Tekst SDU Publicatie
pagina
1 van 10
JA 20141127 Rechtbank Rotterdam, 27-08-2014, CIIOII3JIT3IHA ZA 99-2884, ECLI:NL:RBROT:2014:7276 Causaal verband, Omkeringsregel, Proportionele aansprakelijkheid, Regres Publicatie
JA 2014 afi. 9
Publicatiedatum
07november2014
College
Rechtbank Rotterdam
Uitspraakdatum
27 augustus 2014
Rolnummer
C/10/131 173/NA ZA 99-2884 UN ECLI:NL:RBROT:2014:7276
Rechter(s)
rnr, 1-Iofiieijer-Rutten mr. Bouwman mr. Veling
Partijen
1. De gemeente Gemeente Reeuwijk te Reeuwijk, 2. [eiser 2] te [woonplaats], eiseres, advocaat: mr. E.J. Fijsberg, tegen [gedaagde] te [woonplaats], gedaagde, advocaat: mr. G. van der Wende. Partijen zullen hierna [eisers] (dan wel, eisers elk voor zich, de gemeente en [eiser 2]) en [gedaagde] genoemd worden.
Noot
mr. S.C. van Dijke en rnr. V. Oskarn
Trefwoorden
Causaal verband Omkerinesre”el, Propoilionele aansprakelijkheid, Reres.
Regelgeving
BW Boek 6 98 5W Boek 6 99 BW Boek 6- 101 -
»
-
Samenvatting
Eiser2 is in 1992 mishandeld door gedaagde. In 2011 is reeds vastgesteld dat er geen catisaal verband bestaat tussen alle gezondheidsklachten en de mishandeling; causaal verband is er mogelijk wel waar het de epilepsie betreft. Over het causaal verband tussen de epilepsie en de mishandeling heeft de in rechte benoemde neuroloog geantwoord dat hij het verband “denkbaar” acht, dat wil zeggen tussen de 40 en 60%. De rechtbank ziet geen aanleiding om de omkeringsregel toe te passen, maar oordeelt toepassing van het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid wel passend. Daarbij acht de rechtbank relevant dat een specitieke norm ter voorkoming van letsel is geschonden en dat mishandeling een opzettelijke aantasting van het grondrecht van respect voor de lichamelijke integriteit inhoudt, hetgeen ruime toerekening rechtvaardigt. De gemeente (eiser 1) oelènt een zelfstandig verhaalsrecht uit op gedaagde op grond van de VOA. De rechtbank oordeelt dat voor toepassing van proportionele aansprakelijkheid ten gunste van de gemeente als indirect gelaedeerde met vermogensschade geen ruimte is. Dit vanwege de terughoudendheid waarmee proportionele aansprakelijkheid moet worden toegepast. De rechtbank gelast een deskundigenbericht door een verzekeringsarts teneinde de beperkingen van benadeetde in kaart te brengen. »
Uitspraak
1. De procedure
(...;red)
http://www.legalintelligence.com/documents/ 14164135 ?srcfrmbas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 2 van 10
2. De verdere beoordeling
tn deze reeds geruime tijd lopende letselschadezaak is eerder geoordeeld (in het vonnis d.d. 30 maart 2011) dat geen sprake is van psychiatrische ongevaisgerelateerde invaliditeit: er bestaat evenmin causaal verband tussen de cognitieve beperkingen, de hoofdpijn en de diabetische neuropathie enerzijds en het ongeval anderzijds. Van de gezondheidsproblemern die [eiser 2] ondervindt zijn alleen het verminderde reukvermogen en de epilepsie mogelijk ongevaisgerelateerd. Nu het verminderde reukvermogen, gelet op de schadeopstelling, hoogstens van invloed kan zijn op het smartengeld spitst de discussie zich thans toe op de epilepsie, die in de visie van [eisersi aanmerkelijk zwaardere gevolgen heeft, met name verlies van verclienvermogen en zelfwerkzaamheid en behoefte aan hulp, verpleging en verzorging. Over het causaal verband tussen de epilepsie en het ongeval zijn nadere vragen gesteld aan [neuroloog], neuroloog (hierna: [neuroloog]), die daarop heeft geantwoord in zijn rapport dat op 3 april 2013 ter griiÏie is gedeponeerd. In zijn rapport geefi [neuroloog] aan, dat hij het oorzakelijk verband “denkbaar” acht, dat wil zeggen de kans op een oorzakelijk verband tussen de 40% en de 60% acht. Uit zijn toelichting en uit de overige inhoud van het rapport blijkt, dat het erg lastig is om te beoordelen of de epilepsie ook zou zijn ontstaan als de mishandeling was uitgebleven. 2.3.1. hoewel partijen het aanvankelijk eens waren over de deskundigheid en onbevangenheid en in dat verband over de benoeming van [neuroloog] bestrijdt [gedaagde] inmiddels zijn deskundigheid. De rechtbank acht de redenen van die bestrijding van onvoldoende gewicht. Uit de omstandigheid dat [neuroloog] ook een goede naam heeft als kinderpsychiater en -neuroloog valt geen gebrek aan deskundigheid als het gaat om een volwassene af te ]eiden. Zoals [gedaagde] zelf memoreert is [neuroloog] als neuroloog tevens verbonden aan de Stichting Epilepsie Instellingen. [Neuroloog] heeft zelf ook niet aangegeven dat hij zich niet in staat achtte de vragen te beantwoorden omdat deze buiten zijn expertise vielen. —
—
2.3.2. Inhoudelijk bestrijdt [gedaagde] het rapport op verschillende punten. De rechtbank gaat daaraan voorbij. Dat wordt als volgt toegelicht. Voor zover [gedaagde] stelt dat in het geheel geen sprake zou zijn van epilepsie wordt deze stelling, in het licht van de beschikbare (medische) gegevens, onvoldoende toegelicht met het rapport van [persoon 11, waarbij de rechtbank erop wijst dat een eventueel verschil van inzicht in de specifieke benaming van de aandoening voor deze civiele aansprakeljkheidszaak zonder belang is. Voor zover de kritiek van [gedaagde] erop neerkomt dat [neuroloog] “het niet durft te zeggen”, miskent hij dat [neuroloog] de gestelde vraag heeft beantwoord door het maken van een keuze. Dat deze keuze van de in de vraagstelling begrepen vijf mogeli jkheden de middelste is, die erop neer komt dat het ongeveer even waarschijnlijk is dat de mishandeling de epilepsie heeft veroorzaakt als dat dat niet geval is, maakt daarbij geen verschil. Het was van aanvang af duidelijk dat de hier voorgelegde vraag uiterst lastig te beantwoorden zou zijn, zowel vanwege het tijdsverloop en de comorbiditeit als vanwege de aard ervan, die immers een vergelijking vergt tussen de werkelijkheid en een hypothetisch scenario zonder mishandeling. l)at de deskundige bevestigt dat de vraag moeilijk te beantwoorden valt viel dus te verwachten en doet aan de bruikbaarheid van het rapport niet af. Het gegeven dat de partijdeskundige van [gedaagde] het niet eens is niet het rapport is daartoe evenmin voldoende. Tenslotte ziet de rechtbank in het rapport noch in de bemerkingen van partijen aanleiding om terug te komen op de beslissing van 5 lèbruari 2014 aangaande het overleggen van het complete medische dossier, zoals [gedaagde] verzoekt. De rechtbank blijft bij haar overwegingen als in dat vonnis weergegeven en voegt daaraan nog toe, dat de omstandigheid dat [eiser 2] dat dossier niet vrijwillig in het geding brengt niet tegen hem kan werken, nu de rechtbank inbrenging niet heeft verzocht en evenmin noodzakelijk acht. 2.3.3. Nu de rechtbank liet rapport van [neuroloog] helder, consistent en, voor zover in dit geval mogelijk, goed onderbouwd acht, neemt de rechtbank de conclusies daarvan over. 2.4. [Ë/sir 2]
http ://www.legalinteÏligence.com/docurnents/1 4164135 ?srcfrnbas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 3 van 10
Zoals in het vonnis van 30 maart 2011 (r.o. 2.14-2.18) reeds is uiteengezet ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag hoe omgegaan moet worden met de eis dat aan het conditio sine qua non-verband tussen het letsel (en daarmee de beperkingen en de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd) en de mishandeling moet zijn voldaan, wil toerekening aan [gedaagde] kunnen plaatsvinden. Anders dan [eisers] betoogt ziet de rechtbank geen aanleiding om de omkeringsregel toe te passen, ook niet in de aangehaalde recente jurisprudentie. Onveranderd blijft immers in deze zaak dat de aard en omvang van de mishandeling, die zich heeft beperkt tot een klap op de zijkant van het gezicht van [eiser 2], zonder dat bewusteloosheid is gevolgd, het ontstaan van posttraurnatische epilepsie niet zodanig aannemelijk maakt dat toepassing van die regel gerechtvaardigd zou zijn. 2.5. De rechtbank acht toepassing van het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid wel passend. Vast staat dat [gedaagde aansprakelijk is. De specifieke geschonden norm, inhoudend dat wordt verwacht dat wordt afgezien van het gebruiken ‘kan 1’siek geweld in een meningsverschil tussen volwassenen, strekt ertoe letsel te voorkomen. Voorts is meegewogen dat een mishandeling, zelfs als deze beperkt van omvang is, een opzettelijke aantasting van het grondrecht van respect voor de lichamelijke integriteit van een ander inhoudt, die ruime toerekening rechtvaardigt. Uit het deskundigenbericht van [neuroloog] vloeit voort dat de kans dat een oorzakelijk verband tussen de epilepsie en de mishandeling bestaat 40-60% is, dus niet zeer klein. Dat brengt mee dat het redelijker is de onzekerheid die bestaat over het conditio sine qua non verband over partijen te verdelen dan deze geheel voor risico van [eiser 2] als gelaedeerde te laten komen. De rechtbank ziet echter, in de gepaste terughoudendheid bij het gebruik van de proportionele aansprakelijkheid, aanleiding om aan te sluiten bij liet laagste door [neuroloog] genoemde percentage. Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank tot uitgangspunt bij de toerekening in het kader van de proportionele aansprakelijkheid dat de epilepsie voor 40% door de mishandeling is veroorzaakt. 2.6. Ter zitting heeft [gedaagde] zich voor het eerst zo expliciet op het standpunt gesteld dat [eiser 2] ten tijde van de mishandeling zelf een strafrechtelijk vergrijp pleegde, door zich wederrechtelijk toegang te verschaffen tot het afgesloten erf van [gedaagde]. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op eigen schuld. —
—
Op zichzelf mag in een schadestaatprocedure als de onderhavige een dergelijk verweer, waarop in de aansprakelijkheidsprocedure zelfniet is beslist, gevoerd worden; de rechtbank dient daarop dus ook te beslissen. Aan een dergelijk verweer in dit stadium, 15 jaar na het begin van de procedure en 22 jaar na de mishandeling, mogen echter wel eisen worden gesteld. [Gedaagde] heeft het aspect van de wijze waarop en de reden waarom [eiser 2] destijds op het terrein is gekomen eerder ter sprake gebracht. Hoewel de precieze lezing van de feitelijke aard van de wijze waarop [eiser 2] op het terrein is gekomen in de loop van deze procedure niet steeds dezelfde is geweest heeft [gedaagde] ter zitting gesteld dat [eiser 2] over een hek is geklommen. [Eisers] heeft de stellingen van [gedaagde] op dat punt ter zitting gemotiveerd betwist. In de eerdere getuigenverhoren aangaande de toedracht is dit slechts zijdelings aan de orde geweest. doch voor zover daarover is verklaard heeft geen van de getuigen iets gezegd over het over een hek klimmen. In die omstandigheden had van [gedaagde], gelet op het thans uitgewerkte verweer en de daaraan in zijn visie te verbinden consequenties, een concreet bewijsaanbod op dit punt verwacht mogen worden. Nu hij dat niet heeft gedaan moet deze stelling daarop stranden. Het bewijsaanbod dat [gedaagdel wel heeft gedaan, te weten dat een derde kan verklaren dat hij later heeft gehoord dat [eiser 2] “een fooitje kwam halen” ziet niet alleen op een volstrekt nieu feitelijk standpunt. dat in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde moet worden geacht, maar ook op een lezing van de Feiten die slecht te rijmen valt met de stellingen aangaande het over een hek klimmen, zonder dat [gedaagdel dat heeft toegelicht of uitgewerkt. De rechtbank laat deze stelling daarom buiten beschouwing. Datzelfde geldt voor de algemene gedachten die [gedaagdel heeft geuit over de huidige maatschappelijke opvattingen omtrent het omgaan met indringers op eigen terrein, reeds omdat niet vast staat dat van indringen sprake is geweest. 2.7.
Dc
çL’InL’entc
http://wvw.1egalintelligence.corn/documents/1 41641 35?srcfrm=has...
20-8-2015
Tekst $DU Publicatie
pagina 4 van 10
2.7.1. Inmiddels staat vast, dat de gemeente een eigen verhaalsrecht uitoefent op grond van de VOA. Zij heeft het incident als een dienstongeval aangemerkt en de volledige kosten die voortvloeiden uit de arbeidsongeschiktheid van [eiser 2] tot het beëindigen van het dienstverband voor haar rekening genomen. 2.7.2. Zoals hiervoor, ten opzichte van [eiser 2], werd overwogen is sprake van onzekerheid over het conditio sine qtia non-verband, In de verhouding tussen [gedaagde] als aansprakeljke partij op grond van mishandeling jegens [eiser 2] als slachtoffer van die mishandeling ziet de rechtbank op de hiervoor uiteengezette gronden aanleiding voor toepassing van het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid. De terughoudendheid waarmee dat leerstuk moet worden toegepast brengt echter naar het oordeel van de rechtbank mee, dat het verschil in positie tussen de gemeente als regresnemend werkgever en aldus afgeleid gelaedeerde met louter financiële schade en die van [eiser 2] als hiervoor geschetst meebrengt, dat voor proportionele aansprakelijkheid ten gunste van de gemeente geen ruimte is. 2.7.3. Bij eindvonnis komt de rechtbank op de consequenties hiervan terug.
2.8. Vervolg Bij gebreke van concrete stellingen in andere zin moet worden aangenomen, dat van schade wegens verlies aan verdienvermogen bij [eiser 2] geen sprake is. [tij heeft immers op grond van de voor hem als ambtenaar geldende regels zijn schade op dat punt tot aan het einde van het dienstverband geheel vergoed gezien. Wel vordert hij vergoeding van schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid en wegens hulp, verpleging en verzorging. Voor deze beide materiële schadeposten en voor de immateriële schade is nader inzicht nodig in de beperkingen die de epilepsie voor [eiser 2] meebrengt. Daartoe behoeft de rechtbank deskundige voorlichting van een verzekeringsarts.
2.9. Ter toelichting ten behoeve van de deskundige merkt de rechtbank op, dat vast staat dat bij [eiser 2] sprake is van aanzienlijke beperkingen, die echter niet alle in causaal verband staan met het voorval op 9 december 1992. In het bijzonder de diabetes en de daarmee samenhangende problemen en beperkingen staan los van het voorval. Aangenomen moet worden, dat [eiser 2] die beperkingen hoe dan ook, ook als
hem de mishandeling niet overkomen was, zou hebben ondervonden. De rechtbank wenst inzicht in de vraag welke van de thans bestaande (en eventueel te verwachten) beperkingen in medische zin zijn toe te schrijven aan het voorval. Daarom wordt gevraagd om niet alleen de thans bestaande beperkingen ten opzichte van een geheel gezonde persoon te beschrijven, maar ook de beperkingen die [eiser 2] in de visie van de deskundige, gelet op de medische rapportages van [neuroloog], [persoon2] en [persoon3], zonder mishandeling eveneens zou hebben gehad. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet valt uit te sluiten dat de gezondheidssituatie van [eiser 2] in de vele jaren die zijn verstreken sedert de mishandeling is gewijzigd. Dat is in ieder geval van belang als een beperking die de desktinclige thans aantreft en die samenhangt met de deels door de mishandeling veroorzaakte epilepsie iiaar zijn inzicht niet kort na de mishandeling, maar eerst jaren later is ontstaan. Voorts is denkbaar dat de deskundige verwacht dat de beperkingen in de toekomst zullen toe- of afnemen; ook in dat geval is van belang of het beperkingen betreft die [eiser 2] evenzeer zou hebben ondervonden als de mishandeling nooit was gebeurd.
Het komt de rechtbank voor dat voor het verkrijgen van het vereiste overzicht het opstellen van een aantal functionele mogelijkhedenlijsten (FML) door de deskundige nodig is. lr dienen dan twee groepen FML opgesteld te worden, te weten een groep die de werkelijke situatie sinds de mishandeling weergeeft, waarbij elke relevante wijziging in de tijd tot een nieuwe lijst binnen die groep leidt, en een groep die de situatie weergeeft die zou hebben bestaan als de mishandeling nimmer had plaatsgevonden, waarbij elke relevante wijziging in de tijd tot een nieuw e lijst binnen die groep leidt. De deskundige zal dus tenminste twee FML moeten opstellen, maar vermoedelijk meer; het aantal wordt aan hem overgelaten. Aan de hand van die lijsten kan de rechtbank dan te zijner tijd (wellicht na arbeidskundig bericht) beoordelen welke zelfwerkzaamheidsbezigheden [eiser 2] thans kan verrichten en welke hij zonder mishandeling zou hebben kunnen verrichten en welke zorg/begeleiding hij thans behoeft alsmede welke hij zonder mishandeling nodig gehad zou hebben.
http://www.1egalinte11igence.com/documcnts/1416413 5?srcfrm=bas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 5 van 10
Partijen waren het in een eerder stadium al eens over de persoon van de deskundige. Deze deskundige heeft zich bereid verklaard als zodanig op te treden en heeft desgevraagd te kennen gegeven geen binding met partijen te hebben en niet betrokken te zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen. De rechtbank zal daarom tot zijn benoeming overgaan.
De deskundige heeft het aan het onderzoek verbonden loon en de kostenvergoeding begroot op C 5.8O8, mci BTW (24 tiur ad C 242,=). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van het door de deskundige begrote voorschot en hebben daartegen geen bezwaren geuit. 2.12. [Eisersj zullen, als eisers, het voorschot dienen te voldoen. De rechtbank neemt aan dat bij het achterwege laten van betaling zij de desbetreffende stellingen niet wensen te handhaven. Op de overige geschilpunten zal de rechtbank zo nodig, nadat partijen hebben geconcludeerd na deskundigenbericht, beslissen. De rechtbank gaat ervan uit dat zij alles wat zij daaromtrent nog naar voren wensen te brengen, in die conclusie verwerken en voor zover nodig met bescheiden onderbouwen. Elke verdere beslissing wordt aangehouden. 3. De beslissing
De rechtbank alvorens verder te beslissen 3.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen: 1. De situatie na mishandeling Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van betrokkene. a. 1-toe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen, en het resultaat van deze behandelingen? b. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op het terrein van uw vakgebied vermelden? c. Wilt u bij uw antwoord op de vragen a en b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de u ter beschikking gestelde medische gegevens? d. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? e. Indien sprake is van klachten waarbij geen objectiveerbaar letsel kan worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn’? f. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de Arnerican Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsveren iging? g. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding en bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden? Wilt ti deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven? Wilt u deze neerleggen in een functionele mogelijkhedenlijst/belastbaarheidsproflel, of meerdere indien ii van oordeel bent dat zich sedert het moment van de mishandeling tot heden relevante wijzigingen hebben voorgedaan. h. Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? i. Zo ja, welke verbetering
of
verslechtering verwacht u?
http://www.legalintclligence.com/documents/l 41641 35?srcfrm”bas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 6 van 10
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag t) en de beperkingen (als bedoeld in vraag g) van [eiser 2]? 2. De hypothetische situatie zonder mishandeling Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschafln in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen de mishandeling die betrokkene overkwam en de door u in de vorige vraag geconstateerde klachten en afwijkingen.
De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige toestand van betrokkene (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden als de mishandeling nooit had plaatsgevonden. Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder mishandeling (maar met de klachten/afwijkingen/beperkingen die los staan van het voorval) zo goed mogelijk in kaart te brengen. Klachten, a/ii’ijkingen en beperkingen voor de mishandeling a. bestonden er voor de mishandeling bij [eiser 21 reeds klachten en afwijkingen vakgebied die [eiser 2] nog steeds heeft?
op uw
b. Welke zijn dat? c. Kunt u aangeven welke beperkingen voor de mishandeling uit deze klachten en afwijkingen vootivloeiden en thans nog steeds voortvloeien? Klachten, a/iijkingen en beperkingen zonder de mishandeling d. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn ge eest of op enig moment zouden zijn ontstaan als de mishandeling [eiser 2] niet was overkomen? e. Zo ja, kunt u aangeven met welke mate van waarschijnlijkheid (liefst in een percentage uitgedrukt) op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? f. Welke beperkingen (als bedoeld in 1 g) zouden dan uit deze klachten en afwijkingen zijn voortgevloeid? Wilt u de beperkingen neerleggen in een functionele mogelijkhedenljst/belastbaarheidsproflel, of meerdere indien u van oordeel bent dat zich, sedert het moment waarop in de werkelijke situatie de mishandeling heeft plaatsgevonden tot heden, (ook zonder de mishandeling) relevante wijzigingen zouden hebben voorgedaan g. Acht u aannemelijk dat er op tiw vakgebied in de toekomst klachten en afwijkingen zullen ontstaan die, als de mishandeling betrokkene niet was overkomen op enig moment ook zouden zijn ontstaan? Zo ja, kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op elke termijn, en in welke omvang? g. Welke beperkingen (als bedoeld in 1 g) zouden dan in de toekomst— tilt deze klachten en afwijkingen zijn voortgevloeid? Wilt u de beperkingen neerleggen in een functionele mogelijkhedenlijst/belastbaarheidsproflel, of meerdere indien u van oordeel bent dat zich in de toekomst (ook zonder de mishandeling) relevante wijzigingen zouden hebben voorgedaan? —
Toelichting: Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt zeggen. Wilt is uw antwoorden en eventueel gemaakte keuzes en/of inschattingen uitgebreid en inzichtelijk toelichten? 3. Zijn er overigens feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van de onderhavige kwestie van belang acht en die u onder de aandacht van de rechtbank wilt brengen?
http://www.legalintclligence.com/docurnents/ 14164135 ‘?srcfrm=bas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 7 van 10
benoemt tot deskundige die het onderzoek zal verrichten: [deskundigej [deskundige] [deskund igej [deskundige] 3.2. stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op C 5.808, 3.3. bepaalt dat [eisers] dit voorschot dient over te maken op rekeningnummer IBAN nummer NL25RB0S0569990688 ten name van de rechtbank Rotterdam onder vemielding van “voorschot deskundigenrapport” en het zaak- en rolnummer, en wel binnen zes weken na deze beslissing.
3.4. bepaalt dat [eisers] van het procesdossier inclusief de vonnissen in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen, 3.5. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelftandig zal instellen op de door deze in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats, 3.6. wijst de deskundige er op dat: hij voor aanvang van het onderzoek kennis dient te nemen van de Leidraad deskundige in civiele zaken; —
hij liet otiderzoek pas nu het bericht van cle griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen, hij het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering vaii de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn, 3.7. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, en de deskundige ook voor liet overige gelegenheid dienen te geven tot het vetTicliten van liet door de deskundige in liet kader van voomielde vragen noodzakelijk geachte onderzoek, liet schriftelijk rapport
3.8. draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie vaii de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde cleclaratie. 3.9. wijst de deskundige er op dat: —
uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken zijn oordeel is gebaseerd.
—
de deskundige [eiser 2] op het hem toekomende blokkeringsrecht dient te wijzen,
—
de rechtbank dient te verwittigen van liet inroepen van dat recht door [eiser 2],
de deskundige, als [eiser 2] heeft medegedeeld van dat recht geen gebruik te maken, een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen viel’ weken daarover hij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in liet definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskimdige daarop moet vermelden, 3.10. bepaalt dat partijen binnen vier veken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept rapport te reageren,
Overige bepalingen
http://www.1egaiinte11igencc.com/docurnents/1 4164] 3 5?srcfrrn=bas...
20-8-2015
Tekst $DU Publicatie
pagina 8 van 10
3.1 1. bepaalt dat de zaak wederom op de rol zal komen van 20 november 2014, 3.12. draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
—
na ontvangst ter griffie van het deskundigenhericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] op een tenrlijn van zes weken, waarna [gedaagde] binnen gelijke termijn kan reageren,
—
3.13. verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad. » Noot
1. In deze langlopende letselschadezaak vorderen eiser 1 (hierna: “de Gemeente”), en eiser 2 (hierna: “eiser”) schadevergoeding van gedaagde op grond van onrechtmatige daad. Het gaat hier kort gezegd om het volgende. Op 9 december 1 992 heeft gedaagde eiser een klap op de zijkant van het hoofd gegeven. Eiser stelt door deze mishandeling te lijden aan een scala van gezondheidsklachten. Partijen bevinden zich inmiddels in een schadestaatprocedure. In het tussenvonnis van 30 maart 2011 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat het merendeel van de gezondheidsklachten van eiser niet in causale relatie staat met de mishandeling, maar de epilepsie mogelijk wel. De onderhavige schadestaatprocedure spitst zich nu toe op de vtaag of er causaal verband bestaat tussen de epilepsie van eiscr en de mishandeling. Partijen hebben nadere vragen gesteld over het causaal verband aan een neuroloog. De neuroloog heeft geantwoord dat hij het causaal verband “denkbaar” acht, dat wil zeggen dat de kans dat er sprake is van een causaal verband tussen de 40% en 60% ligt. —
—
2. Uitgangspunt is dat de benadeelde moet stellen en zo nodig aannemelijk moet maken dat het c.s.q.n.-verband bestaat. Indien de benadeelde liet causaal verband niet aannemelijk kan maken. komt dit dus voor zijn (bewijs)risico. Ëchter, uitzonderingen op dit uitgangspunt zijn mogelijk, ook krachtens ongeschreven recht (art. 150 Rv). Zo kan de rechter de benadeelde tegemoet komen door omkering van de bewijslast op grond van vermoedens en (zelfs) kan hij het bewijs door vermoedens geleverd achten (zie Boonekamp, GS Schadevergoeding, art. 9$ Boek 6 13W, aant. 13-14). Daarnaast kan de rechter nog diverse andere middelen toepassen, zoals proportionele aansprakelijkheid en verlies van een kans, al of niet in combinatie met eigen schuld. De a1elopen jaren zijn een aantal relevante alTesten door de Hoge Raad gewezen op liet gebied van de omkeringsregel, proportionele aansprakelijkheid en verlies van een kans, die (ook) betekenis hebben voor letselschadeclaims. Zie voor een bespreking daarvan o.a. Chr. 1-1. van Dijk, ‘Causale perikelen: het is moeilijk en zal moeilijk blijven’, TvP 2013, nr. 3, p. 61-84. 3. Eiser doet in het onderhavige geval een beroep op de omkeringsregel en proportionele aansprakelijkheid. Voor toepassing van de omkeringsregel is vereist dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot liet voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade en dat degene die zich op schending van deze norm beroept. ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het specifieke gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt (HR 29 november 2002, NJ2004, 304 en 305, m.nt. W.H.D. Asser). In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat voor toepassing van de omkeringsregel geen ruimte is. Dit lijkt ons terecht. De in casu specifiek geschonden norm, inhoudende dat wordt verwacht dat wordt afgezien van liet gebruik van fysiek geweld in een meningsverschil tussen volwassenen, strekt er toe letsel te voorkomen. Onduidelijk is of het specifieke gevaar (letsel) zich heeft verwezenlijkt. Dit mede met liet oog op de aard en omvang van de mishandeling, die zich heeft beperkt tot een klap op de zijkant van liet gezicht van eiser, zonder bewusteloosheid tot gevolg. Niet billijk is dan dat de gehele schade 01) gedaagde komt te rusten, omdat er een meer dan kleine kans is dat de gedaagde deze schade niet heeft veroorzaakt (zie in dit verband 1-IR 14 december 2012, «JA» 20 13/67, rn.nt. R.L.M. Co,r.o. 7 en de conclusie van A-G Ilammerstein. punten 3.3.2 en 3.3.3). Vanwege de blijvende causale onzekerheid hoe de situatie zou zijn geweest zonder ongeval, spreekt de regel van proportionele aansprakelijkheid hier meer aan. 4. Niet verwonderlijk is dan ook dat de rechtbank overgaat tot toepassing van proportionele aansprakelijkheid. Dit leerstuk heeft de I1oge Raad op 3 1 maart 2006 in het arrest Nefalit/Karamus, een zaak over werkgeversaansprakelijkheid, voor het eerst aanvaard (1-IR 31 maart 2006, «JA» 2006/81, m.nt. W.H. Bouman). Uit liet arrest volgt dat in het geval waarin
http://www.legalintel1igence.com/documents/14164135 ?srcfrrnbas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 9 van 10
het causale verband tussen de normschending en de gezondheidsschade zich niet laat vaststellen, liet voor de hand liat dat de rechter een deskundige inschakelt om zich te laten voorlichten over de grootte van de kans dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt in de uitoefening van zijn werkzaamheden door een toerekenbare tekortkoming van de werkgever. Indien die kans zeer klein is, zal liet in het algemeen voor de hand liggen dat de rechter de vordering at\vijst en indien die kans zeer groot is, dat hij haar toewijst. Ten aanzien van de tussen deze twee uitersten gelegen gevallen mag de rechter de aansprakelijk gestelde persoon veroordelen tot schadevergoeding in evenredigheid met de (in percentage uitgedrukte) kans dat de schade door zijn normschending is veroorzaakt. De rechter dient dat kanspercentage vast te stellen op basis van een gemotiveerde en zo nodig op deskundige voorlichting berustende schatting van de kans dat de schade is veroorzaakt door de diverse in aanmerking te nemen mogelijke oorzaken (formulering ontleent aan 1-IR 14 december 2012, Ni 2013/236, m.nt. S.D. Lindenbergh (Nallonate Nedertanden/S en L)). Uit het alTest Ëortis/Bourgonje volgt dat het leerstuk niet slechts gereserveerd is voor gevallen van werkgeversaansprakelijkheid (HR 24 december 2010, NJ2O1 1/251, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Eortis/Bouigonje)). Daarnaast oordeelt de Hoge Raad in dit arrest dat het leerstuk net terughoudendheid moet worden toegepast, omdat aan het leerstuk het bezwaar kleeft dat iemand mogelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een schade die hij niet, of niet in de door de rechter aangenomen mate, heeft veroorzaakt. De rechtbank die overgaat tot toepassing van liet leerstuk moet om die reden dit ook uitgebreid motiveren.
5. In het onderhavige geval weegt de rechtbank mee dat een specifieke norm ter voorkoming van letsel is geschonden en dat mishandeling een opzettelijke aantasting van het grondrecht van respect voor de lichamelijke integriteit inhoudt, die ruime toerekening rechtvaardigt. Toch ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te sluiten bij het hoogste door de neuroloog genoemde percentage (60%). Dit met liet oog op de terughoudendheid waarmee liet leerstuk van proportionele aansprakelijkheid moet worden toegepast. Hiermee lijkt de rechtbank te verwijzen naar liet bovengenoemde arrest Foilis/Bourgonje. De rechtbank komt tot de conclusie dat aansluiting bij het laagste percentage het meest voor de hand ligt (40%) en oordeelt dat de epilepsie van eiser voor 40% is veroorzaakt door gedaagde. Hierbij is het cle vraag ot de oproep van de Hoge Raad in het arrest Fotlis/Bourgonje tot terughoudendheid zich beperkt tot de vraag of het leerstuk van propotlionele aansprakelijkheid dient te worden toegepast, dan wel zich (ook) uitstrekt tot de (tëitelijke) invulling die dient plaats te vinden bij toepassing. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat de aanwijzing van de Hoge Raad ziet op het eerste element, waarbij de rechter zich in de motivering wel rekenschap dient te geven van de overwegingen die al dan niet tot toepassing van het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid hebben geleid. De rechtbank lijkt dit thans ruimer op te vatten en ziet in de bewoordingen vaii de 1 loge Raad ook een aanwijzing om terughoudend te zijn bij de inhoudelijke toekenning van een bepaald percentage. 6. Wat betreft het beroep van gedaagde op eigen schuld van eiser, oordeelt de rechtbank dat een beroep op eigen schuld zich leent voor behandeling in de schadestaatprocedure. Daarmee sluit de rechtbank aan bij 1-IR 24november2006, NJ2007/539, m.nt. H.J. Snijders. Nu liet beroep op eigen schuld in deze kwestie echter onvoldoende is onderbouwd door gedaagde en een concreet bewijsaanbod ontbreekt, gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij, Op deze plaats wijzen wij er nog op dat ingeval van proportionele aansprakelijkheid voor een billijkheidscorrectie op grond van art. 6:101 BW, geen ruimte is (zie HR 14 december 2012, NJ 2013/236. m.nt. S.D. Lindenbergh (Nationale Nedertanden/S en L)). len beroep op eigen schuld zou evenwel kunnen worden verdisconteerd in een (propollionee]) vast te stellen aansprakel ijkheidspercentage. 7. De Gemeente heeft als werkgever van eiser de kosten wegens verlies aan verdienvermogen vergoed aan eiser en oeInt in deze schadestaatprocedure een eigen verhaalsrecht uit, gebaseerd op de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (“VOA”). De rechtbank overweegt dat de terughoudendheid waarmee het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid moet worden toegepast, meebrengt dat voor toepassing van het leerstuk ten gunste van de gemeente geen ruimte is. Dit anwege het verschil in positie tussen de gemeente als regresnemende erkgever en dus afgeleid gelaedeerde met louter verrnogensrechtelijke schade en de positie van eiser als gelaedeerde met letselschade. Dit oordeel is volgens ons juist. In geval van letselschade nopen de aard van de norm en de aard van de aansprakelijkheid eerder tot toepassing van proportionele aansprakelijkheid dan in geval van zaakschade of zuivere vermogensschade. Aldus Tjong Tjin Tai in zijn noot bij liet arrest Fortis/Bourgonje en Chr. H. van Dijk. Causale perikelen: het is moeilijk en zal moeilijk blijven, TvP 2013, 1w. 3, waarbij de betreffende auteurs niet ingaan op de specifieke situatie van regres.
http://www.legalintelligence.com/docurnents/14164135 ?srcfrrn=bas...
20-8-2015
Tekst SDU Publicatie
pagina 10 van 10
8. Overigens dient dit verschil in benaderine tussen louter vermogensrechtelijke schade enerzijds en letselschade anderzijds waar het de vraag betreft of de regresnernende partij kan aansluiten bij een proportionele verdeling, te worden onderscheiden van hetgeen de Hoge Raad eerder ten aanzien van de toepassing van art. 6:98 BW in een regressituatie overwoog, in welk geval het c.s.q.n.-verband al vaststaat. In het arrest van 13januari 1995, AU l997/175 (De tkel/Kon’er) oordeelde de Hoge Raad (r.o. 2.4.1) dat “het betoog dat, voor zover het gaat om de uitoefening van regresrechten, de aard van de schade een dergelijke toerekening niet meebrengt, onjuist is. Veiligheidsnormen als waarvan hier sprake is, strekken naar hun aard ter voorkoming van ongevallen en daaruit voortvloeiend letsel, en er bestaat geen goede grond daarbij een verschillende maatstaf voor de causaliteit te hanteren al naar gelang het gaat om een vordering van het slachtoffer zelf dan wel een regresvordering”. 9. Een vergelijkbaar onderscheid wordt wel gemaakt in het geval van kwalitatieve aansprakeljkheden. Art. 6:197 BW heeft de verhaalsmogeljkheden wat betreft deze aansprakelijkheden voor regresnemers bevroren. De achtergrond van deze achterstelling van regresnerners ligt volgens de parlementaire geschiedenis onder meer maar vooral in de reden dat de wetgever het belang van het slachtoffir van andere aard acht dan het belang van de regresnemer (PG Boek 6 mv., p. 1404). Een vergelijkbare lijn wordt door de Hoge Raad gevolgd met betrekking tot de 50%- en 100%-regel in het kader van de verkeersaansprakelijkheden. De hoge Raad geeft aan dat genoemde regels een standaardisering ter zake van twee groepen van verkeersslachtoffers inhouden die is ingegeven door het grote gewicht van het persoonlijke belang van ieder van deze verkeersslachtoffers zelf en van het maatschappelijk belang van een behoorlijke bescherming van deze groepen in het algemeen in vergelijking met de belangen aan de zijde van het motorrijtuig. In de verhouding tot de regresnemer spelen echter andere belangen (1-IR 28 februari 992, NJ 1993, 566, rn.nt. CJI IE (IZA/Vrerink); HR2juni 1995, NJ 1997. 700-702, m.nt. CJHB (Marloes Vos) en HR 5 december 1997. ‘1J 1998, 400-402, m.nt. JH ($aïdHyutie.a.). De consequentie van het verschil in positie tussen de gemeente en eiser lijkt hier mee te brengen dat de gemeente de schade niet kan verhalen op gedaagde. 10. Aangezien de schade wegens verlies van verdienvermogen van ciser is vergoed door de gemeente, wordt de vordering van eiscr op dat punt afgewezen. Voor de schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid en wegens hulp, verpleging en verzorging en voor smartengeld acht de rechtbank nader inzicht nodig in de beperkingen die de epilepsie voor eiser meebrengt. De rechtbank gelast een deskundigenbericht door een verzekeringsatis. mr. S.C. van Dijke en mr. V. Oskam, advocaat bij Van Traa Advocaten Rotterdam
http://wwwJegalintelligence.com/documents/l4164135 ?srcfrrnbas...
20-8-2015