met betrekking tot WerkSaam lager zullen worden. In juli 2014 zijn de voorlopige budgetten van 2014 door het rijk naar beneden toe bijgesteld. En deze zijn opgenomen in de concept begroting van WerKSaam. Hoewel er nog geen nieuw budgetbrieven zijn ontvangen door de gemeenten. In de gemeentelijke systematiek wordt uitgegaan van de laatst ontvangen budgetbrieven (oktober 2014). Het verschil tussen de systematiek van WerkSaam en de gemeente wordt gecorrigeerd door het opnemen van een IAU. Bij de voorjaarsnota 2015 wordt gekeken of e.e.a. moet worden bijgesteld. Incidentele aanvullende uitkering (IAU) Bij gemeenten met 25.000 inwoners of minder (kleine gemeenten) is de uitkering voor 2015 volledig gebaseerd op het historisch aandeel in de bijstandsuitgaven van het jaar 2013. Goede prestaties in het verleden betekent twee jaar later minder budget. Bij een incidenteel tekort op het budget voor de gebundelde uitkering kan de gemeente Enkhuizen een aanvullende uitkering aanvragen bij het Rijk. Daarvoor moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Een verschil van 10% tussen budget en uitgaven blijft altijd voor rekening van de gemeente. De gemeente Enkhuizen heeft eerder de IAU ontvangen. Over 2013 is eveneens een IAU aangevraagd. Of deze uitkering wordt toegekend is nog niet bekend. Zelfstandigen De financiering voor de kosten van levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen en voor bedrijfskapitaal (Bbz 2004) valt niet onder de gebundelde uitkering. Er geldt een aparte financiering op basis van 75% declaratie en 25% budget. Dit vanwege de beperkte voorspelbaarheid van deze kosten. Decentralisatie Jeugdzorg Vanaf 2015 worden gemeenten integraal verantwoordelijkheid voor de gehele jeugdzorgketen in Nederland. De verwachting is dat deze decentralisatie zorgt voor betere jeugdzorg tegen lagere kosten. Gemeenten staan hiermee voor een grote uitdaging: met minder middelen dan de huidige uitgaven een nieuwe taak uitvoeren. De gemeente Enkhuizen ziet kansen in het organiseren van betere en betaalbare jeugdzorg maar realiseert zich terdege dat deze decentralisatie ook grote risico’s op verschillende gebieden (o.a. zorginhoudelijk, financieel, imago) met zich mee brengt . Een aantal te noemen financiële risico’s: onvoldoende budget om de benodigde zorgaanbod te realiseren er is een grotere zorgvraag dan waarmee rekening is gehouden
Risico’s die voortvloeien uit de samenwerking met andere gemeenten of instanties Gemeenschappelijke regelingen De gemeente kan geconfronteerd worden met financiële tegenvallers van gemeenschappelijke regelingen waarin de gemeente zich heeft verplicht bij te dragen in eventuele nadelige saldi. Veiligheidsregio Per 1 januari 2015 wordt er een regionale brandweer gevormd met een nieuwe begroting. De consequenties voor de gemeentelijke bijdrage zijn op dit moment , 31 juli 2014, nog onduidelijk. De overdracht naar de Veiligheidsregio brengt wellicht en frictie- en desintegratiekosten met zich mee. GGD De realisatie van reeds besloten bezuinigingen vormt een financieel risico. Daarbij gaat het met name om frictiekosten van boventallig personeel. Huisvuilcentrale (HVC) Bij de oprichting van de HVC beginjaren negentig is gekozen voor de optie dat oprichters jegens financiers van HVC hoofdelijk garant staan. De garantstelling is vastgelegd in de zogenaamde ballotageovereenkomst. Deze bepaalt het volgende ten aanzien van de financiering: - Artikel 9; hoofdelijke garantstelling van aandeelhouders jegens financiers van HVC voor aangetrokken leningen, met onderlinge bijdrageplicht indien een aandeelhouder wordt aangesproken. Financiering en herfinanciering van activiteiten die niet het maatschappelijk belang dienen vallen buiten de garantstelling. - Artikel 7; gezamenlijke exploitatie van HVC door de aandeelhouders door onderlinge verrekening van het nadelig saldo. De financieringslasten van leningen die door HVC zijn aangegaan kunnen worden onderverdeeld in gegarandeerde leningen en niet-gegarandeerde leningen. De totale stand van de gegarandeerde leningen (door gemeenten en waterschappen) bedroeg op 31 december 2013 € 642 miljoen; de stand van de niet gegarandeerde leningen bedroeg op 31 december 2012 € 225 miljoen. HVC had de opdracht de leningenportefeuille die onder garantstelling was verstrekt af te bouwen. De voorwaarden voor herfinanciering van de niet gegarandeerde leningen bij de banken zijn verder aangescherpt en beperken de herfinancieringsmogelijkheden. Omwille van de continuïteit van HVC hebben de aandeelhouders eind 2012 ingestemd met een temporisering van de geraamde afbouw van de gegarandeerde leningen t/m 2015 ter herfinanciering van de leningen die niet onder de garantstelling vallen. Het niveau van de gegarandeerde leningen wordt gedurende deze periode gemaximeerd op het niveau van 31 december 2011, 670 miljoen. Met het overgaan van de activiteiten van het CAW naar de NV Huisvuilcentrale Noord Holland is het CAW aandeelhouder geworden van HVC. Indirect loopt ook onze gemeente daardoor een (exploitatie) risico. Risico’s die voortvloeien uit het doen / nalaten van derden Gemeentegaranties De afgelopen jaren zijn er met betrekking tot de garanties geen aanspraken gedaan. Revolving Fund Het revolving fund wordt aangewend om laagrentende leningen, zoals o.a. de startersleningen, te verstrekken aan derden. Er bestaat altijd een kans dat de hoofdsom uiteindelijk niet kan worden teruggevorderd. Door de nodige waarborgen - hypotheek, Nationale HypotheekGarantie (NHG), of andere zekerheidsrechten - is de kans hierop gering. Vanaf 1 januari 2014 geldt voor geldverstrekkers een eigen risico van 10% op NHG-leningen. Voor de Starterslening neemt het Stimuleringsfonds dit risico van haar deelnemers over. Dit geldt voor de gehele looptijd van de leningen die worden verstrekt in de periode 2014-2016.
Risico’s die voortvloeien uit voor de gemeente niet te beïnvloeden (autonome) ontwikkelingen Renteontwikkelingen Hiervoor verwijzen wij naar de paragraaf “Financiering”.
Reserve bedrijfsrisico’s In onderstaand overzicht zijn de risico’s benoemd die als basis zijn genomen voor het berekenen van de omvang van de reserve bedrijfsrisico’s.
Berekening buffer reserve bedrijfsrisico’s Benoemde risico's
Klas- Kwanse titeit
Openbare orde en veiligheid Leerlingenvervoer WWB Inkomensdeel ( Inclusief IOAW en IOAZ ) Minimabeleid WMO, voorzieningen gehandicapten WMO, huishoudelijke hulp AWBZ Jeugdzorg
50%
Nvt
3
50%
2,5 begroting
3 3
50% 50%
2,5 begroting 2,5 begroting
3
50%
2,5 Risico Reserve WVG
3 3 3
50% 50% 50%
2,5 Risico Reserve WMO 2,5 begroting 2,5 begroting
Totaal
Bandbreedte Max. risico
Bedrag Risico
100.000
50.000
495.000
75.000
90.000
5.175.000 993.000
500.000 225.000
625.000 280.000
2.500.000 4.300.000
200.000 250.000
250.000 300.000
Risico bouwgrondexploitatie Risico bouwgrondexploitatie Risico bouwgrondexploitatie
Risico bouwgrondexploitatie 3
50%
Planschade
Risico bouwgrondexploitatie 3
50%
2,5 begroting
18.473.000
295.000
365.000
3
50%
2,5 begroting
12.000.000
400.000
500.000
Door CAW Gewaarborg 300.000 leningen
1
30%
balans
6.000.000
2.500.000
1 1
10% 10%
balans
740.000
200.000
20.000 60.000
1 2
10% 30%
balans 2,5 begroting
1.900.000 1.223.000
300.000 250.000
30.000 300.000
1
10%
Nvt
1.000.000
100.000
4
70%
Nvt
150.000
100.000
3
50%
2,5 begroting
90.000
100.000
90.000
3.470.000 Overige niet benoemde risico's Noodzakelijke buffer reserve bedrijfsrisico’s
Incidenteel r
Risico reserv WVG Risico reserv WMO
Risico bouwgrondexploitatie
Archeologisch onderzoek
Huisvuilcentrale Verstrekte leningen met risico Achtervang WSW Revolving Fund (uitgeleend) Egalisatie rentekosten Brand- en stormschade (ER) WA aanspraken (max. 5.000 per geval) Schade onbekende daders
Balans Begroting 2014
3
Grondbeleid
Algemene uitkering Gemeenschappelijke regelingen
Factor Structureel
30.000 3.500.000
Incidenteel r
Uitgangspunten bij de berekening van het risico Referentiebeeld is de kans dat een risico voorkomt Kwantiteit is de kans van optreden Klasse 1 2 3 4 5
Referentiebeelden maximaal 1 keer per 10 jaar 1 keer per 5 - 10 jaar 1 keer per 2 - 5 jaar 1 keer per 1 - 2 jaar tenminste 1 keer per jaar
Gehanteerde kwantiteit 10% 30% 50% 70% 90%
Bandbreedte geeft het maximale risico aan. Bij structurele lasten gaan we er van uit dat 2,5 jaar nodig is de lasten terug te brengen en/of om het effect in te bouwen in het meerjarenperspectief De gehanteerde kwantiteit is de kans dat een voorval zich jaarlijks voordoet. Risicoduur ofwel risicofactor Het risicoprofiel kan worden onderverdeeld in drie groepen. Incidentele, semi-structurele en structurele risico’s. Het geeft aan of een risico zich bij herhaling of lager voordoet. Ook hier is het een subjectieve inschatting. Voor de eenvoud wordt er hierbij vanuit gegaan dat er in de voorkomende gevallen waarbij wordt geschat dat risico’s meer dan incidenteel zijn, maatregelen er toe leiden dat binnen 2,5 jaar het risico is afgedekt door bijvoorbeeld een begrotingsaanpassing, bezuiniging, taakafstemming e.d.