Beleidsnota Weerstandsvermogen 2011 - 2014
Inhoudsopgave
1
Inleiding
2
Wettelijk kader 2.1 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) 2.2 Financiële verordening Hulpverleningsdienst Fryslân 2.3 Conclusie
3
Definities
4
Doelstellingen
5
Inventarisatie risico’s
6
Weerstandscapaciteit 6.1 Inleiding 6.2 Algemene reserve 6.3 Voorziening BDUR 6.4 Reserve aanvaardbare kosten
7
Weerstandsvermogen 7.1 Weerstandscapaciteit versus weerstandsvermogen
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
1
1.
Inleiding
Voor u ligt de beleidsnota Weerstandsvermogen van de Hulpverleningsdienst Fryslân. Deze beleidsnota vloeit voort uit de “Financiële verordening Hulpverleningsdienst Fryslân”. Volgens deze verordening dient het dagelijks bestuur eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen aan het algemeen bestuur aan te bieden. De beleidsnota Weerstandsvermogen betreft de periode 2011 – 2014. Tevens wordt hiermee voldaan aan de besluitvorming in het algemeen bestuur van 10 november 2010 betreffende de bezuinigingen 2011 – 2014. De Hulpverleningsdienst Fryslân is vrij in de wijze waarop zij invulling geeft aan weerstandsvermogen en risicomanagement. Hiervoor zijn landelijke geen richtlijnen vastgelegd. De Hulpverleningsdienst Fryslân moet zelf een beleidslijn formuleren over de voor de organisatie noodzakelijk geachte weerstandcapaciteit in relatie tot de risico’s. In deze nota is dit beleid voor de Hulpverleningsdienst Fryslân uiteengezet. In het vervolg van deze beleidsnota wordt allereerst ingegaan op het relevante wettelijke kader. Dit wettelijk kader wordt gevormd door het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de intern vastgestelde Financiële verordening. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op enkele definities welke van belang zijn voor het formuleren van financieel beleid met betrekking tot weerstandsvermogen. Het gaat dan om de definities van weerstandsvermogen en van weerstandscapaciteit. De doelstellingen waarop het financiële beleid inzake weerstandsvermogen zich richt, zijn uitgewerkt in hoofdstuk 4. De noodzakelijke omvang van het weerstandsvermogen hangt in belangrijke mate samen met de risico’s welke in de exploitatie worden gelopen. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de geïnventariseerde risico’s en de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden. Daarna volgt een opsomming van de componenten van de weerstandscapaciteit en de omvang daarvan (hoofdstuk 6). Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op het aanwezige weerstandsvermogen. Het beleid om te komen tot opbouw van het weerstandsvermogen wordt eveneens in dit hoofdstuk uitgewerkt.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
2
2.
Wettelijk kader
2.1
Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
In 2003 is landelijk het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ (BBV) vastgesteld. Het BBV bevat voorschriften voor de inrichting van de begroting en het jaarverslag en de jaarrekening. In titel 2.3 van het BBV worden de verplichte paragrafen uitgewerkt welke een gemeenschappelijke regeling, indien van toepassing, in haar begroting dient op te nemen. De paragraaf weerstandsvermogen is één van deze verplichte paragrafen. Deze paragraaf bevat volgens artikel 11 lid 2 BBV ten minste: a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. een inventarisatie van de risico’s; c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s. De ‘handreiking duale begroting’ van het Ministerie van BZK is een handreiking voor lagere overheden om te komen tot een optimale inrichting van de begroting, rekening houdend met de gemeentewet en het BBV. Volgens deze handreiking zijn er twee manieren om met de paragrafen om te gaan. De eerste optie is dat in de paragraaf bij de begroting de beleidskaders worden vastgesteld. Het gevaar hiervan is dat de paragraaf al snel het karakter krijgt van een jaarlijkse beleidsnota, uitdijt en herhalingen bevat en daardoor minder effectief is. De tweede optie is dat de lagere overheid uitgaat van een nota voor het terrein van de desbetreffende paragraaf. Zo’n nota geeft dan bijvoorbeeld ontwikkelingen die van belang zijn, uitgangspunten, een visie, een lange termijn aanpak en prioriteiten. De nota is leidend bij het opstellen van de paragraaf. De Hulpverleningsdienst Fryslân heeft voor de paragraaf weerstandsvermogen gekozen voor de tweede optie. Het beleid inzake het weerstandsvermogen wordt uitgewerkt in de vierjaarlijkse beleidsnota Weerstandsvermogen en vastgesteld door het algemeen bestuur. In de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en jaarrekening wordt vervolgens steeds een actueel beeld gegeven van de stand van het weerstandsvermogen. 2.2
Financiële verordening Hulpverleningsdienst Fryslân
De ‘Financiële verordening Hulpverleningsdienst Fryslân’ is in november 2010 door het algemeen bestuur vastgesteld. In artikel 11 lid 1 van de verordening staat het volgende: Het dagelijks bestuur biedt eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door het algemeen bestuur. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. Tevens wordt in deze verordening een link gelegd met de verplichte paragraaf weerstandsvermogen. In artikel 11 staat hierover: Het dagelijks bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het dagelijks bestuur brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in lid 1. Het dagelijks bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.
2.3
Conclusie
In de vergadering van het algemeen bestuur van 10 november 2010 is de invulling van de bezuinigingstaakstelling 2011 – 2014 vastgesteld. Van de invulling maakt deel uit het Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
3
beëindigen van de jaarlijkse toevoeging aan de algemene reserve in het verlengde van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor een gemeenschappelijke regeling. Het voorstel impliceert dat de gemeenten in de bepaling van hun weerstandscapaciteit rekening houden met de risico’s verbonden aan de gemeentelijke taken die zijn opgedragen aan de Hulpverleningsdienst Fryslân. Het algemeen bestuur heeft ingestemd met het voorstel maar heeft het dagelijks bestuur gevraagd, naar aanleiding van het advies van de auditcommissie, een notitie op te stellen over de reservepositie.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
4
3.
Definities
Voor het formuleren van beleid ten aanzien van weerstandsvermogen is het van belang om stil te staan bij de begrippen weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit. In het BBV wordt het weerstandsvermogen omschreven als de relatie tussen: De weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken. Alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. Het weerstandsvermogen kan ook worden omschreven als de mate waarin de organisatie in staat is om omvangrijke tegenvallers op te vangen, zonder dat het beleid behoeft te worden aangepast. Bij weerstandsvermogen kan onderscheid gemaakt worden in statisch en dynamisch weerstandsvermogen. Statisch weerstandsvermogen heeft betrekking op het begrotingsjaar zelf. Wanneer een financiële tegenvaller consequenties heeft voor meerdere begrotingsjaren, wordt er gesproken over dynamisch weerstandsvermogen. Daarnaast kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met het eerste wordt bedoeld het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Met de structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de bestaande taken. De risico’s relevant voor het weerstandsvermogen zijn die risico’s die niet anderszins zijn ondervangen. Reguliere risico’s – risico’s die zich regelmatig voordoen en die veelal vrij goed meetbaar zijn – maken geen deel uit van de risico’s die relevant zijn voor het weerstandsvermogen. Hiervoor kunnen immers verzekeringen worden afgesloten of voorzieningen worden gevormd. Voorbeelden van risico’s die wel van belang zijn voor het weerstandsvermogen, zijn ondernemersrisico’s (of bedrijfsrisico’s) die samenhangen met bijvoorbeeld taakveranderingen en open-einde regelingen. De beleidsnota Weerstandsvermogen bevat een aanduiding van de weerstandscapaciteit en de risico’s, alsmede het beleid omtrent beide. De Hulpverleningsdienst Fryslân dient zelf de capaciteit en de risico’s in kaart te brengen. Het is niet mogelijk om een algemene norm te stellen voor een goede relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s. Het is aan de Hulpverleningsdienst Fryslân zelf om een beleidslijn te formuleren over de noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
5
4.
Doelstellingen
De Hulpverleningsdienst Fryslân is een organisatie van verlengd lokaal bestuur. De algemene bijdrage van de deelnemende gemeenten is de belangrijkste inkomstenbron voor de Hulpverleningsdienst. Gelet op de bestuurlijke verhoudingen en het politieke klimaat is een stabiele ontwikkeling van de algemene bijdrage gewenst. Een stabiele ontwikkeling van de algemene bijdrage houdt in dat de aanpassing van de algemene bijdrage: bij ongewijzigd beleid een uitvloeisel is van de trendmatige loon- en prijsontwikkeling. bij gewijzigd beleid aansluit bij de beleidsmatige keuzes (inclusief financiële consequenties) die het bestuur heeft gemaakt. In dit beeld past dat substantiële wijzigingen in de algemene bijdrage een gevolg zijn van beleidskeuzes die in het meerjarenbeleid zijn opgenomen. Het voorgaande betreft de ontwikkeling van de algemene bijdrage op begrotingsbasis. Voor de deelnemende gemeenten is het echter ook van belang dat de Hulpverleningsdienst na afloop van een dienstjaar niet komt met een verzoek voor een aanvullende bijdrage. Een aanvullende bijdrage voor de Hulpverleningsdienst zal veelal betekenen dat de deelnemende gemeenten zelf een begrotingswijziging moeten doorvoeren. Het instellen van een buffer in de vorm van weerstandsvermogen draagt bij aan het voorkomen van verzoeken om aanvullende bijdragen achteraf. Voor het weerstandsvermogen geldt de volgende algemene beleidslijn: Beleidslijn: de instelling van een weerstandsvermogen heeft uiteindelijke als doel om een stabiele (trendmatige) ontwikkeling van de algemene bijdrage van de gemeenten aan de Hulpverleningsdienst te waarborgen.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
6
5.
Inventarisatie risico’s
Begin 2007 heeft de directie en het afdelingsmanagement van de Hulpverleningsdienst Fryslân onder externe begeleiding een risico workshop gehouden. Tijdens deze workshop zijn de belangrijkste risico’s waarmee de Hulpverleningsdienst te maken heeft in kaart gebracht en gekwantificeerd. In hoofdlijnen bestond de risico workshop uit drie stappen. Gestart is met het prioriteren van risico’s door de directie en het afdelingsmanagement aan de hand van vragenlijsten. Deze vragenlijsten bestonden uit overzichten van risico’s ingedeeld naar vier invalshoeken. Deze invalshoeken zijn: omgeving (marktontwikkelingen, maatschappelijke ontwikkelingen, klanten, etc.) (bedrijfs-)processen middelen (personeel, ICT en financieel) besturing (beleid en strategie, planning & control en cultuur) De directie en het afdelingsmanagement hebben aan alle risico’s een prioriteit toegekend op een schaal van 1 tot 4 (schaal lopend van “niet van belang” naar “zeer relevant”). Vervolgens heeft de directie en het afdelingsmanagement in een interactieve sessie de tien meest relevante risico’s bepaald. Tot slot van de risico workshop is gediscussieerd of en hoe de tien belangrijkste risico’s worden beheerst door de organisatie. De uitkomsten van de risico workshop (tien belangrijkste risico’s en getroffen beheersingsmaatregelen) zijn gebruikt voor het inschatten en kwantificeren van het benodigde weerstandsvermogen. Begin 2011 zijn de uitkomsten van deze risico workshop opnieuw tegen het licht gehouden. Hierbij is beoordeeld of de destijds gedefinieerde risico’s nog steeds relevant zijn. Dit gelet op de ontwikkelingen waarmee de Hulpverleningsdienst nu te maken heeft. In paragraaf 5.1 wordt ingegaan op de uitkomst van deze herbeoordeling. De risico workshop is met name gericht geweest op de “reguliere” dienstverlening van de Hulpverleningsdienst Fryslân. De geïdentificeerde risico’s, zijn dan ook risico’s waarmee de Hulpverleningsdienst Fryslân in zijn algemeenheid te maken heeft. Voor de taakstellingen meldkamer ambulancezorg en de rampen- en crisisbeheersing geldt dat er ook sprake is van specifieke risico’s. Deze specifieke risico’s worden uitgewerkt in de paragrafen 5.2 en 5.3. De beleidsnotitie Weerstandsvermogen dient elke vier jaren te worden geactualiseerd. Ter voorbereiding op de actualisatie van de beleidsnota Weerstandsvermogen zal door het management van de Hulpverleningsdienst Fryslân een risico workshop worden gehouden. Beleidslijn: ter voorbereiding op het actualiseren van de beleidsnota Weerstandsvermogen wordt een risicoworkshop gehouden door het management van de Hulpverleningsdienst. 5.1
Risico’s algemeen
Zoals gezegd ging de workshop over risico’s in het algemeen en niet over de specifieke aandachtsgebieden. De onderkende risico’s zijn dan ook algemene risico’s die alle activiteiten en taken van de Hulpverleningsdienst raken. Uit de risico workshop zijn de volgende risico’s als belangrijke risico’s aangemerkt: 1.
2. 3.
Het risico dat de benodigde informatie binnen de hulpverleningsdienst structureel niet tijdig, onvolledig, onjuist en/of niet aansluit bij de informatiebehoefte van de medewerkers van de hulpverleningsdienst. Het risico dat door veranderde marktomstandigheden de concurrentiepositie van de hulpverleningsdienst ondermijnd wordt. Het risico dat de processen van de hulpverleningsdienst niet snel op de veranderde omgeving en marktverhoudingen kunnen worden aangepast (dienstverlening gaat dan uit
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
7
de pas lopen met datgene wat de markt vraagt). Het risico dat de inkomende ‘private’ geldstroom (aanvullend pakket), mede door verschillen in voorwaarden en modelafspraken met de verschillende partijen, niet goed gemanaged wordt, waardoor zich opbrengstenrisico’s voordoen. 5. Het risico dat de IT-infrastructuur en onderliggende processen en systemen onvoldoende aansluiten bij de wensen en eisen van de stakeholders. 6. Het risico dat het volledige scala aan technologische ontwikkelingen niet één op één kan worden gerealiseerd binnen de organisatie omdat deze bijvoorbeeld financieel niet haalbaar zijn. 7. Het risico dat de voor de hulpverleningsdiensten relevante wet- en regelgeving aan verandering onderhevig is en dat de hulpverleningsdienst niet in staat is om daar snel en adequaat op in te spelen. 8. Het risico van een knellende CAO. De flexibiliteit van de hulpverleningsdienst is daardoor over het algemeen laag. 9. Het risico dat de strategie van de organisatie niet is uitgewerkt in heldere doelstellingen en indicatoren. De organisatie dient keuzes te maken en deze te volgen (monitoren) zodat bijsturing plaats kan vinden. 10. Het risico dat managers/bestuurders van de hulpverleningsdienst niet beschikken over de benodigde kennis (bijvoorbeeld financieel), vaardigheden, competenties en/of ervaring (ook in relatie tot de veranderende marktomstandigheden). 4.
De tijdens de risico workshop geïdentificeerde risico’s kunnen worden ondergebracht in de volgende categorieën: normale bedrijfsvoeringsrisico’s. Dit betreft de risico’s 1, 9 en 10. Voor de normale bedrijfsvoeringsrisico’s is het niet noodzakelijk om hiervoor middels het weerstandsvermogen dekking te realiseren. risico’s die gedekt behoren te worden vanuit het weerstandsvermogen. Dit betreft risico’s die minder beheersbaar zijn en die op korte termijn moeilijk oplosbaar en te beïnvloeden zijn. Vanuit de risicoworkshop gaat het dan om de risico’s 2 tot en met 4 in samenhang met risico 8. beleidswijzigingen die tot structurele aanpassingen in de financiering kunnen leiden. Dit betreft de (frictie)kosten die verband houden met het (rigoureus) wijzigen van beleid dan wel verandering van relevante wet- en regelgeving. Gegeven de financieringswijze van de hulpverleningsdienst behoort deze risicocategorie niet gerelateerd te worden aan het weerstandsvermogen. Dergelijke wijzigingen vragen om afzonderlijke bestuurlijke besluitvorming, waarbij de financiële consequenties worden meegenomen. De herbeoordeling van de in 2007 geïdentificeerde risico’s leidt tot de conclusie dat deze risico’s nog steeds relevant zijn. De impact van deze risico’s ten opzichte van de situatie in 2007 is hierbij als groter ingeschat. Dit heeft te maken met de volgende ontwikkelingen: de groei van de organisatie. In 2009 is als gevolg van de overname van de jeugdgezondheidszorg 0-4 jarigen van de thuiszorg organisaties, de organisatie meer dan verdubbeld. de bezuinigingen bij de deelnemende gemeenten. Het effect van de bezuinigingen is tweeledig. Enerzijds betreft dit de formatievermindering als gevolg van het schrappen van taken en anderzijds een mogelijke verschuiving in de financiering van taken (minder via de basis bijdrage maar meer via aanvullende pakketten). Met name de risico’s die betrekking hebben op de ontwikkelingen in de markt (uitvoering van het aanvullend pakket), de competenties van medewerkers en de rechtspositie van de medewerkers zijn van belang voor de kwantificering van het weerstandsvermogen. Een belangrijk gegeven bij de kwantificering van deze risico’s is het feit dat de Hulpverleningsdienst Fryslân voor de WW eigen risicodrager is. Dit betekent dat de ww-uitkeringen van ontslagen personeel uiteindelijk ten laste van de Hulpverleningsdienst Fryslân komen. Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
8
In 2007 is naar aanleiding van de risico workshop gesteld dat mogelijk 5 % van het personeelsbestand zich de benodigde nieuwe competenties niet eigen zal kunnen maken. Op basis van de ervaringen in de afgelopen jaren is dit percentage wellicht aan de hoge kant. Ten opzichte van de afgelopen jaren is de bezuinigingstaakstelling een nieuw aspect waarmee rekening dient te worden gehouden. De ombuiging van het takenpakket die bij de jeugdgezondheidszorg zal plaatsvinden heeft gevolgen voor de personeelsbezetting. Hierbij is het niet ondenkbaar dat medewerkers gedwongen zullen afvloeien. Gelet hierop blijft voor de kwantificering van het risico ‘ontwikkelingen in de markt’ de inschatting van 5% van het personeelsbestand gehandhaafd. Uitgaande van 5 % van het personeelsbestand en een gemiddelde loonsom van € 58.000 bedraagt het benodigde weerstandsvermogen € 1.800.000. Hierbij is uitgegaan van een duur van de ww-uitkering van anderhalf à twee jaar. 5.2
Risico’s Rampen- en Crisisbeheersing
Binnen het taakgebied rampen- en crisisbeheersing hangen de belangrijkste risico’s samen met het daadwerkelijk optreden van een ramp of crisissituatie. In een dergelijke situatie is de hulpverlening aan de burgers de eerste prioriteit van de Hulpverleningsdienst Fryslân. Om hulp te kunnen bieden zal het noodzakelijk zijn om extra personeel en materieel in te zetten. Aan de hulpverlening in crisissituaties (extra inzet personeel en materieel) zijn uiteraard kosten verbonden. Binnen de begroting van de Hulpverleningsdienst Fryslân en andere instellingen (betrokken bij de hulpverlening) zijn geen structurele middelen beschikbaar voor het dekken van deze incidentele kosten. Tevens is het binnen de huidige wet- en regelgeving niet op voorhand duidelijk wie welke kosten dient te betalen. Het openbaar bestuur en daarmee de Hulpverleningsdienst is wel verantwoordelijk voor het tot stand brengen van hulpverlening bij een ramp of een crisissituatie. Om te waarborgen dat de hulpverlening start is het noodzakelijk dat de Hulpverleningsdienst de kosten van de hulpverlening in eerste instantie kan dekken en voorfinancieren. De voorziening BDUR vormt de dekking voor dergelijke incidentele kosten. Gelet op het voorgaande is het van belang dat de voorziening BDUR een bepaalde minimum omvang kent. De minimale omvang van de voorziening BDUR dient dusdanig te zijn dat de kosten voor het inzetten van hulpverlening bij rampsituaties kunnen worden opgevangen. Het Risicoprofiel Fryslân kan worden gebruikt om een inschatting te maken van de minimale omvang van de voorziening BDUR. Het bestuur van de Hulpverleningsdienst Fryslân heeft in november 2010 het Risicoprofiel Fryslân vastgesteld. In dit risicoprofiel zijn de volgende impacts/risico’s benoemd met een hoog risicoprofiel: Hittegolf Ziektegolf besmettelijke ziekte Overstroming vanuit zee Incident beroepsvaart Uitval elektriciteitsvoorziening Besmettingsgevaar (toxische brand) Dijkdoorbraak Brand in gebouw verminderd zelfredzame personen Voor deze impacts/risico’s geldt dat er weinig inzicht bestaat in de kosten van de bestrijding van dit soort rampen. Binnen Friesland geldt de inzet bij de bestrijding van mond- en
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
9
klauwzeer als belangrijkste referentie. De kosten van de inzet voor de bestrijding van de mond- en klauwzeer bedroegen destijds € 200.000. In vergelijking tot “overstroming vanuit zee” en “incident beroepsvaart” kan de bestrijding van de mond- en klauwzeer als een kleinschalige ramp worden beschouwd. De verwachting is dan ook dat de kosten voor het bestrijden van een “overstroming vanuit zee” of “incident beroepsvaart” hoger zullen zijn. Gelet hierop wordt voorgesteld om een minimum van € 500.000 aan te houden voor de voorziening BDUR. Hiermee kunnen de incidentele kosten bij een daadwerkelijke rampsituatie worden overbrugd. Deze overbrugging heeft waarschijnlijk het karakter van voorfinanciering, maar waarborgt dat de hulpverlening direct kan starten. 5.3
Risico’s Meldkamer Ambulancezorg
Onder de huidige wet- en regelgeving valt de meldkamer ambulancezorg onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de Hulpverleningsdienst Fryslân. Bij het van kracht worden van de Wet Ambulancezorg zal deze verantwoordelijkheid overgaan op de nieuwe vergunninghouder. Naar verwachting zal de Stichting RAV Fryslân in de provincie Friesland de nieuwe vergunninghouder worden. De Hulpverleningsdienst Fryslân heeft met de Stichting RAV Fryslân een overeenkomst gesloten waarbij de exploitatie van de meldkamer vooruitlopend op de invoering van de WAZ is overgedragen. De bestuurlijke verantwoordelijkheid blijft zolang de WAZ nog niet is ingevoerd berusten bij de Hulpverleningsdienst Fryslân. Momenteel wordt in Noord Nederland gewerkt aan het realiseren van de Meldkamer Noord Nederland. De Meldkamer Noord Nederland is een meldkamer voor politie, brandweer en ambulancezorg voor de drie provincies in Noord Nederland. De realisatie van de Meldkamer Noord Nederland leidt tot: Incidentele kosten voor het project Meldkamer Noord Nederland. Frictiekosten in verband met het opheffen van de bestaande meldkamers. Binnen het reguliere budget voor de uitvoering van de CPA taak zijn geen middelen beschikbaar voor deze incidentele kosten. De financiële risico’s voor de meldkamer ambulancezorg (CPA Friesland) vloeien dan ook met name voort uit de realisatie van de Meldkamer Noord Nederland. Voor het project Meldkamer Noord Nederland is een projectbegroting opgesteld. Volgens deze begroting bedraagt de bijdrage van de meldkamer ambulancezorg Friesland in de projectkosten voor 2011 een bedrag van € 57.000. De meest recente berekening van de frictiekosten leidt tot een bedrag van ongeveer €1.899.000 aan frictiekosten. Hiervan komt een bedrag van ongeveer € 159.000 voor rekening van de meldkamer ambulancezorg Friesland. De meldkamer Noord Nederland zal in 2011 worden opgeleverd. Dit betekent ook dat de frictiekosten van de oude meldkamers in 2011 zullen worden verrekend. In totaal zal de meldkamer ambulancezorg in 2011 dus worden geconfronteerd met € 216.000 aan incidentele kosten. In de overeenkomst met de Stichting RAV Fryslân is vastgelegd dat de risico’s voortvloeiend uit de exploitatie voor rekening van de Stichting RAV Fryslân zijn. Dit betekent tevens dat de genoemde incidentele kosten ten bedrage van € 216.000 voor risico van de Stichting RAV Fryslân zijn. Indien het reguliere budget en de voorziening RAK onvoldoende blijken te zijn, zullen de deelnemende partijen in de stichting extra moeten bijdragen.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
10
6.
Weerstandscapaciteit
Welke capaciteit is aanwezig om de risico’s af te dekken Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 kan de weerstandscapaciteit worden gedefinieerd als de middelen en mogelijkheden waarover de Hulpverleningsdienst Fryslân beschikt of kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken. In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de verschillende onderdelen waaruit de weerstandscapaciteit bij de Hulpverleningsdienst Fryslân is opgebouwd. Deze weerstandscapaciteit bestaat in de eerste plaats uit de algemene reserve. Daarnaast beschikt de Hulpverleningsdienst Fryslân over een tweetal voorzieningen die tot de weerstandscapaciteit gerekend kunnen worden. Deze voorzieningen zijn: de voorziening BDUR; de voorziening RAK CPA. De voorziening BDUR en de voorziening RAK CPA hebben betrekking op van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden. Op grond van het BBV dienen deze specifiek te besteden middelen als voorziening te worden aangemerkt. Deze voorzieningen zijn bedrijfseconomische gezien geen voorzieningen, maar reserves. Naast de algemene reserve en de genoemde voorzieningen kan ook de eventuele begrotingsruimte worden aangemerkt als een onderdeel van de weerstandscapaciteit. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de verschillende onderdelen die tezamen de weerstandscapaciteit vormen. 6.1.
Algemene Reserve
Algemene omschrijving Het bestuur heeft in 2007 afzonderlijk besloten over de omvang van het weerstandsvermogen. Het hier bedoelde weerstandsvermogen betreft dan de algemene reserve. Deze reserve is bedoeld om de financiële gevolgen op te kunnen vangen van risico’s die de Hulpverleningsdienst als geheel loopt. Omvang Naar aanleiding van de discussie over het weerstandsvermogen heeft het bestuur in 2007 besloten dat het weerstandsvermogen minimaal € 1.200.000 en maximaal € 1.600.000 bedraagt. Ontwikkelingen Bij de besluitvorming over het weerstandsvermogen in 2007 is eveneens besloten om jaarlijks een bedrag van € 75.000 toe te voegen aan de algemene reserve. Deze begrote toevoeging aan de algemene reserve is nog steeds opgenomen in de begroting. In het verlengde van de besluitvorming in het algemeen bestuur van 10 november 2010 over de invulling van de bezuinigingstaakstelling 2011 – 2014 is primair de vraag of het gewenste weerstandsvermogen bij de hulpverleningsdienst aanwezig dient te zijn of dat de deelnemende gemeenten, toegerekend op basis van inwonertal, hiermee rekening houden bij de bepaling van hun weerstandsvermogen. In het kader van de bezuinigingstaakstelling heeft het dagelijks bestuur voor de laatste optie besloten. Dit betekent dat de jaarlijkse storting in de algemene reserve is vervallen.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
11
6.2.
Voorziening BDUR
Algemene omschrijving Door het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt een rijksbijdrage verstrekt voor de taken voortvloeiend uit de Wet Veiligheidsregio. Deze rijksbijdrage heeft een specifiek bestedingsdoel. Alleen kosten van activiteiten in het kader van de rampen- en crisisbeheersing mogen uit deze rijksbijdrage worden bekostigd. De BDUR regeling bepaalt dat overschotten in een bepaald jaar gereserveerd moeten worden. De gereserveerde middelen moeten in de toekomst weer besteed worden aan rampen- en crisisbeheersing. De voorziening BDUR betreft in feite de cumulatieve exploitatieoverschotten van de rampen- en crisisbeheersing. Omvang De voorziening BDUR is opgebouwd met van derden (het Rijk) verkregen middelen. Deze middelen ontvangt de Hulpverleningsdienst Fryslân op grond van het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR). In dit besluit is geen maximering opgenomen van de gereserveerde middelen. Dit betekent dat de voorziening BDUR op grond van de regelgeving geen maximum omvang kent. In paragraaf 5.2 is aangegeven dat met name de minimale omvang voor de voorziening BDUR relevant is. Voorgesteld wordt om voor de voorziening BDUR de minimale omvang te bepalen op € 500.000. Dit minimum is beschikbaar voor het dekken van de incidentele kosten waarmee de hulpverleningsdienst geconfronteerd wordt bij rampsituaties. Voor voorzieningen, zoals de voorziening BDUR, hoeft formeel gezien geen bestuurlijke besluitvorming plaats te vinden over het onttrekken van bedragen aan de voorziening. Echter gelet op het specifieke karakter van de voorziening BDUR (bedrijfseconomisch gezien een reserve) zullen voorstellen voor onttrekkingen aan deze voorziening worden voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur. Ontwikkelingen Bij het onderdeel Veiligheid van de Hulpverleningsdienst speelt momenteel de Friese Norm en Vorm discussie. Deze discussie richt zich op het ontwikkelen van een voorstel voor de kwaliteitsverbetering van de brandweerzorg in Fryslân. De verwachting is dat voor het realiseren van de kwaliteitsverbetering incidentele kosten zullen worden gemaakt. De voorziening BDUR kan voor het dekken van deze kosten worden aangewend. Beleidslijn: de voorziening BDUR kent een minimale omvang van € 500.000 voor het opvangen van de incidentele kosten bij de bestrijding van rampsituaties.
6.3.
Reserve aanvaardbare kosten / Voorziening RAK CPA
Algemene omschrijving De reserve aanvaardbare kosten (voorziening RAK CPA) is bestemd voor het opvangen van fluctuaties in de exploitatie van de meldkamer ambulancezorg Friesland. Het verschil in een bepaald jaar tussen de werkelijke kosten en het op basis van de beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit berekende budget voor aanvaardbare kosten (wettelijk budget) wordt onttrokken danwel toegevoegd aan deze reserve.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
12
Omvang Bij de Hulpverleningsdienst Friesland is het wettelijk budget leidend is voor de kosten van de meldkamer ambulancezorg. Dit betekent dat er geen sprake is van gemeentelijke financiering voor de taakstelling meldkamer ambulancezorg. Gelet hierop ligt het niet voor de hand om een minimum omvang vast te stellen voor de reserve aanvaardbare kosten. Een minimumomvang zou immers kunnen betekenen dat gemeenten bij moeten dragen zodra deze reserve onder het vastgestelde minimum komt. Bedrijfseconomisch gezien is het stellen van een minimum wel gewenst. Indien de reserve aanvaardbare kosten onder het minimum zakt, kan dit aanleiding zijn om aanvullende middelen bij de zorgverzekeraars aan te vragen. Met betrekking tot de minimale omvang van de reserve aanvaardbare kosten zijn nog geen uitspraken gedaan. Een algemene richtlijn voor de omvang van de reserve aanvaardbare kosten is 10 % van het wettelijk budget. Voor de meldkamer ambulancezorg Friesland bedraagt het wettelijk budget ongeveer € 1.660.000. Op grond van de algemene richtlijn bedraagt de minimale omvang van de reserve aanvaardbare kosten dan ongeveer €166.000. Voor bepaalde zorginstelling is er sprake van normering van het vermogen. Een dergelijke regeling is er nog niet voor de meldkamers ambulancezorg (CPA’s). Dit betekent dat de reserve aanvaardbare kosten niet gebonden is aan een maximale omvang. Ontwikkelingen De belangrijkste financiële risico’s vloeien de komende jaren voort uit de realisatie van Meldkamer Noord Nederland. De realisatie van deze meldkamer leidt tot incidentele projectkosten en frictiekosten in verband met het opheffen van de bestaande meldkamers. In paragraaf 5.3 is reeds aangegeven dat deze incidentele kosten ongeveer € 216.000 bedragen. De hulpverleningsdienst heeft een overeenkomst met de Stichting RAV Fryslân gesloten, waarbij de exploitatie van de meldkamer ambulancezorg is overgedragen. Deze overeenkomst houdt ook in dat het risico van een negatieve exploitatie voor rekening van de Stichting RAV Fryslân komt. Beleidslijn: voor de taakstelling meldkamer ambulancezorg vormt de voorziening RAK CPA de buffer voor het opvangen van incidentele tegenvallers in de exploitatie. Gelet op de overeenkomst met de Stichting RAV Fryslân is het risico van een negatieve exploitatie voor rekening van de Stichting RAV Fryslân. 6.4
Begrotingsruimte
Algemene omschrijving De belangrijkste vormen van begrotingsruimte zijn: De mogelijkheden om belastingen/tarieven te verhogen. De post onvoorzien. De Hulpverleningsdienst Fryslân heft geen belastingen. Wel brengt de Hulpverleningsdienst Fryslân voor bepaalde vormen van dienstverlening tarieven aan derden in rekening. Voor het bepalen van de tarieven geldt het algemene kader van de financiële verordening. In de financiële verordening is als uitgangspunt vastgelegd dat tarieven kostendekkend moeten zijn. Gelet op dit uitgangspunt wordt in de tarieven geen winstopslag verwerkt.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
13
Omvang Voor de betreffende dienstverlening aan derden heeft de Hulpverleningsdienst Fryslân te maken met toegenomen concurrentie. Een gevolg van deze toegenomen concurrentie is onder meer dat de tarieven onder druk staan. Hierdoor is de mogelijkheid om de tarieven aan derden (substantieel) te verhogen beperkt. De begroting 2011 van de Hulpverleningsdienst Fryslân kent geen post onvoorzien. Dit betekent dat de begroting van de Hulpverleningsdienst momenteel geen financiële ruimte kent om in te spelen op ontwikkelingen die bij het opstellen van de begroting nog niet te voorzien waren. Incidentele tegenvallers dienen te worden opgevangen binnen de lopende exploitatie. Hier komen in eerste instantie incidentele meevallers voor in aanmerking. Ontwikkelingen In de meerjarenbegroting is rekening gehouden met een post onvoorzien van € 225.000 in 2013 oplopend naar € 450.000 in 2014. Dit betekent dat begrotingsruimte in 2013 een onderdeel gaat worden van weerstandscapaciteit. Voor 2011 en 2012 geldt dat begrotingsruimte geen onderdeel is van de weerstandscapaciteit. Beleidslijn: voor 2011 en 2012 geldt dat het onderdeel begrotingsruimte geen onderdeel vormt van de weerstandscapaciteit. Vanaf 2013 vormt begrotingsruimte wel een component van de weerstandscapaciteit.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
14
7.
Weerstandsvermogen
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de omvang van de weerstandscapaciteit in relatie tot het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. In beleidslijnen wordt aangegeven hoe de Hulpverleningsdienst omgaat met de verschillen tussen weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen. 7.1.
Weerstandscapaciteit versus weerstandsvermogen
Op grond van het voorgaande is de beschikbare weerstandscapaciteit per 1 januari 2011 en het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen in de volgende tabel samengevat.
Algemene reserve Voorziening BDUR Voorziening RAK CPA
Weerstandscapaciteit € 1.603.480 € 2.331.530 € 90.517
Weerstandsvermogen € 1.800.000 € 500.000 € 166.000
Een vergelijking van de totaal beschikbare weerstandscapaciteit met het totaal noodzakelijke weerstandsvermogen is niet zinvol. Dit gelet op het specifieke bestedingskarakter van de voorziening BDUR en de voorziening RAK CPA. De vergelijking dient derhalve per onderdeel van de weerstandscapaciteit plaats te vinden. Algemene bedrijfsreserve De huidige omvang van de algemene bedrijfsreserve bedraagt € 1.603.480. Dit is lager dan het op basis van de geïdentificeerde en gekwantificeerde risico’s gewenste weerstandsvermogen van € 1.800.000. Om te komen tot opbouw van het gewenste weerstandsvermogen bestaan in principe twee mogelijkheden, namelijk: begrote stortingen in het weerstandsvermogen; toevoegingen van positieve exploitatiesaldi aan het weerstandsvermogen. In 2013 zal een post onvoorzien ter hoogte van € 225.000 worden opgenomen in de begroting van de Hulpverleningsdienst Fryslân. Gelet hierop is een verdere opbouw van het weerstandsvermogen niet strikt noodzakelijk. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat alle geïdentificeerde risico’s daadwerkelijk in één jaar tegelijk optreden. Bij de herziening van de beleidsnota Weerstandsvermogen in 2014 zal de post onvoorzien meer dan nu van invloed zijn op de gewenste omvang van de algemene reserve. Beleidslijn: gelet op de vorming van een post onvoorzien in de begroting met ingang van 2013 zal is opbouw van het weerstandsvermogen via begrote toevoegingen aan de algemene reserve niet nodig. Beleidslijn: positieve exploitatiesaldi worden aan de algemene reserve toegevoegd zolang de algemene reserve de maximale omvang van € 1.800.000 nog niet bereikt heeft. Voorziening BDUR De huidige omvang van de voorziening BDUR is hoger dan het voorgestelde minimum. Het meerdere ten opzichte van het noodzakelijk geachte minimum niveau kan ingezet worden voor het dekken van incidentele kosten (bestedingsfunctie). Bij het onderdeel Veiligheid van de Hulpverleningsdienst speelt momenteel de Friese Norm en Vorm discussie. De regionaal commandant heeft tijdens de bestuursconferentie over Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
15
brandweerzorg in Fryslân (23 maart 2011) de opdracht gekregen om een voorstel te ontwikkelen voor de kwaliteitsverbetering van de brandweerzorg in Fryslân. Dit betreft de Friese Norm voor aanrijdtijden en kwaliteit. Daarnaast dient het voorstel aan te geven op welke wijze deze kwaliteitsverbetering zal worden nagestreefd: de Friese Vorm. De Friese Norm en Vorm discussie wordt gevoerd tegen de achtergrond van de invoering van de Wet Veiligheidsregio en de mogelijke verplichte regionalisering van de brandweer. De verwachting is dat voor het realiseren van de kwaliteitsverbetering (Friese Vorm) incidentele kosten zullen worden gemaakt. Het overschot van de voorziening BDUR kan voor het dekken van deze kosten worden aangewend. Aan het dagelijks bestuur zullen voorstellen worden voorgelegd voor het dekken van incidentele kosten door middel van de voorziening BDUR. Beleidslijn: het overschot van de voorziening BDUR kan worden aangewend voor eventuele incidentele kosten voortvloeiend uit de Friese Norm en Vorm discussie. Voorziening RAK CPA De omvang van de voorziening RAK CPA is lager dan de gewenste omvang op grond van de algemene richtlijn. Aangezien het om een algemene richtlijn gaat, hoeft deze simpele constatering niet gelijk te betekenen dat de voorziening RAK CPA moet worden aangevuld. De incidentele kosten in verband met de realisatie van de Meldkamer Noord Nederland bedragen, zoals eerder aangegeven, ongeveer € 216.000. Voor het dekken van deze incidentele kosten is de voorziening RAK CPA dus ontoereikend. In overleg met de zorgverzekeraars zal gezocht moeten worden naar mogelijkheden om deze incidentele kosten te dekken. De Hulpverleningsdienst heeft ingaande 1 januari 2011 de exploitatie van de meldkamer ambulancezorg overgedragen aan de Stichting RAV Fryslân. Hiermee is de wijze waarop de incidentele kosten worden gedekt de verantwoordelijkheid van de stichting geworden. Ook voor de gewenste omvang van de voorziening RAK CPA geldt dat dit een verantwoordelijkheid van de Stichting is. Beleidslijn: met de overdracht van de exploitatie aan de Stichting RAV Fryslân is de opbouw van weerstandsvermogen voor de meldkamer ambulancezorg een verantwoordelijkheid van de Stichting.
Hulpverleningsdienst Fryslân Beleidsnota Weerstandsvermogen
16