Woordenwegen Kruispunten van verhalen en ontwikkeling Winny Ang KJV startdag, 3-10-2009
Wat is ontwikkeling ? Verandering Aanleg-ervaring-interactie Geleidelijk of sprongsgewijs ? Ontwikkelingstaken (Kohnstamm, 2005)
Ontwikkelingsgebieden
Taal Cognitief Sociaal-emotioneel Moreel
-> unieke van kinderen !
1
Verhalen en ontwikkelingspsychologie
Lezen = ontmoeting tussen bepaalde lezer en bepaalde tekst op een bepaald tijdstip en in een bepaalde ruimte (Appleyard, 1990) Belang individuele factoren (cognitieve aspecten, beleving)
sociale context ‘Het kind kijkt vanuit binnenuit met bepaalde ogen naar het verhaal en creëert -afhankelijk van zijn ontwikkelingsniveau- zelf een werkelijkheid’ (Piaget, 1968)
Illustratie Roodkapje (Bettelheim, 1993)
De lezer als ‘zintuigelijke ontdekker’ baby-peutertijd
2
Ontwikkeling
Taal: non verbale communicatie Cognitief: sensorimotorisch Sociaal-emotioneel: basisemoties hechting Moreel: gewetensvorming obv eigen ervaringen
Verhaal
Knisper-voelboekjes ‘samen’ lezen Zelf-realiteit-fantasie: weinig grenzen
De lezer als ‘spel’er kleutertijd
3
Ontwikkeling
Taal: concreet taalgebruik Cognitief: pre-operationeel Sociaal-emotioneel: 4 basisgevoelens zelfbewustzijn fantasie Moreel: ‘goed’ is een individuele maatstaf
Fantasie
Fantaserend bedenken Fantasie-realiteit (Fraiberg, 1978)
Verhaal
Lezen is spelen met een fantasiewereld die realiteit, verlangens, angsten spiegelt (Appleyard, 1990) Cognitieve elementen van fantasie Emotionele krachten van fantasie
4
Jip en Janneke (Annie MG Schmidt) “Jip zit bij de kapper. Knip, knap, zegt de schaar. En Jip zegt: AU ! Ik doe je geen pijn, zegt de kapper. Ben jij nou een grote jongen?”
De lezer als ‘held(in)’ lagere schooltijd
Ontwikkeling Taal: start metaforisch taalgebruik Cognitief: concreet operationeel Sociaal-emotioneel: complexere gevoelswereld zelfconcept empathie Moreel: ‘goed’ is de algemene maatstaf
5
Metaforisch denken (Piaget, 1952)
Omkeerbaarheid Relatie tussen dingen Wederkerigheid en relativiteit
Verhaal
Hoofdfiguur (held) van een avontuur dat herschreven wordt vanuit de blik van het kind op de wereld Fictie (‘avontuur’) en informatie Herkenning en confrontatie Narratieve structuur
Pippi Langkous (Astrid Lindgren) “Aan de buitenkant van het kleine stadje lag een oude verwaarloosde tuin. In die tuin stond een oud huis en in het huis woonde Pippi Langkous. Ze was negen jaar en ze woonde daar helemaal alleen. Geen vader en geen moeder had ze. Dat was eigenlijk heel prettig, want zo was er niemand die tegen haar kon zeggen dat ze naar bed moest, net wanneer ze de meeste pret had. En niemand die haar kon dwingen levertraan te nemen als ze veel liever toffees wilde hebben.”
6
Matilda (Roald Dahl) “Weet jij wat zo raar is van vaders en moeders ? Al is hun eigen kind het walgelijkste mormel dat je je voor kunt stellen, zij blijven ervan overtuigd dat zij of hij fantastisch is”
De lezer als ‘denker’ middelbare schooltijd
Ontwikkeling Taal: metaforisch taalgebruik Cognitief: formeel operationeel Sociaal-emotioneel: identiteitsvorming autonomie en verantwoordelijkheid belang vrienden perspectiefneming Moreel: ‘goed’ is relatief
7
Perspectiefneming Niveaus sociaal perspectief (Selman, 1988) ‘wat ik denk en zie, denkt en ziet iedereen’ -> ‘ik begrijp waarom iemand zo iets beleeft en zich zo voelt’ Complexe empathie
Verhaal
Lezen als zoektocht naar betekenis, waarden, normen, rolmodellen (Appleyard, 1990) Betrokkenheid en identificatie (Applebee, 1978) Realisme (karakterbeschrijvingen) Tot nadenken zetten en reflecteren (Steig, 1989)
Je moet dansen op mijn graf (Aidan Chambers) “Hoor eens,' zei Barry hij kwam van het bed naar me toe en liet die gevaarlijke glimlach weer zien. 'Ik wil iets met je afspreken.' 'Ok,' zei ik. 'Ik neem elke gok één keer.' 'Wie van ons twee ook eerder doodgaat, de ander belooft dat hij op zijn graf zal dansen.”
8
“Een kind schept al
lezend voor zichzelf een individuele, intieme belevingswereld waarin woorden een weg vinden en eigen fantasieën, wensen, dagdromen, gevoelens worden geactiveerd” (Kohnstamm, 2005)
9