34
GRONDZAKEN IN DE PRAKTIJK DECEMBER 2010
JURISPRUDENTIE
OVERZICHT JURISPRUDENTIE 15 AUGUSTUS 2010 TOT 1 NOVEMBER 2010 Door mr. F.M.A. van der Loo1
RUIMTELIJKE ORDENING
1 BESTEMMINGSPLAN EN (EERSTE) TUSSENUITSPRAAK [Wro] De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 36, lid 6 van de WRvS op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, voor zover het besluit ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen", gelegen tussen Westerdijk 9 en 19. Daartoe dient de raad alsnog een bezonningstudie uit te (laten) voeren. Bron: ABRvS 18 augustus 2010, zaaknr. 200909225/1/R1 (r.o. 2.6-2.8), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4277.
2 BESTEMMINGSPLAN EN TOEPASSING GEWIJZIGDE WET GELUIDHINDER [Wro, Wgh, Chw] Met ingang van 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet in werking getreden. Die wet voorziet onder meer in een wijziging van artikel 1 van de Wgh in die zin dat de definitie van industrieterrein is gewijzigd. Met deze wijziging is beoogd een ruimere uitleg van het begrip industrieterrein mogelijk te maken, in die zin dat ook gronden waarop geen grote lawaaimakers zijn toegestaan onderdeel kunnen uitmaken van een gezoneerd industrieterrein. Bron: ABRvS 18 augustus 2010, zaaknr. 200900843/1/R3 (r.o. 2.6.1, 2.6.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN 4278.
3
BESTEMMINGSPLAN EN WEIGERING EXPLOITATIEPLAN VAST TE STELLEN; KOSTENVERHAAL ANDERSZINS VERZEKERD [Wro, Awb] Het beroep van ABO en [appellante sub 3B] is gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan. Aangezien zij geen eigenaars zijn van gronden in het exploitatiegebied en evenmin een grondexploitatieovereenkomst hebben gesloten, zijn zij geen belanghebbenden. Ook Lansinkveste stelt dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld. Daartoe voert zij aan dat zij eigenaar is van gronden in het exploitatiegebied maar dat zij met de gemeente geen grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten. Volgens de ABRvS kan op haar gronden niet zelfstandig een aangewezen bouwplan worden gerealiseerd. Nu wel met de eigenaar van de overige gronden een grondexploitatieovereenkomst is gesloten, is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bron: ABRvS 18 augustus 2010, zaaknr. 200900844/1/R3 (r.o. 2.12.2, 2.13.2-2.13.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4290.
4
BESTEMMINGSPLAN EN WEIGERING EXPLOITATIEPLAN VAST TE STELLEN; KOSTENVERHAAL NIET ANDERSZINS VERZEKERD [Wro, Bro] Appellanten voeren aan dat voor de realisering van het plandeel nog kosten van onteigening moeten worden gemaakt, aangezien zij niet bereid zijn hun strook grond te verkopen. Nu het verhaal van deze kosten ten tijde van de vaststelling van het plan niet anderszins verzekerd was, heeft de raad volgens hen ten onrechte besloten om geen exploitatieplan vast te stellen. Nu met hen geen exploitatieovereenkomst is gesloten heeft de raad volgens de ABRvS niet aannemelijk gemaakt dat het verhaal van deze kosten ten tijde van dat besluit anderszins verzekerd was als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder a, van de Wro. Derhalve is het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen genomen in strijd met artikel 6.12, lid 1 van de Wro. Bron: ABRvS 18 augustus 2010, zaaknr. 200905991/1/R3 (r.o. 2.7.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4256.
5 BESTEMMINGSPLAN EN VERSCHIL IN PAPIEREN VERBEELDING EN VERBEELDING IN ELEKTRONISCHE VORM [Wro, Bro] Nu de terinzagelegging van het ontwerp van onderhavig plan voor 1 januari 2010 was, is de papieren verbeelding beslissend en komt aan de rode lijn nu deze niet is ingetekend op de papieren verbeelding geen betekenis toe. Bij een terinzagelegging van een bestemmingsplan na genoemde datum is de verbeelding in elektronische vorm beslissend. Bron: ABRvS 25 augustus 2010, zaaknr. 200909556/1/R1 (r.o. 2.6-2.6.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4947.
6 BESTEMMINGSPLAN EN ONDER OVERGANGSRECHT BRENGEN VAN BEBOUWING VEREIST GOEDE ONDERBOUWING [Wro] Het onder het overgangsrecht brengen van bebouwing kan aanvaardbaar zijn, indien het toestaan daarvan niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt. De ABRvS is niet gebleken waarom het handhaven van de aan- en uitbouwen in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Voorts is ter zitting vast komen te staan dat de raad niet voornemens is om (een deel van) de aan- of uitbouwen te doen verwijderen. Onder deze omstandigheden dient in het plan een passende regeling te worden opgenomen voor de bestaande aan- en uitbouwen. Bron: ABRvS 22 september 2010, zaaknr. 200904547/1/R2 (r.o. 2.2.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN7921.
7 BESTEMMINGSPLAN EN TEN ONRECHTE ACHTERWEG LATEN VAN VOOROVERLEG [WRO, Bro 1985] De ABRvS stelt vast dat het overleg met de betrokken provinciale dienst en het waterschapsbestuur eerst ná de terinzagelegging van het ontwerp van het plan heeft plaatsgevonden. Het achterwege laten van het overleg met de betrokken provinciale dienst en het bestuur van het bij het plan betrokken waterschap vóórafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp van het plan is in strijd met artikel 10 van het Bro 1985. Bron: ABRvS 29 september 2010, zaaknr. 200903465/1/R3 (r.o. 2.4-2.4.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN8573.
SDU UITGEVERS
35
JURISPRUDENTIE
8 BESTEMMINGSPLAN EN ARTIKEL 8 EVRM [WRO, EVRM] Volgens [appellante] vormt de van de windturbines te verwachten overlast een ongerechtvaardigde inmenging in de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 8 EVRM. [Appellante] heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat de in geding zijnde wijzigingsbevoegdheid een zodanig negatieve invloed kan hebben op haar leefgenot in en in de omtrek van haar woning of anderszins haar leven zo ingrijpend kan beïnvloeden dat van een inmenging in de zin van artikel 8 van het EVRM kan worden gesproken. Bron: ABRvS 29 september 2010, zaaknr. 200905791/1/R3 (r.o. 2.5-2.5.2), www.rechtspraak.nl, LJN: BN8591.
9
BESTEMMINGSPLAN EN OP HET PLAN BETREKKING HEBBENDE STUKKEN EN TOEPASSING ARTIKEL 6:22 Awb; BELANGHEBBENDHEID BIJ NIET VASTSTELLEN VAN EXPLOITATIEPLAN [Wro, Awb] Appellanten betogen dat een aantal stukken ten onrechte niet met het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen. De ABRvS is het hiermede niet eens, behalve wat betreft de financiële doorrekening dat zij als een op het ontwerpplan betrekking hebbend stuk beschouwd, zodat het met het ontwerpplan ter inzage had moeten worden gelegd. Dit gebrek wordt echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd. Belanghebbendheid bij het niet vaststellen van een exploitatieplan is er alleen indien men belanghebbende is bij het vaststellen van een exploitatieplan. Bron: ABRvS 29 september 2010, zaaknr. 200905876/1/R3 (r.o. 2.3-2.3.7, 2.15.2), www.rechtspraak.nl, LJN: BN8584.
10 BESTEMMINGSPLAN EN ANONIMISEREN ZIENSWIJZENVERSLAG IS NIET VERPLICHT [Wro, Awb] Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Hierin, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt volgens de ABRvS een bepaling aan te wijzen op grond waarvan de raad gehouden is om een zienswijze in een zienswijzennota dat naar de indieners van een zienswijze wordt toegezonden, te anonimiseren. Bron: ABRvS 20 oktober 2010, zaaknr. 200909641/1/R1 (r.o. 2.4.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BO1177.
PLANSCHADE/ NADEELCOMPENSATIE
11
PLANSCHADE EN WAARDEBEPALING (VERVALLEN BOUWMOGELIJKHEID LEIDT NIET TOT PLANSCHADE); VERVALLEN BOUWMOGELIJKHEID (WAARDE BESTAAND HOGER DAN WAARDE NA HERONTWIKKELING) [WRO] Vervallen bouwmogelijkheid leidt niet tot aantasting hoogste waarde van de betrokken percelen. Voor het optimaal benutten van de bebouwingsmogelijkheden volgens het oude bestemmingsplan is het noodzakelijk om bestaande bebouwing (deels) te slopen. De waarde van de percelen met de bestaande bebouwing is hoger dan de residuele grondwaarde na het slopen van de bestaande bebouwing en het oprichten van nieuwbouw. Dat onder het oude bestemmingsplan mogelijk nieuwbouw met meer bouwlagen en een groter verhuurbaar vloeroppervlak kon worden gerealiseerd, betekent niet dat door de mindere bebouwingsmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan planschade ontstaat nu de percelen op de peildatum in bebouwde toestand een hogere waarde vertegenwoordigen dan de grondwaarde voor de meest optimale bebouwing. De percelen worden door de planologische wijziging derhalve niet in hun hoogste waarde aangetast. Bron: ABRvS 14 augustus 2010, zaaknr. 201001217/1/H2, www.rechtspraak.nl, LJN: BN4260.
12 PLANSCHADE EN VOORZIENBAARHEID (VERVALLEN VOORBEREIDINGSBESLUIT) [WRO] Een voorbereidingsbesluit kan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, een dergelijk concreet beleidsvoornemen vormen. Voor zover dat besluit inhoudelijke aanwijzingen bevat dat een planologische wijziging kan worden verwacht, kan het als basis voor voorzienbaarheid fungeren. Een wijkvoorziening aan de Korenmarkt was in casu voorzienbaar. Dit geldt echter niet voor de woningbouw aan de Kleine Kerkstraat. Bron: ABRvS 25 augustus 2010, zaaknr. 200909872/1/H2 (r.o. 2.4.1-2.4.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4940.
13
PLANSCHADE EN PLANOLOGISCHE VERGELIJKING (MEEST ONGUNSTIGE INVULLING); ANDERSZINS VERZEKERDE PLANSCHADE (AANKOOP / ONTEIGENING) [WRO] Hoewel onder het ‘oude’ bestemmingsplan minder bebouwing was toegestaan dan onder het ‘nieuwe’ bestemmingsplan is doorslaggevend voor de planvergelijking dat elke aanvrager om planschadevergoeding het risico liep dat die mindere bebouwingsmogelijkheden onder het uitbreidingsplan direct achter zijn perceel zouden worden gerealiseerd. Als milieurechtelijke beperkingen aan maximale planinvulling in de weg staan moet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststaan dat die maximale bouwmogelijkheden als gevolg van die milieurechtelijke beperkingen niet gerealiseerd hadden kunnen worden. Eventuele planschade die verkochte c.q. onteigende percelen betreft worden geacht anderszins te zijn verzekerd, ook als die aankoop / onteigening na de peildatum plaatsvond. Een overeenkomst tussen de gemeente en de belanghebbende om een eventuele ‘planschadeclaim’ af te kopen is niet aan te merken als planschadevergoeding, maar uitsluitend als ‘afkoop’ van het procesrisico. Bron: ABRvS 8 september 2010, zaaknr. 201000019/1/H2, www.rechtspraak.nl, LJN: BN6147.
14
PLANSCHADE EN VRAAG IN HOEVERRE MAXIMALE MOGELIJKHEDEN OUDE PLANOLOGISCHE REGIME RENDABEL ZIJN; GEEN SPRAKE VAN PASSIEVE RISICOAANVAARDING [WRO] Anders dan bij schade ten gevolge van een planologische ontwikkeling op naburige percelen, het geval is (zie eerdere uitspraken van de ABRvS) speelt in een geval als dit een rol in hoeverre de maximale mogelijkheden van het oude planologische regime
BOUW
JURISPRUDENTIE
36
GRONDZAKEN IN DE PRAKTIJK DECEMBER 2010
rendabel zijn, dat wil zeggen dat realisering daarvan niet tot een nadeliger vermogenspositie zal leiden. Er is alleen sprake van passieve risicoaanvaarding als sprake is van voorzienbaarheid en in het verleden geen stappen zijn ondernomen tot realisering van de bouwmogelijkheden die met het nieuwe regime zijn komen te vervallen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Bron: ABRvS 8 september 2010, zaaknr. 201000420/1/H2 (r.o. 2.5.2-2.5.3, 2.6.1-2.6.3) www.rechtspraak.nl, LJN: BN6181.
BOUW
15 PLANSCHADE EN WAARDEOPDRIJVEND EFFECT OMLIGGENDE DUURDERE WONINGEN [WRO] In een eerdere uitspraak heeft de ABRvS overwogen dat indien de omstandigheid dat in een woonwijk dure en hoogwaardige woningen worden gebouwd een gevolg is van de feitelijke invulling die is gegeven aan de bebouwingsmogelijkheden onder het nieuwe planologische regime, deze omstandigheid niet kan worden aangemerkt als een gevolg van de planologische wijziging. Anders dan toen het geval was, is de omstandigheid dat op de aan het perceel grenzende gronden uitsluitend woningen worden gebouwd in het duurdere marktsegment hier een gevolg van hetgeen in de planbeschrijving en de beschrijving in hoofdlijnen van het Uitwerkingsplan is bepaald omtrent die invulling. Bron: ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 201001719/1/M1 (r.o. 2.7.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BO0249.
16
WOONBOOT VERANKERD AAN TWEE MEERPALEN BETREFT BOUWWERK; GELIJKHEIDSBEGINSEL; TOEZEGGING? [Wonw] Gelet op de verankering door middel van stalen beugels aan de meerpalen is de constructie van de woonboot plaatsgebonden, nu de woonboot in combinatie met de meerpalen bedoeld is om ter plaatse als verblijf te functioneren. Gelet op de constructie, de verbondenheid met de grond en de plaatsgebondenheid, moet de woonboot inclusief de meerpalen als een bouwwerk in de zin van de Woningwet worden aangemerkt. Beroep op gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Bron: ABRvS 25 augustus 2010, zaaknr. 200908871/1/H1 (r.o. 2.2.1-2.2.3, 2.6.1, 2.8.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4907.
17 STILLEGGING BOUWWERKZAAMHEDEN EN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN? [Wonw, Awb] Bij onmiddellijke stillegging van de met die wet strijdige bouwwerkzaamheden behoeft niet te worden nagegaan of de bouw gelegaliseerd kan worden. Het doel en karakter van de opgelegde last onder dwangsom sluit echter niet uit dat onder bijzondere omstandigheden van het opleggen van een dergelijke maatregel moet worden afgezien. Daarvan is in casu geen sprake. Bron: ABRvS 25 augustus 2010, zaaknr. 201000204/1H1 (r.o. 2.6.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4934.
MONUMENTEN
18 BESTEMMINGSPLAN EN ARCHEOLOGIE [WRO, Monw 1988] De ABRvS is van oordeel dat op het gemeentebestuur de plicht rust zich voldoende te informeren omtrent de archeologische situatie in het gebied alvorens bij het plan uitvoerbare bestemmingen kunnen worden aangewezen en concrete bouwvoorschriften voor die bestemmingen kunnen worden vastgesteld. Mede gelet op de wettelijke regeling van schadevergoeding in de Monumentenwet 1988 is niet aannemelijk gemaakt dat dit plan de aanvragers van een bouw- of aanlegvergunning een financiële last zou opleggen die niet in een redelijke verhouding staat tot de investering die is gemoeid met het project waarvoor een bouw- of aanlegvergunning nodig zal zijn. Bron: ABRvS 29 september 2010, zaaknr. 200809200/1/R1 (r.o. 2.16-2.16.6), www.rechtspraak.nl, LJN: BN8586.
AGRARISCH RECHT
LUCHTKWALITEIT
19
REVISIEVERGUNNING EN MER-PLICHT; AMMONIAKDEPOSITIE EN BELEIDSLIJN IPPC-OMGEVINGSTOETSING AMMONIAK EN VEEHOUDERIJ [Wm, Ivb, Wav, IPPC-beleidslijn] De ABRvS stelt voorop dat het enkele feit dat tussen het vaststellen van het milieueffectrapport en het nemen van het betrokken besluit ongeveer zes jaar is verstreken, niet met zich brengt dat het milieueffectrapport niet meer aan dat besluit ten grondslag kan worden gelegd. Nu het gaat om dezelfde activiteiten behoeft geen nieuw milieueffectrapport te worden opgesteld. Ook ziet de ABRvS geen grond voor het oordeel dat het college onvoldoende gemotiveerd of op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan de IPPC-beleidslijn. De omgevingstoets geeft geen aanleiding om de vergunning te weigeren. Bron: ABRvS 1 september 2010, zaaknr. 200907893/1/M2 (r.o. 2.9.2, 2.10.3-2.10.5), www.rechtspraak.nl, LJN: BN5739. 20 UITWERKINGSPLAN EN LUCHTKWALITEITSEISEN VOOR SCHOOL NABIJ SNELWEG [WRO, Wm, Blk 2005] De Afdeling stelt vast dat het college van gedeputeerde staten bij het nemen van het besluit omtrent goedkeuring, op basis van het rapport, ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van de Wet milieubeheer en daarop gebaseerde besluiten in plaats van het Blk 2005. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover het betreft de goedkeuring aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden en maatschappelijke doeleinden (W+M)" en het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk (M)", aangezien dit in strijd is met artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005. Het beroep is gegrond. De Afdeling ziet aanleiding te beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in zoverre met toepassing van artikel 8:72, lid 3 van de Awb in stand kunnen worden gelaten. Bron: ABRvS 29 september 2010, zaaknr. 200909101/1/R1 (r.o. 2.7.3-2.7.6), www.rechtspraak.nl, LJN: BN8593.
SDU UITGEVERS
GELUID
Bron: ABRvS 22 september 2010, zaaknr. 200907198/1/R3 (r.o. 2.5.1-2.5.6), www.rechtspraak.nl, LJN: BN7934.
22 INTREKKING RANGSCHIKKING NSW 1928 LANDGOED EN ONMIDDELLIJKE WERKING OVERGANGSRECHT [Nsw 1928] Zoals de Afdeling al eerder heeft overwogen – en overigens ook tot uitdrukking komt in aanwijzing 166 van de Aanwijzingen voor de regelgeving – is onmiddellijke werking de hoofdregel van het overgangsrecht. Deze hoofdregel houdt in dat nieuwe regelgeving niet slechts van toepassing is op hetgeen na haar inwerkingtreding voorvalt, doch ook op hetgeen bij haar inwerkingtreding reeds bestaat, zoals bestaande rechtsposities en -verhoudingen. Aangezien de gewijzigde regelgeving onmiddellijke werking had was er geen wettelijke grondslag voor de intrekking van de rangschikking voor het landgoed.
NATUUR
Bron: ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 201002559/1/H2 (r.o. 2.1, 2.4), www.rechtspraak.nl, LJN: BO0240.
23 BESTEMMINGSPLAN EN TOETSING AAN FLORA- EN FAUNAWET [Wro, Ffw, Bvbdp] Volgens de ABRvS heeft de raad niet voldoende deugdelijk gemotiveerd dat hij zich ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Niet zeker is dat geen afbreuk zal worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Ook is niet inzichtelijk gemaakt dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat en dat met het bestemmingsplan dwingende redenen van groot openbaar belang gemoeid zijn. Bron: ABRvS 1 september 2010, zaaknr. 200907564/1/R2 (r.o. 2.5.1.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BN5682.
24 BESTEMMINGSPLAN EN NATUURCOMPENSATIE [WRO] Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of aan het in het streekplan neergelegde compensatiebeginsel is voldaan. Door middel van het omzetten van recreatieve bestemmingen naar natuurbestemmingen kan worden voldaan aan de compensatieplicht. De aangewezen compensatiegebieden grenzen weliswaar niet aan de bestaande EHS, maar deze gebieden liggen niet op een dusdanig grote afstand van de EHS, dat niet is voldaan aan het nabijheidsbeginsel. De EHS-saldobenadering is in het onderhavige geval niet van toepassing. Bron: ABRvS 27 oktober 2010, zaaknr. 200904001/1/R2 (r.o. 2.5.5), www.rechtspraak.nl, LJN: BO1850.
25
LUCHTKWALITEITSEISEN VAN Wm VORMEN TOESINGSKADER BIJ TRACÉBESLUIT; TRACÉBESLUIT EN DETAILNIVEAU NATUURCOMPENSATIE [Trw, Wm] De ABRvS overweegt allereerst dat niet de door Milieudefensie genoemde normen van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar de in titel 5.2 van de Wet milieubeheer opgenomen regels met betrekking tot luchtkwaliteitseisen het toetsingskader vormen bij het nemen van het aan de orde zijnde Tracébesluit. De weergegeven bepalingen van de Tracéwet vereisen dat het Tracébesluit een nauwkeurige beschrijving bevat van compenserende maatregelen. Deze eis gaat niet zo ver dat in het Tracébesluit op detailniveau moet worden vastgelegd op welke plaatsen ter compensatie van bomenkap nieuwe bomen worden geplant.
INFRA
Bron: ABRvS 15 september 2010, zaaknr. 200904401/1/M2 (r.o. 2.5.1, 2.6.5, 2.6.6), www.rechtspraak.nl, LJN: BN7032.
26 HANDHAVING EN PROCESBELANG [Awb, Wm, Bgtb] De omstandigheid dat [appellant] in de begunstigingstermijn de gestelde overtredingen ongedaan heeft gemaakt, brengt niet met zich dat hij geen belang heeft bij de beoordeling van de vraag of terecht bestuursdwang is aangezegd. Het beroep is dan ook ontvankelijk. Bron: ABRvS 18 augustus 2010, zaaknr. 201000459/1/M1 (r.o. 2.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4266.
27 HANDHAVING EN OVERTREDING KAN NIET ALLEEN DOOR BEVOEGD GEZAG WORDEN GECONSTATEERD [Awb, Wm] Appellant heeft door foto's en video-opnames aannemelijk gemaakt dat de overtreding heeft plaatsgevonden. GS hebben echter in het bestreden besluit overwogen dat een overtreding alleen door het bevoegd gezag kan worden geconstateerd. De ABRvS is het hiermede niet eens en is van mening dat de afwijzing tot handhavend optreden ondeugdelijk is gemotiveerd. Bron: ABRvS 25 augustus 2010, zaaknr. 200909242/1/H1 (r.o. 2.4), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4948.
28 OPSCHRIFTSTELLING SPOEDEISENDE BESTUURSDWANG NA VIER MAANDEN IS TE LAAT [Awb, ASV R’dam 2009] Spoedeisende bestuursdwang is pas na vier maanden op schrift gesteld. Appellant heeft volgens de ABRvS aannemelijk gemaakt dat hij door dit tijdsverloop op 7 oktober 2009 niet meer kon reconstrueren of, hoe en hoeveel vuilniszakken hij op 4 juni 2009 heeft aangeboden en niet meer aannemelijk kon maken dat hij de gestelde overtredingen niet kan hebben begaan. Derhalve is appellant ten onrechte als overtreder aangemerkt. Bron: ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 201001038/1/M1 (r.o. 2.5.2-2.5.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BO0214.
HANDHAVING
JURISPRUDENTIE
21 BESTEMMINGSPLAN EN GELUIDSZONE [Wro, Wgh] Het bouwvlak voor de woningen ligt gedeeltelijk binnen de geluidszone en het plan staat toe dat de geluidsbelasting van de gevels van deze woningen meer is dan 50 dB(A), hetgeen in strijd is met artikel 44 Wgh. Dat de metingen uitwijzen dat thans feitelijk geen sprake is van een te hoge geluidbelasting, doet hier niet aan af, nu bij de beoordeling van de gevolgen van het plan in beginsel moet worden uitgegaan van hetgeen het plan maximaal mogelijk maakt.
37
38
GRONDZAKEN IN DE PRAKTIJK DECEMBER 2010
JURISPRUDENTIE
29 SPOEDEISENDE BESTUURSDWANG EN IS EIGENAAR VERHUURD HENNEPPAND OOK OVERTREDER? [Awb, Gmw] Een bestuursorgaan dat de kosten van spoedbestuursdwang wenst te verhalen, dient aannemelijk te maken dat degene op wie het verhaal zoekt, als overtreder kan worden aangemerkt. Van de eigenaar van een pand dat in strijd met de bestemming als hennepkwekerij wordt gebruikt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik van het verhuurde pand. Hij dient aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet heeft kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. In casu is onvoldoende gemotiveerd waarom appellant als overtreder moet worden aangemerkt. Bron: ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 201000755/1/H1 (r.o. 2.3.1-2.4), www.rechtspraak.nl, LJN: BO0260.
30 DWANGSOM VERWIJDERING ZWEMBADOVERKAPPING EN VERTROUWENSBEGINSEL [Awb, Wonw] Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Niet is gebleken dat een medewerker uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd een toezegging heeft gedaan. Voorts is niet gebleken dat door of namens het college toezeggingen zijn gedaan dat de overtreding gedoogd zou worden. Bron: ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 201002635/1/H1 (r.o. 2.4.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BO0259.
31 GEEN BEGUNSTIGINGSTERMIJN BIJ PREVENTIEVE DWANGSOM GERICHT OP NALATEN [Awb, Wonw] B&W hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat het een preventieve last onder dwangsom betreft die slechts is gericht op een nalaten van [wederpartij]. Onder die omstandigheden behoefde het college [wederpartij], anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, geen begunstigingstermijn te geven. Bron: Vz. ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 201008214/1/H1 en 2/H2 (r.o. 2.4.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BO1123.
32
TIJDSVERLOOP IS ONGEACHT DE DUUR DAARVAN GEEN BIJZONDERE OMSTANDIGHEID OM AF TE ZIEN VAN HANDHAVING [Awb, Wonw] Zoals de ABRvS eerder heeft is het enkele tijdsverloop, ongeacht de duur daarvan, geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college van handhavend optreden had behoren af te zien. Het feit dat het college verscheidene malen controles heeft uitgevoerd op het perceel, zonder dat dit tot handhaving heeft geleid, brengt niet met zich dat het college thans niet handhavend zou mogen optreden tegen het in afwijking van de verleende bouwvergunning gebouwde speelhuis. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is immers nodig dat door of namens het college ter zake concrete en ondubbelzinnige mededelingen zijn gedaan, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Bron: ABRvS 27 oktober 2010, zaaknr. 201000895/1/H1 (r.o. 2.16.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BO1856.
STAATS- EN BESTUURSRECHT
33 TEN ONRECHTE NA VERNIETIGING NIET OPNIEUW GEHOORD VOOR NIEUWE BEZWAARBESLISSING [Awb] In artikel 7:2, lid 1 van de Awb is geen algemene verplichting opgenomen tot het opnieuw horen bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar na vernietiging door de ABRvS. Dit neemt niet weg dat het onder omstandigheden uit een oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk kan zijn om een belanghebbende vóór het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar opnieuw te horen. Dat is hier het geval omdat het geluidonderzoek van aanmerkelijk belang was voor het nemen van het onderhavige besluit op bezwaar. Appellant had daarover moeten worden gehoord. Bron: ABRvS 25 augustus 2010, zaaknr. 201001974/1/M2 (r.o. 2.2.3), www.rechtspraak.nl, LJN: BN4921.
34 BEOORDELING IN STAND LATEN RECHTSGEVOLGEN VERNIETIGD BESLUIT IS EX NUNC [Awb, Wonw] Bij de beoordeling van de vraag of de gevolgen van een vernietigd besluit in stand dienen te blijven, moet in beginsel worden uitgegaan van de geldende feiten en omstandigheden ten tijde van het doen van de uitspraak, alsmede het op dat moment geldende recht. Bron: ABRvS 13 oktober 2010, zaaknr. 200909986/1/H1 (r.o. 2.4.1), www.rechtspraak.nl, LJN: BO0267.
1
Frans van der Loo heeft een bureau voor bestuursrechtelijke advisering en interim-management te Maasbracht.
Voor meer uitspraken zie: http://www.omgevingindepraktijk.nl/grondzaken/type/jurisprudentie