SDU UITGEVERS
33
Door mr. F.M.A. van der Loo1 1 BIJZONDERE PERSOONLIJKE OMSTANDIGHEDEN ONVOLDOENDE ONDERBOUWD [Wvg] De door [verzoeker] opgeworpen argumenten (perceel is ouderdomsvoorziening, geen verkoop mogelijk tegen reële waarde, onthouden van informatie) kunnen in beginsel reden zijn om de gemeente te dwingen alsnog tot aankoop in kader van de Wet voorkeursecht gemeenten over te gaan. Verzoeker heeft echter onvoldoende onderbouwd dat sprake is van bedoelde bijzondere persoonlijke omstandigheden.
GRONDBELEID
BRON: RB HAARLEM 26 MAART 2008, NR. 140003 / HA RK 07-107, (R.O. 3.5), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BC8138.
2 BESTEMMINGSPLAN EN BEROEP TEGEN NIET TIJDIG VASTSTELLEN DAARVAN [Wro, Awb] De Afdeling overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een ambtshalve te nemen besluit geen beroep kan worden ingesteld indien in de wet geen termijn is bepaald waarbinnen een dergelijk besluit moet zijn genomen. Is dat wel het geval, zoals in artikel 3.8, lid 1, onder e, van de Wr] is bepaald inzake de vaststelling van een bestemmingsplan, dan is wel beroep mogelijk tegen het niet tijdig door de raad vaststellen van een bestemmingsplan. BRON: ABRVS 4 MEI 2010, ZAAKNR. 2001001808/1 (R.O. 2.2-2.8), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM3260.
3 BESTEMMINGSPLAN EN GOEDE PROCESORDE; NADERE EISEN-REGELING [Wro, Awb] Het door Digros eerst 11 dagen voor de zitting overgelegde stuk dient wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te worden gelaten. De in de planvoorschriften opgenomen nadere eisen-regeling geeft voldoende objectieve begrenzing van de bevoegdheid van B&W, aldus de ABRvS. BRON: ABRVS 9 JUNI 2010, ZAAKNR. 200901788/1/R1 (R.O. 2.4.4, 2.6.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM7120.
4
WEIGERING OPRICHTINGSVERGUNNING WEGENS STRIJD MET BESTEMMINGSPLAN EN OVERGANGSRECHT IS NIET VAN TOEPASSING B&W hebben zich volgens de ABRvS op goede gronden op het standpunt gesteld dat het bestaande gebruik niet is voortgezet. De desbetreffende locatie is binnen de bebouwde kom en in de directe omgeving van woningen en een groentewinkel gelegen. Derhalve hebben B&W de aangevraagde vergunning terecht geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het bestaande gebruik niet is voortgezet, zodat het overgangsrecht niet van toepassing is. BRON: ABRVS 9 JUNI 2010, ZAAKNR. 200906938/1/M2 (R.O. 2.2.1-2.2.3), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM7098.
5
BESTEMMINGSPLAN EN BELANG BIJ HET NIET VASTSTELLEN VAN GRONDEXPLOITATIEPLAN; MER-PLICHT NA VERNIETIGING [Wro] Appellant zou bij vaststelling van een exploitatieplan geen belanghebbende zijn. Nu hij geen grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten en tevens geen grondeigenaar is kan hij niet als belanghebbende bij het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan worden aangemerkt. De bestaande 9 holes golfbaan werd onder het vorige bestemmingsplan gebruikt in strijd met het toepasselijke planologische regime. Het voorliggende plan moet dus worden aangemerkt als het eerste plan dat in de 9 holes golfbaan voorziet. HiervanDE is in het MER niet uitgegaan. BRON: ABRVS 16 JUNI 2010, ZAAKNR. 200904325/1/R3 (R.O. 2.1-2.1.2, 2.3-2.3.3), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM7791.
6 WEIGERING BESTEMMINGSPLAN VAST TE STELLEN; GEEN GEWEKTE VERWACHTINGEN [WRO, Wm, Awb] De raad is bevoegd omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan. Verwachtingen die door B&W mogelijk zijn gewekt, kunnen er derhalve niet toe leiden dat de raad gehouden is het bestemmingsplan vast te stellen. Verder stelt de ABRvS voorop dat de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan. De raad heeft in redelijkheid aan het belang van appellant minder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang vast te houden aan het gemeentelijk beleid. BRON: ABRVS 23 JUNI 2010, ZAAKNR. 200906477/1/R1 (R.O. 2.4, 2.6), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM8856.
7 BESTEMMINGSPLAN EN PASSEREN VORMVERZUIM; TOEPASSING ARTIKEL 7.18 LID 1 Wm [WRO, Awb, Wm] Twee adviezen zijn niet ter inzage zijn gelegd ter voorkoming van een onevenredige benadeling van de financiële belangen van de private partijen. Hiervan is echter geen mededeling gedaan. De ABRvS passeert dit vormverzuim nu is gebleken dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Verder voldoet het milieu-effectrapport volgens de raad aan de daaraan te stellen eisen en bevat het geen onjuistheden. Nu artikel 7.18, lid 1 van de Wm uitsluitend betrekking heeft op de tegenovergestelde situatie, namelijk de situatie dat het milieu-effectrapport naar het oordeel van het bevoegd gezag tekort schiet, heeft de raad niet in strijd met dit artikel gehandeld. BRON: ABRVS 23 JUNI 2010, ZAAKNR. 200806833/1/R1 (R.O. 2.7.2, 2.9), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM8833.
RUIMTELIJKE ORDENING
JURISPRUDENTIE
OVERZICHT JURISPRUDENTIE 1 MEI 2010 TOT 1 JULI 2010
JURISPRUDENTIE
34
GRONDZAKEN IN DE PRAKTIJK AUGUSTUS 2010
PLANSCHADE/ NADEELCOMPENSATIE
8
PLANSCHADE EN RISICOAANVAARDING (VERVALLEN BOUWMOGELIJKHEID VOORZIENBAAR OP GROND VAN ONTWERPSTREEKPLAN) [WRO] Vervallen bouwmogelijkheid voorzienbaar op grond van terinzagelegging ontwerpstreekplan. De gemeente hoefde appellant niet hangende het advies van Welstand te informeren over de naderende planologische wijziging en de korte termijn waarbinnen alsnog een aanvraag om een bouwvergunning kon worden ingediend. BRON: ABRVS 14 APRIL 2010, ZAAKNR. 200907391/1/H2, WWW.RECHTSPRAAK.NL LJN BM1021.
9
PLANSCHADE EN PLANOLOGISCHE VERGELIJKING (BEOORDELING GELUIDSBELASTING IS ZOWEL OP GEVEL WONING ALS OP PERCEEL RELEVANT) [WRO] Nu het nieuwe planologische regime de aanleg van de weg mogelijk maakt, moet wat de gestelde geluidsoverlast van het wegverkeer betreft een vergelijking worden gemaakt tussen de maximale geluidsbelasting onder het oude planologische regime en de maximale geluidsbelasting onder het nieuwe planologische regime. De feitelijke geluidsbelasting is derhalve niet van belang. Het enkele feit dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de gevel niet wordt overschreden, betekent niet dat geen sprake kan zijn van schade. BRON: ABRVS 9 JUNI 2010, ZAAKNR. 200907020/1/H2, WWW.RECHTSPRAAK.NL LJN BM7112.
10 PLANSCHADE EN WAARDEBEPALING (TAXATIE PLANSCHADE VERSUS WOZ-TAXATIE, MOTIVERING) [WRO] Nu sprake is van een zeer aanzienlijk verschil tussen de waardebepalingen in het kader van de planschade en de in het kader van de WOZ waardebepalingen en van een korte periode tussen de waarderingstijdstippen had het op de weg van het college gelegen om in hun besluit op de aanvraag om planschadevergoeding dit punt van een nadere motivering te voorzien. In de Awb is geen algemene verplichting is opgenomen tot het opnieuw horen bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar ter voldoening aan een uitspraak, waarbij het eerdere besluit op bezwaar is vernietigd. BRON: ABRVS 9 JUNI 2010, ZAAKNR. 200904796/1/H2, WWW.RECHTSPRAAK.NL LJN BM7128
BOUW
11 TRAMPOLINE IS SPEELTOESTEL EN PLAATSING IS BOUWVERGUNNINGSVRIJ [Wonw, WRO, Wwb] Gelet op de begripsomschrijving in artikel 1, onderdeel c, van het Warenwetbesluit dient een trampoline als speeltoestel te worden aangemerkt. Dit oordeel vindt steun in de nota van toelichting bij het Bblb (Staatsblad 2002, nr. 410, blz. 37). De omstandigheid dat de trampoline bestemd is voor privégebruik, doet hieraan, anders dan het college heeft betoogd, niet af, nu de aard van het gebruik geen onderdeel uitmaakt van de in het Warenwetbesluit opgenomen definitie. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bblb verwijst uitsluitend naar die begripsomschrijving en niet naar artikel 1, lid 2 van de Warenwet. Niet is gebleken dat de trampoline niet aan de in het Bblb gestelde voorwaarde ten aanzien van de hoogte voldoet. Gelet hierop kon de trampoline bouwvergunningsvrij worden geplaatst. BRON: ABRVS 4 MEI 2010, ZAAKNR. 200905517/1/H1 (R.O. 2.10.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM41693263.
12
MET REEDS BESTAANDE PARKEERPROBLEMEN HOEFT BIJ REALISEREN BOUWPLAN GEEN REKENING TE WORDEN GEHOUDEN [Wonw, WRO] Zoals de ABRvS eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 december 2007 in zaak nr. 200702622/1), behoeft bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Met reeds bestaande parkeerproblemen behoeft geen rekening te worden gehouden.
BRON: ABRVS 11 MEI 2010, ZAAKNR. 200904064/1/H1 (R.O. 2.5.3), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM4169.
13 DIKKE LIJN OP BESTEMMINGSPLANKAART BEHOORT TOT HET BOUWVLAK [WONW, WRO] Op de plankaart is ter plaatse van het gebouw C het bouwvlak aangegeven met een dikke lijn met daarin een bebouwingspercentage van 65%. De rechtbank heeft, door te overwegen dat deze dikke lijn tot het bouwvlak behoort, een juiste uitleg gegeven aan het begrip “bouwvlak” als bedoeld in de planvoorschriften. BRON: ABRVS 12 MEI 2010, ZAAKNR. 200905930/1/H1 (R.O. 2.5.1-2.5.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM4180.
14
VERSCHILLENDE VOORBEREIDINGSPROCEDURES VRIJSTELLING EN BOUWVERGUNNING EN RECHTSBESCHERMING [Wonw, Awb] Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 juli 2007 in zaak nr. 200703198/1) is, gelet op artikel 49, lid 5 van de Woningwet, ook indien de vrijstelling is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, de vrijstelling mede onderwerp van het bezwaar tegen de bouwvergunning, die niet met toepassing van die procedure is voorbereid. BRON: ABRVS 26 MEI 2010, ZAAKNR. 201003847/1/H1 EN 2/H1 (R.O. 2.5), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM5596.
SDU UITGEVERS
VOORBESCHERMING EX MONUMENTENWET 1988 INZAKE SLOOP COMMANDOBUNKER EN SCHOOLGEBOUW? [MONW 1988] Zoals de ABRvS heeft overwogen in de door de rechtbank vermelde uitspraak van 10 oktober 2007 in zaak nr. 200702559/1 komt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Monumentenwet 1988 naar voren dat bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 11 in het concrete geval de belangen van een aanvrager dienen te worden afgewogen tegen de belangen van het beschermd monument (Kamerstukken II 1986/87, 19 881, nr. 3, p. 20). Het belang van een belendend monument valt daar niet onder.
MONUMENTEN
JURISPRUDENTIE
15
35
BRON: ABRVS 19 MEI 2010, ZAAKNR. 200907244/1/H1 (R.O. 2.6.1), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN-NR. BM4951.
16 MILIEUVERGUNNING EN GEURGEVOELIG OBJECT [Wm, Wgv] In geschil is de vraag of de winkel gedurende zes dagen per week gedurende een vaste tijdseenheid van enkele uren is bemand. Alleen bij bevestigende beantwoording van die vraag is de winkel aan te merken als een geurgevoelig object in de zin van artikel 1 van de Wet geurhinder. B&W hebben dit onvoldoende onderzocht.
AGRARISCHE REGELGEVING
BRON: ABRVS 12 MEI 2010, ZAAKNR. 200902210/1/M2 (R.O. 2.4.4-2.4.5), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM4188.
17
AFWIJKING VAN HANDREIKING INDUSTRIELAWAAI OP GROND VAN VNG-BROCHURE ONVOLDOENDE GEMOTIVEERD [Wm] Het college heeft in de vergunning grenswaarden opgenomen die hoger zijn dan de richtwaarden van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De VNG-brochure vormt echter geen toereikende rechtvaardiging om van de richtwaarden van de Handreiking af te wijken. Het college heeft deze afwijking ook anderszins niet deugdelijk gemotiveerd.
BRON: ABRVS 19 MEI 2010, ZAAKNR. 200905328/1/M2 (R.O. 2.5.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM4960.
18 MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT EN OMGEVINGSGELUID [Wm, Barim] De ABRvS overweegt dat er geen grond is voor de opvatting dat bij het stellen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit geen rekening zou mogen worden gehouden met het omgevingsgeluid of met maatregelen die getroffen kunnen worden om het door de inrichting veroorzaakte geluidniveau te beperken. BRON: ABRVS 26 MEI 2010, ZAAKNR. 200903823/1/M1 (R.O. 2.7.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM5587.
19
MILIEUVERGUNNING EN BESLUITONDERDEEL ‘RISICO VOOR VOLKSGEZONDHEID’; BLAFTIJD HONDENKENNEL [Wm, Awb] Appellant voert in beroep aan dat het in groten getale uitlaten van honden langs de openbare weg leidt tot een vergroot gevaar van besmetting met de E-coli bacterie. Deze beroepsgrond heeft betrekking op risico voor de volksgezondheid. Over deze categorie milieugevolgen heeft [appellant] geen zienswijze naar voren gebracht. Beroep derhalve niet-ontvankelijk. Verder hebben B&W onvoldoende onderzocht of in het akoestisch rapport van realistische blaftijden is uitgegaan. Het bestreden besluit is derhalve onvoldoende zorgvuldig voorbereid. BRON: ABRVS 2 JUNI 2010, ZAAKNR. 20090200906507/1/M2 (R.O. 2.1, 2.4.1-2.4.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM6454.
20 WEIGERING MILIEUVERGUNNING WEGENS STRIJD MET BESTEMMINGSPLAN [Wm] Onomstreden is dat de aangevraagde situatie zich niet verdraagt met het geldende bestemmingsplan. Het college heeft in overeenstemming met het op dit punt gevoerde beleid geen vergunning verleend omdat door verlening van de vergunning strijd ontstaat met het bestemmingsplan en omdat er geen zicht bestaat op een wijziging van dat bestemmingsplan. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die het college op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht noopten van dit beleid af te wijken. Het vorenstaande in aanmerking genomen, is er in het betoog van de Maatschap geen grond gelegen voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid met toepassing van artikel 8.10, lid 3 van de Wet milieubeheer heeft kunnen besluiten de aangevraagde milieuvergunning, te weigeren. Het beroep is ongegrond. BRON: ABRVS 2 JUNI 2010, ZAAKNR. 200908114/1/M2 (R.O. 2.1.3), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM6435.
21 VERANDERINGSVERGUNNING EN STATUS ONDERLIGGENDE MILIEUVERGUNNING [Wm] Zoals de ABRvS eerder heeft geoordeeld, gelden, voor zover de aard van de vergunning en de aard van de veranderingen zich daartegen niet verzetten, de voorschriften van de onderliggende vergunning ook voor de nadien bij een veranderingsvergunning vergunde wijzigingen. Dit laat onverlet dat het bevoegd gezag gehouden is te beoordelen of de voorschriften die alsdan voor de veranderingen zouden gelden, nodig en toereikend zijn in het belang van de bescherming van het milieu. Dat is in casu onvoldoende onderzocht. BRON: ABRVS 16 JUNI 2010, ZAAKNR. 201002843/1/M2 EN 2/M2 (R.O. 2.4-2.4.5), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM8783.
MILIEU
36
GRONDZAKEN IN DE PRAKTIJK AUGUSTUS 2010
JURISPRUDENTIE
LUCHTKWALITEIT
22 MILIEUVERGUNNING EN LUCHTKWALITEIT OP VOOR HET PUBLIEK AFGESLOTEN INDUSTRIETERREIN [Wm] Het terrein waarop de inrichting zich bevindt, is gelegen op een voor het publiek afgesloten industrieterrein. Uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 volgt dat geen beoordeling van de luchtkwaliteit behoeft plaats te vinden op locaties die zich bevinden op een dergelijk terrein, zodat een beoordeling van de luchtkwaliteit in zoverre achterwege mocht blijven. BRON: ABRVS 16 JUNI 2010, ZAAKNR. 200906680/1/M1 (R.O. 2.4.5), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM7765.
23
GELUIDHINDER WINDTURBINES (IMPULSGELUID / GEBRUIKEN HANDLEIDING / MEETTOLERANTIE VAN 1 DB(A)) [Wm, ACTIVITEITENBESLUIT, MRvI] De ABRvS overweegt dat B&W bij de bepaling van de geluidbelasting terecht geen rekening hebben gehouden met een toeslag voor impulsgeluid. Verder is er geen voldoende aanknopingspunt voor het oordeel dat B&W zich in casu ten onrechte op de Handleiding hebben gebaseerd. Tevens kan een meettolerantie van 1 dB(A) in aanmerking worden genomen, teneinde met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen of zich een overtreding heeft voorgedaan. BRON: ABRVS 21 APRIL 2010, ZAAKNR. 200903402/1 (R.O. 2.4-2.4.7, 2.4.8), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM1792.
GELUIDSHINDER
24
MILIEUVERGUNNING AFVALINRICHTING EN STRIJD MET BESTEMMINGSPLAN; LANGETIJDGEMIDDELDE BEOORDELINGSNIVEAU GELUIDHINDER; VERKEERSBEWEGINGEN EN INDIRECTE GELUIDHINDER [Wm] Omdat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld hebben GS in redelijkheid kunnen besluiten dat de vergunning niet krachtens [%WR Wet milieubeheer ART 8.3|artikel 8.10, lid 3 van de Wm%] geweigerd behoefde te worden. Verder is de straffactor voor tonaal geluid niet verwerkt in de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voor de dagperiode en is tevens het referentieniveau van het omgevingsgeluid onvoldoende onderzocht. Ook is het aantal verkeersbewegingen waarmee wordt gerekend om de indirecte hinder vanwege de inrichting vast te stellen onzorgvuldig bekeken. BRON: ABRVS 5 MEI 2010, ZAAKNR. 200901819/1/M1 (R.O. 2.5.1-2.5.5, 2.8.4, 2.10.4), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM3257.
25
VASTSTELLING HOGERE GRENSWAARDEN EN CUMULATIE GELUIDHINDER; MONITORINGS- EN HANDHAVINGSASPECTEN; GEEN BELANGENAFWEGING GEZONDHEIDSSCHADE E.D. [Wgh] Rekening is gehouden met de cumulatie van wegverkeer en industrielawaai met railverkeerslawaai. De Wgh biedt geen grondslag om rekening te houden met andere bronnen zoals het scheepvaartverkeer of werkzaamheden in de haven. In een besluit tot vaststelling van hogere geluidsgrenswaarden kan niet in de regeling van monitorings- en handhavingsaspecten worden voorzien. Mogelijke gezondheidsschade, schade aan de ontwikkeling van kinderen, afnemend woongenot en de waardevermindering van woningen kunnen niet bij de toetsing aan de bepalingen van de Wgh worden betrokken. BRON: ABRVS 12 MEI 2010, ZAAKNR. 200904507/1/M2 (R.O. 2.13.2, 2.15.1, 2.17.1), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM4177.
NATUUR
26 ONVOLDOENDE ONDERZOEK SIGNIFICANTE GEVOLGEN BESTEMMINGSPLAN Gelet op het gebruik van het perceel als weiland en de ligging nabij een bos is de enkele constatering van de raad dat ter plaatse geen sloten en oude bomen voorkomen zonder onderzoek naar mogelijke natuurwaarden onvoldoende. Mitsdien heeft de raad niet op grond van objectieve gegevens kunnen uitsluiten dat het plan significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied. BRON: ABRVS 28 APRIL 2010, ZAAKNR. 200904782/1 (R.O. 2.1.6), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM2644.
BODEM
27
BODEMSANERINGSPLAN EN SPOEDEISENDHEID; TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING VAN HET SANERINGSGEBIED; SANERINGSDOELSTELLING EN EINDSITUATIE [Wbb] GS kunnen slechts instemming aan het saneringsplan onthouden als niet kan worden voldaan aan het bij of krachtens [%WR Wet bodembescherming ART 38|artikel 38 Wbb%] gestelde. De vraag of spoedige sanering noodzakelijk is, speelt bij die beoordeling van het saneringsplan geen rol. De toekomstige plannen zijn nog niet zodanig concreet dat GS met eventuele gevolgen daarvan in de besluitvorming rekening moesten houden. B&W hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat door middel van de sanering en het monitoren zoals voorzien in het saneringsplan geen stabiele eindsituatie kan worden bereikt. Dat het volgens B&W ook mogelijk zou zijn een multifunctionele sanering uit te voeren, doet daaraan niet af. BRON: ABRVS 21 APRIL 2010, ZAAKNR. 200804828/1/M2 (R.O. 2.3.1, 2.5.2, 2.8.1-2.8.4), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM1785.
28 INSTEMMING GS MET SANERINGSPLAN ONVOLDOENDE GEMOTIVEERD [Wbb] De stelling van GS dat een zo spoedig mogelijke aanvang van de sanering van het brongebied wenselijk wordt geacht, kan op zichzelf niet dienen als motivering voor de beslissing om in te stemmen met het gedeelte van het saneringsplan. GS hebben onvoldoende gemotiveerd waarom is ingestemd met de saneringsaanpak van het pluimgebied. BRON: ABRVS 2 JUNI 2010, ZAAKNR. 200907496/1/M2 (R.O. 2.4.2-2.4.5), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM6453.
SDU UITGEVERS
WATER
BRON: ABRVS 19 MEI 2010, ZAAKNR. 200802345/1/ (R.O. 2.4), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM4958.
30 TRACÉBESLUIT EN ONTVANKELIJKHEID BESLUITONDERDELEN [Trw, Awb] Artikel 12, lid 3 van de Tracéwet en artikel 25a, lid 1 van de Tracéwet gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht moeten aldus worden uitgelegd dat door een belanghebbende slechts beroep kan worden ingesteld tegen het Tracébesluit, voor zover dit beroep tracédelen en voorschriften betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpTracébesluit bij de minister naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
INFRA
BRON: ABRVS 4 MEI 2010, ZAAKNR. 200901402/1/M2 (R.O. 2.2.1), WWW.RAADVANSTATE.NL.
31
TRACÉBESLUIT EN AFWIJKING VAN OVEREENKOMST VAN GENÈVE INZAKE INTERNATIONALE HOOFDVERKEERSWEGEN [TRW, OVEREENKOMST VAN GENÈVE] Zoals de ABRvS eerder heeft geoordeeld kunnen de genoemde bepalingen van de overeenkomst als een ieder verbindende bepalingen worden beschouwd, die zich lenen voor toepassing door de rechter in de nationale rechtsorde. Uit de Overeenkomst volgt ook dat is voorzien dat zich situaties kunnen voordoen waarin een staat daaraan niet kan worden gehouden. Wanneer echter van de minimumnormen en streefwaarden wordt afgeweken is daarvoor een grondige motivering vereist. Die motivering is in casu voldoende gegeven. BRON: ABRVS 4 MEI 2010, ZAAKNR. 200901402/1/M2 (R.O. 2.14.1-2.14.6), WWW.RAADVANSTATE.NL.
32 TOEREKENING OVERTREDING BIJ HANDHAVING BESLUIT BODEMKWALITEIT [Wm, Bbk] Dat de werknemers van appellante ter plaatse op aanwijzing van [bedrijf] zouden hebben gehandeld, maakt niet dat het uitvoeren van de werkzaamheden niet ook aan appellante kan worden toegerekend, zodat gehandeld is in strijd met artikel 15, lid 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Appellante had zich van de juistheid van de mededeling van [bedrijf] dienen te vergewissen dat alle benodigde bescheiden aanwezig waren.
HANDHAVING
BRON: ABRVS 28 APRIL 2010, ZAAKNR. 200906559/1/M2 (R.O. 2.6-2.8), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM2602.
33
ONTVANKELIJKHEID EN TIJDIGHEID BEROEP NA INTREKKING EN VOORTZETTING OP PERSOONLIJKE TITEL DAARVAN; AANVRAAG IN HET ENGELS IN CASU TOEGELATEN [AWB, WMS, BGGO] Intrekking van namens SP Werkgroep en Dorpspartij en Gemert-Bakel ingediend beroep en voortzetting daarvan op persoonlijke titel is geschied buiten beroepstermijn. Derhalve zijn de 2 appellanten niet-ontvankelijk. Mede in aanmerking genomen dat de bij de aanvraag behorende milieurisicobeoordeling in het Nederlands is opgesteld, kon aanvraag in dit geval in het Engels zonder vertaling worden ingediend. BRON: ABRVS 28 APRIL 2010, ZAAKNR. 200802817/1/M1 (R.O. 2.6.2, 2.7.3), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN-NR. BM2636.
34 GEEN ECHTE HEROVERWEGING IN BEZWAAR [Awb, Wm] B&W hebben bij het bestreden besluit het bezwaar van [appellant] gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij verwijzen zij naar hun brief van 1 september 2009 gericht aan [vergunninghouder], waarin een voornemen tot handhaving bekend wordt gemaakt. Deze brief omvat slechts een vooraanschrijving met betrekking tot een last onder dwangsom en kan niet worden aangemerkt als een nieuw besluit als bedoeld in artikel 7:11, lid 2 van de Awb. BRON: ABRVS 2 JUNI 2010, ZAAKNR. 200907777/1/M2 (R.O. 2.2.2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM6428.
35
MILIEUVERGUNNING KARTINGCIRCUIT EN OMWONENDE OP 1200 METER AFSTAND IS BELANGHEBBENDE [Awb, Wm] Gelet op de aard en omvang van de inrichting acht de Afdeling het aannemelijk dat ter plaatse van de woning geluid kan worden waargenomen dat herkenbaar is als geluid afkomstig van de inrichting. Derhalve is aannemelijk dat ter plaatse van de woning van appellanten sub 3 op een afstand van ongeveer 1200 meter van de inrichting milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden, zodat zij kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden. BRON: ABRVS 9 JUNI 2010, ZAAKNR. 200903089/1/M1 (R.O. 2.2,2), WWW.RECHTSPRAAK.NL, LJN BM7142.
Voor meer uitspraken zie: http://www.omgevingindepraktijk.nl/grondzaken/type/jurisprudentie
STAATS- EN BESTUURSRECHT
JURISPRUDENTIE
29 WVO-VERGUNNING EN OVERGANGSRECHT WATERWET [Wvo, Waw] Ingevolge de Invoeringswet Waterwet blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van paragraaf 6.2 van de Waterwet van toepassing ten aanzien van een voor die inwerkingtreding gedane aanvraag om een Wvovergunning. De bij de Waterwet doorgevoerde wetswijzigingen zijn derhalve niet van toepassing op dit geding.
37