29-11-15
Verhalen in doen-alsof spel: de rol van metacommunicatie
Overzicht • Theorie o Ontwikkeling verhalen vertellen o (Ontwikkeling) doen-alsof spel o (Ontwikkeling) metacommunicatie
• Onderzoek: Wat is de rol van metacommunicatie in sociaal doen-alsof spel?
Dorian de Haan
Bernard van Leer Foundation
Verhalen vertellen Ontwikkeling vertelvaardigheid • Monoloog of in interactie • Genre
Nigel (1jaar, 8maanden) heeft in de dierentuin een plastic deksel gevonden en een geit geaaid Nigel: Vader: Nigel: Vader: Nigel:
o Scripts o Plot o Persoonlijke verhalen o Verzonnen verhalen
Wil deksel eten Wat wilde de deksel eten? Wil deksel eten Wat wilde de deksel eten? Geit... Man zei néé... Wil deksel eten... Man zei néé.
Als Nigel naar bed gaat, vertelt hij het verhaal opnieuw, en als zijn vader vraagt waarom de man nee had gezegd, zegt hij, hoofdschuddend: “Góéd voor hem” (Halliday, 1975, p. 112).
• Vaardigheid: o kennis van gebeurtenis o macro- en microlinguistische structuren o pragmatische kennis (context)
Verhaal in interactie
Foto Hanneke Verkleij
Verhalen in doen-alsof spel Vygotsky over (doen-alsof) spel “ Play creates a Zone of proximal development in the child (..) in play it is as though he were a head taller than himself.” (1976, p.552) “.. in play activity (..) action arises from ideas rather than from things”. (1976, p. 546)
Doen-alsof: § situationeel en eerste vorm van abstract denken (De Haan, 2005) § Spel roept emotie op, geeft plezier è Basis voor ontwikkeling en leren § Kind is actief, is betrokken
Verhalen in doen-alsof o stimuleren voorstellingsvermogen en verbeeldingskracht o anker voor betekenisverlening en verbinding met andere kinderen
Verhalen in doen-alsof spel: ontwikkeling • Monoloog of interactie • Genre o script o plot
• Vaardigheid o kennis van gebeurtenis
§ Van vertrouwd naar fantasie
o linguistische structuur
§ Macro: geen overkoepelende structuur § Micro: ‘emotiegrammatica’: patroon van evocatieve handeling & reactie, zonder uitkomst (Fein, 1989)
o pragmatische kennis
§ Imitatie, minimale uitweidingen en maximale ambiguïteit (Fein, 1989) § metacommunicatie
1
29-11-15
Monoloog: Solitair doen-alsof spel
Interactie: Sociaal doen-alsof spel
Foto Hanneke Verkleij
Sociaal doen-alsof spel Parten (1932), Howes e.a. (1989) spel categorieën: – Parallel – Eenvoudig sociaal spel – Complementair en wederzijds spel – Cooperatief sociaal spel – Complex sociaal doen-alsof spel: zowel sociaal doen-alsof als metacommunicatie “We assume that this play form is more complex than the ones that precede it because of the addition of metacommunication about play” (Howes & Matheson,1992,p.964: revised Howes Peer Play Scale)
Ontwikkeling metacommunicatie • In interactie o complex sociaal doen-alsof ontstaat rond 2 ½ - 3 jaar (Howes & Matheson,1992)
o neemt toe met leeftijd (Farver,1992; Howes & Matheson,1992; Sawyer, 2003)
• Vaardigheid o van impliciet naar expliciet naar impliciet? (Andresen, 2005; Sawyer, 1997, 2003; Whitebread & O’Sullivan, 2012)
Wat is metacommunicatie in doen-alsof spel? • Communicatie over communicatie o Vaststellen van gemeenschappelijke focus, van het spelframe en veranderingen daarin: ‘intersubjectiviteit’ (Whitebread & O’Sullivan, 2012; Whitington & Floyd, 2009)
o Coördinatie rollen met speelpartner (benoemen en toedeling) o Planning en voortgang van de handeling door beschrijving van verleden, heden of toekomstige handelingen (Howes & Matheson, 1992, Farver,1992)
• Continuum van impliciet naar expliciete metacommunicatie (Giffin,1984; Sawyer, 1997, 2003) o Uitspelen (‘in-character’, ‘within-frame’) versus metataal (out-ofcharacter’, ‘out-of-frame’, & blended)
Twee dimensies Complex doen-alsof spel Verhaal
Sociaal
Focus op complexiteit communicatie
Focus op complexiteit samenspel
§ Geen verschil tussen uitspelen en (meta)communicatie
o
o ‘ Intersubjectiviteit’ 30% van doenalsof spel § uitbreiding ideeën spelpartner (32%) / Voortbouwen op eigen ideeën (13%) (Whitington & Floyd, 2009)
Geen details over rol metacommunicatie (Howes & Matheson, 1992)
o
Geen onderscheid tussen cooperatief en complex (Farver, 1992)
2
29-11-15
Wat is de rol van metacommunicatie in sociaal doen-alsof spel? • • • •
Complexiteit ‘verhaal’ binnen het frame van doen-alsof
•
Complex samenspel in doen-alsof
Methode Deelnemers: kleuters Twee scholen: ‘wit’ en ‘zwart’, groepen 1 en 2 24 children • leeftijd: 4;1 – 6;1 (gemiddeld 5;1) • sexe: 12 jongens and 12 meisjes • thuistaal: 13 Nederlands, 7 mix van Nederlands en andere taal (talen), 4 andere taal dan Nederlands
Complexiteit samenspel met de speelpartner
Data verzameling
Data analyse Metacommunicatie Metacommunicatie is taal die
• Taal test TAK actieve/ passieve woordenschat • Naturalistische video observaties - 30 minuten vrij spel
o de symbolische wereld verwoordt o gaat over (spel)communicatie
• Taalgebruik getranscribeerd en gecodeerd in Childes
Continuum (Giffin, 1984;Sawyer, 1997, 2003)
• Selectie van fragmenten doen-alsof =
§ Impliciet (vanuit de rol, ‘in-frame’): uitspelen
‘spel waarin een verbeelde werkelijkheid wordt gecreëerd ’ o 22 kinderen spelen doen-alsof o Tijd totaal: 205min.28 sec. (3 uur, 20 min)
o 2273 uitingen
Help! (zandtafel); Ik wil drie foto’s (klant bij de fotograaf)
§ ‘Meer of minder’ expliciet (out-of-character, out-of-frame, blended): o Beschrijving/ onderhandeling over handelingen, rollen, objecten, tijd, plaats: En dit hier achter was het water; Jennifer, onze baby moet een deken. Mama, we spelen dat ik niet wilde eten. o Claimen van eigen rol of positie: Ik was de dokter o Verklaringen: Want dit is de vloer o Planning, organisatie: En dan moet jij daar gaan zitten. o Evaluatieve opmerkingen: Was het leuk? Betrouwbaarheid .89 (Index of concordance Martin & Bateson, 1993)
Complexiteit informatiewaarde verhaalopbouw Geen nieuwe informatie = niveau 1 • ‘Enkelvoudig’: uiting zonder relevante nieuwe information voor het spel,
Uiting
inclusief herhaling.
Uitbreiding = niveau 2 • Uitbreiding: uitbreiding eerdere informatie, bijv. een eigenschap van de eigen rol of die van de ander, object of situatie, motivatie
• Setting: benoemen van of vragen naar de symbolische aard van de rol, object etcetera
• Meervoudig, script: zelfde inhoud als vorige uiting maar gericht een ander object, een alternatief
• Logische volgorde, ontwikkeling verhaal: ontwikkeling van de
Niet gerelateerd Ambigu Niet gescoord
Gerelateerd aan voorgaande uiting Uitbreiding van eigen uiting (‘self’) Niveau 1: direct na bijdrage van speelpartner Niveau 2: binnen de eigen beurt Uitbreiding van uiting van de ander (‘other’) Niveau 3: Ingaan op uiting van de speelpartner
handeling in de tijd of volgende stap in de verhaallijn
(Beizer & Howes, 1992)
3
29-11-15
Voorbeeld Childes transcriptie
Resulten Hoe vaak gebruiken kinderen metataal?
Bart and Thijmen spelen bij de zandtafel met poppetjes *BAR: Deze kan alleen zo staan. %taa: $MET $SEL $UIT *BAR: Maar hier niet. %com: Bart heeft de dinosaurus en zet hem voor de tunnel. %taa: $MET $SEF $UIT *BAR: Dat is vervelend voor hem. %taa: $MET $SEF $UIT (…) *BAR: Die [/] hier ging die altijd deze kant op. %taa: $MET $SEL $UIT *THI: Ja het water xxx . *BAR: Ze houden ook van water. %taa: $MET $OTH $UIT
N=22 Tijd: 205min,28
Metataal
Gemiddeld per minuut
1118
55.2% SD 23.3 range 0-100
6,6 SD 4,14 range 0- 15,7
Complex sociaal doen-alsof spel
Gemiddeld per minuut
Niveau informatiewaarde verhaalopbouw
.507*
.543**
Niveau complexiteit samenspel met speelpartner
-.376
-.188
Significante correlations
% van alle doen-alsof uitingen
range 0 185
Is er een relatie tussen het gebruik van metataal en de complexiteit van samenspel? Metataal % van alle doen-alsof uitingen
Aantal Metauitingen
Metataal maakt het verhaal complexer, maar is niet gerelateerd aan de complexiteit van samenspelen
* = p <.05 **=p <.01
Kwalitatieve analyse Combinaties binnen de uiting
Twee-dimensioneel concept van metataal Informatie waarde
Uiting
199
meta
122
% op aantal uiting
61,3
other self1 self2
104
% op meta
85,3
meta+ other
23
% op meta other self1 self2
Meta+ other + Complex
% Op Meta other self1 self2
22,1
26,7
19,2
Uitgebreid
Bart
Helena
Zelf
Ander Priscilla
Relatie speelpartner
Leni
Enkelvoudig
4
29-11-15
Gericht op zichzelf (SEL, SEF), Uitbreiding verhaal (UIT) Metacommunica+e,Bart, laag,niveausamenspel,4'self', hoog,niveau,opbouw,verhaal,, other&narra)ve& 19%&
other&simple&& 3%& self&narra)ve& 59%&
self&simple& 19%&
Bart and Thijmen spelen bij de zandtafel met poppetjes *BAR: Deze kan alleen zo staan. %taa: $MET $SEL $UIT *BAR: Maar hier niet. %com: Bart heeft de dinosaurus en zet hem voor de tunnel. %taa: $MET $SEF $UIT *BAR: Dat is vervelend voor hem. %taa: $MET $SEF $UIT (…) *BAR: Die [/] hier ging die altijd deze kant op. %taa: $MET $SEL $UIT *THI: Ja het water xxx . *BAR: Ze houden ook van water. %taa: $MET $OTH $UIT
Metacommunica+e Helena hoog niveau samenspel – ‘other' hoog niveau opbouw verhaal
Metacommunica+e Leni laag niveau samenspel – ‘self’ gemiddeld niveau opbouw verhaal
Self simple
11%
Other narrative
21
Self simple
43
2
34
Other simple
15% 49%
Self narrative
Self narrative
Other narrative
25%
Implicaties voor de praktijk
Metacommunica+e Priscilla gemiddeld niveau samenspel – ‘other’ gemiddeld niveau opbouw verhaal
Ondersteunen van doen-alsof spel van kinderen in hun ‘Zone van de naaste ontwikkeling’: Uitbreiden van hun repertoire
30
33
Other narrative
Self narrative
9 Other simple
Other simple
26
Wat: o Verhaalopbouw: sociaal doen-alsof spel (verhaal) o Samenspel: verbinding met en ingaan op de ander – sociaal doen-alsof spel o Beide: sociaal doen-alsof spel
Self simple
5
29-11-15
‘Uitbreiden van hun repertoire’ Hoe? Out-of-frame uitingen Positie: rol van stagemanager Metataal: expliciete strategieën
Within-frame uitingen
Dank voor jullie aandacht
Positie: rol of speelpartner Metataal: uitspelen impliciete strategieën
Toekomstig onderzoek: hoe effectief zijn deze strategieën in het ondersteunen van de complexiteit van verhaalopbouw en samenspel in sociaal doen-alsof spel?
Vragen en opmerkingen?
Verder lezen: Singer & de Haan, 2013, pp. 179-239
Literatuur Farver, J.M. (1992). Communicating shared meaning in social pretend play. Early Childhood Research Quarterly, 7, 501-516. J.M. (1992). Communicating shared meaning in social pretend play. Early Childhood Research Quarterly, 7, 501-516. Fein, G.G. (1989). Mind, Meaning, and Affect: Proposals for a Theory of Pretense, Developmental Review 9(4), 345-363. Giffin, T. M., Hemphill, L., Camp, L., & Wolf, D. P. (2004). Oral discourse in the preschool years and later literacy development. First Language, 24, 123–147. Haan, D. de (2005). Social pretend play: potentials and limitations for literacy development. European Early Childhood Education Research Journal, 13(1), 41-55. Halliday, M.A.K. (1975). Learning how to mean – Explorations in the development of language. London: Edward Arnold. Howes, C. & Matheson, C.C. (1992). Sequences in the development of competent play with peers: social and social pretend play. Developmental psychology, 28(5), 961-974. Sawyer, R.K. 1997. Pretend Play as improvisation. New York / Londion: Psychology Press. Sawyer, R.K. 2003. Levels of analysis in pretend play discourse: metacommunication in conversatinal routines. In D. E. Lytle (Ed.), Play and educational theory and practice (pp. 137-157). Westport / London: Praeger. Singer, E. & De Haan, D. (2013). Speels, liefdevol en vakkundig. Theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen. Amsterdam: SWP. Vygotsky, L. (1976). Play and its role in the mental development of the child. In J. Bruner, A. Jolly, & K. Sylva (Eds.). Play. Its role in development and evolution (pp. 537-554). Harmondsworth, Middlesex: Penguin Book. Whitebread, D. & O’Sullivan, L.O. (2012).Preschool children’s social pretend play: Supporting the development of metacommunication, metacognition and self regulation. International Journal of Play, 1, 197-213. Whitington, V. & Floyd, I. (2009). Creating intersubjectivity during socio-dramatic play at an Australian kindergarten. Early Child Development and Care, 179(2), 143-156.
6