Pamflet: ‘de toekomst van het jeugdwerk in de PKN’
1. Trekken aan een dood paard Geheel in lijn met de ontwikkeling in de PKN loopt ook het jeugdwerk op veel plaatsen op zijn tandvlees. Ik nuanceer hierbij gelijk; ja, op een aantal plaatsen (bijvoorbeeld op de Biblebelt) gaat het nog best redelijk, maar ook hier zien we een terugloop. Kijken we echter naar de breedte van de kerk, dan kunnen we niets anders dan concluderen dat het niet goed gaat met het jeugdwerk. Het jeugdwerk deelt in de malaise waar ook de kerk in Nederland mee te maken heeft. Deelnemersaantallen dalen, en clubs en catecheses worden niet langer gegeven. De vrijwilligers die er nog zijn, raken steeds minder gemotiveerd. Ook worden de erediensten nagenoeg niet bezocht door jongeren. We zien op veel plaatsen dat enkel de jeugddiensten (die maximaal eens per maand georganiseerd worden) hier nog uitzondering op zijn. In vergelijking met dertig jaar geleden treden er slechts enkele jongeren toe tot de kerk. Er schrijven zich een veelvoud uit ten opzichte van hen die belijdenis doen. Als ze al de moeite doen om zich uit te laten schrijven. Velen van hen weten niet eens meer dat ze ingeschreven staan en dus lid zijn van een kerk. Met allerlei inspanningen proberen we het tij te keren. Een aantal kerken benoemt jeugdwerkers, organisaties zoeken naar nieuwe vormen, en productontwikkeling lijkt het toverwoord. Kijk alleen maar eens naar het aantal catechesemethodes dat de afgelopen jaren is verschenen. Conferenties worden belegd en (goed) bezocht. Kortom, we zijn lekker bezig. En toch wordt de betrokkenheid van jongeren bij de
kerk steeds minder. Onze inzet en energie lijken niet het succes op te leveren dat je ervan zou verwachten. Ik heb daarom steeds sterker het gevoel dat we aan een dood paard trekken. Zoals gezegd, we zitten als kerk echt niet stil, met man en macht zijn we bezig met het paard van het jeugdwerk. Sterker nog, we verplaatsen dit paard zelfs een paar meter. Maar dat paard is nog steeds dood! Je kunt zeggen dat er na alle inspanningen eigenlijk ten diepste niets is veranderd. En het ergste is nog wel dat we niet doorhebben dat dit paard dood is of zich op z’n minst in comateuze toestand bevindt.
2. Waarom werkt het niet meer? De simpelste verklaring lijkt te zijn: omdat er geen jongeren meer komen. Blijkbaar slagen we er niet in om onze boodschap relevant te maken. Niet voor onze ‘kerkjongeren’ en zeker niet voor jongeren daarbuiten. Het is waar, sommige kerken groeien nog. Maar als je goed kijkt waar deze nieuwe leden vandaan komen, dan moet je concluderen dat het voor 99 procent gaat om ‘recycling of the saints’, dus het wisselen van kerkgebouw. Nu kunnen we wijzen op allerlei sociologische en maatschappelijke ontwikkelingen. En voor een deel is dat misschien ook wel terecht. Nederland seculariseert steeds meer, en jongeren vormen daar geen uitzondering op. De Protestantse Kerk spreekt zelf over ‘een generatie gat (en?) in de kerk’. We hebben te maken met een sterk vergrijzende kerk, de generatie tussen de 25 en 50 is sterk ondervertegenwoordigd. Met als gevolg dat hun kinderen ook geen binding meer hebben met geloof en kerk. Jongeren worden steeds minder (langdurig) lid van allerlei verenigingen (denk aan vakbond, bibliotheek, maar dus ook de kerk). Maar ik denk dat we niet alleen deze sociologische en maatschappelijke ontwikkelingen als enige schuldige kunnen aanwijzen. Er is meer aan de hand. Ik denk dat het ook ligt aan onze visie op jeugd- en jongerenwerk. Welke keuzes maken we daarin? Heel kort door de bocht: onze visie op jeugdwerk is gedateerd en gebaseerd op uitgangspunten (en theologie?) die minstens dertig jaar oud zijn. En blijkbaar passen jongeren niet meer in de kerkcultuur, of vinden ze dat ze daar niet meer in passen. Visie op jeugdwerk Laat ik ook zo eerlijk zijn om de positieve ontwikkelingen in het jeugdwerk te benoemen. Een aantal kerken realiseert zich dat jeugdwerk een vak apart is. Een vak dat de laatste jaren steeds ingewikkelder is geworden. En dat je hiervoor een professional nodig hebt. Predikanten hebben in hun opleiding niet of onvoldoende geleerd over jeugdwerk. Ze hebben dus geen verstand van jeugdwerk. Helaas zijn kerken die een jongerenwerker aanstellen, nog steeds een minderheid. Toch zijn de vormen ten diepste dezelfde als die van twintig jaar geleden. Bekijk de website van de gemiddelde (PKN) gemeente en je vindt er catechisatie, tienerclub en gespreksgroep vermeld. Op zich is er niets mis met de keuzes voor deze activiteiten, maar als je jarenlang geconfronteerd wordt met een structurele terugloop in deelnemers zou je toch eens na moeten denken of dit nog de juiste manier is. De belangrijkste reden om door te gaan met een bepaalde vorm is de traditie. Dit doen we al jaren op deze manier in de kerk. We lijken ons niet af te vragen of het nog past bij onze jongeren en de cultuur waarin ze leven. Een tijdje geleden was ik in gesprek met een aantal hardwerkende tienerleiders. Ze deden hun club nu zo’n dertig (!) jaar en hadden besloten om te stoppen. De reden? De bezoekersaantallen waren dramatisch gedaald. Van twee groepen per week
terug naar één, en nu kwamen er nog maar vier jongeren. Dat moest wel liggen aan de drukke schema’s van de jongeren. Muziekles, scouting, een paar keer sport per week. En dan valt iets van de kerk vaak als eerste af, vertelden ze me. ‘Het kon niet aan het programma liggen, want dat vonden de jongeren best wel leuk.’ Hoe ze dat wisten? Dat hadden ze de jongeren die er nog waren gevraagd. Nu is dit niet een uniek voorbeeld, vrees ik. We baseren onze mening over de opzet van ons jeugdwerk vaak op de jongeren die er nog wel zijn. Zolang we dat blijven doen en ons niet afvragen waarom de rest van de jongeren wegblijft, komen we niet verder. Met andere woorden, we missen in veel kerken een goede doordenking van het jeugdwerk. Kerken die wel goedlopend jongerenwerk hebben, worden nogal eens geconfronteerd met een ander probleem. Veel jongeren missen de aansluiting bij of met de kerk(diensten). Jongeren worden daar geconfronteerd met een vorm van vieren die ver van ze afstaat. De meesten hebben het daarom snel gezien en geven op. De dapperen die het wat langer volhouden, vinden ook weinig aansluiting omdat er bijvoorbeeld weinig leeftijdsgenoten zijn. Veel kerkenraden definiëren de opdracht voor het jeugdwerk als: ‘Zorg dat er weer jongeren in de kerk (lees de kerkdienst, het uurtje op zondagochtend) komen.’ Een opdracht die dus uitgaat van henzelf. Niemand lijkt zich af te vragen of deze opdracht ook het beste is voor de jongeren. Nee, om de kerk in de toekomst ook nog vol te krijgen heb je jongeren nodig. Jeugdwerk lijkt dan niets meer te zijn dan de oplossing om de eredienst in stand te houden. Nu zullen echt niet alle kerkenraden zich zo expliciet uitspreken, maar indirect kom ik dit maar al te vaak tegen. Het jeugdwerk kan nog zo ‘succesvol’ zijn, het wordt toch nog steeds afgemeten aan de hoeveelheid jongeren in de dienst. Velen zijn drukker met hun zorg dat er geen of weinig jongeren in de kerk zitten dan met de vraag waarom ze er niet zitten. Daarnaast laten veel kerken de missionaire mogelijkheden die jeugdwerk biedt liggen. Erger nog, ze slaan de plank volledig mis! Ik kom veel kerken tegen die missionair jeugdwerk als volgt definiëren: ‘Onze tienerclub is gastvrij, jongeren mogen hun vrienden meenemen, ook al geloven ze niet en zijn ze geen lid van onze kerk.’ Ze zijn dus welkom om met ons mee te doen en zich hieraan aan te passen. Dit doen die kerken zonder ook maar één letter van het programma aan te passen. Er wordt dus eigenlijk helemaal geen rekening gehouden met de nieuwe bezoekers. In dat geval is het jeugdwerk net zo bezig als de kerkenraden, die steeds maar blijven hangen in hun wens om jongeren in de kerkdienst te krijgen. Dat mogen we ons als jeugdwerk wel eens realiseren. Het succes van jeugdwerk kun en mag je niet afmeten aan hoeveel jongeren er op je activiteit komen. Het gaat om de vraag of we erin slagen om aanwezig te zijn in het groeiproces van jongeren. En dan niet alleen als het om vragen rondom zingeving gaat. Echt liefdevol jongerenwerk, vanuit dezelfde bewogenheid die Christus ons leerde, gaat om de hele jongere!
3. Is er een oplossing? Goed jongerenwerk in of vanuit de kerk is niet een ‘purpose driven’ stappenplan. Het is hard werken en vraagt veel tijd, energie en visie. En dan nog is succes niet verzekerd. En zelfs na meer dan tien jaar ervaring heb ik niet alle antwoorden. Soms slaat de twijfel ook bij mij nog toe. Toch zijn er wel een aantal voorwaarden en kenmerken waarmee je een stap in de goede richting komt. Kerken (of jongerenwerk in kerken) die het ‘goed’ doen, hebben ons wel iets te leren. Ik wil dit in een aantal punten bespreken: 1. Een goed doordachte visie op jongerenwerk Kerken moeten goed nadenken over hun jongerenwerk. Want waarom vinden we het nodig dat we überhaupt jongerenwerk doen in de kerk? Daar begint alles mee. We moeten leren om ons deze vraag weer te stellen. Te lang hebben we jongerenwerk gedaan om de simpele reden dat we dat altijd al deden. We hebben de motivatie overgenomen uit de traditie zonder meer de argumenten te kennen. We zijn dus lui geworden. Eigenlijk zou je hier elk jaar (of minstens eens per vijf jaar) over moeten nadenken. Terug naar de basis. Wat is de plek van jongeren in onze gemeenschap, welke verantwoordelijkheid hebben we gekregen?. Jeugdwerk dat vanuit deze principes werkt, kan vanuit deze basis verder werken. Je steeds afvragen of de gekozen vormen nog passen bij de jongerencultuur. Het vraagt om actualiteit. Nieuwe (theologische/sociologische/wetenschappelijke/etc.) inzichten kunnen verwerkt worden. Ik ben van mening dat jongerenwerk (dus ook kerkelijk jongerenwerk!) moet gaat over de hele jongere. We moeten ons niet alleen richten op dat deel van de jongere dat bezig is met zingeving. Het gaat om de hele jongere, alles waar ze in hun leven mee bezig zijn. Dat gaat dus verder dan op de catechisatie interesse tonen in hun relaties met ouders, verkeringen en schoolprestaties. Kerken moeten ruimer denken als het gaat om jeugdwerk. Ik pleit voor een holistische/integrale benadering. Het jongerenwerk vanuit de kerk heeft dan meerdere ‘poten’: inhoudelijk jeugdwerk waar zingeving en geloof het uitgangspunt zijn, en sociaal/cultureel jeugdwerk dat sterk lijkt op ‘burgerlijk’ jongerenwerk. En dit alles vanuit onze unieke identiteit. Dat laatste lijkt erg op wat YFC doet in het concept ‘The Mall’. Het grote verschil is dat the Mall gefinancierd wordt vanuit de burgerlijke overheid. Ik ben van mening dat kerken dit moeten gaan oppakken. Als we jongeren echt belangrijk vinden en van mening zijn dat God ons de verantwoordelijkheid heeft gegeven jongeren te helpen op hun weg naar volwassenheid, dan kan de kerk zich niet beperken tot enkel ‘kerkelijk’ jongerenwerk. Daar komt nog eens bij dat beide vormen van jeugdwerk elkaar stimuleren. Met sociaal/cultureel werk ben je echt missionair bezig. Je geeft een plek aan die jongeren die je niet zult bereiken als je alleen inhoudelijk jeugdwerk aanbiedt. Het
mooie aan een dergelijke keuze is dat steeds meer jongeren zich thuis gaan voelen, en dat dus ook het inhoudelijk werk zal groeien. 2. Deel dit met alle betrokkenen Jeugdwerk is geen hobby van een paar vrijwilligers in de gemeente die een hart voor jongeren hebben. Als er gekozen wordt voor integraal jeugdwerk, zal iedereen, de hele kerkenraad en de predikanten zich achter deze visie moeten scharen. Anders komt je jeugdwerk op een eiland te staan. Het kan dan een succesvol eiland worden, maar vroeg of laat gaat dit je opbreken. Het is dus van belang dat mensen meegaan in dit traject van visieontwikkeling. Een houding die uitstraalt: ik vind alles best zolang ik er maar niet te veel last van heb, is dodelijk. Dat gaat zich tegen je keren. Kerkenraden moeten hier stimulerend omheen gaan staan. Met gedeelde visie, enthousiasme, (financiële) middelen en niet te vergeten gebed. 3. Geef jongeren een eigen plek Het is voor de ontwikkeling van jongeren (en van je jeugdwerk) goed als ze een eigen plek hebben. En dan bedoel ik dus niet een zaaltje in de kerk. Een zaaltje dat op rustige uren ook gebruikt wordt voor vergaderingen. Daarmee geef je jongeren dus geen eigen plek. Een eigen plek is belangrijk voor groepsvorming en het geeft ze de mogelijkheid om los van ouders en andere volwassenen te ‘werken’ en op zoek te gaan naar een eigen (religieuze) identiteit. Investeren in jeugdwerk betekent ook investeren in hun fysieke ruimte. Op de begroting van heel veel gemeenten staat een voorzieningenfonds (of reserve) voor onderhoud van het kerkgebouw. En dan vooral zodat de gemeente op zondag droog en warm kan zitten. Ik heb nog nooit een begroting gezien waarin ook een dergelijk fonds is opgenomen voor het jeugdwerk. 4. Zorg voor professionele krachten De keuze voor integraal jongerenwerk is een grote stap. Dat vraagt om professionele aansturing en begeleiding. In de meeste gevallen is de predikant hiervoor niet de aangewezen persoon. Natuurlijk zijn er predikanten die dit best zullen kunnen, maar dat zijn de uitzonderingen. Het is een vak apart en daarvoor heb je een jeugdwerkleider nodig. Iemand die ervoor is opgeleid en die kennis heeft van de jeugdcultuur. Het aannemen van een jongerenwerker voor tien of vijftien uur getuigt niet van prioriteit en commitment. We laten een gemeente toch ook niet leiden door één predikant die we daar dan twaalf uur voor geven? Jongerenwerkers en de organisaties die hen ‘uitzenden’ en opleiden, moeten ook kritisch naar zichzelf durven zijn. De afgelopen tien jaar is er een sterke toename geweest in het aantal jongerenwerkers. Dit lijkt een goede stap te zijn, een vooruitgang. Het is bijna een serieus vak geworden… Maar we moeten het wel in perspectief blijven zien en ons blijven afvragen wat de inzet van die jongerenwerkers en -organisaties nu precies heeft opgeleverd. Is er een visie gekomen over waar het
heen gaat en moet gaan, als we jongeren willen (blijven) betrekken bij geloof en gemeenschap? Heeft de inzet geleid tot een afname van de kerkverlating onder jongeren of op zijn minst een toename van geloof onder jongeren? Dit is een vraag die ik mezelf ook stel: heeft mijn werk de laatste tien jaar iets opgeleverd? Ik kan me natuurlijk vasthouden aan de prachtige verhalen, de jongeren die geraakt zijn, de levens die veranderd zijn, de jongeren die een nieuw perspectief hebben gekregen. En daar heb ik, in alle bescheidenheid, vast een bijdrage aan geleverd. Maar houd ik me dan niet vast aan de kleine lichtpuntjes? De uitzonderingen? Het overgrote deel van de Nederlandse jongeren leeft nog steeds zonder Christus…Zelfs op de plekken waar ik heb geprobeerd een verschil te maken. Het merendeel van de (kerkelijke) jongeren is afgehaakt. De gemiddelde leeftijd in (PKN-)kerkdiensten is nog steeds 68,4 jaar. De tomeloze inzet van alle JOP/HGJBjongerenwerkers heeft daaraan niets veranderd. Ik kan niet anders concluderen dan dat we de afgelopen jaren een beetje in de marge hebben lopen rommelen. Met hier en daar een incidenteel ‘succesje’. Het ergste is nog wel dat we dit niet (willen?) zien. Het gevoel van trekken aan een dood paard dringt zich steeds meer op! Wat hebben al de nieuw ontwikkelde programma’s, catechesemethodes, geloofsopvoedinginitiatieven ons nu echt gebracht? Dat brengt mij dan ook bij de landelijke organisaties die bezig zijn met jongerenwerk. Hebben die ons wat gebracht? Wanneer durven we hierop eerlijk te antwoorden? U zult inmiddels begrijpen dat ik grote twijfels heb. En nogmaals: ik ben hier zelf een onderdeel van! Ook ik heb aan dat paard staan trekken, het verplaatst, en me onvoldoende gerealiseerd dat het nog steeds dood is. De komende jaren zijn mijns inziens cruciaal voor de toekomst en geloofwaardigheid van het kerkelijk jongerenwerk in brede zin, en de bepalende organisaties in het bijzonder. Zowel JOP als de HGJB zal hierover moeten nadenken. Men moet een visie ontwikkelen op de toekomst van het jeugdwerk. Ik mis een omvattende visie. Er wordt nog te veel gefocust op programma’s en de ontwikkeling daarvan. Dat is op zich niet verkeerd, maar niet als startpunt. Het kan hooguit het resultaat blijken te zijn van een integrale visie op jeugdwerk. Organisaties moeten de PKN gaan vertellen hoe het verder moet. Er zal een eenduidige visie moeten worden ontwikkeld. Die mis ik nu. Ik kan wel tien programma’s opnoemen die ik kan bestellen bij JOP, HGJB (en anderen), maar ik weet niet wat hun visie op jeugdwerk is. Hoe stel ik me dat dan voor? Eigenlijk is het niet zo ingewikkeld. Kerk A meldt zich bij een organisatie met de vraag om ze te helpen met het jeugdwerk. Ik heb nu het gevoel dat er voor elke kerk een andere ‘oplossing’ wordt bedacht. En zelfs dat verschilt per adviseur nog. Terug naar kerk A; blijkbaar zitten ze met de handen in het haar. Het jeugdwerk loopt terug, geen jongeren in de eredienst, zorgen voor de toekomst. Men roept de hulp in van deskundigen. Deze legt daar dan de visie van de organisatie t.a.v. jeugdwerk neer. ‘Wilt u het jeugdwerk in uw kerk weer in beweging krijgen, dan is dit wat wij aanbevelen.’ Een kerk die denkt dat het de oplossing is om een jeugdwerker aan te
stellen, die eigenlijk niets meer is dan een catecheet, en iemand die helpt bij de voorbereiding van een jeugddienst, denkt in de verkeerde richting. Het pimpen van het jeugdwerk dat er nog is, is niet de oplossing. Hiermee haal je niet de jongeren terug die al jaren geleden zijn afgehaakt. Het vertraagt hooguit een nog snellere terugval. Ook moet kerken verteld en geleerd worden dat een aanstelling van vijftien uur ten diepste geen verschil gaat maken. Het blijft onbegrijpelijk dat er nog steeds kerken zijn met meerdere (soms fulltime) predikanten en zonder jeugdwerker. Of minstens zo erg: 3fte (of meer) aan predikanten voor de vergrijzende kerk en 0,4 fte gericht op de toekomst van de kerk. Wat dat betreft zouden we een voorbeeld kunnen nemen aan kerken in het Verenigd Koninkrijk. Daar heeft het merendeel van de kerken jeugdwerkers in dienst. Ik roep organisaties als JOP en HGJB dan ook op om hun eigen jeugdwerkvisie te ontwikkelen en deze met meer autoriteit uit te rollen over de PKN. Mocht kerk A zich daar niet in kunnen vinden, dan is dat hun keuze. Óf je maakt serieus werk van je jeugdwerk en geeft jongeren de aandacht die ze verdienen, óf je legt je prioriteiten elders. En blijft het paard dood… Bij punt 1: Een goed doordachte visie op jongerenwerk, heb ik getracht een aanzet te geven in welke richting organisaties zouden kunnen denken.
5. Denk na over wat je jongeren biedt na hun 25ste Tot hoever loopt jongerenwerk door? Dat verschilt een beetje per gemeente. Ook is de grens de laatste jaren wat opgeschoven. Grofweg denk ik dat veel gemeenten een leeftijd van plm. 25 jaar aanhouden. Maar welke grens er ook aangehouden wordt, de vraag blijft: wat doen we met onze jongeren nadat ze niet meer onder de verantwoordelijkheid van het jeugdwerk vallen? Wat hebben we ze dan te bieden? Is er een goede, natuurlijke aansluiting bij het ‘volwassenwerk’ in de kerk? Is de kerk er klaar voor om deze jongvolwassenen een plek te bieden? Ik zie het hier vaak misgaan. Er is niet alleen een generatiekloof, maar ook een culturele kloof. Om nog maar te zwijgen van de liturgische kloof. Dat verklaart voor een deel waarom we in de PKN spreken van ‘een verloren generatie’ of ‘het gat van de kerk’. We missen de leeftijd 25-50 in onze kerk. Een generatie die, als je ze spreekt, vaak allemaal nog wel aanwezig was in hun tienerjaren. Sterker nog, ze hebben goede herinneringen aan de jeugdvereniging waar ze lid van waren. Overigens suggereert de aanduiding ‘verloren generatie’ dat het maar om één of twee generaties gaat. Het is echter veel erger. De generaties die hier achteraan komen, zijn we ook kwijt. Het is niet zo dat we nu even door de zure appel heen moeten bijten en dat het daarna wel weer goed zal komen. Als er niets gebeurt, kiezen we voor een sterfhuisconstructie van de PKN. Ik spreek nogal eens jongeren die de PKN verruild hebben voor een andere kerk. Mijn eerste reactie is vaak: gelukkig, ze gaan tenminste nog…Praat je wat langer met deze jongeren, dan is de reden vaak dat er zo weinig leeftijdsgenoten waren in de PKN. Meestal heeft het weinig te maken met theologische argumenten. Sterker nog, ze realiseren zich maar
al te goed dat deze nieuwe kerk ook niet zaligmakend is. Echter, het argument dat ze aansluiting (gemeenschap?) missen, weegt zwaarder. Ook zo verdwijnen er dus generaties uit de kerk. Wat nog het ergst hieraan is: dit zijn de (oudere) jongeren die in de toekomst onze kerkenraden zouden moeten vullen. 6. Goed jongerenwerk heeft gevolgen voor de rest van de kerk Deze stelling is volgens mij het minst doordacht. Ik kom er weinig literatuur of studie over tegen. Waarschijnlijk omdat het makkelijker gezegd dan gedaan is. Toch ontkom je er niet aan. De PKN is een sterk vergrijzende kerk. Kerkenraden worden gevuld door 60+’ers, en ook de erediensten zijn grijzer dan ooit tevoren. We zitten in een vicieuze cirkel. De gemiddelde leeftijd is boven de zestig, en daarom stemmen we onze samenkomsten daarop af, met als gevolg dat je het goed doet onder de genoemde doelgroep. Natuurlijk doen we zo af en toe een gezins- of jeugddienst of een dienst samen met de basisschool, maar tachtig procent van de diensten heeft een klassieke liturgie, en een nog antiekere uitstraling. De vraag is alleen of we het redden met het ‘pimpen’ van de kerk en van onze dienst. Gaan we op die manier weer aansluiting vinden bij de generaties die we als PKN kwijt zijn geraakt? Of moeten er drastischer ‘maatregelen’ genomen worden? Wil de kerk weer aansluiting vinden bij de jongere generatie, dan zal het anders moeten. Echter dat anders doen vindt niet plaats in de zondagse eredienst van 10.00-11.00. Ik vraag me zelfs af of de kerk hier überhaupt op moet inzetten als het gaat om jongeren. Nogmaals, er zijn echt wel uitzonderingen te noemen van plaatsen waar er nog wel jongeren in de zondagse diensten zijn. En ja, er zijn ook jeugddiensten die goed bezocht worden. Maar dit zijn echt uitzonderingen. Ik hoop niet dat we ons daardoor in slaap laten sussen. Ik zie ook heel veel kerken waar het aantal jongeren op één hand te tellen is. En waar jeugddiensten georganiseerd worden door oudere jeugd (30-40), die het zien als een kans om een dienst te organiseren die liturgisch meer vrijheid heeft. Op zich niets mis mee, maar gebruik het niet als het ultieme middel om jongeren weer de eredienst in te krijgen. Voor jongeren die er nog zijn, en voor de generatie daarboven kan dit een prima vorm zijn. Het laat zien dat we niet vastzitten aan een historische vorm, en dat het gaat om de inhoud. Het evangelie is sterk genoeg om flexibel te zijn met de vorm. Ik denk alleen niet dat we met pimpen jongeren terugkrijgen die al zijn afgehaakt (fysiek of emotioneel). En toch… de kerk is mij lief en heeft jongeren ook in 2013 wat te bieden! Ik denk dat de kerk het veel meer moet zoeken in gemeenschap. Daar bereik je jongeren mee. Laat zien dat jongeren er echt bij horen. Maar dwing ze niet in het keurslijf waar zij niet in (willen) passen. Spreek naar ze uit dat ze ook echt bij de (kerk)gemeenschap horen als ze niet op zondagochtend om 10.00 uur in het kerkgebouw zitten. Een eetgroepje op donderdagavond is ook kerk. Meegaan op een diaconaal kamp is ook kerk. Betekenisvolle gesprekken in de keet is ook kerk. Elke week naar RockSolid is ook kerk. En zelfs (geloofs)gesprekken voeren op een Facebookgroep is kerk.
De ‘oude’ kerk zal echter verbindingen moeten gaan zoeken. De uitdaging is wel om dat te doen vanuit het perspectief van jongeren. 4. Tot slot Ik realiseer me dat dit een kritisch pamflet is. En dat sommigen hun wenkbrauwen zullen fronsen. Vooral mensen die wekelijks al hun vrije tijd steken in het jeugdwerk. Maar ook kerkenraden die er veel aan doen om het jeugdwerk te ondersteunen. En toch heb ik dit stuk geschreven. Omdat ik denk dat als we over vijftig jaar nog kerk willen zijn, er iets moet gebeuren. Iets wat vraagt om lef en durf. Het moet drastisch anders. Ik bid en hoop dat we jongere generaties nog steeds kunnen vertellen over de liefde van Jezus en de trouw van God. Dat we niet te lang wachten om het tij te keren. En… gelukkig hangt het niet (allemaal) van ons af. Het is God die zijn kerk bewaart.