Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
1 Spelsituaties In ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
dit document zijn de volgende spelsituaties opgenomen: Allemaal tegelijk spelen: ieder voor zich (groep 1-8) Verhalen vertellen en spelen (groep 1-8) Weet je, ’s nachts om twaalf uur komen ze allemaal tot leven (groep 4-6) Ontmoetingen (groep 5-8) Als jij verzint, speel ik wel (groep 5-8) Spelen vanuit stoelendans (groep 5-8) Spelen met geheimen (groep 7-8) Drie op de bank (groep 6-8) Acteren vraagt om actie en stiltemomenten (groep 6-8) Auditie doen (groep 7-8) Inspringspelen (groep 6-8)
▲ Allemaal tegelijk spelen: ieder voor zich (groep 1-8) Varianten op spelen die in het boek beschreven staan: • Laat ze allemaal een voorwerp meenemen voor een volgende keer. • Sta ze toe met een ander mee te spelen als dit zo ontstaat. • Verzin samen met de kinderen spelthema’s die ze willen uitspelen.
▲ Verhalen vertellen en spelen (groep 1-8) Voorbereiding Kies een verhaal uit dat speelbaar is met een volledige groep. Het verhaal moet veel mogelijkheden van handelen hebben en een of meer problemen bevatten. Bepaal momenten om het verhaal te onderbreken voor vragen en improvisaties. Ontwerp verschillende soorten vragen die: • de kinderen vanuit de verhaallijn kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld: ‘Welke boodschappen moet je vandaag doen?’ • de kinderen niet meer als luisteraar maar als rolfiguur kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld: ‘Meneer, kunt u me vertellen welke kant ik op moet?’ • de verhaallijn doorbreken. Bijvoorbeeld: ‘Ze had een beter plan. Weet jij welk?’ Ontwerp vragen die leiden tot meegaan in lijn met het oorspronkelijke verhaal of er juist van afwijken. Ontwerp samen met kleinere subgroepjes, de helft van de groep en de hele groep ideeën voor improvisaties. De eerste keren gaat het natuurlijk om het oefenen in het leiden en begeleiden van dit spel. Je ontdekt de haken en ogen, maar ook hoe die zijn op te lossen. Naarmate de kinderen meer vrijuit spelen, hoef jij minder mee te spelen en kun je vooral observeren. Eerste vingeroefeningen voor jezelf Speel met een groep een verhaal uit en houd het voor jezelf zo veilig als je wilt. Het mag een voor de anderen bekend verhaal zijn. Er hoeven geen grote verhaalafwijkingen te ontstaan en evenmin hoeft ieder tegelijkertijd te spelen; zelfs niet in een halve groep. Speel vooral met de stoelstructuur, zodat je die steeds vrijer kunt gaan toepassen.
1
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
Je begint te vertellen en onderbreekt je verhaal met vragen. Deze dagen uit tot het steeds meer nemen van ruimte voor eigengereide antwoorden. Prikkel de kinderen tot het creëren van de eigen verbeelding, nieuwe uitdagingen en vreemde oplossingen. Een spel kan vijf tot tien minuten duren. Speel het aan het eind van een dag. Loopt het niet naar wens, dan beïnvloedt het de rest van de dag niet. Naarmate je er vertrouwder mee raakt en jij en de groep er meer plezier in krijgen, plan je het spel eerder op de dag waardoor het langer kan duren. Bedenk wel tevoren wat de kinderen na afloop nog kunnen doen qua schoolwerk, voor als je toch eerder weer terug moet keren naar de stoel(en). Misschien kan die opdracht enigszins in de sfeer van het zojuist gespeelde liggen. Vervolgens krijgen jij en de kinderen voldoende tijd om uit te groeien tot een groot groepsspel, waarin ieder meespeelt. Ten slotte buit je alle mogelijkheden volledig uit en duurt een spel zelfs verschillende dagen, want in de tussentijd zoeken de kinderen allerlei zaken uit die van belang zijn om het spel voort te kunnen zetten. Op deze manier kunnen ze historische gebeurtenissen uitpluizen, klimaatproblemen onder de loep nemen en op ontdekkingsreis gaan.
▲ Weet je, ’s nachts om twaalf uur komen ze allemaal tot leven (groep 4-6) • • •
Je laat de kinderen in tweetallen samen verzinnen wie er ’s nachts op bezoek komen en hoe ze die figuren kunnen spelen. Vervolgens ontmoeten ze elkaar in subgroepen van zes, zodat ze elkaar tips kunnen geven om hun rol duidelijk te spelen. Je vraagt hen verkleedkleren mee te brengen om de volgende keer het spel van ’s nachts twaalf uur te kunnen spelen.
Vervolgspel 1 De kinderen maken eerst samen het speldecor: de klas in schemerlicht, de tafeltjes in groepjes met papieren servetjes als tafelkleedjes, glazen limonade en een zoutje. Er klinkt mooie rustige muziek. Dan gaat de helft zich verkleden op de gang en slaat de klok (een gong, een trommel) twaalf keer. Langzamerhand komt iedereen binnen en krijgen de kinderen bezoek. Ze willen van alles te weten komen over de nachtelijk figuren en vragen hen honderduit. Na een poosje vraag je ieder in een grote kring te komen zitten en mogen de kinderen de gasten een voor een voorstellen en vertellen wat ze ervan te weten zijn gekomen. Ieder kan vervolgens verdere vragen stellen, maar ze kunnen natuurlijk ook tot acties overgaan. Willem Tell laat zien hoe hij met pijl en boog een appel doorklieft, het nachtelijk spook laat zien hoe eenvoudig mensen aan het schrikken te brengen zijn, enzovoort. Vervolgspel 2 Nu mag de andere helft van de groep hun figuur tot leven roepen. Besprekingsvragen ∞ Welke figuren kwamen echt tot leven en waardoor kwam dat? ∞ Wat maakt welke ontmoeting interessant? ∞ Welke figuren uit de beide vervolgspelen willen jullie een volgende keer elkaar laten ontmoeten?
2
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
▲ Ontmoetingen (groep 5-8) Improviseren vanuit rollen. Iedereen loopt over straat op weg naar werk, winkel, kerk, vriend, feest, begrafenis of afspraak. Terwijl de kinderen rondlopen in rol geef je af en toe een aanwijzing die hen helpt hun rol te spelen: je ontmoet allerlei mensen, je kent niemand, velen kijk je niet aan, sommigen wel, met een enkeling maak je kort een praatje. Dan kom je onverwacht een bekende tegen aan wie je echt even iets wilt vertellen. Besprekingsvragen ∞ Waardoor werd je rol nu meer een personage? ∞ Wat is het verschil tussen typetjes (clichés), rollen (globaal: houdingen, bewegingen, mimiek) en personages (details: persoonlijke kenmerken en eigenschappen)? ∞ Wat speel je liever en waarom? ∞ Wat wil je daarvoor nog meer leren?
▲ Als jij verzint, speel ik wel (groep 5-8) De kinderen mogen allemaal tegelijk in viertallen spelen op een plekje in de speelzaal. Twee kinderen spelen de rollen, de twee anderen spreken de rollen. De twee sprekers bepalen als eerste waarover het spel gaat, maar als de spelers slim zijn kunnen ze het zich ontwikkelend verhaal enigszins naar hun hand zetten. Voorwaarde is wel dat de sprekers goed op hen letten en ‘meenemen’ wat de spelers non-verbaal vertellen. Alle vier kunnen zij het spel beïnvloeden als ze vertrouwd zijn met deze spelvorm. Spel 1 Ieder viertal kiest een Wat-kaartje: schoonmaken, op avontuur, schoolblijven, de grootste blunder, en kiest daarbij twee passende rollen. Ze spreken onderling af wie de stem voor wie zal zijn. De twee spelers gaan vervolgens naar hun spelplek, de twee sprekers zitten voor hen. De spelers beginnen en bewegen in de afgesproken spelwerkelijkheid, ze sjouwen bijvoorbeeld met een grote kast of verhuisdozen. De twee sprekers kijken en spreken voor een van beide rollen op momenten die zij zelf bepalen. Als zij niets zeggen, spelen de anderen in stilte door. Na twee minuten wisselen de taken en spelen ze de situatie nogmaals. Ze bespreken wat er goed ging, wat hen op ideeën bracht, hoe ze nog beter op elkaar kunnen inspelen. Spel 2 Zoals spel 1, maar dan met een andere spelinhoud. De kinderen kiezen steeds een ander Watkaartje en laten verschillende spelsituaties ontstaan. Ze bespreken welke spelsituatie ze het interessants vinden om voor anderen opnieuw te spelen, en geven elkaar tips hoe die situatie sterker kan. Bijvoorbeeld: ‘Wat is een goed begin, spannend midden, vlot einde?’ Spel 3 De kinderen spelen het gekozen spel twee keer opnieuw en leggen vast welke zinnen, handelingen, houdingen zeker behouden moeten blijven bij het optreden. De groepjes treden voor elkaar op en krijgen te horen wat boeiend was. Besprekingsvragen ∞ Welke rollen zijn waardoor duidelijk gespeeld? ∞ Welke begin, einde, middenstuk was waardoor sterk (niet kabbelend, vertragend, maar onverwacht, verfrissend, nieuwsgierig makend)?
3
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
Spel 4 Aan het eerdere spel worden twee rollen toegevoegd: ieder mag nu zelf spreken. Het spel verloopt waarschijnlijk anders. De rode draad van het vorige spel geeft hen wel houvast. Hiervan afwijken en heel ergens anders uitkomen, houdt het spannend voor iedereen. Besprekingsvragen ∞ Waardoor was het spannend? ∞ Welke moment was het hoogtepunt van die spanning? ∞ Hoe kunnen ze dat moment nog spannender spelen? Applaus De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op. Besprekingsvraag ∞ Welke stemming ging overheersen en waardoor kwam dat?
▲ Spelen vanuit rollen tijdens stoelendans (groep 5-8) Ieder kiest een rol en neemt in die rol deel aan de stoelendans. Degene die af is, mag kort even vanuit de rol reageren tegen een medespeler die als laatste een stoel verovert. Kies voor verschillende muzieksferen, zodat de kinderen de beïnvloeding ervan ervaren en de stoelendans anders gedanst wordt: mars, vrolijke muziek, treurmuziek, abstracte muziek. Spel 1 Er zijn evenveel stoelen als spelers. De muziek speelt en ieder danst in de kring binnen de stoelen. Als de muziek zwijgt, gaat ieder op een stoel zitten, op een na. Het kind dat wil spelen, staat op haar stoel en verzint iets waarmee ze de aandacht van de hele groep wil krijgen. Ze spreekt de groep toe: ‘We moeten …’, ‘We kunnen …’, ‘Zullen we …’, ‘Ik kan echt niet …’ Als ze de groep overtuigt, gaat de hele groep even doen wat ze vraagt: handtekening zetten onder een brief aan …, de stoel schoonmaken, een lied zingen. De muziek klinkt weer en ieder danst vrolijk verder, totdat de muziek opnieuw stopt. Spel 2 Er speelt andere muziek en ieder danst in de stoelenkring. Als de muziek zwijgt, gaat ieder op een stoel zitten, op twee na. Deze kinderen willen spelen, staan op hun stoel en beginnen een dialoog met elkaar. Ze moeten elkaar overtuigen van iets. De een begint en de ander gaat erin mee, maar pas als ze echt overtuigd is: ‘Ga nou mee naar …’, ‘Doe dat voor mij’, ‘Durf het nou’. De muziek klinkt weer en ieder danst vrolijk verder, totdat de muziek opnieuw stopt. Spel 3 Er speelt weer andere muziek en ieder danst binnenin de stoelenkring. Als de muziek zwijgt, gaat ieder op een stoel zitten, op drie kinderen na. Deze kinderen willen spelen en staan op de stoel. De eerste begint een verhaal te vertellen, de tweede vult aan met details, de derde brengt steeds een probleem in waardoor het verhaal toch weer wat anders wordt. De muziek klinkt weer en ieder danst vrolijk verder, totdat de muziek opnieuw stopt.
4
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
Spel 4 Als voorbereiding hebben de kinderen goede verhalen gezocht, waarin veel rollen en acties voorkomen en die ze goed kunnen vertellen. Er speelt weer andere muziek en ieder danst binnenin de stoelenkring. Als de muziek zwijgt, gaat ieder op een stoel zitten, op een na. Zij heeft een goed (bestaand) verhaal waarin veel kinderen kunnen meespelen. Ze staat op haar stoel en begint te vertellen. Op het moment dat er een nieuwe rol in het verhaal voorkomt, speelt een kind in de kring die rol. Misschien willen anderen ook spelen en komt er geen nieuwe rol meer. Dan kunnen ze een boom, rivier, vogel spelen en zorgen voor de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, zonder het verhaal van de verteller te beïnvloeden. De muziek klinkt weer als de aandacht wat verslapt en ieder danst vrolijk even mee, totdat de muziek opnieuw stopt en de verteller verdergaat met haar verhaal en andere of dezelfde spelers nu meespelen. Applaus De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op. Besprekingsvragen ∞ Welke verhaaldeel nodigde erg uit tot spel? ∞ Onderbrak de muziek het verhaal op de juiste momenten, en waarom wel of niet?
▲ Spelen met geheimen (groep 7-8) Voorbereiding De kinderen kiezen in subgroepjes van drie een Waar-, Wie- en Wat-vraag en bespreken met elkaar hoe hun scène ongeveer zal verlopen. Ze gaan samen op reis en pakken hun koffers in terwijl ze de laatste zaken regelen: sleutels bij de buren, paspoorten controleren, planten water geven. Daarna gaan alle kinderen even alleen zitten en bedenken wat ze aan de eigen rol kunnen toevoegen om iets onverwachts in het spel te laten gebeuren: ik moet de plant echt eerst verpotten, die overleeft het anders niet; mijn paspoort is verlopen; ik wil eigenlijk helemaal niet mee. Spel 1 De kinderen spelen hun spel, een kind mag haar geheim inbrengen. Ieder probeert zo goed mogelijk het spel verder te spelen zoals besproken is. Daarna bespreken ze of het spel er interessanter door werd, hoe het onverwachter of spannender kan. Ze herspelen het spel. Spel 2 Zie spel 1. Ieder groepje bespreekt nu welke geheimen ze willen behouden in hun spel, of en hoe die samen kunnen gaan. Applaus De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op. Besprekingsvragen ∞ Welke stemming ging overheersen? ∞ Waardoor kwam dat?
5
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
▲ Drie op de bank (groep 6-8) Spel 1 Drie mensen zitten op een bankje in het park en vertellen los van elkaar over iets dat ze hebben meegemaakt. Ze vertellen alle drie een verhaal; de verhalen staan los van elkaar. Op een bepaald moment besluit iemand dat ze wel genoeg verteld heeft en gaat over tot handelen: de eendjes voeren, de krant lezen of haar lunch eten. Op zo’n moment komt een ander aan het woord. Ieder probeert haar eigen verhaal volledig verteld te krijgen, maar beide anderen doen even hard hun best. Tot slot handelen ze allemaal, maar vertellen ook allemaal hun eigen verhaal. Besprekingsvraag ∞ Wie krijgt waarom de meeste aandacht en kan haar verhaal afmaken? Spel 2 Drie mensen zitten op een bankje in de wachtkamer van de dokter en vertellen los van elkaar over hun ziekte en kwaaltjes. De een wil nog meer medelijden dan de ander, de volgende is echt het zieligst van allemaal, en de derde is zenuwachtig voor de dokter. Af en toe rommelt de een in haar tas, stopt de ander een pijp en haalt de derde steeds het verband los en maakt het opnieuw vast. Ze wisselen elkaar af als iemand van hen het woord ‘ziek’ zegt. Ze herhalen dit en gaan verder met hun eigen verhaal. Ieder probeert de meeste aandacht van de anderen te krijgen. Besprekingsvraag ∞ Met wie krijgt het publiek het meeste medelijden? Spel 3 Drie mensen zitten op een bankje op het vliegveld, klaar om de grote reis te beginnen. Ze vertellen elkaar waar ze naartoe gaan, wat ze allemaal hebben meegenomen, wat ze allemaal van plan zijn te gaan doen en waar ze zullen overnachten. De een controleert steeds of ze haar paspoort, portemonnee en mobieltje wel bij zich heeft, de ander houdt voortdurend in de gaten of er geen vluchtwijzigingen komen, de derde leest doodgemoedereerd een roman zodra ze niet door anderen gestoord wordt. Na twee à drie minuten mag het publiek roepen welke bestemming nu mag inchecken en beslist daarmee wie uit het spel gaat. Besprekingsvraag ∞ Waardoor bleef de laatste zo lang in het spel? Spel 4 Drie mensen zitten op een bankje op het plein voor de moskee, de bank, het museum, enzovoort, en vertellen elkaar waar ze zojuist zijn geweest. Ze hebben iets eigenaardigs meegemaakt, waarover ze de anderen willen vertellen. In het begin geven ze elkaar een beetje de tijd, zodat iedereen een stuk van haar verhaal kan vertellen. Daarna mogen ze elkaar ook het woord ontnemen door de aandacht van het publiek te vragen voor het eigen verhaal. Beide anderen proberen de aandacht terug te winnen door hun handelen, staan, bewegen. Zodra ze kunnen, nemen ze weer het woord. Besprekingsvraag ∞ Welk verhaal komt op een hoogtepunt en waardoor lukt het die verteller?
6
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
Spel 5 Welk van de eerdere bankspelen willen de kinderen opnieuw spelen met andere spelers? Iemand begint een verhaal te vertellen en beide anderen interrumperen op momenten dat ze een mooie aanvulling, een vreemde wending, een verrassend slot kunnen toevoegen. Besprekingsvraag ∞ Welke momenten waren echt interessant, verrassend en waardoor kwam dat? Spel 6 Welk van de eerdere bankspelen willen de kinderen opnieuw spelen met andere spelers en onverwachte interrupties van het publiek? Iemand begint een verhaal te vertellen. Op het moment dat iemand uit het publiek een woord roept (bijvoorbeeld: ‘paard’, ‘fietsbel’, ‘deurknop’), moet de verteller of een van beide compagnons het verhaal voortzetten en het woord uit het publiek er meteen in verweven. Vervolgens vertelt degene die aan het woord is verder. Besprekingsvraag ∞ Welke woord werd op een juist moment ingebracht en zorgde voor een verrassende wending, en waardoor kwam dat? Spel 7 Welk bankspel willen de kinderen opnieuw spelen met andere spelers en onverwachte interrupties van het publiek? Iemand begint een verhaal te vertellen. Op het moment dat iemand uit het publiek iets roept als: een geheim, een spannend beroep, een hartenwens, moet de verteller of een van beide compagnons het verhaal voortzetten en de inbreng van het publiek er meteen in verweven. Vervolgens vertelt degene die aan het woord is verder. Besprekingsvraag ∞ Welke inbreng werd op een juist moment ingebracht en zorgde voor een verrassende wending, en waardoor kwam dat? Spel 8 Welke verhalen uit de bankenserie willen jullie uitspelen? Er komen evenveel groepjes als er verhalen gekozen worden en ieder krijgt tien minuten om het spel voor te bereiden. Besprekingsvragen ∞ Welk verhaal was boeiender dan het spel en waardoor kwam dat? ∞ Welk spel was boeiender dan het verhaal en waardoor kwam dat?
7
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
▲ Acteren vraagt om actie en stiltemomenten (groep 6-8) Voorbereiding In subgroepjes kiezen de kinderen een situatie waarin ze veel kunnen handelen (bouwen, tuinieren, verhuizen, douchen na de sportwedstrijd, dieren voeren, straat vegen, danspasjes instuderen) en voor ieder een rol en een voorwerp dat voorradig is. Spel 1 Ieder subgroepje krijgt een plek toegewezen: de vier hoeken en een in het midden. Ze kiezen bij hun handeling een stemming die het handelen beïnvloedt. Ze spelen hun spel een eerste keer en bespreken welke intentie ze als groep hebben: ijverig zijn, in het geheim werken, automatisch handelen, overwinning vieren. Ze bespreken ook wie welke stemming direct duidelijker kan toevoegen aan haar spel. Ze geven elkaar tips (vertragen, versnellen, scherper, ronder, robotachtig, steeds afwisselen met rondkijken, enzovoort). Spel 2 Tijdens het herspelen wordt de sfeer van de spelsituatie duidelijker in het handelen, de houding en de bewegingen. Ze spelen hun spel weer en bespreken het op onderlinge samenhang: hoe kunnen ze ieders actie beter op elkaar afstemmen, zodat het één geheel wordt en de intentie duidelijk overkomt? Ze bedenken welke momenten in het spel stil spel kunnen zijn, waardoor de stilte haar werk kan doen om de sfeer duidelijker over te brengen. Spel 3 De kinderen herspelen het spel en laten de spanning voelen, de lach naklinken, de verwachting aangroeien, de feestvreugde besmettelijk zijn. Iedere speler laat zich beïnvloeden door de overheersende stemming en reageert van daaruit op de anderen. Applaus De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op. Besprekingsvraag ∞ Welke stemming ging overheersen en waardoor kwam dat?
▲ Auditie doen (groep 7-8) •
•
• • •
Je vertelt de kinderen in rol van filmproducer dat je een film wilt maken en samen met hen een verhaal wilt verzinnen: waar moet de film overgaan, wie komen erin voor, waar speelt het zich af, hoe kan het spannend worden? Nadat er een schets van een scenario is, zeg je dat je de film al improviserend wilt laten ontstaan en dat je dus eerst op zoek gaat naar acteurs en actrices en daarbij assistentie wilt van een jury. Wie wil meedoen in de stomme film en wie wordt er aangenomen? De kinderen die auditie willen doen krijgen even tijd om een kleine act van een minuut te laten zien, waarin ze om de beurt een handeling uitvoeren en een zin zeggen. Met een groepje experts als jury bespreek je waar ze op moeten letten. Natuurlijk lopen er nog allerlei mensen rond: fotograaf, secretaresse, grimeur, regieassistent, koffiemeneer. Ieder in de groep heeft een rol.
Besprekingsvraag ∞ De jury benoemt waardoor welke handelingen duidelijk herkenbaar waren.
8
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
Door naar de tweede ronde Nu moeten ze ook laten zien wie ze zijn: de lenige cowboy die …, de onbevreesde parachutespringer die …, de zeer minutieus werkende archeologe die … Besprekingsvraag ∞ De jury benoemt waardoor de cowboy, de archeologe overtuigt. Voor ieder toch een derde ronde Nu spelen ze niet alleen een handeling, een type met karaktertrek, maar wordt ook de stemming van dat type op dat moment duidelijk. De cowboy gaat flierefluitend door het leven, de archeologe is zeer zorgelijk, enzovoort. Besprekingsvraag ∞ De jury benoemt welke emotie goed kloppend is bij een type. Wie mogen naar de finale? Zij die willen, spelen nu een volledige korte scène solo of in samenspel met enkele anderen. Ze willen namelijk als collega’s samen voor de film in aanmerking komen. Besprekingsvraag ∞ De jury benoemt welke acteurs voor de stomme film worden aangenomen en waarom zij door de selectie gekomen zijn. De jury maakt daarbij onderscheid tussen scriptschrijvers (leuk scène-idee) en het daadwerkelijke spel. Het gaat om het laatste; de goede scriptschrijvers noteert de jury wel voor eventuele volgende films. Een kritisch krantenartikel De journalisten die incognito aanwezig waren (iedereen die in de tweede en derde ronde afviel), zijn het niet eens met de jury en willen degenen die verloren hebben in de finale een tweede kans geven. Ze gaan hen interviewen zodat ze alsnog beter uit de verf komen. Besprekingsvraag ∞ Door welke vragen kwam wie nu beter in haar rol? Herkansing voor een castingbureau De kinderen die verloren hebben, mogen hun scène opnieuw spelen met gebruikmaking van de interviewgegevens. Een castingbureau wil hen misschien wel in hun archief opnemen. Besprekingsvraag ∞ Een nieuwe jury benoemt wie er waarom in het archief worden opgenomen.
9
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
▲ Inspringspelen (groep 6-8) Inspringspelen zijn spelen waarbij je inspringt op een moment dat voor jou de situatie duidelijk is en je daarop reageren wilt. Inspringspel gebeurt zonder overleg: vanuit een eigen spelidee of interpretatie van een spelstart begint iemand. Anderen kijken, interpreteren, springen in en spelen van daaruit mee. Het inspringspel kan starten vanuit kaartjes (Waar, Wat, Wie), houdingen, een muziekfragment, een voorwerp, spreekwoord, filmfragment, enzovoort. Spel 1 Je introduceert het inspringspel, bijvoorbeeld door te telefoneren met enkelen uit de kring. Spel 2 Je gaat langs de tafels en belt bij verschillende kinderen aan. Ze ‘doen open’ en spelen even met je mee: ‘Mag ik je fiets even lenen?’, ‘Kom je bij me spelen?’, ‘Ik kom je terugbetalen’, ‘Er is een dief bij me binnengeslopen’. Spel 3 Je begint een spel voor in de klas en vraagt ieder in te springen als voor iemand duidelijk is waar je bent, wie je bent en wat je aan het doen bent. ‘Goh, straks komen ze allemaal op mijn verjaardag’, ‘Zou Japie komen of zit die nog in de gevangenis?’, ‘En Leen, is die al uit het ziekenhuis?’, ‘Janneke heeft ruzie met Janine, zouden ze wel komen?’, ‘Eerst maar eens even de limonade, thee en taart klaarzetten’. Spelregel: als jij gaat zitten op de plaats waar je altijd als juf zit, gaan zij ook zitten. Ze mogen kort allemaal tegelijkertijd meespelen, na een minuut ga je zitten. Je start enkele keren opnieuw: de markt, de kermis, het ziekenhuis. Als niet iedereen op de vloer meespeelt, daag je met name de zittenblijvers uit vanuit je rol. Bijvoorbeeld: • ‘De ramen van het hele ziekenhuis moeten gewassen worden, dat red ik nooit vandaag.’ • ‘Wie verkoopt er vandaag voor mij op de markt? Is de groenteboer er al?’ Maar natuurlijk mag iedereen ook weer vertrekken van het feest, de markt, de kermis. Voorbereidend knutseluurtje • Een groep kinderen knipt allerlei personages en situaties uit tijdschriften en plakt die een voor een op een stukje stevig papier (kwart A4-formaat). • Andere kinderen schetsen op kwart A4-formaat houdingen: staand, zittend, liggend, zittend. Op ieder blaadje komt een houding. • Een ander groepje verzamelt muzikale intro’s van internet of cd’s. • Een volgend groepje selecteert een aantal voorwerpen die het interessant vindt. Zorg dat je de kinderen zo verdeelt in groepjes dat iedereen ongeveer gelijktijdig klaar is. Spel 4 De kinderen zien alle houdingen voor zich liggen en iemand gaat in een bepaalde houding staan. Zodra iemand een idee krijgt van wat die houding kan betekenen, springt ze in en speelt mee, waardoor de eerste houding tot leven komt. Er ontstaat iets tussen beiden en zodra dat duidelijk is, bevriezen beiden of roept de leerkracht: ‘Applaus.’
10
Spelen vanuit verbeelding
B.3 Spelsituaties
Spel 5 De kinderen zien alle voorwerpen voor zich liggen en iemand begint met een ervan een spel. Zodra duidelijk is wat het personage aan het doen is, springt een tweede in en maakt duidelijk waar ze samen zijn. Vervolgens springt een derde in en zorgt voor een klein probleempje dat ze samen moeten oplossen. Spel 6 De kinderen zien alle personages voor zich liggen en iemand begint vanuit een ervan haar spel. Zodra duidelijk is wie zij is, springt een tweede in en maakt duidelijk wat ze van elkaar zijn. Vervolgens springt een derde in en zorgt voor een klein probleempje dat ze samen moeten oplossen. Maar voordat het tot een oplossing komt, springt een vierde in en maakt het probleem groter. Komen ze er samen uit? Spel 7 De kinderen zien alle situaties voor zich liggen en iemand begint vanuit een ervan haar spel. Zodra duidelijk is in welke situatie ze zich bevindt, springt een tweede in en maakt duidelijk wie ze samen zijn. Vervolgens springt een derde in en zorgt voor een klein probleempje dat ze samen moeten oplossen. Maar voordat ze tot een oplossing kunnen komen, springt een vierde in en heeft een lumineus plan van aanpak voor het probleem. Alleen: dit plan is nog niet verteld of een vijfde heeft een beter plan. Welke uitweg bewandelen ze? Applaus De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op. Besprekingsvragen ∞ Welke spelen waren interessant? ∞ Welke spel vraagt om verbeteringen, zodat er minder gepraat en meer gehandeld wordt? ∞ Welke spelen lieten echt stiltes vallen en welk effect had dat? ∞ Bij welk spel was de spanning echt voelbaar? ∞ Hoe bereikten de spelers dat? In de erop volgende weken zijn niet de houdingen maar de muzikale intro’s of de voorwerpen aanleiding tot inspringspelvarianten, zoals eerder aangegeven. Ook vanuit de kaartjes uit de spelkoffer zijn verdere varianten te spelen (zie E Spelkoffer).
11