Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 1 van 8
Informatie JBPR 2009/52 Rechtbank Utrecht, 18-03-2009, 258187/HA ZA 08-2354, U N BH6556 Exhibitieplicht, Gewichtige reden
Afl eve ring
2009 afl. 4
College
Rechtbank Utrecht
Datum
18maart2009
Rolnummer
258187/HA ZA 08-2354 LJN BH6556
Rechter(s)
Mr. Van Rens
Partijen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMP Logistics BV te Utrecht, eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident, advocaat: mr. B. Besseling, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Traders BV te Schiphol-Rijk, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Storm Beheer BV te Aalsmeer, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vodafone Libertel BV te Maastricht, gedaagden in de hoofdzaak, verweersters in het incident, advocaat: mr. G.F. van Rappard. Partijen zullen hierna AMP en Traders c.s. (en afzonderlijk: Traders, Storm en Vodafone) genoemd worden.
Noot Trefwoorden
Exhibitieplicht, Gewichtige reden
Regelgeving
Rv - 843a
» Samenvatting
De rechtbank verplicht partijen bij een overnamecontract dat volgens die partijen vertrouwelijk is, om dit contract aan een derde te verstrekken die een geschil met hen heeft. Wei mogen de contractspartijen eerst de daadwerkelijk vertrouwelijke gedeelten van het contract op controleerbare wijze onleesbaar maken. De rechtbank komt tot dit oordeel door te overwegen dat de verzoekster rechtmatig belang heeft bij kennisneming van het contract, hoewel zij daarbij geen partij is, en dat bij deze wijze van verstrekking gewichtige redenen niet aan kennisneming van het contract in de weg staan. Wellicht ontstaat na verstrekking van het contract discussie of onleesbaar gemaakte delen inderdaad onleesbaar gemaakt mogen worden. De rechtbank houdt zich beschikbaar om daarover zo nodig een oordeel te geven. » Uitspraak 1. Deprocedure (...;/•«£)
2. De beoordeling in de incidental Ten aanzien van de incidentele vordering tot verstrekking van afschriften van bescheiden (artikel 843a Rv)
2.1. AMP heeft onder meer gevorderd dat Storm en Vodafone veroordeeld worden om binnen twee weken na betekening van het vonnis aan AMP een afschrift te verstrekken van de tussen Storm en Vodafone gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in Traders. 2.2. Ingevolge artikel 843a Rv moet aan vier voorwaarden zijn voldaan voordat AMP aan deze bepaling jegens Storm en Vodafone een recht op verstrekking van de gevraagde bescheiden kan ontlenen: - rechtmatig belang, - bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij AMP of zijn rechtsvoorgangers partij zijn,
http://view.scws3 .sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 2 van 8
- bepaalde bescheiden, - van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. 2.3. AMP heeft in dit kader aangevoerd dat zij met het oog op de aansprakelijkheid van Storm en Vodafone een rechtmatig belang heeft bij een afschrift van de koopovereenkomst alsmede van het daaraan voorafgaande due diligence onderzoek, omdat zij uit die stukken op zal kunnen maken op welk moment Storm en Vodafone ervan op de hoogte waren dat Traders de overeenkomst met AMP zou beëindigen en daarmee haar verplichtingen uit de dienstverleningsovereenkomst met AMP (hierna te noemen: de overeenkomst) niet meer zou nakomen. 2.4. De rechtbank constateert dat AMP haar vordering met betrekking tot het due diligence onderzoek niet in het petitum van het incident tot uitdrukking heeft gebracht, zodat de rechtbank de vraag of een afschrift van het rapport van dit onderzoek aan AMP moet worden verstrekt, buiten beschouwing zal laten. 2.5. Traders c.s. heeft zich - kort samengevat - verweerd met de stelling dat de vordering neerkomt op een "fishing expedition". Volgens haar heeft AMP geen belang bij een afschrift van de koopovereenkomst, aangezien rechtens irrelevant is of Storm en Vodafone al eerder dan het moment van opzegging van de overeenkomst door Traders wetenschap hadden van het feit dat deze opzegging zou gaan plaatsvinden. Voorts is volgens Traders c.s. niet aannemelijk dat de koopovereenkomst de stellingen van AMP zal kunnen onderbouwen, nu de overeenkomst geen enkele rol heeft gespeeld in de transactie tussen Storm en Vodafone. Bovendien is - aldus Traders c.s. - niet voldaan aan het vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking met AMP, aangezien de koopovereenkomst niet gesloten is met AMP maar tussen Storm en Vodafone. Tenslotte zouden Storm en Vodafone bij verstrekking van een afschrift van de koopovereenkomst aan AMP onevenredig nadeel lijden, aangezien het zeer vertrouwelijke, concurrentiegevoelige informatie bevat die niet voor derden zoals AMP bestemd is. 2.6. De rechtbank is van oordeel dat een rechtmatig belang aanwezig moet worden geacht, indien de gevraagde bescheiden relevant zijn voor het bepalen door de verzoekende partij van haar rechtspositie. Indien het verzoek in een gerechtelijke procedure wordt gedaan, is onder meer aan deze eis voldaan, indien de bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering of kansloos verweer (vgl. rechtbank Utrecht 12 september 2007, JOR 2007,265). 2.7. Aan dit vereiste is ten aanzien van het gevraagde afschrift van de koopovereenkomst voldaan. AMP heeft Storm en Vodafone aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden en zal lijden ten gevolge van de niet-nakoming van de overeenkomst door Traders. Zij heeft deze aansprakelijkheid, voor zover het Storm betreft, gegrond op de stelling dat aan Storm als bestuurder en toenmalig enig aandeelhouder van Traders een ernstig verwijt te maken valt met betrekking tot deze niet-nakoming, in het bijzonder doordat Storm door het sluiten van de koopovereenkomst met Vodafone heeft bewerkstelligd dat Traders gebruik ging maken van de diensten van Vodafone in plaats van de overeengekomen diensten van AMP, terwijl op dat moment nog maar een fractie van het toegezegde aantal orders door Traders aan AMP was verstrekt. De vordering jegens Vodafone is gegrond op de stelling dat Vodafone op onrechtmatige wijze heeft geprofiteerd van de niet-nakoming van de overeenkomst door Traders, in het bijzonder door Traders onder meer middels de koopovereenkomst tot niet-nakoming aan te zetten dan wel de niet-nakoming actiefin de hand te werken. In het licht van de gronden waarop de - niet op voorhand kansloze - vorderingen jegens Storm en Vodafone berusten, dient geoordeeld te worden dat voldoende aannemelijk is dat de koopovereenkomst van belang is voor het onderbouwen door AMP van deze vorderingen. Immers, indien uit de koopovereenkomst moet worden afgeleid dat na de overname de distributie van verkochte GSM-abonnementen (waarop de overeenkomst met AMP zag) voortaan via Vodafone zou plaatsvinden, kan de koopovereenkomst dienen ter onderbouwing van het gestelde aan Storm te maken ernstig verwijt en ter onderbouwing van het bestaan van een bijkomstige omstandigheid die het profiteren van de niet-nakoming door Vodafone onrechtmatig kan maken. 2.8. Het document waarvan AMP verstrekking vordert, is voldoende duidelijk en concreet omschreven, zodat ook aan het vereiste van "bepaalde bescheiden" is voldaan. Het verweer van
http://view.scws3.sdu.nl/iurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 3 van 8
Traders c.s. dat de incidentele vordering moet worden aangemerkt als een "fishing expedition" moet in het licht hiervan en het voorgaande dan ook worden afgewezen. 2.9. Ten aanzien van de overige in artikel 843a Rv genoemde vereisten overweegt de rechtbank dat Traders c.s. met haar verweer dat de vereiste rechtsbetrekking met AMP ontbreekt, heeft miskend dat ook een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad als een rechtsbetrekking in de zin van deze bepaling moet worden beschouwd (vgl. rechtbank Utrecht 12 september 2007, JOR 2007,265). AMP kan aan de rechtsbetrekking die tussen haar en Storm en Vodafone is ontstaan door het gestelde onrechtmatig handelen in beginsel het recht ontlenen op een afschrift van de koopovereenkomst. 2.10. De door Traders c.s. aangevoerde omstandigheid dat de koopovereenkomst een concurrentiegevoelig en vertrouwelijk karakter heeft, brengt in het voorgaande slechts gedeeltelijk verandering. Het belang van Storm en Vodafone om concurrentiegevoelige en vertrouwelijke informatie geheim te houden kan ook anders dan middels het afwijzen van de incidentele vordering, dan wel het ter inzage geven van de koopovereenkomst aan (alleen) de rechtbank worden beschermd. Namelijk door aan de verstrekking van het afschrift de beperking te verbinden dat deze onleesbaar mag worden gemaakt door Storm en Vodafone voor zover dat absoluut noodzakelijk is ter bescherming van dit belang. Als uitgangspunt geldt daarbij wel dat de in de koopovereenkomst opgenomen tekst voldoende zichtbaar moet blijven om AMP in staat te stellen om te beoordelen of de tekst terecht onleesbaar is gemaakt of niet, bijvoorbeeld door haar in staat te stellen te zien wat het onderwerp is van een onleesbaar gemaakte passage. Voor zover in de overeenkomst voorwaarden zijn opgenomen die Vodafone heeft gesteld aan de bedrijfsvoering van Traders na de overname, bijvoorbeeld in die zin dat zij een verplichting aan Storm en/of Traders heeft opgelegd na overname alleen maar gebruik te maken van distributie van GSM-abonnementen via Vodafone, geldt dat deze voorwaarden in ieder geval zichtbaar moeten blijven. In de koopovereenkomst opgenomen bedragen en/of cijfers mogen in beginsel onleesbaar worden gemaakt. De rechtbank is bereid om - indien hierover geschillen ontstaan tussen partijen - onder geheimhouding kennis te nemen van de volledige tekst van de koopovereenkomst en deze te vergelijken met de aan AMP verstrekte tekst. 2.11. Met de voorgaande beperking is naar het oordeel van de rechtbank het belang van geheimhouding van Storm en Vodafone in voldoende mate beschermd, zodat hun verzoek om de veroordeling tot verstrekking van het afschrift van de koopovereenkomst niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, niet wordt gehonoreerd. 2.12. De incidentele vordering zal derhalve worden toegewezen met inachtneming van de beperking die onder 2.10 is weergegeven. Er zal voorts een ruimere termijn dan gevorderd worden gegeven om aan de veroordeling te voldoen. De incidentele vordering strekkende tot een voorlopige voorziening (artikel 223 Rv)
2.13. AMP vordert daarnaast dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende hoofdelijke veroordeling van Traders c.s. tot betaling (bij wijze van voorschot) van een bedrag van € 750.000,=. Traders c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 2.14. AMP heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. 2.15. De vorderingen van AMP jegens Traders c.s. zijn kort gezegd gegrond op de volgende stellingen: — dat Traders tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door aan haar niet het toegezegde aantal orders te verstrekken en op onrechtmatige wijze de overeenkomst op te zeggen; - dat aan Storm een ernstig verwijt kan worden gemaakt terzake van de niet-nakoming van de overeenkomst door Traders;
http://view.scws3.sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 4 van 8
- dat Vodafone op onrechtmatige wijze heeft geprofiteerd van de niet-nakoming van de overeenkomst door Traders. 2.16. In het licht van deze stellingen zal het naar verwachting in de hoofdzaak draaien om het antwoord op de vraag of Traders aan AMP het toegezegde aantal orders heeft verstrekt en voorts of zij de overeenkomst met AMP mocht opzeggen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. 2.17. Ten aanzien van de eerste vraag merkt de rechtbank op dat het verwachte aantal orders dat in de bijlage bij de overeenkomst (de Service Level Agreement, hierna: de SLA) is genoemd van 45.000, in dezelfde overeenkomst is genuanceerd doordat daarin tevens is vermeld dat door Traders slecht aan te geven was welke volumes aangeleverd zouden kunnen worden aan AMP. Daarnaast is dit aantal genuanceerd door het bepaalde in artikel 2.4 van de overeenkomst, inhoudende dat de SLA alleen een inspanningsverplichting van partijen weergeeft. Onder deze omstandigheden kan betwijfeld worden of AMP er in de hoofdzaak in zal slagen om haar (volledige) vordering met betrekking tot de 45.000 orders over het eerste jaar toegewezen te krijgen. 2.18. Ten aanzien van de tweede vraag overweegt de rechtbank dat in het licht van de inhoud van de opzeggingsregeling in de overeenkomst (artikel 8) aannemelijk is dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat Traders met het zenden van de brief van 10 april 2008 niet heeft voldaan aan de minimale opzeggingstermijn van drie maanden. Deze opzegging had immers uiterlijk 3 maanden vóór het verstrijken van de contractduur, dus uiterlijk 5 maart 2008, moeten plaatsvinden. Aan niet tijdige opzegging is in artikel 8 de consequentie verbonden dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd met één jaar. Aan deze consequentie kan alleen ontkomen worden, indien zou moeten worden geoordeeld dat een beroep door AMP op deze niet tijdige opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank acht - naar voorlopig oordeel - niet aannemelijk dat in de hoofdzaak een dergelijk oordeel zal worden uitgesproken, en wel in het licht van de volgende omstandigheden: - Beide partijen zijn professionele partijen, die zich (blijkens de als productie 10 overgelegde e -mail) bij de totstandkoming van de overeenkomst het bestaan van deze opzeggingstermijn hebben gerealiseerd en daarin zelfs wijziging hebben gebracht in die zin dat deze is verminderd van zes maanden naar drie maanden. - De overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar maar in dat eerste jaar is het door Traders verwachte aantal orders bij lange na niet gehaald door omstandigheden die, zoals in dit stadium moet worden aangenomen, aan de zijde van Traders liggen. Dit heeft tot gevolg gehad dat AMP in dat jaar niet, althans nauwelijks in staat is geweest om haar aanzienlijke investeringen in haar personeel en haar systeem terug te verdienen. - In de opzeggingsbrief heeft Traders als reden voor de opzegging vermeld dat zij door Vodafone dwingend was verzocht haar systemen aan te sluiten op de procedure die werd gebruikt door Vodafone. In de brief wordt niet gerept van de omstandigheid dat, zoals Traders thans stelt, de opzegging gelegen was in de omstandigheid dat AMP niet in staat was om Traders naast de distributie ook bij het activeren van GSM-abonnementen te helpen. - Ten slotte legt de omstandigheid dat AMP al eerder (19 februari 2008) mondeling op de hoogte is gebracht van de mogelijke opzegging van de overeenkomst naar voorlopig oordeel onvoldoende gewicht in de schaal, aangezien in de opzeggingsregeling duidelijk is vermeld dat de opzegging schriftelijk, bij aangetekend schrijven, dient te geschieden, en deze bepaling strekt ter bescherming van de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij van degene die de opzegging doet. 2.19. Het voorgaande betekent - naar het voorlopig oordeel van de rechtbank - dat Traders in beginsel gehouden is de overeenkomst na te komen tot 5 juni 2009. Door haar opzegging heeft zij echter te kennen gegeven dat zij dat niet zal doen. Daarmee is zij tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en in beginsel aansprakelijk voor de schade die AMP heeft geleden en zal lijden ten gevolge van de onregelmatige beëindiging van de overeenkomst. 2.20. Daarmee is aansprakelijkheid van Storm en Vodafone nog niet gegeven. Immers, daarvoor zou moeten komen vast te staan dat hen terzake van deze beëindiging (kort gezegd) een (ernstig) verwijt te maken valt. Op basis van de stellingen en stukken die thans ter beschikking staan, kan een dergelijke conclusie vooralsnog niet worden getrokken.
http://view.scws3.sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 5 van 8
2.21. Vervolgens zal in de hoofdzaak beoordeeld moet worden welke schadeposten van AMP terzake van de onregelmatige beëindiging door Traders vergoed moeten worden. Deze beoordeling zal onder andere afhangen van de volgende omstandigheden: - de juistheid van de als productie 11 bij dagvaarding overgelegde schadeopstelling; - het antwoord op de vraag hoeveel orders AMP zou hebben gekregen als Traders de overeenkomst regelmatig zou hebben opgezegd (derhalve tegen 5 juni 2009); - welke kostenbesparingen AMP heeft gerealiseerd door het feit dat zij de overeenkomst niet meer behoeft na te komen; - welke investeringen AMP heeft gedaan in verband met de voorbereiding en uitvoering van de overeenkomst; - in hoeverre AMP haar schade verder heeft beperkt. 2.22. Het antwoord op deze vragen zal waarschijnlijk een onderzoek door een deskundige vergen. Op dit moment bestaat in ieder geval te veel onduidelijkheid over de vraag tot welk bedrag de rechtbank in de hoofdzaak de vordering zal toewijzen om het gevraagde voorschot in het kader van deze voorlopige voorziening toe te kunnen wijzen. Het voorgaande betekent dat de gevraagde voorlopige voorziening zal worden afgewezen. 2.23. Het voorgaande laat onverlet dat partijen op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, opnieuw met elkaar in onderhandeling kunnen treden teneinde het onderhavige geschil in der minne op te lossen. De rechtbank merkt wel op dat hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, een voorlopig oordeel betreft op basis van hetgeen thans aan stellingen en producties voorligt, en dat zij in de hoofdzaak op geen enkele wijze aan dit voorlopige oordeel is gebonden. 2.24. AMP zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. 3. De beslissing
De rechtbank in de incidenten 3.1. veroordeelt Storm en Vodafone om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan AMP een afschrift te verstrekken van de tussen Storm en Vodafone gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in Traders, 3.2. bepaalt dat Storm en Vodafone gerechtigd zijn om het onder 3.1 bedoelde afschrift op de onder 2.10 omschreven wijze gedeeltelijk onleesbaar te maken, 3.3. veroordeelt AMP in de kosten van het incident, aan de zijde van Traders c.s. tot op heden begroot op € 2.580,=, 3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 3.5. wijst af het meer of anders gevorderde, in de hoofdzaak 3.6. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 april 2009 voor conclusie van antwoord. » Noot
De kern 1. Hoe om te gaan met een verzoek om een contract aan een derde, niet zijnde een contractspartij, te verstrekken waarin gegevens zijn opgenomen die de partijen bij het contract als vertrouwelijk aanmerken? Over die vraag gaat deze annotatie.
Het achterliggende geschil
http://view.scws3.sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 6 van 8
2. AMP is een klant kwijtgeraakt. Die klant - Traders - heeft haar overeenkomst van opdracht met AMP beëindigd én heeft in plaats daarvan een contract met Vodafone gesloten. Ook overigens is die klant in de armen van Vodafone gevallen: Vodafone heeft de aandelen van Traders overgenomen van de bestuurder/enig aandeelhouder van Traders. AMP meent dat het verlies van deze klant haar een schade van meer dan € 700.000,= berokkent. Zij berust dan ook niet in het verlies van de klandizie van Traders: AMP meent dat Traders de overeenkomst van opdracht met haar niet rechtsgeldig heeft opgezegd, zodat deze nog eenjaar doorloopt. Volgens AMP schiet Traders dan ook tekort, valt de bestuurder/aandeelhouder van Traders daarvan een ernstig verwijt te maken én heeft Vodafone het tekortschieten in de hand gewerkt en derhalve onrechtmatig gehandeld. AMP wil haar vordering onderbouwen aan de hand van het overnamecontract. Zij denkt met de inhoud daarvan het onrechtmatig handelen van de bestuurder/aandeelhouder en van Vodafone aan te tonen.
Fishing expedition 3. De partijen bij het overnamecontract vinden dat AMP bezig is met een fishing expedition en weigeren verstrekking van de overeenkomst. Dat begrip fishing expedition is op zichzelf nietszeggend: die kwalificatie is slechts een beeldende verwoording van de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een vordering op grond van art. 843 a Rv. De rechtbank vat die vereisten samen in r.o. 5.2: a. het verzoek moet betrekking hebben op bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij AMP of zijn rechtsvoorgangers partij zijn; b. het moet gericht zijn tegen degene die de bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft; c. het moet bepaalde bescheiden betreffen; en d. de aanvrager moet een rechtmatig belang bij de bescheiden hebben.
Aangaande een rechtsbetrekking waarbij de aanvrager partij is 4. In deze zaak komt de rechtbank rap tot het oordeel dat aan de eerste drie vereisten is voldaan. Voor twee van de drie spreekt dat vanzelf. Debat is evenwel mogelijk over de vraag of het eerste vereiste (a) eraan in de weg staat dat AMP een overnamecontract opvraagt, waarbij zij zelf niet rechtstreeks partij is. Over het antwoord op die vraag wordt soms nog verschillend gedacht, zie bij de hoven bijvoorbeeld Hof Arnhem 29 augustus 2006 LJN AY9096 (strikte opvatting: opvragen niet mogelijk) en Hof Amsterdam 25 november 2008, NJF 2009, 31 (ruime opvatting: opvragen wel mogelijk). De conclusie van de rechtbank is wat mij betreft overtuigend, aangezien de ruime opvatting de mogelijkheden vergroot om geschillen op basis van de werkelijke feiten af te doen.
Rechtmatig belang 5. Voor de vraag of in principe aanspraak bestaat op bescheiden, is in deze zaak dan ook bepalend of AMP rechtmatig belang heeft bij kennisneming van het overnamecontract. Hoe strikter dat begrip rechtmatig belang wordt ingevuld, hoe moeilijker het is om een aanspraak op bescheiden te effectueren. De rechtbank vult het begrip evenwel soepel in en overweegt dat een rechtmatig belang aanwezig is indien de bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering of kansloos verweer. Overwegingen die van een vergelijkbare souplesse blijk geven komen veel vaker voor ook bij de hoven, zie voor een vergelijkbare souplesse bijvoorbeeld Hof's-Hertogenbosch 23 oktober 2007 LJN BB6845. Voor een kritiekloos volgen van de aanvrager is evenwel geen plaats: wanneer de aanvrager onvoldoende overtuigend reageert op gevoerd verweer van de houder van de bescheiden, kan dat ertoe leiden dat de vordering tot verstrekking van bescheiden wordt afgewezen, zie Hof Amsterdam 2 december 2008 LJN BG9051.
http://view.scws3.sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 7 van 8
6. Een soepele benadering zoals de benadering waarvan de geannoteerde uitspraak blijk geeft, is wat mij betreft de juiste. Die souplesse geldt immers ook bij de vereisten waaraan verzoeken tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor of voorlopig deskundigenbericht moeten voldoen of bij de eisen waaraan een aanbod tot leveren van relevant getuigenbewijs moet voldoen. Ook aansluiting bij de soepele eisen van het voorlopig getuigenverhoor is wat mij betreft aansprekend: de wet voorziet immers nog niet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen tot het "voorlopig opvragen van bescheiden". Vaak wijkt een procespartij daarom uit naar een incidentele vordering, zoals dat ook in deze zaak gebeurt. Het bij zo'n incidentele vordering hanteren van soepele eisen voor het opvragen van bescheiden waarborgt dat de toegang tot bescheiden per saldo net zo ruim of beperkt is als de toegang tot andere bewijsmiddelen zoals getuigenbewijs of deskundigenbericht.
Gewichtige reden 7. Souplesse bij de invulling van het begrip rechtmatig belang vraagt om een tegenwicht. In de huidige wettekst is zo'n tegenwicht te vinden in de bepaling dat bescheiden niet verstrekt behoeven te worden als een gewichtige reden daaraan in de weg staat. De partijen bij het overnamecontract beroepen zich dan ook op deze weigeringsgrond: volgens hen bevat het overnamecontract concurrentiegevoelige en vertrouwelijke gegevens. 8. Een beroep op een gewichtige reden valt evenwel eenvoudig af te wijzen wanneer aannemelijk is dat de gevraagde gegevens relevant (kunnen) zijn voor de beoordeling van het geschil. Voor zover mogelijk relevante gegevens al als vertrouwelijk vallen aan te merken, valt die vertrouwelijkheid immers doorgaans te ondervangen op een andere manier dan door weigering van de gevraagde informatie. Dat kan bijvoorbeeld door een geheimhoudingsplicht op te leggen aan de ontvanger (zie bijvoorbeeld Hof 's-Hertogenbosch 28 september 2004 «JOR» 2005/23 over een due diligence rapport), door gegevens te verstrekken aan een derde die met betrekking tot het doorgeven van de gegevens aan geheimhouding/tuchtrecht is onderworpen (zie bijvoorbeeld HR 22 februari 2008 RvdW 2008,256 en 261 over de verstrekking van medische gegevens aan de medisch adviseur van de wederpartij) of door de houder een zodanige selectie te laten maken van de gevraagde gegevens dat hij slechts de niet vertrouwelijke gedeelten behoeft te verstrekken (zie bijvoorbeeld HR 20 oktober 2006 NJ 2007, 3 over het in geschoonde vorm of met gebruik van andere adequate voorzieningen verstrekken van informatie over de veiligheidssituatie van het oud-kamerlid Hirsi Ali). 9. De rechtbank kiest de laatste optie en laat de gewichtige reden wegnemen doordat zij de partijen bij het overnamecontract de mogelijkheid biedt vertrouwelijke gegevens zwart te maken, zolang maar duidelijk is waarop de weggelaten gegevens betrekking hebben. Aldus kan de ontvanger de juistheid toetsen van de beslissing om gegevens niet mede te delen. 10. Over het al of niet weglaten van gegevens kunnen geschillen ontstaan. De rechtbank biedt daarom aan om zo nodig zelf de helpende hand te bieden en te beoordelen wat wel en niet verstrekt moet worden. Het aldus door een rechter met partijen meedenken is mogelijk gemaakt door HR 20 december 2002 NJ 2004,4 (Lightning Casino/Antillen). Dit rechterlijk meedenken heeft een nadeel: als de rechter na kennisneming van bescheiden oordeelt dat bescheiden niet verstrekt behoeven te worden, moet hij zich aan de verdere inhoudelijke behandeling van de zaak onttrekken. Hij draagt dan immers kennis van gegevens die bij de beoordeling van het geschil niet gebruikt mogen worden. De consequentie dat de rechter zich moet terugtrekken, kan worden vermeden door de beoordeling niet door de rechter, maar door een derde te laten verrichten zoals bijvoorbeeld gebeurde in Hof Amsterdam 2 december 2008, NJF 2009, 39. In die zaak werd het aan een gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke derde gelaten om te bepalen wat wel en wat niet onleesbaar mocht worden gemaakt.
Proportionaliteit 11. In deze zaak is het verzoek eenvoudig: het betreft slechts één document, het debat over het verzoek is niet ingewikkeld en het geschil prikkelt de nieuwsgierigheid. In rechte komen ook verzoeken aan de orde die veel meer om het lijf hebben, bijvoorbeeld wanneer complete dossiers opgevraagd worden of wanneer bescheiden slechts naar aard of categorie worden omschreven. Indien door ruimhartige invulling van de begrippen bescheiden, bepaalde bescheiden en rechtmatig belang de sluizen voor de exhibitieplicht ruimer worden opgezet, bestaat het risico dat de exhibitieplicht ongebreideld uitdijt en aan haar succes ten onder gaat. Tegen die achtergrond is begrijpelijk dat de adviescommissie voor het burgerlijk procesrecht in
http://view.scws3.sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011
Tekst Jurisprudentie (Sdu)
pagina 8 van 8
haar advies uit juli 2008 (TCR 2008, p. 123 e.v.) zoekt naar betere meet- en regeltechniek en het volgende voorstelt: "De (...) verplichting tot het verstrekken van gegevens geldt slechts voor zover dat met het oog op de in aanmerking te nemen belangen niet als kennelijk onevenredig is aan te merken." 12. In het voorstel van de adviescommissie volgt vervolgens een kleurrijk defïlé van mogelijk in de afweging te betrekken belangen. Genoemd worden onder meer het gewicht van de burgerrechtelijke rechtsbetrekking, de belasting die van de tot verstrekking aangesprokene of van anderen gevergd wordt, de goede procesorde en aspecten van algemeen belang. Bij de door adviescommissie voorgestelde afweging wordt niet uitdrukkelijk aangeroerd de vraag of verstrekking van gevraagde bescheiden achterwege zou kunnen blijven wanneer te onwaarschijnlijk is dat de verstrekking leidt tot een materieel andere uitkomst van het geschil. Dat de adviescommissie daarover niet rept, past bij de heersende leer: het toekennen van betekenis aan de vraag of bewijs waarschijnlijk te leveren valt, zou haaks staan op de vaste rechtspraak dat een relevant bewijsaanbod niet gepasseerd mag worden op grond van een prognose over het te leveren bewijs. mr. J. Ekehnans, advocaat bij Ekelmans & Meijer Advocaten
http://view.scws3 .sdu.nl/jurt/J51226
27-4-2011